Bulletin Ver. Rembrandt Nr 3 2024

Page 1


Bij de tijd

Met ingehouden adem…

Het verplaatsen van de Shiva Nataraja is een hele operatie. Behoedzaam begeleiden medewerkers van het Rijksmuseum het 153 cm hoge bronzen beeld naar zijn tijdelijke plek. De dansende Shiva, in 1935 aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt, is t/m 12 januari 2025 met meer dan 75 andere beelden en gebruiksvoorwerpen uit verschillende Aziatische landen te zien in de tentoonstelling Aziatisch brons. 4000 jaar schoonheid in het Rijksmuseum.

Een democratisch voorrecht

Essay Joke de Wolf over de betekenis van onze musea

‘Samen zijn we sterk’

Arent Fock neemt afscheid als voorzitter van de Vereniging

Een kosmische timing?

Groninger Museum verwerft unieke zonnewijzer 28

Volharding beloond

Een magistrale Van Gogh voor Het Noordbrabants Museum

Ondergedompeld in de wereld van Nan Goldin

Gezamenlijke aankoop Stedelijk en Centraal Museum

Met glans geslaagd

Zilveren kandelaars voor Kasteel Duivenvoorde

Verzameld met hartstocht

Over de herontdekking van de middeleeuwen

Gevallen voor keramiek

Waar een levenslange passie toe kan leiden

JongRembrandt in transitie

Nieuwe bestuursleden, nieuwe plannen

Voorwoord

GEERT-JAN JANSE

Liefde op het tweede gezicht

Hoe Nederland Frans impressionisme verzamelde

Leden spreken zich uit

Resultaten groot ledenonderzoek op een rij

en verder

11 Denkraam

17 Van ons allemaal sinds

23 Rembrandtlid persoonlijk: Guido de Boer

47 Rembrandtlid persoonlijk: Hanneke Göbbels

54 R kort

57 Lidmaatschapspagina

58 Over de Vereniging

59 Ondersteunde musea

Een gezamenlijke verantwoordelijkheid

‘Make no small plans’, is de lijfspreuk van Arent Fock. Op 20 september jl. nam hij afscheid als voorzitter van onze Vereniging. Vanuit zijn professionele achtergrond als ondernemer heeft Arent er altijd voor gepleit kansen te benutten en groots te dromen. Gesteund door het groeiende vermogen van de Vereniging is tijdens zijn voorzitterschap bijgedragen aan ruim 140 aankopen voor kunstmusea door heel Nederland.

Twee recente aankopen die in dit Bulletin worden gepresenteerd illustreren deze ambitie: een spectaculaire barokke Groningse zonnewijzer voor het Groninger Museum en Vincent van Goghs Kop van een vrouw (Gordina de Groot) voor Het Noordbrabants Museum. Voor beide aankopen geldt dat de steun van de Vereniging, ook als ‘kwaliteitskeur’, cruciaal was voor de verdere fondsenwerving en daarmee voor het slagen van de verwerving.

De mooie tentoonstelling over impressionisme in Nederland, die momenteel te zien is in het Van Gogh Museum en die wordt uitgelicht in een artikel in dit Bulletin, laat goed zien hoe deze inzet over decennia ons openbaar kunstbezit verrijkt. Zonder de aankoop van topwerken van onder andere Manet, Caillebotte en representatieve voorbeelden van ‘Nederlandse’ werken van Monet – alle gedaan in de laatste 25 jaar met steun van de Vereniging – zouden de impressionisten veel minder goed vertegenwoordigd zijn in de Nederlandse musea.

Dergelijke aankopen kunnen alleen tot stand komen dankzij de generositeit van particulieren die zich betrokken voelen bij ons openbaar kunstbezit en die de wens hebben hun kunstliefde met anderen te delen. Als geen ander is Arent ook in dit opzicht een pleitbezorger geweest van de missie van onze vereniging: het openbaar kunstbezit is van ons allemaal en wij dragen er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor.

Wij zijn Arent zeer dankbaar voor zijn grote toewijding, waarvoor hij welverdiend de Museumpenning heeft ontvangen (zie p. 54).

Zijn opvolger als voorzitter, Heleen Kersten, wordt in het volgende Bulletin nader aan u voorgesteld.

Geert-Jan Janse is directeur van de Vereniging Rembrandt

Een democratisch voorrecht

Zaal in het Palazzo dei Conservatori met La Lupa Capitolina (de Capitolijnse wolvin), Capitolijnse Musea, Rome

Het bestaansrecht van musea lijkt zijn vanzelfsprekendheid te hebben verloren. De samenleving en de politiek zetten in toenemende mate vraagtekens bij het nut en de noodzaak van het openbaar kunstbezit. Daarbij wordt vaak naar de cijfers gekeken: wat kost het en wat levert het op?

Voor de intrinsieke waarde van kunst en de verbindende waarde van onze museale collecties is geen plaats in deze berekeningen. Daarom vroegen we drie schrijvers een essay te schrijven over wat kunst de samenleving en het individu kan brengen. In de derde en laatste aflevering uit deze reeks: Joke de Wolf.

Losse beelden en schilderijen kunnen ons diep raken. En tentoonstellingen brengen kunst samen die anders nooit tegelijk te zien zou zijn. Maar ook zijn kunstverzamelingen op zichzelf al eeuwen een spreek- of liever beeldbuis van politieke idealen en macht. Daarom is het niet alleen een genot, maar ook een democratisch voorrecht dat de vaste collecties in musea openbaar toegankelijk zijn.

In 1471 bracht paus Sixtus IV (14141484) vier bronzen sculpturen over naar het Piazza del Campidoglio. Het lijkt me geen gebeurtenis die toen, op dat moment, in de buurt van het Forum Romanum, meteen veel indruk maakte op de tijdgenoten van Sixtus IV. Misschien keek er zo af en toe een voorbijganger verwonderd naar de Capitolijnse wolvin, de wolvin die de kleine Romulus, de latere stichter van Rome, en zijn tweelingbroer Remus bij zich laat drinken. Of naar het beeld van de jongen die de splinter uit zijn voet probeerde te halen.

Maar daar was het de paus niet om te doen. Sixtus verzamelde die

Kunst die tot dan toe alleen zichtbaar was voor de machtigen, werd toegankelijk voor iedereen

beelden niet om ze veilig te stellen of om ze aan belangrijk bezoek te kunnen tonen. Het ging om het grotere gebaar. Hij mocht in werkelijkheid tirannieke eigenschappen hebben gehad, hij verklaarde dat hij de beelden wilde teruggeven aan het Romeinse volk. Ze vertegenwoordigden volgens hem namelijk de grandeur van de oude Romeinen. En het volk kon daar dus iets van leren. Dit initiatief van Sixtus wordt gezien als het begin van het eerste openbare kunstmuseum. Kunst die tot dan toe alleen zichtbaar was voor de machtigen, werd toegankelijk voor iedereen. Een gebaar dat vergelijkbaar is met het idee van openbare bibliotheken: plaatsen waar mensen van alle leeftijden terecht kunnen om zich te informeren over onderwerpen die hen interesseren, zonder dat daarvoor een noemenswaardige financiële tegenprestatie nodig is. En net als aan die bibliotheken kun je zo wennen aan die toegankelijkheid van beeldende kunst dat het goed is om even stil te staan bij de waarde ervan.

TENTOONSTELLINGEN EN DE VASTE COLLECTIE

Als kunstcriticus bezoek ik bijna wekelijks nieuwe kunsttentoonstellingen. De samenstellers brengen werken uit allerlei verzamelingen tijdelijk bij elkaar. Zoiets levert unieke ontmoetingen op, ontmoetingen waar je als liefhebber graag getuige van bent. Sommige kunstwerken komen immers uit collecties waar je zelf niet snel zult komen, en soms vliegen de vonken er tijdens die ontmoetingen vanaf als bij een geslaagde speeddate. In zo’n tentoonstelling staat meestal het werk van één kunstenaar,

dat van meerdere kunstenaars of een thema uit de kunstgeschiedenis centraal. De werken vertellen samen het levensverhaal van de maker, of ze laten zien hoe één of meer kunstenaars een stijl toepasten of een onderwerp in twee of drie dimensies vastlegden.

Die tentoonstellingen, die spectaculaire ontmoetingen van kunstwerken met elk hun eigen achtergrond en thuishaven, zijn snel voorbij. Niet te missen en ‘once in a lifetime’ zijn uitdrukkingen die vaak, en meestal terecht, worden gebruikt. Maar wat daarbij enigszins op de achtergrond raakt, is het belang van de verzamelingen waar die kunstwerken de rest van de tijd verblijven. Naast de rol van vertegenwoordiger van het oeuvre van een bepaalde kunstenaar, van een school of stroming of een thema uit de kunstgeschiedenis, speelt het kunstwerk daar namelijk ook een

Foto: Stefano Chiacchiarini
Lo Spinario (de doornuittrekker), collectie Capitolijnse Musea, Rome

Houtblok met houtsnede van een toekan, gepubliceerd in Ulisse Aldrovandi, Ornithologiae hoc est De avibus historiae, XII, Bologna 1599, p. 803

belangrijke rol: die van vertegenwoordiger van de wetenschap en de democratie.

Die woorden klinken misschien wat hoogdravend. Beeldende kunst is voor veel mensen in de eerste plaats een manier om los te komen van het dagelijkse leven. Kunst neemt je mee naar andere werelden, zij toont ons schoonheid, maakt gevoelens bij ons los van vertedering, melancholie of een van de vele andere emoties die een schilderij, tekening of beeld kan oproepen.

KUNST EN WETENSCHAP

Toch heeft kunst, zonder dat je je daar als bezoeker bewust van hoeft te zijn, nog een meer algemene betekenis. Om de grote woorden van wetenschap en democratie toe te lichten, neem ik u graag mee naar een museum een paar honderd kilometer ten noorden van Rome, in Bologna. Daar was Ulisse Aldrovandi (1522-1605) vanaf 1561 de eerste hoogleraar natuurwetenschappen aan de universiteit. In navolging van de Griekse filosofen besloot hij de

natuur niet meer als een door God gegeven voldongen feit te zien, hij wilde haar bestuderen. En de paus gaf hem daarvoor toestemming.

Niet alleen verzamelde hij daarom voorbeelden van zoveel mogelijk planten, dieren en andere natuurvoorwerpen zoals mineralen en fossielen, hij classificeerde ze ook en probeerde ze ter beschikking te stellen aan andere wetenschappers. Hij liet de collectie na aan de stad, zodat een deel van de verzameling nu nog te zien is in het Palazzo Poggi, het universiteitsmuseum van Bologna.

Daar liggen de fossielen, zee-egels en andere wonderen der natuur in prachtige kabinetten en vitrines, precies zoals kunstliefhebbers en connoisseurs later kunstvoorwerpen, in origineel of in kopie, zouden bestuderen en bewonderen. Opvallend is dat tussen die voorwerpen ook de houtblokken liggen voor de houtsnedes waarmee Aldrovandi zijn publicaties illustreerde. De afbeeldingen van de door hem verzamelde objecten waren minstens zo belangrijk als de originelen, want alleen op die

manier konden wetenschappers ook op afstand de collectie bestuderen en de kennis over de natuur uitbreiden. Precies zoals ook steeds meer gipsen kopieën het bestuderen van sculpturen konden vergemakkelijken. Het is van deze bijzondere verzameling nog maar een kleine stap naar de eerste openbare kunstcollectie in Nederland, die van Teylers Museum in Haarlem. Daar liet Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778) zijn collectie en vermogen na aan de Teylers Stichting, een nog altijd bestaande stichting die als doel heeft kunst en wetenschap te bevorderen. Een grote aanwinst voor het museum was in 1790 de verzameling van 1.700 tekeningen uit de collectie van koningin Christina van Zweden en mecenas Livio Odescalchi. Zo ontstond voor het eerst in Nederland een plek waar burgers, net als in het

De Eerste

Schilderijenzaal van Teylers Museum in Haarlem

Palazzo Poggi, en vanuit de idealen van de Verlichting, zonder bemoeienis van kerk of staat hun kennis konden verrijken. En die plek, in dat speciaal hiervoor gebouwde museum aan het Spaarne, is nog steeds te bezoeken.

In eerste instantie was die verrijking vooral bedoeld voor mannen zoals Pieter Teyler zelf, mannen met het geld en de tijd om zich langdurig te verdiepen in de wetenschap en de kunsten. Maar inmiddels is die situatie veranderd. In principe kan iedereen naar het museum komen, het is alleen de vraag of bezoekers wat ze daar doen en leren ook altijd zien als kennisverrijking.

Nogmaals: het is heerlijk als iemand kijkt naar kunst met als enig doel daar een emotie bij te voelen. Of om het kijken naar kunst te gebruiken om sociale banden te ver-

stevigen – denk aan een excursie met vrienden of vriendinnen of zelfs een eerste afspraakje. Maar zelfs dan, zou ik willen zeggen, zijn die grote begrippen, die van wetenschap en democratie, van kracht.

EEN FYSIEKE ONTMOETING

Het wetenschappelijke lijkt voor de hand te liggen bij Teylers: daarvoor zullen de meesten meteen denken aan de afdeling natuurhistorische voorwerpen en meetinstrumenten. Minder voor de hand liggend, maar voor een kunsthistoricus wel zo vanzelfsprekend, is de bestudeerbaarheid van de kunstwerken in de vaste collectie. Ook kunstgeschiedenis is immers een wetenschap, en zeker in de 18de eeuw was het onderscheid tussen de natuurwetenschap en de bestudering van kunstvoorwerpen minder groot dan tegenwoordig.

Terwijl de natuurwetenschappen zich vaak beroepen op meetbare gegevens en methoden maken de historische meetinstrumenten en voorwerpen in de verzameling heel beeldend duidelijk dat ook in die tak van wetenschap inzichten veranderen.

Bovendien is het vaker kunnen zien, het van dichtbij kunnen bekijken van een kunstwerk, een voorwaarde voor een wetenschappelijke observatie. Het kijken naar kunst als vaardigheid is misschien mede dankzij de vele schermen met kleurenreproducties in algemene achting gedaald, toch is het nog steeds de basis van de kunsthistorische praktijk. En hoe vaker je kunt kijken, hoe meer je ziet. Ook voor bezoekers zonder wetenschappelijke kunsthistorische ambities gebeurt er bij zo’n bezoek iets bijzonders. Het begint al bij het

fysieke betreden van het museum. Vanaf de straat, waar je op veel plekken vooral in beeld en woord wordt aangesproken als ‘consument’, als iemand die geld zou kunnen uitgeven aan een bedrijf dat daarmee nog groter kan worden, stap je binnen in de beschutting van het museum. In Teylers Museum loop je eerst door de verzameling natuurwetenschappelijke objecten en instrumenten. Na de Ovale Zaal, die prachtige ruimte die ook als bibliotheek functioneert, kom je terecht in de zalen waar de kunst al twee eeuwen op dezelfde manier getoond wordt: naast en soms ook boven en onder elkaar aan de lange, hoge muren.

Ik heb het bezoeken van een museum eens omschreven als het bezoeken van een feest waarvan je niet weet of er bekenden zijn, en waar je na het begroeten van de jarige de kamer inloopt waar iedereen je zal aankijken. Anders dan op een verjaardag is het geen probleem als je niemand kent. Kunst wacht geduldig, onvoorwaardelijk. Er zijn geen verplichte gesprekken. Het gesprek

met die saaie oom of die opdringerige buurvrouw kan je uitstellen tot een volgende keer. Of alsnog een keer aangaan.

Het weerzien met de oude bekenden, de kunstwerken die er als onderdeel van de vaste collectie altijd zijn, verstevigt de relatie iedere keer meer. En hoe graag sommigen er ook geldprijzen aan willen hangen, de waarde van dit gemeenschappelijke bezit is niet uit te drukken in geld.

TOEGANKELIJK VOOR IEDEREEN

Het democratische, politieke aspect van de museumcollectie volgt hier bijna vanzelfsprekend uit. Het gaat hier niet om politieke uitspraken die kunstenaars in hun werk doen. Het gaat me hier om de lading die kunst meekrijgt doordat het kunstvoorwerp ooit door iemand is gemaakt met een bedoeling, een betekenis, een emotie wellicht, en dat dat voorwerp doordat het bewaard is, die betekenis nog steeds met zich meedraagt. Wanneer je als burger toegang hebt tot de kunstwerken die de afgelopen jaren, eeuwen zelfs zijn gemaakt, en je vrij kunt zeggen, schrijven en op

andere manieren kunt uiten wat je van die kunst vindt, is dat een groot goed.

Machthebbers houden doorgaans niet van kritische geluiden. Kunst waarin tegenstanders worden bejubeld of zijzelf te kijk worden gezet, maakt weinig kans in een eregalerij te hangen. Hetzelfde geldt voor privécollecties van verzamelaars die politiek misschien niet altijd even tolerant zijn. Daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk musea te hebben die zo toegankelijk mogelijk zijn. Niet voor niets werd bij de Franse Revolutie besloten de kunst uit de koninklijke collecties openbaar toegankelijk te maken.

Toen paus Sixtus IV de bronzen beelden tentoonstelde aan het Romeinse volk, deed hij dat ook omdat die beelden de zogenaamde thesaurus Romanitatis hadden gevormd. Een thesaurus verwijst oorspronkelijk naar een schatkamer, en is inmiddels vooral bekend in de context van woordenboeken, als een lijst waarin woorden systematisch naar betekenis geordend zijn. De beelden werden dus niet of niet alleen bewaard omdat ze een esthetische waarde hadden, ze hadden ook een politieke betekenis. Ze gaven de Romeinse burgers een beeldenschat. Meer dan vijfhonderd jaar later plukken we nog steeds de vruchten van dat gebaar.

Joke de Wolf is kunsthistoricus en journalist

De Ovale Zaal van Teylers Museum

Dürer onder je huid

Wat Rembrandt betekent voor ons, is Dürer voor onze oosterburen. Maar hoe ver kan kunstliefde gaan? Die vraag hield me bezig tijdens mijn bezoek aan het Albrecht­Dürer­Haus in Neurenberg, waar ik de tentoonstelling Dürer under your skin bezocht. En ook al ontbrak het op deze ‘partizipative Ausstellung’ aan origineel werk van de meester zelf, het was er opvallend druk. Niet in olieverf dus, maar wel alom aanwezig, getatoeëerd op levensgroot gefotografeerde lichamen.

En zo zag ik Dürers hand met distel, een ontroerend detail uit het beroemde zelfportret in het Louvre, aangebracht op de zachte buik van een jonge vrouw. De huiveringwekkende ruiters van de Apocalyps in talloze variaties en Sint-Joris zowel te voet als te paard waren hier te zien op allerlei lichaamsdelen, evenals de iconische rinoceros, de vroom gevouwen handen en zelfs het portretje van Erasmus. Zelf heb ik geen tatoeage. Ik draag er geen. Hebben of dragen, het is maar net hoe intens je het ervaart, bedacht ik me. En spreken we in onze taal van het ‘zetten’ van een tatoeage, de

Duitser spreekt van ‘stechen’. En dat sluit nauw aan op Dürers gestoken houtsnedes en kopergravures. Iedere zomer weer valt het mij op dat het aantal getatoeëerde mensen toeneemt. Overal zie ik afbeeldingen, symbolen en tekens. Teksten zie ik ook, maar minder. Een tatoeage kan me overigens zelden bekoren, maar daar gaat het nu niet om. De krachtige zwartwitte grafiek van een kunstenaar als Dürer leent zich bij uitstek om flink mee uit te pakken. De tentoonstelling in Neurenberg bevat maar liefst 250 werken en ik stel vast dat Albrecht Dürer misschien wel de kunstenaar is wiens ontwerpen het vaakst voor tatoeages zijn gebruikt. Bovendien op zeer hoog niveau. En eigenlijk verbaast me dat niet. Zijn ongeveer 250 bladen grafiek en 1.000 tekeningen zijn nog altijd even fris als vijfhonderd jaar geleden en laten zich moeiteloos op ieder formaat vergroten en verkleinen. In zijn geschriften blijkt de kunstenaar razend actueel wanneer hij zich afvraagt wat schoonheid is, of de rol van kunst in de samenleving. Verklaart dat mede zijn populariteit? Hoe staat het ondertussen met de Hollandse meesters, of Picasso, vraag ik mij af. Het copyright van de laatste is nog niet vervallen, maar Rembrandt behoort allang tot het publieke domein en is rechtenvrij. Is zijn zelfportret met open mond al eens op iemands lichaam aangebracht?

Een van de specialisten op dit gebied is de Zwitserse tattoo artist en ontwerper Maxime Plescia-Büchi, een ware Dürer-adept en een meester in dit genre, maar hij is niet de enige. Gefascineerd kijk ik naar de gedetailleerde frontale afbeelding van Sint-Joris die ook de voorkant van de catalogus siert, gezet door de in Essen werkzame Ilja Hummel. Ik kan hooguit gissen naar de beweegredenen van de draagster. Ging ze gewoon voor het plaatje of heeft zij, even dapper als de heilige Joris, met deze daad het kwaad overwonnen?

Vrouw met tatoeage van Sint-Joris en de draak van Albrecht Dürer

© Tatoeage en foto: Ilja Hummel

Bestuursvoorzitter

Arent Fock neemt afscheid

‘Samen zijn we sterk’

Arent Fock (1960) is een levendige, beweeglijke man, met aanstekelijk enthousiasme. Hij was vijftien jaar bestuurslid van de Vereniging Rembrandt, waarvan ruim acht jaar als voorzitter. Op de vraag wat in al die jaren zijn favoriete aankoop was, is hij voorbereid. Hij haalt een lijstje uit zijn binnenzak, een lang lijstje. Hij steekt van wal, met kennelijke trots.

‘Eigenlijk allemaal topstukken. Te veel om op te noemen. De kleurenetsen van Mary Cassatt. De drie werken van Paul Thek voor het Kunstmuseum Den Haag. De glasinstallatie van Dale Chihuly voor het Groninger Museum. Chihuly heeft in zijn atelier in Seattle het complete trappenhuis van het museum nagebouwd om te zien hoe zijn grote bloemen van glas daar zouden staan. Het bronzen zwaard van Ommerschans – honderd jaar geleden door een boer in een moeras gevonden en door de landeigenaar thuis tussen de geweien opgehangen. Het voorwerp stond al een eeuw op de verlanglijst van het Rijksmuseum van Oudheden. Kon in 2017 eindelijk worden verworven. De Japanse lakkist! Ook dat is zo’n prachtig verhaal: een taxateur bezoekt een Frans kasteel om naar een staartklok te kijken. Die klok blijkt niets waard, en dan zegt de eigenaar: wilt u een borrel? De taxateur ziet de minibar: een 17de-eeuwse Japanse lakkist. De flessen drank stonden in de kist, de kringen waren nog te zien.’

Op Focks lijst staan ook aankopen van bescheidener formaat, die hem net zo dierbaar zijn als de grote. Neem de glazen likeurkaraf van Copier, aangekocht voor het Glasmuseum in Leerdam. Fock: ‘Die was

Met zo’n mooie oude vereniging moet je de deur uit

gevonden op Marktplaats en kostte 1.500 euro. Wij geven nooit meer dan 50 procent steun, de Vereniging schonk dus “maar” 750 euro; maar ook daarvan zeg ik: fantastisch dat we zulke dingen kunnen doen!’

Waarom komt er een eind aan uw voorzitterschap?

‘Ik zat al behoorlijk lang in het bestuur, maar toen in 2022 Fusien Bijl de Vroe met pensioen ging, hebben we afgesproken dat ik niet op hetzelfde moment zou aftreden. Toen heb ik een extra termijn gekregen.’

Wat bepaalt de kwaliteit van de Vereniging?

‘De wisselwerking tussen de maatschappelijke relaties en de kunsthistorische inzichten. De Vereniging heeft altijd drie pijlers gehad: de leden, het bestuur met een uitgebreide raad van adviseurs, en het bureau. Het bestuur bestaat uit kunsthistorici, museumdirecteuren en liefhebbers en verzamelaars uit het maatschappelijk veld, die allen hun eigen expertise meenemen. De balans tussen die pijlers moet goed zijn en de samenwerking bepaalt de kracht. Samen zijn we sterk. Heel sterk zelfs. Je moet zorgen dat je maatschappelijke betrokkenheid borgt, op bestuursniveau, maar ook onder de leden. Het is een vereniging, geen stichting.’

Die expertise van de adviseurs is voor veel onderwerpen van belang, zoals herkomstonderzoek.

‘Ja, dat is een gevoelig onderwerp tegenwoordig, en terecht. Herkomstonderzoek is enorm geprofessionali-

seerd, met databases en wat niet al, maar het is oppassen geblazen, je kunt snel de mist ingaan. De Vereniging hecht van oudsher groot belang aan grondig onderzoek naar de herkomst van beoogde aankopen. We vertrouwen daarbij op de expertise van de musea; in het aanvraagformulier wordt expliciet gevraagd informatie te geven over het werk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en de jaren ervoor. Als er ook maar enige twijfel is, gaan we te rade bij herkomstexperts binnen onze raad van adviseurs. Ook kunnen we de musea vragen aanvullend onderzoek te doen.’

Hoe is de Vereniging in uw bestuursperiode veranderd?

‘Net als veel andere fondsen is ook de Vereniging geprofessionaliseerd.

Tot het eind van de vorige eeuw was de Vereniging misschien een beetje te keurig, en dat was prima toen, maar niet als je vooruit wilt en maximale impact wilt hebben. Kunst blijft nog altijd elitair, helaas, helaas, maar als je zo’n mooie oude vereniging hebt, dan moet je daar dus júíst de deur mee uit. Mijn voorganger Martijn Sanders, en voor hem Jan Maarten Boll, heeft dat al flink veranderd. We hebben nu zo’n 17.500 leden, en dat waren er 11.500 toen ik begon – een hele prestatie, zeker niet de mijne. Maar: de Museumkaart heeft 1,5 miljoen kaarthouders, daar hebben wij dus net iets meer dan één procent van. Ik heb altijd gezegd: we moeten naar twee procent kunnen. Dat is nog niet gelukt, maar de medewerkers van ons bureau houden zich daar actief mee bezig. Daar werken nu zo’n twintig mensen, op het gebied van financiën, ledenadministratie,

mecenaat, marketing, communicatie enzovoort – er zit aan de Vereniging veel meer vast dan alleen het vooral zichtbare bestuur. Door het werk van al die mensen is ook de standing van de Vereniging Rembrandt in de afgelopen vijftien tot twintig jaar enorm verbeterd. Bij de musea, maar ook in Den Haag, bij de overheid, de Tweede Kamer. We hadden altijd goede contacten met bewindspersonen, die waren echt geïnteresseerd, zeker in de fiscale aspecten. Daar heb ik gelukkig ook een steentje aan kunnen bijdragen.’

Is de Vereniging ook verjongd?

‘De Titus Cirkel was in 2004 de eerste kring voor jongere leden, uit die stal kom ik ook voort, en die is nog steeds bloeiende, maar in die twintig jaar zijn die jonge mensen van toen natuurlijk alweer een stuk verder. Er is nu een Caius Cirkel en een Fabritius Cirkel, die allebei uit jonge leden bestaan, en, heel leuk: “JongRembrandt”. Het

Grand Stairwell Installation

Dale Chihuly

2018. Geblazen glas, 70 elementen van verschillende formaten

GRONINGER MUSEUM

Aangekocht in 2019 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Themafonds Glas, haar Innorosa Fonds en haar Groninger Fonds), het Mondriaan Fonds, het legaat De Marees van Swinderen-de Blocq van Scheltinga, het legaat Van Os-Van Calcar, de Groninger Museum Salon, de BankGiro Loterij, Reineke Bennema en Willem Bok en Het Singeldorp

JongRembrandt-bestuur is zes jaar geleden ingesteld, en organiseert de Art Talks om jonge leden tot 35 jaar op een laagdrempelige manier te enthousiasmeren voor kunst en musea. Die Talks worden écht goed bezocht en zeer gewaardeerd. Wij geloven daar ook sterk in: die jonge leden zijn de erflaters van de toekomst. Daar moet je in alle rust aan bouwen, dat gaat niet over één nacht ijs.’

Je kunt je best doen om 10.000 nieuwe leden te winnen, die allemaal hun contributie betalen. Je kunt ook je best doen voor dat ene nieuwe lid, dat meteen een miljoen bijdraagt. Wat is handiger? Daar moet Fock om lachen: ‘Ik ben natúúrlijk heel erg geporteerd van het laatste, leden die per persoon méér geven dan alleen het lidmaatschap, er zijn er nu al veel die zo’n duizend euro per persoon geven, jaarlijks. Maar de kracht en de waarde van de Vereniging wordt bepaald door onze 17.500 leden. Daardoor heeft de steun aan het openbaar kunstbezit echt een groot en breed draagvlak. We willen graag groeien, niet alleen om die contributie, maar juist vanwege het belang van dat draagvlak. Daarom werken we ook zo nauw samen met partners als het Cultuurfonds en de VriendenLoterij. Die steunen ons elk jaar met een flink bedrag.

Foto:
Siese Veenstra
We moeten durven wat trotser te zijn

Kijk, de Vereniging haalt geld op. Dat lukt heel aardig, al wordt het steeds moeilijker, maar we hebben hier veel ervaring mee. Wat we bij de Vereniging goed kunnen is mensen op een juiste manier benaderen, zonder dat het schreeuwerig is of overdreven of alleen maar als marketing klinkt. Nalatenschappen zijn inmiddels onze grootste bron van inkomsten. Al die mensen van wie we wisten dat ze overwegen na te laten aan de Vereniging, hebben we met een net briefje benaderd, of ze wellicht een keertje met elkáár in contact zouden willen komen, op een ontvangst in een museum, met een verhaal over iets bijzonders. Daar werd enorm positief op gereageerd. Nu doen we dat jaarlijks. Deze groep heet Jacobs Gilde. Genoemd naar Jacob Swalmius, die in 1635 getuige was toen Rembrandt zijn testament maakte, maar ik zeg wel eens – met een knipoog, want het hoeft allemaal niet té serieus – genoemd naar Jacobs laddertje naar de hemel. Dat werkt. Die ontvangsten maken dat mensen zich verbonden voelen. En de aankopen die wij steunen worden uiteindelijk deel van het openbaar kunstbezit, en dus bezit van ons allemaal, met de eis dat ze toegankelijk zijn voor iedereen. Wat is er nu mooier dan dat?’

Bemoeit de Vereniging zich ook inhoudelijk met de verzoeken van de musea?

‘De musea komen bij ons vragen om steun, voor hun plan, hun verlangen, dit gebeurt ad hoc. Wij gaan niet op de stoel van de museumdirecteur of de conservator zitten. Wij zeggen niet: zou je niet liever dit of dat aankopen? De musea nemen het initiatief.

Zij weten wat er op de markt komt of kan komen, ze moeten de veilingen vóór zijn als het enigszins kan. Tijdens een veiling verwerven is vaak een (te) dure zaak. We hebben dit jaar de aankoop van een Gauguin gesteund voor het Van Gogh Museum, echt een fenomenaal schilderij. Dat kwam uit een heel grote collectie van een Amerikaanse verzamelaar die in één keer op de veiling kwam, allemaal impressionisten. Dat waren er te veel, en omdat er zoveel topstukken bij zaten bleef die Gauguin onder de minimumprijs en dus onverkocht. Daar is het Van Gogh Museum ná de veiling achteraan gegaan. Zij hadden dat op tijd in de gaten, een geweldig verhaal.

Wij kennen de museumdirecteuren goed, en die kennen weer hun pappenheimers, de grote mecenassen en verzamelaars, die het prachtig vinden als hun kunst op den duur terechtkomt in een openbaar museum. Er is veel verzameld, en er zijn heel veel mensen die de kunst in hun collectie willen delen met een groter publiek. Je moet relaties opbouwen. Je staat niet zomaar bij iemand in de slaapkamer waar die Rembrandts hangen, zoals Taco Dibbits op bezoek bij de Rothschilds in Parijs. Het is een spel, en als je dat spel goed speelt…

Ik zou natuurlijk wél een paar dingen weten die hier nog ontbreken. Een schilderij van Edward Hopper hebben we niet in Nederland, van Georgia O’Keeffe ook niet. Hockney is onvoldoende vertegenwoordigd. Een paar jaar geleden hadden we een Hockneytentoonstelling in het Van Gogh Museum. David Hockney was er, kettingrokend en al, ik heb met hem staan praten – maar er

Farewell to Washington Square

Paul Thek

1972. Acrylverf op doek, 244,3 x 167,5 cm

KUNSTMUSEUM DEN HAAG

Aangekocht in 2019 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Coleminks Fonds en haar Themafonds Naoorlogse en Hedendaagse kunst) en het Mondriaan Fonds

was kennelijk niemand die aan hem durfde te vragen: laat je er eens eentje achter? Er was een mooie Bonnard beschikbaar, uit de Heinzcollectie, van de ketchup. Een van de allermooiste Bonnards die ik ken. Daarvoor hadden we twaalf miljoen bij elkaar, maar die ging voor maar liefst negentien, op een veiling. Daar kom je dan niet tussen en het houdt ook een keer op. Maar als je ziet wat er wél is aangeschaft, wat wij hebben gesteund in de afgelopen periode: waanzinnig! En er kan nog zóveel meer. We moeten dat hoge ambitieniveau erin houden.’

Een actueel thema: landelijke spreiding. Het is mooi dat de Vereniging de koop van Rembrandts Vaandeldrager voor het Rijksmuseum steunt, maar hoe zit het met de regionale musea? ‘We zijn ontzettend op zoek naar die regionale spreiding. Als wij steunen, moet er écht iets bijzonders aan de

hand zijn. Het moet belangrijk zijn voor dat museum, belangrijk zijn voor de Collectie Nederland én het moet van grote kwaliteit zijn. Het museum in Harlingen, om er maar een te noemen, hebben we recent gesteund met de aankoop van een portret van Tischbein, en een paar jaar geleden met de verwerving van een zilveren trouwkistje uit de 17de eeuw. Iedere aanvrager moet aan de eisen van de Vereniging Rembrandt voldoen, maar het is logisch dat we bij een aanvraag van een kleiner museum een andere afweging maken dan bij het Rijksmuseum in Amsterdam.’

In andere landen is het doen van schenkingen veel normaler. Waarom blijft de bereidheid van Nederlanders daarbij achter?

‘Er wordt nergens zoveel over geld gepraat als in Nederland, dat is onze cultuur. Er ís ook in Nederland heel veel geld, maar het blijkt moeilijk om

Trouwkistje Maker onbekend (Amsterdam?)

1633. Zilver, plaatselijk verguld, B 11,5 cm

GEMEENTEMUSEUM HET HANNEMAHUIS, HARLINGEN

Aangekocht in 2019 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Saskia Fonds en haar Themafonds Zilver), de Wassenbergh-Clarijs Fontein Stichting, de Vereniging Vrienden van Museum Het Hannemahuis, de Stichting ter Bevordering van het Harlinger Historisch Erfgoed en de Boersma-Adema Stichting

grote sommen weg te geven zoals dat in Verenigde Staten gebeurt. Toch wordt er in Nederland ook echt veel geschonken, het buitenland doet het heus niet altijd beter dan wij. Integendeel! We moeten durven wat trotser te zijn. De ANBI-wetgeving bijvoorbeeld heeft veel zin gehad. Heel transparant: je krijgt stevig belastingvoordeel als je aan een ANBI-instelling schenkt. Er was ook een aantrekkelijke regeling om vanuit box 2 direct vanuit een bv te schenken. Daar hebben wij ons vanuit de Vereniging Rembrandt ook hard voor gemaakt. Het is een kleine ramp dat die regeling zo snel na de introductie weer afgeschaft wordt.’

Heeft schenken ook een morele component?

‘Dat gaat bij mij vóór alles, eigenlijk. Ik ben een grote fan van het Europese humanisme: we moeten het samen doen. De levensstandaard die we hier hebben opgebouwd moeten we

onderhouden en dus moeten we voor elkaar geven. Als je de middelen hebt moet je bijdragen. Dat vind ik een morele verplichting.

Maar die verplichting kan wel verzoet worden. Om te beginnen moet je niet meteen neergesabeld worden als je probeert het goede voorbeeld te geven. Daar hebben we in Nederland wel een handje van, en dat is jammer. Laten we toch vooral zichtbaar maken dat mensen iets goeds doen. Ik vind dat de Vereniging Rembrandt dat overigens uitstekend doet, schenkers bedanken op speciale ontvangsten. Ere wie ere toekomt. Mijn dank is groot aan al onze toegewijde leden die niet alleen met hun hoofd, lees portemonnee, maar vooral ook met hun hart zo betrokken zijn bij de Vereniging Rembrandt, dat is prachtig om te zien.’

Wie volgt je op als voorzitter? ‘Heleen Kersten, advocaat in Amsterdam. Voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis, een sterke, zeer veelzijdige vrouw. Heleen heeft in het bestuur gezeten van het Rijksmuseum Fonds, van het Concertgebouworkest, ze kent de kunstwereld. Ik heb alle vertrouwen in haar. Je moet iemand vinden die er zin in heeft, die het leuk vindt en die er tijd voor heeft. Die moet niet uit de overheid of de politiek komen. Daar willen we graag mee samenwerken, maar de Vereniging moet een particulier initiatief blijven, geheel onafhankelijk van de overheid. De Vereniging moet mét het mandaat van de leden gewoon zelf kunnen beslissen: dit steunen we wel of niet.’

Koen Kleijn is kunsthistoricus en journalist

Van ons allemaal sinds 2017

Een bronzen zwaard van bijna zeventig centimeter lang en gedecoreerd met abstracte lijnen die over de lengte van het blad lopen.

Bijna te mooi om mee ten strijde te trekken. Het was dan ook niet bedoeld om als wapen te gebruiken, maar als ritueel object. De aankoop van het zwaard van Ommerschans was voor het Rijksmuseum van Oudheden een zaak van lange adem, maar werd in 2017 eindelijk realiteit.

In 2016 was het bijna gelukt: vijf van de in totaal zes bekende zwaarden van dit type, de zogenaamde ‘Plougrescant-Ommerschans’zwaarden, kwamen bij elkaar in de tentoonstelling Vlijmscherp verleden in het Rijksmuseum van Oudheden. Als vervanging van het zwaard van Ommerschans was er een replica aanwezig, maar de bedoeling was om het echte exemplaar in bruikleen te krijgen. Conservator Luc Amkreutz mocht vóór de tentoonstelling als eerste Nederlandse onderzoeker sinds 1927 het echte zwaard bestuderen. ‘Dan zie je dus als archeoloog voor het eerst in negentig jaar een van de iconen in de Nederlandse archeologiewereld,’ vertelt hij. Een bruikleen zat er helaas niet in. Toen later aangekondigd werd dat het zwaard van Ommerschans via een veiling verkocht zou worden, moest er snel worden gehandeld. Van de zes zwaarden was dit in de beste conditie – vrijwel perfect. Het museum had het zwaard al een eeuw lang op het verlanglijstje staan en als men het nu door de vingers zou laten glippen, was het misschien weer voor lange tijd uit het zicht. ‘Het enige wat je dan kan doen is zoveel mogelijk geld bij elkaar krijgen. En dat lukte, niet in de laatste plaats door de Vereniging

Rembrandt, die een enorme bijdrage heeft geleverd.’

Voor € 550.000 werd het voorwerp afgehamerd. Een hoge prijs, want de richtprijs was tussen de € 90.000 en € 140.000. Maar veilinghuis Christie’s had flink geadverteerd met het kavel en de verwachting was dat het eindbedrag hoger zou uitvallen. Hier werd gelukkig op geanticipeerd. Dankzij alle verzamelde steun had het museum zelfs het viervoudige van het uiteindelijk betaalde bedrag kunnen bieden. Dit najaar opent de tentoonstelling Bronstijd. Vuur van verandering. ‘De zwaarden, die drieduizend jaar geleden op dezelfde plek gemaakt zijn, komen nu voor het eerst echt weer bij elkaar. Bij elk zwaard vertellen we een apart verhaal.’ Het kleinste van de zes is ook in bezit van het Rijksmuseum van Oudheden. De overige vier bevinden zich in musea in Engeland en Frankrijk, alle betrokken bij onderzoek naar en bruikleen van de voorwerpen. Amkreutz benoemt hoe verbindend de zwaarden nog steeds zijn, drieduizend jaar na de vervaardiging. ‘Deze objecten hebben waarschijnlijk generaties lang in allerlei rituelen een rol gespeeld. Je merkt dat mensen die deze stukken niet kennen, of misschien niets hebben met de bronstijd of zwaarden, hier wel door gegrepen worden.’

Zenzy Blindeling

Het zwaard van Ommerschans is samen met de vijf andere zwaarden t/m 16 maart 2025 te zien in de tentoonstelling Bronstijd. Vuur van verandering in het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.

Zwaard van Ommerschans maker onbekend (vindplaats: Ommerschans) ca. 1500-1350 v.Chr. Brons, L 68,3 cm RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN, LEIDEN Aangekocht in 2017 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Van Rijn Fonds, haar Hendrickje Fonds en haar EleonoraJeuken-Tesser Fonds), het Mondriaan Fonds, de BankGiro Loterij en de vriendenvereniging RoMeO

NIEUWE AANWINST

Zonnewijzer

Jan de Rijk (toegeschreven aan) ca. 1700-06.

Eikenhout en andere materialen, H 290 cm Bijdrage: € 300.000, waarvan € 50.000 uit het Groninger Fonds en € 50.000 uit het Molenaar-de Boer Fonds GRONINGER MUSEUM

Aangekocht in 2024 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Groninger Fonds en haar Molenaar-de Boer Fonds), het Mondriaan Fonds, J.A.J. Maan-Vellinga, de Emmaplein Foundation, de Groninger Museum Salon, de Vereniging Vrienden van het Groninger Museum, Alex Heukers en Jan ’t Hooft

Een kosmische timing?

Het komt niet vaak voor dat een kersverse conservator in zijn eerste werkweek samen met de museumdirecteur naar de TEFAF in Maastricht gaat om een uniek object aan te schaffen. Het overkwam Edgar Pelupessy. Zowel voor hem als nieuwe conservator als voor de directeur van het museum werd het bezoek aan de beurs een onvergetelijke ervaring. Alle sterren leken op één lijn te staan, waardoor ze beseften dat zich niet snel een tweede kans zou voordoen.

De dag begon vroeg. Terwijl de zon en maan nog samen waren te zien, gingen we vanuit Groningen op weg naar Maastricht. Een week voorafgaand aan ons vertrek was het nog onzeker of we zouden gaan, maar nadat we informatie hadden ontvangen over een bijzondere vroeg-18de-eeuwse zonnewijzer uit Groningen die te koop zou worden aangeboden, konden we niet anders dan gaan kijken. Echte voorbereidingstijd was er niet, aangezien we de informatie heel kort van tevoren toegestuurd hadden gekregen. De sfeer in de auto was aanvankelijk ontspannen, maar naarmate we dichter bij Maastricht kwamen, nam de spanning toe. En dat was niet zonder reden, want op de TEFAF zou het allemaal echt beginnen.

We wisten al dat de zonnewijzer bij Galerie Kugel op een prominente plek bij de hoofdingang stond. Desondanks waren we volledig overrompeld toen we hem zagen. Er bestaat namelijk geen gelijke op de wereld. Met zijn imposante hoogte van bijna drie meter is de zonnewijzer een ongeëvenaard symbool van ambitie en kennis. Uit eikenhout gesneden en versierd met putti, allegorische figuren en ornamenten, is het een indrukwekkend voorbeeld van artistiek en weten-

schappelijk vakmanschap uit Groningen. Het object toont aan dat de Groninger elite ernaar streefde zich op hetzelfde niveau te positioneren als tijdgenoten elders in Europa en breekt met het idee van de Ommelanden als achterland. Bovendien laat de zonnewijzer zien hoe in Groningen de wereldwijde machtsverhoudingen van die tijd werden weerspiegeld, waarbij een specifieke hiërarchie wordt gesuggereerd. Deze verhalen vormden het belangrijkste motief om de zonnewijzer naar Groningen terug te willen brengen. Snelle actie was dan ook geboden. Er waren namelijk andere geïnteresseerden dus het was nu of nooit, of deze fantastische zonnewijzer zou in een privécollectie kunnen eindigen.

Herkomst

Over de herkomst valt niet te twijfelen. Het familiewapen met drie gouden lelies, aangevuld met een kleinere gouden ster in het schildhart, verwijst naar de familie Alberda en is daarmee duidelijk te herleiden tot Groningen. De familie Alberda was een van de voornaamste geslachten uit de provincie. Het monogram W.A. verwijst naar een Willem Alberda, in dit geval hoogstwaarschijnlijk Willem Alberda van ’t Zandt en Godlinze, later bekend als Willem Alberda van Dijksterhuis (1674-1721). Deze notabele woonde tussen 1703 en 1706 op een borg in het Groningse dorp Godlinze. ‘Hoogstwaarschijnlijk’, omdat er rond dezelfde periode nog twee andere Willem Alberda’s leefden. Het Groninger Museum wijst echter naar deze Willem Alberda omdat de zonnewijzer, naast monogram en familiewapen, ook coördinaten bevat die precies overeenkomen met de ligging van het huidige Godlinze: 53 graden en 22 minuten. Nu mag je deze coördinaten met een korreltje zout nemen, want op oude kaarten uit de tijd wijken ze soms van elkaar af. Bovendien verhuisde Alberda na 1706 naar borg Dijksterhuis in Pieterburen, een dorp ten noordwesten van Godlinze waarvan de coördinaten twee minuten afwijken, wat gelijkstaat aan twee zeemijlen. Toch blijft deze Alberda de meest aannemelijke kandidaat. In de periode waarin de zonnewijzer werd gemaakt, was hij namelijk als enige Willem actief binnen het academische milieu van de universiteit in Groningen. Bovendien had hij al eerder opdrachten verstrekt aan de beeldsnijder Jan de Rijk (1661-1723), aan wie het werk wordt toegeschreven vanwege de

Vier putti verbeelden de seizoenen

De vier zijden van het onderste niveau zijn omlijst door vergulde tulpen en acanthusbladeren. Op de oostzijde bevindt zich een diagonale as met een gnomon voor het aflezen van de ochtenduren (van 4.00 tot 11.00 uur). De schaduwwerper, of gnomon, projecteert de tijd door een schaduw te werpen, en een kleine inkeping, index genoemd, op de schaduwwerper helpt bij het aflezen van de datum. De tabel onderaan geeft de tijden aan van zonsopkomst en -ondergang bij de intrede van de zon in de dierenriemtekens.

De vier zonnewijzers op het tweede niveau zijn gericht op het noordoosten, noordwesten, zuidoosten en zuidwesten en zijn 45 graden gedraaid voor extra nauwkeurigheid. Ze zijn omlijst met vergulde tulpen, acanthusbladeren, vruchten en bloemen. De zuidoostzijde (op de foto links) toont het Tychonische model van het zonnestelsel, terwijl de noordoostzijde het Ptolemaeïsche model weergeeft.

Op de zuidzijde van het onderste niveau bevinden zich een uurwerk en een kalender. De buitenste cijfers tonen de uren van de dag van 6.00 tot 18.00 uur, in Romeinse cijfers aangegeven. Daarbinnen zien we rode ‘datumlijnen’ voor het begin van de twaalf maanden met de tekens van de dierenriem. Ook hier maken de gnomon en de index het mogelijk de tijd en de datum te bepalen.

Op de zuidwestzijde bevindt zich de hedendaagse visie op het zonnestelsel: het copernicaanse beeld. Dit heliocentrische model plaatst de zon in het centrum van ons sterrenstelsel. Deze opvatting, die het oude geocentrische model verving, benadrukt de positie van de zon als centrale ster en verklaart de banen van de planeten die om de zon draaien.

De westzijde (op de foto rechts) heeft een gnomon voor het aflezen van de namiddaguren (van 13.00 tot 20.00 uur) en is verder het spiegelbeeld van de oostzijde. Door de gnomon aan de noordzijde worden de vroege ochtenduren (van 4.00 tot 8.00 uur) en de late namiddag-/avonduren (van 16.00 tot 20.00 uur) aangegeven. Deze zijde bevat ook een astrologische kaart, die sterren- en planetenposities toont en hun invloed op aardse gebeurtenissen aangeeft.

De noordwestzijde toont de baan van de zon en illustreert hoe een zonsverduistering werkt. De tekst op deze zijde vermeldt specifiek de ‘berekening van een eclips in punten of knooppunten aan de hemel’. Deze uitleg biedt inzicht in de astronomische principes die de zonsverduistering verklaren en benadrukt het wetenschappelijke belang van dit fenomeen in de astronomie.

gelijkenis met ander houtsnijwerk van zijn hand. De Rijk, afkomstig uit Enkhuizen, vertrok in 1691 naar Groningen en was rond 1700 een van de belangrijkste beeldsnijders in de regio. Zo werkte hij geregeld samen met de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer (1654-1723). Wanneer deze ontwerpen maakte die beeldhouwwerk vereisten, kreeg De Rijk dan ook vaak de opdracht om dit uit te voeren.

‘Grote Sonnewijser’

Terug in het heden rest de vraag hoe deze zonnewijzer in hemelsnaam vanuit Noord-Groningen bij Galerie Kugel in Parijs is terechtgekomen. Tot onze grote spijt is daar tot nog toe niets over teruggevonden. In 1964 heeft de zonnewijzer, die toen ook al in het bezit was van Kugel, op de Biennale des Antiquaires in het Grand Palais gestaan. De link met Groningen was toen nog niet gelegd. Pas tijdens de voorbereiding voor de TEFAF van 2024 werd die duidelijk. Vandaar dat de zonnewijzer ook zo lang onopgemerkt bleef door het Groninger Museum. Historische documentatie uit de 18de eeuw die meer informatie over de zonnewijzer zou kunnen opleveren was ook niet bekend, tot afgelopen zomer. De wijzer stond al enige tijd als beoogde aankoop in het Groninger Museum toen de historicus Martin Hillenga een ontdekking deed in de Groninger Archieven: een document uit 1785 dat verwijst naar een ‘Grote Sonnewijser’ die op de ‘Zaal’ van Dijksterhuis stond. Deze locatie doet vermoeden dat het hier om ‘onze’ bijzondere zonnewijzer gaat. De zaal was immers het belangrijkste vertrek van de borg, terwijl zonnewijzers doorgaans in ruimtes stonden die bestemd waren voor de opslag van tuinornamenten. Vervolgonderzoek moet aantonen waar de zonnewijzer in de tussenliggende tijd is geweest.

Betekenis en functie

Over de zonnewijzer valt zoveel te vertellen en hij roept zoveel vragen op voor verder onderzoek, dat het onmogelijk is dit in een kort artikel allemaal te benoemen. Aan de voet van de zonnewijzer zien we de personificaties van de toen vier bekende continenten. Afrika wordt verbeeld door een naakte figuur met een tooi van een olifant. Mogelijk hield zij oorspronkelijk een scepter of slagtand in de hand. Amerika is afgebeeld met een verentooi, een pijl en een hoofdje. Europa draagt een kroon en houdt een boek vast, vermoedelijk had ze ook nog een scepter. Tot slot Azië: uitgedost als Ottomaanse krijger met tulband, kromzwaard en een schild met halvemaantjes. Deze allegorieën suggereren een bepaalde machtsverdeling waarin Europa nadrukkelijk is gepresenteerd als het leidende en cultureel dominante continent.

Eén aanwinst, twee Fondsen op Naam

Meer weten over hoe een Fonds op Naam werkt? Neem dan contact op met Mathilde van der Werff (zie p. 58). Personificaties

De aankoop van de grote zonnewijzer is gesteund vanuit twee Fondsen op Naam bij de Vereniging Rembrandt: het Groninger Fonds en het Molenaar-de Boer Fonds. Een aankoop als deze past uitstekend bij de doelstelling van het Groninger Fonds, in 2018 ingesteld om musea in de stad Groningen en Ommeland te helpen bij aankopen, onderzoek en restauraties. Het Molenaar-de Boer Fonds is een heel jong Fonds op Naam, in 2024 ingesteld vanuit een nalatenschap. Het is bestemd voor de aankoop van kunst en toegepaste kunst door Nederlandse

musea, waaronder voorwerpen met een relatie tot de (geschiedenis van de) natuurwetenschappen en natuurkundige instrumenten, bij voorkeur door Teylers Museum in Haarlem en Rijksmuseum Boerhaave in Leiden. Al is de aankoop niet voor een van de twee genoemde musea, we hebben zelden een object bij de hand dat zo mooi bij de vrij specifieke doelstelling past en ook nog eens van wereldklasse is.

Foto: Heinz Aebi

Personificaties van Europa en Azië

Kunstenaars en ambachtslieden haalden hun inspiratie voor deze allegorische figuren uit beschrijvingen en illustraties in diverse handboeken, atlassen en andere geografische werken. De Iconologia uit 1593 van de Italiaan Cesare Ripa was zo’n standaardwerk voor allegorische kunst en symboliek. Het is dan ook aannemelijk dat Jan de Rijk in zijn werkplaats toegang had tot dergelijke publicaties.

Op de verschillende niveaus en zijden vertoont de zonnewijzer een reeks gedetailleerde functies. Op het onderste niveau bevinden zich, naast vier zonnewijzers, onder andere een uurwerk en een kalender die zijn omlijst door vergulde tulpenbloemen en acanthusbladeren. Het tweede niveau heeft vier zonnewijzers die op het zuidoosten, zuidwesten, noordoosten en

noordwesten zijn gericht. Deze wijzerplaten tonen tevens drie verschillende wereldstelsels en een eclips. Hierboven staan vier putti die de seizoenen verbeelden en nog een zonnewijzer, evenals een eeuwigdurende kalender. Deze kalender, gebaseerd op het Kalendarium Juliano-Romanum Perpetuum van Nicolaas Haring uit 1700, helpt bij het berekenen van de weekdagen, de data in de liturgische kalender, gedenk- en feestdagen. De buitenste ring van de kalender geeft informatie over maanfases en getijden. De bovenste globe is ook een zonnewijzer geweest. Hierover is echter nog niet veel bekend.

Conversation piece

Het feit dat de zonnewijzer veelvlakkig en van hout is, is op zichzelf niet ongewoon. Wat de Alberda-zonnewijzer zo uitzonderlijk maakt, zijn de omvang, de kunstzinnigheid en de verscheidenheid aan elementen die hij bevat. Zoals gezegd bestaat er, voor zover ons bekend, geen ander exemplaar in de wereld dat erop lijkt. Bovendien is de buitengewoon goede staat waarin de zonnewijzer verkeert opvallend, iets wat deels te danken is aan het modulaire ontwerp en het feit dat hij, in tegenstelling tot de meeste zonnewijzers, waarschijnlijk binnenshuis – op de ‘Zaal’ – werd gebruikt. Hij moet dan ook eerder als een conversation piece dan als een praktisch meetinstrument hebben gefungeerd – over dit object kun je immers urenlang blijven praten. De zonnewijzer symboliseert hiermee dus niet alleen kennisoverdracht en ambitie, maar diende ook om indruk te maken op gasten.

Groninger erfgoed behouden

Dankzij geslaagde fondsenwerving heeft deze spectaculaire zonnewijzer zijn plek in het Groninger erfgoed gevonden. We zijn onze begunstigers dan ook erg dankbaar. Met zijn indrukwekkende verschijning trekt de zonnewijzer onmiddellijk de blik van de toeschouwer. De overvloed aan informatie die het object biedt, nodigt uit tot verkenning, waarbij de kijker langzaam wordt meegevoerd in de rijke en gelaagde geschiedenis van Groningen. Het is daarom met groot genoegen dat ik kan bevestigen dat de zonnewijzer voortaan een integraal onderdeel zal vormen van onze collectie en een prominente positie zal innemen in de toekomstige presentatie van onze collectie.

Edgar Pelupessy is junior conservator Groninger Cultuurgeschiedenis van het Groninger Museum

Met dank aan Rob van Gent, emeritus wetenschappelijk onderzoeker aan het Mathematisch Instituut (Universiteit Utrecht), en Frans Maes, auteur van Zonnewijzers - zien en begrijpen, uitgave van De Zonnewijzerkring, 2023.

In elk Bulletin stelt de Vereniging Rembrandt twee van haar 17.500 leden voor. Op deze pagina Guido de Boer (36 jaar), kunstenaar en docent aan de kunstacademie in Den Haag, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2018. Locatie: het Kröller-Müller Museum.

Rembrandtlid persoonlijk

Vereniging Rembrandt

‘Toen ik een keer met een vriend een museum bezocht, zag ik bij de ingang dat hij een andere kaart had dan ik. Toen ik hem ernaar vroeg, zei hij dat het de Rembrandtkaart was, en dat die veel leuker is: je investeert direct in de collectie en hij is specifiek voor kunstmusea.’

Museum

‘Het Kröller-Müller Museum, ook door het park: eerst door de natuur en dan word je beloond met kunst. Een prachtig gebouw waarin de natuur heel sterk resoneert. En de beeldentuin met de Jardin d’émail van Dubuffet. Als kind vond ik die al mooi, en als volwassen kind nog steeds.’

Smaak

‘De grote potloodtekening van Sol LeWitt op een muur in het KröllerMüller Museum, net gerestaureerd. Past, Present, Future van Barbara Kruger in het Stedelijk. Lawrence Weiner. Bridget Riley in Kunstmuseum Den Haag. Ik voel me aangesproken door conceptuele, geometrische kunst. Figuratieve kunst kan heel sturend zijn, maar van een mooie structuur van LeWitt maak ik zelf iets in mijn hoofd.’

Indrukwekkend

‘De Gallerie dell’Accademia in Venetië, met die giga-werken van Tintoretto. Twee uur rondgelopen, twee uur kippenvel.’

Van de sokken geblazen

‘Dat gebeurde bij de Tenhemelopneming van Maria van Titiaan in de Santa Maria Gloriosa dei Frari in Venetië. Ik was daar met een collega die kunsthistoricus en filosoof is. Wat hij vertelde, over dit schilderij en het begin van de barok, en over hoe ver Titiaan zijn tijd vooruit was, droeg enorm bij aan mijn beleving.’

Tentoonstelling

‘Met stip bovenaan: RembrandtCaravaggio, in 2006 in het Van Gogh Museum. Dat heeft diepe indruk op mij gemaakt. Ik was er met school, en ben mijn school hier nog altijd dankbaar voor. Dat samenspel van iedere keer twee schilderijen heeft me heel veel geleerd over verschillende opvattingen en persoonlijkheden.’

Favoriete kunstwerk

‘Sinds de tentoonstelling Rembrandt-Caravaggio kan ik ook begrijpen dat je een relatie kunt opbouwen met een kunstenaar, ook al is hij vierhonderd jaar dood. Toen ik in de Hermitage Het offer van Abraham van Rembrandt terugzag, sprong mijn hart op – dat weerzien was heel fysiek. Dat verhaal, die gezichtsuitdrukkingen, dat mes dat valt… Misschien is dat wel mijn favoriete schilderij.’

Foto: Sander van den Bosch

Papaverveld

Claude Monet

1881. Olieverf op doek, 58 x 79 cm

MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM

Verworven in 1958 met de verzameling van D.G. van Beuningen

De eerste tentoonstelling met kunst van de impressionisten veroorzaakte een schok in het Parijs van 1874. Ook in Nederland moest men aanvankelijk weinig hebben van die moderne kunst uit Frankrijk. Gelukkig waren er hier toch al vroeg particuliere liefhebbers die deze stroming omarmden en gingen ook de musea uiteindelijk overstag. De tentoonstelling Vive l’impressionnisme!

Topstukken uit Nederlandse collecties in het Van Gogh Museum laat zien wat er in Nederland is verzameld, maar ook welke kansen zijn gemist.

De 150ste verjaardag van het Franse impressionisme dient wereldwijd als aanleiding voor tentoonstellingen en publicaties waarin de kunststroming met hernieuwde aandacht en een frisse blik wordt gepresenteerd. Ook in Nederland vieren wij dit najaar feest, waarbij de nationale verzamelgeschiedenis van het Franse impressionisme centraal staat. De tentoonstelling Vive l’impressionnisme!

Topstukken uit Nederlandse collecties is door het Van Gogh Museum en Museum Boijmans Van Beuningen ontwikkeld, en gerealiseerd in nauwe samenwerking met een groot aantal andere Nederlandse musea en particuliere collecties.

FELLE KLEUREN

Op 15 april 1874 opende op de Parijse Boulevard des Capucines een tentoonstelling met werk van een groep onafhankelijke kunstenaars. Door zelf een expositie te organiseren, bevrijdden zij zich van de dwingende toelatingsregels van de jaarlijkse, officiële Salon, waar de gevestigde orde bepaalde wat er te zien was. Conservatieve critici reageerden geschokt op de volstrekt nieuwe kunst die de modernste kunstenaars onder hen hier lieten zien. Claude Monet, Berthe Morisot, Camille Pissarro, Pierre-Auguste Renoir, Paul Cézanne, Edgar Degas en Alfred Sisley vingen hun persoonlijke beleving en de lichtval van een specifiek en veranderlijk moment in losse penseelstreken en felle kleuren op het doek. Een criticus schreef laatdunkend over het geklodder van ‘de impressionisten’. Een ontvankelijker journalist gebruikte de benaming om de contouren

van een nieuwe school te schetsen en daarmee kreeg de stroming haar geuzennaam. De impressionistische topstukken van vrijwel alle grotere Nederlandse musea worden dit najaar in Amsterdam onder één dak getoond, zij aan zij met die van diverse particulieren uit eigen land: van de beroemde geschilderde landschappen van Monet, Sisley, Gustave Caillebotte, Cézanne en Pissarro en de danseressen van Degas tot maar zelden geëxposeerde en soms zelfs onbekende pareltjes op papier. Kunstenaars als Morisot, Cézanne, Edouard Manet, Degas en Marie Bracquemond toonden hun felgekleurde pastels, aquarellen en atmosferische grafiek destijds tenslotte als volwaardige kunstwerken. De prominente aanwezigheid van de sculpturen van Degas, Auguste Rodin en Medardo Rosso maakt dat het impressionisme in alle facetten is vertegenwoordigd.

ALLEEN NATIONALE BRUIKLENEN

Het idee om een tentoonstelling met internationale allure uit Nederlands bezit samen te stellen, ontstond tijdens de coronapandemie. Het kwam voort uit de debatten gevoerd in de museale wereld en de pers over de nadelen van blockbustertentoonstellingen waarvoor bruiklenen uit de hele wereld worden ingevlogen. Het feit dat Museum Boijmans Van Beuningen vanwege de grootscheepse renovatie voorlopig nog niet in staat is zijn prachtige collectie in volle glorie in eigen gebouw te tonen, bood een prachtkans om de handen ineen te slaan en gezamenlijk een ambitieuze impressionisme-expositie te organiseren met enkel nationale bruiklenen. Aan de basis van de tentoonstelling ligt een diepgravend onderzoeksproject naar de receptiegeschiedenis van het Franse impressionisme in Nederland, dat een plek heeft gekregen in de lijvige catalogus die bij de tentoonstelling is verschenen. Daarin schrijven zestien auteurs over de verschillende kunstvormen en de topstukken uit tien Nederlandse collecties. Daarnaast wordt uitgebreid uiteengezet hoe de Nederlandse kunstwereld zich de afgelopen 150 jaar heeft verhouden tot het Franse impressionisme. Pas laat in de 19de eeuw – dezelfde periode waarin ook de Vereniging Rembrandt werd opgericht – rees het besef van het belang

Veertienjarig danseresje

Edgar Degas 1881-82 (gietsel 1922). Brons en textiel, H 98 cm MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM Sinds 1939 in bruikleen van Stichting Museum Boijmans Van Beuningen

van een nationale kunstcollectie met de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Niet verwonderlijk dat de aandacht toen vooral naar het binnenlands erfgoed uitging, in een tijdperk dat boven alles werd gekenmerkt door nationalisme, maar ook konden de Nederlandse ogen maar moeilijk wennen aan het wel heel felle palet en uitbundige penseelwerk van de Franse avant-garde.

NATIONALE BLIK

Het gros van de critici en het publiek in Nederland nam dan ook langdurig een afwijzende of aarzelende positie in tegenover het impressionisme. Deze houding, die aanhield tot ver in de 20ste eeuw, valt behalve uit nationalisme ook te verklaren uit de koopmansgeest en het conservatisme van de gevestigde burgerij. Parallellen met de huidige tijd doemen onherroepelijk op en daarmee vormt deze verzamelgeschiedenis een subtiele uitnodiging om breder te reflecteren op onze nationale identiteit en preoccupaties. Voor een hedendaags publiek is de Nederlandse huivering voor het Franse impressionisme misschien lastig te begrijpen: hoe

De pier van Boulogne ­ sur­ Mer Edouard Manet

1868. Olieverf op doek, 59,5 cm x 73,3 cm

VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM

Aangekocht in 2002 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Acquoy-Nairac Fonds), de VriendenLoterij, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Mondriaan Fonds, de Rabobank, mede dankzij het Cultuurfonds, het VSBfonds en de Vincent van Gogh Stichting

Uitzicht door een balkon

Gustave Caillebotte

1880. Olieverf op doek, 65,6 x 54,9 cm

VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM

Aangekocht in 2003 met steun van de Vereniging Rembrandt, de VriendenLoterij, de Vincent van Gogh Stichting, het Mondriaan Fonds, mede dankzij het Cultuurfonds, en het VSBfonds

Portret van een kind (Charly Thomas) Berthe Morisot

1893. Pastelkrijt op roze vergépapier, 46 x 30,9 cm

JOHN & MARINE VAN VLISSINGEN FINE ARTS

De tentoonstelling Vive l’impressionnisme! Topstukken uit Nederlandse collecties is t/m 26 januari 2025 te zien in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Bij de tentoonstelling verschijnt de catalogus 150 jaar impressionisme – Het licht breekt door in Nederland In deze rijk geïllustreerde publicatie zijn voor het eerst de Franse impressionistische topstukken die deel uitmaken van de Collectie Nederland onderzocht en bijeengebracht. In januari 2025 wordt een exclusieve ontvangst voor alle leden georganiseerd - houd uw inbox in de gaten.

kunnen deze in onze ogen zo lieflijke landschappen en figuurstukken destijds als ronduit schokkend zijn ervaren? De nationale blik van toen helpt ons wellicht te begrijpen hoe revolutionair de kunststroming wezenlijk was, wat bijdraagt aan een hernieuwde kennismaking.

Enkele visionaire Nederlandse particulieren zagen het belang van het Franse impressionisme echter wél meteen, dikwijls doordat ze nauwe banden hadden met de Parijse culturele elite. Rond 1900 leenden en schonken zij de eerste impressionistische kunstwerken aan publieke tentoonstellingen en collecties. Zo kon in de loop van de 20ste eeuw langzaam maar zeker eindelijk het licht doorbreken in de Hollandse museumzalen, waar de stemmige grijzen en bruinen van de Haagse school en de meesters van Barbizon wel heel lang de boventoon hadden gevoerd.

Na het interbellum zouden musea steeds vaker eigenhandig werk van Franse impressionisten aankopen, in meer recente decennia veelal gul gesteund door het particuliere mecenaat van de Vereniging Rembrandt. Denk bijvoorbeeld aan het gedurfde gezicht op een Parijse boulevard, gezien door de ornamenten van een balkon, door Gustave Caillebotte en Manets al even vernuftig gecomponeerde gezicht op de pier van Boulogne-sur-Mer. Daarnaast zijn er nog altijd verschillende Nederlandse particuliere verzamelaars actief die met grote bevlogenheid impressionistische stukken weten te bemachtigen als aanvulling op de openbare collecties. Ook hiervan zijn diverse voorbeelden te zien in de tentoonstelling.

GEMISTE KANSEN

Ondanks alle prachtige aankopen die zijn gedaan, is het wel zo eerlijk om ook stil te staan bij wat er níét is verzameld. In de tentoonstelling en in de catalogus is een ‘Galerij van de gemiste kansen’ opgenomen, waarin de pijnlijkste missers voor Nederland de revue passeren. Een mooi voorbeeld zijn de kapitale Renoir en Degas die Jos de Kuyper, de Rotterdamse compagnon van de Parijse galeriehouder Durand-Ruel, uitzonderlijk vroeg op de kop tikte. Hij werd er echter zó om uitgelachen door zijn Nederlandse kunstvrienden dat hij ze ruilde tegen een groot

academiestuk van de nu vergeten salonschilder Adolf Schreyer en daar nog geld op moest toeleggen ook. Maar denk ook aan Manets studie voor Een bar in de Folies Bergère, die na maar liefst 65 jaar in Nederland – waarvan 55 jaar in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum Amsterdam – voor veel geld werd geveild en over de landsgrenzen verdween, ondanks alle aandacht in de pers en pogingen het werk te behouden.

De tentoonstelling, met bijna alle Franse impressionistische kunst in Nederlandse musea bij elkaar, vormt ook een mooie aanleiding om het huidige en toekomstige verzamelbeleid in Nederland onder de loep te nemen. In hoeverre is het Franse impressionisme eigenlijk goed vertegenwoordigd in Nederland en welke specifieke lacunes vragen nog om een gerichte verwerving? De eerste vraag die komt bovendrijven is waarom er zo weinig werken van vrouwelijke impressionisten te vinden zijn in de Collectie Nederland. Die bevat naast grafiek – zoals de drie spectaculaire kleurenetsen van Mary Cassatt die enkele jaren geleden met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven – slechts één schilderij van een vrouwelijke maker en dat betreft de zeer recente aanwinst Pioenrozen van Berthe Morisot. Het is daarnaast opvallend hoe weinig impressionistische werken in Nederlands bezit het Parijse moderne leven tonen, zoals

Studie voor Een bar in de Folies Bergère Edouard Manet 1881. Olieverf op doek, 47 x 56 cm PARTICULIERE COLLECTIE, MET DANK AAN HOMEART

Manet, Caillebotte en Degas dat zo opwindend hebben gedaan. In Nederlandse musea zijn impressionistische landschappen veel royaler vertegenwoordigd. Vooral Monet is geliefd in ons land, met maar liefst negentien schilderijen. Hierin spelen de eigen landschapstraditie en Monets duidelijke link met Nederland een belangrijke rol: de kunstenaar schilderde diverse Nederlandse motieven op zijn campagnes door ons land. Maar is een Monet met Nederlandse molens of kerktorens erop werkelijk aanlokkelijker voor het openbaar kunstbezit dan een Monet met een Zuid-Franse palmboom of Noord-Franse populier? Is het voor de aankoop van kapitale Franse impressionisten die worden verworven voor de Collectie Nederland noodzakelijk dat ze hier zijn gemaakt of hier ooit zijn getoond? Hopelijk kan dit overzicht voor musea en particulieren in Nederland fungeren als een mooi discussiestuk voor een gezamenlijk vorm te geven verzamelbeleid voor impressionistische kunst dat in focus en ambitie de landsgrenzen overstijgt.

Fleur Roos Rosa de Carvalho is senior conservator prenten en tekeningen van het Van Gogh Museum

De grootste Van Goghcollecties bevinden zich in Amsterdam en Otterlo, maar in Noord­Brabant werd Vincent van Gogh geboren en schilderde hij zijn eerste

meesterwerk. Om het verhaal over zijn

Brabantse jaren te kunnen vertellen, bouwt Het Noordbrabants Museum al langere tijd gestaag aan de verzameling.

Met de aankoop van Kop van een vrouw (Gordina de Groot) heeft het nu een Van Gogh van wereldklasse.

Volharding beloond

NIEUWE AANWINST

Kop van een vrouw (Gordina de Groot) Vincent van Gogh

Maart-april 1885. Olieverf op doek op paneel, 41 x 32,5 cm

Bijdrage: € 1.271.670, waarvan € 100.000 uit het H.E.J. Mirandolle Fonds en € 75.000 uit het Jheronimus Fonds HET NOORDBRABANTS MUSEUM, ’S-HERTOGENBOSCH

Aangekocht in 2024 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar H.E.J. Mirandolle Fonds, haar Jheronimus Fonds en een bijzondere schenking van de Debman Stichting), het Museaal Aankoopfonds, het Mondriaan Fonds, de Stichting Ambacht en Cultuur, de VriendenLoterij en de Vrienden van Het Noordbrabants Museum

Het was februari 2023 toen Jacqueline Grandjean, directeur van Het Noordbrabants Museum, voor het eerst oog in oog stond met Gordina. Het schilderij zou geveild worden bij Christie’s in Londen. Het Noordbrabants Museum was getipt dat dit werk een belangrijke toevoeging zou kunnen zijn op de collectie. Het behoort tot de reeks studiekoppen die Vincent van Gogh in de periode van oktober 1884 tot en met mei 1885 heeft geschilderd tijdens zijn verblijf in het Brabantse Nuenen. In deze periode ontstond ook zijn beroemde Aardappeleters, waarop de toen bijna dertigjarige Gordina figureert.

Grandjean was meteen gegrepen door de studiekop en besefte dat hier een geweldige kans voor het museum lag: ‘Dit schilderij is zo gaaf, het toont zo’n ongelooflijke expressie en het is heel trefzeker en met enige bravoure geschilderd. We waren meteen enthousiast.’ Daarop is het museum geld gaan verzamelen om een succesvol bod te kunnen uitbrengen op de veiling. Met een richtprijs van € 1 tot € 2 miljoen leek dat haalbaar, maar de praktijk bleek anders. ‘Binnen twee minuten werden we overboden,’ zegt Grandjean. ‘En daarna ging het bieden nog een poos door. Er waren drie bieders, een Chinese en twee Britse, bleek later. Met lede ogen zagen we het schilderij gaan voor € 6,3 miljoen euro. Het was out of our league, dit hadden we nooit kunnen halen, en zeker niet in zo’n korte tijd.’

Bruikleen voor zes maanden

Hoe onbereikbaar het schilderij ook leek, het bleef Grandjean door het hoofd spoken, ook omdat diverse Brabantse kranten en omroepen berichtten over de gemiste kans en over de teleurstelling hierover onder de inwoners van Nuenen. Het museum wist te achterhalen wie de koper was – een van de Britse bieders –, belde hem en raakte met hem in gesprek over de vroeg-20ste-eeuwse lijst van Kunsthandel Oldenzeel, die in het veilinghuis was vervangen door een vergulde lijst. Daarop is de eigenaar van het schilderij met succes achter de oude lijst aangegaan. Toen hij liet weten hoe blij hij daarmee was, trok Grandjean de stoute schoenen aan en vroeg hem of ze het werk nog een keer mocht zien. Er volgde een bezoek met conservator Helewise Berger en hoofd development Nazanin Moarref bij hem en zijn vrouw thuis, waar Grandjean verzuchtte dat het de Brabanders zo aan het hart ging dat deze

Een bekend gezicht?

Louis van Tilborgh, oud-conservator en onderzoeker van het Van Gogh Museum en lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt, over de nieuwe aanwinst: ‘Prachtig werk. Zo lekker geschilderd. Die zondagse muts, hoe virtuoos wil je het hebben. Wonderbaarlijk hoe goed Van Gogh al was na anderhalf, twee jaar schilderen. Niet altijd, ja, zeker niet altijd, maar soms stak hij met kop en schouders boven zichzelf uit. Dat gebeurt hier. Al was hij een beginnend kunstenaar, hij wist donders goed dat er een portrettist van formaat in hem schuilging.

Aangestoken door zowel religieuze als revolutionaire opvattingen was het destijds zijn ambitie om vooral “het volk” in beeld te brengen. Had hij zich tijdens zijn verblijf in Den Haag, tot pakweg de zomer van 1883, vooral geoefend in het tekenen van figuren uit de zogeheten lagere klassen, hierna begon hij voorzichtig te denken aan grote figuurstukken in olieverf. Al dan niet ter voorbereiding hiervan legde hij zich vanaf het einde van 1884 toe op het schilderen van zogeheten studiekoppen, waartoe het thans verworven stuk behoort. Binnen grofweg een halfjaar ontstonden zo meer dan vijftig werken in dit genre, waarvan er slechts 47 bewaard zijn gebleven. Hij woonde toen bij zijn ouders in Nuenen en zocht zijn modellen onder “de boeren en ’t volk”. Vooral vrouwen bleken bereid tot poseren, en dan met name de bijna even oude Gordina de Groot (1855-1927), ook wel Sien

genoemd, het enige model dat we direct van naam kennen. Het thans aangekochte schilderij doet niet onder voor twee erkende hoogtepunten uit de reeks, eveneens studies van Gordina en recht van voren weergegeven, nu in het Van Gogh Museum en in het KröllerMüller Museum. Als derde studie vult deze aanwinst binnen de Collectie Nederland misschien geen werkelijk hiaat, maar de aankoop is van groot belang voor Het Noordbrabants Museum. Vooral door de toets in de muts, maar ook door de natuurlijke expressie in het gezicht is het een fraai, virtuoos portret à la Frans Hals. Het werk heeft een enorme présence, en dat valt alleen goed uit te leggen als je voor het werk staat.

Deze aankoop tilt de presentatie van de kunstenaar in Den Bosch naar een veel hoger niveau, en dat is van nationaal belang gezien de discussie over zogeheten regionale musea versus de grotere instellingen elders in ons land.

Er is geen sprake van een verdubbeling, maar van een versterking. De drie varianten van de studiekop van Gordina, zo verschillend in toets en schildertrant, laten samen mooi zien hoe Van Gogh in zijn serie te werk ging. Hij oefende zich steeds opnieuw in de weergave van het gelaat, speelde met kleur, licht-donkereffecten en toets, en dit alles in de hoop om zo, al werkend, boven zichzelf en de bestaande normen te kunnen uitstijgen. En dat gebeurde.’

prachtige Van Gogh achter een gesloten deur in een privéwoning hing, terwijl zoveel mensen in Brabant er iets bij voelen. Met die opmerking was het zaadje bij de vrouw van de eigenaar geplant, zegt ze. Wat volgde was het aanbod om het schilderij voor een halfjaar te lenen voor de collectiepresentatie Van Gogh in Brabant. Medewerkers van het museum signaleerden dat Gordina met haar witte muts een snaar raakte bij Brabantse bezoekers, misschien wel omdat die net als zij vaak uit boerenfamilies komen, speculeert Grandjean: ‘Als mensen voor het schilderij stonden, dan gebeurde er iets fysieks. Soms kon je aan hun lichaamshouding zien dat ze geraakt werden. Dan zie je wat voor impact het werk heeft.’

Al snel polste Grandjean voorzichtig of koop ook een optie was. Samen met zijn vrouw wist het museum de eigenaar te overtuigen van het belang van deze Van Gogh voor de Noord-Brabantse bevolking. Voor dat argument was hij gevoelig, maar hij liet het schilderij niet zomaar gaan, vertelt ze. ‘Aanvankelijk vroeg hij € 10 miljoen. Dat is fors. Maar ik kreeg van twee experts te horen dat de prijs het dubbele van de veilingprijs zou zijn als het schilderij op de TEFAF zou hangen. We zijn op € 8,6 miljoen uitgekomen. Dat is een heel hoog bedrag in veel ogen. Vergeet niet dat het werk heel lang in particuliere collecties is geweest, wel 122 jaar. Het is één keer op een tentoonstelling in Zürich te zien geweest, in 1943, maar verder was het volledig aan het oog onttrokken.’

Eén euro per Brabander

Het zou de allergrootste aankoop in de geschiedenis van Het Noordbrabants Museum worden, maar dat weerhield Grandjean er niet van een poging te wagen. ‘Wij hebben het met een aantal stakeholders besproken. Die vroegen: weten jullie het wel zeker? Is het dat bedrag waard? Maar het was heel goed verdedigbaar. Het schilderij is van een zeer hoog artistiek niveau én van grote betekenis. Aankoop zou de volledige collectie in één klap omhoogtillen, met Gordina als hét gezicht van de Brabantse collectie. Vanaf dag één heb ik er intens in geloofd dat we dit gingen redden.’ De eerste bijdrage kwam van de Vereniging Rembrandt. Dat belangrijke startbedrag van de Vereniging was een kwaliteitskeurmerk, vertelt Grandjean. ‘Als de Vereniging Rembrandt besluit te steunen betekent dat wel wat, dat kregen we ook terug van andere fondsen.’ Het

…die vrouwenkoppen van hier met de witte mutsen – het is moeielijk – maar het is zoo eeuwig mooi
Vincent

van Gogh in een brief aan Anton Kerssemakers, januari 1885

Mondriaan Fonds en het Museaal Aankoopfonds volgden met een grote bijdrage, waarna breder werd geworven.

Grandjean: ‘We hebben publieksacties en private viewings georganiseerd. Bij onze crowdfundingsactie kwam er al in de eerste week € 70.000 binnen. We zeiden: er zijn 2,6 miljoen Brabanders. Als elke Brabander nu één euro schenkt, dan hebben we het Brabantse deel binnen. Dat sloeg goed aan. Heel veel mensen kwamen één euro brengen. Een meisje kwam met haar spaarpot, twee oude mensen kwamen met een twee-euromunt. Er was een enorme betrokkenheid en een hartverwarmende schenkingsbereidheid. Dat mantra van één euro per Brabander hebben we steeds herhaald. We hebben ook Brabantse fondsen benaderd, enkele bedrijven en een aantal vermogende particulieren. Dat ging met grotere stappen. Het laatste stuk kwam van een Brabantse stichting.’

Van Goghvleugel

Met de nieuwe aanwinst heeft Het Noordbrabants Museum nu twaalf werken van Van Gogh in de opstel-

ling, schilderijen en een werk op papier. De helft hiervan bestaat uit bruiklenen van het Van Gogh Museum, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Rijksmuseum en een particuliere verzamelaar. Het museum heeft plannen voor uitbreiding van de presentatie: ‘De Van Goghzaal wordt de Van Goghvleugel. We willen er lichte en levendige zalen van maken, met wisseltentoonstellingen. We willen de verbinding van de vroege Van Gogh met Brabant laten zien. Daar mogen we ontzettend trots op zijn.’

Zowel voor het museum als voor de inwoners van Noord-Brabant is deze aankoop van grote waarde, onderstreept Grandjean. ‘Ik ben de Vereniging Rembrandt en haar leden ongelofelijk dankbaar dat dit realiteit is geworden. Veel mensen denken: dit soort verwervingen gebeurt in de Randstad en elders in de grote steden. Dat zoiets hier mogelijk is, is bijzonder betekenisvol. Dat moet je niet onderschatten. Deze aankoop is een belangrijke stap voor het museum én voor Noord-Brabant.’

Gerdien Wuestman is hoofdredacteur van het Bulletin

Gordina in de collectiepresentatie
Van Gogh in Brabant in Het Noordbrabants Museum

Altaarstuk met de kruisiging en de tronende Maria

Joan Reixach

Midden 15de eeuw. Paneel, 215 x 142 cm

KASTEEL DE HAAR, HAARZUILENS

Gerestaureerd met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar VriendenLoterij Restauratiefonds)

Blikvanger

Een van de grote verrassingen in de tentoonstelling is het altaarstuk met de kruisiging en de tronende Maria uit Kasteel de Haar. Dit middenpaneel van een altaarstuk is geschilderd door de Spaanse kunstenaar Joan Reixach, die werkzaam was rond het midden van de 15de eeuw. Het is een van de weinige voorbeelden van vroege Spaanse schilderkunst in Nederlandse verzamelingen. Na een jarenlange restauratie, met een bijdrage van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar VriendenLoterij Restauratiefonds), wordt het nu voor het eerst weer getoond.

Verzameld met hartstocht

De nieuwste attractie in de Efteling speelt zich af in een ‘middeleeuwse’ abdij en op TikTok kun je in anderhalve minuut kapoenstoof leren koken. De middeleeuwen zijn hip, maar dat is niet altijd zo geweest. De interesse kwam pas in de tweede helft van de 19de eeuw op gang. Voor die tijd werden de middeleeuwen als een donkere periode beschouwd en werd middeleeuwse kunst meestal als een curiositeit gezien. Vier eigenzinnige verzamelaars in Nederland dachten daar anders over. Museum Catharijneconvent toont nu hoogtepunten uit de collecties van deze pioniers.

Kapelaan Gerard van Heukelum (1834-1910) kwam uit een welgestelde familie en dat was maar goed ook. Anders had hij in 1867 niet zo voortvarend kunnen toeslaan op een veiling in Keulen, waar hij maar liefst 21 vroege Italiaanse schilderijen kocht. De kwaliteit van de hele groep is wisselend, maar het ensemble bevat twee absolute voltreffers: De kruisiging van de Siënese kunstenaar Giovanni di Paolo en het fragment van Maria met kind van de meester van Badia a Isola. Van Heukelum kocht de schilderijen niet voor zichzelf, maar voor zijn museum in Utrecht Wat enkele jaren ervoor begonnen was als een particuliere verzameling op zijn kapelaanskamer, was in 1862 een museumpje geworden op een afgescheiden gedeelte van de pastoriezolder bij de Catharinakerk. In 1872 opende het museum onder de naam Aartsbisschoppelijk museum op een nieuwe locatie aan de Nieuwegracht. Een kaartje kostte dertig cent en al in 1876 kreeg het museum een bijzondere bezoeker over de vloer: de Franse schrijver Joris-Karl Huysmans – nu vooral bekend van zijn roman À Rebours (1884) – die in Nederland verbleef voor een familie-

De kruisiging

Giovanni di Paolo

ca. 1447. Tempera op paneel, 29 x 62 cm

RIJKSMUSEUM,

AMSTERDAM (in bruikleen van Museum Catharijneconvent sinds 2013)

bezoek. Huysmans was onder de indruk van de ‘schilderijen van Duitse primitieven, uitgemergelde, bloedeloze christussen, die verwrongen en naar adem snakkend aan het houten kruis hangen. Langgerekte, etherische maagden, gebroken door verdriet, verwrongen van verscheurende angst, zijn in vervoering weergegeven met hun bleekgele huid tegen een achtergrond van effen goud of versierd met dooreengevlochten symbolen.’ Zou het altaarstuk met De kruisiging uit de omgeving van de Meester van Lindau een van de ‘Duitse primitieven’ zijn die Huysmans in het museum zag? De beschrijving komt behoorlijk overeen, maar het is onzeker of het schilderij

Madonna met kind

Meester van Badia a Isola ca. 1300. Tempera op paneel, 40 x 41 cm

RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM (in bruikleen van Museum Catharijneconvent sinds 2013)

zich ten tijde van Huysmans’ bezoek al in het museum bevond. Hoe het ook zij, Huysmans werd geraakt in het Aartsbisschoppelijk museum, en dat was Van Heukelums bedoeling. Hij wilde dat bezoekers iets van hun bezoek zouden opsteken, een stukje waardering voor het rooms-katholieke erfgoed, maar bovenal dat ze beseften dat dít hoogwaardige christelijke kunst was. Waaraan die kunst precies moest voldoen was niet helemaal duidelijk. Het ging om gevoel, dat hier een zekere mystieke kwaliteit betekende. Zodoende oversteeg de verzamelfocus van Van Heukelum de landsgrenzen. Een Mariabeeld uit Frankrijk kon immers hetzelfde waarachtige gevoel bevatten als een vroeg Italiaans of Duits schilderij. Een vroege datering was wel een voorwaarde, want nadat Jan van Eyck het realisme in de schilderkunst had geïntroduceerd, was volgens Van Heukelum dat wezenlijk christelijke gevoel juist verdwenen.

Daarnaast had Van Heukelums collectie middeleeuwse kunst nog een ander doel: hij wilde de kwaliteit van eigentijdse kerkelijke kunst verbeteren. Het ging vooral om de

De twijfel van Jozef Maker onbekend (Tirol) ca. 1410. Paneel, 96,5 x 43,5 cm

KASTEEL HUIS BERGH, ’S-HEERENBERG

liturgische objecten, zoals cibories (kelken) en gewaden. De door Van Heukelum verzamelde middeleeuwse voorwerpen dienden nauwkeurig te worden bestudeerd en gekopieerd door edelsmeden en andere vaklieden. Zo zou er ‘nieuwe’ kerkelijke kunst ontstaan die net zo waarachtig christelijk was als de middeleeuwse, passend bij de bloeiperiode die het katholicisme in de tweede helft van de 19de eeuw in Nederland weer doormaakte. Want met moderne kelken die aan cocktailglazen deden denken en misgewaden met glitters zou die kerk nooit opnieuw kunnen groeien tot het invloedrijke instituut dat zij in de middeleeuwen was geweest.

JAN HERMAN VAN HEEK

Ook de Twentse textielfabrikant Jan Herman van Heek (1873-1957) keek met verlangen naar de prominente rol die het christelijke geloof in de middeleeuwen had gehad. In een publicatie over zijn verzamelingen en zijn middeleeuwse woonhuis, Kasteel Huis Bergh, wijst hij de lezer in 1957 op de grote tegenstelling ‘in wereldbeschouwing en streven’ tussen de middeleeuwen en zijn eigen tijd. ‘De middeleeuwen, waarin geloof in God en de leer van Christus de bezielende krachten zijn geweest voor het leven en voor alle grote werken die werden tot stand gebracht. Het heden, dat door zijn techniek alle natuurkrachten aan zich dienstbaar wil maken, waaraan het gevaar is verbonden, dat de mens ten onrechte meent zelf de scheppende en dirigerende kracht in onze wereld te zijn, onder voorbijzien van een hogere leiding.’

Toch was Van Heek een ander type verzamelaar dan Van Heukelum.

Meer dan mensen iets laten zien of leren wilde hij iets bewaren en doorgeven. Als het hem in 1921 inderdaad was gelukt om De kerstnacht van Geertgen tot Sint Jans – thans in de National Gallery in Londen – te verwerven, dan had hij dat schilderij vanwege het grote belang aan het Nederlandse volk willen schenken, maar zelf verzamelde Van Heek lange tijd niet met het oog op een publiek. Zijn collectie middeleeuwse schilderijen, handschriften en andere objecten begon met de wens om Kasteel Huis Bergh in stijl in te richten. Dat zijn verzamelactiviteiten doorgingen toen de inrichting was voltooid, getuigt van de grote passie die Van Heek inmiddels had ontwikkeld voor de middeleeuwen. En ook hij beperkte zich niet tot kunst die in Nederland was gemaakt. Anders had hij nooit de Engel gekocht die oorspronkelijk deel uitmaakte van het grote altaarstuk in de Dom van Siena, geschilderd door de fameuze kunstenaar Duccio. Een ander hoogtepunt uit de collectie, ‘het wellicht merkwaardigste schilderij van het Huis Bergh’ aldus Van Heek, is een vroeg Oostenrijks paneeltje met Maria die van vlas of wol een draad spint en Jozef die een handje helpt.

VAN ZUYLEN-ROTHSCHILD

Bij het echtpaar Etienne baron van Zuylen van Nijevelt (1860-1934) en Hélène van Zuylen-de Rothschild (1863-1947) begon het ook met een kasteel. De familie van Etienne van Zuylen was al eeuwen in het bezit van Kasteel de Haar, dat in de loop der tijd was verworden tot een onbewoonbare berg stenen. Het echtpaar liet de ruïne vanaf 1892 herbouwen door Pierre Cuypers in de voor hem

kenmerkende neogotische stijl.

Op zijn aanraden kochten Etienne en Hélène voor het eclectische interieur, internationaal een belangrijk voorbeeld van de zogeheten goût Rothschild, een aantal middeleeuwse kunstwerken van hoge kwaliteit, waaronder drie uitzonderlijke Brusselse wandtapijten uit een reeks over De verlossing van de mens en het middenpaneel van een Spaans altaarstuk dat is toegeschreven aan de 15de-eeuwse kunstenaar Joan Reixach. Dat stuk moet tot de dierbaarste bezittingen van de baron hebben behoord, want het hing boven zijn bed.

Er is van alle vier verzamelaars weinig bekend over de precieze beweegredenen om juist deze kunst-

werken te kopen. Het toeval speelde natuurlijk een rol, de gelegenheid moest zich voordoen, en we weten in grote lijnen wat elke verzamelaar probeerde te bereiken. Maar de aankoop van een schilderij als de Kruisiging door Giovanni di Paolo maakt korte metten met het idee dat daarmee alles is gezegd. Het talent van de schilder mocht dan zwak zijn, schreven Van Heukelum en de Utrechtse bisschop Schaepman in 1877, maar in het schilderij was sprake van ‘veel orde in de groepeering en bewegelijkheid in de figuren. In de uitdrukking ligt over het algemeen meer levendigheid dan adel; de drapeering van sommige gewaden, vooral van ’t kleed van Maria en van een der Joden, zeer schoon.’

De kruisiging

Meester van Lindau, omgeving van ca. 1430-39. Tempera en gips op paneel, 125 x 89 cm MUSEUM CATHARIJNECONVENT, UTRECHT

Gerestaureerd met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar J.G. van Oord Fonds) en particuliere begunstigers

Misschien komen we daar het dichtst bij een beschrijving van dat gevoel waarnaar Van Heukelum bij kunstwerken zocht. Orde én bewegelijkheid: kunst die zo knap is gemaakt dat je het mysterie achter de vorm niet helemaal kan doorgronden, maar die tegelijk diepe indruk maakt omdat ze eenvoudigweg ‘zeer schoon’ is.

Dat doet denken aan een advies van de historicus Johan Huizinga –auteur van het beroemde Herfsttij der middeleeuwen – die er eens op wees dat je het handelen van illustere politici uit het verleden niet kunt verklaren als je ze bekijkt als ‘bundels’ van machtsconcepten en politieke strategieën. Zijn advies, dat op het handelen van kunstverzamelaars misschien nog wel meer van toepassing is, luidde: ‘Vergeet den hartstocht niet.’

Laurens Meerman is wetenschappelijk redacteur van de Vereniging Rembrandt

De tentoonstelling In de ban van de middeleeuwen is t/m 26 januari 2025 te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht. Speciaal voor de leden van de Vereniging Rembrandt geeft conservator René de Kam een lezing over het verzamelen van middeleeuwse kunst in de 19de eeuw. Die lezing is op dinsdagmiddag 21 januari 2025 om 14.00 uur en duurt een uur. Scan de QR-code als u de lezing wilt bijwonen (let op: het aantal plaatsen is beperkt).

Eind mei van dit jaar heeft de Vereniging Rembrandt een groot ledenonderzoek laten uitvoeren. Maar liefst 1.746 leden namen de moeite de uitgebreide vragenlijst in te vullen. Een ongelooflijke respons, zegt Alexandra van der Loo, hoofd Marketing bij de Vereniging Rembrandt. ‘Het onderzoeksbureau sloeg steil achterover.’ Wat kwam eruit en wat gebeurt er met de resultaten?

Leden spreken zich uit

De Vereniging Rembrandt houdt bijna elk jaar een enquête onder haar leden, maar deze keer werd het groter en ambitieuzer aangepakt. In samenwerking met een onderzoeksbureau werd een vragenlijst met meer dan dertig vragen opgesteld, die werd verstuurd naar alle leden van wie wij een e-mailadres hebben. ‘We wilden deze keer niet alleen vragen wat de leden van het Bulletin en de nieuwsbrieven vinden, maar ook eens breder naar de missie laten kijken,’ vertelt Alexandra van der Loo, die het onderzoek liet uitvoeren. ‘Er zijn wel eens discussies: zijn we er nu vooral voor de grote of voor de kleinere musea? Komen de musea buiten de Randstad wel genoeg aan bod? Is het stimuleren van collectiemobiliteit een taak die bij ons past? Dat zijn wezenlijke thema’s, en het is goed om te weten hoe de leden daartegenaan kijken.’

Missie, kerntaken en spreiding Uit het grote aantal ingevulde vragenlijsten spreekt een enorme betrokkenheid. Die betrokkenheid blijkt ook uit de antwoorden. De meerderheid van de respondenten geeft aan lid van de Vereniging Rembrandt te zijn geworden vanwege de missie, dus om musea te helpen bij de aankoop van kunstwerken. Zo schreef een van hen: ‘De Vereniging vervult een belangrijke rol in het in stand houden en ontwikkelen van de museale collecties. Dat draag ik een warm hart toe.’ Een uitzondering vormen de leden onder de 25 jaar – overigens een wat ondervertegenwoordigde groep onder de respondenten – die vaker aangeven dat zij lid zijn geworden vanwege de Rembrandtkaart.

Voor de leden blijven de kerntaken van de Vereniging Rembrandt onverminderd relevant. Het helpen van musea bij aankopen wordt door 97 procent van de respondenten belangrijk tot zeer belangrijk gevonden, en het steunen van restauraties door 94 procent. Ook het bijdragen aan onderzoek en het behartigen van de belangen van het openbaar kunstbezit en particuliere schenkers worden met 86 respectievelijk 85 procent als (zeer) belangrijk aangemerkt. Het belang van collectiemobiliteit – het onderling uitlenen van kunstwerken door musea, iets wat de Vereniging met acties als ‘Buitenkans’ probeert te stimuleren – wordt door 87 procent onderschreven. De meningen zijn echter verdeeld over de rol die de Vereniging Rembrandt hierin dient te vervullen; een aantal leden ziet dit meer als een verantwoordelijkheid voor musea.

De overgrote meerderheid van de respondenten staat volledig achter het beleid van de Vereniging Rembrandt om de collecties van grote en kleinere musea door heel Nederland te versterken. ‘Het hoeft niet altijd te gaan om topstukken, versterking van het regionaal cultuurbezit is ook belangrijk’, schrijft een van hen. Een minderheid van 13 procent vindt het steunen van aankopen van kleine musea belangrijker dan het helpen van rijksmusea, waarbij vaak wordt aangevoerd dat kleine musea kleinere budgetten hebben en beperkt zijn in hun mogelijkheden: ‘Kleinere musea hebben niet de middelen of de knowhow om fondsen te werven, dus die zijn het meest gebaat bij hulp’. Een nog kleinere minderheid van 4 procent is van mening dat vooral de aankoop van topstukken voor de

grote musea ondersteuning verdient: ‘Liever een beperkt aantal grote aankopen, dan een reeks kleine aankopen. Kwaliteit boven kwantiteit’. Hoewel de Vereniging Rembrandt zich nadrukkelijk inzet voor musea door het gehele land, vindt 12 procent van de leden dat de Vereniging wel wat meer zou mogen doen voor musea buiten de Randstad.

Tegenover inhoudelijke samenwerkingen met andere organisaties in de kunst-, cultuur- of natuursector die goed bij ons passen, zoals de collegereeksen in samenwerking met The School of Life, staat 74 procent van de leden over het algemeen positief. Slechts 4 procent van de leden die meewerkten aan het onderzoek ziet daar weinig in.

Rapportcijfers

Hoe vinden de leden dat de Vereniging Rembrandt het doet? Om met een mooi cijfer te beginnen: de leden geven de Vereniging gemiddeld een 8,5. Daarbij valt op dat hoe langer men lid is, hoe hoger het cijfer is. De respondenten die een jaar of korter lid zijn, geven gemiddeld een 8, en dat cijfer loopt op tot een 8,6 voor

De Vereniging Rembrandt kan kleinere musea helpen een kwaliteitsslag te maken, zoals bij de Van Wittels voor Museum Flehite

Uit: ledenonderzoek 2024

degenen die vier jaar of langer lid zijn. De leden vinden de Vereniging deskundig, betrouwbaar en betrokken – ‘Gezaghebbend baken in de Nederlandse cultuurwereld’ – maar soms ook elitair, waarover later meer. Voor een opvallend groot deel van de leden is vrije toegang tot musea niet van belang omdat zij ook een Museumkaart hebben – ongeveer een derde van de respondenten –, vriend van een museum zijn of deelnemer aan de VriendenLoterij. Toch scoort de Rembrandtkaart een 8,9. Uit opmerkingen van diverse leden die zich afvragen waarom de

Gezicht op de Tiber in Rome met de Engelenburcht Caspar van Wittel 1714. Olieverf op doek, ca. 55 x 108 cm MUSEUM FLEHITE, AMERSFOORT

Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Stichting Het ‘Meyjes-Fonds’, haar Themafonds 18de-eeuwse schilderkunst en haar VriendenLoterij Aankoopfonds), het Mondriaan Fonds, de Turing Foundation, de Oudheidkundige Vereniging Flehite/Fonds Bos, de Vrienden van Van Wittel en het Sociaal Cultureel Fonds De Amersfoortse

Rembrandtkaart niet in alle musea geldig is, blijkt dat er soms onduidelijkheid over de kaart bestaat (zie kader op p. 38). De ontvangsten in musea worden met een 8,2 gewaardeerd, al laten veel respondenten weten dat ze meer en kleinschaliger bijeenkomsten met een bredere landelijke spreiding op prijs zouden stellen: ‘Meer buiten de Randstad. Kleinere aantallen. Persoonlijker.’ Uit wat leden schrijven over onze communicatiekanalen blijkt hoezeer smaken en voorkeuren verschillen. Waar sommigen om meer informatie vragen, mag het van anderen wel

Uitgelicht

Misverstand over de Rembrandtkaart

Een aantal respondenten vraagt zich af waarom de Rembrandtkaart niet geldig is bij bepaalde musea die zij graag bezoeken, en of de Rembrandtkaart niet dezelfde status kan krijgen als de Museumkaart. Daarom een korte uitleg.

Met de Rembrandtkaart kunnen onze leden de vaste collecties – en bijna altijd ook tijdelijke tentoonstellingen –van meer dan 125 musea door heel Nederland bezoeken zonder entree te betalen. Deze vrije toegang is een gebaar van dank van de musea die in de loop van de tijd door ons zijn gesteund. Door nieuwe steunverleningen wordt de lijst van musea waar je met de Rembrandtkaart terecht kunt dus geleidelijk langer, maar vanwege het karakter van de kaart houdt de Vereniging zich niet actief bezig met het uitbreiden van de lijst. Daarnaast zijn er enkele andere (kunst)musea die onze leden uit sympathie voor de doelstelling van de Vereniging Rembrandt gratis entree verlenen. Welke musea u met de Rembrandtkaart kunt bezoeken, kunt u zowel op onze website als achter in elk nummer van het Bulletin zien.

De Rembrandtkaart is dus iets anders dan de Museumkaart, die vooral in het leven is geroepen om de drempel voor museumbezoek te verlagen.

een tandje minder, en waar de één popularisering vreest, pleit een ander voor laagdrempeligheid. Maar het eindoordeel over de communicatie van de Vereniging is zeer positief. Het Bulletin krijgt een 8,5 en de Aankoop Alerts, de Nieuwsbrieven en de website worden alle met een 8 of hoger gewaardeerd. Een relatief gering deel van de respondenten blijkt ons te volgen op social media; 75 procent kent de socialmediakanalen niet of maakt er geen gebruik van. Misschien niet verrassend gezien de leeftijdsopbouw van ons ledenbestand, maar ook onder de jongere leden blijkt er ruimte voor verbetering te zijn.

De reacties op het Bulletin laten een trend zien die wij al eerder signaleerden. Hoewel het voor velen als onmisbaar geldt – ‘zonder blad snap je niet wat de Vereniging doet’ – geeft een toenemend aantal leden aan net zo lief een digitaal magazine te ontvangen, uit duurzaamheids- of kostenoverwegingen. Dit ondersteunt het reeds ingezette beleid: nieuwe leden tot 25 jaar ontvangen het Bulletin digitaal, tenzij zij aangeven liever een gedrukt exemplaar te ontvangen, en bij leden van 25 jaar en ouder is het andersom. Leden die het tijdschrift graag op papier lezen hoeven zich dus geen zorgen te maken. En in plaats van het na lezing weg te gooien, is er misschien iemand anders mee blij te maken, zoals sommige leden al doen: ‘Wij geven het Bulletin altijd door aan andere kunstliefhebbers. En soms resulteert dat in een lidmaatschap.’

‘Minder borstklopperig’ Alleen maar complimenten, zou je bijna denken. Maar zo is het natuur-

lijk niet – zeggen we met een knipoog naar het lid dat opmerkt dat de teksten over de Vereniging Rembrandt zelf wel ‘wat minder borstklopperig mogen’. Er zijn ook kritische geluiden te horen. Soms betreft dat kleinere, incidentele zaken, zoals haperingen rond een aanmelding voor een ontvangst of een contributiebetaling, of de fotoactie bij de preview van de Vermeertentoonstelling die bij sommige leden niet in goede aarde is gevallen. Fundamenteler is de door verschillende leden geuite kritiek op de steunverlening voor zeer kostbare kunstwerken: ‘Bij heel grote uitgaven nog eens goed nadenken, want zo drijven we met elkaar de prijzen op’. Daarbij wordt naast Rembrandts Marten en Oopjen – maar deze aankoop werd anders dan kennelijk soms wordt gedacht niet door de Vereniging ondersteund – meer dan eens De vaandeldrager genoemd. Enkele leden zetten vraagtekens bij de hoge prijs die voor dit schilderij is betaald en bij de toegevoegde waarde ervan voor het Nederlandse openbaar kunstbezit. ‘Was dat nu zo nodig?’ vraagt een van hen retorisch. Een vaak terugkerende opmerking is ook dat de Vereniging Rembrandt ‘te elitair’ is. Sommigen noemen in dit verband de samenstelling van het bestuur, anderen hebben het over de vermeende focus op de Randstad, de lidmaatschappenstructuur of de uitstraling van de Vereniging in het algemeen. Het mag allemaal wat frisser, eigentijdser en diverser, is de boodschap.

Een aantal leden vindt dat de Vereniging Rembrandt zich meer zou moeten inspannen om een breder en jonger publiek te bereiken. Dat de Vereniging al veel doet om jongeren

tot 35 jaar te betrekken bij kunst is voor leden die niet tot deze doelgroep behoren kennelijk onvoldoende zichtbaar. Zo zijn de zogenaamde Art Talks die twee keer per jaar worden georganiseerd nadrukkelijk ook bedoeld voor jongeren die uit zichzelf minder makkelijk een museum binnenstappen. Deze bijeenkomsten bieden bovendien de mogelijkheid om andere jonge kunstliefhebbers te ontmoeten, iets wat bovengemiddeld belangrijk is voor deze doelgroep.

Tot slot

Het was een lange vragenlijst, dus we begrijpen het lid dat aan het eind verzuchtte: ‘enquête te lang!’, maar we zijn heel blij met alle informatie die het onderzoek heeft opgeleverd.

We weten nu beter wat de leden onze sterke punten vinden, waar ze minder over te spreken zijn en via welke communicatiekanalen we ze het beste kunnen bereiken. Er zijn allerlei bruikbare suggesties gedaan en wensen uitgesproken. Zo noteerden we dat leden het interessant zouden vinden om meer inzicht te krijgen in het besluitvormingsproces over steunverlening, en dat er bij velen behoefte is aan meer aandacht voor moderne en hedendaagse kunst.

Omdat het onderzoek anoniem is, kunnen we helaas geen persoonlijke vragen beantwoorden of met individuele leden in gesprek gaan, maar we verzekeren u dat we alle opmerkingen en observaties van de 1.746

Het hoeft niet altijd te gaan om topstukken, versterking van het regionaal cultuurbezit is ook belangrijk

Uit: ledenonderzoek 2024

Zittend naakt

Jan Wiegers 1925. Was en olieverf op linnen, 71 cm x 54,5 cm GRONINGER MUSEUM

Aangekocht in 2014 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar

Van Lith-Dumont Fonds en haar Themafonds

Moderne kunst)

inzenders zorgvuldig hebben gelezen, en dat we die waar van pas komend – want aan sommige zaken, zoals het verplicht reserveren van tijdvensters voor museumbezoek, kunnen we nu eenmaal niets doen – ter harte zullen nemen om de Vereniging Rembrandt steeds een stapje verder te brengen. Op een aantal van de genoemde verbeterpunten, zoals meer diversiteit in het bestuur en de raad van adviseurs, zijn in de afgelopen jaren al stappen gezet. Wat de opmerkingen over de geografische spreiding van bijeenkomsten betreft: in 2023 organiseerden we een campagne gericht op Zeeland met een ontvangst in Middelburg, en ook in de toekomst zullen we dit soort ontvangsten blijven organiseren. Tegelijkertijd is het gezien de grote concentratie van kunstmusea in de Randstad onvermijdelijk dat evenementen relatief vaak in het westen of in het midden van het land plaatsvinden.

We blijven waken voor zelfgenoegzaamheid, en verder houden we ons hoofd koel en ons (kunst)hart warm, zoals een lid ons meegaf. Dank aan alle leden die hebben meegewerkt aan het onderzoek.

Ondergedompeld in de wereld van Nan Goldin

Rauw, intiem, beklemmend. Memory Lost van Nan Goldin is een werk dat je niet snel loslaat. In deze digitale diavoorstelling neemt Goldin de beschouwer mee op een reis door de duistere wereld van drugsverslaving. Het werk was afgelopen winter te zien op de drukbezochte tentoonstelling

This Will Not End Well in het Stedelijk Museum Amsterdam. Deze zomer kochten het Stedelijk en het Centraal Museum in Utrecht de 24 minuten durende slideshow samen aan. Het werk zal met enige regelmaat te zien zijn in de presentaties van beide musea.

Worstelen met verslaving

In 2018 publiceerde Nan Goldin een artikel in het kunstmagazine Artforum waarin ze de betrokkenheid van de familie Sackler bij vele grote kunstinstellingen aan de kaak stelde. Deze familie is puissant rijk geworden in de farmaceutische industrie, met name door het middel Oxcycontin, een sterke, uit opium vervaardigde pijnstiller die zeer verslavend is. De eigenaren waren zich bewust van de gevaren van het middel, maar kozen voor een agressieve marketingstrategie om het via aantrekkelijke bonussen voor artsen zoveel mogelijk voorgeschreven te krijgen. De strategie was succesvol, de uitkomst desastreus. De familie verdiende miljarden, miljoenen mensen raakten verslaafd. Levens werden verwoest en honderdduizenden overleden aan de gevolgen van de verslaving, door een overdosis of doordat ze gedwongen waren steeds sterkere (illegale) medicijnen te gaan gebruiken.

Goldin wilde de art washing – op duistere manieren verdiend geld aan kunstinstellingen schenken om een beter imago te verwerven – van de familie een halt toeroepen. Samen met de andere leden van haar activistische collectief Prescription Addiction Intervention Now (P.A.I.N.) organiseerde ze sit-ins in musea, waaronder het Metropolitan Museum of Art en het Salomon R. Guggenheim Museum in New York, Tate in Londen en het Louvre in Parijs. De activisten hingen spandoeken op en ensceneerden een massa aan dode lichamen in de zalen van de musea. Veel musea sneden de banden met de familie Sackler door en verwijderden de familienaam van de gevels en muren van hun gebouwen.

Zelf was Goldin in 2016 na een polsoperatie ook verslaafd geraakt aan Oxcycontin, na eerder al meerdere malen met verslaving en afkicken geworsteld te hebben. Dat ze verslaafd raakte aan een op doktersrecept voorgeschreven pijnstiller shockeerde haar zo, dat ze een onderzoek begon naar dit middel en zijn ontstaansgeschiedenis. Ze vroeg zich af hoe het kan dat iets zo sterks en verslavends mag worden voorgeschreven. Ze zette haar netwerk, mogelijkheden, zichtbaarheid en platform in voor de gezondheid van anderen. Dit is te zien in Laura Poitras’ documentaire All the Beauty and the Bloodshed (2022), die in Venetië werd bekroond met een Gouden Leeuw.

NIEUWE AANWINST

Memory Lost

Nan Goldin 2019-21. Digitale diavoorstelling (vierde editie van vijf)

Bijdrage: € 121.927, waarvan € 21.927 uit het Desiree Lambers Fonds en € 100.000 uit het Titus Fonds

STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM/CENTRAAL MUSEUM, UTRECHT

Aangekocht in 2024 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Desiree Lambers Fonds en haar Titus Fonds) en het Mondriaan Fonds

This Will Not End Well

Toen Goldin in de jaren zeventig begon als kunstenaar, presenteerde ze haar werk in clubs, in filmzalen en op (film)festivals. Haar aaneenschakelingen van foto’s – later slideshows genoemd – werden ondersteund door een eclectische muziekselectie en samen vormde dit een meeslepende, interactieve ervaring. Een dergelijke performance, waarbij ze de foto’s ook nog live van commentaar voorzag, hield Goldin in de jaren tachtig ook in het Stedelijk Museum. Dit was het begin van een lange en innige relatie tussen maker en museum. In 1997 was er de solo-expositie I’ll Be Your Mirror, georganiseerd in samenwerking met het Whitney Museum of American Art en het Kunst Museum Winterthur, waarin haar foto’s werden getoond. En in 2023 was er de tentoonstelling This Will Not End Well in het Stedelijk, die op haar diavoorstellingen en video-installaties focuste. Goldin is van mening dat je haar werk het beste tot je kunt nemen door je er volledig in onder te dompelen. In samenwerking met architect Hala Wardé maakte ze daarom voor elk gepresenteerd werk een ruimtelijke ‘verlenging’ die in haar ogen de ideale vorm was voor het ervaren van het werk.

Van verhaal naar sfeer

Goldin was onderdeel van de hippe, queer underground scene in het Boston en New York van de jaren zeventig en tachtig, die ze op beeld vastlegde. Deze foto’s bracht ze samen in slideshows, waarvan het iconische werk The Ballad of Sexual Dependency (1985) veruit het bekendst is. Haar stijl was destijds baanbrekend en revolutionair: niet geënsceneerd of gestileerd, maar rauw en direct met intieme thema’s en confronterende beelden. Inmiddels is haar beeldtaal gemeengoed geworden: de snapshotstijl met persoonlijk beeldmateriaal is op social media tegenwoordig de leidende vorm van fotografie.

In de afgelopen jaren zocht Goldin naar een vorm waarin de slideshows meer zijn dan de som der delen. Ze besefte dat haar werk op zichzelf staat en canoniek is – in de woorden van ArtReview ‘legendarisch’ –, maar dat deze tijd om iets anders vraagt. Namelijk om een immersieve ervaring met beeld en geluid waarin de toeschouwer opgaat in de gecreëerde sfeer. En haar foto’s lenen zich daarvoor als input.

Intieme en persoonlijke beelden

Memory Lost uit 2019-21 is een digitale diavoorstelling, opgedragen aan Goldins activistische groep P.A.I.N.

De voorstelling verhaalt over een leven dat is gekleurd door drugsgebruik, afkicken, relaties met andere gebruikers en met dealers, vrienden en profiteurs. Goldin toont de schaduwkanten van het gebruik, en de schaduw die dat gebruik over haar leven heeft gelegd. Delen van dat leven zijn in die schaduw verdwenen, die herinnert ze zich niet meer: Memory Lost. Deze boeiende, mooie en beklijvende reis ontvouwt zich in een reeks intieme en persoonlijke beelden en biedt een aangrijpende reflectie op de herinnering en de duisternis van verslaving.

De voorstelling gaat vergezeld van een emotioneel geladen partituur, in opdracht gemaakt door componist en instrumentalist Mica Levi, met aanvullende muziek van CJ Calderwood en Soundwalk Collective.

Memory Lost biedt een rijke schakering van eerder gebruikt beeld en niet eerder getoond materiaal, waaronder voicemails en intieme gesprekken van Goldin met haar vrienden over de betekenis van verslaving. Ook selecteerde ze een aantal foto’s die ze eerder niet kon gebruiken omdat ze bijvoorbeeld onscherp waren, maar die juist in deze sfeer wel passen. De gesproken tekst en de foto’s gebruikte ze samen met de soundtrack om een verhaal te vertellen over haar eigen leven, deels via de woorden van anderen. Het resultaat kan gezien worden als de kroon op een oeuvre en een leven, een laatste reflectie en bijdrage – voor vertrek.

Vincent van Velsen is conservator fotografie van het Stedelijk Museum Amsterdam Wanneer te zien?

Memory Lost zal elke drie jaar vier maanden lang worden getoond in een presentatie van het Centraal Museum of het Stedelijk Museum Amsterdam. Op 8 en 9 november was het werk te zien op het Utrechtse festival Le Guess Who.

Waarom gesteund?

De Vereniging Rembrandt wordt door veel mensen vooral met oude meesters geassocieerd, maar zij ondersteunt musea ook al decennialang met aankopen op het gebied van moderne en hedendaagse kunst. Zij vindt dat van belang omdat er nog altijd kunst wordt gemaakt die ertoe doet en omdat musea in de toekomst ook een representatief beeld van de kunst van nu moeten kunnen tonen.

De in 1953 geboren Nan Goldin is een internationaal toonaangevende kunstenaar die met haar ongepolijste en vaak zeer persoonlijke beeldtaal in het laatste kwart van de 20ste eeuw haar stempel heeft gedrukt op de fotografie en nog altijd relevant en vernieuwend werk maakt. De beelden in Memory Lost vertellen over de duisternis van verslaving, over afkicken, eenzaamheid en dood, en zijn veelal wazig gefotografeerd alsof het vervaagde herinneringen zijn. Voicemailberichten, flarden uit gesprekken en muziek ondersteunen de beelden. De diavoorstelling – die zou kunnen worden omschreven als een visueel gedicht – weet de spanning van het begin tot het eind vast te houden. Het werk schetst een beeld van deze tijd, maar tegelijkertijd raakt het aan universele thema’s als dood en eenzaamheid. Dit time based werk uit 2019-21 geldt als een belangrijk sluitstuk op het oeuvre van Goldin, die al sinds de jaren zeventig subculturen fotografeert. Het is een toevoeging die de bestaande werken van Goldin in Nederlandse collecties – overwegend foto’s – in een bredere context zet. Het bestuur van de Vereniging Rembrandt juicht het toe dat het Stedelijk Museum Amsterdam en het Centraal Museum de handen ineen hebben geslagen om deze aankoop gezamenlijk te realiseren, zoals zij meermaals eerder deden. Hierdoor kunnen kunstwerken, in het bijzonder video’s en installaties, vaker en in verschillende contexten worden getoond.

In het Stedelijk Museum Amsterdam, dat een twintigtal fotografische werken van Goldin bezit, heeft de Amerikaanse fotograaf al langere tijd een zekere zichtbaarheid, onder andere door performances en tentoonstellingen sinds de jaren tachtig. Als bekroning van haar oeuvre en eerste time based werk van haar in de collectie is Memory Lost een waardevolle aanvulling op de verzameling. Als time based werk sluit Memory Lost eveneens goed aan bij het verzamelen tentoonstellingsbeleid van het Centraal Museum, dat in de winter van 2022-23 een aantal monumentale videoinstallaties liet zien in de tentoonstelling Double Act, en dat al in 2002 de video-installatie Expecting van Pipilotti Rist aankocht – eveneens met een bijdrage van de Vereniging Rembrandt.

Met glans geslaagd

Deze zomer deed zich een uitzonderlijke kans voor. Op een veiling in New York werd een set van vier zilveren vroeg­18de ­ eeuwse kandelaars aangeboden. Dat de set verbonden is met Kasteel Duivenvoorde was al snel duidelijk: de kandelaars dragen het alliantiewapen van het echtpaar Van Wassenaer­Bentinck, dat van 1707 tot 1763 eigenaar was van het landgoed in Voorschoten. Het museum slaagde erin de kandelaars te verwerven en sinds dit najaar fonkelen ze weer op Duivenvoorde.

NIEUWE AANWINST

Vier kandelaars

Pierre Platel 1714. Zilver, H 22,2 cm

Bijdrage: € 19.811 KASTEEL DUIVENVOORDE, VOORSCHOTEN

Aangekocht in 2024 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar VriendenLoterij Aankoopfonds)

In 1714 werd Arent IX van Wassenaer (1669-1721) als tijdelijke ambassadeur van de Staten-Generaal naar Groot-Brittannië gezonden ter gelegenheid van de kroning van George I. Met zijn echtgenote Anna Margaretha Bentinck (1683-1763) en hun kinderen zou hij een jaar in Londen verblijven. Het echtpaar maakte deel uit van de hoge adellijke en internationale kringen en nam iets van deze internationale allure en de toen heersende smaak mee terug naar Duivenvoorde. Zo lieten zij de tuinen rond het kasteel moderniseren tot Franse barokke siertuinen en vroegen zij de gevierde Franse architect Daniël Marot (ca. 1661-1752) de grote zaal te ontwerpen. Deze Marotzaal werd rijkelijk gedecoreerd met de vooroudergalerij, vergulde acanthusbladeren en een indrukwekkend stucplafond.

In het jaar waarin Arent en Anna Margaretha in Engeland verbleven, vervaardigde de toonaangevende zilversmid Pierre Platel (ca. 1664-1719) in Londen de set kandelaars die nu op Duivenvoorde staat. De uit Lille afkomstige Platel was als hugenoot Frankrijk ontvlucht, en via Nederland in het gevolg van prins Willem III doorgereisd naar Engeland. Daar bleef hij de stijlontwikkelingen in Frankrijk volgen. Platel decoreerde de kandelaars met godrons (motief bestaande uit halve cilinders) langs de rand van de voet, mascarons en het gekroonde alliantiewapen van het echtpaar Van Wassenaer-Bentinck. Of de set in opdracht van het paar of als geschenk voor hen is gemaakt, is niet bekend.

Vijf eeuwen Van Wassenaer

Duivenvoorde is van 1226 tot 1763 eigendom geweest van de familie Van Wassenaer. In 1732 trouwde Jacoba Maria, de dochter van Arent en Anna Margaretha, met Frederik Willem Torck, heer van Rosendael. Het jonge echtpaar verliet Duivenvoorde en het overgrote deel van de collectie Van Wassenaer werd na het overlijden van Anna Margaretha, ruim dertig jaar later, overgebracht naar kasteel Rosendael. Hierdoor is de Van Wassenaerperiode binnen de huidige collectie Duivenvoorde, met uitzondering van enkele familieportretten, nauwelijks vertegenwoordigd. Een groot gemis, omdat de vijf eeuwen familiebewoning door de familie Van Wassenaer zowel voor de bouw- als de familie- en collectiegeschiedenis van uitzonderlijk belang is geweest.

Mede dankzij de Vereniging Rembrandt is de unieke set kandelaars nu terug op Duivenvoorde. Recentelijk

is door de familie Van Wassenaer ook een zilveren dienschotel met hetzelfde alliantiewapen en dezelfde decoratie geschonken, eveneens gemaakt door Platel. Met deze aanwinsten is niet alleen een belangrijke lacune in de collectie van Duivenvoorde gevuld, maar ook in het Nederlands openbaar kunstbezit, waarin deze belangrijke zilversmid tot voor kort niet vertegenwoordigd was.

De kandelaars zijn inmiddels aangekomen uit New York. Het uitpakken was een spannend moment, maar eerlijk gezegd zijn ze nog mooier dan wij hadden gedacht. De schitterende kandelaars zullen, samen met de zilveren dienschotel, vanaf 12 december getoond worden op een feestelijke dinertafel tijdens de romantische kaarslichtrondleidingen door het kasteel.

Antoinette van Dorssen is directeur en Simone Nieuwenbroek is conservator van Kasteel Duivenvoorde

Dienschotel

Pierre Platel 1701. Zilver, L 22,2 cm KASTEEL DUIVENVOORDE, VOORSCHOTEN

In 2024 geschonken door Diederik baron van Wassenaer en Irina barones van Wassenaer geb. Shavgenia

De kandelaars worden getoond op een feestelijk gedekte tafel in Kasteel Duivenvoorde

In elk Bulletin stelt de Vereniging Rembrandt twee van haar 17.500 leden voor. Op deze pagina Hanneke Göbbels (74 jaar), voorheen hr-consulent bij de gemeente Maastricht, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2014. Locatie: het Bonnefanten, Maastricht.

Rembrandtlid persoonlijk

Vereniging Rembrandt

‘Kort na mijn pensionering ben ik lid geworden. De aanleiding was een paginagrote advertentie in de NRC. Ik kende de Vereniging Rembrandt wel van de bordjes in musea, maar dacht altijd: dat is te elitair, dat is iets waar je veel geld voor moet hebben. Door die advertentie begreep ik dat ik gewoon lid kon worden. Ik vind het mooi om aan iets bij te dragen wat langer blijft dan ikzelf.’

Vroegste kunstherinnering

‘Thuis hadden we vroeger de Katholieke Illustratie, waarin elke week een kunstwerk werd besproken. Zo kwamen we als gezin in aanraking met kunst. Met school ben ik in 1967 naar de grote Boschtentoonstelling in Het Noordbrabants Museum geweest. Dat vond ik geweldig, ik had nog nooit zoiets gezien.’

Liefde voor kunst

‘Net zoals ik graag een boek lees of een film kijk, ga ik graag naar een museum. Kijken wat er is, wat er speelt en hoe mensen met het leven omgaan. En als ik bijvoorbeeld voor een schilderij van Rogier van der Weyden sta, kan ik helemaal perplex raken van een detail als de vleugels van zijn engelen, hoe knap en mooi zoiets is.’

Musea in Nederland

‘Ik kom graag in het Dordrechts Museum. Een verrassende collectie, de moderne aanbouw is goed gedaan en ook de ligging is mooi. Het is een weldaad om daar te zijn. Maar ook een streekmuseum als Museum Valkenburg, dat regelmatig tentoonstellingen van kunstenaars uit de regio organiseert.’

Indrukwekkend

‘In het Bonnefanten was dit jaar een tentoonstelling over videokunstenaar Isaac Julien. Het leek me niets, veel te modern voor mij. Maar ik was gefascineerd door die filmbeelden en verhalen, en uiteindelijk ben ik wel twee of drie keer gaan kijken.’

Opvallendste aankoop

‘De prototypes van Gijs Bakker voor het Design Museum Den Bosch. Gijs Bakker is me bijgebleven uit mijn tienerjaren vanwege de ontzettend mooie sieraden die hij maakte.’

Favoriete kunstwerk

‘De Knielende Maria Magdalena van Jan van Steffeswert en het zandstenen Mariabeeld van de meester van Elsloo in het Bonnefanten. Wát een vakmanschap. Vooral de uitdrukking van de gezichten, die devotie, dat heeft iets mystieks. Dat raakt me elke keer als ik die beelden zie.’

Foto:
Foto:
Harry Heuts

Van een precolumbiaans beeldje tot een verzameling van driehonderd stukken moderne keramiek. Rembrandtlid Leen van den Berg is al zijn hele leven dol op de materie klei. Door schenkingen en een toekomstige nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt helpt hij musea hun keramiekcollecties te versterken. Belastingvoordeel is een prettige bijkomstigheid.

Gevallen voor keramiek

Foto’s:
Sander van den Bosch

Leen van den Berg begint te stralen zodra hij de eerste sculpturen van Vilma Henkelman in het oog krijgt. We zijn in Kunstmuseum Den Haag voor de tentoonstelling The very moment, een eerbetoon aan de vorig jaar overleden keramiste. Vilma Henkelman (1944-2023) bewoog zich op het snijvlak van toegepaste kunst, beeldhouwkunst en performancekunst. ‘Mooi, stoer werk,’ zegt Van den Berg, de soms bijna manshoge werken bewonderend. ‘Er waren in de jaren zestig, zeventig een paar vrouwelijke keramisten die de klei heel tactiel benaderden, en zij was er daar een van. Kijk, je ziet haar vingerafdrukken in de klei.’

De topstukken van de tentoonstelling zijn voor Van den Berg drie grote objecten die deel uitmaken van de groep The very moment. ‘Er is een filmpje waarin je haar die werken ziet maken, en waarin ze met een machete sneden maakt in gedraaide kolommen die bijna even groot zijn als zijzelf. Die machete had ze dan eerst in glazuur gedoopt, zodat het glazuur op het object spat. Een soort action painting, maar dan met een mes. Heel krachtig en dynamisch.’

Van den Berg, die het werk van Henkelman al sinds de jaren tachtig kent door exposities in galeries, is een gedreven museumbezoeker. Noem een tentoonstelling en hij heeft haar gezien, soms zelfs twee keer. Al in zijn middelbareschooltijd in Den Haag bracht hij in de pauze regelmatig een bezoek aan het Kunstmuseum (toen nog Haags Gemeentemuseum) en ook in de jaren waarin hij geschiedenisleraar in het Groningse Leek was, probeerde hij zoveel mogelijk tentoonstellingen te bezoeken. Hij heeft een brede smaak, met één duidelijke voorkeur: moderne keramiek.

DE BLIK VAN EEN VERZAMELAAR

Zijn eerste kunstaankoop, als 21-jarige van zijn eerste salaris, was een precolumbiaans figuurtje dat zijn aandacht trok op de antiekbeurs van Delft. In de jaren erna kocht hij meer precolumbiaanse kunst en ook figuratieve keramiek, maar geleidelijk ontdekte hij dat moderne, abstracte keramiek hem het meest aansprak. In de loop van de jaren heeft hij een collectie opgebouwd van ongeveer driehonderd stukken, overwegend van hedendaagse Nederlandse kunstenaars, onder wie Wim Borst, Jan van der Vaart en Wouter Dam, maar ook van de Vlaamse Ann Van Hoey en de Japanse Hoshino Kayoko.

De liefde voor keramiek en voor verzamelen zit er diep in bij Van den Berg. Hoewel hij tegenwoordig te klein

Ik wil de stukken in mijn verzameling een goede bestemming geven

behuisd is om zijn collectie uit te breiden, kijkt hij nog altijd met de ogen van een verzamelaar. Al lopend door de tentoonstelling constateert hij dat de meeste objecten te groot zijn voor bij hem thuis, om zich vervolgens af te vragen of dat ene, wat kleinere werk misschien niet toch zou passen. En als hij voor de fotograaf poseert bij drie naast elkaar opgestelde objecten vraagt hij zich hardop af welk van de drie hij zou kiezen als hij op een kunstbeurs was. ‘Ik word steeds verliefder op dit werk,’ zegt hij, wijzend naar een object met verticale strepen.

NALATEN AAN DE VERENIGING REMBRANDT

Zoals voor elke verzamelaar kwam er voor Van den Berg een moment waarop hij begon na te denken over de toekomst van zijn collectie. Daarbij dacht hij al snel aan de Vereniging Rembrandt, waarvan hij al 56 jaar lid is. Hij meldde zich aan in 1968, naar aanleiding van de aankoop van de Lachende jongen van Frans Hals door het Mauritshuis, en is in de loop van de jaren naar eigen zeggen ‘echt fan’ geworden door alle mooie aanwinsten die hij heeft zien langskomen. In 2011 liet hij de Vereniging in een gesprek op het bureau weten zijn gehele collectie keramiek aan de Vereniging Rembrandt te willen nalaten, zodat musea die zich op dit verzamelgebied richten daaruit een keuze kunnen maken.

Van den Berg beseft dat niet al zijn keramiek een plek in een museum zal krijgen en heeft er geen bezwaar tegen dat de rest wordt verkocht. Hij heeft laten vastleggen dat met de opbrengst daarvan een Fonds op Naam bij de Vereniging wordt ingesteld waarmee moderne keramiek voor musea kan worden aangekocht. Om er zeker van te zijn dat die opbrengst voldoende is voor een Fonds op Naam, laat hij de Vereniging ook een geldbedrag na. Het wordt een zogenaamd open fonds, vertelt

Van den Berg: ‘Daarom wil ik dit fonds ook een neutrale naam geven en niet mijn naam eraan verbinden. Ik hoop dat een aankoopfonds voor moderne keramiek anderen ertoe zal aanzetten ook geld aan dat fonds toe te voegen. Ik weet dat er een beperkte groep keramiekliefhebbers is in Nederland, maar dat zijn wel enthousiaste mensen, dus als die er ook in willen storten: ja graag!’

‘Mijn familie heeft geen belangstelling voor mijn keramiek. Wel voor mijn schilderijen en bronzen, maar niet voor de keramiek,’ licht Van den Berg zijn besluit toe.

‘Ik wil de stukken in mijn verzameling een goede bestemming geven. En ik had wel alle musea apart kunnen benaderen, maar dat vind ik veel te ingewikkeld. De Vereniging Rembrandt overziet de hele boel.’ Lachend:

‘Mijn familie is er heel content mee dat ik het zo geregeld heb. Ze zeggen: als je dood bent hoeven wij daar tenminste geen oplossing voor te zoeken.’

SCHENKING BIJ LEVEN

Dat moment is hopelijk nog ver weg, maar er is al eerder een gelegenheid geweest waarbij Van den Berg afscheid moest nemen van (een deel van) zijn verzameling. In 2019, toen hij zijn ruime woonboerderij in het Drentse Peize verruilde voor een kleiner appartement in Gouda, besloot hij afstand te doen van een aantal werken. ‘In Peize stond een groot deel van mijn verzameling uitgestald, maar in mijn nieuwe huis zou ik niet alles kwijt kunnen. Ik wilde het wel leefbaar houden, het moet geen museum worden,’ zegt Van den Berg. Omdat hij toch al van plan was zijn collectie na zijn overlijden aan de Vereniging Rembrandt na te laten, ontstond het idee om alvast enkele werken via de Vereniging te schenken. Een viertal musea werd uitgenodigd om een keuze te maken: Keramiekmuseum Princessehof, Museum Boijmans Van Beuningen, Kunstmuseum Den Haag en het Rijksmuseum; het Stedelijk had op dat moment een tijdelijke stop op nieuwe verwervingen in verband met

Zes vragen over nalaten

1

Waarom nalaten aan de Vereniging Rembrandt? Met een nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt steunt u museale kunstcollecties door heel Nederland. U kunt de Vereniging Rembrandt als (mede-)erfgenaam opnemen in uw testament of aan de Vereniging nalaten in de vorm van een legaat. Een legaat kan zowel gaan om een geldbedrag als om specifieke bezittingen, bijvoorbeeld onroerend goed. Als u dat wilt, helpen wij u graag met het formuleren van uw wensen ten behoeve van uw testament.

2

Hoe pak ik dat aan?

Wij stellen het op prijs als u contact met ons opneemt wanneer u overweegt de Vereniging Rembrandt in uw testament op te nemen, zodat wij u al bij leven kunnen dankzeggen en u kunnen uitnodigen voor Jacobs Gilde (zie vraag 5). Wij kunnen u dan ook meer vertellen over de verschillende mogelijkheden en uw specifieke wensen en voorkeuren noteren. Vooral als u denkt aan een Fonds op Naam of het nalaten van kunst, helpt een persoonlijk gesprek om duidelijkheid te krijgen (zie ook vraag 4).

een directeurswissel. In een collegiaal overleg op het bureau van de Vereniging Rembrandt lichtten de conservatoren van de betreffende musea toe welke werken zij een waardevolle aanvulling zouden vinden op de

3

Kan ik zelf bepalen hoe mijn erfstelling of legaat wordt besteed?

U kunt uw nalatenschap toewijzen aan een van onze Themafondsen, zodat die wordt ingezet voor een specifiek verzamelgebied. Vanaf een bedrag van € 75.000 is het mogelijk om een Fonds op Naam in te stellen met een door u gekozen naam en doelstelling die past binnen de doelstelling van de Vereniging Rembrandt. Een Fonds op Naam biedt tevens de gelegenheid om een dierbare blijvend te herinneren of een familienaam in stand te houden.

4

Kan ik ook kunst nalaten aan de Vereniging Rembrandt?

Veel particulieren hebben schilderijen of een zorgvuldig opgebouwde verzameling zilver of glas die ze willen nalaten aan de Vereniging Rembrandt om in een museum te plaatsen. In de praktijk kan het soms moeilijk zijn om een museale bestemming voor deze werken te vinden. Wij adviseren u daarom van tevoren contact met ons op te nemen als u overweegt kunst of werken van toegepaste kunst aan ons na te laten, zodat we met u kunnen bespreken wat de beste optie is.

5

collectie die zij beheren (in het najaarsnummer van dit Bulletin uit 2019 is hiervan verslag gedaan).

In totaal gingen er 21 stukken naar de vier musea. Van den Berg weet nog precies welke objecten in welk museum terechtkwamen. Zo koos het Rijksmuseum voor werken van Leen Quist en Kunstmuseum Den Haag voor werk van Wouter Dam en Wim Borst. In het najaar van 2023 organiseerde het Kunstmuseum een goed ontvangen tentoonstelling over Wouter Dam, tot genoegen van Van den Berg, die daar de stukken uit zijn verzameling terugzag. ‘Ik hoop dat ze ook Wim Borst een tentoonstelling zullen geven, want hij is een van de grote meesters van de Nederlandse keramiek. Hij is een van mijn favorieten.’

Bij de schenking van 2019 viel de conservator van het Princessehof onder andere voor een groot werk van Wouter Dam en twee Ann Van Hoeys. ‘Dat die Van Hoeys weggingen vond ik een beetje spijtig, want ik was eraan gehecht,’ lacht Van den Berg. ‘Het zijn hele mooie, een witte en een bruine, echt ijzersterke stukken zijn het. Ik heb daarna op een expositie bij Galerie Terra toch weer twee werken van haar gekocht, omdat ik er zo aan verknocht was.’

Wat is Jacobs Gilde?

Wij zijn dankbaar als leden aangeven via de Vereniging Rembrandt te willen nalaten aan ons gezamenlijk kunstbezit. Om daaraan uiting te geven hebben wij in 2020 Jacobs Gilde opgericht. Als u de Vereniging Rembrandt hebt opgenomen in uw testament of dat overweegt, nodigen wij u uit om deel uit te maken van dit gezelschap. U ontvangt dan jaarlijks een uitnodiging voor een bijzondere kunsthistorische ontvangst.

6

Hoe zit het met erfbelasting?

De Vereniging Rembrandt is een erkend goed doel en een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Daarom is er over uw nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt geen erfbelasting verschuldigd en komt uw legaat of erfstelling volledig ten goede aan de doelstelling. Daarnaast kunnen particulieren onder bijzondere voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde kwijtscheldingsregeling. Raadpleeg voor meer informatie over deze regeling de website van de Rijksoverheid of de Belastingdienst.

Mijn familie is er heel content mee dat ik het zo geregeld heb

BELASTINGVOORDEEL

Van den Berg stelt het op prijs dat hij als blijk van waardering voor zijn schenkingen vriendenkaarten of uitnodigingen voor openingen en evenementen ontvangt van de musea, en dat hij door de Vereniging Rembrandt wordt uitgenodigd voor bijeenkomsten van Jacobs Gilde. Belastingtechnisch bleken de schenkingen ook interessant. Naast de keramiekschenkingen aan vier musea heeft hij in de afgelopen jaren enkele tekeningen van Jan Bernard Meinen geschonken aan het Drents Museum en een schilderij van Suze Robertson aan Museum Gouda. Dit leverde hem enkele jaren belastingaftrek op, wat hem op het idee bracht zijn lidmaatschap bij de Vereniging Rembrandt om te zetten in een meesterlidmaatschap. Door jaarlijks een bedrag van € 2.500 te geven, kan hij profiteren van belastingaftrek en tegelijkertijd alvast het nog in te stellen Fonds op Naam vullen. Een leuke bijkomstigheid, noemt Van den Berg de fiscale voordelen. ‘Maar het belangrijkst vind ik het als moderne keramiek in musea meer aandacht krijgt. Dat is de hoofddoelstelling. Ja, want ik ben gewoon gevallen voor moderne keramiek.’

Hebt u meer vragen of wilt u advies over nalaten aan de Vereniging Rembrandt?

Ga dan via de QR-code naar onze website en vraag kosteloos ons boekje Van blijvende waarde aan, of neem contact op met Leonie Pels Rijcken (zie p. 58). Voor algemene vragen kunt u natuurlijk ook terecht bij uw eigen notaris.

Het JongRembrandtbestuur met van links naar rechts Charlotte Hercules, Michaël van Brouwershaven, Thijs van der Bijl en Tessel Krijgsman

JongRembrandt in transitie

Waar willen wij over vijf jaar staan? Met die vraag kwam afgelopen september het vernieuwde JongRembrandtbestuur bijeen voor een brainstormsessie. De uitkomsten liggen aan de basis van een nieuw plan om nog meer jongeren de magie van kunst te laten ontdekken.

Voor jongeren is de drempel voor een museumbezoek vaak hoog. Vanuit dit besef werd in 2018 het JongRembrandtbestuur in het leven geroepen. Samen met het bureau organiseert dit jongerenbestuur twee keer per jaar de Art Talks: inspirerende museumevents voor leden tussen de 18 en 35 jaar. Onder begeleiding van experts leren de aanwezigen dat je geen kenner hoeft te zijn om iets mooi te vinden, maar ook dat je meer plezier aan een kunstwerk beleeft als je er meer van weet.

De Art Talks zijn een succes. De afgelopen voorjaarseditie in het Centraal Museum in Utrecht werd met tachtig leden uitstekend bezocht en ook alle honderd tickets voor de

meest recente editie, gehouden in Depot Boijmans Van Beuningen op 19 oktober, waren binnen korte tijd uitverkocht. Het zou ons niet verbazen als de Art Talks een belangrijke rol hebben gespeeld in de opvallende groei van het aantal jongerenleden in de afgelopen jaren. Halverwege het jaar 2019 telde de Vereniging Rembrandt ongeveer 1.605 leden tussen de achttien en de 35 jaar. Op dit moment zijn dat er 2.135, een toename van ruim dertig procent.

EEN NIEUW HOOFDSTUK

Na zes jaar hebben bijna alle leden van het eerste jongerenbestuur plaatsgemaakt voor nieuwe en ook daarom is het tijd voor

HILBERT LOOTSMA

een nieuw hoofdstuk. Voortbouwend op het succes van de Art Talks wil het vernieuwde bestuur een hechte gemeenschap van jonge leden van de Vereniging Rembrandt smeden waarvan iedere kunstliefhebber tussen de 18 en 35 jaar lid zou moeten willen worden. Daarvoor is een strategie nodig; met alleen enthousiasme kom je er niet. Een eerste aanzet werd gegeven in september op een speciaal hiervoor ingelaste brainstormsessie, met als centrale vraag: hoe maken we JongRembrandt aansprekend voor een groot publiek van jonge kunstliefhebbers?

Definitieve antwoorden op deze en andere vragen die werden besproken zijn er nog niet, maar duidelijk is wel dat het bestuur op een andere manier met JongRembrandt naar buiten wil treden dan tot nu toe gebeurt: als een toegankelijke, meer diverse gemeenschap die wordt verbonden door liefde voor kunst en daarnaast oog heeft voor de actualiteit. Om dit te kunnen bereiken pleit het bestuur voor een eigen, herkenbare identiteit onder de vlag van de Vereniging Rembrandt. De bestuursleden weten uit persoonlijke ervaring dat het voor een twintiger een flinke stap is om lid te worden van die ‘statige’ Vereniging Rembrandt. Een meer als zodanig herkenbare jongerengemeenschap met een vlotte uitstraling zou hierop een antwoord kunnen zijn.

IN DE STARTBLOKKEN

De uitkomsten van de brainstormsessie in september vormen de basis voor een plan dat momenteel door het bureau en het jongerenbestuur wordt uitgewerkt. Ter inspiratie wordt gekeken naar organisaties als Rijksmuseum NEXT, Young Stedelijk en Entrée, de jongerenclub van Het Concertgebouw. De kick-off staat gepland voor het voorjaar van 2025. Dan moet het plan door iedereen zijn goedgekeurd en moeten de eerste afspraken worden gemaakt voor de uitvoering. Het jongerenbestuur, vol nieuwe energie en doordrenkt van het geloof dat er nog een hoop te winnen valt, staat in de startblokken.

Hilbert Lootsma is hoofd Inhoud en Communicatie van de Vereniging Rembrandt

Nieuw in het JongRembrandtbestuur

Michaël van Brouwershaven (25)

Tijdens zijn studietijd heeft Michaël zich toegespitst op kunstgeschiedenis, internationaal recht en bestuurskunde. Momenteel werkt hij bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zijn favoriete gesteunde aankoop is het Portret van Asta Nielsen (1929) van Pyke Koch in het Centraal Museum in Utrecht: ‘Het gezicht van Asta Nielsen trekt meteen je aandacht: een kleurbom te midden van een grauwe, mysterieuze omgeving. Het feit dat de huidskleur berust op toeval is voor mij een les in loslaten: geef ruimte aan het onverwachte, en de mooiste dingen komen op je pad.’

Thijs van der Bijl (26)

Thijs behaalde zijn bachelors bestuurskunde en rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Terwijl hij zijn master privaatrecht in Amsterdam volgt, werkt hij als juridisch medewerker bij een internationaal advocatenkantoor. Gevraagd naar zijn favoriet onder de gesteunde aankopen noemt hij het Portret van mevrouw, Marie Jeanette de Lange (1900) door Jan Toorop in het Rijksmuseum: ‘De vrouw op dit schilderij is volledig verzonken in haar eigen wereld. Elk stipje draagt bij aan een gevoel van stille intensiteit. Het beeld grijpt je, en eenmaal gevangen laat het je niet meer los. Als een droom waaruit je niet wilt ontwaken.’

Een toegankelijke, meer diverse gemeenschap die wordt verbonden door liefde voor kunst en daarnaast oog heeft voor de actualiteit

kort

Museumpenning voor Arent Fock

Op 20 september werd Arent Fock bij zijn afscheid als voorzitter van de Vereniging Rembrandt in het Rijksmuseum verrast met de Museumpenning. Minister Eppo Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (rechts op de foto) reikte de koninklijke onderscheiding uit vanwege Arents grote verdiensten voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Op pp. 12-16 vindt u een interview met Arent.

Arent Fock Fonds

Een tweede verrassing naar aanleiding van het afscheid van Arent is een nieuw Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt: het Arent Fock Fonds. Het betreft geen familiefonds: het fonds is ingesteld met een schenking van vrienden. Deze vrienden, die graag anoniem willen blijven, willen zowel Arent als de Vereniging met deze schenking eer bewijzen. De doelstelling van het fonds is Nederlandse (kunst)musea in staat stellen dromen na te jagen en te verzamelen met lef. Het Arent Fock Fonds is een zogenaamd open fonds, wat betekent dat derden die Arent willen bedanken of die de doelstelling een warm hart toedragen hierin stortingen kunnen doen.

Doelstelling:

Nederlandse (kunst-)

musea in staat stellen dromen na te jagen en te verzamelen met lef

Nieuwe voorzitter

Arent Fock is als voorzitter van het bestuur van de Vereniging Rembrandt opgevolgd door mevrouw mr. Heleen Kersten. Heleen Kersten is advocaat en partner bij Stibbe te Amsterdam, waar zij sinds 1989 werkzaam is. Zij heeft verschillende toezichthoudende bestuursfuncties bekleed, waaronder bij het Koninklijk Concertgebouworkest en het Rijksmuseum.

Op dit moment vervult zij onder andere de rol van voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis. Met haar kennis op het gebied van governance en haar ruime bestuurlijke en fondsenwervende ervaring brengt zij precies mee wat de Vereniging zoekt in een nieuwe voorzitter. Uit haar nevenfuncties spreekt een brede maatschappelijke betrokkenheid en grote liefde voor kunst en cultuur. In het volgende nummer van het Bulletin volgt een nadere kennismaking.

Foto:
Jan-Kees Steenman

Een beetje gewaagd, de advertentie over nalaten aan de Vereniging Rembrandt die deel uitmaakt van onze nieuwe communicatiecampagne. Maar met humor val je wel op tussen alle andere advertenties over nalaten, was de gedachte.

Art Talks in Rotterdam

Op zaterdagmiddag 19 oktober was in Depot Boijmans Van Beuningen een nieuwe editie van de Art Talks. Het thema: dromen. Onder begeleiding van experts gingen de leden van JongRembrandt op ontdekkingstocht door de collectie, langs werk van tot de verbeelding sprekende kunstenaars als Salvador Dalí, Joan Miró en Leonora Carrington.

Mogen we even een gevoelig onderwerp aansnijden?

Nieuw onderzoek

Het Zeeuws Museum kreeg dit jaar een beurs om kunsthistoricus en restaurator Iris Mahu stilistisch onderzoek te laten doen naar Zeeuws zilver. Zij zal onderzoeken hoe het werk van Middelburgse zilversmeden uit de tweede helft van de 18de eeuw zich verhoudt tot dat van zilversmeden uit de grote zilvercentra in Holland en Vlaanderen. Gingen de Zeeuwen mee met de mode of hadden ze een kenmerkende eigen stijl? De onderzoeksbeurs wordt gefinancierd vanuit het Ekkart Fonds van de Vereniging Rembrandt.

Jacobs Gilde

Op 22 oktober vond de jaarlijkse bijeenkomst van Jacobs Gilde plaats in het Van Gogh Museum in Amsterdam. De opkomst was met zeventig aanwezigen hoog, en dat had ongetwijfeld te maken met de tentoonstelling Vive l’impressionnisme! Topstukken uit Nederlandse collecties, die toen net van start was gegaan (zie ook pp. 24-27). Na een ontvangst door Emilie Gordenker, directeur van het Van Gogh Museum, en een introductie door conservator Fleur Roos Rosa de Carvalho, was er gelegenheid de tentoonstelling met een rondleider of op eigen houtje te bezoeken. De bijeenkomst werd afgesloten met een gezamenlijke lunch (zie p. 51 voor meer informatie over Jacobs Gilde).

Vereniging Rembrandt. Voor topkunst in Nederland.

kort

Rembrandtkaart

2025

Altijd weer spannend: welk kunstwerk komt er op de nieuwe Rembrandtkaart?

De afgelopen maand heeft u uw stem kunnen uitbrengen via de website. Ruim 2.500 leden en liefhebbers uit de achterban van musea kozen hun favoriet uit acht recente aanwinsten. Slapende Clovis van Paul Gauguin, in 2024 aangekocht door het Van Gogh Museum, liet alle andere aankopen ver achter zich. ‘Een zachte en lieve uitbeelding van de onschuld en kwetsbaarheid van een kind; het doet je terugverlangen naar die kindertijd!’ luidde de motivatie van een van de stemmers.

PAN-podium

Gaat u deze maand naar de kunstbeurs PAN? Als u de beurs op zondagmiddag 24 november bezoekt, kom dan even langs bij het PAN-podium. Daar presenteert de Vereniging Rembrandt tussen 14.00 en 16.00 uur net als voorgaande jaren een inhoudelijk programma. Dit jaar is het thema: topkunst van vrouwelijke kunstenaars. Veel vrouwelijke kunstenaars zijn lange tijd ten onrechte over het hoofd gezien. Musea zijn hard bezig met een inhaalslag, maar is dat voor musea nog mogelijk? Is de gewenste kwaliteit nog wel te krijgen? En wat is dat eigenlijk, ‘kwaliteit’?

Over deze vragen wordt gesproken met conservatoren van uiteenlopende musea, onder wie Josien Beltman (Rijksmuseum Twenthe) en Quentin Buvelot (Mauritshuis en lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt). Zij vertellen over recente topaanwinsten en bieden een kijkje achter de schermen. De PAN is te bezoeken van zondag 24 november t/m zaterdag 1 december in de RAI in Amsterdam.

Gemma Gubbels Engelenfonds

Deze zomer is er een nieuw Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt ingesteld, het Gemma Gubbels Engelenfonds. Dit fonds, dat is opgericht vanuit een nalatenschap, heeft als doel musea te steunen bij de aankoop van kunstwerken die een relatie hebben met engelen. Het kan hierbij zowel gaan om beeldende kunst als om toegepaste kunst, in het bijzonder glas en zilver, uit de periode van 1500 tot 1900.

Blijf op de hoogte en volg ons via LinkedIn, Instagram en Facebook

Geef uw kunstliefde door

Op onze gezamenlijke kunstcollecties raak je nooit uitgekeken. Onze musea kunnen Vermeer en Van Gogh op hun best laten zien, maar hun bezoekers ook meevoeren naar de middeleeuwen of het futurisme van kunstenaars als Giacomo Balla. Zo kunnen we ons steeds opnieuw blijven verwonderen.

Dat zijn ervaringen die u ook anderen gunt. Uw (klein)kind bijvoorbeeld, of uw beste vriend of vriendin. Door uw vrienden enthousiast te maken voor een lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt of door een lidmaatschap cadeau te doen, geeft u anderen de gelegenheid te beleven wat u zelf hebt beleefd.

Volo di rondini

Giacomo Balla

1913. Gouache op karton, 49 x 69,5 cm

KRÖLLER-MÜLLER MUSEUM, OTTERLO

Aangekocht in 1971 met steun van de Vereniging Rembrandt

Lidmaatschappen

Eén persoon – € 85 per jaar (tot 25 jaar € 37,50) Word lid, draag bij en ontvang de Rembrandtkaart waarmee u de vaste collecties van meer dan 125 musea vrij van entree kunt bezoeken. Jonger dan 25 jaar? Dan betaal je slechts € 37,50.

Twee personen – € 125 per jaar

Met een lidmaatschap voor twee personen bent u goedkoper uit én hebt u altijd iemand om musea mee te bezoeken. U kunt dit lidmaatschap afsluiten met uw partner of een introducékaart ontvangen waarmee u een vriend(in) kunt meenemen.

Cadeaulidmaatschap

Uw liefde voor kunst delen met een vriend(in), kind(eren) of een ander dierbaar familielid? Dat kan via een cadeaulidmaatschap. Alle lidmaatschappen zijn ook voor het leven af te sluiten.

Meesterlidmaatschappen

Jonge Meester – ten minste € 350 per jaar*

Jonge Meesters worden jaarlijks uitgenodigd voor de Zondag met Rembrandt om zo hun favoriete verzamelgebied te ontdekken.

Leermeester – ten minste € 1.000 per jaar*

Als Leermeester kunt u uw gift toewijzen aan aankopen waaraan wordt bijgedragen via het Themafonds van uw voorkeur. Bij de jaarlijkse Leermeesterlezing geeft een kunstexpert tekst en uitleg bij een spraakmakende, recent gesteunde aankoop.

Grootmeester – ten minste € 2.500 per jaar*

Grootmeesters krijgen net als Leermeesters de mogelijkheid hun gift toe te wijzen aan een van onze vijftien Themafondsen. Zij worden uitgenodigd voor de Meesterschouw, een intieme bijeenkomst waarin specialisten in musea een kijkje achter de schermen bieden.

Hollandse Meester – ten minste € 15.000 per jaar*

Zelf bepalen welke aankopen u steunt en met hoeveel? Of misschien onderzoek en restauratie mogelijk helpen maken? Word dan Hollandse Meester en richt een Fonds op Naam op. U geniet hiernaast dezelfde privileges als een Grootmeester en bent lid voor het leven.

* Een meesterlidmaatschap wordt afgesloten voor een periode van ten minste vijf jaar, waardoor er aantrekkelijke fiscale voordelen gelden.

De Vereniging Rembrandt zet zich al sinds 1883 in voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Dankzij de betrokkenheid en vrijgevigheid van haar 17.500 leden en in goede samenwerking met de musea vergroot de Vereniging de publieke belangstelling voor onze gezamenlijke kunstcollecties en maakt zij aankopen, onderzoek en restauraties mede mogelijk. Als particuliere organisatie is de Vereniging Rembrandt overkoepelend, onafhankelijk en bevlogen, en handelt zij vanuit haar expertise.

Hebt u vragen over schenken of het instellen van een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt? Neem dan contact op met Mathilde van der Werff, telefonisch of per e-mail: vanderwerff@verenigingrembrandt.nl.

BESTUUR

PER 20-09-2024

Niet-uitvoerende bestuurders:

Mevrouw mr. H.H. Kersten, voorzitter

De heer drs. B. Cornelis, vicevoorzitter

De heer drs. P.A. Geelen, penningmeester

De heer prof. dr. R.J. Baarsen

De heer drs. T.D.W. Dibbits

De heer H. Driessen

Mevrouw drs. F. Haijtema

De heer prof. dr. J.E.E. Keunen

Mevrouw drs. G.M.E. Knol

Mevrouw drs. C.M.H. van de Linde

De heer prof. mr. G.T.M.J. Raaijmakers

De heer prof. dr. M.S. Sellink

Uitvoerend bestuurder:

De heer drs. G. Janse

Hebt u vragen of wilt u advies over nalaten, of overweegt u de Vereniging Rembrandt te benoemen in uw testament? Neem dan contact op met Leonie Pels Rijcken, telefonisch of per e-mail: pelsrijcken@verenigingrembrandt.nl.

Zie voor de raad van adviseurs en de medewerkers van de Vereniging Rembrandt www.verenigingrembrandt.nl

Afbeelding omslag Zonnewijzer (detail) Jan de Rijk, toegeschreven aan (zie over deze aanwinst van het Groninger Museum, pp. 18-22).

Beschermvrouwe

Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix der Nederlanden

VERENIGING REMBRANDT

Denneweg 124

2514 CL Den Haag T: 070-4271720 E: bureau@verenigingrembrandt.nl www.verenigingrembrandt.nl

Bankrekeningnummer: IBAN: NL 21 ABNA 0252 2008 61

OVER DEZE UITGAVE

Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 10.500 en wordt toegezonden aan leden van de Vereniging Rembrandt. Aan dit nummer werkten mee: Zenzy Blindeling, Sander van den Bosch, Antoinette van Dorssen, Harry Heuts, Geert-Jan Janse, Koen Kleijn, Hilbert Lootsma, Laurens Meerman, Simone Nieuwenbroek, Edgar Pelupessy, Wim Pijbes, Fleur Roos Rosa de Carvalho, Vincent van Velsen, Joke de Wolf en Gerdien Wuestman.

Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © Pictoright Amsterdam 2024.

Hoofdredacteur: Gerdien Wuestman

Eindredactie: Ingrid Mersel

Redactieadviesraad: Veerle Corstens, Annemiek Overbeek en Laurens Meerman

Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Drukwerk: Tuijtel, Werkendam

Voor topkunst in Nederland
Bij de tijd

Alkmaar

Stedelijk Museum Alkmaar

Amerongen

Kasteel Amerongen

Amersfoort

Museum Flehite

Ammerzoden

Kasteel Ammersoyen

Amstelveen

Cobra Museum voor

Moderne Kunst

Amsterdam

Allard Pierson

Amsterdam Museum

Joods Cultureel Kwartier (Joods Museum en Nationaal Holocaustmuseum)

Museum Rembrandthuis

Museum Het Schip

Museum Ons’ Lieve Heer

op Solder

Museum Van Loon

Het Scheepvaartmuseum

Rijksmuseum

Stadsarchief Amsterdam

Stedelijk Museum

Van Gogh Museum

Wereldmuseum Amsterdam

Apeldoorn

Paleis Het Loo

Appingedam

Museum Stad Appingedam

Arnhem

Gelders Archief

Museum Arnhem

Assen

Drents Museum

Asten

Museum Klok & Peel

Barneveld

Museum Nairac

Berg en Dal

Afrika Museum

Bergen op Zoom

Het Markiezenhof

Beverwijk

Museum Kennemerland

Breda

Stedelijk Museum Breda

Brielle

Historisch Museum Den Briel

Culemborg

Elisabeth Weeshuis Museum

Vrije toegang tot de vaste collectie van ondersteunde musea

Als lid van de Vereniging Rembrandt hebt u met uw Rembrandtkaart vrije toegang tot de vaste collectie van alle musea die sinds onze oprichting door ons zijn gesteund. Kijk voor uw bezoek altijd even op de website van de betreffende instelling voor de actuele gegevens. Bij sommige musea is reserveren verplicht.

Delft

Museum Prinsenhof Delft

Deventer

Museum de Waag

Speelgoedmuseum Deventer

Dordrecht

Dordrechts Museum

Huis Van Gijn

Edam

Edams Museum

Eindhoven Van Abbemuseum

Elburg Museum Elburg

Enkhuizen

Zuiderzeemuseum

Enschede

Rijksmuseum Twenthe

Franeker

Museum Martena

Gorinchem

Gorcums Museum

Gouda

Museum Gouda

’s­Gravenhage

De Mesdag Collectie

Haags Historisch Museum

Huis van het Boek

Koninklijke Bibliotheek

Kunstmuseum Den Haag (incl. Fotomuseum Den Haag)

Mauritshuis (incl. Galerij

Prins Willem V)

Museum Beelden aan

Zee

Museum Bredius

Groningen

Groninger Museum

Haarlem

Frans Hals Museum

Teylers Museum

Haarzuilens

Kasteel de Haar

Harlingen

Gemeentemuseum

Het Hannemahuis

Hattem

Voerman Stadsmuseum

’s­Heerenberg

Kasteel Huis Bergh

Heerenveen­Oranjewoud

Museum Belvédère

Heino/Wijhe

Kasteel Het Nijenhuis

Helmond

Museum Helmond

’s­Hertogenbosch

Het Noordbrabants

Museum

Design Museum Den Bosch

Heusden a/d Maas

Het Gouverneurshuis

Hilversum

Museum Hilversum

Hoorn

Westfries Museum

Kampen

Stedelijk Museum Kampen

Katwijk

Katwijks Museum

Laren

Singer Laren

Leek

Museum Nienoord

Leens

Landgoed Verhildersum

Leerdam

Nationaal Glasmuseum

Leeuwarden

Fries Museum

Keramiekmuseum

Princessehof

Leiden

Japanmuseum SieboldHuis

Rijksmuseum Boerhaave

Museum De Lakenhal

Rijksmuseum van Oudheden

Universitaire Bibliotheken Leiden

Wereldmuseum Leiden

Loosdrecht

Kasteel-Museum

Sypesteyn

Maastricht

Bonnefanten

Marken

Marker Museum

Middelburg

Zeeuws Museum

Naarden

Nederlands

Vestingmuseum

Nijmegen

Valkhof Museum

Oss

Museum Jan Cunen

Otterlo

Kröller-Müller Museum

Nederlands Tegelmuseum

Oud­Zuilen

Slot Zuylen

Purmerend

Purmerends Museum

Ridderkerk

Huys ten Donck (alleen de tuinen)

Rhenen

Stadsmuseum Rhenen

Roermond

Cuypershuis

Rotterdam

Chabot Museum

Het Nieuwe Instituut

Kunsthal Rotterdam

Maritiem Museum

Rotterdam

Museum Boijmans Van Beuningen

Nederlands Fotomuseum

Wereldmuseum Rotterdam

Rozendaal

Kasteel Rosendael

De Rijp

Museum In ’t Houten Huis

Schiedam

Stedelijk Museum

Schoonhoven

Nederlands Zilvermuseum

Schoonhoven

Slochteren

Fraeylemaborg

Sluis

Museum Het Belfort

Sneek

Fries Scheepvaart Museum

Soest

Nationaal Militair Museum

Tiel

Flipje en Streekmuseum

Tiel

Tilburg

TextielMuseum

Uden

Museum Krona

Uithuizen

Menkemaborg

Utrecht

Centraal Museum

Museum Catharijneconvent

Museum Speelklok

Vaassen

Kasteel Cannenburch

Veendam

Veenkoloniaal Museum

Vlissingen

Maritiem Muzeeum Zeeland

Voorburg

Museum Swaensteyn

Voorschoten

Kasteel Duivenvoorde

Warffum

Openluchtmuseum Het Hoogeland

Weesp

Museum Weesp

Woerden

Stadsmuseum Woerden

Zaandam

Zaans Museum

Museum Zaanse Tijd

Zaltbommel

Stadskasteel Zaltbommel

Zierikzee

Stadhuismuseum

Zutphen

Musea Zutphen (Museum

Henriette Polak en Stedelijk Museum)

Zwolle

ANNO Museum de Fundatie

De volgende musea behoren niet tot de gesteunde musea maar accepteren wel onze Rembrandtkaart:

Alphen aan den Rijn

Archeon

Amstelveen

Museum JAN

Amsterdam

Huis Marseille (50 procent korting op entree)

Bergen

Museum Kranenburgh

’s­Gravenhage

Museum de Gevangenpoort

Maassluis

Museum Maassluis

Rotterdam

Chabot Museum

Rijswijk (ZH)

Museum Rijswijk

Tilburg

De Pont museum

Weert

Museum W

Voor topkunst in Nederland

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.