

![]()


Nederlanders staan bekend als zeer talentrijk als het gaat om ons vermogen tot verstandig waterbeheer. Zoals bij vrijwel elke successtory moet dat talent voor een goed resultaat wel gepaard gaan met inspanning. We gaan verkennen hoe wij ons water afvoeren en tegelijkertijd op peil houden.
Dat het leven beneden de zeespiegel niet zonder ingrepen mogelijk is, begrijpt iedereen. Dat de gehele Nederlandse historie raakvlakken heeft met water en wateroverlast is volstrekt logisch. De samenwerking die leidde tot het ontstaan van het oudste hoogheemraadschap van ons land (Rijnland) gaat terug tot in de 12e eeuw. Enige eeuwen later dichtte de 17e-eeuwse theoloog James Fraser: “God maakte de aarde, de Hollanders hun kusten.” Vooral buitenlanders hebben altijd goed in de gaten gehad dat er meer nodig is dan het aanleggen van terpen om droge voeten te houden. Omdat daarbij een weg moet worden gevonden om verschillende belangen te behartigen, is ‘polderen’ anno nu nog altijd het daaraan ontleende werkwoord. Watersnoden resulteerden in de Afsluitdijk en de latere Deltawerken. En met de complementaire concepten ‘ruimte voor de rivier’ en ‘bouwen met de natuur’ zijn we nog altijd onverminderd bezig het hoofd fier boven water te houden.
Parallel aan de omgang met water wordt in ons land een indrukwekkende hoeveelheid theoretische kennis en praktische knowhow opgebouwd. Het leidt tot een sector die een belangrijke motor van onze economie is gaan vormen. In het Netherlands Water Partnership en in de Topsector Water & Maritiem komen we het hele speelveld tegen. Tezamen vormen die een imposante verzameling van bedrijven en instituten. Voorbeelden daarvan zijn Arcadis, Boskalis, Fugro, Haskoning, Nedap, Van Oord, Witteveen & Bos, Deltares, IHE, Dutch Water Authorities (waterschappen), de technische universiteiten en de ministeries. Met deze voorbeelden slaan we een heel scala aan middelgrote bedrijven en zo’n 1.200 mkb-bedrijven over die onderdeel zijn van de sector. Ramingen van de omvang van de sector en de betekenis voor de economie lopen uiteen van 20 tot 30 miljard euro.


In Louisiana komt eind augustus 2005 Katrina aan land, een orkaan van de hoogste (5e) categorie. Hoewel de orkaan New Orleans net links laat liggen, is de schade daar immens. Door dijkdoorbraken loopt 80% van de stad enkele meters onder water en er vallen meer dan duizend slachtoffers. Vanwege de faam en expertise wordt de hulp ingeroepen van Nederlandse bedrijven en instituten op het gebied van watermanagement. Die bieden ondersteuning, doen goede zaken en nemen deel aan de zogenoemde ‘Dutch Dialogues’. In deze Dialogues staan kennisoverdracht en een systematische aanpak centraal. De methodische aanvliegroute die is gebaseerd op hoe wij dat in Nederland doen, is daarna in de VS gepatenteerd en sindsdien op meerdere plaatsen uitgerold. Een mooier voorbeeld van toepassing
van hoogwaardige kennis en technologie uit ons land is nauwelijks denkbaar.
LOKAAL
Als onze ingenieurs er internationaal zo goed op staan, mag je ervan uitgaan dat de waterhuishouding in ons eigen land wel goed geregeld zal zijn. Dat is ook zo. De hoofdaanvoer van ons watersysteem is de Rijn die bij Lobith ons land binnenstroomt. De Boven-Rijn gaat daar over in de Niederrhein en heet bij ons het Bijlandsch Kanaal. Tot aan de plaats Millingen vormt de vaarweg de grensrivier met Duitsland. Tot de eerste splitsing is dit Bijlandsch Kanaal een regelrechte watersnelweg voor de binnenvaart. Voorbij Millingen wordt de Niederrhein de Waal en takt het Pannerdensch Kanaal af.

Op de IJsselkop splitst de vaarweg zich in de Nederrijn en de Gelderse IJssel

de 9 meter
VERDELING
Achter de Rijn als ‘hoofdkraan’ wordt het binnenstromende water grofweg als volgt over ons land verdeeld. Tweederde deel ervan gaat door naar de Waal, terwijl eenderde deel via het Pannerdensch Kanaal naar de IJsselkop stroomt. Van dit laatste gaat tweederde deel door naar de Nederrijn en eenderde deel naar de Gelderse IJssel. Sinds ruim tien jaar heeft Rijkswaterstaat met regelwerken in de uiterwaarden bij Pannerden en bij de IJsselkop de mogelijkheid om deze verdeling ook in tijden van hoogwater te kunnen handhaven of aan te passen.
AFVOER
Het water dat naar de Waal gaat, stroomt verderop in de Merwede en vervolgens via verschillende routes naar de Noordzee. Waar de afvoer vroeger altijd hét probleem was waar alles om draaide, zijn de inzichten in de afgelopen decennia veranderd. Het vasthouden van water is onder invloed van klimaatverandering in toenemende mate van belang. Sinds de aanleg van de Afsluitdijk wordt het IJsselmeer gevoed door zoet water van de Gelderse IJssel. In tijden van droogte fungeert het IJsselmeer al enige tijd als de belangrijkste zoetwaterboezem van ons land. Om die reden wordt

Bij Wijk bij Duurstede kruist de Nederrijn het AmsterdamRijnkanaal en wordt de Lek

Als de vizierschuiven dicht staan wijst de pijl van de verplichte vaarrichting naar de sluis
het tegenwoordig onze ‘nationale regenton’ genoemd. Onder meer om het IJsselmeer te kunnen voeden, zijn de Nederrijn en de Lek in de jaren ’60 van de vorige eeuw gekanaliseerd door middel van een drietal stuwen. De meest bovenstroomse stuw Driel blokkeert bij gesloten stand het water dat van het Pannerdensch Kanaal komt. Het stroomt dan naar de Gelderse IJssel en daarmee naar het IJsselmeer. De stuw fungeert dan als de belangrijkste regelkraan.
STUW-ENSEMBLE
De stuwen Driel en Amerongen liggen in de Nederrijn en de stuw Hagestein ligt in de Lek. Rijkswaterstaat noemt de drie stuwen een ‘ensemble’. Normaal staan de stuwen dicht en zorgen ze dat er voldoende water staat in de panden ertussen. Samen zorgen ze voor de goede bevaarbaarheid van de Lek, Nederrijn en de IJssel. Bij hoogwater gaan ze open om de waterafvoer te versnellen. Een stuw heeft altijd een naastliggende sluis om de scheepvaart mogelijk te maken. Het zijn grote sluizen: 18 meter breed en 260 meter lang (Hagestein 225 meter). Amerongen en Hagestein hebben waterkrachtcentrales en uit een recent rapport blijkt dat ook Driel daarvan zou kunnen worden voorzien. De schuiven van de stuwen zijn van indrukwekkende omvang: 48 meter breed en 9 meter hoog. Dat ze ‘vizierschuiven’ heten, heeft een nogal eenvoudige reden: vorm en beweging ervan doen denken aan het vizier van de helm van een ridder uit de Middeleeuwen. Het stuw-ensemble dateert uit de jaren zestig van de vorige eeuw en is tussen 2015 en 2020 grondig gerenoveerd. Ondanks het feit dat één van de stuwen (Hagestein) al een Rijksmonument is, functioneert het ensemble nog altijd uitstekend.

Ook de stuw Hagestein biedt weer een imposante aanblik

De Maas is een regenrivier die bevaarbaar wordt gehouden met zeven stuwen
De Maas is een regenrivier die met een zevental stuwen in ons land de scheepvaart op de rivier mogelijk maakt. Tussen de eerste stuw bij Borgharen in Zuid-Limburg en de laatste bij Lith in Noord-Brabant zakt het water steeds in stappen van drie meter of meer. Dat biedt de mogelijkheid om in tijden van droogte het water kunstmatig hoog te houden zodat de scheepvaart er langer gebruik van kan blijven maken. Verderop gaat de Maas over in de Bergse Maas en de Amer en mondt vervolgens uit in het Hollands Diep. Het Hollands Diep gaat op zijn beurt over in het Haringvliet.
TWEEDE IJSSELMEER
De Deltawerken en met name de Haringvlietdam hebben een groot zoetwaterbekken doen ontstaan, bestaande uit het Hollands Diep en het Haringvliet: een soort tweede IJsselmeer. Bij normale wateraanvoer gaan de spuisluizen in de dam open als het eb is, zodat het water wordt afgevoerd. Maar met deze spuisluizen kan dus ook – in feite gebruikt als stuw – de waterstand van het bekken worden geregeld. In dit ‘tweede IJsselmeer’ mondt

naast de Maas (Amer) ook nog een deel van de Waal (Beneden-Merwede) uit. Via de Dordtse Kil en de Noord, alsmede via het Spui, lopen directe verbindingen met de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland. Het al dan niet openzetten van de spuisluizen biedt de mogelijkheid de rivierstromen zodanig te verdelen als in de specifieke situatie gewenst is.
EXTREMEN
Droogte en schaarste hebben in ons waterrijke land over het algemeen minder impact dan in de ons omringende landen. De stuwen, de bekkens, de panden tussen de stuwen en de gemalen bieden de mogelijkheid water te transporteren naar plekken waar dat nodig is.
Hoewel in Zuidwest-Nederland de toegang tot zoet water wel een uitdaging blijft. Bij tekorten voorziet de Waterwet in een zogenoemde ‘verdringingsreeks’. Dijken en waterkeringen die lijden onder droogte staan bovenaan. Daarachter volgen drinkwater en energievoorziening. Onderaan vinden we landbouw en recreatie.
Voor extreme droogtesituaties is dus ook al van tevoren uitgedacht en vastgelegd hoe we daarmee om zullen gaan. Voor extreem waterrijke situaties geldt al veel langer hetzelfde. Het is met name in en voor extreme situaties dat buitenlanders onze wateringenieurs weten te vinden voor oplossingen. Het is dus eigenlijk wel logisch dat wij daar in eigen land ook goed op zijn ingericht. ◼


Op het Pannerdensch Kanaal vinden we een inlaatsluis met twee drijvende gemalen. Deze set vormt het beginpunt van de Linge. Het zorgt ervoor dat de streek genoeg water krijgt voor de Betuwse fruittelers. Als je bedenkt wat een geweldig fraai riviertje de Linge is, ziet dit beginpunt er aanzienlijk minder spectaculair uit dan je misschien zou verwachten.