Passie! 2022

Page 1

LEERLING IN DE SPOTLIG

EIGEN NETWERK VOOR

LEERLINGEN VAN OMO-SCHOLEN

CQJ.LEGA'S MET A_SSIE

WAAR GAAT HUN HÄR SNELLER VAN KLOPPEN

M N a N -� ::::, C (tl 7
vereniging n.,. ons middelbaar onderwijs \.:J onderwijs met overtuiging• 1 . " HET

3 Voorwoord

Leerlingen in de spotlight

4 OMO-LeerlingenraadEen eigen netwerk voor leerlingen

6 Ruben Kummeling - Scholengemeenschap Were Di

6 Alexander Bartholomeus - Rythovius College

Collega's met passie

7 Antoine van Dinter - Varendonck College

8 Jos Dierx - Dr. Mollercollege

10 Helmi Deelen - Nuenens College

11 John Stuijk - Fioretti College

13 Yvonne Kops - lid Raad van Bestuur OMO

14 Christa Krijgsman - Sint-Janslyceum

16 Thédor Vissers - Van Maerlant

18 Leroy van de Vin - Dr. Knippenbergcollege

19 Marga van der Zanden -ambtelijk secretaris OMO

2022 jaaroverzicht in het kort

Collega's met passie

21 Janneke Sleenhof - Sint-Joriscollege

24 Debby Roobol - OMO Scholengroep Tongerlo

25 Frans Claassens - Odulphuslyceum

26 Diego van Steen - Praktijkschool Eindhoven

28 Koen van den EventuinScholengemeenschap Were Di

30 Booy Michielsen - Theresialyceum

31 Armand Lejeune - Dr. Knippenbergcollege

32 Marion van Ingen - Van Haestrecht College

34 René van de Veerdonk - Cambreur College

36 Jos Kusters - voorzitter Raad van Bestuur OMO

PASSIE! | 2

WOORD

Als je bij een organisatie als OMO werkt met zo’n 7000 medewerkers en 60.000 leerlingen dan heb je veel passie in huis. Passie voor het docentschap, passie voor een speciaal vak, en zeker passie voor de leerlingen! Passie! Het komt vanuit je hart. Je doet iets waar je ontzettend van houdt en wat je voldoening geeft. In de volksmond wordt passie vaak anders genoemd: betrokkenheid, gedrevenheid, ‘ervoor gaan’. Andere woorden met dezelfde betekenis, het mist alleen het hart. Het hart dat vele collega’s iedere dag vol passie inzetten voor de leerlingen en het onderwijs.

Bij Ons Middelbaar Onderwijs geloven we dat de medewerkers het verschil maken. Met passie voor de mens en het werk leveren zij een bijdrage aan de ontdekkingstocht van de leerlingen. Door hen wordt duidelijk waar OMO voor staat: goed mens, goed leven, goed handelen en goed onderwijs.

Iedere dag zetten alle OMO-medewerkers zich in om de middelbareschooltijd van de leerlingen tot een memorabele tijd te maken. Een tijd waarin zij opgroeien tot jongvolwassenen en ontdekken, waar zij warm voor lopen. Waar hun hart sneller van gaat kloppen, waar zij

blij en gelukkig van worden. Kortom, een tijd waar zij ontdekken waar hun passie ligt!

Passie!

Hoe mooi is het om een bijdrage te mogen leveren aan hun groei; hun ontdekkingstocht naar hun passie. Dat doet een ieder vanuit zijn eigen individuele passie.

In deze Passie! een greep uit verhalen van gepassioneerde collega’s en leerlingen uit de ruim 60 scholen van vereniging Ons Middelbaar Onderwijs.

"WERKEN IN het onderwijs is met passie een bijdrage leveren aan de ontdekkingstocht van de leerlingen."

OMO, een onderwijsvereniging vol met gepassioneerde medewerkers en leerlingen.

Namens de redactie, Carola, Patrizia, Ellen, Wendy, Danielle, Alice & Marit

PASSIE! | 3
VOOR

LEERLINGENRAAD “WAAROM GEEN GRATIS FRUIT OP SCHOOL?”

Sinds een jaar heeft OMO een eigen leerlingenraad. Een netwerk van leerlingen van alle OMO-scholen. Tijdens ‘pizza panels’ bespreken ze met elkaar verbeterpunten voor scholen en het onderwijs. Vervolgens maken ze ook concrete voorstellen. Zoals dit jaar bijvoorbeeld voor gratis menstruatiemiddelen op school. In december is op initiatief van het netwerk een congres georganiseerd over seksuele voorlichting (samen met de Rutgers Stichting).

Lomea Bleckmann (16) van het Dr. Knippenbergcollege in Helmond

“Er speelt genoeg waar aandacht voor moet komen. Zo hadden we het laatst tijdens een pizza panel over de gezonde kantine. Voor een groep leerlingen is het eten op school gewoon te duur. Waarom zou je als school bijvoorbeeld geen gratis fruit aan bieden? Neem steeds het fruit van het seizoen, of maak afspraken met de lokale supermarkt over fruit dat bijna over de datum is. Zulke initiatieven proberen we op de agenda te krijgen.”

“Aan de zijlijn klagen is gemakkelijk. Je kunt er ook werk van maken. Door de stem van de leerling laten horen kun je het verschil maken. En natuurlijk ook door zelf goede ideeën aan reiken. Waarom zou je bijvoorbeeld geen leerlingen inzetten in de kantine in plaats van de catering inhuren? Door die besparing kun je dan het eten goedkoper aanbieden. We moeten toch ook al één week in het jaar helpen met schoonmaken. Waarom zou iedereen niet ook een paar dagen per jaar verplicht in de kantine mee kunnen helpen?”

Parnia Aghili (16) van het Nuenens College in Nuenen

“Ik was benieuwd. Een netwerk voor leerlingen. Ook met andere scholen. Ik zit al in de leerlingenraad bij ons op school. Ik ben naar een pizza panel in Tilburg geweest en dat was hartstikke leuk. Via Instagram heb ik toen gesolliciteerd en zo ben ik in de OMO leerlingenraad gekomen.”

“Al na de eerste klas kwam ik hier op school in de Leerlingenraad terecht. Mijn mentor had gezegd dat ik het moest doen omdat ik zo goed kan argumenteren. Als iets niet klopt of als iets oneerlijk is, bijt ik me vast. Dan wil ik persé duidelijk maken hoe het zit. Wat dat betreft ben ik niet de gemakkelijkste. Als ik een mening heb dan sta ik daar ook echt achter.”

Een onderwerp waar Parnia het graag over wil hebben is dat ze ziet dat leerlingen steeds minder vertrouwen hebben in school. “Er is meer stress. Er is te veel druk. School is meer dan toetsen halen. Het is ook een ontmoetingsplaats. Een plek waar je je thuis voelt.”

Sarah Broekmeulen (17) van het Dr. Knippenbergcollege in Helmond

Sarah is de voorzitter van de OMO Leerlingenraad. “Ik ben al lang bezig met leerlingenparticipatie. Toen ik in de brugklas zat, kwam ik al in de Leerlingenraad bij ons op school. M’n zus zat er ook in en die vroeg ik of er ook bij kwam. Ik denk dat het vanuit ons gezin komt. Mijn ouders zijn erg maatschappelijk betrokken.” Sarah was ook een jaar actief voor het LAKS, het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. “Veel leerlingen hebben een mening. Maar het is de kunst om er ook iets mee te doen. Als je alleen blijft zeuren gebeurt er niks. Je kunt bijvoorbeeld meningen verzamelen en die op de juiste plek laten horen. Dan kun je echt iets bereiken. Dat is precies wat de kracht is van de OMO Leerlingenraad. Je hebt zoveel OMO-scholen. Door de mening van al die leerlingen te bundelen sta je sterk en wordt er echt wel geluisterd.”

“Je kunt hele toffe dingen bereiken door als groep aan docenten en ouders duidelijk te maken dat het op scholen om de leerling draait. Dáár moet het over gaan. De stem van leerlingen is superbelangrijk.”

PASSIE! | 4

Bij de ‘pizza panels’ zijn alle leerlingen van OMO-scholen welkom. Ook zijn er jaarlijkse verkiezingen en kan elke leerling ‘solliciteren’ naar een plek in de raad. De doorstroming is groot omdat vaak laatstejaars actief zijn op het gebied van medezeggenschap. Maar ook jongere leerlingen zijn welkom in de OMO- leerlingenraad.

Oneetha Keenswijk (15) van het Cobbenhagenlyceum in Tilburg

“Het is belangrijk dat leerlingen gehoord worden. Bij ons op school hebben we bijvoorbeeld een actie gehouden over machtsmisbruik door docenten. Dat is natuurlijk een gevoelig onderwerp op school, maar het is toch belangrijk om dat bespreekbaar te maken. We hebben daarvoor onder meer een enquête gehouden. Ook docenten hebben daar aan meegedaan. Om het onderwerp extra aandacht te geven hebben we hierover ook een gesprek gevoerd met de burgemeester van Tilburg. Op die manier wordt het onderwerp serieus genomen.”

“Je kunt op scholen losse acties uitvoeren, maar het is natuurlijk sterker als dat op alle scholen tegelijk gebeurt. Dat is het mooie aan het leerlingennetwerk van OMO. Dan kunnen we het groter aanpakken.” Oneetha noemt als voorbeeld het congres over seksuele voorlichting dat op 8 december in Tilburg is gehouden. “Dat idee kwam vanuit een van de pizza panels. En dat hebben we ook uitgevoerd. Het is meer dan alleen praten met elkaar. We willen echt wat bereiken.”

Gijs Nijssen (16) van het Norbertus Gertrudis Lyceum in Roosendaal

Gijs zit al vanaf de eerste klas in de leerlingenraad bij hem op school. En sinds dit jaar ook in de leerlingenraad van OMO. Gijs maakt er serieus werk van. “Ik hou van discussiëren. Ik vind het belangrijk om mijn mening te vormen. Vooral over maatschappelijke thema’s. Ik ben daar buiten school veel mee bezig. Ik verdiep me in verschillende meningen die er zijn en vorm zo ook mijn eigen oordeel en kom daar dan ook voor uit.”

Een onderwerp waar Gijs zich bijvoorbeeld in verdiept heeft is armoede op school. “Dat probleem is groter dan vaak wordt gedacht. Alles is veel duurder geworden. Dat is niet iets van één school. Het zou mooi zijn als we daar OMO-breed op kunnen inspelen.” Tijdens een van de pizza panels is gesproken over gratis menstruatie-middelen. Daar maakt Gijs op zijn school nu werk van. “Voor één op de tien meiden zijn tampons of maandverband niet vanzelfsprekend. Dat is schrijnend. Daar moeten we iets aan doen.

PASSIE! | 5
“Ik wil graag mijn mening laten horen”

LEERLING IN DE SPOTLIGHT

Dit is het verhaal van Ruben Kummeling (oud) leerling van SG Were Di. Kijk en luister hoe hij zijn schoolloopbaan diagonaal doorliep, van vmbo met een havo-vak tot en met twee jaar vwo in één jaar. Zijn ervaringen en reflectie op de geboden kansen en mogelijkheden (kijktijd 10 minuten).

Dit is het verhaal van Alexander Bartholomeus leerling van het Rythovius College. Kijk en luister hoe hij zijn bijzondere schoolloopbaan doorloopt. Van kleins af aan een passie voor klassieke oudheid. Nu op weg naar het vmbo- eindexamen met Latijn op gymnasiumniveau in zijn vakkenpakket (kijktijd 4 minuten).

PASSIE! | 6

wil zoveel mogelijk docenten enthousiast maken”

Antoine van Dinter (45), docent Frans en ICT-coördinator bij het Varendonck College in Asten en bedenker van docentenhelpdesk.nl. “Online toetsen, inclusief het correctiewerk, kan de werkdruk voor docenten flink verminderen.”

Hoe kom jij als docent Frans in de ICT-hoek terecht?

“Van vroeger uit heb ik iets met computers. Als er bij ons in de familie een PC kapot is, bellen ze mij.”

Jij bent het ook al vroeg gaan gebruiken in de les?

“In de tijd dat er nog geen mobieltjes waren bestelde ik in China al een doos goedkope bluetooth-muizen waarmee ik leerlingen kon laten stemmen in de klas. Zo kon ik ze op een interactieve manier antwoorden laten geven.”

Wat vind jij bij uitstek de kracht van internet om te gebruiken tijdens je lessen?

“De interactie natuurlijk. Je kunt de wisselwerking per leerling organiseren. Neem stillere leerlingen, die kun je actief betrekken. Of bijvoorbeeld aan het eind van de les; dan kun je exit-tickets sturen naar de leerlingen. Je vraagt wat ze hebben geleerd, waar ze tegenaan lopen en waar ze hulp bij nodig hebben.”

Mede dankzij jou hebben leerlingen op het Varendonck in Asten al drie jaar een eigen laptop. De meerwaarde heeft zich tijdens de lockdown natuurlijk dubbel en dwars uitbetaald?

“De coronacrisis heeft het digitale lesgeven een geweldige boost gegeven. Ook bij onze vestiging in Someren hebben de leerlingen ieder een eigen laptop gekregen. De online-mogelijkheden bouwen we steeds verder uit. Dat doe ik als ICT-coördinator niet alleen, we hebben bij Varendonck daarvoor ook i-coaches aangesteld. Dat zijn andere docenten die ook affiniteit hebben met ICT. Zij kunnen weer collega’s enthousiast maken en kennis delen. Je moet het zien als een olievlek die we steeds groter laten worden.”

Die kennisdeling is er ook op OMO-niveau.

“Klopt, dat is het Kennisnetwerk ICTO. Je kunt dat zien als een forum waar docenten vragen kunnen stellen of leuke ideeën delen. Het gaat erom dat niet iedereen op eigen houtje het wiel gaat uitvinden. Er is al veel kennis, het is de kunst om van elkaar te profiteren en goede ideeën uit te wisselen. Docenten kunnen zich op het Kennisnetwerk van ICTO abonneren, dan krijgen ze ook berichten als er iets nieuws is.”

Wat komt er zoal voorbij?

“Dat kan van alles zijn. Bijvoorbeeld vragen over Teams, of handige tips voor het lesgeven. Ook vind je er interessante workshops. Noem maar op. Het is gewoon superhandig. Je hoeft echt geen expert te zijn. Het is heel laagdrempelig.”

Jij bent zelf ook de bedenker van docentenhelpdesk.nl?

“Om mijn collega’s verder te helpen op ICT-gebied bied ik daar allerlei interessante tools aan. Bijvoorbeeld een gratis e-book. Ook heb ik een Facebookpagina opgezet. Voor de lockdown hadden we 150 leden, nu zijn het er al 1200.”

Wat is een volgende stap die je graag wilt zetten?

“Ik denk bijvoorbeeld aan online toetsen. Daar hadden we in de lockdown natuurlijk al mee te maken. Dat moet nog verder ontwikkeld worden. Bijvoorbeeld om zo docenten te ontlasten. Niet alleen door vragen over de lesstof aan te bieden maar ook door het correctiewerk digitaal te regelen.”

Heb je nog een tip voor docenten?

“Lees de boeken ‘Kleppen dicht’ en ‘Kleppen open’ van Michel van Ast. Hij is ook gastspreker op de studiedag ICT die wij organiseren op het Varendonck. Michel is voor mij een grote inspirator. Verder raad ik docenten aan een kijkje te nemen bij de jaarlijkse OMO ICTO-dag. Dan zijn er bijvoorbeeld allerlei praktische workshops te volgen.”

PASSIE! | 7
“Ik

Jos Dierx (56), adjunct-directeur afdeling vwo bij het Dr. Mollercollege in Waalwijk, is fervent pleitbezorger van het planmatig aanpakken van burgerschapsvorming binnen lesprogramma’s. “Je moet er vooral geen apart vak van maken.”

Eerst stond je voor de klas (geschiedenis, Duits en maatschappijleer), nu meer de management-kant. Wat kenmerkt jou?

“Ook als docent vond ik het altijd leuk om verschillende taken te hebben, meer te doen dan alleen lesgeven. Ik ben ICT-coördinator geweest, decaan, opleidingsdocent, examensecretaris. Ik vind het leuk om te ontdekken of iets wel of niet bij me past. Ik ben nieuwsgierig naar wat ik in me heb; wat drijft me? Ik ben altijd wel bezig met m’n eigen ontwikkeling. En niet alleen van mezelf, ook van anderen. De ontwikkeling van mensen is een passie van me. Natuurlijk geldt dat voor de ontwikkeling van leerlingen, maar ook van collega’s om me heen. Eigenlijk van iedereen. Mensen die zelf stappen zetten in hun eigen ontwikkeling. Dat is mooi om te zien. Ik word er blij van.”

Verklaart dit ook waarom jij zo actief bent op het gebied van burgerschapsvorming?

“Dat kun je zo zien ja. Zo’n 15 jaar geleden is de onderwijsinspectie van koers veranderd. Voorheen ging het om de cijfers en harde resultaten. Dat frustreerde veel docenten. Ander goed werk werd niet meegenomen in de beoordeling. Nu zie je dat de sociale kwaliteit van het onderwijs steeds meer aandacht krijgt. Meer aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. We vinden het steeds belangrijker dat we jonge mensen afleveren die goed in de maatschappij kunnen functioneren. Daar heeft burgerschapsvorming natuurlijk alles mee te maken.”

Je hebt in de ‘voorhoedeschool’ van OMO gezeten. Wat heeft dat opgeleverd?

“We hebben veel kennis en ervaringen met elkaar gedeeld en van daaruit een concreet instrument ontwikkeld voor scholen.

We hebben een nulmeting gemaakt die scholen kunnen gebruiken om te zien waar ze staan op het gebied van de sociale kwaliteit van hun onderwijs. Dat is volledig digitaal en dat komt beschikbaar voor alle OMO-scholen. Het geeft scholen overzicht. Ze zien wat goed gaat en welke aspecten van burgerschapsvorming aandacht verdienen.”

Jullie op Dr. Moller zijn opvallend actief met burgerschapsvorming. Vertel eens. “Op onze school is burgerschapsvorming geen afzonderlijk vak. We vinden dat het onderdeel moet zijn van de bestaande vakken. Dat wordt bij de vaksecties ook breed gedragen. De vraag is alleen: hoe? De aandacht ervoor was te versnipperd. Daar willen we meer lijn in brengen. Dat doen we niet hap snap, maar gestructureerd. We hebben een werkgroepje met 5 collega’s. Samen bekijken we welke acties nodig zijn. Als eerste hebben we geïnventariseerd waar we staan. We hebben onderzocht wat we al doen, bijvoorbeeld in de flexweken en de vakwerkplannen. En ook: hoe zien de plannen er per vaksectie uit? Daardoor zagen we aan welke competenties we werken en aan welke niet.”

Jullie hebben als school ook een visie geformuleerd.

“Mede op basis van de inventarisatie hebben we opgeschreven: zo zien wij burgerschapsvorming. En dit willen we er mee. Dan is voor iedereen het vertrekpunt

PASSIE! | 8
“Ik ben nieuwsgierig naar wat ik in me heb; wat drijft me?”

geeft passie en energie”

en de richting duidelijk. Ook spreken we daardoor eenzelfde taal. We weten wat we bedoelen en wat we voor ogen hebben. Vervolgens hebben we ook een ontwikkel- en verbeterplan opgesteld om stap voor stap verder te komen.”

Veel scholen doen al best veel aan burgerschapsvorming. De goede wil is er. Waar wringt het?

“Nu is dat natuurlijk Covid. De belasting is al erg zwaar, daar kun je nu moeilijk een schepje bovenop doen met burgerschapsvorming. Maar even los van Covid, heel belangrijk is het commitment vanuit de directie. Je zult duidelijk moeten vaststellen: dit willen we er mee. Wat mij betreft wordt dat ook vastgelegd in het schoolplan. Als de directie er niet achterstaat, is het trekken aan een dood paard. Met aansturing vanuit de directie kun je als school daadwerkelijk investeren in burgerschapsvorming. Dit kan door docenten te faciliteren om hiermee aan de slag te gaan, bijvoorbeeld in een werkgroep zoals bij ons.”

OMO bedacht de ‘Burgerschapsestafette’, om scholen te helpen. Wat hebben ze hieraan?

“Het is een soort database van morele dilemma’s die je in de klas kunt behandelen. Heel handig en praktisch. Allerlei praktijkvoorbeelden met bijbehorend lesmateriaal, gericht op alle niveaus. Het is de bedoeling dat de scholen zelf deze database gaandeweg ook verder aanvullen. Als het goed is, heeft elke school een burgerschaps-ambassadeur, speciaal bedoeld om docenten warm te maken voor de Burgerschapsestafette.”

Terugkomend op het begin van dit gesprek: Je ziet burgerschapsvorming ook als een vorm van persoonlijke ontwikkeling?

“Leren staat centraal op scholen. Voor mij is dat gekoppeld aan ontwikkelen. Leerlingen die zich ontwikkelen, docenten die zich ontwikkelen,leidinggevenden die zich ontwikkelen, organisaties

die zich ontwikkelen. Dat maakt ons werk ook zo leuk. Jezelf steeds weer uitdagen, nieuwe dingen leren. Dat geeft passie en energie.”

PASSIE! | 9
“Burgerschapsvorming

Helmi Deelen (62), docente Duits aan het Nuenens College. Ze won de landelijke verkiezing ‘Docent Duits van het jaar 2021’. “De durf om zelf iets te doen, dat lok ik graag uit bij de leerlingen.”

Wat heb jij met de Duitse taal?

“Ik ben in ieder geval 100% een taalmens. En ik heb altijd in het onderwijs gewild. Dan heb je dus een duidelijk doel voor ogen. En dat het Duits is geworden is ook logisch. Ik kom uit Limburg. In mijn jeugd stond bij ons thuis vaak de Duitse TV aan. Lassie, Bonanza, Tagesschau. Ik ben er mee opgegroeid. Ook kwamen er bij ons in de zomer Oostenrijkse kinderen logeren. Als jong kind praatte ik daar een soort steenkolen Duits mee. Het balletje is toen ergens gaan rollen. Ik zong ook altijd die Duitse schlagers mee. Ich bau dir ein schloss van Heintje. Tot op de dag van vandaag ben ik een grote Duitsland-fan.”

Elk jaar op vakantie in Duitsland?

“Als dadelijk de grenzen weer open zijn ben ik weer weg. Ik ben er gek op. Het fijnste land om naar toe te gaan. Het ligt om de hoek, het is schoon, overzichtelijk; mooie landschappen, maar ook fijne steden, fantastische cultuur, ‘n lekker glaasje wijn. Je vindt er alles wat je hebben wilt.”

Je gaat er ook met de klas naartoe?

“Een dag naar Keulen is vaste prik. En ook onze jaarlijkse NRW-reisjes, Noordrijn-Westfalen. Treinen, bussen, lopen; naar allerlei leuke plekken. Dat koppelen we ook aan andere vakken. We doen veel spelletjes, kwisjes, GooseChase. Erg leuk altijd.”

De jury van de verkiezing ‘Docent Duits van het Jaar’ looft vooral de leuke, creatieve lessen die je geeft. Noem eens een paar voorbeelden.

“Ik ben ook een fan van Duits winkelen. Ik ga graag naar Heinsberg, vlak achter Roermond. Daar ga ik met mijn zus naartoe en koop ik van alles. Van al die huis-, tuin- en keukenspullen bewaar ik de verpakkingen. Daar heb ik er heel veel van. Die gebruik ik voor de les. Als ik zeg ‘winkeltje spelen’ klinkt het wat kinderlijk. Maar wel zoiets. We praten over de producten, de verpakkingen; en als slot eindigen we dan in onze schoolwinkel waar dan allemaal Duitse producten staan. Dan praten we Duits en moeten de leerlingen dus ook in het Duits vragen ‘Waar liggen de koekjes’ of zoiets. We hebben dan de grootste lol.”

Geef nog eens een voorbeeld?

“Ik gebruik vaak bingo om van alles te leren. Ik noem bijvoorbeeld de Duitse woorden en dan moeten ze kijken of ze de Nederlandse vertaling op hun kaart hebben staan. Of het vliegenmepper-spel. Ik plak in het lokaal geeltjes met Duitse woorden. Dat zijn de vliegen. Twee leerlingen krijgen een vliegenmepper. Ik noem een Duits woord en wie als eerste op het plakkertje slaat met de juiste vertaling mag ’de vlieg’ hebben. Dat werkt super.”

“Ich bau dir ein schloss”

Je gaat vooral heel vrij met de lessen om?

“Ik geniet heel erg van de groei die je zelf doormaakt als docent. Ik sta al lang voor de klas. Als ik kijk hoe dat in het begin ging en nu; dat is een wereld van verschil. Hoe ouder ik word, hoe beter ik met m’n vak uit de voeten kan. Je leert elke dag bij. Steeds meer mogelijkheden, en inderdaad steeds vrijer ook.” “Ik heb geleerd in de loop der jaren dat je leerlingen het vertrouwen moet geven dat ze al van alles kunnen en weten. Door de stof voor te kauwen nemen we veel weg bij de leerlingen. Ik wil graag zien wat ze zelf al kunnen; de durf om zelf iets te doen. Dat stimuleer ik graag. Ze zullen best een keer vallen, maar dan staan ze wel weer op.”

Je klinkt nog zo enthousiast, maar over een paar jaar ga je al met pensioen.

“Zoals ik me nu voel zou ik met gemak nog twintig jaar kunnen werken. Het wordt namelijk steeds leuker. Dat komt natuurlijk ook door al die tools en apps van tegenwoordig. Het geeft zoveel meer mogelijkheden. Ooit ben ik begonnen met een schoolbord, een krijtje en een boek. Ik geniet ervan om iedere keer weer iets nieuws te bedenken voor de les. Ik heb dan al voorpret als ik er mee bezig ben. Ik ben dan zo benieuwd hoe ze zullen gaan reageren. Ik ben er ook altijd mee bezig. Bij heel veel dingen die ik om me heen zie denk ik: da’s leuk voor in de les. Soms denk ik ook wel eens: Helmi, nou draaf je door.”

Je staat altijd aan?

”Die uit-knop heb ik nog steeds niet gevonden nee.”

PASSIE! | 10

“Samen in morele dilemma’s duiken maakt veel los”

John Stuijk, docent Zorg en Welzijn op het Fioretti College in Veghel. John is lid van de OMO-werkgroep Burgerschapsestafette. “Wij laten zien hoe je in elk vak met leerlingen kunt praten over morele dilemma’s. Deze aanpak willen we als een olievlek verspreiden over heel onderwijsland.”

Pasgeleden was de kick-off van de Burgerschapsestafette. Hoe was dat?

“Een mooi moment natuurlijk. Het hele idee van de Burgerschapsestafette is de afgelopen tijd stevig op poten gezet. Als werkgroep hebben we van een goed idee een concrete aanpak gemaakt waarmee elke school en elke docent aan de slag kan. Dat betekent bijvoorbeeld dat we een hele database hebben opgezet met concrete lesvoorbeelden. Voor elk schooltype, elk vak en elke docent. Het project staat nu echt stevig overeind. Daar zijn we trots op. Om het verder uit te rollen hebben we binnen de OMO-scholen een heel netwerk aan burgerschapsambassadeurs opgebouwd. Voor hen hadden we het webinar georganiseerd. En ook voor directies van scholen en teamleiders. Je zou kunnen zeggen dat we als werkgroep ons kindje nu loslaten in de wijde wereld. Niet alleen de OMO-scholen kunnen er veel plezier aan beleven, wat ons betreft heel onderwijsland. Het zou bijvoorbeeld heel goed zijn als docenten al tijdens hun opleiding kennis maken met de Burgerschapsestafette.”

Vertel nog even kort, wat is de kern van de Burgerschapsestafette?

“Het is een hele mooie, vrije manier om burgerschap aan de orde te stellen tijdens lesuren. Of je nou wiskunde geeft of gymnastiek; je kunt er iets mee. Je kunt er hele lesuren mee aan de slag of pak weg tien minuten. De kern is dat je als docent op basis van de actualiteit, de lesstof en ook op basis van je eigen interesses, inhaakt op morele dilemma’s die zich voor doen in ons dagelijks leven. Neem Sinterklaas, 5 december komt er weer aan. Wat vinden leerlingen van de Zwarte Pieten-discussie? Als je het leerlingen vraagt, vliegen de vooroordelen je om de oren. Ze praten hun ouders na, of ze volgen de mening van de groep. De Burgerschapsestafette laat leerlingen voelen hoe het is voor mensen die er een andere mening over hebben. Je inleven in de ander, daar gaat het om. Hoe je dat gedaan krijgt? Dat kan eigenlijk heel eenvoudig. Allerlei voorbeelden daarvoor hebben we als werkgroep bij elkaar gebracht en opgeschreven.”

Noem eens een voorbeeld.

“Pasgeleden ging het in de media over de vergoeding voor ons koningshuis. Zo’n miljoenenbedrag klinkt natuurlijk als heel veel. Dan hoor je leerlingen al snel zeggen: ‘Belachelijk zoveel geld. Weg met de koning!’ Ze zijn dan vóór een president. Dat is

mooie gelegenheid om daar eens in te duiken. Dat kun je vanuit allerlei invalshoeken doen. Natuurlijk heb je de economische invalshoek, maar je kunt leerlingen bij ckv bijvoorbeeld een collage laten maken van koningshuizen, en ondertussen kun je er een gesprek over beginnen. Maar de kern is dat ze zich verdiepen in de argumenten van de ander. Je kunt de groep in tweeën splitsen en een dialoog starten met stellingen. De ene groep gaat op zoek naar argumenten waarom het goed is als een land een koning heeft. De ander doet dat voor een president. Dan moeten ze bijvoorbeeld ook uitzoeken hoeveel het kost. En dan komen ze erachter dat er ook een flink bedrag nodig is voor de hele huishouding rondom een president. Zo leer je ze om zich te verdiepen in de ander. Daar hebben ze hun hele leven wat aan.”

Deze coronatijd biedt ook mooie aanknopingspunten. “Absoluut. Allerlei normen en waarden komen erbij om de hoek kijken. Ze roepen van alles. Met de Burgerschapsestafette kun je daar mooi mee aan slag. Je kunt ze zelf laten inzien wat corona voor andere mensen betekent. Niet door het voor te zeggen; maar door ze het zelf te laten ontdekken. Niemand krijgt gelijk of ‘wint’ maar het verbreedt wel hun horizon. Ze leren meerdere kanten te bekijken. Dat is wat je wilt. En ik merk bij mij in de klas dat het ook werkt. Ze herkennen de aanpak: verschillende standpunten innemen en je vrij voelen om hiervoor argumenten te bedenken. Ze krijgen daar oog voor.”

Je bent van oorsprong docent huishoudkunde, hoe kom jij op dit pad terecht?

“Ik vind lesgeven leuk, maar ook het bedenken van methodes en programma’s. Ik ben heel leergierig, nieuwe dingen ontdekken. Ik ben altijd bezig met leren. Ook voor mezelf. Ik ben nu bijvoorbeeld Spaans aan het leren. Zo kwam ook de Burgerschapsestafette op m’n pad. In de werkgroep zochten ze iemand die het praktijkonderwijs kon vertegenwoordigen. Ik heb meteen ja gezegd. Het hele idee achter de Burgerschapsestafette spreekt me aan. Het past ook goed bij me. Je hebt docenten die moeite hebben om los te komen van de lesstof; ik zelf vind het juist leuk om daar een draai aan te geven en haakjes te zoeken om morele dilemma’s aan de orde te stellen.”

“Ik geniet ervan om te zien hoe leerlingen zich ontwikkelen. Neem Zorg en Welzijn, mijn vakgebied. Leerlingen die de zorgkant op willen, willen allemaal één ding: met jonge kinderen aan de slag en niet met oude mensen. Dat beeld zit er heel sterk in. Totdat je ze laat ervaren hoe het is om met oude mensen te werken. Bijvoorbeeld tijdens een stage. Opeens zijn ze wel enthousiast. En zo is dat natuurlijk met veel zaken. Ze zijn jong, vinden van alles, maar dat is ook zo te doorbreken. Die zoektocht stimuleren vind ik leuk.”

PASSIE! | 11

YVONNE KOPS

“Verbinding leggen tussen scholen is het mooiste wat er is”

“Ik geniet ervan om goede gedachten en ideeën van anderen te combineren om zo tot een richting of visie te komen.” Yvonne Kops (61) is lid van de Raad van Bestuur van vereniging OMO. Lange tijd was ze werkzaam in de universitaire wereld. Hoe is het om te dealen met de meer dan 60 OMO-scholen?

Je zit je hele leven al in het onderwijs, maar niet als docent. “Dat is toevallig zo gelopen ja. Als kind op de lagere school leek het me geweldig om juf te zijn en allemaal leuke dingen voor de klas te verzinnen. Ik vond het heerlijk om daarover te fantaseren. Onderwijs zat er al vroeg in. Ik heb ook mijn onderwijsbevoegdheid gehaald, maar na mijn studie was er nauwelijks werk voor nieuwe leraren en zo is het balletje een andere kant opgerold.”

Vóór OMO heb je zo’n 25 jaar in het universitaire onderwijs gewerkt; aan de kant van de bedrijfsvoering. Wat was daar leuk aan?

“De universiteit is een prachtige wereld; de combinatie van onderwijs en onderzoek. Als directeur bedrijfsvoering moet je zorgen dat het ondersteunende proces goed verloopt, maar bovenal gaat het mij om de fascinatie voor het onderwijs. Samen zorgen voor een goede opleiding, inhoudelijk maar ook qua organisatie. Zorgen dat studenten hun eigen weg kunnen vinden en mee vormgeven aan de academische gemeenschap. Dat was op de universiteit boeiend, maar dat geldt nu ook voor OMO.”

anders. Het is echt een feest om te zien hoe verschillend zaken worden opgepakt en hoeveel er van elkaar valt te leren. En juist dat laatste; de verbinding leggen tussen de scholen, is één van de allerleukste aspecten van ons werk.”

“Sinds ik bij OMO werk, zijn me twee dingen opgevallen. Als eerste de aandacht die er is voor de leerling als mens. En ook het bewustzijn dat er leeft onder docenten en schoolleiders dat het nodig is om jezelf permanent te ontwikkelen om goed onderwijs te kunnen bieden.”

We zeggen altijd: het gaat om de leerling, daar doen we het voor. Hoe houd jij daar voeling mee, als lid van de Raad van Bestuur?

“Ik kom op veel scholen. Al is het maar omdat ik verantwoordelijk ben voor al het vastgoed. Ook praat ik met scholen over hun schoolplannen, hun visie op het onderwijs en op de leerling. Elke school is anders, heeft een eigen kleur en is een eigen wereld op zich. Hoe groot de verschillen ook zijn; de leerling is steeds de rode draad. Wat dat betreft word ik goed bij de les gehouden door iedereen met wie ik praat op de scholen.”

Waar wil je in jouw bestuursperiode nog zeker je tanden in zetten?

Je zit hier nu ruim zes jaar. Hoe anders is het werk bij OMO?

“Qua bedrijfsvoering is een deel van het werk hier in lijn met het werk dat ik op de universiteit deed. Echt anders is nu dat we met al onze scholen verantwoordelijkheid dragen voor een groot deel van de Brabantse jeugd. Het gaat niet alleen om het onderwijs dat we bieden, maar ook om het zorgen voor een sociaal veilige omgeving, die jongeren nodig hebben voor al die ontwikkelstappen die zij in deze leeftijdsfase maken. En dat doen we samen met allemaal verschillende scholen. Allemaal zijn ze

“Oh, dat is zoveel. Dat heeft alles te maken met de kijk op de toekomst. Denk bijvoorbeeld aan het dalend aantal leerlingen. Op het gebied van de bedrijfsvoering kunnen we in de samenwerking met de scholen volgens mij nog een flinke slag slaan. Dingen gemakkelijker maken, beter maken. Denk aan de ICT-omgeving , alles rond onze financiële en HR-processen. Niet alleen gemakkelijker maken door digitalisering maar ook door capaciteiten op de scholen en bij het OMO-bureau beter met elkaar te verbinden.”

PASSIE! | 13
“Het gaat niet alleen om het onderwijs dat we bieden, maar ook om het zorgen voor een sociaal veilige omgeving”

Christa Krijgsman (40), docent lichamelijke opvoeding (LO) bij het Sint-Janslyceum in ’s-Hertogenbosch is gepromoveerd op onderzoek over ‘Beoordeling en motivatie in de les lichamelijke opvoeding’. “Ook als leerlingen niet goed zijn in een vak kun je leerdoelen aanreiken die toch voor voldoening kunnen zorgen.”

Hoe ben je in het vak van gymleraar gerold?

“Vaak zijn het mensen die graag sporten. Dat is in mijn geval ook zo. Van jongs af aan was ik aan het dansen, turnen en tennissen. Uiteindelijk ben ik met tennis doorgegaan. Mijn moeder deed op de club ook van alles in de organisatie. Ik vind eigenlijk alle sporten leuk. Dus toen ik na de middelbare school een vervolgstudie moest kiezen kwam ik al snel uit bij de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Niet dat ik per se leraar wilde worden. Ik wilde vooral graag iets met sport doen.”

Toch heeft het onderwijs je wel helemaal gepakt?

“Het leuke van het onderwijs heb ik later ontdekt. De vonk sloeg over in mijn vierdejaars-stage. Op de middelbare school waar ik zelf leerling ben geweest, kon ik als vervanger gaan werken voor een collega die met pensioen ging. Toen kreeg ik de vrijheid om zelf lessen op te bouwen. Dat vond ik superleuk om te doen. Toen wist ik: hier wil ik mee verder.”

Ben je als sporter nog steeds zo fanatiek als vroeger?

“Als ik tennis wil ik nog steeds winnen. Maar ik geniet ook van het samenspelen, het buiten zijn. Puur alleen het winnen is niet meer heilig. Dat komt misschien ook door mijn promotieonderzoek. Ik ben het sporten anders gaan bekijken.”

Leg uit.

“Mijn onderzoek gaat over het beoordelen en motiveren van leerlingen in de gymles. Je kunt iemand die bang is om een salto te maken, een onvoldoende geven. Maar wat bereik je daar eigenlijk mee? Het doel van de gymles is om leerlingen te stimuleren om te bewegen en te sporten. En als docent hoop je dat leerlingen het sporten zó leuk vinden, dat ze dit ook blijven doen in hun vrije tijd. Dat gevoel van plezier tijdens sporten, daar kun je in de gymles aan werken. Maar door de beoordeling kun je de motivatie ook breken. Je hebt in de klas leerlingen die het sporten van nature leuk vinden maar er zijn er ook die er niks aan vinden. Hoe ga je daar mee om? Hoe zorg je ervoor dat ook die laatste groep stappen vooruit maakt en zich ontwikkelt?”

“Laat leerling kiezen uit leerdoelen”

Vertel. Hoe doe jij dat?

“Ik probeer bijvoorbeeld de les zo te ontwerpen dat iedereen op zijn of haar niveau kan meedoen en succes beleeft. Dat doe je door niveaus aan te bieden die aansluiten bij de leerling. Niet dat je voor elke leerling een apart niveau moet bedenken, dat gaat te ver, maar je kunt oefeningen wel zo aanbieden dat er verschillende niveaus zijn waarop je kunt meedoen. Je kunt de leerlingen dan zelf laten kiezen op welk niveau ze mee willen doen.

Geef eens ’n voorbeeld.

“Neem bijvoorbeeld salto springen. Ik zorg ervoor dat leerlingen op verschillende manieren kunnen meedoen. Met een hoog vlak, een schuin vlak of een laag vlak. Afhankelijk van het gekozen vlak, krijgt de leerlingen meer of minder hulp. De leerling kan zelf z’n eigen niveau kiezen en zijn eigen tempo bepalen. De een vindt het heerlijk om vrij door de lucht te draaien, een ander vindt dat niet fijn en wil liever een koprol maken op een hoog vlak. Ik probeer daarmee alle leerlingen te betrekken bij de les. Iedereen werkt zo op z’n eigen niveau en tempo aan zijn motorische ontwikkeling. Allemaal kunnen ze voldoening ervaren.”

Zo naar onderwijs kijken is natuurlijk veel breder dan alleen de gymles. Deel je je ervaringen met je collega-docenten?

“Dat gebeurt regelmatig. Op het Sint-Janslyceum hebben we een groep docenten waarin we met elkaar praten over dit soort zaken. Denk aan het inrichten van je lessen, de leerdoelen die je aanbiedt, hoe geef je feedback en hoe motiveer je leerlingen om zelf actief mee te doen in de les. Dat doen we met collega’s van alle vakken, talen, creatieve vakken, bètavakken; heel breed. Samen delen we ideeën, ontwerpen we lessen, delen we leservaringen en passen we lessen weer aan. Dat geeft frisse energie om steeds weer volgende stappen te zetten.”

Ook als docent groei je hierdoor.

“Ik geniet van de ontwikkeling van leerlingen, maar ook van de ontwikkeling die ik zelf doormaak. Ik ben als sporter aan het vak begonnen, en nou geniet ik ervan om mee te helpen om het onderwijs nog beter te maken.”

PASSIE! | 14

Voor je werk loop je dagelijks in trainingspak, maar komend jaar is dat anders begreep ik. “Klopt, ik heb voor een jaar een nieuwe onderzoeksopdracht. Op alle OMO-scholen vindt veel onderzoek plaats. AOSonderzoeken, promotie-onderzoeken, studenten die onderzoek doen vanuit hun masteropleiding, etcetera. OMO wil graag in kaart brengen wat er allemaal gebeurt aan docent-onderzoek in de scholen en waar we samen naartoe willen groeien met onderzoek in de school. Uiteindelijk willen we dat dit docent-onderzoek bijdraagt aan de kwaliteit van onderwijs.”

Even geen gymnastiek. Meer aan het bureau. Let je wel op je fitheid?

“M’n fitheid houd ik zeker in de gaten. Ik tennis nog steeds heel graag, en daarnaast doe ik aan spinning en bodypump. En wat yoga voor de ontspanning. Sinds twee jaar ben ik moeder. Daardoor is het wel wat ingewikkelder om sporten in te plannen. Daarom heb ik de sportschool nu ingewisseld voor een fitnessruimte op zolder. Daar volg ik nu online spinning- en bodypumplessen, precies dezelfde lessen als waar ik eerder in de sportschool aan deelnam. Dat vind ik heerlijk om te doen.”

PASSIE! | 15
CHRISTA
“Ik wilde vooral graag iets met sport doen”

THÉDOR

Thédor Vissers (59), tot voor kort docent en nu fulltime onderwijsadviseur bij Dienstencentrum Van Maerlant in ’s-Hertogenbosch.

Na je studie kwam je in het speciaal onderwijs terecht. Dat was ook wat je wilde?

“Ik ben gaan werken op de school waar ik stage heb gelopen, De Palster, en daar werk ik nog steeds. De naam is veranderd in Van Maerlant. Nu is het een school voor vmbo-kader en mavo, maar toen was het 100% speciaal onderwijs. Daar wilde ik per se werken, maar dat ging niet vanzelf. Toen ik in 1983 van de opleiding kwam was ik werkloos. Dat was normaal; zo was de tijd. Toen heb ik vrijwilligerswerk gedaan op deze school. Dat viel onder het WPO, het Werkgelegenheids Project Onderwijs. Al vrij snel kon ik invallen en sinds 1985 heb ik hier een vaste aanstelling.”

Waarom speciaal onderwijs?

“Het dwingt je om op een goede manier aandacht te besteden aan de kinderen. Onderwijs is meer dan taal, rekenen, Duits en aardrijkskunde, noem maar op. ‘n Mooie quote vind ik ‘Zonder relatie geen prestatie’. Bij speciaal onderwijs (VSO LOM) werd je met de neus op de feiten gedrukt: Netjes je lesje afdraaien werkte daar niet. Om ze iets te leren moest je echt aandacht besteden aan de kinderen. De een had gedragsproblemen, de ander vertraagde informatieverwerking. Je móest wel inspelen op wat de leerlingen nodig hebben. Dat vraagt om oprechte aandacht. Dat geeft veel extra’s. Je weet veel meer van het kind, je gaat op bezoek thuis, je weet wat er speelt. Dat geeft verbondenheid. Dat sprak me geweldig aan. En nog steeds. Eigenlijk zou je dat bij regulier onderwijs ook moeten hebben, maar daar ontbreekt helaas de tijd voor.”

Hoe ver reikt de invloed van deze beginjaren?

“Bij mij heel ver. Ik ben vrij snel een opleiding gaan doen: ‘De zône van de naaste ontwikkeling’ van Feuerstein, genoemd naar psycholoog Reuven Feuerstein. Hij heeft een methode ontwikkeld die niet talig is. Het is een aanpak waarbij je heel goed kijkt wat een kind kan en nodig heeft. Waar staat een kind? Daar moet je op aansluiten. Het ontwikkelen van talenten die ’n kind in zich heeft. Als docent ben jij de mediator die tussen het kind en het leermateriaal instaat. Het is de kunst om de leerling op een goede manier naar het lesmateriaal te leiden. Dat gedachtengoed zit in mijn DNA en dat komt als vanzelf in mijn werk tevoorschijn.”

Je bent ‘n echt onderwijsdier. Bij Van Maerlant heb je veel functies gehad, van coördinator, teamleider tot ambulant begeleider. Tot vorig jaar stond je ook nog voor de klas. Nu werk je fulltime voor het Dienstencentrum. Wat houdt dat in? “Al sinds 2007 werk ik voor het Dienstencentrum Van Maerlant, een onderwijsadviescentrum. In het begin ging het vooral over het doorgeven van de kennis die we hebben opgedaan in het speciaal onderwijs. Via trainingen gaven we die kennis door aan andere scholen. Dat heeft zich steeds verder doorontwikkeld. Ook de regio waarvoor we werken werd steeds groter. Van Bergen op Zoom tot Nijmegen en Venlo. Wat wij doen gaat primair over onderwijs, het lesgeven, het overdragen van kennis, het inspelen op leerlingen.”

“Wat ik nu veel doe is docenten feedback geven op het primaire proces. Hoe stuurt de docent de leerlingen aan? Hoe reageren de leerlingen? Zijn ze geconcentreerd bezig? Hoe worden opdrachten opgepikt? Dat soort zaken. Daar sparren we dan over.”

PASSIE! | 16
“We eindigen de training met een ijsbad”

Is er nog steeds iets van het speciaal onderwijs dat terugkomt?

“Oprechte aandacht voor de leerling, daar draait het nog steeds om.”

Je geeft ook trainingen aan docenten om met meer plezier te werken.

“Veel docenten ervaren onvrede en stress. Vaak hoor je adviezen als ’je moet het loslaten’ of zoiets. Zo’n advies is talig. In mijn training maken we het concreet. Letterlijk stress ervaren, en letterlijk ontspanning ervaren. Bijvoorbeeld met een graduele koude training. We beginnen met ijsklontjes in de hand, daarna met je handen in een ijsbak om uiteindelijk aan het eind van de training een ijsbad te nemen. Natuurlijk roept dat lichamelijk een heftige stressreactie op, maar hoe ga je daar mee om? Is de kou echt zo erg of maak je het jezelf wijs dat het zo erg is? Als je goed geconcentreerd en gefocust bent, kun je zo’n ijsbad aan. Of algemener gezegd: met de juiste mindset kunnen mensen veel meer aan dan ze zelf denken.”

“Ook met bepaalde ademhalingsoefeningen laat ik deelnemers zowel stress als ontspanning ervaren. Dat oefenen we heel fysiek. Zo leer je het te sturen en te controleren. Feitelijk leer ik deelnemers met bepaalde oefeningen het autonome zenuwstelsel te beïnvloeden.”

“De feedback die ik krijg is geweldig. Docenten die veel stress ervaarden en het onderwijs gewoon niet meer leuk vonden. En die het nu kunnen handelen. De zaken waar ze tegenaan liepen zijn nog steeds hetzelfde maar ze gaan er anders, positiever mee om.”

En daar word jij weer blij van?

“Ik heb een leuke baan en ga sowieso elke dag fluitend naar mijn werk.”

PASSIE! | 17
“Oprechte aandacht voor de leerling, daar draait het nog steeds om.”

“Ik kan de lol van die pubers wel volgen”

Leroy van de Vin (30) van het Dr. Knippenbergcollege in Helmond. Hij is verkozen tot ‘Docent Duits van het jaar 2022’

Om leraar Duits te worden heb je ’n behoorlijke omweg gemaakt?

“Als Limburger heb je van huis al iets met Duits. Je hoort het veel, boodschappen doen in Duitsland, Duitse muziek luisteren, vaak de Duitse TV aan of een spontane dagbesteding bij de oosterburen. Maar toch is mijn passie voor het Duits pas later gekomen. Op de middelbare hotelschool. Daar had ik een docent en die heeft het bij me aangewakkerd. Ik wilde de taal niet een beetje leren spreken maar heel goed. Die honger is steeds sterker geworden. Ik ben nu echt gek op de Duitse taal.”

“Na de middelbare hotelschool ging ik naar de hogere hotelschool. Ik had mijn diploma en stond op het punt om bij een hotelketen in Duitsland een baan aan te nemen en toen dacht ik: ik wil dit eigenlijk helemaal niet. Klagende gasten die jou afblaffen omdat ze hun koffer kwijt zijn. Ik weer terug naar huis, naar mijn ouders in Sittard. Ik had voor mezelf besloten: ik wil iets met de Duitse taal gaan doen. Toevallig was er juist in Sittard een versnelde opleiding voor docent Duits in deeltijdvorm. In twee jaar kon je je tweedegraads bevoegdheid halen, een combinatie van theorie en werken in de praktijk. Ik voldeed aan de eisen dus even later stond ik al voor de klas. Ik vond het geweldig.”

Duits leuk vinden is één, maar hoe gaat lesgeven je af?

“Het klikt gewoon. Ik kan die pubers wel volgen. Ik vind ze vaak hilarisch, grappig. Die belevingswereld die alle kanten op schiet. De onwetendheid en de fantasie die ze hebben. Ik herken mezelf er ook in toen ikzelf zo jong was. Ik speel daar mee, ik daag ze uit en zij mij. Dat gaat prima, daar heb ik echt lol in. Voor de klas voel ik me als een vis in het water. Maar uiteindelijk draait het volgens mij allemaal om je eigen enthousiasme. Daarmee sleur je ze mee.”

Hoe geef je les?

“Het is een mix van traditioneel lesgeven met zelfontwikkelde innovatieve elementen. Veel materiaal ontwerp ik zelf als aanvulling of vervanging van het bestaande materiaal. Daarnaast maak ik gebruik van alledaagse media uit Duitsland, om de lesinhoud actueel te houden en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Zo kijken we in de klas soms samen naar het Duits jeugdjournaal. Of ik pak een Nederlands nieuwsbericht uit de krant en over hetzelfde onderwerp ook een bericht uit een Duitse krant. Met de klas kijken we dan naar de inhoudelijke verschillen. In krantenberichten zie je heel goed dat Duitsers veel preciezer zijn dan Nederlanders. Of een ander voorbeeld: Ik heb in Duitsland een kinderboek gekocht over dieren, in geuren en kleuren

worden kenmerken benoemd. Daar maken we dan een spelletje van: door de kenmerken op te noemen (in het Duits) kijken wie het eerst weet om welk dier het gaat. Vervolgens moeten de leerlingen zelf ook een dier kiezen en daarvan de kenmerken noemen. Dan moet de rest raden. Allemaal in het Duits natuurlijk. Zo hebben we veel plezier samen en toch leren ze van alles.”

En dan ben je opeens ‘Leraar Duits van het jaar 2022’. “Ja, dat is heel maf. Ik had dat echt nooit verwacht. Zonder dat ik het wist hadden mijn leerlingen mij aangemeld. Bij een bijeenkomst van de sectiegroep zei een collega dat er iemand in de ruimte misschien ‘Leraar Duits van het jaar’ werd. Toen ik begreep dat het over mij ging, dacht ik dat ze een grap uithaalden. Maar op een gegeven moment kreeg ik inderdaad bericht van het Duitsland Instituut in Amsterdam dat ik was genomineerd. Ik moest vanalles aanleveren zoals lesmateriaal en een verantwoording hiervan. Ook wilden ze informatie over hoe ik leerlingen tijdens de pandemie enthousiast maakte voor school en mijn vak. Dat was het thema dit jaar. In eerste instantie dacht ik ‘laat maar gaan’. Je moest zelf zorgen dat zoveel mogelijk mensen op jou zouden stemmen. Ik vond het allemaal nogal overdreven en protserig. Maar familie en vrienden hebben me aangemoedigd om het toch te doen. En toen ben ik wel echt losgegaan. Zeker toen ik zag dat mijn concurrent met zijn posts op social media steeds meer likes kreeg dan ik. Op allerlei andere manieren ben ik toen de verkiezing onder de aandacht gaan brengen. Zo ben ik het eindelijk geworden. Heel leuk.”

Dit jaar hoop je je master te halen?

“Dat gaat zeker lukken en hopelijk krijg ik daardoor ook de gelegenheid om in de toekomst meer aan de bovenbouw van havo/vwo les te gaan geven.”

PASSIE! | 18

Het verschil met nu is groot; toen ik begon was het contact met scholen nog vaak per brief.”

Op haar 29e begon Marga van der Zanden (47) bij het OMO-bureau en vervulde allerlei functies. Van beleidsmedewerker tot strategisch adviseur en teamleider HR. Sinds kort is ze ambtelijk secretaris van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht. Wat is daar leuk aan?

Je hebt binnen het OMO-bureau van alles gedaan. Noem eens wat voorbeelden waar je met plezier op terugkijkt?

“Veel op HR-gebied. Zo was ik bijvoorbeeld betrokken bij het loopbaancentrum dat we hebben opzet. Maar als strategisch adviseur ook bij hele andere dingen. Zoals het opzetten van broedplaatsen en ons Leiderschapsontwikkeltraject. Of neem ons huidige Koersplan 2023. Daarvoor organiseerden we in 2016 bijvoorbeeld Koerscafés; dialoogsessies waar leerlingen, docenten, schoolleiding en ook mensen van buiten de school konden ze meepraten over onze nieuwe koers, heel leuk werk.”

Wat is het grote verschil met je huidige, nieuwe werk?

“Mijn rol is compleet anders nu. Waar het nu vooral om gaat is dat ik moet zorgen voor een goed besluitvormingsproces. En daar komt heel veel bij kijken.”

we vooral voorkomen. Als je alleen maar formeel en strikt op de regels wijst dan kom je samen niet vooruit. Zo wil ik mijn werk niet doen. Ik zoek liever naar manieren om nieuwe ontwikkelingen en nieuwe ideeën, binnen de regels die er zijn, wel voor elkaar krijgen. Ik geef adviezen en suggesties hoe mensen het best te werk kunnen gaan om ook echt iets te bereiken.”

“Ik denk dat veel docenten geen idee hebben wat er allemaal speelt bij vereniging OMO. “Dat is op afstand ook lastig in te schatten. Hoe processen verlopen en hoe we besluiten nemen; we willen natuurlijk dat dat geen black box is. We willen graag zo transparant mogelijk zijn. Als mensen vragen hebben kunnen ze daar altijd ook over bellen. Of vraag het aan de rector. Die weet het ook. Dat zorgt voor meer begrip. Ook kunnen collega’s op de scholen op allerlei manieren meedenken en meepraten. Bijna al het beleid wordt tegenwoordig voorbereid met groepjes vanuit de scholen. Er zijn allerlei manieren om mee aan het roer te staan.”

Heb je ook nog wel eens contact met leerlingen?

“Ik ben spin in het web”

Je gaat niet meer over de inhoud, maar puur over het proces?

“Ik beoordeel of voorstellen goed zijn onderbouwd en het juiste proces is doorlopen. Zijn de juiste mensen betrokken. Denk bijvoorbeeld aan medezeggenschap en schoolleiders. Het is ook belangrijk dat de Raad van Bestuur volledig is geïnformeerd. Ook moeten voorstellen integraal zijn. Dus niet alleen vanuit HR bijvoorbeeld; ook moet er met de financiële bril, de juridische bril, etcetera naar zijn gekeken.”

Het klinkt keurig verantwoord, maar wat is er leuk aan je nieuwe werk?

“Ik zit met m’n neus bovenop alle besluiten die worden genomen. Dat is op zich al spannend. Verder zijn er zoveel verschillende onderwerpen die voorbij komen. Van begrotingen tot fusies. Van huisvesting tot arbeidsmarkt, noem maar op. Heel uiteenlopend, heel afwisselend. Dat vind ik er leuk aan. Ik ben een soort spin in het web. Veel lijntjes lopen langs mij. Ik leg de verbindingen die nodig zijn om tot een goed proces te komen. Ik spreek veel mensen. Ze komen ook sparren Mensen met een mooi plan die willen weten welke weg ze het best kunnen bewandelen. Op die manier koppel ik ook mensen aan elkaar. Het is leuk om te zien hoe dat vervolgens uitpakt.”

Meer dan alleen de bewaker van de regels?

“Absoluut. Het is de kunst om te voorkomen dat mooie plannen verzanden in regels en procedures. Uiteindelijk gaat alles om de leerling en goed onderwijs. Onnodige bureaucratie moeten

“Zo af en toe ja. Bijvoorbeeld bij de GMR, onze Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad.

Die overlegt met onze Raad van Bestuur. En in die GMR zitten niet alleen medewerkers maar ook ouders en leerlingen. Ik heb zeker nog wel contact met de scholen. Maar dan veel via de rectoren. Ik spreek dan graag af op de scholen om zo ook nog ‘ns af en toe in de schoolomgeving te komen.”

En je bent zelf ook moeder van twee puber-zonen. Op die manier heb je natuurlijk ook met school te maken.

“Eén zit er op een OMO-school. Dan krijg je het ook van een andere kant mee. Dat is heel leuk. Ik geniet ervan hoe de school het doet. Hoe gericht ze zijn op de leerling, hoe ze maatwerk proberen te bieden. Dat is precies wat we willen bij OMO.”

PASSIE! | 19

Samenwerking binnen én buiten de vereniging is de sleutel tot krachtig waardevol taalbeleid. In 2022 is het Kennisnetwerk Taalbeleid opgericht en zijn we actief gaan samenwerken binnen het Leesoffensief Brabant.

Benieuwd hoe jij binnen én buiten de les bijdraagt aan een geletterde samenleving? Vraag dan naar de taalcoördinator op jouw school. Samen doen we mee(r)!

Tijdens de ledenraadvergadering van 2022 hebben de leden unaniem ingestemd met de voorgestelde wijziging van de statuten van vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. De statuten voldoen hiermee aan de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen.

OMOPRIJZEN

DE MEESTERLIJKE ONTMOETINGEN

gingen na een lange periode van noodgedwongen afwezigheid, weer van start met een ontmoeting voor alle medewerkers van de vereniging en de leden van de Raden van Advies! Onder de titel: ‘Brabant! Dat zijn wij?’ gingen we op zoek naar de Brabantse identiteit.

Om onderwijs goed aan te laten sluiten bij de moderne maatschappij en de toekomst is dit schooljaar een start gemaakt met de ontwikkeling van kerndoelen digitale geletterdheid door SLO. OMO bereidt een ontwikkeltraject voor vanuit de scholen.

PASSIE! | 20
In 2022 is de eerste 'OMO-trots op' prijs uitgereikt aan de leerlingen van onze afdelingen ISK/EOA.
“De allereerste OMOPodcast is uitgebracht met als thema: Diversiteit en Inclusie binnen de schoolse praktijk.”
Digitale geletterdheid door SLO CIJFERS & ZO 59.624 leerlingen ± 7.000 enthousiaste medewerkers >60 locaties in Noord-Brabant
2022 JAAROVERZICHT IN HET KORT

Het OMO-fonds, het solidariteitsfonds van de vereniging biedt hulp aan werknemers in financiële nood.

Voor 23 eurocent per maand kun je lid worden. Hulp nodig? Schroom niet en mail naar secretariaatomofonds@omo.nl. Alle aanvragen worden vertrouwelijk behandeld.

Om ervoor te zorgen dat er ook in de toekomst voldoende bekwame leraren zijn die het vak levensbeschouwing kunnen geven is een scholingsaanbod ontwikkeld. Elf collega’s, die bevoegd zijn voor een ander vak, zijn na de zomervakantie gestart met de opleiding tot leraar levensbeschouwing.

De eerste groep van het Leiderschapsontwikkeltraject (LOT), het interne MD-programma dat zich richt op de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de leidinggevenden, sluit in februari het traject af met een presentatie aan een externe commissie.

PROJECT LEERMIDDELEN

Het project leermiddelen(keuze)beleid realiseert, met input vanuit de scholen, één verenigingsbreed leermiddelenbeleid.

OMOSCHOOL SCAN

In het voorjaar van 2021 is de OMOschoolscan ontwikkeld. Het doel is om de keuze van NPOinterventies te ondersteunen. In januari start de verenigingsbrede NPO-werkgroep met interviews: Vertel jij ons hoe jullie NPO-plan werkt?

Door kennis en praktijkvoorbeelden te delen, investeren we samen in duurzame onderwijsontwikkeling voor alle leerlingen.

Dit project draagt bij aan een professioneel leermiddelen(keuze)beleid voor elke school. Hierdoor behouden scholen de vrijheid om te komen tot eigen leermiddelen keuzes.

Samen zorgen we ervoor dat we weerbaarder worden tegen cybercriminaliteit! Alle scholen zijn actief in het Intensiveringsprogramma Informatiebeveiliging.

SCHOOLGEBOUWEN

Schoolgebouwen van Ons Middelbaar Onderwijs zorgen voor een omgeving waarin leerlingen en docenten kunnen groeien, zichzelf ontdekken en kunnen leren. Of zoals een stadsbestuurder het laatst verwoordde: “Een kathedraal van kennisontwikkeling”. In 2022 zijn een aantal prachtige scholen opgeleverd.

PASSIE! | 21
“Scholen op meer dan 60 locaties”

Janneke

Janneke Sleenhof, docent Nederlands op het Sint-Joriscollege in Eindhoven. Als promovendus onderzoekt zij de manier waarop beslissingen worden genomen tijdens rapportvergaderingen aan het eind van het schooljaar. “Ik zie eigenlijk overal dezelfde worsteling.”

Al vier jaar onderzoek je rapportvergaderingen. Wat heeft je ertoe aangezet?

“Hoe het er in rapportvergaderingen aan toe gaat heeft me altijd verwonderd. De subjectieve manier waarop beslissingen worden genomen. Zelf heb ik daar vaak twijfels bij ervaren. En dat merkte ik ook bij collega’s.”

Het gaat over beslissingen die grote gevolgen kunnen hebben.

“Zeker als je kijkt naar de beslissingen die worden genomen als leerlingen overgaan van onder-bouw naar bovenbouw. Het leven van een jong mens kan dan een bepaalde draai krijgen met aller-lei cognitieve en sociale gevolgen. Je beslist over het niveau, de richting, het profiel voor een leer-ling. Maar ook bijvoorbeeld of ze nog wel of niet bij vriendjes of vriendinnetjes in de klas zitten.”

Geef eens een typisch praktijk voorbeeld met vergaande gevolgen.

van

“Stel, een docent zegt tijdens de vergadering dat een bepaalde leerling ‘nooit vwo zal halen’. Maar in de vergadering wordt toch besloten om hem een kans te geven. En die leerling slaagt vervolgens en gaat naar de universiteit. Maar het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook. ‘Laat hem maar lekker havo doen’. Zo vorm je voor een deel iemands leven. Maar wat zijn daarvoor de argumen-ten? Hoe komt zo’n beslissing tot stand? Wat is de onderbouwing? Daarover gaat mijn onderzoek.”

Hoe ga je te werk?

“Ik heb vier heel verschillende scholen onder de loep genomen. Zo heb ik ruim dertig vergaderin-gen bijgewoond om de leraren en het besluitvormingsproces te observeren en te filmen.

Ook heb ik interviews afgenomen. Aan alle leraren heb ik dezelfde vragen gesteld: Welke argumenten vind je belangrijk als het gaat om overgaan of zittenblijven? Wat gaat goed tijdens de vergaderingen en wat kan beter? Wat is jouw visie op zittenblijven? Hoe verloopt het groepsproces? En wanneer ben je tevreden en wanneer niet? Daarop kreeg ik heel veel uiteenlopende antwoorden.”

Wat voor reacties krijg je?

“Ik zie eigenlijk overal dezelfde worsteling. Er is veel herkenning. Het kostte ook geen enkele moeite om docenten te vinden die ik mocht interviewen voor mijn onderzoek. Bijna alle leraren geven aan dat ze zelden tevreden uit zo’n overgangsvergadering komen.”

Wat viel je op bij de vier scholen die je onderzoekt?

“De manier waarop ze per leerling tot een besluit komen, verschilt sterk. De ene school kijkt meer naar vaardigheden, een andere meer naar cijfers. Ook de gang van zaken tijdens de vergadering is steeds weer anders. Wat me ook opviel is dat er grote verschillen zijn tussen teams binnen de-zelfde school. En verder is het nemen van een beslissing vooral heel erg complex. Het wordt door heel veel zaken beïnvloed.”

PASSIE! | 22
“Rapportvergaderingen bol
subjectiviteit”

Het vliegt alle kanten op?

“Het is mensenwerk en ik ben ervan overtuigd dat scholen en docenten het beste met de leer-lingen voor hebben. Maar het is fascinerend hoeveel subjectiviteit een rol speelt. Op allerlei ni-veaus. De manier waarop tegen een leerling kan worden aangekeken. Soms ziet de ene docent een gemotiveerde leerling terwijl een andere docent dezelfde leerling ziet als onderpresteerder. Of je hoort zoiets als ‘z’n broer bakte er ook niks van’. Ook speelt mee hoe de vergadering wordt ge-leid. Bij de een gebeurt het strak met weinig vrije speelruimte, bij een ander wat chaotischer en impulsiever. En wat voor types zitten er in de groep? Dominante figuren kunnen sterk de sfeer bepalen en drukken daardoor een stempel op het beoordelingsproces.”

Wat is dan jouw conclusie?

“Ik denk dat het goed is als docenten de subjectiviteit erkennen die meespeelt. Ik zeg ook niet dat subjectiviteit per se slecht is. De intuïtie van een ervaren docent is zeker waardevol. De kern is dat je je bewust moet zijn van die subjectieve argumenten. Je gebruikt criteria die niet hard zijn. Dat vraagt om extra zorgvuldigheid. Wat mij betreft moet je die subjectieve beslissing zoveel mogelijk zien te onderbouwen. Dat kan bijvoorbeeld door niet alleen docenten van kernvakken te horen, maar ook andere docenten. Hoe zien zij de leerling?”

Kom jij met een oplossing?

“Ik kom niet met een afvinklijstje. Zo van, als je dit en dit doet dan kom je tot een goede beslissing. Zo werkt het niet. Daarvoor is het beoordelen van leerlingen te veel maatwerk. Wel is het de kunst om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van zo’n leerling. En het is verstandig daarvoor verschillende informatiebronnen te gebruiken. Ik ben bezig met het opzetten van een training. Daarin komen dit soort aspecten terug. Ook reik ik criteria aan waardoor bespreking van leerlingen eerlijk en transparant verloopt. Ook schets ik voorbeelden van verschillende vormen van vergade-ren en interactie die een genuanceerde besluitvorming stimuleren dan wel dwarszitten.”

Gek eigenlijk dat die rapportvergaderingen in al die jaren niet zijn veranderd?

“In deze tijd van vele innovaties gebeurt het beoordelen van leerlingen nog steeds zoals vroeger. Dat is best apart. Er is ook heel weinig wetenschappelijke literatuur over te vinden. Ik heb echt een gat in de markt aangeboord.”

PASSIE! | 23
“Wel is het de kunst om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van zo’n leerling”

aan tafel bij schooldirecties, gemeenteambtenaren. Met al deze verschillende mensen heb je te maken. Relativeringsvermogen en daarnaast een positieve houding helpt ook in dit vak.”

Wat is er lastig aan het beroep van facilitair manager?

Debbie Roobol, facilitair manager bij OMO scholengroep Tongerlo over haar beroep en hoe zij zover gekomen is.

Wat is zo geweldig aan het beroep van facilitair manager?

“Wat ik er zo geweldig aan vind, is dat geen dag hetzelfde is. Als facilitair manager ben je binnen de organisatie waar je voor werkt heel breed bezig. Ik werk voor een scholengroep waar drie middelbare scholen onder vallen. Wij (mijn teams en ik) richten de secundaire processen zo in dat het bijdraagt aan het onderwijs. Praktisch voorbeeld: een schone school is geen voorwaarde voor kennisoverdracht maar wel fijn om les in te krijgen en om les in te geven. Is dit niet op orde dan hebben leerlingen en docenten daar last van. Ik houd me onder andere bezig met gebouwbeheer, inkoop, Arbo, ICT, administratie en op dit moment ook de wijze waarop we binnen de scholen de coronamaatregelen handen en voeten geven. Naast dat het werk inhoudelijk heel breed is werk je met veel verschillende mensen samen, dat vind ik ontzettend leuk. Ook vind ik het geweldig wanneer ik de leerlingen bij ons werk kan betrekken, bijvoorbeeld bij de inrichting van nieuwe ruimten. Ze mogen meedenken, komen met ideeën en zijn uiteindelijk trots wanneer ze het resultaat in de klas zien staan. Ik heb gewoon de leukste baan die er is binnen deze scholengroep, met het leukste team!”

Heb je dit altijd al willen doen?

“Nee, vroeger wilde ik advocaat, of eigenlijk rechter, worden. Ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel en dacht daar helemaal op m’n plek te zijn. Na een dag meelopen met iemand die de rechtenstudie deed besloot ik dat dat het niet was. Te statisch, ik wilde meer met mensen werken.”

Hoe ben je erop gekomen om dit te gaan doen?

“Doordat mijn plan niet doorging had ik in 6 vwo geen idee wat ik wilde gaan doen. Mijn familie had een schoonmaakbedrijf, het leveren van diensten aan bedrijven zag ik daardoor van dichtbij. Ik mocht met m’n vader wel eens mee wanneer hij een gesprek had met de inkoper van een school. Zo zag ik ‘de andere kant’ van wat ik thuis meekreeg. Het leek me wel wat om aan de ander kant van de tafel te zitten.”

Welke eigenschap komt je in dit werk van pas? En waarom?

“Om dingen voor elkaar te krijgen moet je resultaatgericht en tegelijkertijd stressbestendig zijn. Niet alles gaat zoals vooraf bedacht en dan moet je het onder druk oplossen. Daarnaast moet je goed met mensen om kunnen gaan, empathisch vermogen hebben en kunnen levelen op verschillende niveaus. Ik geef leiding aan schoonmakers, conciërges, ICT-ers en zit ook

Twee dingen: iedereen, in mijn geval ruim 500 medewerkers, vindt iets van facilitair en bemoeit zich, goed bedoeld, met het werkveld. Dat vraagt een bepaalde mate van gevoel van de organisatie om daar goed mee om te gaan. Daarnaast leveren we diensten waar, als het goed is, de docenten en leerlingen niks van merken. Iedereen bij facilitair doet daar zijn of haar uiterste best voor. Als er dan volop geklaagd wordt wanneer er iets niet goed gaat is dan niet fijn. Het helpt dan wanneer je als team met elkaar kunt lachten om de dingen te kunnen relativeren.”

De leukste ervaring in je werk is:

“De inrichting van de aula’s van (toen nog) het Norbertuscollege en het Gertrudiscollege. Bij die projecten was de samenwerking met de leerlingen enorm leuk. Ik merk dat facilitair de laatste jaren dichterbij de leerlingen komt te staan. Dat contact geeft erg veel energie. Waar ik als manager Facilitair trots op ben is dat ik na 11 jaar een aantal fantastische teams heb staan die zelfstandig hun werk doen. Ondanks dat er flink in het personeelsbestand gesneden werd heb ik teamleden in hun kracht weten te zetten waardoor er nu teams staan die iets voor elkaar over hebben en zelfstandig hun werk inrichten.”

Wat is de meest passende opleiding om jouw beroep uit te oefenen?

“Zelf heb ik Facilitair Management gestudeerd aan de Hogeschool in Den Haag. Een brede opleiding die veel aspecten van het vak aan bod laat komen. Ik heb er niet voor gekozen om me te specialiseren in bijv. risico management maar ben bewust een generalist gebleven.”

Wat adviseer jij mensen die als facilitair manager willen gaan werken?

“Volg de juiste opleiding voor je basisbagage. Heb geen verwachtingen maar laat jezelf verwonderen door alles wat er in dit werkveld gebeurt.”

PASSIE! | 24
“Geen dag is hetzelfde, geweldig vind ik dat!”

Frans Claassens, vlak voor zijn vertrek als rector van het Odulphuslyceum in Tilburg. “De ontwikkeling van mensen de ruimte geven. Daar geniet ik van. Bij leerlingen, maar net zo goed ook bij docenten.”

Je belandde al vroeg aan de bestuurstafel. Waar komt die behoefte vandaan?

“Ik denk dat veel terug te leiden is naar het nest waar ik uitkom. Een harmonieus gezin met tien kinderen. Mijn vader was administrateur, maar ook twintig jaar wethouder. Ik heb gezien hoe hij zaaltjes toesprak en ook hoe hij met dat besturen omging. Dat heeft bij mij het ‘bestuursvlammetje’ aangestoken. (Lachend:) Ik was er inderdaad al vroeg bij. Op mijn zestiende was ik al voorzitter van het kindervakantiewerk. En in mijn studententijd zat ik in de faculteitsraad. Besturen zit blijkbaar in m’n bloed want ik ben er altijd mee doorgaan.”

En ook met je studie economie volgde je de richting van je vader dus?

“Dat kun je zeggen ja. Het financiële en cijfermatige. Maar als wethouder ging hij over de portefeuille ‘jeugd, welzijn en sport’. Ook dat komt nadrukkelijk terug in mijn werk. Jongeren, jeugd en cultuur heeft me altijd aangesproken. Als student was ik bestuurslid van een jeugdcentrum bij ons in het dorp. En toen ik als economie-leraar werkte op het Pauluslyceum in Tilburg zat ik in het bestuur van Noorderligt, de voorloper van muziekcentrum 013.”

“Het is apart hoe de invloed van thuis uit doorwerkt. Wij als kinderen hebben van huis uit bijvoorbeeld ook meegekregen om oog te hebben voor kinderen die het net wat moeilijker hebben. Tot op de dag van vandaag zit dat in me. Dat verklaart ook waarom ik ook zo’n tien jaar voorzitter ben geweest voor de raad van toezicht van scholen voor speciaal onderwijs in de regio Den Bosch.”

Klopt het dat jij meer iemand bent voor de zachte sociale aanpak, dan de harde economische managementstijl?

“Je moet mij niet op een school zetten om als een houwdegen orde op zaken te stellen. Ik ben meer in mijn element als vertrouwen hersteld moet worden. Mijn ego schuif ik gemakkelijk opzij. Ik ben graag dienstbaar. Natuurlijk moet je als rector mee de koers uitzetten en knopen doorhakken, maar ik wil er vooral voor zorgen dat anderen hun werk goed kunnen doen. Om me heen kijken en zien wat mensen nodig hebben, en wat de school nodig heeft. En daar werk van maken. Dat ben ik.”

“Geen prestatie zonder relatie. Dat is een tegeltjes-wijsheid die goed aansluit bij mijn stijl van leiding geven. Niemand kan presteren zonder een veilige omgeving. Dat geldt voor leerlingen, maar ook voor docenten en ondersteunende medewerkers. Als je echte aandacht geeft, dan zijn mensen vaak bereid om een stap extra te zetten. Als rector probeer ik tijdens de pauze in de personeelskamer te zijn. Mee koffie drinken, de verhalen horen. Zo verlaag je ook de drempel om vragen te stellen. Toegankelijk zijn, benaderbaar; dat heb ik als rector altijd wel geprobeerd.

“Onderwijs heeft mooie geheimen”

Leerlingen en docenten lopen gemakkelijk bij me binnen.”

Ben je ook echt een onderwijsdier, of had je ook in hele andere sectoren kunnen werken als leidinggevende?

“Nee, ik ben wel echt een onderwijsdier. Ik heb les gegeven, eindexamens geschreven, lesmethodes gemaakt, noem maar op. De keuze voor het onderwijs was recht in de roos. Na mijn studie had ik niet alleen gesolliciteerd bij het Pauluslyceum maar ook bij twee ministeries, Sociale Zaken en Economische Zaken. Ik kon op alle drie de plekken beginnen, maar ik koos voor het onderwijs. Ik had al een jaar voor de klas gestaan en ik merkte dat de dynamiek van het onderwijs me aansprak. Ooit was er de slogan: ‘onderwijs, iedere dag anders’. Dat klopt helemaal. Er gebeurt zoveel op een school. Die dynamiek komt door de leerlingen. Die zorgen voor de reuring. Er is altijd iets te beleven. Dat vind ik prachtig.”

Je kunt nog steeds genieten van die stroom aan kinderen die voorbij komt?

“Het mooie van de middelbare school is dat je ziet hoe die kinderen gaandeweg ‘open gaan’. Na de wilde pubertijdsjaren zie je de vorming van de jong volwassene; dat is mooi om te zien. Als school speel je in die vorming een belangrijke rol. Vele jaren later kan bijna iedereen wel een naam noemen van een docent die hem of haar heeft geïnspireerd en een beslissend duwtje heeft gegeven. Dat vind ik een van de geheimen van het onderwijs.”

Wel een gek moment om nu afscheid te nemen. Een school zonder leerlingen. Ben je ongerust over de gevolgen?

“Ik vind dat je daar genuanceerd naar moet kijken. Voor een deel van de leerlingen lijkt het online onderwijs slecht uit te pakken. Er zijn er ook die het juist heel goed doen. Generaliseren dat iedereen achterstanden heeft vind ik gevaarlijk. Het is soms ook niet erg als je ergens in je onderwijsloopbaan een jaar verliest. Je kop stoten, daar leer je van. Tegenslag vormt ook. Het is een ervaring waarvan je leert. Ik geloof niet in verloren generaties.”

Diego van Steen is teamleider bij Praktijkschool Eindhoven. Ook is hij lid van de OMO-kerngroep Diversiteit en inclusie. Als commerciële man (vertegenwoordiger) maakte hij bijna 20 jaar geleden een rigoureuze ommezwaai: hij kwam voor de klas te staan in het speciaal onderwijs. Dat was recht in de roos. “Ik ben als kind geadopteerd. Ik herkende me in de leerlingen. Onbewust merken ze dat je ‘echt’ bent en dat je geen kunstje opvoert. Dat helpt.”

Hoe kwam je in het onderwijs terecht?

“Mijn beide ouders werkten als docent in het onderwijs. Als kind denk je dan: dat ga ik dus niet doen. Ik ging de commerciële kant op. Zo werkte ik in de reclamewereld, verpakkingsindustrie en waterfilterindustrie. Door een reorganisatie kwam ik werkloos thuis te zitten. Op de tennisclub vroeg een bekende van me (een directeur van een school voor speciaal onderwijs) of het onderwijs niks voor me was. Mijn karakter en rustige aarduitstraling zou goed passen bij de doelgroep van zijn school. Ik dacht: baat het niet, dan schaadt het niet. Ik heb er toen een paar weken proefgedraaid. Het was een ZMOK-school; zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Dat ging me prima af. Er was een natuurlijke klik met de kinderen. Zo rolde ik als zij-instromer het onderwijs in.”

Leg eens uit ‘natuurlijke klik’. “ZMOK-leerlingen hebben iets speciaals nodig. Iemand die ze ziet en luistert. Ze hebben allemaal een rugzakje, waar ze zelf niks aan kunnen doen. Ze willen het graag goed doen maar om een of andere reden gaat dat vaak moeizaam. Het helpt als je echt aandacht hebt voor de leerling als persoon. Ik merkte dat ik het juist leuk

vind om met deze kinderen te werken. Zij voelden dat. Onbewust merken ze dat je ‘echt’ bent en dat je geen kunstje opvoert. Dat helpt. Dan stappen ze sneller op je af, komen met vragen en zijn vaak heel open. Ik zou bijna zeggen; je hebt het, of je hebt het niet.”

Speelde je eigen achtergrond hier ook een rol bij? “Zeker. Ik ben als kind geadopteerd. In mijn jonge jaren heb ik daar best veel last van gehad. Ik liep rond met allerlei identiteitsvragen. Wie ben ik? Waar hoor ik bij? Op een bepaalde manier herkende ik mezelf in die leerlingen. Ik durf te zeggen dat ik juist door de omgang met deze kinderen mezelf beter heb leren kennen.”

Je werkte tien jaar bij de Aloysius Stichting.

“Ik ben als leraar-ondersteuner gestart. Maar ik kwam al meteen voor de klas te staan. Een klein groepje van tien leerlingen. Ik had al snel door dat het sociaal-emotioneel pedagogische werk belangrijker was dan het cognitieve deel van kennis overbrengen. Eerst was het de kunst om de groepsdynamiek op orde te krijgen. Pas dan kwam het echte leren. Die ervaring heb ik steeds verder uitgebouwd. Ik vind het organiseren van de zorg rondom het onderwijs leuker dan het echte lesgeven zelf. De zorg voor de leerlingen, maar ook voor collega’s. Ik merkte dat ze het fijn vonden om met me te praten; hun hart te luchten. Ik ben mijn coachende vaardigheden verder gaan ontwikkelen. En later ben ik ook Omgangskunde gaan studeren.”

Na tien jaar stapte je over naar Het Plein.

“Bij de Aloysius Stichting werd ik al na drie jaar benoemd tot locatiemanager.Ik heb daar een geweldige tijd gehad. Ook omdat de school uiteindelijk een basisarrangement heeft gekregen van de inspectie, wat voelde als een kroon op ons werk.” Door omstandigheden wilde ik een volgende stap maken. Ik heb toen gesolliciteerd op de vacature ‘Teamleider Praktijkschool’

PASSIE! | 26
"Bouw geen muur, maar nodig uit"

van Scholengroep Het Plein. Ze zochten een mensgerichte leider. Dat sprak me sterk aan. Teamleden sterker maken. Zorgen dat ze zich gehoord en gesteund voelen. Eerlijk en open durven te zijn naar elkaar. Van elkaar leren ook. Als je zo met elkaar omgaat merkt ook de leerling dat. Het leidt tot een andere, meer mensgerichte benadering. Wat maakt dat een kind lastig gedrag vertoont? Het ís geen lastig kind; het is gedrag dat ergens vandaan komt. Die visie heb ik sterk uitgedragen. Luisteren naar leerlingen; vaak geven ze zelf heel goed aan wat er speelt. Dat biedt aanknopingspunten om op in te spelen.”

“Rond die overgang naar Het Plein zat ik persoonlijk ook in een erg emotionele, spannende periode. Tijdens mijn studie Omgangskunde ben ik in een proces gekomen waarin ik op zoek ging naar mijn ware identiteit. In die tijd heb ik ook mijn coming out gehad en ben verliefd geworden op mijn huidige vriend. Dat is natuurlijk een intens en heftig proces. Eindelijk durfde ik eerlijk te zijn naar mezelf toe. Daar heb ik binnen mijn werk ook veel aan gehad. In het onderwijs heb je natuurlijk een enorme diversiteit aan culturen, geloof, achtergronden. Bij leerlingen, maar ook bij je collega’s. Allemaal hebben ze hun eigen kwaliteiten. Soms worden die -op het eerste gezicht- niet gezien. Terwijl ik daar juist naar op zoek ga. Waar staat iemand voor; wat is het voor een mens? Waar is hij of zij goed in? Mensen op hun waarde schatten en op basis daarvan combinaties maken van kwaliteiten; daar heb ik mijn werk van gemaakt.”

Bewust zoeken naar diversiteit ook?

“Jazeker. Als je alleen mensen zoekt die passen binnen jouw comfortzone laat je veel kwaliteiten liggen. Diversiteit verrijkt teams. Dat moet je durven; open te staan voor het onbekende.”

Vanuit die hoek ben je ook terecht gekomen in de OMOkerngroep Diversiteit en inclusie?

“Ik hoorde ervan tijdens een studiemiddag. Ik heb me erbij aangesloten omdat het me verder kan verrijken. Ik geloof heilig in de kracht van diversiteit. Ik wil kijken hoe ik OMO daarmee verder kan helpen. Veranderen is best moeilijk. Zeker in het onderwijs. We houden graag vast aan die ene manier waarop we gewend zijn te werken. Er is zoveel meer mogelijk. Durf open te staan voor het onbekende. Bouw geen muur, maar nodig uit.”

PASSIE! | 27
“IK HERKENDE ME IN DE LEERLINGEN. ONBEWUST MERKEN ZE DAT JE ‘ECHT’
BENT EN DAT JE GEEN KUNSTJE OPVOERT.”
DIEGO
PASSIE! | 28
Koen van den Eventuin (midden persoon)

Koen van den Eventuin (40), docent geschiedenis en Mens & Maatschappij bij Scholengemeenschap Were Di in Valkenswaard en de man achter het YouTube-kanaal ‘Team Geschiedenis’. “Sommige van mijn filmpjes hebben meer dan 30.000 views.”

Je haalde je eerstegraads geschiedenis om ook aan de bovenbouw les te kunnen geven. Maar na 16 jaar lesgeven sta je nog steeds voor brugklassers. “Ik kwam er achter dat ik het liefst in de onderbouw werk. Brugklassers zijn opener, meer ongedwongen; ze stellen vragen als ze iets niet begrijpen. In de bovenbouw zijn leerlingen gereserveerder, schamen zich sneller om bijvoorbeeld vragen te stellen. Ik vind de meer open manier van doen van brugklassers leuker bij het lesgeven.”

Hoe pak je het lesgeven aan?

“Over geschiedenis weten leerlingen vaak al iets. Omdat ze wat op TV hebben gezien of omdat ze ergens geweest zijn. Dat wil ik van ze horen. Geschiedenis draait om verhalen vertellen. Verhalen die ik vertel, maar ik wil ook de verhalen van de leerlingen horen. In die verhalen zijn de details belangrijk. Die onthouden leerlingen veel beter dan de abstracte grote lijn door de eeuwen heen. Details maken het beeldend, dan zie je het voor je. Neem de grottekeningen in Lascaux. 15.000 jaar voor Christus zegt leerlingen niet zo veel. Maar als je samen met de leerlingen praat over hoe die tekeningen misschien zijn gemaakt, dan zien ze het opeens voor zich. Dat blijft hangen.”

Jij bent een verhalenverteller. Waarom zou je dat met video opnemen?

“Daar ben ik meer dan tien jaar geleden mee begonnen. Ik merkte dat je meteen de aandacht hebt als je een filmpje laat zien. Ook als jij als docent het verhaal, wat je ook gewoon in de klas kunt vertellen, vertelt in een filmpje. Dat pakt meer; heel maf hoe dat werkt. En verder werkt het heel goed om dingen te laten zien. Dat lukt als je op locatie filmt. De oorlog komt dichterbij als ik ze visueel meeneem; bijvoorbeeld naar een bunker of naar Kamp Vught. Ik neem de leerling mee op reis in de geschiedenis.”

Dus jij dacht: ‘ik begin een eigen You Tube-kanaal’?

“Het begint natuurlijk heel voorzichtig met een eerste filmpje. Ik had privé een eigen video gemonteerd. Dat ging wel aardig. Omdat een toenmalige collega-docent goed thuis was in het

lokale gildewezen hebben we daarover een filmpje gemaakt om in de les te gebruiken. Zo is de bal gaan rollen. Er zijn landelijk best veel filmpjes al gemaakt en te gebruiken, maar er zitten ook veel gaten in het aanbod. Onderwerpen waar je niks over vindt. Daar gaan we dan zelf mee aan de slag.”

Je zegt ‘we’?

“Ik maak de films met een paar vrienden. Samen zijn we Team Geschiedenis, dat is ook de naam van het You Tube-kanaal.”

Op het kanaal zijn de oude filmpjes ook nog te zien. Je kunt goed zien dat je een flinke ontwikkeling hebt doorgemaakt.

“In het begin was het nog best prutserig. Vaak was het geluid niet goed. Vijf jaar geleden mocht ik hier van school een goede camera aanschaffen. Ook omdat ik het You Tube-kanaal van Were Di bijhoud. Sindsdien is het echt in een stroomversnelling geraakt. Ook door corona en het online-lesgeven.”

Het kanaal heeft bijna 2.000 volgers. Nog even en je bent een echte influencer.

“Dat valt wel mee. Maar het is wel leuk om te zien dat filmpjes ook buiten Were Di bekeken worden. Soms komen leerlingen hier op school en dan kennen ze me al. Want op basisscholen hier in de buurt gebruiken ze onze filmpjes soms. Dat is natuurlijk heel leuk.”

Wat is een echte hit?

“Ik heb bijvoorbeeld een video gemaakt over ‘De slag om Overloon’. We kennen het museum daar. Dat filmpje is bijvoorbeeld heel goed bekeken. Staat nu op bijna 70.000 views.”

Meer informatie:

De video’s van Koen zijn te vinden op youtube.com/c/ Teamgeschiedenis/community.

PASSIE! | 29
“Met een filmpje heb je meteen aandacht”

Booy Michielsen (27), aardrijkskundeleraar aan het Theresialyceum in Tilburg. Hij is de maker van het kaartspel Windkracht. Hiermee heeft hij zijn passie voor bordspellen gecombineerd met zijn kennis van klimaatverandering. “Soms zeggen leerlingen: is dit niet te leuk voor school?”

Je wist zo’n beetje in de wieg al dat je leraar wilde worden. “Dat klopt, als klein kind wilde ik al ‘schooltje spelen’ met m’n vriendjes. Ik had een klein bureautje met stoelen ervoor. Ik legde dingen uit. Ook maakte ik toetsjes en die moest ik natuurlijk ook nakijken. Dat vond ik geweldig. Op de basisschool zei ik al toen ik wegging: hier kom ik terug. Maar wat ik op de middelbare school zag vond ik nog veel leuker. Ik wist het toen zeker: ik wil docent worden!”

Hoe kwam aardrijkskunde in beeld?

“Eerst helemaal niet. Ik wilde het vak laten vallen. Maar mijn aardrijkskundeleraar heeft me overgehaald om het vak toch te kiezen. Gelukkig maar, want in de vierde en de vijfde ging ik zelf ook inzien hoe leuk het is.”

Ook als scholier en student bleef je ‘schooltje spelen’

“In zekere zin wel ja. Ik leerde door dingen aan mezelf uit te leggen. Dat was m’n leerstrategie. Ik had een whiteboardje en daarmee gaf ik presentaties aan mezelf. Alsof ik voor de klas stond. Het leraarschap zat er al heel vroeg heel diep in.”

Nu ben je al zes jaar daadwerkelijk docent, wat is de kern van de lol die jij er aan beleeft?

“Dat is toch de passie om het vak aardrijkskunde op allerlei manieren over te brengen; zo dat het aanspreekt, dat het uitdaagt; dat het jongeren laat nadenken. Eigenlijk wil ik helpen om van jongeren kritische wereldburgers te maken. Een stukje bijdragen aan de opvoeding, aandacht voor waarden en normen, en ook samen praten over maatschappelijke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het klimaatvraagstuk, wat natuurlijk prima aansluit op het vak aardrijkskunde.”

En dat alles doe jij letterlijk op een hele speelse manier “Constant ben ik op zoek hoe ik vakdidactisch het beste binnen kan komen bij leerlingen. Spelvormen zijn daarvoor uitermate geschikt. Bijvoorbeeld als ik de cyclus van gesteente

behandel dan laat ik scholieren spelen alsof ze een molecuul zijn en laat ik ze zelf in een spelvorm die cyclus doorlopen.”

En zo is ook het kaartspel Windkracht ontstaan, dat jij hebt gemaakt

“Klopt. Over klimaatverandering bestaat zoveel informatie dat jongeren door de bomen het bos niet meer zien. Ze verzuipen in alles wat er over wordt gepubliceerd. Ik wil dat behapbaar maken. En ook wil ik het zo vertalen dat het binnen de belevingswereld van jongeren komt. Wat heeft de leerling te maken met het klimaatvraagstuk? Wat kan hij er zelf mee? Vanuit die benadering is het spel ontstaan.”

Geef eens een korte omschrijving van het spel

“Het is een echt spel met dobbelstenen en kaartjes. Je speelt het met twee tot vijf personen. Het duurt een half uurtje. Het doel is dat jij als burgemeester jouw stad zo snel mogelijk energieneutraal maakt. Daarvoor krijgen ze 15 klimaatdukaten die ze kunnen investeren in duurzame energie of bijvoorbeeld in het in dienst nemen van klimaatexperts. Tijdens het spel krijg je te maken met allerlei actuele (klimaat) gebeurtenissen waarop je moet inspelen. Je kunt je eigen tactiek gebruiken, maar het klimaat blijft onvoorspelbaar...”

Is het spel ook te koop?

“Het wordt nu geproduceerd. Het komt te koop. Goed om te weten: scholen kunnen het spel aanschaffen onder het sectiebudget. De kosten liggen rond de €35 per spel. Met vijf exemplaren op school kun je het met een hele klas tegelijk spelen. Op die manier kun je dit complexe vraagstuk toch op een educatieve manier met de leerlingen bespreken.”

Slaat het aan?

“Scholieren vragen me soms: ‘Is het niet te leuk voor school?” Dat zijn fijne reacties. Ik weet als docent dat er bewust en onbewust veel wordt geleerd. En het zet ook aan tot actie. Scholieren gaan zelf vragen stellen. Zo was er een die zei: ‘Waarom scheiden we hier op school het afval eigenlijk niet?’. Die is op de rector afgestapt. Inmiddels is er een petitie gestart. Leuk toch?”

Voor meer informatie: booy.michielsen@gmail.com

PASSIE! | 30
“Spelletjes zijn in lessen perfect te gebruiken”

Armand Lejeune (57), docent informatica aan het Dr. Knippenbergcollege in Helmond. Ook is hij hoofdredacteur bij uitgeverij Pictio, waar hij informatica lesmateriaal ontwikkelt. “Doodzonde dat er in het voortgezet onderwijs zo weinig met informatica wordt gedaan”.

Je bent afgestudeerd als leraar aardrijkskunde/ geschiedenis, maar je bent vooral informatica gaan doceren.

“Computeren was altijd mijn hobby. Ik heb de opkomst van de PC meegemaakt. Als jonge jongen was ik er helemaal tuk op. Ook helemaal gek van games natuurlijk. SimCity bijvoorbeeld. Dat heb ik later in de lessen nog wel eens gebruikt. Tijdens mijn studie aardrijkskunde was ik ook meteen gefascineerd door de geografische informatiesystemen. Ik merkte aan alles dat in de ICT-hoek mijn toekomst lag. Vandaar dat ik me heb laten omscholen tot docent informatica.”

Lange tijd was je ook werkzaam als ICT-er in het bedrijfsleven. Toch kwam je weer voor de klas te staan.

“Ik heb eerst via opleidingscentra jarenlang in het bedrijfsleven lesgegeven. Dat is leuk, maar met kinderen werken is gewoon nog veel leuker. Vooral in het voortgezet onderwijs. Ik heb ook op het mbo lesgegeven, maar dat is praktischer en meer herhalend. Informatica op het vo is echt anders. Het geeft meer een generalistisch beeld van de ICT-wereld en je kunt soms op bepaalde gebieden de diepte in. Ook kun je leerlingen van het vo echt uitdagen en bewust maken van de kansen die er liggen.”

Je probeert je lessen zoveel mogelijk te personaliseren. Hoe doe je dat?

“Er zijn verplichte onderdelen binnen informatica maar tegelijkertijd bieden die ook veel ruimte om in te spelen op wensen van leerlingen. Stel, een leerling wil bij zijn vervolgopleiding Gamedesign gaan doen. Hij wil zich zoveel mogelijk specialiseren in Unity (een game ontwikkelomgeving). Ik overleg dan met de leerling dat hij hiermee kan werken en maak afspraken met hem wat hij moet opleveren. Tijdens de begeleiding van dit project probeer ik hem in contact te brengen met iemand in het bedrijfsleven die hem verder kan helpen. Of een ander voorbeeld: in een periode waarin ik de leerlingen een website laat programmeren (de basis van het coderen is een absolute must voor iedereen) laat ik ze ook werken en kennis maken met grafisch design. Als een leerling in de volgende periode daarmee verder wil, kijk ik

bijvoorbeeld of een grafisch ontwerpbureau hem op weg wil helpen; bijvoorbeeld op het gebied van Adobe Photoshop.”

Het vak informatica blijft bij veel scholen onderbelicht. Wat doe je er aan om dat te veranderen?

“Het vakgebied van de ICT heeft een verkeerd imago. Dat verander je niet in je eentje. Ik doe wat ik kan en dat is uitdagend lesgeven en uitdagend lesmateriaal maken. Het zou mooi zijn als scholen de kansen van het vak informatica samen meer zouden uitdragen. Qua werk biedt het zoveel mogelijkheden. Het is zonde om dat niet goed over te brengen bij leerlingen. Ik hoop dat het vak Informatie weer in de lift komt. Vijftien jaar geleden boden 56% van de scholen in het vo informatica aan als vak. In de maatschappij is het belang van informatica enorm toegenomen. Welk beroep kinderen later ook krijgen, zeker is dat ze met ICT te maken krijgen. Toch wordt het vak op vo-scholen steeds minder aangeboden. Volgens mij nog maar op 46% van de scholen in het vo. Dat moeten we echt omkeren. Informatica is voor leerlingen hét vak van de toekomst. Een vak met ongekende mogelijkheden op de arbeidsmarkt. De baangarantie is maximaal. Ik zeg wel eens gekscherend 200% voor jongens en 500% voor meisjes.”

Je werkt ook voor uitgeverij Pictio. Wat doe je daar?

“Ik ontwikkel lesmateriaal, het voordeel is dat ik het lesmateriaal dat we uitbrengen zelf ook kan testen op de leerlingen. Dan weet je of het werkt. Ik ben ooit door een grote uitgever benaderd om er in vaste dienst te komen. Dat heb ik niet gedaan. Want juist het snijvlak van lesgeven én studiemateriaal ontwikkelen is net wat ik zo leuk vind aan mijn werk.”

PASSIE! | 31
“Informatica is het vak van de ongekende mogelijkheden”

Marion van Ingen (49), docent Mens en Maatschappij bij het Van Haestrecht College in Kaatsheuvel. “Ik steek het vlammetje aan en vervolgens gaat het branden. Zet jongeren in hun kracht dan komt er heel wat moois los.”

Docent zijn alleen is niet genoeg voor je?

“Ik blijf nieuwe uitdagingen aangaan. Alleen lesgeven is voor mij niet genoeg. Onderwijs is zo groot. Er valt zoveel te ontdekken.”

Je doet veel, maar het meest opvallend zijn je acties die je samen met jongeren opzet. Vertel eens over de taart voor Giel Beelen.

“Dat was een actie voor het Glazen Huis gericht op Aidsbestrijding. Jongeren bakten en versierden taarten. Vanuit de leerlingen kwam de onverwachte vraag of ze die in mijn gezicht mochten gooien. Waarop mijn antwoord was dat er voor geboden mocht worden en de opbrengst naar Serious Request zou gaan. Deze actie werd bekend bij SR, waarop tijdens de ‘kom in actie-dag’ Giel Beelen naar school kwam. Natuurlijk ontkwam ook hij niet aan een taart. Alles voor het goede doel!”

Acties met leerlingen voor het goede doel. Je hebt er al veel georganiseerd. Hoe ben je op dat pad terecht gekomen?

“Toen ik hier een paar jaar werkten, zijn we met een groepje docenten begonnen om jaarlijks tussen de herfstvakantie en de kerstvakantie een kerstmusical in te studeren. Dat begon heel klein en in het begin lag de regie vooral bij een paar docenten, maar gaandeweg verschoof dat steeds meer naar de leerlingen. We hebben het 15 jaar gedaan. Aan het eind deden er vooren achter de schermen zo’n 200 mensen aan mee. Leerlingen en later ook veel oud-leerlingen. In het begin regelden wij als docenten alles, aan het eind lag de volledige productie in handen van de leerlingen. Voor mij een mooi voorbeeld om te laten zien hoe je de leerling in zijn kracht kunt zetten. Ze ontdekken dat ze verborgen kwaliteiten hebben die ze kunnen inzetten en benutten.”

Maar waar kwam het goed doel om de hoek kijken?

“In de laatste jaren van de musical hebben we steeds ook maatschappelijke doelen bij de musical betrokken. Dat vraagt leerlingen om zich in te leven in anderen en daar iets voor te doen. Dat is een hele waardevolle ervaring. Goed doen voor een ander. En daar ook succesvol in zijn. Heel leerzaam. Daar heb je je hele leven iets aan.”

Toen je stopte, was het snel gedaan met de musical. Jij was toch de drijvende kracht.

“Tja, daar ga ik zelf niets over zeggen. Dat moeten anderen maar doen.”

Waarom stopte je?

“Je moet niet te lang hetzelfde blijven doen. Na 15 jaar werd het tijd voor een nieuwe uitdaging; tijd voor iets anders.”

De musical heeft je wel op een spoor gezet.

“Leerlingen activeren in combinatie met maatschappelijke betrokkenheid; daar geniet ik van. Acties opzetten waarbij leerlingen iets goeds doen voor een ander. Te vaak hoor ik dat er negatief over de jeugd wordt gepraat. Onzin. Flauwekul. Maar je moet ze wel aanspreken op hun belevingswereld.”

Wat is je nieuwste project?

“In het eerste corona-jaar begon het weer te kriebelen. Ik kende de organisatie Young Impact. Dat gaat over talentontwikkeling van jongeren. Talent van jezelf ontdekken en dat inzetten voor wat jij belangrijk vindt. Young Impact begeleidt de kick-off. Het laat jongeren om zich heen kijken. Waar en voor wie kun jij met je talent iets betekenen?”

Maak het eens concreet, geef eens een voorbeeld

“Een groep jongens komt bij me en zegt dat ze gamen helemaal fantastisch vinden. Hoe kun je dat nou inzetten? Toen hebben ze het gamen, vanuit eigen betrokkenheid, gekoppeld aan een inzamelingsactie voor het KWF. De school heeft de gelegenheid geboden om een game-marathon van 24 uur te organiseren.

PASSIE! | 32
“Zet jongeren in hun kracht”

MARION

De jongens hebben op allerlei manieren de publiciteit gezocht en uiteindelijk heeft de actie 1350 euro opgeleverd. Hoe mooi is dat? Het bedrag was veel groter dan ze eerder hadden gedacht. Ze ontdekten hoe promotie werkt. Daar hebben ze veel van geleerd en ook voor hun zelfvertrouwen is het goed.”

‘Leren door doen’ is voor jullie school een bekende spreuk. Het is op jouw lijf geschreven.

“Dat zit zeker in me ja. Veel collega’s hier zijn er actief mee. Ik doe het vooral ook buiten de les om. De school geeft daar ook alle ruimte voor.” “Vorig jaar rond kerst hadden we als school een actie rondom eenzaamheid opgezet. De leerlingen hebben honderden kaarten gemaakt. Die zijn verzonden naar bejaardentehuizen en andere plekken waar veel eenzaamheid heerst. Maar wat gebeurde er?

Leerlingen kwamen op het idee om ook filmpjes te maken

en op te sturen. Op de kaarten stond een QR-code waardoor de ontvangers naar de filmpjes konden kijken. Een grote groep leerlingen had allemaal kleine, leuke, vlotte, gekke kerstfilmpjes gemaakt. Heel ludiek, heel creatief ook.”

En jij steekt steeds het vlammetje aan?

“En vervolgens gaat het branden. Zet jongeren in hun kracht en er gebeurt van alles. Elke leerling heeft talenten die hij of zij kan inzetten. Dat moeten ze zelf ontdekken. Soms zit het goed verstopt, maar als ze het vinden, groeien ze enorm. Ze leren hoe ze met hun talent het verschil kunnen maken.”

PASSIE! | 33
“ZE ONTDEKKEN DAT ZE VERBORGEN KWALITEITEN HEBBEN DIE ZE KUNNEN INZETTEN EN BENUTTEN.”

“Geef video een volwaardige plek in het lesmateriaal”

René van de Veerdonk, aardrijkskundeleraar van het Cambreur College in Dongen. Hij is gekozen door het grote publiek als de Beste Filmleraar van Nederland. Deze prijs is onlangs op het IDFA-filmfestival in Amsterdam aan hem uitgereikt.

Eigenlijk ben je meer een ondernemer die aardrijkskunde erbij doet.

“Het is maar hoe je het ziet. Films maken is voor mij heel belangrijk. Het is mijn grote passie. Al mijn hele leven. Een uit de hand gelopen hobby. Een hele stevige bijbaan. Voor corona dacht ik er serieus aan om te stoppen met lesgeven. Maar het is precies andersom gegaan: ik wil nu juist films maken specifiek voor het onderwijs. Film een volwaardige plek geven in het lesprogramma.”

Het verhaal over film een aardrijkskunde begint thuis toen je nog een klein ventje was.

“Klopt. Thuis op de bank naar National Geographic kijken. Al die imposante natuurfilms. Het maakte zoveel indruk op. Zulke films maken leek me het einde.”

En dan helpt het als je vader bij de kabeltelevisie werkt.

“Mijn vader was altijd bezig met geluid en video, en daar zaten mijn broer en ik als kinderen vaak bij. Het filmen is mij met de paplepel ingegeven.”

Waarom ben je dan geen cameraman geworden?

“Het filmen zat aanvankelijk meer in de hobby-hoek. Daarnaast moest je ook een serieus vak leren. Maar inderdaad: de werkelijke passie zat vooral in het maken van films en daar ben ik ook van alles mee gaan doen.”

Noem eens wat dingen.

“In de brugklas maakte ik al m’n eerste films. De bal is toen gaan rollen en eigenlijk nooit meer gestopt. Ik kwam al vroeg in het mediawereldje terecht. In mijn tienerjaren heb ik al filmpjes gemaakt voor de NPO en ben ik voor 3FM dingen gaan doen. Ik ben ook DJ geworden. Van alles. Gaandeweg heb ik een eigen videobedrijfje opgericht. Met vrienden samen klussen doen. Dat is steeds verder geprofessionaliseerd. Ook de camera’s en de techniek waarmee we werken.”

En ondertussen ook ‘gewoon’ studeren en voor de klas staan

“Dat combineerde ik ja, en nog steeds. Voor een ander klinkt dat misschien als heel veel, maar ik vind het leuk. Twee banen. Wat mij betreft is het prima te combineren. Ik kan niet stil zitten en niks doen. Ik wil van alles ondernemen.”

Maakte je ook filmpjes om als lesmateriaal te gebruiken. “De jaren vóór corona maakte ik inderdaad ook al filmpjes die ik in de les kon gebruiken. Ik had al vroeg een drone, daar kun je natuurlijk leuke dingen mee laten zien. Ik zeg maar iets: als je op vakantie bent en een vulkaan opklimt, dan is het leuk om daar een filmpje van te maken om ook aan de leerlingen te laten zien.”

Dat was nog hap snap.

“Dat klopt. Eigenlijk ben ik door het online lesgeven tijdens de corona-periode pas echt hele gerichte filmpjes gaan maken voor mijn lessen. Iedereen zat thuis. Ik ook. Om mijn werk en ook de lessen te verlevendigen ben ik naar buiten gegaan en via livestreams les gaan geven vanaf allerlei locaties. Ik stond op de gekste plekken, bij de Rotterdamse haven, in de Bijlmer, in ZuidLimburg, Zeeland. Later ook Duitsland, IJsland, steeds verder weg.”

Opeens viel het kwartje hoe je filmen en lesgeven kunt combineren.

“Vooral het enthousiasme van de leerlingen heeft me gestimuleerd om meer en meer lesvideo’s te gaan maken. In het begin deed ik het voor de vuist weg, improviserend. Nu schrijf ik alles uit, maak scripts en weet ik vooraf precies wat ik wil filmen en vertellen.”

Wat wil je er verder nog mee?

“Ik geloof heilig in educatieve video’s als vast onderdeel van lesmateriaal. De spanningsboog bij leerlingen is kort. Ze willen direct informatie, niet eerst tien pagina’s lezen of afwachten. Video is direct. Je kunt ook kijkvragen maken. Of interactieve video’s waardoor leerlingen ook zelf in actie moeten komen. Volgens mij is dit de toekomst.”

Waar zijn video’s van René te zien?

Op YouTube kun je zoeken op ‘René van de Veerdonk’

PASSIE! | 34

RENE

PASSIE! | 35
Patrick van Beek fotografie ©

“Ik was nog niet begonnen of ik kon letterlijk weer naar huis. De eerste lockdown werd afgekondigd. Die start, begin 2020, voelde heel unheimisch. Ook omdat de rectoren en directeuren met een nieuwe bestuurder te maken kregen die ze zo nauwelijks konden leren kennen. Toch werd van mij verwacht een tipje van de sluier op te lichten over mijn bevindingen en plannen.” Jos Kusters (66), nu bijna drie jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van OMO, kijkt terug en vooruit.

Hoe is het met je?

“Met mij gaat het uitstekend. Ik heb een hartstikke leuke baan met een heel fijne collega (Yvonne) en kundige en gepassioneerde schoolleiders en ook privé heb ik weinig te klagen: ik ben afgelopen jaar opa geworden.”

Proficiat nog!

(lachend:) “Het is misschien raar om te zeggen maar je ziet zo’n kindje voor het eerst en je bent er meteen helemaal verliefd op. Supermooi is dat. Ik heb een screensaver op m’n telefoon met een foto van het meisje. Die laat ik iedereen zien, of ze het nu willen of niet. Alle clichés over opa’s kloppen.”

Over het werk. Je start was minder door corona, maar hoe hangt de vlag er nu bij?

“Inmiddels ken ik de club goed. En daar heb ik best even tijd voor nodig gehad. Het is namelijk niet persé een gemakkelijke organisatie. Dat heeft met de omvang te maken en ook met de geschiedenis. Dat complexe voel je, maar is niet altijd meteen te plaatsen en te duiden. Er was een zekere afstand tot het bestuur, om die te overbruggen zet ik veel in op de persoonlijke relatie. Dat kostte meer tijd dan ik vooraf had gedacht. ”

Het is wennen over en weer. Ook voor de scholen. Jij bent anders dan je voorganger. Andere stijl, andere opvattingen. “Is ook zo. We hebben 31 rectoren, ruim 60 scholen met allemaal een eigen onderwijsvisie. Dat diverse koesteren we bij OMO. Dat vinden we een kracht. De scholen weten zelf het beste wat er ter plekke speelt, wat past bij de regio, bij de mensen, leerlingen, ouders en docenten. Als OMO streven we totaal niet naar onderwijskundige uniformiteit. Integendeel. Maar de andere kant is wel dat we een vereniging zijn. Meer uniformiteit op een aantal bedrijfvoeringsprocessen is wel noodzakelijk. En daarnaast vind ik, en velen met mij, dat we naast onze gemeenschappelijke waarden de samenkracht van OMO meer kunnen benutten, juist voor die vraagstukken die elke school afzonderlijk niet kan oplossen Ik ben er echt van overtuigd dat dat ons verder brengt.”

Hoe uit zich dat en wat levert het op?

“Ik heb daarvoor een prachtig voorbeeld. De NPO-scan, de scan van het Nationaal Programma Onderwijs. Na corona kwam er een herstelfonds. Daaruit heeft de minister de OMO-scholen in eerste instantie ruim 40 miljoen euro toebedeeld. Bedoeld om achterstanden bij kinderen weg te werken. De voorwaarde was wel dat er van elke school een schoolscan gemaakt moest worden; een soort nulmeting. Toen merkten we dat elke school een eigen schoolscan ging maken. Dat leek ons niet efficiënt en hebben besloten om dat samen te doen. Eén schoolscan voor alle scholen. Daar was best weerstand tegen. Een aantal scholen vond dat ze het zelf beter konden. Toch hebben we voet bij stuk gehouden. Samen met de Radboud Universiteit hebben we een vragenlijst opgesteld die we op alle scholen bij alle leerlingen hebben afgenomen. Dat doen we nu voor de derde keer. Dat levert ons een geweldige schat aan data op die we kunnen analyseren en benutten. Achteraf zijn de scholen er blij mee. Het scheelt veel werk en het levert duidelijke resultaten op. Zo zijn scholen bijvoorbeeld in staat onderling vergelijkingen te maken. Het is werkelijk een uniek product dat we in handen hebben. Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat we de samenkracht van OMO beter kunnen benutten.”

Samenwerken waar het slim is.

“Er zijn onderwerpen die voor scholen eenvoudigweg te ingewikkeld zijn om in hun eentje op te pakken. Neem bijvoorbeeld online veiligheid (cyber security). Je kunt veel beter samen aan een oplossing werken. En dat doen we ook. En zo zijn er meer onderwerpen. Bijvoorbeeld over levensbeschouwing of taalbeleid; dat pakken we met elkaar op. In het verlengde hiervan hebben we zogeheten broedplaatsen opgezet. Rondom een specifiek onderwijs-thema worden mensen van verschillende scholen een dag in de week vrijgemaakt om na te denken over dat thema. We roepen de deelnemers binnen zo’n broedplaats op, om vooral met externe deskundigen, out of the box naar die complexe vraagstukken te kijken. Dat is ook een manier om samen te profiteren en te leren van elkaars kracht , het is super-inspirerend en leidt tot nieuwe oplossingen.”

PASSIE! | 36
“Het is onze kracht om samen naar oplossingen te zoeken”

Er speelt genoeg, niet alleen krimpt het aantal leerlingen; ook is er een tekort aan leraren. “Thema’s waar we het samen over hebben. Ruim vijf procent van de vacatures krijgen we op dit moment niet ingevuld. Dat is chronisch vanwege de demografische ontwikkelingen. Hoe gaan we daarmee om? Hoe gaan we de kwaliteit van onderwijs waarborgen met minder leraren, minder leerlingen, toenemende digitalisering, ingewikkelde maatschappelijke uitdagingen én politieke turbulentie? Op allerlei manieren kun je daar op inspelen. Denk bijvoorbeeld aan online-onderwijs. Tijdens corona hebben we noodgedwongen digitaal/hybride moeten werken. Optimaal was het zeker niet, maar je kunt jezelf de vraag stellen: zouden we een deel van dat online onderwijs niet in stand moeten houden? Dat schept ruimte om tot maatwerk te komen voor leerlingen en docenten. Het lost het lerarentekort niet op, maar voor een deel kan het soelaas bieden.”

Bij je aantreden sprak je al over flexibel en wendbaar onderwijs dat kan meebewegen met de ontwikkelingen in de maatschappij.

“Ik zit nu drie jaar op deze post en kijk eens wat er allemaal in het VO voorbij is gekomen. Telkens doen zich dingen voor waarbij we moeten meebewegen. Dat houdt niet op, dat gaat door. Hoe gaan we dat samen oplossen. Scholen hebben het heel lang zelf kunnen redden. Maar de urgentie wordt steeds groter om er anders naar te kijken. Het is onze kracht om samen naar oplossingen te zoeken. Steeds vaker vragen de rectoren en directeuren daar ook om.”

Je zoekt ook nadrukkelijk contact met andere schoolorganisaties; scholen buiten OMO.

“Je kunt elkaar als concurrenten zien, je kunt ook van elkaar leren en de krachten bundelen. Ik ben meer van het laatste. Ik vertelde zojuist over onze NPO-scan; die hebben we landelijk beschikbaar gesteld. 70 Scholen zijn daarmee aan de slag gegaan. Zo help je het onderwijs vooruit. Onlangs organiseerden we een 24-uurs bijeenkomst over het lerarentekort, daar waren de Brabantse besturen van 12 andere schoolorganisaties bij betrokken. Juist het ‘samen’ is nodig om dit soort vraagstukken op te lossen en afspraken te maken op regionaal niveau.”

Ook nieuw is de leerlingenraad die OMO-breed is opgezet. “Daar ben ik echt trots op. Het is een initiatief van één leerling en waar ik direct support aan heb gegeven. Het gaat niet om formele medezeggenschap in een MR want dat is op zich al goed geregeld, maar we willen graag de stem van elke leerling horen. Wat speelt er? Wat houdt ze bezig? Maar mijn ambitie gaat nog verder. Als je leerlingen spreekt, hebben ze het uit zichzelf al snel over duurzaamheid. Het is een onderwerp dat

jongeren bezighoudt. Ik heb de OMO-leerlingenraad gevraagd of ze samen met ons willen meewerken om in 2025 een groot OMOleerlingencongres te organiseren in het teken van duurzaamheid. Met een programma van, voor en door jongeren. Zij staan op het podium, zij presenteren werkstukken, de jonge influencers aan het woord. En wat zou het mooi zijn als onze ruim 60 scholen in aanloop naar dat congres een aantal vakken afstemt op duurzaamheid, met opdrachten, projecten en profielwerkstukken, dat allemaal input oplevert voor dat mooie, grote congres. Dat lijkt me fantastisch en een bron van inspiratie voor iedereen.”

PASSIE! | 37
“Zo help je het onderwijs vooruit.”
PASSIE! | 38

Werken bij OMO maakt meer mogelijk

Wil je deel uitmaken van een dynamische onderwijsomgeving waar je kunt kiezen uit verschillende onderwijsvormen en verschillende scholen? Een omgeving waarin je veel ruimte en mogelijkheden krijgt om persoonlijk en professioneel te groeien en uit te blinken? Dan is OMO echt iets voor jou. Naast kwalitatief en toekomstgericht onderwijs wordt binnen OMO intensief samengewerkt aan onderzoek, vernieuwing en innovatie.

Als je werkt bij een OMO-school heb je geen baan voor het leven, maar een loopbaan. In een organisatie die uitgaat van vertrouwen, van samenwerking en van verbondenheid. Vanuit

de gedachte: als je het beste uit jezelf haalt en plezier hebt in je werk, verrijk je daarmee het onderwijs aan de leerlingen.

Wij willen leerlingen het beste onderwijs bieden. Dan is het belangrijk om ook een goede werkgever zijn. Want leraren die zich gewaardeerd voelen geven het beste onderwijs. Hoe we dat doen? Wij bieden onze medewerkers een uniek carrièreperspectief waarbij de talenten, wensen, ambities en omstandigheden van de werknemer centraal staan.

Wil jij ook werken bij een OMO-school of bij het OMO-bureau? Bekijk dan het vacatureoverzicht op omo.nl

PASSIE! | 39

onderwijs met overtuiging

ons middelbaar onderwijs
vereniging

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.