Vakblad voor omgevingscommunicatie
Betteke van Ruler wil meer lef zien Kristiaan Borret omarmt de complexiteit Jurian Edelenbos leert overheden loslaten
Cocreatie 28
Participatie doet de Limburgse Noord-Zuid herleven
Strategie 42
Een goede organisatie voor omgevingscommunicatie
Jeukwoorden 54
Japke-d. Bouma fileert ons taalgebruik
“Hey ChatGPT, schrijf eens een leuk voorwoord.”*
“Bart, hebben wij binnenkort nog een job?” Voor alle duidelijkheid, het gaat goed met ons bedrijf. Een medewerker gooide de vraag onlangs in de groep tijdens een teamsessie over AI. Gek is het niet, als je ziet wat je allemaal kunt met Copilot, Dembrane en andere Midjourney’s. Ongemakkelijk wel.
AI maakt ons werk makkelijker. Van een voorwoord schrijven tot het bedenken van creatieve concepten. De resultaten zijn soms verbluffend, soms lachwekkend. Nu, die zaken zijn natuurlijk niet de kern van omgevingscommunicatie. Voorwoorden en creatieve concepten zijn hooguit middelen, die we met AI sneller én beter kunnen maken. Maar als het écht om iets gaat? Peter Hinssen, techondernemer en absolute believer van de digitale revolutie, zei: “Als ik een probleem heb, wil ik een mens.” En laat dat nu net zijn waar ons vak om draait: problemen, conflicten en botsende belangen.
Een opeenvolging van digitale golven heeft menselijk contact schaarser gemaakt. En wat schaarser wordt, stijgt in waarde. Omdat de mens minder nodig is, is hij belangrijker wanneer we hem wél nodig hebben. Moet je een stuk van je voortuin afgeven aan de overheid? Dan wil je iemand van vlees en bloed spreken, geen chatbot. Een informatiebijeenkomst waar de emoties hoog oplopen? Dan toch liever een omgevingsmanager die echt begrip en compassie toont.
We overschatten de impact van technologische verandering op korte termijn, maar onderschatten het op lange termijn. Zo is het ons altijd gezegd. Met AI klopt dat niet meer. De adoptiecurve van Roger is van een bedaarde helling getransformeerd in een steile col. Alles gaat sneller. Wie vandaag innovator is, hinkt morgen achterop. En dat zorgt voor stress bij tal van beroepsgroepen. Ook bij wie aan omgevingscommunicatie doet.
Alleen helpt het niet om er hijgerig over te doen. Bij stresssituaties gaan de meesten van ons in flight-or-freeze-mode. En laat dat nu zijn wat we moeten vermijden. Zo blokkeren we net de creatieve innovatie die we heel hard nodig gaan hebben.
Gaan we nog een job hebben? Jazeker. Meer dan ooit zelfs. De menselijke omgevingsmanager zal belangrijker worden. Laat ons AI inzetten waar efficiëntiewinst te halen valt. Zodat er tijd kan gaan naar waar mensen het verschil maken. En nu we dat weten, kunnen we ook wat relaxter omgaan met die transitie. Laat medewerkers maar experimenteren. Ons rustig haasten is beter dan haastig berusten.
Ik ben geen futuroloog. Laat staan dat ik kan inschatten hoe AI zich ontwikkelt. Maar als ik mag gokken? Hoe iemand is, wordt belangrijker dan wat iemand kan. Karakter zal het halen op competenties. In (overheids)aanbestedingen verdwijnen de vuistdikke offertes. Jury’s zullen een omgevingsteam of communicatiebureau kiezen op basis van gesprekken. Opdrachtgevers willen in de toekomst liever instant advies dan geprefabriceerde nota’s. De vaardigheid om te verbinden wordt belangrijker dan de kunst om tekst en beeldjes te produceren. En zo keert ons vak terug naar de kern. Een gesprek, een-opeen. Een zender en een ontvanger die tegenover elkaar zitten. De oervorm van communicatie. Of hoe de grootste digitale sprong voorwaarts ons terugbrengt tot de essentie.

DE TOEKOMST
KUN JE VOELEN
Bezoekerscentrum
Amstelveen InZicht 14

BETTEKE VAN RULER
“We moeten trots zijn op ons vak” 06

KRISTIAAN BORRET
“In Brussel kunnen we van onderuit een nieuwe stad opbouwen” 16 ANALYSE
Hoe staat het met omgevingscommunicatie in Vlaanderen en Nederland? 10
VAN HOOFDPIJNDOSSIER
NAAR MODELPROJECT
Spoorwegovergang
Vierpaardjes Venlo 20
INTERESSE OM TE SPARREN MET VAKGENOTEN?
munity-sessies najaar 2025 13
IS DAAR GEEN APP VOOR?
Vijf digitale innovaties 22
JENS VAN DER WEELE
Waarom de stoptrein een sprinter werd 24
VAN DE RECHTBANK NAAR DE TEKENTAFEL
Noord-Zuid Limburg 28
DE WEEK VAN FLORIS RAN
Een woordvoerder in actie 30

Je krijgt bijstand. Daarvoor moet je iets terugdoen.
BEGRIJPELIJKE COMMUNICATIE
Je kunt veel dingen terug
Bewonersbrief in stripvorm 32
WETGEVING
Mag je een afbeelding zomaar gebruiken?
36
JURIAN EDELENBOS
“Overheden moeten participatie leren loslaten”
38
ORGANISATIEMODELLEN
Hoe organiseer je omgevingscommunicatie in jouw project?
42
EERSTE HULP BIJ PROJECTVIDEO’S
Zeven tips 46

JAPKE D. BOUMA “Duidelijke taal is topsport” 54
LEF TONEN, VERTROUWEN KRIJGEN Openbaar vervoer in provincie Zeeland 48
RECENSIES
Boek ‘Stakeholdering’ Podcast ‘Proef op de SOM’ 50
DE MEERWAARDE VAN EEN NETWERKORGANISATIE POM & Lerend Netwerk Omgevingsmanagement 56 GETEKEND
Luisteren naar een buurtcomité 58
RENDIEREN EN DATA VOGIN Jaarcongres Omgevingskennis 52
We moeten trots zijn op ons vak” “

BETTEKE VAN RULER
EMERITUS HOOGLERAAR COMMUNICATIEWETENSCHAP AAN
DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM. SLAAT AL DECENNIALANG
DE BRUG TUSSEN THEORIE EN PRAKTIJK EN SPEELT ZO
EEN TOONAANGEVENDE ROL IN DE PROFESSIONALISERING
VAN HET COMMUNICATIEVAK. SCHREEF ONDER ANDERE
‘HET STRATEGISCH COMMUNICATIE FRAME’, ‘COMMUNICATIE IN POSITIE’ EN ‘COMMUNICATIEMANAGEMENT IN NEDERLAND’.
We kennen ze allemaal: de communicatieplannen gebaseerd op kennis, houding en gedrag. Alsof mensen wandelende denkmodellen zijn die zich laten overtuigen door een goede uitleg en een helder foldertje. Volgens Betteke van Ruler zijn mensen gewoon, nu ja, mensen. Vol meningen en humeur. Makkelijker te beïnvloeden door wat de buurvrouw van ze denkt dan door wat wij op hen afvuren. “Wij denken dat mensen beter worden als je ze maar kennis geeft. Maar zo werkt het niet.”
DOOR EEFJE ROLSMA & GIEL CROMPHOUT
Betteke van Ruler houdt zielsveel van ons vak. Maar ze spaart het niet. Als emeritus hoogleraar en onvermoeibare ambassadeur prikt ze al zo’n vijftig jaar door de holle rituelen van het communicatievak heen. Geeft een stevige schop onder de kont van communicatieadviseurs, maar met een vriendelijke glimlach erbij. Ze pleit voor meer lef, meer vakmanschap en vooral: meer trots.
Je spreekt niet over publieke opinie, maar over maatschappelijk humeur. Wat is het verschil?
“Leuk dat je daarmee begint. Ik ben natuurlijk zelf ook opgegroeid met het begrip publieke opinie. In de schoolbanken leerden we alles over opinievorming, het vormen van een mening. Opinievorming is een actieve bezigheid. Je vormt je mening door allerlei informatie te verzamelen en zegt daarna: zó vind ik het. Als communicatiemensen zijn we daarom altijd uitgegaan van het idee dat mensen de juiste informatie moeten hebben. We waren dus gericht op voorlichten. Met als uitgangspunt: ‘wij voorzien mensen van informatie zodat ze daarna zelf hun mening kunnen vormen’.”
“Maar zo werkt het jammer genoeg niet. Voorlichten of informatie geven heeft weinig effect als mensen er niet voor openstaan. En dat komt omdat we veel meer te maken hebben met humeur dan met opinie. Humeur is een stemming, een mood. Die wordt niet gevoed door feiten of argumenten, die wordt vooral gevormd door je peergroup, door de andere mensen om je heen. En door nog duizend andere dingen, zoals ruzie met de baas of slechte ervaringen met een andere organisatie in dezelfde branche.”
Informatie geven heeft dus niet zoveel zin? Dat is wel een confronterende conclusie voor ons vak.
“Klopt. We zijn natuurlijk allemaal kinderen van de verlichting. We geloven dat mensen beter worden door informatie tot zich te nemen. Maar in werkelijkheid hebben we
te maken met humeuren die je niét verandert door informatie te geven. Dat is de realiteit. We geloven ook nog altijd in een soort hiërarchie: als je mensen maar kennis geeft, dan verandert hun houding, en uiteindelijk verandert hun gedrag ook. ‘Oh, nu snap ik het, dan vind ik dat ook!’ Maar dat klopt gewoon niet. Het is wetenschappelijk ook nooit bewezen. Onderzoek toont aan dat het alleen werkt voor gedrag waarvan mensen al vinden dat ze dat gedrag zouden moeten vertonen. Voor ingewikkelder gedrag werkt het niet. Daar heb je veel meer voor nodig.”
Je zit al vijftig jaar in het vak. Hoe is het maatschappelijk humeur in die tijd veranderd?
“Het is niet te vergelijken met vroeger. Het internet speelt daarin een grote rol, maar ook het loslaten van de verzuiling. De zuilen waren verticaal: geleerden, politici, werknemers zaten in dezelfde zuil. Ze spraken elkaar, vormden samen een opiniegemeenschap. Er werd overlegd, naar elkaar geluisterd. Van hoog tot laag.”
“Dat is vandaag helemaal weggevallen. Nu zie je segregatie tussen hoger en lager opgeleiden. Mensen trekken zich terug in ‘moodgemeenschappen’, groepen die hetzelfde denken en voelen, en sluiten zich af voor andere meningen. We zitten allemaal in bubbels. Het gevolg is dat er weinig uitwisseling is, weinig dialoog.”
Als iedereen in bubbels zit, hoe kun je mensen dan nog bereiken?
“Contact maken met die bubbels is erg lastig geworden. One-to-many communicatie is sowieso nooit een krachtig middel geweest om mensen te mobiliseren. Daarom zijn we ook meer technieken uit de reclame gaan gebruiken. Denk aan storytelling. Om mensen te overtuigen, moet je de voordelen van een bepaalde verandering tonen. Van een zwaardere dijk bijvoorbeeld, of een nieuwe woonwijk. Als je mensen vertelt waarom die veranderingen nodig zijn, zou je ze moeten kunnen overtuigen.
Maar ook die techniek werkt alleen als het verhaal écht aansluit bij de waarden van de bubbel, van de moodgemeenschap. Het leidt helaas meestal niet tot verandering, maar tot versterking van wat mensen al vinden. Dat schiet dus niet op.”
Hoe kun je dan wel het verschil maken? En vooral in omgevingscommunicatie?
“Door te focussen op interpersoonlijke communicatie. Gesprekken met mensen. En dat is net het probleem: die interpersoonlijke communicatie schuiven we als professionals van ons af. Communicatiemensen zeggen wel dat we de verbinder zijn tussen samenleving en organisatie. Maar in de praktijk laten we dat terrein nog te vaak over aan andere mensen, zonder hen daarbij te helpen.”
“We zeggen terecht: laat de wethouder maar gaan praten met de mensen. Maar dat gaat niet vanzelf goed. Daar zouden we veel meer werk van kunnen maken. En dan nog iets anders: ik zie dat in veel organisaties het team communicatie losstaat van het omgevingsmanagement. De mensen die de interpersoonlijke en groepscommunicatie doen. Geen wonder dat mensen dan denken: communicatie, dat is voorlichten en reclame maken, meer niet. Tsja, dan houden wij ons dus alleen bezig met de foldertjes achteraf, de omgevingsmanager met de rest.
Terwijl gesprekken met bewoners natuurlijk óók communicatie zijn. Heel gek is dat.”
Hoe kan de volgende generatie omgevingsprofessionals het beter doen?
“We moeten jonge professionals veel meer leren over interpersoonlijke en groepscommunicatie. Je moet het gesprek organiseren én begeleiden. Coachen zelfs. Net zoals we woordvoerders voorbereiden op mediaoptredens, met Q&A’s, factsheets, houding en mimiek. Daar doen we het wel. Maar bij een sessie met boze bewoners?
Daar minder vaak. Terwijl dat minstens zo belangrijk is.”
“Voor omgevingsprofessionals is het cruciaal om een rugzak te hebben vol interpersoonlijke competenties. Hoe leid je een lastig gesprek? Hoe ga je om met emoties? Hoe zorg je dat mensen zich gezien voelen? Hoe leg je contact op maat? Maar dat leer je niet in onze opleidingen over communicatie. Wat we ook beter kunnen doen: we moeten veel systematischer werken en meer gebruikmaken van data. Dat doen we nu totaal niet. En dat is vreemd.
Data zijn gewoon ‘gegevens’, dat kunnen
“Verhalen zijn ook harde data. Het is aan ons om die op te halen, te duiden en op de tafel te leggen waar de besluiten worden genomen.”

ook verhalen zijn. Maar het lijkt alsof data alleen over cijfers gaan. Het draait allemaal om kwantitatief onderzoek. En dat terwijl kwalitatief onderzoek met verhalen en observaties net zo belangrijk is. Misschien wel belangrijker. In een complex omgevingsproces zijn verhalen juist waardevolle data. Die moeten we veel meer ophalen en op tafel brengen. Daarom zeg ik: ga eerst op onderzoek uit voor je iets communiceert. Kijk hoe mensen erin staan. Denk na of je boodschap wel goed gaat aankomen voor je iets uitstuurt. Misschien moet je iets wel heel anders aanpakken dan je initieel dacht.”
Veel communicatieprofessionals blijven ook vasthouden aan stappenplannen waarin in detail staat wat er gedurende het hele project gaat gebeuren. Maar hebben zulke lineaire stappenplannen eigenlijk wel nut?
"Ongelooflijk, hè? Alsof er onderweg niets verandert! Dat vond ik vijftien jaar geleden al vreemd, en het blijft me verbazen dat zulke lineaire modellen nog steeds populair zijn. Communicatie is geen rechtlijnig proces. Toch wordt vaak alleen aan het begin van een traject informatie verzameld, om vervolgens de uitvoering in te duiken zonder te kijken of de werkelijkheid misschien is veranderd. Tussentijdse reflectie ontbreekt meestal, en dat komt ook doordat we in de praktijk nog altijd veel te weinig doen aan echte dataverzameling. Als je niet weet wat er gaande is, kun je ook niet bijsturen.”
Je kwam ruim tien jaar geleden met het Strategisch Communicatie Frame. Hoe kan dat model ons verder helpen?
“Het Strategisch Communicatie Frame is juist ontworpen om flexibel te zijn. Het bestaat uit acht bouwstenen die helpen bepalen wat op dat moment zinvol is om te doen, maar het gaat er vooral om dat je die bouwstenen regelmatig herijkt. Je moet steeds checken of je aannames nog kloppen en of je aanpak ook echt oplevert wat je ervan verwachtte. Dat vraagt om een cyclisch proces van reflectie – en dat doe je natuurlijk op basis van data, niet op gevoel alleen.”
“Het Frame maak je samen met het hele projectteam. Je maakt geen theoretisch plan in je eentje, maar werkt samen aan een gedeelde communicatierichting. Geen lijvig document in de la, maar een compact en levend plan op één A3. Dat zorgt niet alleen voor betrokkenheid, maar ook voor wendbaarheid. En dat is precies wat je nodig hebt in een wereld die voortdurend verandert.”
We hebben te maken met toenemend wantrouwen in de overheid. Dragen communicatieprofessionals daaraan bij? Durf je het zo sterk uit te drukken?
“Ja, dat zou best kunnen. Er is in het buitenland wel onderzoek naar gedaan, en daar komen ze ook tot die conclusie. Want soms proberen we gewoon recht te praten wat krom is. Of we vegen iets onder het tapijt. En vooral: we zijn heel dienstbaar, maar vaak op een te slaafse manier. ‘Als u iets wilt, zullen wij het doen. We maken die folder wel even.’ Binnenskamers zeggen we dan: jeetje, wat moeten we nu weer uitvoeren?”
Hoe moeten we het beter doen?
“Ik pleit voor professioneel dienstbaar zijn. Redeneren vanuit ons vak. Wat kunnen wij als communicatieprofessionals, vanuit onze expertise, bijdragen aan deze casus?
Dan kijk je opeens heel anders. Dan zeg je niet meer automatisch ja. Maar dat vraagt lef. We moeten het lef hebben om te eisen dat we mee aan tafel zitten. Samen met de woordvoerder en de omgevingsmanager.”
“Wij moeten trots zijn op ons vak. Er verschijnen zo weinig boeken over wat we doen. En als ze er zijn, heet het niet eens communicatie. Terwijl ons vak er echt toe doet. Hoe je iets zegt, wanneer je iets zegt, tegen wie je iets zegt. Taal doet ertoe. Timing doet ertoe. Bejegening doet ertoe. Zonder communicatie staat alles stil. Dan komt niets tot leven.”
Niet perfect, maar wel steeds sterker
Omgevings communicatie in Vlaanderen en Nederland
Hoe goed staat omgevingscommunicatie ervoor in Vlaanderen en Nederland? Niet slecht eigenlijk. Al is er in Vlaanderen nog wat meer werk aan de winkel dan in Nederland. Een analyse van ons vakgebied.
DOOR BART DERISON
Laat ik starten met een vraag die ik wel vaker krijg. Waarom spreken we over omgevingscommunicatie?
Want is het niet omgevingsmanagement? Een meer gebruikelijke term in Nederland. En is er een verschil tussen beide termen of toch niet? Voor Monique Broekhoff, een specialist ter zake, is het een onbestaande discussie. “Volgens mij zijn de disciplines zo met elkaar verweven dat je ze niet helemaal uit elkaar kunt trekken,” zegt ze in de vorige “Je hebt communicatieadviseurs die prima stakeholdergesprekken kunnen voeren. Maar net zo goed zijn er heel communicatieve omgevingsmanagers.” Kortom, laat ons de huiskamer niet te klein maken zodat er plaats is voor velen.
Kritisch
Tot zover de naamdiscussie. Omgevingscommunicatie en omgevingsmanagement: wij gebruiken de termen gewoon als synoniemen. Belangrijker: wat doet een omgevingsmanager en wanneer doet hij het goed? Geen overbodige vraag. Zoals iedereen tegenwoordig lifestylecoach of veerkrachtconsulent kan worden, bestaat het risico dat ook omgevingsmanager een elastische beroepstitel wordt. De meest hinderlijke kwaliteit van elke goede omgevingsmanager moet alvast een kritische basishouding zijn. Hinderlijk, omdat hij of zij het in elk projectteam opneemt voor de omgeving, en daar vaak alleen in staat. Hinderlijk, omdat hij of zij bij een inloopavond of keukentafelgesprek weigert beloftes te maken die de avond een stuk plezieriger zouden maken. En tegelijk ook nog eens zegt wat er absoluut niet kan bij – ik noem maar wat – een dijkversterking, een woonuitbreiding of een nieuw verkeerscirculatieplan.
Ook een dosis empathie is handig. Of zoals omgevingsmanager Marijke van der Steen het eerder in verwoordde: “Mensen een goed en eerlijk beeld geven over wat er gaat komen.” Wie in dit vak stapt, ziet niet alleen maar slingers en ballonnen. Je moet je kunnen inleven in diverse stakeholders. Van een ondernemer die bij de heraanleg van de rijksweg parkeerplaatsen verliest
tot de buurtbewoner die een nieuwe omleidingsweg in zijn tuin ziet verschijnen en drie meter moet afstaan.
Jeuk
Wat niet in de functieomschrijving moet staan? Draagvlak. Niet alleen is het een jeukwoord waar Japke-d. Bouma maar wat graag los op zou gaan, het suggereert vooral een intentie die eerder bij een PR-manager past dan bij een omgevingsmanager. Een omgevingsmanager wordt ingezet én betaald door een opdrachtgever om de omgeving te informeren en ernaar te luisteren. Het resultaat kan draagvlak zijn. Maar even goed leren burgers het project zo goed kennen dat ze net meer argumenten hebben om tegen te zijn. Niet leuk. Maar de omgeving systematisch onthouden van informatie over projecten in hun leefomgeving zou eigenlijk onwettelijk moeten zijn. Ik heb ooit geroepen dat elk project van enige impact of schaal niet alleen een MER, een milieueffectrapportage, nodig heeft om een vergunning te krijgen, maar ook een CER, een communicatie-effectrapportage. Dertig jaar ervaring leert dat als projecten sneuvelen, ze vooral gefaald hebben in hun communicatieverplichting richting de omgeving. Waardoor wantrouwen en kennisachterstand vaak de veranderingsangst de bovenhand laten nemen.
Nederland gidsland?
Maar hoe staan we er nu écht voor? Lang niet in elk ruimtelijk project in Vlaanderen en Nederland is de omgevingscommunicatie perfect geregeld. “Nog te vaak wordt de communicatieprofessional ingeschakeld om even wat draagvlak te regelen”, zei Noelle Aarts eerder in . Daar sprak dus een communicatiewetenschapper met de blik op Nederland. Stellen dat Vlaanderen achterophinkt en dat Nederland fier vooroploopt, is te kort door de bocht. Uit eigen ervaring weet ik dat er Vlaamse projecten zijn die in Nederland in de absolute kopgroep zouden zitten van sterke omgevingscommunicatie. Maar globaal is het wel beter geregeld in Nederland.
Assertiever
Het netwerk dan. Uiteindelijk moeten al die verbindingzoekende omgevingsmanagers elkaar ook ergens ontmoeten. Met of zonder bitterballen, met thee of cappuccino. In Nederland heb je natuurlijk het Platform Omgevingsmanagement. Hun jaarlijkse Landelijke Omgevingsmanagementdag (LOMD) is zowat de hoogmis voor elke Nederlandse omgevingsmanager. Als je meer dan 600 bezoekers trekt, zegt het wel iets over de kwantitatieve maturiteit van het vak in Nederland. Maar goed, ook in Vlaanderen worden er stappen gezet. Vorig jaar is er het Lerend Netwerk Omgevingsmanagement uit de grond gestampt. Nog niet met dezelfde ambities, maar toch. “We mikken op een viertal bijeenkomsten per jaar en voorzien een mooie mix van onderwerpen waar de omgevingsexpert tegenaan loopt in Vlaanderen”, aldus mede-initiatiefneemster Annik Dirkx eerder in . Gestart met een dertigtal OM-specialisten, maar hongerig naar meer.
En mogen we dit eigen vakblad ook als een teken van groeiende vitaliteit zien? Je bent uiteindelijk pas een vakgebied als je een vakblad hebt, toch? Kijk, we doen ons best. Ook de boekenkast geraakt trouwens beter gevuld met interessante lectuur. Uiteraard is de kwaliteit wisselend, maar het is toch vooral een teken van een steeds assertievere beroepsgroep. Omgevingsmanagers willen hun kennis delen en gezien het groeiend belang van omgevingsmanagement is er opeens ook een leesmarkt voor.
Sexy werk?
Communicatieprofessionals vinden bij vakorganisaties als Logeion in Nederland en Kortom in Vlaanderen ook vaker interessante opleidingen voor hun vakgebied. Van technieken zoals
‘Copywriting voor je magazine’ of ‘Schrijven met AI’, tot strategische trainingen zoals
‘Bewonersparticipatie in de praktijk’ of ‘Door de ogen van je stakeholders’. Het is maar een greep uit het groeiende aanbod. Of neem de ‘intervisiesessies voor omgevingsmanagers’.
Samen verhalen delen en ervaringen uitwisselen. Een middag met gelijkgestemden leidt tot verrassende inzichten. En vaak ook met extra opdrachten in de rugzak. En de dienstverlenende sector in omgevingsmanagement, hoe zit het daarmee?
Van de zelfstandige omgevingsmanager die van project naar project hopt, over omgevingsspecialisten in dienst bij ingenieursbureaus tot de brede communicatiesector waar bureaus zich in de omgevingsniche zijn gaan specialiseren.
Nu, die groeit dus. Maar alvast in Vlaanderen moeten we dat zeker niet overdrijven. In omgevingscommunicatie komen een vijftal bureaus elkaar steeds tegen. En dat is al meer dan tien jaar het geval. Terwijl de aandacht voor omgevingscommunicatie ondertussen toch wel echt gegroeid is. De reden waarom er niet meer collega’s opstaan? Tja, het lijkt niet meteen het meest sexy werk. Wie met een communicatiediploma afstudeert, droomt misschien eerder van een tafeltennissendsnoepreizend-hip reclamebureau? Vind dan maar eens voldoende medewerkers om de ‘saaie’ omgevingscommunicatie te doen.
Meerwaardezoekers
Maar toch, meer en meer jonge mensen zijn juist op zoek naar meerwaarde in hun job. “Ik wil op het eind van de dag een verschil hebben gemaakt”, je wil niet weten hoe vaak onze HR-dienst dat te horen krijgt. En juist daar zit misschien wel de groei van de sector: jonge, frisse communicatieprofessionals die op een doordeweekse inloopavond dé kans zien om een buurt te verbinden met een nieuwbouwproject. En die in die ambitie juist een stuk professionele eigenwaarde vinden.
Nog meer goed nieuws: klassieke marketingbureaus die hun markt zien opdrogen en denken snel wat omzet te scoren in de markt van omgevingscommunicatie, komen algauw van een koude kermis thuis. Omgevingscommunicatie is toch echt wat anders dan het met Engels mediajargon overgoten reclamewereldje. Oef, we zijn dus écht wel een vak apart.
Sparren met vakgenoten?
Schrijf je in voor
de munity-sessie!
De wereld van omgevingscommunicatie wordt elke dag complexer, uitdagender én interessanter. En als professional sta je er middenin. Dat vraagt om reflectie, vakmanschap en inspiratie. Net daarom lanceren we de munitysessies: interactieve bijeenkomsten waar we samen met collega’s dieper in een actueel thema duiken.
Wat kun je verwachten?
Geen hoorcollege, maar een intervisie. We bekijken een casus, delen inzichten en bedenken samen oplossingen.
De sessie helpt je met een andere bril naar je projecten te kijken en nieuwe ideeën op te doen.
De eerste sessie gaat over de vraag: ‘Wat is het beste moment om de omgeving te betrekken?’
We behandelen de vraag aan de hand van voorbeelden uit de praktijk en komen samen tot strategieën, valkuilen en lessen.
Praktisch
• Timing: najaar 2025
• Locatie: Eindhoven, Brussel en/of Antwerpen
• Duur: 2,5 uur
• Kosten: €95,- excl. btw
Wil jij deelnemen aan één van de munity-sessies in België of Nederland?
Aanmelden kan tot en met 11 juli 2025 via de link in de QR-code (max. 15 deelnemers per sessie). Je ontvangt een uitnodiging zodra de data bekend zijn.
De toekomst kun je voelen
Geen bouwjargon of droge schema’s.
Wel bouwmaterialen om aan te voelen, een fiets om op te stappen en een praatpaal die uitleg geeft.
Bij Amstelveen InZicht voel je wat er buiten gebeurt –zonder je schoenen vies te maken.
DOOR LYSANNE GERRITS
FOTOGRAFIE ©AMSTELVEEN INZICHT

Amstelveen in verandering
Midden in het winkelcentrum Stadshart van het NoordHollandse Amstelveen loop je in het bezoekerscentrum zo de toekomst in. Amstelveen InZicht vertelt het verhaal van de stad in verandering, met in de hoofdrol de A9. Die snelweg wordt verbreed, verdiept en verbonden met de stad. Een ingreep van formaat, die voelbaar is voor omwonenden, bezoekers en ondernemers. En dus ook begrijpelijk moet zijn. In het vernieuwde belevingscentrum – dat begin 2025 een complete makeover kreeg – ontdek je niet alleen wat er verandert, maar vooral hoe dat straks voelt.
Praktische informatie
Amstelveen InZicht, Stadsplein 103, 1181 ZM Amstelveen amstelveeninzicht.nl

Materialen die normaal onder de grond verdwijnen, liggen hier op tafel. Zo kun je letterlijk voelen waar je straks overheen rijdt, fietst of loopt. En niks saaie tekstpanelen: alle informatie staat gedrukt op echte verkeersborden.

Stap op de fiets en trap over de vernieuwde fietsbrug. Op het scherm voor je zie je hoe het Stadshart er straks uitziet. Alsof je er al bent.

Tussen de nieuwe technieken hangen oude beelden van de stad. Zo zie je het ‘toen’, ‘nu’ en ‘straks’ in één oogopslag.

Dure apparatuur is niet altijd nodig: je scant de QR-code, schuift je telefoon in de kartonnen VR-bril en kijkt 360 graden om je heen en ziet de overkapping bij het Oude Dorp.

Een nieuwe functie voor de iconische gele praatpaal die tot 2017 langs de Nederlandse snelwegen stond. In plaats van het doorgeven van een pechmelding klinkt nu het geluid van buiten. Een stem vertelt wat er op de bouwplaats gebeurt en waarom.
Drie geleerde lessen van Amstelveen InZicht
1
Haal buiten naar binnen
Gebruik de volledige ruimte. Laat het project terugkomen op de vloer, het plafond en alles daartussen. Zo lopen bezoekers niet langs het project, maar er doorheen. Je zet ze midden in het gebied waar het gebeurt. Een belevingscentrum werkt pas echt als het dichtbij voelt.
2
Laat niet alleen het eindplaatje zien
Een project is meer dan alleen het uiteindelijke resultaat. Laat bezoekers dat ook zo ervaren. Door verschillende ruimtes voor de oude, huidige en toekomstige situatie te creëren, loop je letterlijk door de fasen heen. Hierdoor groeit het begrip stap voor stap mee.
3
Neem bezoekers mee op pad
Niet alles hoeft binnen de vier muren van het bezoekerscentrum te gebeuren. Kies de locatie slim – vlak bij de werkzaamheden –en maak hier gebruik van. Organiseer bijvoorbeeld net als Amstelveen InZicht een wandel- of fietstour langs de bouwplaats. Zo zie je samen hoe het ervoor staat, gewoon in het echt.
In Brussel kunnen we van onderuit een nieuwe stad opbouwen”

KRISTIAAN BORRET
ARCHITECT EN UITTREDEND BOUWMEESTER VAN
HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. VROEGER WAS HIJ OOK AL STADSBOUWMEESTER VAN ANTWERPEN.
EEN BOUWMEESTER GEEFT ADVIES EN BEWAAKT DE SAMENHANG TUSSEN RUIMTELIJKE PROJECTEN IN EEN STAD.
Brussel is een stad met veel beton, hoge kantoorgebouwen en nauwelijks groen. Of dat beweren mensen die er al even niet geweest zijn tenminste. De laatste jaren heeft de stad een metamorfose doorgemaakt. Meer open ruimte, meer plaats voor fietsers en hergebruik van materialen. Je herkent de hand van de Brusselse bouwmeester Kristiaan Borret.
Als bouwmeester heb je geen echte macht. Je moet eigenlijk altijd mensen overtuigen.” Macht heeft Kristiaan Borret misschien niet, visie des te meer. Tien jaar lang speelde hij als Brussels bouwmeester zijn rol in de ontwikkeling van de Belgische hoofdstad. Nu loopt zijn tweede en laatste mandaat af.
In die periode begeleidde en adviseerde hij met een team van vijftien gemotiveerde medewerkers een lange reeks ruimtelijke projecten, van grote mobiliteitsknopen tot bruisende buurtpleintjes. Waar het kon, liet hij in een ontwerpwedstrijd de Brusselaars mee beslissen over hun stad. Hij duwde projecten in de juiste richting en bemiddelde met flair tussen uiteenlopende belangen. Altijd op zoek naar ruimtelijke kwaliteit.
Hoe heb je jouw rol als bouwmeester ingevuld?
“Mijn eerste stap was kennismaken met de professionals. Door hen te leren kennen, kon ik een visie ontwikkelen en bondgenootschappen creëren. Ik voelde dat je een netwerk van ‘stadsgezinden’ moest bouwen; mensen waar je op kon rekenen. Overheden, ontwikkelaars en architecten: allemaal partners die mee wilden bouwen aan een nieuw discours voor Brussel.”
Je spreekt vaak over een discours. Wat houdt dat eigenlijk in?
“Je bekijkt altijd eerst de omgeving waar je in werkt. Op basis daarvan moet je een discours, een verhaal, uitwerken. Brussel is op dat vlak een dankbare omgeving. Het is een beschadigde stad. In de tweede helft van de 20ste eeuw hebben politici en projectontwikkelaars het modernisme omarmd en een groot deel van de 19de-eeuwse stad afgebroken ten voordele van vaak banale nieuwbouw en brutale verkeersinfrastructuur met veel ruimte voor de wagen. Die clash van schalen en stijlen bepaalt vandaag de Brusselse identiteit en geeft ons heel wat
architecturale vrijheid. Er is geen strak keurslijf zoals in een harmonieuze stad als Wenen.
In Brussel kunnen we van onderuit een nieuwe stad opbouwen. Passage à l’acte heet dat in het Frans. Het ondernemen van actie.”
“In die zin biedt Brussel ook veel mogelijkheden. Zowel door het verleden als door de ruimte om de passage à l’acte in de praktijk te brengen. Tot enkele jaren geleden werd een uitgeleefd kantoorgebouw nog volledig afgebroken en verrees er een gloednieuwe vervanger. Vandaag zijn we daarin een omslag aan het maken. Het kantoorgebouw wordt circulair gestript en de betonnen structuur vormt de basis voor een nieuwe bestemming. Met daarbij een doordachte visie op de levendige stad, waarbij wonen en werken gecombineerd worden in één gebouw. En waarbij rekening wordt gehouden met klimaatuitdagingen. Het vraagt creatieve oplossingen van architecten.”
Werkt een bouwmeester vooral achter de schermen?
(geamuseerd) “Niet alleen dat. Een bouwmeester moet achter de schermen verbindingen leggen. Voor de schermen, bijvoorbeeld in de pers, moet hij op het juiste moment een duidelijke mening poneren. De combinatie van beide rollen ligt me het best. Ik combineer formele en informele instrumenten om de stad een duw in de juiste richting te geven.”
Speelt de verbinding met de omgeving in jouw werk dan geen rol?
“Zeker wel. We begeleiden ongeveer alle wedstrijden van publieke opdrachtgevers voor de stedelijke ontwikkeling. Als het om publieke ruimte gaat, zit er tegenwoordig altijd een burgerpanel in de jury. Zo kunnen mensen in alle transparantie meeluisteren naar de uitleg van de ontwerpers die aan de competitie deelnemen.”
Hoe werkt zo’n burgerpanel? Zeker in een multiculturele metropool als Brussel lijkt het niet vanzelfsprekend om iedere stem te vatten in een panel.
“De samenstelling van het burgerpanel wordt uiteindelijk bepaald door de opdrachtgever. Maar het klopt dat het belangrijk is om stemmen te vatten die representatief zijn voor de buurt. De winkelier in het panel moet niet alleen spreken voor zijn eigen winkel, maar voor de hele middenstand.”
“Een goed project was de vernieuwing van de Emile Bockstaellaan. Bij de vernieuwing van die straat is door de jury niet gekozen voor het veilige ontwerp. Het werd een radicaal ontwerp, met aan de ene zijde van de straat ruimte voor groen en fietsers, en aan de andere zijde ruimte voor parkeren. Het burgerpanel was zelf voorstander van het ontwerp.
De winkeliers uit het panel keken verder dan hun eigen situatie. Niemand redeneerde vanuit ‘zolang er maar parkeerplaats voor mijn winkel is’. Door een goed proces te doorlopen ontstond er een gedragen project.”
Wat kan een burgerpanel betekenen in het verdere verloop van een ruimtelijk traject?
“Deelnemers aan een burgerpanel krijgen maar één stem. Ze moeten dus onderling overleggen en compromissen sluiten. Ze mogen niet alleen uit eigenbelang spreken. Daarom begrijpen ze dat een beslissing in dergelijke complexe projecten niet eenvoudig is. Ze worden een soort ambassadeurs voor het project, wat helpt om draagvlak te creëren. In het verdere traject spelen die ambassadeurs dus zeker een zinvolle rol.”
Hoe kijk je naar de rol van actiegroepen?
“Brussel heeft een sterke traditie van goedgeorganiseerde burgerbewegingen. Ik heb er regelmatig contact mee. Dat we soms tegenover elkaar staan, betekent niet dat we niet met elkaar zouden kunnen spreken. Vaak redeneren ze nogal defensief, vanuit het beschadigde verleden van Brussel. Wat ik interessant vind, is de opkomst

“In het Engels zegt men choose your battles , voor mij is het eerder: choose your ambitions .”
van constructieve actiegroepen. Die zijn er zeker ook. Dat soort groepen pleit voor iets dat niet alleen voor hen beter is, maar voor heel Brussel. Voor gezonde lucht of voor publieke zwembaden. Ik vind dat veel wervender dan ‘geen tram in mijn straat’.”
Heeft het vaak ook niet met miscommunicatie tussen het projectteam en de omgeving te maken?
“Dat speelt zeker mee. Daarom juich ik het toe dat men in Brussel nu ook overweegt te werken met buurtregisseurs en omgevingsmanagers. Om de input van de omgeving op te vangen en mee te nemen naar de beslissers. Dat helpt om draagvlak uit te bouwen en vooral te behouden. Ik moet eerlijk zijn, in Brussel hebben we op dat vlak nog een weg af te leggen.”
“Wat ook meespeelt: het openbaar onderzoek bij vergunningen is gericht op bezwaren. We nodigen bij wijze van spreken iedereen uit om aan te geven waarom een project niet gerealiseerd mag worden. Maar we horen nooit de stemmen uit de omgeving die er wél achter staan. Maar het blijft nodig om de juiste verwachtingen te scheppen. Je kunt nooit iedereen blij maken met een ontwerp.”
De opdrachtgever stelt allerlei eisen, de omgeving heeft ook nog veel ideeën. Botst een ontwerp dan niet op zijn eigen limieten?
“Daar zit zeker een spanningsveld. Daarom geven we aan opdrachtgevers ook mee dat ze keuzes moeten maken. Focus op één of enkele ruimtelijke ambities die belangrijk zijn voor het project en werk die helemaal uit. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om ontwerpers te vragen overal een beetje op in te zetten. Kies resoluut voor een bepaald aspect. Als je daar duidelijk over bent, stimuleert dat om een uitgesproken ontwerp te maken. In het Engels zegt men choose your battles, voor mij is het eerder: choose your ambitions.”
Een project realiseren vraagt tijd. Soms tientallen jaren. Gebeurt het niet dat in die tijd de realiteit helemaal verandert?
“Dat is altijd een uitdaging. In tien jaar tijd komen en gaan er veel mensen in een buurt. Het is niet omdat een burgerpanel zich tien jaar geleden positief uitsprak over een project, de buurt er vandaag nog altijd achter staat. Daarom ben ik een grote voorstander van een tijdelijke invulling bij projecten. Zorg ervoor dat gebouwen niet leegstaan in afwachting van een bouwproject, maar doe er iets mee. Zo betrek je de buurt en zorg je ervoor dat mensen een blik krijgen op de mogelijkheden die er zijn. Maar het moet wel zinvol zijn. Het is nu wel genoeg geweest met die pop-upbars. Die kunnen leuk zijn, maar het werkt niet als in het uiteindelijke project de ruimte een heel andere invulling krijgt. Als overheid kun je een tijdelijke invulling dan beter zien als een testfase, waarna je sommige van die functies nadien meeneemt.”
“Ontwerpers moeten ook anticiperen. Gelukkig zijn gebouwen die vandaag ontworpen worden meer flexibel en gemengd. Dat betekent dat hun functie kan veranderen naargelang de vraag vanuit de omgeving verandert. Een stad is voortdurend in beweging. Een voorbeeld: tot voor kort werden loodgieters en herstelateliers, zogenaamde ondersteunende functies, naar de rand van de stad geduwd. Tegenwoordig willen we dat soort functies in de stad behouden, en ook met wonen combineren. Gebouwen krijgen op de begane grond een ondersteunende functie, en op hogere verdiepingen woongelegenheid.”
Hoe zie jij de toekomst?
“Ik ben een optimist. Mijn motto is: omarm de complexiteit. De wereld is complex en de problemen die op ons afkomen ook. Ze zijn verweven in allerlei disciplines, dus alleen kun je niks oplossen. Maar gebruik die complexiteit, daag jezelf uit en zoek zo naar oplossingen. Ontwerpers hebben op dat vlak een enorm voordeel. We kunnen met onze creativiteit tot onverwachte oplossingen komen.”
Een uitsmijter: welke les wil je onze lezers meegeven?
“Laat mensen zien wat de toekomst brengt. Kun je met een tijdelijke invulling een beeld geven van het uitgewerkte project? Doe dat. Het is een uitgelezen kans om de verbetering te laten zien tegenover de huidige situatie en zo draagvlak te krijgen voor de werkzaamheden die volgen.”


Meer lezen?






Soft Power gesteld door Jan Denoo en Hedwig van der Linden, 2024, Buchhandlung Walther König, 300 blz. bma.brussels/nl/
Vierpaardjes Venlo
Van
Januari 2023: Venlo, Limburg. De gemeente en spoorwegbeheerder ProRail staan voor een ingrijpend project: de herinrichting van spoorwegovergang Vierpaardjes. Het rommelt in de wijk eromheen. Een reeks pittige onteigeningen die nodig waren voor de herinrichting ligt vers in het geheugen, emoties liepen hoog op bij de talrijke gesprekken tussen de gemeente en bewoners. En dan moeten de werkzaamheden nog beginnen.
We spoelen door naar het voorjaar van 2025. De werkzaamheden aan de spoorwegovergang liggen op schema. Twee grote afsluitingen van de spoorwegovergang zijn al afgelopen. De grootste hinder is achter de rug, de basis voor de nieuwe onderdoorgang onder het spoor is klaar. En nog belangrijker: bewoners denken actief mee, het vertrouwen in het project is hersteld, de sfeer is opvallend positief. Hoe hebben ze dat geflikt?
Tandem fietst het snelst
Het geheim: een tandem. Omgevingsmanagement en communicatie trekken vanaf het begin samen op. Niet elk met een eigen tweewieler, maar als volwaardige partners samen aan het stuur. Met tweewekelijks overleg en gezamenlijke doorkijksessies houden ze de vinger aan de pols van het hele project. Irmy Bran, omgevingsmanager van de gemeente, legt uit: “Als je omgevingsgericht wilt werken, heb je zowel OM als COM nodig. De gemeente heeft vanaf het begin communicatie en omgevingsmanagement erkend als volwaardige vakgebieden en hen de ruimte gegeven om hun werk planmatig uit te voeren.”
Welkom buurtteam
Dat betekende ook: het lef hebben om overlegstructuren los te laten die niet goed werken. Zo nam het projectteam halverwege afscheid van de klankbordgroep. In plaats daarvan kwam het buurtteam: een diverse groep van zo’n vijftien betrokken bewoners uit de wijk. Het buurtteam is geen klankbord, maar veel meer dan dat. Het is een echt team van bewoners, dat meeleest met communicatie, meedenkt over het project en samenwerkt met de omgevingsmanager aan oplossingen om overlast te beperken. Het buurtteam schreef mee aan bewonersbrieven, dacht mee over de opzet
van een buurtbijeenkomst en gaat elke twee maanden in gesprek met het projectteam. Als blijk van waardering organiseerde het projectteam tijdens de piek van de werkzaamheden een gezamenlijk ontbijt voor het buurtteam.
Leuk komt laatst
Een mooi hoogtepunt tijdens de werkzaamheden was de kijkerstribune. Tijdens een spectaculaire fase van de werkzaamheden werden buurtbewoners uitgenodigd om letterlijk een kijkje over de schutting te nemen. De tribune zat bomvol. De belangstelling was zo groot dat er een doorschuifsysteem nodig was. De sfeer was goed, de reacties positief. Omdat de basis klopte. Het communicatieteam zweert bij het ‘uienschilmodel’ als
strategisch uitgangspunt: eerst de kern, dan de lagen daaromheen. De basis is juist, tijdig, begrijpelijk en volledig communiceren. Pas als die stevig staat, is er ruimte voor de buitenste schil: de leuke acties. Als je bewonersbrief vol fouten staat, valt zelfs de leukste actie in slechte aarde. Maar investeer je in foutloze communicatie op maat, dan mag er af en toe een kers op de taart. “Door te investeren in duidelijke en betrouwbare communicatie bouw je aan je vertrouwenskrediet in de omgeving”, zegt Irmy Bran. “En dat krediet heb je nodig als het een keer tegenzit. Dan kun je niet anders dan terugvallen op het vertrouwen dat je eerder hebt opgebouwd.” Het begon met klamme handjes, maar de wijk en het projectteam schudden elkaar nu stevig de hand.

Is daar geen app
Participatie, omgevingsmanagement, redactie of persscreenings.
Voor elk project zijn er apps die het geschikte gewenste functieprofiel aanleveren.
1
Participatiepartner
Eens iets anders proberen dan een standaard vragenlijst, brainstorm of themasessie? QandR biedt een speelse en visuele manier om in gesprek te gaan. Dankzij de verschillende vraagopties – van moodboards tot prikkelende dilemma’s –is de tool multi-inzetbaar. De interactieve opzet is aantrekkelijk, maar brengt ook beperkingen met zich mee. Zo is QandR niet geschikt voor het uitzetten van een vragenlijst en vereist het een actieve groep. Daarnaast is het een betaalde tool, al kun je met een gratis 30-dagen demo beoordelen of het past bij jouw werkwijze.

qandr.eu
2
De AItaalprofessor
Levendige, duidelijke en creatieve teksten schrijven die ook nog genderneutraal zijn. Textmetrics helpt je op weg. Deze betaalde AI-tool is zelfs voor ervaren communicatieprofessionals een handig hulpmiddel. Na een korte introductievideo kun je direct aan de slag. Upload je tekst en krijg feedback op leesniveau, SEO en of je tekst goed aansluit bij je doelgroep. Let op: de AI-technologie past soms woorden aan voor genderneutraliteit zonder rekening te houden met de context, waardoor synoniemen niet altijd goed bij de toon of betekenis passen. Het digitale paar extra ogen helpt, maar menselijke controle blijft dus nodig.

textmetrics.com
3
Stakeholderstrateeg
Structuur aanbrengen én houden in omgevingsprojecten, het kan soms best lastig zijn. Dialog helpt je op weg. Met deze betaalde tool bundel je stakeholders, issues en acties in een interactieve kaart en voeg je sentimenten toe. De tool genereert automatisch een matrix en biedt via het dashboard direct inzicht in de analyse. Hoewel Dialog handig is voor complexe projecten, blijft succes afhankelijk van de invoer en interpretatie. Wil je het proberen? Er is een 30-dagen proefdemo en basistraining beschikbaar.

4
De werfreporter
De in Nederland inmiddels bekende BouwApp heeft een Vlaams broertje gekregen: de WerfApp Bij de Oosterweelverbinding in Antwerpen wordt hij al toegepast. Met deze gratis app informeer je eenvoudig de omgeving over bouwen infrastructuurprojecten. Gebruikers kunnen projecten in hun buurt zoeken, relevante informatie ontvangen, zich aanmelden voor updates en contact opnemen met de projectontwikkelaar. Daarnaast biedt de app functies zoals het delen van foto's en video's, en het versturen van pushmeldingen om omwonenden tijdig te informeren over ontwikkelingen. Hoewel de app een laagdrempelige manier biedt om te communiceren, blijft succes afhankelijk van hoe actief projectteams de informatie bijwerken. Zonder regelmatige updates kan de betrokkenheid van omwonenden snel afnemen.

5
Mediamonitor
Niemand heeft zin om elke dag alle kranten, nieuwssites en social media te doorploegen. Gelukkig zijn er marketingtools om dat werk voor je te doen. De betaalde tool Coosto biedt hiervoor vier functies: Report meet contentprestaties, Publish helpt bij vooruitplannen en plaatsen van socialemediaberichten, Engage faciliteert interactie en Listen analyseert mediadekking. Vooral Publish is nuttig voor organisaties met een actieve socialmedia-aanpak, terwijl Listen waardevol is voor research aan het begin van een project en bij gevoelige dossiers. Let op: hoewel Coosto nieuwsbronnen scant, heb je voor volledige artikelen vaak nog eigen abonnementen nodig.

Waarom de stoptrein een sprinter werd

JENS VAN DER WEELE
TAALSTRATEEG EN OPRICHTER VAN TRANSITIETAAL.
DEELT KENNIS OVER DE PSYCHOLOGIE VAN TAAL VOOR
DUURZAME VERANDERING IN WORKSHOPS, LEZINGEN EN OP LINKEDIN. WERKT VOOR EEN MIX VAN OVERHEDEN, BEDRIJVEN EN NON-PROFITORGANISATIES, ZOALS HET MINISTERIE
VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VATTENFALL EN WAKKER DIER.
‘Beste reizigers, welkom in de sprinter naar station Eindhoven Strijp-S.’ Een zin die vertrouwd klinkt voor treinreizigers. Maar vroeger heette diezelfde trein nog gewoon een stoptrein. Taalstrateeg Jens van der Weele legt uit waarom dat zo’n slimme keuze was van de Nederlandse Spoorwegen (NS).
Zeg eens eerlijk, stap jij het liefst in een sprinter of in een stoptrein?
De ene trekt een sprintje naar je bestemming, de andere staat om de haverklap stil. Een sprinter klinkt snel en efficiënt, een stoptrein allesbehalve. Dat de reistijd niet korter is geworden sinds de naamsverandering, vergeten we gemakshalve even.
Taal doet duidelijk iets met ons. Woorden horen tot de krachtigste instrumenten uit onze communicatiekoffer om gedrag duurzaam te veranderen. Hoe zet je ze daar strategisch voor in? Wij vroegen het Jens van der Weele. Als taalstrateeg ziet hij het als zijn missie om veranderingen aansprekend en vanzelfsprekend te maken met de kracht van taal.
Welke rol speelt taal in gedragsverandering?
“95% van onze dagelijkse keuzes maken we onbewust. Dat doen we met het zogenaamde ‘systeem 1-denken’. Voelt iets goed? Dan gaan we erin mee. Daarna pas komt het rationele denken, het ‘systeem 2-denken’. Daarmee gaan we redenen bedenken waarom iets goed voelt. Met taal kun je zowel systeem 1 als 2 aanspreken. Maar als we een verandering voor elkaar willen krijgen, zijn we geneigd wetenschappelijk onderbouwde argumenten en harde data te gebruiken. We richten ons op systeem 2, oftewel het systeem waarmee we slechts 5% van de keuzes maken. Het is de kunst om niet alleen dat te doen. We moeten de taal spreken van het systeem waarmee we 95% van onze keuzes maken. Dat is taal die mensen een goed gevoel geeft. Die inspeelt op emoties, een verhaal vertelt en de gevraagde verandering menselijk maakt.
Taal die het hart raakt.”
Hoe doen we dat? Spreken met een taal die het hart raakt?
“Dan moeten we een goed verhaal hebben. Ik gebruik graag het ezelsbruggetje dat je het verhaal moet verhanderen. Een hand met vijf vingers is de basis voor een goed verhaal. Met een verhanderd verhaal maken we de transitie gemakkelijk en sluiten we aan op de doelgroep. Schrijf zo’n verhaal in je organisatie samen met het hele team. Zo heb je een gedeeld beeld van het verhaal en kan iedereen op elk moment overtuigend vertellen waarom een bepaalde gedragsverandering nodig is.”
Leg eens uit, hoe werkt dat, een verhaal verhanderen?
“Je start met het opsteken van de duim: maak verbinding met de doelgroep door de waarden die jullie delen. Waar gaat het echt om? Ik geef graag het voorbeeld waarin een bedrijf plantaardig eten in de bedrijfskantine wil stimuleren. Je start met aangeven dat de meeste medewerkers gezondheid belangrijk vinden en dat té veel vlees eten niet goed voor je is. Zo begin je met een ‘O ja’ in plaats van een ‘Ho ho, dit is niet mijn probleem’.”
“Daarna komt de wijsvinger: wijs naar de bestemming. Als de hele transitie gelukt is, hoe ziet de wereld er dan uit?
Roep een beeld op dat de doelgroep aanspreekt en laat ze een beetje dagdromen. Maak dat beeld zo concreet en visueel mogelijk. Zeg ‘als het gelukt is, leven we in een fijne, groene en gezonde omgeving’ in plaats van ‘we brengen de netto CO2-uitstoot terug naar 0%’. Een groene omgeving voel je, de CO2-uitstoot niet.”
En dan komt de middelvinger. Dat klinkt niet zo goed?
“Inderdaad, ‘fuck, we hebben een probleem’. We eten te veel vlees en dat is niet goed voor onze gezondheid én die van de planeet.
We zitten midden in een transitie, want niks doen is geen optie. Vaak start een verhaal met deze bedreiging. Of we vertellen alleen het doemscenario. Maar dat raad ik af. Je mag best even op de zere plek drukken. Maar het is de kunst om het te doseren. De bedreiging is het snufje zout in een maaltijd. Het zet het gerecht op scherp.”
“Vervolgens geef je met de ringvinger aan ‘we doen het samen’. Bij veel transities doen we een beroep op het individu. Denk aan de beroemde uitspraak ‘een betere wereld begint bij jezelf’. Maar dan vergeten we dat mensen groepsdieren zijn. Mensen maken veel keuzes onbewust op basis van wat anderen in hun omgeving doen. Sociale voorbeelden zijn veel krachtiger dan feiten om gedrag te veranderen. Maak daar gebruik van. Vertel bijvoorbeeld dat steeds meer collega’s tijdens de lunch kiezen voor een plantaardig broodje.”
Dat klinkt allemaal redelijk eenvoudig, terwijl we weten hoe moeilijk gedragsverandering is. Hoe krijg je mensen uiteindelijk in beweging?
“Klopt, een sterk verhaal sluit je af met handelingsperspectief. Wat zijn de stappen die we gaan zetten om de verandering te maken? De pink herinnert ons eraan dat we het handelingsperspectief klein moeten maken. We overladen mensen vaak met heel veel informatie. Neem bijvoorbeeld de energietransitie: isoleer je huis, neem zonnepanelen, bespaar energie, kies voor een elektrische auto en check zeker welke subsidies er zijn. Het gevolg? Mensen zien zoveel keuzes dat ze geen keuze meer maken. Ook wel choice paralysis genoemd. Breng het handelingsperspectief daarom terug naar één klein verzoek. Sluit je verhaal af met een concrete, simpele call to action Leg de plantaardige broodjes helemaal vooraan in de kantine of maak het de standaardoptie. Alles om de gewenste keuze gemakkelijker te maken.”
We willen verandering dus graag makkelijk maken. En toch hebben transities en problemen vaak moeilijke namen. Neem bijvoorbeeld ‘netcongestie’.
(lacht) “Ja, daar noem je er eentje. Als ik ‘netcongestie’ lees, denk ik ‘dat is moeilijk om te begrijpen, laat het de specialisten maar oplossen’. Veel beter vind ik ‘stroomspits’ of ‘stroomfile’. Je laat daarmee zien dat het probleem er niet altijd is, maar op bepaalde tijden. Je maakt het begrip veel beeldender en leent allerlei associaties die mensen al kennen en vertrouwd voelen. Daar heb je ’m weer, je moet inspelen op het gevoel. Daarnaast heeft een woord als stroomfile veel plakkracht. Het blijft lekker hangen en wordt makkelijk doorverteld.”
Oef, het beestje niet bij de naam noemen. Dat vinden bestuurders en vakspecialisten nog wel eens spannend.
“Als je met specialisten onder elkaar bent, mag je het best hebben over netcongestie. Maar maak onderscheid tussen vaktaal en klare taal. Daar zie ik een hele belangrijke rol voor omgevingscommunicatie. We hebben vertalers nodig die van vaktaal klare taal maken. Vaak doe je dat door een metafoor te gebruiken. Het mooiste is als je één term vindt die veel mensen begrijpen. Maar vaak is het lastig om één metafoor te vinden die de lading dekt. Geef daarom ook nog wat uitleg bij de metafoor die je gebruikt. Die uitleg maakt het voor bestuurders vaak ook nog eens minder eng om van hun vertrouwde parapluterm af te stappen. En als je nou toch met z’n allen bezig bent met het verhanderen van het verhaal, kijk dan ook eens naar de taal die je gebruikt en kijk of je er klare taal van kunt maken.”
Je zegt dat metaforen plakkracht hebben. Hoe werkt dat?
“Met een metafoor maak je gebruik van framing. Je kiest bewust om iets juist wel of niet te laten zien. Je stuurt subtiel de blik van mensen naar één deel van de waarheid. Zeg je bijvoorbeeld stoptrein of sprinter? Laat je zien dat de trein op ieder station stopt, of dat hij sprintjes trekt tussen ieder station?”
“Mijn advies is om frames te kiezen die laten zien wat er te winnen valt bij het maken van de verandering en wat we verliezen als we niks doen. We doen dat vaak verkeerd.
“Sociale voorbeelden zijn veel krachtiger dan feiten om gedrag te veranderen.”

We zeggen dat we minder moeten vliegen, minder vlees moeten eten, minder met de auto naar het werk moeten gaan. Mensen horen dan ‘we raken alles kwijt en mogen niks meer’.
Dat voelt niet lekker.”
Taalframes zijn ook bekend bij tegenstanders van de verandering. Of ze worden gebruikt om hinder en impact weg te masseren. Schuilt er niet ook een gevaar in?
“In transities bouwen we iets nieuws op en breken we het oude af. Iets afbreken gaat altijd gepaard met verlies. Dat doen organisaties liever niet. Zij gaan alle middelen inzetten om hun waarheid dominant te laten blijven. Je voert dus eigenlijk een strijd van wereldbeelden, een strijd van woorden. De status quo heeft altijd een streepje voor, want dat is waar mensen aan gewend zijn. Het voelt vertrouwd.”
“Om transities voor elkaar te krijgen moet je dus een sterk verhaal hebben, maar je moet ook alert zijn voor de verhalen en frames die rondgaan in de samenleving. Het risico is dat tegenstanders alle aandacht krijgen en het debat kapen. Daarmee verdrukken ze de echte reden waarom een transitie nodig is. Maar in elk debat heb je een stille meerderheid. Zij horen die negatieve verhalen natuurlijk ook. Aan ons om het positieve gevoel bij het stille midden te brengen.”
Welk advies heb je voor ons als professionals in omgevingsprojecten?
“Nu gooi ik misschien de knuppel in het hoenderhok. Maar ga niet mee in de taal van mensen die weerstand bieden. Laat vooral zien wat de voordelen van de veranderingen zijn. Voor voorstanders is het moeilijk om zich uit te spreken en de stille meerderheid laat zich niet horen. Steun de voorstanders en geef ze een goed verhanderd verhaal met plakkracht. Wees eerlijk over de obstakels die er onderweg zullen zijn, maar laat zien: je staat er niet alleen voor, we doen dit samen.”
Noord-Zuid Limburg
Van de rechtbank naar de tekentafel
Vijftig jaar discussie, frustratie en blokkades. De Limburgse Noord-Zuidverbinding werd het schoolvoorbeeld van een project dat muurvast zat. Er leek een mirakel nodig om ooit een schop in de grond te krijgen.
Marijn Struyf, woordvoerder en communicatiemanager van De Werkvennootschap, legt uit hoe er dankzij participatie toch schot in de zaak kwam.
De Noord-Zuidverbinding verbindt Hasselt met Eindhoven. Maar in Houthalen-Helchteren ontbreekt een essentiële schakel: al het verkeer rijdt daar dwars door de dorpscentra van de gemeente. Dat voelt niet alleen de gemeente, maar ook de hele regio. De afgelopen vijftig jaar passeerden alle mogelijke oplossingen de revue, maar het eindigde altijd met uitzichtloze discussies in de rechtbank. Elke keer liep het dossier vast in een gebrek aan een breed draagvlak.
In 2018 kwamen De Werkvennootschap en het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid aan het roer en veranderde de aanpak radicaal: geen plannen die van bovenaf werden doorgeduwd, maar een wit blad en participatie als uitgangspunt. “Als er iets is dat de jarenlange stilstand ons geleerd heeft, dan is het wel dat we zonder dialoog nooit verder zullen geraken”, aldus Marijn. “En dus brachten we iedereen vanaf dag één samen aan tafel.”
Een aanpak die loonde. Neem bijvoorbeeld de zorgen over de natuurimpact. Vijftig jaar lang werd de milieubeweging gezien als dwarsligger die de economische vooruitgang in Limburg tegenhield. Marijn: “Door open en constructief samen te werken zijn we tot een oplossing gekomen waar iedereen zich in kan vinden, die minder natuur aantast én de doorstroming en verkeersveiligheid verbetert.” In 2022 volgde de historische doorbraak: het verkeer rijdt in de toekomst onder het centrum van Houthalen-Helchteren door, in twee tunnels van 1,5 en 2 km lang. Er komen ecologische verbindingen en boven op de tunnels ontstaat een autoluwe groene boulevard met plaats voor fietsers en voetgangers.
Cocreatieweken
Op strategische momenten tijdens de onderzoeksfase organiseerde De Werkvennootschap cocreatieweken.

“Het projectteam en de studiebureaus kampeerden dan een week lang in Houthalen-Helchteren”, vertelt Marijn. “We participeerden vier dagen van ’s morgens tot ’s avonds met belanghebbenden, organisaties en bewonersgroepen. En op dag vijf stelden we de resultaten tijdens een infomarkt voor aan het brede publiek. Dat was intens, maar het gaf ook enorm veel voldoening. Mensen zagen zelf hoe beslissingen tot stand kwamen en waarom bepaalde keuzes gemaakt werden. Fundamenteel voor het vertrouwen.”
Geen blanco cheque
Naarmate het proces vordert en de contouren duidelijker worden, verandert ook de mate van participatie. Marijn: “Er worden knopen doorgehakt en beslissingen genomen, daarop komen we niet meer terug. We beloven geen blanco cheque. Maar we nemen wel alle inbreng serieus.” Nu de fase van de cocreatie achter de rug is, zet De Werkvennootschap in op meer gerichte participatie. “We werken nu in kleinere groepen. Samen met HouthalenHelchteren organiseren we bijvoorbeeld werksessies per buurt, waarin geëngageerde bewoners meedenken over het nieuwe gezicht van hun wijk.” Dit jaar volgt de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering en daarna kan het project uitgevoerd worden.
“Eén kilometer verbeelding” Beleidsambtenaar Freija Bas van de gemeente Houthalen-Helchteren volgt het dossier op de voet. Ze was er ook bij toen de gemeente in 2019 de NoordZuidverbinding over een afstand van één kilometer afsloot voor het verkeer.
Zo’n veertigduizend voertuigen werden omgeleid en duizenden wandelaars en fietsers palmden de weg in. “Ik kreeg kippenvel toen ik ’s ochtends in het midden van die lege weg stond.
Het Festival van de Grote Baan was een eye opener van hoe gezellig de weg hier kan zijn. Een verbinding in plaats van een barrière. Mensen kwamen samen voor een picknick, een krijttekening op het asfalt, of om mee te puzzelen aan hun oplossing voor de Noord-Zuid. Participatie die je kunt voelen, zien en meemaken.” Een kantelpunt voor de geloofwaardigheid van het project.
“Het draait om het samenspel van veel verschillende inzichten. Vroeger leidden die verschillen tot verzet. Nu hebben ze de oplossing sterker gemaakt.”
Meer weten? noordzuidlimburg.be
De week van Floris Ran
Een woordvoerder, die heeft toch alleen contact met journalisten? Niets is minder waar; een woordvoerder staat met beide voeten in het werkveld. Een blik op de boeiende week van Floris Ran, woordvoerder bij de provincie Noord-Brabant.
Maandag
“Op maandag staan er twee vaste momenten op de agenda. Het beleidsoverleg is een boeiend overleg waarin de gedeputeerde haar visie geeft aan de ambtelijke organisatie van de provincie en beleidskeuzes en bestuurlijke accenten bespreekt met de betrokken ambtenaren. En daarnaast het teamoverleg van de acht woordvoerders van Gedeputeerde Staten.

We blikken dan vooruit op de komende weken en stemmen communicatieacties onderling af. Zodat we elkaar niet het gras voor de voeten wegmaaien. Deze informatieuitwisseling is een belangrijk onderdeel van mijn week.”

Dinsdag
“Als woordvoerder vergader ik niet alleen, maar kom ik ook graag tussen de mensen in het werkveld. Daarom ga ik vaak mee met werkbezoeken van de gedeputeerde. Vandaag bezoeken we Powerport Moerdijk: een complexe gebiedsopgave met diverse elektriciteitsprojecten die niet allemaal passen. Dergelijke projecten binnen de energieopgave nemen veel ruimte in beslag en liggen gevoelig bij de buurtbewoners. Door de omgevingsdialoog bij te wonen houd ik vinger aan de pols bij wat er leeft.”
FUNCTIE : WOORDVOERDER GEDEPUTEERDE
STATEN PROVINCIE NOORD-BRABANT, VOOR GEDEPUTEERDE WILMA DIRKEN (RUIMTE, WONEN, STIKSTOF EN VEILIGHEID)
WOONT IN: DEN DUNGEN
LEEFTIJD : 52 JAAR
HOBBY : BASKETBAL EN POLITIEK (STEUNFRACTIELID IN DE GEMEENTERAAD VAN SINT-MICHIELSGESTEL)
“Terug op kantoor werk ik mijn mailbox bij. Dagelijks passeren er heel wat vragen en verzoeken waar ik me als woordvoerder over mag buigen. Natuurlijk neem ik ook tijd om bij de koffieautomaat wat bij te praten met collegaambtenaren. Zo blijf ik op de hoogte van wat er speelt binnen de organisatie.”

Woensdag
“Een persevent is een ideale manier om breed te communiceren. Voor de gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat ten westen van ’s-Hertogenbosch is dit een speciaal moment.

Na een jarenlang juridisch proces kan de ontwikkeling eindelijk opstarten. Op een dijk midden in het gebied informeren we de pers.”
“Na het persmoment rijd ik door naar een plaatsje net buiten Breda voor een werkbezoek aan een innovatieve veehouderij. De provincie legt veehouderijen scherpe regels op om de stikstofuitstoot te verminderen. Daarom is het van belang om vanuit het werkveld kennis te maken met de knelpunten die een pioniersbedrijf ervaart en deze in kaart te brengen. Zo'n werkbezoek
is voor mij dus meer dan een fotomoment om de gedeputeerde mooi in beeld te brengen.”
Donderdag
“’s Ochtends werk ik een persbericht uit en verstuur dit naar enkele journalisten. Daarna bezoek ik een informatiebijeenkomst van Defensie over het project ‘Ruimte voor Defensie’. Defensie heeft meer ruimte nodig om oefenterreinen uit te breiden. Vanuit de provincie koppelen we dit aan de aanwezigheid van hightech en Brainport Eindhoven en de mogelijkheden die er zijn om onze innovatieve clusters in te zetten. Op zo’n informatiebijeenkomst leer ik wat er leeft in de buurt en houd ik mijn contacten met Defensie warm.”

“’s Avonds neem ik deel aan een informatieavond in mijn gemeente vanuit mijn functie als steunfractielid voor een lokale afdeling. Een uit de hand gelopen hobby waar ik heel wat tijd aan besteed, om in gesprek te gaan met andere inwoners en om mijn gemeente beter te maken.”
Vrijdag

“Op vrijdag komen de leden van Provinciale Staten samen. Een ideaal moment voor mij om gevoeligheden te signaleren en contacten te leggen met de journalisten. Zo kan ik hen tijdens een kopje koffie informeren en van tekst en uitleg voorzien. Na afloop van de vergadering geef ik feedback aan mijn bestuurder. ’s Avonds maak ik mijn hoofd graag leeg met een basketbaltraining. Om stoom af te blazen en rustig het weekend in te gaan.”
Bewonersbrief in de mix
Plof. Er valt een brief van de gemeente op de deurmat. Veel tekst, moeilijke woorden. Gaat het over werkzaamheden voor de deur? Moet ik zelf iets doen? Geen idee, geen tijd om me erin te verdiepen. Zou het niet veel makkelijker zijn als zo’n brief gewoon een stripverhaal was?
Niet goed kunnen lezen of moeite hebben met het begrijpen van een geschreven boodschap. Het is de dagelijkse realiteit voor 1 op de 5 mensen in Nederland en België (PIAAC-onderzoek 2024). De gevolgen kunnen groot zijn, zeker wanneer er belangrijke informatie per brief gecommuniceerd wordt. Als communicatieadviseurs proberen we lastige boodschappen zo begrijpelijk mogelijk te brengen. Maar hoe eenvoudig ook, geschreven taal begrijpen is soms een brug te ver. Een klassieke bewonersbrief werkt dan niet.
In de prullenbak
Wat als we de informatie uit een brief remixen tot een stripverhaal? Cross Comix en MEE Rotterdam Rijnmond namen de proef op de som. Ze vertaalden een brief van gemeente Rotterdam naar een stripverhaal en testten de begrijpelijkheid bij mensen met een licht verstandelijke beperking. “Er staan wel vaker illustraties in een brief of folder. Wij wilden verder gaan: de informatie uit de brief volledig herwerken tot een stripverhaal. Een strip heeft een heel andere structuur
dan een brief. De verhaallijn moet helderder zijn, de informatiedichtheid is lager en een strip heeft een hoofdpersoon. Dat maakt het persoonlijker”, aldus Christian Jongeneel, initiatiefnemer en directeur bij Cross Comix.
In de brief van de gemeente stond een uitnodiging voor een gesprek over een bijstandsuitkering. Maar liefst vijftig procent van de ontvangers van de brief kwam niet opdagen bij het gesprek. Christian: “Eén van de proefpersonen gaf aan dat ze in een brief altijd zoekt naar een telefoonnummer en belt om te vragen wat erin staat. Maar dat doet niet iedereen. Veel brieven van de gemeente belanden ongeopend in de prullenbak. Als betere communicatie tot een hogere opkomst leidt, is dat zowel voor de gemeente als voor de ontvangers van de brief winst.”
Breng de kern
Voor het onderzoek ontwikkelde tekenaar
Mark van Herpen drie versies van een strip*. Elke versie werd voorgelegd aan een panel van personen met een licht verstandelijke beperking. Op basis van hun feedback maakte de tekenaar een definitieve versie.
*Ter illustratie tonen we onderdelen uit de verschillende versies van de strips. De volledige strips uit het onderzoek waren langer.
Hé, post? Benieuwd van wie.
‘Uitnodiging voor gesprek’
‘Tegenprestatie’ ‘Uitkering’
ik snap dit niet. Wat moet ik nu doen?
In de laaggeletterden: als je een formele brief krijgt, zoek je hulp”, legt Christian uit. “In de strip lieten we alle stappen zien die de hoofdpersoon doorloopt vanaf het moment dat hij de brief krijgt. Maar daardoor werd het een strip op twee pagina’s, met veel stappen en tekst. Die feedback kregen we ook van de proefpersonen, ze vonden het te veel tekst.”
ik heb een idee. ik bel mijn begeleider en vraag om hulp.
hallo, hans. Goed dat je me belde. Fijn dat je me wilt helpen.
Voor dat geld moet je iet terug doen. Dat noem je tegenprestatie. je moet naar de afspraak toe om daarover te praten.
en hier dtaat waar en wanneer. En wat ik moet meenemen.
7 1 2
de brief gaat over je bijstandsuitkering. Dat het geld dat je elke maand krijgt van de gemeente.
Wanneer is het?
Dag Datum Tijdstip Adres
De mogelijke tekeningen. Christian: “Het beeld vertelt het grootste deel van het verhaal. Maar dat bleek toch erg lastig. Niet iedereen snapte de beeldtaal in de strip. Een donker wolkje boven iemands hoofd betekent dat die persoon boos is, maar dat was niet voor iedereen duidelijk. Dat weet je alleen als je vaker strips leest.”
Wat moet je meenemen Legitimatiebewijs (paspoort, ID bewijs of rijbewijs)
Wat je moet doen als je niet kunt komen


Legitimatie-
Stadhuis
Voor beeld en beschrijvende tekstblokken. Christian: “Alle proefpersonen vonden het overzichtelijk om alle informatie op één compacte pagina te krijgen. Twee pagina’s vraagt veel meer concentratie. Alleen misten de proefpersonen in deze versie de tekstballonnen.”
Anna Janssen
Op woensdag 19 mei praat ik om 10 uur in de ochtend met Anna Janssen van de gemeente Rotterdam in het Stadhuis op de Coolsingel.
Afsprakenzuil
Ik zorg dat ik om 10 voor 10 bij de afsprakenzuil in het Stadhuis ben.
Ik heb een bijstandsuitkering en de gemeente wil dat ik daar iets voor terug doe. Dat heet een tegenprestatie. Het gesprek gaat over wat ik als tegenprestatie kan doen. Met de tegenprestatie werk ik aan mijn eigen ontwikkeling.
Ik neem mijn rijbewijs, ID-kaart of paspoort mee. Als ik niet naar deze afspraak ga dan kan de gemeente mijn uitkering tijdelijk verlagen. Op de website https://www.rotterdam. nl/prestatie010 staat informatie over bijstanduitkering en tegenprestatie.
In de definitieve versie (pagina 35 ) kwamen de goede elementen uit iedere versie samen. Het werd een compacte strip op één pagina, met de combinatie van een korte uitleg in een onderschrift en tekstballonnen. “Om alles op één pagina te brengen moest er flink geschrapt worden in de informatie. Een goede oefening dus: een begrijpelijk verhaal bestaat uit weinig informatie. Breng dat wat je wilt communiceren terug tot de kern.”
Beelden blijven hangen

Ik doe al een tegenprestatie? Dat schrijf ik op en neem ik mee naar het gesprek.
Als ik vragen heb over de afspraak kan ik bellen naar (010)4981570. Ik geef dan mijn administratienummer 12345.
Alle proefpersonen waren het eens: een strip is begrijpelijker dan een brief. Maar een strip daadwerkelijk gebruiken in de praktijk heeft nog wel wat voeten in de aarde. Christian: “Om beeldverhalen op grote schaal in te zetten, moeten we met meer zekerheid kunnen zeggen wat werkt en wat niet. Ook over het juridische aspect is meer onderzoek nodig. In een stripverhaal staan namelijk niet alle kleine lettertjes zwart op wit. Wat mij betreft zoeken we naar een balans: de hoofdboodschap in een toegankelijke en begrijpelijke strip, daarna in tekst de kleine juridische lettertjes.”
Volgens Christian heerst nog de perceptie dat strips vooral voor kinderen zijn. “Als we nu een strip in plaats van een brief sturen,
dan voelen mensen zich niet serieus genomen. Terwijl dat helemaal niet het geval is. Beeldende informatie wordt nou eenmaal sneller en gemakkelijker verwerkt dan tekst. Op verkeersborden staan niet voor niets beelden. Mensen moeten simpelweg nog wennen aan andere manieren van informatieoverdracht.”
Als Christian door een glazen bol naar de toekomst kijkt ziet hij ontzettend veel mogelijkheden. “We zijn dit project echt pionierend gestart. We willen onze creativiteit niet alleen voor kunstdoelstellingen inzetten, maar ook voor een breder maatschappelijk doel. Ik hoop dat strips een normaal onderdeel in het arsenaal aan communicatie worden. Bij overheden, maar eigenlijk bij alle instanties. We hebben nog een hele weg te gaan.”
Definitieve versie

Een brief van de gemeente.
Je krijgt bijstand. Daarvoor moet je iets terugdoen.
Je kunt veel dingen terug doen.
zorgen voor anderen
De gemeente wil met je praten. Je ben wel verplicht te komen.
welkom.
Dag:
Datum:
Tijdstip:
Adres:
Naam ambtenaar: De afspraak

een cursus volgen helpen op de sportclub
dat vind ik leuk om te doen
Als je niet kunt komen moet je ook bellen.
Het onderzoek was een initiatief van Cross Comix en MEE Rotterdam Rijnmond. Cross Comix is een platform voor visual storytelling. MEE Rotterdam Rijnmond (onderdeel van De Piergroep) helpt mensen met een beperking om hun leven zoveel mogelijk zelfstandig, evenwichtig en onafhankelijk in te richten. De resultaten van het onderzoek zijn in september 2024 gepresenteerd op het jaarlijkse Cross Comix festival in Rotterdam.
Mag je een afbeelding zomaar gebruiken?
Je maakt een digitale uitnodiging voor een bewonersbijeenkomst, maar mist nog een goede foto. Even snel een plaatje van Google plukken? Dan zou er een alarmbel moeten afgaan. Want wie een claim wil voorkomen, weet wel beter.
DOOR PIETER BAEYENS & DENISE HALL
Beelden die je op Google vindt, zijn vaak niet rechtenvrij. Er kunnen auteursrechten op rusten. Zomaar een foto van Google halen is dus zeker geen goed idee. Je kunt na publicatie ieder moment een claim van de maker in je mail verwachten. Dat betekent in de meeste gevallen een flink bedrag dat je alsnog moet betalen voor het gebruik van de foto – plus een boete of schadevergoeding.
Maar gelukkig zijn er voldoende alternatieven om zo’n claim te voorkomen. Op sites als pexels.com, unsplash.com, shutterstock.com en istock.com vind je rechtenvrije beelden om te gebruiken.
Regel het recht
Voor de bewonersbijeenkomst huur je een fotograaf in om
het evenement vast te leggen. Ligt in dat geval het auteursrecht ook bij de fotograaf als maker?
Nee, niet automatisch. Omdat de foto’s in opdracht worden gemaakt, kun je in een overeenkomst afspreken dat de auteursrechten bij jou als opdrachtgever komen te liggen. Maak op voorhand goede afspraken, zo voorkom je verrassingen achteraf.
Wat zijn auteursrechten?
Auteursrechten zijn de exclusieve rechten die de maker van een beeld heeft, zodra hij of zij het beeld heeft gemaakt. Dat betekent dat alleen de maker het recht heeft om het beeld openbaar te maken of te delen. Zie het als bescherming van de maker. De term copyright komt je vast bekender voor.
Niet schieten zonder toestemming
De bewonersbijeenkomst komt eraan.
De communicatieadviseur roept enthousiast: “Vergeet de sfeerfoto’s niet!” O ja, goed punt. Waar moet je dan rekening mee houden?
In openbare ruimtes is het meestal prima om foto’s te maken. Toch geldt: gezond verstand voorop. Een foto in een winkelstraat?
Geen probleem.
In het zwembad? Liever niet. Die inschatting kun je zelf best goed maken. En bij je bewonersbijeenkomst? Hang bij de ingang een A4’tje op waarop duidelijk staat dat er tijdens het evenement foto’s worden gemaakt.
Wat zijn persoonlijkheidsrechten?
Rechten die wel altijd in bezit blijven van de maker van een beeld zijn persoonlijkheidsrechten. Ook wel morele rechten genoemd. Dat betekent dat de maker recht heeft op naamsvermelding en om zich te verzetten tegen aantasting van diens werk. Denk aan een beeld dat wordt bijgesneden, waar een filter overheen wordt gegooid of dat van kleur naar zwart-wit wordt omgezet.
Zo weten bezoekers waar ze aan toe zijn, en kunnen ze zelf aangeven of ze liever buiten beeld blijven. Alsnog twijfels? Laat mensen vooraf een toestemmingsformulier invullen, ook wel quitclaim genoemd. Kleine kanttekening: die toestemming is geen levenslang contract. Iemand mag zich later altijd bedenken.
AI als redder in nood?
Na afloop van je bijeenkomst blijken je sfeerbeelden niet goed gelukt. Jammer. Je kunt proberen om iets in elkaar te knutselen met de hulp van AI. Auteurs- en portretrechten op AI-gegenereerde beelden zijn momenteel nog een grijs gebied en vallen buiten de wetgeving. Er zit geen copyright op beelden die met AI-tools zijn gemaakt. Maar wat je niet mag vergeten, is dat AI-tools getraind zijn met Google Images. En dat zijn dus de beelden die je niet zomaar mag gebruiken. AI gebruikt het echte beeld als inspiratie voor het nieuwe, te genereren beeld.
Meer weten?
Wat is portretrecht?
Niet alleen de maker heeft rechten; een geportretteerde kan zich namelijk beroepen op het portretrecht. Dat betekent dat je iemand niet zomaar mag portretteren én niet zomaar mag publiceren zonder toestemming. Een portret is meer dan alleen een herkenbaar gezicht. Als uit het beeld af te leiden is om wie het gaat, dan is het óók een portret.
Een afgeleide van het origineel dus, waardoor vermelding van de originele maker niet meer nodig is. Goed om te weten: AI heeft een grote meerwaarde bij het creëren van omgevingsbeelden of onrealistische situaties. Maar bij beelden van mensen loopt het nog wel eens mis. Zo produceert AI geregeld mensen met zes vingers. Dus, blijf altijd kritisch op de output en geef er in de nabewerking een eigen twist aan.
Kijk op auteursrecht.nl en intellectueeleigendom.be/ auteursrecht voor meer uitgebreide informatie over de regelgeving van auteurs-, persoonlijkheidsen portretrecht.
Overheden moeten participatie leren loslaten" “

JURIAN EDELENBOS
HOOGLERAAR GOVERNANCE, STATE & SOCIETY AAN ERASMUS
UNIVERSITEIT ROTTERDAM, ACADEMISCH DIRECTEUR ERASMUS
INITIATIVE ‘VITAL CITIES & CITIZENS’, PUBLICEERT ARTIKELS OVER BURGERPARTICIPATIE EN BESTUURLIJKE VRAAGSTUKKEN
Participatie is een begrip waar iedereen de mond van vol heeft. Maar participatie in de praktijk brengen blijkt een stuk lastiger. Hoe pak je participatie aan? Wij gingen in de leer bij professor Jurian Edelenbos.
DOOR CARLO POULISSEN
We spreken Jurian Edelenbos hoog in het Mandevillegebouw van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Zijn kantoor ligt op de zeventiende van twintig verdiepingen. Best ironisch voor een gesprek over participatie, waar het draait om nabijheid en gelijkwaardigheid. Maar laat je niet misleiden. Zijn kantoor torent misschien hoog boven de stad uit, professor Edelenbos staat met beide voeten midden in de praktijk. Met de hoekige, moderne skyline van Rotterdam als uitzicht verklapt hij ons zijn scherpste inzichten uit dertig jaar onderzoek naar participatie en stedelijk bestuur.
Je bent directeur van Vital Cities & Citizens (VCC), een initiatief van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Wat houdt dat in?
“VCC zet zich in om de kwaliteit van leven in steden te verbeteren. We werken samen met overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven, burgerinitiatieven en de creatieve industrie. Centrale vraagstukken voor ons zijn: hoe gaan bewoners om met veranderingen in hun wijk? En hoe zorgen we dat alle groepen in een wijk daarbij betrokken worden? We werken met een interdisciplinair team van wetenschappers: psychologen, sociologen, pedagogen, maar ook communicatiewetenschappers en specialisten in bestuurskunde. Onze filosofie is vrij uniek, al zeg ik het zelf. We draaien de traditionele logica om. We vertrekken niet vanuit de beleidsmaker, maar vanuit de mensen die met het beleid moeten leven. Door het welzijn en de beleving van bewoners als vertrekpunt te nemen, brengen onderzoekers in kaart wat bewoners als positief of negatief ervaren in hun wijk. Dat is in onze ogen nodig om daadwerkelijk bij te dragen aan een inclusieve en leefbare stad.”
Inclusiviteit is het toverwoord bij participatie. Rotterdam is een enorm diverse stad. Hoe zorgen jullie ervoor dat alle stemmen worden gehoord?
“Belangrijk is dat je niet óver mensen praat, maar mét hen. Dat vraagt onder andere om toegankelijke communicatie. Niet alleen in taal, maar ook in vorm en toon. Je kunt een beroep doen op diverse kanalen, zoals sociale media of nieuwsbrieven. Maar dan bereik je lang niet iedereen. Daarom is juist de rol van sleutelfiguren uit de gemeenschap erg belangrijk. Mensen met bijvoorbeeld een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond, die weten hoe je verbinding kunt leggen en boodschappen kunt overbrengen aan een bepaalde groep. Soms is dat schriftelijk, maar meestal niet. Veel vaker gaat het om mondelinge overdracht of het inzetten van ambassadeurs in de wijk.”
Kennis die heel waardevol is voor overheden. Delen jullie die kennis ook?
“Zeker! Onze onderzoeksresultaten koppelen we terug. Bijvoorbeeld aan de gemeente Rotterdam. Niet alleen via rapporten, maar ook in gesprekken en workshops. Zo dragen we actief bij aan het verbeteren van de participatiepraktijk.”
Met VCC kies je duidelijk voor het perspectief van de bewoner. Wat vind jij van de participatie die overheden organiseren?
“Na dertig jaar in het vakgebied zie ik nog altijd gemeenten en andere overheden worstelen met participatie. Er ontbreekt vaak een systematische, zorgvuldige aanpak. Participatie is te vaak een afvinkoefening.
Ik zie ook vaak de fout om communicatie te laat op te pakken. Onvolledige informatie leidt vaak tot beperkte betrokkenheid.
Bovendien moet communicatie niet alleen zenden zijn, maar ook uitnodigen tot een echte dialoog. De echte kwaliteit zit in drie dingen: duidelijke procescommunicatie, zorgvuldige omgang met input en structureel leren van ervaringen. Dat laatste, daar wringt het vaak. Lessen verdwijnen als medewerkers vertrekken.”
Hoe kunnen overheden participatie beter aanpakken?
“Het gaat erom dat je iets doet met wat je hoort en bereid bent je aanpak aan te passen. Dat vraagt om een organisatiecultuur waarin je fouten mag maken. Waarin je ervaringen openlijk mag delen en waar er ruimte is voor kritische dialoog. Kennis en inzichten mogen niet blijven hangen bij individuele medewerkers, maar moeten ingebed worden in de organisatie. Scholing, kennisdeling en structurele evaluatiemomenten zijn essentieel. Leren is een doorlopend proces, geen eenmalige actie.”
Denk je dat de Omgevingswet, waarin verplichtingen rond participatie staan, overheden helpt bij participatie?
“De Omgevingswet is een stap in de goede richting. Participatie is verplicht, maar hoe je het invult, ligt niet vast. Hoewel maatwerk belangrijk is, vind ik het gebrek aan duidelijke richtlijnen problematisch. Het is te vrijblijvend. Terwijl het zo cruciaal is dat overheden zich inleven in de zorgen achter vragen of bezwaren. En zichtbaar maken hoe ze daarmee omgaan. Ik ben heel benieuwd hoe zich dat in de praktijk gaat ontwikkelen. Als we over vijf jaar terugkijken, hoop ik dat zal blijken dat de motivatieplicht heeft bijgedragen aan een overheid die niet alleen procedureel correct handelt, maar ook inhoudelijk en relationeel sterker is geworden. En dat de overheid daardoor meer vertrouwen en begrip oogst bij bewoners.”
“Overheden worden geacht zélf beleid en verordeningen te maken over participatie en daar dan ook op te reflecteren.
Maar dat gebeurt lang niet altijd. En als het gebeurt, dan blijft het vaak bij een formeel antwoord op papier. Als je als overheid niet responsief bent en écht iets doet met wat er uit participatie komt, dan vergroot je alleen maar het wantrouwen. En niet de betrokkenheid.”
Wat vraagt het van een overheid om responsief te zijn?
“Een responsieve overheid luistert niet alleen, maar begrijpt ook wat bewoners beweegt. Voor ambtenaren betekent het dat ze zich moeten verplaatsen in de leefwereld van mensen. Toon inlevingsvermogen, sta open voor echte dialoog en motiveer zorgvuldig waarom bepaalde besluiten genomen worden. Ook wanneer je niet alle wensen kunt overnemen, blijft het essentieel om duidelijk en empathisch uit te leggen waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Participatie is daarbij geen eenmalige stap, maar een voortdurend proces. Van luisteren, terugkoppelen en verantwoorden. Alleen zo ontstaat er vertrouwen en worden bewoners serieus genomen als gelijkwaardige partners.”
Soms worden de rollen ook omgedraaid. Dan komt de participatie van de burgers zelf. Hoe kijk je naar dat soort initiatieven?
“Dat vind ik een bijzonder waardevolle vorm van participatie. In plaats van dat bewoners in het participatieproces van de overheid stappen, participeert de overheid in het proces van de bewoners. Dat maakt het fundamenteel anders, en vaak krachtiger. Het komt van binnenuit, is geworteld in de lokale realiteit en sluit direct aan bij wat mensen echt belangrijk vinden in hun leefomgeving.”
Hoe kunnen bewoners zorgen voor geslaagde bewonersinitiatieven?
“We hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar de effectiviteit van bewonersinitiatieven. In Nederland, maar ook in Duitsland, Frankrijk, Engeland en Denemarken. Wat blijkt? Een bewonersinitiatief werkt het best als er een kleine groep gedreven

“Participatie is geen eenmalige stap, maar een voortdurend proces van luisteren, terugkoppelen en verantwoorden.”
mensen achter zit. Een groep met een duidelijke visie en missie. Als ze goed georganiseerd zijn, een structuur uitbouwen met medestanders met diverse achtergronden en voldoende (financiële) middelen hebben, slim samenwerken met verschillende groepen in de buurt én goed contact houden met de gemeente en andere instanties, dan kan het lukken. Het komt aan op mensen met groot verbindend vermogen. Dan maakt zo’n initiatief niet alleen een sterke start, maar kan het ook op langere termijn het verschil maken.”
Wat is de rol van de overheid in zulke initiatieven?
“We zien dat overheden steeds vaker bereid zijn om in te spelen op bewonersinitiatieven. Tegelijkertijd is er ook enige aarzeling. Het is niet genoeg om open te staan voor ideeën van bewoners, het vraagt echt actieve betrokkenheid. Dat betekent: flexibel zijn, vertrouwen hebben in de kracht van de gemeenschap en accepteren dat je als overheid niet alles volledig kunt sturen. De grootste uitdaging zit in het omgaan met onzekerheden. Blijven bewoners betrokken?
Zijn ze wel representatief voor de hele wijk? Is het initiatief duurzaam? Die onzekerheid hoort bij participatie. Overheden moeten participatie leren loslaten. Begeleiden in plaats van controleren, en waar nodig ondersteunen. Alleen zo ontstaat een gelijkwaardige samenwerking waarin bewonersinitiatieven kunnen uitgroeien tot krachtige en blijvende bijdragen aan maatschappelijke opgaven.”
Wat wil je nog meegeven aan de lezer?
“Als ik één ding wil meegeven, dan is het dat participatie vraagt om een responsieve overheid. Een overheid die niet alleen een vinkje zet omdat er ‘participatie’ is geweest, maar een overheid die zich verplaatst in de mensen en leefwerelden van hen en de vragen die hen bezighouden. Dat is voor mij de kern van participatie.”
Zo organiseer je omgevingscommunicatie
Welk model past bij jouw project?
Met een slechte organisatiestructuur loopt zelfs de allerbeste communicatieprofessional verloren. Hoe organiseer je in jouw project de afdeling omgevingscommunicatie?
u ja, die intro klopt niet helemaal. De allerbeste communicatieprofessional zet waarschijnlijk eerst een sterke communicatiestructuur op poten. Nog voordat er één communicatie-actie is bedacht, lobbyt hij of zij om de communicatieafdeling op de juiste plaats in het projectorganogram te krijgen.
Waarom het zo belangrijk is? Ieder van ons herkent de problemen als de organisatiestructuur niet goed zit. Een lukrake selectie. Communicatie is telkens te laat op de hoogte en kan enkel nog brandjes blussen. Sterke medewerkers worden niet ingezet op hun strategische kracht en verliezen hun motivatie. En uiteindelijk voelt de omgeving dat ze niet krijgt wat ze verdient en loopt het project tegen stevige kritiek aan.
Twee assen, vier modellen
Geen twee projecten zijn hetzelfde. Maar je kunt elk project plotten op twee assen die steeds terugkomen bij elk project. De twee assen leiden tot vier modellen.
Start op de x-as: zit het project nog in een planfase of stappen we voluit de uitvoeringsfase in? Wie in beide fases al eens gewerkt heeft, weet dat er op het gebied van snelheid, afstemming en inzet van middelen best een groot verschil kan zijn.
De y-as kijkt naar het eigenaarschap van het project. Werk je met één duidelijke opdrachtgever of is er een gedeeld opdrachtgeverschap met verschillende, min of
meer gelijkwaardige partners?
Ook hier, wie in beide soorten projecten heeft gewerkt, herkent het verschil in complexiteit, zowel intern als extern.
Beide assen kunnen evolutief zijn. Je kunt prima starten in de planfase met meerdere partners, maar in de uitvoering met één duidelijke opdrachtgever zitten. Denk aan een typisch DBFM-project, waar finaal alles bij de aannemer terechtkomt.
1. Het afdelingsmodel
Dit lijkt het eenvoudigste model van de vier, maar schijn bedriegt. Elk model heeft zijn uitdagingen. Bij dit model is de grote opgave om gelijkwaardigheid te creëren met de andere projectdisciplines. Communicatie is een afdeling net zoals vergunningen, financiën, milieu, techniek, noem maar op. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Als je project een bedrijf zou zijn, dan ben je een autonome
afdeling naast de andere. En niet ónder een van de andere. Onderschat dit niet.
In een planfase lijken crisissen nog ver weg en verschuift communicatie al eens naar de achtergrond. Maar ook in de planfase kan te late, onvolledige of onjuiste communicatie de reputatie van een project en zijn opdrachtgever ernstig schaden.
2. Het centrummodel
Veel projecten hebben meerdere opdrachtgevers. Zowel in Nederland als België zijn opdrachten vaak zo complex dat meerdere partners aanschuiven om de klus te klaren. Zeker in de planfase ben je als communicatieafdeling vooral bezig met intern afstemmen en coördineren. Voor je participatieen communicatieacties kunt uitvoeren ben je
heel wat praatvocht lichter. Maar dat is juist de eigenheid van dit model. Zorg dat je bij elke opdrachtgever een duidelijk en gemandateerd communicatieaanspreekpunt hebt.
In deze fase van het project is het belangrijk om alle kikkers in de kruiwagen te houden en te voorkomen dat communicatie vanuit de verschillende partners elkaar tegenspreekt.
3. Het stafmodel
Ga je van plan- naar uitvoeringsfase, dan gaat de hartslag van het project omhoog. Alles gaat sneller, problemen worden groter en kritiek wordt scherper. Als de communicatieafdeling wil blijven volgen, moet ze dichter bij het besliscentrum van de opdrachtgever aanleunen. De lijnen moeten zo kort mogelijk. Niet voor niets zit communicatie in een bedrijf vaak in een staffunctie, dicht bij het management en hoger dan
de afdelingen. De communicatiemanager volgt alle managementmeetings en kan direct terugkoppelen naar zijn of haar communicatieteam. Tegelijk hoort hij of zij uit eerste hand wat er in de andere projectdomeinen speelt. Het is de enige plaats om tegengas te geven wanneer de belangen van communicatie en de omgeving in het gedrang zijn.
4. Het satellietmodel
Zit je in een netwerkstructuur met meerdere opdrachtgevers, dan is er meer nodig dan overvloedig coördineren en geduldig afstemmen. Je hebt een vorm van gecontroleerde autonomie nodig om één duidelijke strategie uit te zetten, consistente communicatie te voeren en snel te reageren. Dat vraagt vertrouwen van de opdrachtgevers in de centrale communicatieafdeling. Als het goed is, ben je al vanaf de planfase bezig om dat op te bouwen. Dat doe je door je
expertise te tonen en de loyaliteit aan de gezamenlijke projectdoelstelling te laten primeren boven het belang van één opdrachtgever. Tegelijk zorg je ervoor dat iedereen altijd de betrokkenheid voelt die ze verwachten als mee-subsidiërende opdrachtgever. Dat doe je met jaarplannen, maandelijkse terugkoppelingen en proactieve updates, bijvoorbeeld van persacties. Communicatie is als de betrouwbare satelliet die in een gecontroleerde baan rond de opdrachtgevers cirkelt.
Doe de test
Hoe stevig staat jouw omgevingscommunicatie?
Met deze snelle test ontdek je hoe volwassen omgevingscommunicatie is in jouw organisatie of project. Vink de onderstaande stellingen aan die voor jou van toepassing zijn, tel je score, en je weet waar je staat.
1. Als het project een belangrijke wending neemt, dan hoor ik dat uit eerste hand en niet via via.
4. Ik gebruik actief beschikbare data over doelgroepen, communicatiebereik of doe aan achteraf-evaluatie van acties zodat mijn organisatie beter begrijpt welke communicatiekeuzes ik maak.
7. We hebben binnen een duidelijkehet project visie en missie en onze communicatiestrategie helpt die mee realiseren.
Score 0 tot 3
2. Minstens 60% van de tijd van onze communicatieafdeling gaat naar acties die we zelf proactief plannen. Maximaal 40% gaat naar communicatie.reactieve
5. De verantwoordelijkheden van mijn communicatieafdeling zijn voor iedereen binnen de organisatie duidelijk en worden algemeen aanvaard.
8. Als er communicatiemedewerkers vertrekken, mag ik snel vervanging aanwerven.
Er is nog werk voor de boeg om omgevingscommunicatie in je organisatie te verankeren. We zeggen niet dat het makkelijk is, maar je confronteert je organisatie best met de risico’s die het project op termijn loopt. Je organisatie is niet klaar om snel te reageren en communicatie lijkt een bijkomstigheid. De manier waarop de communicatie is georganiseerd zou passen in de vorige eeuw, of in een minder democratisch land. Een pittig gesprek heeft vaak toch een mooie uitkomst. Succes!
9. Vanuit de communicatieafdeling slagen we erin om toch af en toe een ‘nee’ te verkopen als een communicatieactie niet past de afgesprokenin omgevingsstrategie of in de projectmissie.
Score 4 tot 6
Soms lukt het om eerst bij de bal te zijn, soms ook weer niet. Dat heeft mogelijk met resources en menskracht te maken. De goede wil is er, de kunde zeker ook. Maar toch is het steeds alle hens aan dek. En dan sneuvelen er al eens veel goede bedoelingen. Lobbyen voor meer denk- en doekracht is misschien de oplossing. Of ervoor zorgen dat de kostbare tijd van je mensen niet wordt geclaimd voor semi-secretariaatswerk.
3. Als ik mijn argumenten op tafel leg tijdens interne vergaderingen, dan worden ze mee in overweging genomen.
6. Ik heb het voorbije jaar vanuit het project- management minstens één veer ontvangenspreekwoordelijke voor het goede werk van communicatieafdeling.onze
10. Wij worden in onze organisatie niet behandeld als de verpakkingsafdeling die nog net het papier, de kleur en het lettertype kan bepalen.
Score 7 tot 10
Een dikke proficiat, dat heb je goed gedaan. Je bent niet de enige met deze topscore, maar je speelt echt wel in de Champions League. Hier en daar kan het nog beter, maar je krijgt alvast veel respect voor je werk, je kunt proactief plannen en niemand ziet communicatie als een veredeld eventbureau. Wat kunnen we nog meer zeggen? Tja, dat niets voor altijd is. Blijf alert en kruip niet in je hangmat.
Voor je op ‘record’ drukt...
Camera aan, paar mooie shots, muziekje eronder, klaar! Niet helemaal. Een goede projectvideo vraagt meer denkwerk. Zonder plan wordt het een lange zit of een gemiste kans. Met deze zeven tips maak je van jouw video een echte meerwaarde voor je project.
DOOR
GIL VANROY & REMY VAN BEEK
1
Een video is een investering
Een video kost geld én tijd. Zet het dus alleen in wanneer het een meerwaarde oplevert. Denk goed na over het doel, het moment en de manier waarop je de video verspreidt Met een doordachte aanpak maak je een video die mensen meeneemt in het verhaal van je project. En dan is hij elke euro meer dan waard.
2
Niemand bekijkt video’s van zeven minuten
3
Vier ogen zijn beter dan twee
Je video staat net online. En dan komt er een collega aankloppen omdat er iets niet klopt. Het gebeurt jammer genoeg wel vaker. Heel vervelend, want een video kan je niet zomaar aanpassen. Goede voorbereiding is dus het halve werk. Dat geldt altijd, maar zeker bij video. Betrek de juiste mensen bij het uitdenken van het concept, het schrijven van je script en eventueel bij een eerste versie van de video.
De grootste uitdaging bij het maken van een video is het bepalen van de inhoud. Vraag je altijd af: wie is mijn doelgroep en wat is de belangrijkste boodschap die ik met deze video wil delen? En begin dan maar te schrappen. Less is more Mik op een video van minder dan twee minuten. Zeker als je hem op sociale media gebruikt.
4
Video’s maken moeilijke boodschappen begrijpelijk
Je project zit in het slop, er is vertraging of het kost meer dan gedacht. Hoe communiceer je zoiets? Een lang bericht op sociale media of een nieuwsbericht met veel moeilijke woorden gaat niet goed overkomen. Kies dan voor een video. Laat de projectleider het nieuws uitleggen voor de camera Het komt persoonlijk over en mensen zullen het beter begrijpen.
5
Mensen zien graag mensen
Het is heel verleidelijk een video te vullen met spectaculaire dronebeelden van je project. Maar vergeet de mensen niet. Zij maken je video boeiend. Laat zien hoe je team, organisatie of partners werken of interactie hebben. Het maakt je video persoonlijker en toont de impact van je project in de praktijk. En dát is wat mensen graag zien.
7
AI is een goede hulp
Een volledige video maken met AI, dat is ook een specialisme. Maar als handig hulpmiddel voor je video is AI perfect in te zetten. Van een snelle beeldcorrectie tot een vlotte ondertiteling. AI kan je vriend zijn. Het is veel meer dan een middel om deepfake video’s te genereren.
6
Laat het aan de professionals
Video’s maken is een vak apart. Een script schrijven, locaties zoeken, professionele apparatuur, geluidsopnames, de beelden editen en monteren ... Werk samen met een partij die weet wat ze doet. Het scheelt vaak veel tijd én levert een professionele video op.
Reizen door Zeeland
Lef tonen, vertrouwen krijgen
Een kritisch testpanel inschakelen om fouten op te sporen. Je moet het maar durven. In plaats van eerst uitrollen en dan pas luisteren, betrok de provincie Zeeland gebruikers van haar nieuwe busdienst al vóór de start. Het leverde niet alleen verbeteringen op, maar ook iets veel waardevollers: een volle bak vertrouwen.

Te laat, te traag, te vol ... het openbaar vervoer in België en Nederland krijgt het doorgaans zwaar te verduren. Het vertrouwen van de burger in trein, bus en tram is laag – en vaak niet eens onterecht. Een overheid die een nieuw ov-systeem wil invoeren, moet stevig in haar schoenen staan. In Zeeland gingen ze de uitdaging niet uit de weg.
Onder de noemer ‘Reizen door Zeeland’ werkte de provincie samen met de gemeenten aan een meer flexibel vervoerssysteem. In samenhang met de gewone bus met vaste routes en een vaste dienstregeling kwam er iets nieuws: de Flex. Een klein busje of taxi op afroep, te boeken via een app of door een telefoontje. Het busje pikt je binnen de bebouwde kom bij een vast opstappunt op. Buiten de bebouwde kom komt de Flex gewoon naar jouw locatie. Klinkt mooi! Maar de inwoners van een van de meest landelijke provincies van Nederland stonden niet meteen te springen. De Zeeuwen maken nauwelijks gebruik van het openbaar vervoer, veel minder dan de rest van Nederland. Bovendien liep de invoering van het nieuwe systeem vertraging op. De scepsis was groot, de reacties negatief. En dat allemaal nog voor er één busje gereden had.
Testpanel
In aanloop naar de invoering gooide de provincie het roer radicaal om. In plaats van het systeem uit te rollen en de klachten af te wachten, koos ze ervoor het publiek te betrekken bij de ontwikkeling. Begin 2025 ging de Flex van start in de eerste Zeeuwse regio, Schouwen-Duiveland. Een testpanel van vijftig inwoners kreeg twee weken voor de officiële invoering gratis toegang tot het systeem. De panelleden boekten ritten via de app Reizen door Zeeland, testten routes en gaven volop feedback. Bordjes die verkeerd stonden, vervelende bugs in de app, verwarring over opstapplaatsen ... Niets bleef onbesproken.
Gedeputeerde Harry van der Maas legt uit: “Het systeem was nog niet perfect. En dat was geen probleem. We wilden juist ontdekken waar er verbeteringen mogelijk waren. Door onze inwoners te betrekken bij de testfase, konden we waardevolle feedback verzamelen en het systeem verbeteren voordat het in de eerste regio volledig werd uitgerold. En dat heeft gewerkt. Nu gaan we onze aanpak op Schouwen-Duiveland evalueren en bereiden we de uitrol voor de volgende regio voor.”
Vertrouwen staat centraal
Wat begon als een invoering met knikkende knieën, groeide uit tot een succesvolle aanpak. Eén die het vertrouwen van reizigers centraal stelt. Niet met grote campagnes om mensen te overtuigen van het nieuwe systeem, maar met échte inspraak. De provincie verwerkte de feedback van het testpanel in het systeem, de gebruikers merkten dat hun opmerkingen serieus genomen werden.
De resultaten liegen er niet om: de inzet van het testpanel leverde niet alleen technische verbeterpunten op, het gaf het project draagvlak en geloofwaardigheid. Het testpanel op Schouwen-Duiveland is nu een voorbeeld voor de verdere uitrol van het nieuwe ov-systeem in Zeeland. Gedeputeerde Harry van der Maas is trots: “We wilden tonen dat we echt willen luisteren naar wat er beter kan. Dat vraagt lef, maar levert vertrouwen op. Om in Zeeland het openbaar vervoer te verbeteren, moeten we samen voortdurend werken aan verbeteringen.”
Meer weten? reizendoorzeeland.nl
BOEK
De wetenschap achter betrokkenheid
DOOR CHLOË TRUYENS
Over het muurtje kijken kan verfrissend zijn. Neem nu de stakeholderbenadering van auteur en consultant Jan Van der Vurst. Hij gaat verder dan een klassieke stakeholderanalyse en kijkt met de bril van een gedragspsycholoog. Met onderweg een hele lading praktische tips.
PODCAST
Niet scheikundig, wel strategisch
DOOR NIENKE VAN BEEK
De podcast ‘Proef op de SOM’ gaat niet over scheikunde. Gelukkig maar. Hosts Bas Liebeek en Jeroen Medema, collega’s bij WesselinkVanZijst, duiken in de wereld van strategisch omgevingsmanagement. In een informeel gesprek delen ze een hoop concrete voorbeelden over hoe je de omgeving écht kunt betrekken.
De aanpak van Van der Vurst is gebaseerd op drie stappen. Eerst identificeer je alle stakeholders en hun positie ten opzichte van je project. Daarna zorg je voor verbondenheid met elke stakeholder. En zorg er ook voor dat hij of zij die betrokkenheid voelt. Elkaar af en toe informeel spreken hoort daar natuurlijk bij. En als derde stap: engageer iedereen in het project. Succes bereik je door stakeholders het gevoel te geven dat je een bondgenoot bent en hen iets waardevols kan bieden. Of, zoals Jan Van der Vurst het verwoordt: "Hang jouw wagonnetje aan hun trein."
Elke aflevering voelt als een gezellig vrijdagmiddaggesprek tussen vakgenoten, waar je als luisteraar ongemerkt bij bent.
Je krijgt antwoorden op vragen die je zelf misschien ook wel zou willen stellen. Hoe betrek je belanghebbenden bij grote projecten? Hoe ga je om met onzekerheid in besluitvorming? En hoe voorkom je dat participatie slechts een verplicht nummer wordt? Een bruikbare les uit aflevering 3: ga nou eens eerst de omgeving ervaren.
Praktische insteek
Concrete tips voor het omgaan met weerstand en het strategisch navigeren tussen instincten, territoriumdrang en belangenconflicten zijn de rode draad doorheen het boek. Van der Vurst koppelt wetenschappelijk onderzoek continu aan de praktijk. Het boek blijft niet hangen in grote theorieën maar biedt ook praktische handvatten om zelf aan de slag te gaan met stakeholders. Soms anekdotisch en praktisch, zoals hoe je voor te bereiden op een gesprek met een stakeholder. Soms verrassend eerlijk. Bijvoorbeeld: geef bij weerstand niet onmiddellijk de oplossing,
maar geef het wat tijd. Zo behandel je een stakeholder met respect.
Maak er een gewoonte van
Met uitstapjes richting de diplomatie en veel voorbeelden uit de psychologie geeft de auteur het spanningsveld weer tussen ratio en emotie. In elk overleg met een stakeholder speelt dat mee. Het finale doel? Een positieve omgang met stakeholders meenemen in je eigen gedrag. Zo wordt het een gewoonte om stakeholders te betrekken en te navigeren tussen belangen. En ook tussen de rede en je emoties.

Stakeholdering
Jan Van der Vurst, 2025, Uitgeverij LannooCampus, 232 blz.
Buiten kijken, met mensen praten. En zet daarna pas iets op papier.
Een eigen SOM-afkowobo
Naast inspirerende gesprekken bevat de podcast een vaste column van collega Stefan Szepesi, die elke aflevering een veelgebruikte afkorting uit het vakgebied uitlegt.
Een soort professioneel SOMafkortingenwoordenboek dus (‘afkowobo’ in Gen-Ztaal). Neem WIDL (Waar Is De Ladder): “Soms is een slecht
akkoord beter dan geen akkoord, maar dan heb je wel een ladder nodig om veilig uit de boom te komen en weer met beide benen op de grond te staan.”
Wie de tijd neemt (de afleveringen duren 45-50 minuten), krijgt een schat aan inzichten mee. Is je SOM-honger hierna nog niet gestild? Dan geven de gasten op het einde van iedere aflevering een kijk-, luisterof leestip mee om nog dieper in de materie te duiken.

Proef op de SOM
Bas Liebeek en Jeroen Medema, sinds november 2024 te beluisteren via Spotify.
De verhalen achter de data

KEYNOTE SPREKER ELIZABETH FRY, HEAD OF COMMUNICATIONS ANALYSIS BIJ DE NAVO
“In Finland staat rendier op de menukaart, bij ons zijn rendieren schattige diertjes met een rode neus.”
Een congres dat pas start om 10.30 uur? Dat moet het Jaarcongres Omgevingskennis van VOGIN zijn, dé place to be voor nieuwsgierige omgevingsen media-analisten. Zij moeten natuurlijk eerst al hun mediascreenings afronden voor ze afreizen naar het congres. In deze wereld van dashboards en algoritmes voel ik me als omgevingscommunicator toch wat als ‘Alice in Wonderland’. Wat valt er te leren voor ons vak?
DOOR DENISE HALL
Het decor van het congres kon niet symbolischer: Madurodam, miniatuur versie van Nederland. Elk gebouw, elke straat, elke brug is een kleine versie van de werkelijkheid. Net als data. En net als bij data, krijg je pas echt grip op wat je ziet als je het hele plaatje ziet. Data zijn klein, betekenis maakt ze groot. Of zoals een van de sprekers het samenvatte: informatie = data + betekenis. Zonder betekenis blijft alleen ruis over. Het is de rode draad van het congres. En een boodschap die perfect past bij omgevingscommunicatie: ga op zoek naar de verhalen áchter de data. Ik neem drie lessen mee.
1Je doelgroep is koning(in)
De betekenis die je aan iets geeft, verschilt per doelgroep. Keynote spreker Elizabeth Fry, Head of Communications Analysis bij de NAVO, beschouwt haar doelgroep als king of queen. Een voorbeeld: in Finland staat rendier op de menukaart, bij ons zijn rendieren schattige diertjes met een rode neus. We eten geen rendieren, bij ons zijn het symbolen voor kerst. Een verschil in interpretatie. Een reclame met een gezin dat aan tafel schuift om rendier te eten, gaat bij ons niet zo goed vallen. In Finland kijkt niemand vreemd op. Bij informatie draait het dus niet om de betekenis die jíj ergens aan geeft, maar om de betekenis die jouw doelgroep eraan geeft. Conclusie: kom uit je comfortzone en zoek de leefwereld van je doelgroep op.
2De complete dataset bestaat niet
Data verzamelen doen we bij omgevingsprojecten natuurlijk ook. Alleen zetten we niet altijd de stap om die te interpreteren. Want wanneer hebben we genoeg data om er zinvolle conclusies uit te trekken? Goed nieuws: data hoeven niet compleet te zijn om patronen te kunnen ontdekken. Je kunt beter vandaag beginnen, dan wachten tot je een Excel met 1.000 regels hebt. Zoals Fry zegt: “Figure it out as you go. You can’t learn to drive a parked car.” Ze voegt eraan toe dat “not everything you can count, counts.” Vrij vertaald: er is meer dan alleen data waar je betekenis uit kunt halen. Staar je niet blind op de cijfers en zorg dat je blik naar buiten gericht is. Dan zie je waarschijnlijk veel dingen die niet in cijfers te vatten zijn.
Zoek de verstoring
We zoeken naar patronen in data om ergens betekenis aan te geven. Maar volgens Myrthe van Delden van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur is het soms interessanter om te kijken naar wat er afwijkt van het patroon. Stel je voor: de hele massa heeft dezelfde mening, op één bewoner na. Is die mening dan per definitie verkeerd? Ook uit een afwijkende mening haal je betekenis. Soms nog wel meer dan uit die van de massa. Luister en verdiep je in verschillende perspectieven. Alleen dan kun je je beleid naadloos laten aansluiten op de omgeving.
VOGIN organiseerde op 6 februari 2025 het Jaarcongres Omgevingskennis in Madurodam in Den Haag. VOGIN biedt cursussen en congressen voor iedere professional die zich bezighoudt met het zoeken, vinden en vindbaar maken van data, informatie en kennis.
Meer weten? vogin.nl
Duidelijke taal is topsport”
“Ik schrijf je een lange brief omdat ik geen tijd had voor een korte.” Een quote van Blaise Pascal, een Franse wis- en natuurkundige uit de 17de eeuw. Volgens Japke-d. Bouma, auteur van messcherpe columns over heldere taal, is dat nog altijd de kern van de zaak. Duidelijke taal is keihard werken.
DOOR FLOORTJE SCHIKS
“Een jeukwoord is een taalcliché waar je jeuk van krijgt, een vage term die niets concreets betekent. Een hol begrip dat vaak gebruikt wordt, maar waar iedereen zijn eigen invulling aan geeft. ‘Duurzaamheid’ of ‘transparantie’ zijn van die klassieke voorbeelden. Maar ook ‘innovatie’, ‘sturen op kwaliteit’ en ‘toegevoegde waarde creëren’. We kennen ze allemaal, maar gebruiken ze zelf ook.” Volgens Japke-d. zullen ze ook niet verdwijnen uit onze teksten. Waarom kunnen we toch zo moeilijk zonder jeukwoorden? Ze ziet vijf redenen.

“Hang een foto van een lekker sappige
hamburger op je laptop. Zo vergeet je nooit voor wie je het doet: de burger.”
1. We praten graag gewichtig over wat we doen. ‘Acteren op’, 'eigenaarschap tonen’, ‘deepdives’, ‘bila's’, ‘taskforces’, ‘strategische verkenningen’, of zoals ik laatst hoorde: ‘de uitrol wordt projectmatig aangevlogen’. Dat klinkt allemaal veel beter dan ‘we weten nog niet precies wat we gaan doen’.
2. Als je ingewikkelde woorden gebruikt, kun je een hogere factuur sturen. Het maakt je zogenaamd een expert. En dat zijn we toch allemaal?
3. Jeukwoorden verbergen de waarheid.
‘Vier miljoen ombuigen’ betekent eigenlijk gewoon ‘vier miljoen bezuinigen’. Maar dat zeggen we liever niet.
4. We weten vaak niet wat we aan het doen zijn. Gebruik zinnen als ‘samen sturen op publieke waarde’ en je zit goed. Vooral stuurgroepen en 'dialoogtafels’ zijn heel goed in dat soort zinnen. Maar wie is die ‘samen’? En welk ‘publiek’ en welke ‘waarde’?
5. Mensen praten moeilijk omdat dat makkelijker is. En andersom is ook waar: iets makkelijk uitleggen is het moeilijkste wat er is.
We zouden een voorbeeld moeten nemen aan Arjen Lubach of het Jeugdjournaal (vergelijkbaar met Karrewiet in Vlaanderen, red.). Die doen pas aan topsport.
Het jeukwoordenboek
Jeukwoord
Ambitie
Cocreatie
Een kwaliteitsslag maken
Wat we eigenlijk zeggen
Doelstellingen die we moeten halen
Samenwerken
Het moet echt veel beter
Problemen die we moeten oplossen Opgave
Projectmatig aanvliegen
Toegevoegde waarde creëren
Transparante besluitvorming
We doen maar wat, en zien wel hoe het loopt
Als de waarde al ís toegevoegd, hoef je hem ook niet meer te creëren
We willen wel, maar sommige dingen vertellen we beter niet
“Netwerken werken!”


BERT TER AVEST (LINKS), VOORZITTER
VAN HET NEDERLANDSE PLATFORM
OMGEVINGSMANAGEMENT
JORIS BULTEEL (RECHTS), VAN
HET LEREND NETWERK OMGEVINGSMANAGEMENT IN VLAANDEREN
Waarom is er nood aan een netwerk van omgevingsprofessionals?
BERT : “De POM bestaat in Nederland ondertussen meer dan tien jaar en ons voornaamste doel is om te leren van elkaar. Praten over het vak, ideeën uitwisselen, nieuwtjes delen en vooral ook discussies voeren met elkaar.”
JORIS : “Dat kan ik alleen maar beamen. Netwerken werken. Daar ben ik helemaal van overtuigd. Je kunt over het muurtje kijken, inspiratie opdoen, ideeën aftoetsen en mensen leren kennen of toekomstige samenwerkingen smeden. Dat geldt zeker voor omgevingsprofessionals, omdat het vakgebied in Vlaanderen nog relatief in de kinderschoenen staat. We zijn zoekende en het helpt om samen met gelijkgestemden de weg naar professionalisme te bewandelen.”
Hoe delen jullie kennis binnen jullie netwerk?
BERT : “We delen graag kennis op diverse niveaus. Jaarlijks organiseren we de Landelijke Omgevingsmanagementdag. In 2025 zal die doorgaan op 9 oktober, als ik even wat reclame mag maken. (lacht) Dat is onze hoogmis. Daarnaast organiseren we bijna elke maand POM-evenementen en per regio intervisiesessies waarbij omgevingsmanagers met vijf of zes bij elkaar komen en casussen aanbrengen en met elkaar in gesprek gaan over de aanpak. Op onze website kun je ons hele aanbod bekijken.”
JORIS : “Zo ver zijn wij nog niet in Vlaanderen. We zijn gestart als een kleinschalig ‘lerend netwerk’. Initieel lag de focus op onderlinge kennisdeling, door cases te presenteren en samen te bespreken. Geleidelijk zetten we verdere stappen. Door een werkbezoek aan de Oosterweel te organiseren. Door een gastspreker uit te nodigen ... Ook het informele luik is belangrijk: we voorzien altijd ruimte om met een drankje kennis te maken met elkaar en ervaringen uit te wisselen.”
Wat heb je als omgevingsmanager aan een netwerkorganisatie? We vroegen het aan Bert ter Avest en Joris Bulteel. Hun antwoord: netwerken inspireren, verbinden en versterken. Allen daarheen.
BERT : “Een werkbezoek is een goed instrument om op locatie, soms bij iemand op kantoor en soms echt op het terrein, van elkaar te leren. Zo bezochten we samen met Waterschap Limburg de gemeente Valkenburg na de laatste zware regenval en hebben we de concrete maatregelen uit het actieplan met eigen ogen kunnen aanschouwen. Daar leren we het meeste uit.”
Hoe zien jullie de toekomst van omgevingsmanagement?
JORIS : “Het volstaat naar onze noorderburen te kijken. Dat levert een mooie doorkijk naar de toekomst van ons vakgebied. Omgevingsmanagement staat er hoog op de agenda en heel veel mensen hebben zich er professioneel op toegelegd. De POM is een uit de kluiten gewassen vakorganisatie. Maar ook in Vlaanderen zien we duidelijk een momentum. De Oosterweelverbinding en het achterliggende Toekomstverbond hebben bakens verzet en zijn een belangrijke bron van inspiratie: het kan ook anders! Ook in andere dossiers zien we dat er nood is aan omgevingsmanagers.”
BERT : “Er is ook de uitdaging voor het omgevingsmanagement zelf. Binnen de POM bekijken we actief hoe we het omgevingsmanagement kunnen professionaliseren. De burger wordt alsmaar mondiger, juridische procedures loeren om de hoek en AI heeft een impact op ons werk waarvan we zelfs nog niet weten waar die gaat eindigen. We zien het als onze taak om de omgevingsmanager daarvan bewust te maken en goed voor te bereiden om projecten succesvol te begeleiden.”
JORIS : “Er is veel werk aan de winkel en ruimte voor verdere professionalisering. Zo kan omgevingsmanagement tot een volwaardige discipline uitgroeien. Daar willen we een impuls aan geven.”
COLOFON
, Vakblad voor Omgevingscommunicatie is een uitgave van Connect.
Editie 3, jaargang 2, juni 2025
Hoofdredactie: Bart Derison, Iris Tak en Michaël Van Tilborg
Eindredactie: Giel Cromphout, Heleen Ferdinandusse, Kelly Brebels en Anke De Winter
Grafische vormgeving: Mart Doumen en Vitória Damiani
Procesmanagement: Stien Mercken
Illustraties: Duane Roe, tenzij anders vermeld
Fotografie: Bran Bolleire, Sofie Gielen en Gil Vanroy, tenzij anders vermeld
Druk: Realise Printing, Hasselt
Gedrukt op 1.900 exemplaren
Redactieadres:
Connect BV, Maastrichterstraat 71, 3500 Hasselt
+32 11 45 68 45 info@connect.be vakbladcom.be | vakbladcom.nl
Wie zijn wij
Connect doet omgevingscommunicatie in ruimtelijke projecten, zowel in België als in Nederland. We doen dat vanuit Hasselt, Eindhoven en Brussel. Bij Connect werken communicatieadviseurs, stakeholdermanagers, copywriters, designers, foto- en videospecialisten. En samen maken we , het vakblad voor omgevingscommunicatie.





























































Getekend

vakblad voor omgevingscommunicatie voorjaar 2025 vakbladcom.be vakbladcom.nl