Reis van het brein

Page 1

Reis van het brein

Het bestaansrecht van musea lijkt zijn vanzelfsprekendheid te hebben verloren. De samenleving en de politiek zetten in toenemende mate vraagtekens bij het nut en de noodzaak van het openbaar kunstbezit. Daarbij wordt vaak naar de cijfers gekeken: wat kost het en wat levert het op?

Voor de intrinsieke waarde van kunst en de verbindende waarde van onze museale collecties is geen plaats in deze berekeningen. Daarom vroegen we drie schrijvers een essay te schrijven over wat kunst de samenleving en het individu kan brengen. In de eerste aflevering uit deze reeks: Bas Heijne.

Wie het maatschappelijk belang van kunst wil bepleiten, kan maar beter dicht bij zichzelf blijven. Wanneer het erom gaat te laten zien dat kunst, creativiteit en schoonheidsbeleving een fundamentele rol spelen in de manier waarop we de wereld om ons heen zien, beland je al snel in een moeras van algemeenheden.

In een tijd dat de kunsten in Nederland steeds minder als onderdeel van de publieke zaak worden gezien, en eerder als een persoonlijke ‘hobby’ (aldus gewezen VVD­minister Eric Wiebes), die buiten de verantwoor­

6 2024#1
BAS HEIJNE

Le déjeuner sur l’herbe

Edouard Manet

1863. Olieverf op doek, 207 x 265 cm

MUSÉE

Symbolische revolutie

Olympia

Edouard Manet

1863. Olieverf op doek, 130,5 x 190 cm

MUSÉE

delijkheid van de maatschappij zou moeten vallen, regent het wanhopige pleidooien waarin kunstbeleving als noodzaak wordt voorgesteld – even noodzakelijk als ademhalen. Maar leg het maar eens uit. Empathie, de noodzaak van verhalen vertellen, onbekende werelden ontdekken, bewustwording, de ‘ander’ leren zien –het komt steeds allemaal voorbij. Zeker, al die fraaie woorden komen niet uit de lucht vallen. Ze hebben stuk voor stuk wel degelijk betekenis. Maar eerlijk gezegd: ik heb niet het gevoel dat ze ooit een ongelovige hebben bekeerd. Wie kunst

beschouwt als franje, als louter tijdverdrijf, dat in een drukke, om aandacht smekende wereld al snel op tijdverspilling lijkt, zal niet aangeraakt worden door zulke hartenkreten. Zelfs als ze níét obligaat zijn. Het is domweg erg lastig om in algemene termen iets over de noodzaak van kunst te zeggen, iets dat niet meteen doodslaat. Dus: beter kun je kunst in actie laten zien. Laten zien wat dít schilderij, déze film, díé roman met mensen doet, met jou heeft gedaan.

Sinds ik deels in Parijs woon, heb ik de schilderkunst ontdekt. Door het bezoeken van de vele tentoonstellingen in de stad ben ik onmiskenbaar ‘visueler’ geworden. Anders gezegd: ik heb beter leren kijken. Door kunst, maar niet alleen náár kunst.

Zeker in de tijd tussen de lockdowns tijdens de pandemie, toen veel musea praktisch uitgestorven waren, heb ik urenlang langs meesterwerken kunnen slenteren. Ik ben vaak teruggegaan – om nog eens te kijken. Niet alleen mijn smaak is veranderd (lang deed Cézanne me niet veel, tegenwoordig beschouw ik hem als een van de grootsten), mijn blik is veranderd.

Een schilderij waar ik altijd even langsloop, in het Musée d’Orsay, het grote Parijse museum voor 19deeeuwse kunst, is het beroemde Le déjeuner sur l’herbe van Edouard Manet. Ook voor Manet koester ik inmiddels grote bewondering, terwijl ik hem vroeger op één hoop gooide met Monet en Renoir, twee schilders die mij nu veel minder te zeggen hebben. Maar dat is niet de reden dat ik altijd naar het doek ga kijken.

7 2024#1
Galerie des Impressionistes in Musée d’Orsay, Parijs © Musée d’Orsay / Sophie Crépy D’ORSAY, PARIJS D’ORSAY, PARIJS

Zoals bekend veroorzaakte dit schilderij toen het voor het eerst tentoongesteld werd in 1863, een groot schandaal. Of misschien is onbegrip een beter woord – hoe kon dit in godsnaam kunst genoemd worden? Het doek leek met alle geldende regels van de schilderkunst te spotten, alle geaccepteerde morele codes aan zijn laars te lappen (een ontspannen uitziende, naakte vrouw in gezelschap van twee modern geklede heren!). Het was een slécht schilderij, slecht in alle betekenissen van het woord. Bezoekers aan de Salon des Refusés, waar werken die waren afgewezen voor de officiële Salon te zien waren, liepen rood aan van verontwaardiging, lachten het doek uit, scholden ertegen – het werd gezien als één grote, brutale belediging in olieverf. De schok die het doek veroorzaakte ebde niet weg. Het zette, in de woorden van de beroemde Franse socioloog Pierre Bourdieu, ‘een symbolische revolutie’ in gang. Bourdieu, die eind jaren 1990 twee leergangen aan het Collège de France aan enkel dit schilderij wijdde, begreep dat de confrontatie tussen de onbegrijpende toeschouwers en Manets doek een paradigmaverschuiving in gang zette, waarna niets meer hetzelfde zou zijn. Het was een revolutie, maar geen revolutie met hooivorken en bestormingen. Het ging om schokken die vanbinnen plaatsvonden, in ons hoofd, in onze manier van kijken.

ER WAS EEN ERVÓÓR, EN ER IS EEN ERNÁ

De gevestigde Franse academische kunstwereld met zijn officiële Salons vol geaccepteerde kunst wordt door Bourdieu met een ‘kerk’ vergeleken. Het geloof in wat goede kunst was, met tal van geschreven en ongeschreven regels, werd uitgedragen door ‘priesters’. Dat waren vertegenwoordigers van de kunstwereld, handelaren en critici.

Slechte kunst laat je zien hoe adembenemend goed goede kunst is

De schok die het doek van Manet teweegbracht deed de kerk op zijn grondvesten schudden. Daarna begon het bouwwerk te wankelen en stortte ineen. Bij de priesters sloeg de twijfel toe: ze begonnen vraagtekens bij hun eigen dogma’s te plaatsen, ze vielen van hun geloof. De academische kunst die, voordat Le déjeuner sur l’herbe aan het publiek werd getoond, als het summum van smaak en schoonheid gold, zag er plotseling bedaagd en gedateerd uit. Ondanks de woede en het verzet was er geen weg meer terug.

Als ik nu voor Manets schilderij sta, moet ik altijd aan Bourdieu en zijn symbolische revolutie denken. De roerige geschiedenis van het doek is voor mij onderdeel van het kunstwerk geworden. Ik bewonder de esthetische kwaliteiten van het schilderij, zeker, al is het niet mijn favoriet onder de Manets. Maar het heeft me ook aan het denken gezet – daarbij geholpen door de colleges van Bourdieu, die in 2013 postuum in boekvorm verschenen onder de titel Manet. Une révolution symbolique

Wat ik vooral leerde, was de voorlopigheid van mijn eigen manier van kijken. Dat geldt niet alleen mijn kunstsmaak – schrijvers met wie ik ooit dweepte en die me nu futiel en achterhaald voorkomen, de appels van Cézanne waar ik jarenlang onaangedaan voorbijliep, maar die

Nature morte aux pommes et aux oranges

Paul Cézanne 1895­1900. Olieverf op doek, 73 x 92 cm MUSEE D’ORSAY, PARIJS

me nu telkens opnieuw in vervoering brengen. Het gaat om mijn hele bewustzijn, mijn hele bestaan. Ons hele bestaan is vol van symbolische revoluties, kleine of grote schokken die onze manier van denken bevragen en uitdagen. Daarna is alles anders.

VOORTSCHRIJDEND INZICHT

Voor de samenleving geldt hetzelfde. De meest in het oog vallende recente paradigmaverschuiving is ongetwijfeld de val van Zwarte Piet. Toen de politie in 2011 bij de intocht van Sinterklaas in Dordrecht de activisten Quinsy Gario en Jerry Afriyie hardhandig tegen de grond werkte en arresteerde, omdat ze wilden laten zien dat de figuur van Zwarte Piet racistisch van aard was, heerste er vooral onbegrip. De aanwezigheid van Zwarte Piet sprak zo vanzelf in het traditionele culturele landschap, dat het onzinnig leek om daar vraagtekens bij te zetten. Maar door het proces van mondialisering en het groeiend zelfbewustzijn van biculturele Nederlanders en hun medestanders sprak wat vanzelf sprak niet langer vanzelf.

8 2024#1

De commotie die de groeiende protesten teweegbracht, de verontwaardiging van Zwarte Pietfans die het racistische karakter van de figuur ontkenden, fel alsof hun leven ervan afhing, kun je vergelijken met de ophef rond het schilderij van Manet. Ook hier begon een ‘kerk’ te wankelen. Mensen die de hele discussie aanvankelijk maar onzin vonden (‘Zwarte Piet is zwart,’ verkondigde premier Mark Rutte in eerste instantie) draaiden langzaam bij; ze beriepen zich op voortschrijdend inzicht. Zoals ze er eerst tegenaan keken, zo zagen ze het niet langer.

Wie door museumzalen slentert en zijn blik langs keurig geconserveerde meesterwerken laat glijden, zichzelf laat verzadigen met bedaagde jaartallen, gestolde stromingen en bewegingen, zal het niet meteen tot zich laten doordringen, maar de geschiedenis van de kunst is een aanhoudende beeldenstorm. Wanneer oude beelden verstarren en niet langer betekenisvol tot ons spreken, ant­

woorden de kunstenaars met nieuwe beelden, die de context van de oude beelden voorgoed vernietigen.

SLEETSE BEELDEN ANDERS GEORDEND

Het is een van de redenen dat ik zo graag naar het beroemde Parijse veilinghuis Drouot ga, dat zich niet ver van mijn appartement in het 9de arrondissement bevindt. De meeste belangstellenden die daar rondlopen, worden aangetrokken door de topstukken, die voor reusachtige bedragen van de hand gaan. Mij fascineert iets anders. In het overgrote deel van de kunst die daar ter veiling wordt aangeboden, kun je zien waarmee baanbrekende, grote kunstenaars als Manet afrekenden – een massa middelmatige schilderijen, geheel volgens de traditionele regels vervaardigd, zalen vol sleetse beelden en sjablonen. Wat je vooral ziet bij Drouot, is een ontzagwekkende hoeveelheid kunst die de normen en waarden van haar tijd weerspiegelt, zonder een uitgesproken individueel

karakter. Zelden wordt de toeschouwer door de kunstenaar uitgedaagd. Ik verbaas me over de assertieve bedaagdheid van zoveel schilderijen, portretten en aquarellen, van kunstenaars wier blik geheel en al samen leek te vallen met de manier waarop de meeste mensen in hun tijd naar de wereld keken. Een geriefelijke, zelfbevestigende blik. Slechte kunst laat je zien hoe adembenemend goed goede kunst is.

Maar ook grote kunst kan onze blik doen verharden; ze is dan zo bekend, zo alomtegenwoordig dat we haar niet meer ‘zien’. Een directeur van het Van Gogh Museum in Amsterdam zei ooit tegen me dat de grootste uitdaging voor het museum was om bezoekers uit Nederland aan te trekken – Vincent van Gogh is gewoon te familiair, zijn werk overbekend door oneindige reproductie, van stropdassen tot muismatten, tot douchegordijnen aan toe. Het dramatische verhaal van zijn leven en kunstenaarschap was verworden tot

9 2024#1
Kijkdag van het veilinghuis Hôtel Drouot in Parijs, 2017

een handvol eindeloos herhaalde clichés, het museum een toeristische attractie in de trant van de Keukenhof en Marken. Wie wil daarnaar kijken, of misschien beter Bourdieu­iaans gezegd, wie wil daarmee gezien worden?

Soms kan een museum onze blik opnieuw richten. Dan gaan we overbekende kunst ineens ‘anders’ zien. Collecties kunnen anders geordend worden, de context kan veranderen, waardoor afzonderlijke kunstwerken zichzelf in een nieuwe gedaante laten zien. Een mooi voorbeeld: in 2019 organiseerde het Musée d’Orsay een tentoonstelling getiteld Le modèle noir, de Géricault à Matisse. Daarin kwam de afbeelding van zwarte modellen op beroemde schilderijen centraal te staan. Het meest spraakmakende voorbeeld was het dienstmeisje op Manets beroemde Olympia, een doek dat twee jaar na Le déjeuner sur l’herbe opnieuw een schandaal veroorzaakte. Het model heette Laure en door het schilderij tijdelijk naar haar te noemen, verplaatste de blik van de toeschouwer zich ineens van de witte, lang uitgestrekte vrouw in het midden van het doek naar de donkere vrouw met het bloemenboeket: wie was zij? Wat deed zij daar? Hoe verhield zij zich tot de naakte, witte vrouw? Wat was haar relatie tot de schilder?

Waarom waren die vragen meer dan een eeuw lang zo weinig, of eigenlijk helemaal niet, gesteld?

Wat zei dat over onze maatschappij, over de manier waarop wij beroemde kunst beleven? Maar vooral: wat zei dat over de manier waarop we zelf zo lang gekeken hadden? Het schilderij zelf was niet veranderd. We keken er alleen anders naar, omdat onze blik anders werd gestuurd.

De ‘symbolische revolutie’ die Manets Déjeuner veroorzaakte is fameus in de kunstgeschiedenis, maar Bourdieu laat in zijn colleges

Het is de kunst die ons meeneemt naar onbekende regionen in onze eigen geest

zien dat zulke omwentelingen voortdurend plaatsvinden, niet alleen in de kunst. Om na Zwarte Piet nog een voorbeeld te noemen: de afgelopen decennia leefden we in de overtuiging dat op grote schaal oorlog voeren iets van het verleden was, omdat virulent nationalisme op zijn retour was, en belangrijker, de handelsbelangen van grote naties zo met elkaar verknoopt waren, dat je wel gek moest zijn om een oorlog te beginnen. Die overtuiging ging gepaard met het idee dat je door de handel te stimuleren als vanzelf een democratische gezindheid zou kunnen kweken. We geloofden in dat beeld van de werkelijkheid, omdat het leek te kloppen. Alle tekenen die op het tegendeel wezen werden genegeerd of goedgepraat. Pas met Ruslands invasie van Oekraïne werd dat geriefelijke wereldbeeld aan gruzelementen geslagen. Er was een ervóór, en er is een erná.

Maar wat het doek van Manet en Bourdieus obsessie ermee, want zo kun je het wel noemen, mij vooral leerde, is dat symbolische revoluties ook in ons eigen intieme leven plaatsvinden. Dat gebeurt soms door een schok, maar ook vaak op een subtiele, ongrijpbare manier, zodat we ons er nauwelijks van bewust zijn. Onze verbeelding geeft ons leven vorm, en om ons leven vorm te geven hebben we onze verbeelding nodig.

Zoals de grote Amerikaanse schrijver Henry James, in een brief aan collega H.G. Wells, schreef: ‘It is art that makes life, makes interest, makes importance…’

Maar het beeld dat we ons vormen van onszelf en de wereld waarin we leven, kan gemakkelijk verharden, tot een sjabloon worden dat niet langer een levende relatie met de wereld buiten ons hoofd onderhoudt, net zoals de academische schilderkunst vóór Manet. Om ons voor die verschraling en verharding te behoeden, hebben we de verbeelding van anderen nodig.

Wij kijken naar een kunstwerk, maar het kunstwerk kijkt net zo goed naar ons. Wanneer het belang van kunst wordt bepleit, gaat het vooral over anderen – alsof we de wereld buiten onszelf kunnen leren kennen door middel van kunstwerken. Dat is ongetwijfeld zo, maar het gaat wat mij betreft voorbij aan de essentie. Het is de kunst die inbreekt in ons eigen hoofd, die verwarring zaait en twijfel, die ons ons ongemakkelijk doet voelen en boos maakt, die ons meeneemt naar regionen in onze eigen geest die we nog nooit eerder verkenden.

Ik zei het: wie over het belang van kunst spreekt, verliest zich gemakkelijk in algemeenheden. Daarom: wat zie ik als ik in de zaal van het Orsay voor het schilderij van Manet sta? Ik zie het intrigerende, altijd raadselachtige tafereel van de mannen en de naakte vrouw, en de nimf op de achtergrond. Ik zie de geschiedenis van het doek, de symbolische revolutie die het veroorzaakte. Maar ook zie ik mijzelf, hoe ikzelf veranderd ben – nog steeds verander. Je kunt niet zo intens naar kunst kijken zonder dat de kunst naar jou kijkt.

Bas Heijne, schrijver en essayist

10 2024#1
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.