Geschiedenis 50 jaar Universiteit Twente/History 50 years University of Twente

Page 110

verkeersborden en materiaal uit de Bastille en in het algemeen bleek de campus een geliefd werkterrein voor het dievengilde, waarbij de leden van dat gilde ook nog eens niet altijd van buiten leken te komen. In 1975 vond hoofdagent Strijker het nodig om middels het THT Nieuws de studenten te waarschuwen voor diefstallen. ’De diefstallen worden niet altijd in de avonduren gepleegd,’ schreef Strijker. ’Men ziet er geen bezwaar in om dit overdag te doen en om te verhelderen dat het eenvoudig was om goederen uit studentenwoningen weg te nemen nam Strijker ter illustratie een verklaring van enkele verdachten op in zijn betoog: ‘verdachte heeft een feestje. Om ongeveer 23.00 uur is de pils op. Geld is er niet om nieuw te kopen. Een van de feestvierders staat op en zegt: ”Ik zal wel bier halen”. Met z’n tweeën rijden ze naar het terrein van de THT... De auto stopt ergens bij een studentenwoning, één man stapt uit, loopt de woning binnen en komt even later met twee bakken bier naar buiten die in de auto worden gezet. Dan vragen de daders zich af: is er nu wel bier genoeg. Dan zegt de andere: ”Ik weet ook nog wel een adres”. Men rijdt verder over de campus naar een andere woning. Uit de woning of keuken worden nog eens een bak pils en 20 eieren weggenomen.’ De kennelijk tanende campusgedachte leidde tot verschillende onderzoeksopdrachten om de prangende vraag te beantwoorden of de hele campusfilosofie inmiddels niet achterhaald was. In 1971 voerde het door Lievegoed opgezette Centrum voor Didactiek en Onderwijsbegeleiding (CDO) een onderzoek uit naar eventuele studentensubculturen op de campus en iets later voerde het Instituut voor Sociale en Bedrijfspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen onder leiding van prof.dr. P.J. van Strien een onderzoek uit naar de problemen rond het studie- en leefklimaat op de campus. De conclusies van beide onderzoeken wezen in dezelfde richting: de vormgeving van de campus, zoals bouw- en woonvormen en andere voorzieningen, lieten een ’bewuste afstemming’ zien op de doelstellingen van de oorspronkelijke campusfilosofie, maar, zo vervolgde het onderzoekteam ’Deze campusfilosofie leeft bij de meesten niet meer, terwijl vele middelen er nog steeds naar verwijzen. Voor zover het hierbij gaat om harde bouwkundige vormen, zijn deze moeilijk te negeren of te veranderen en is er hoogstens ruimte voor enige variatie in de invulling. De oorspronkelijke campusfilosofie vormde een samenhangend en zinvol geheel van doelen en middelen, gericht op het scheppen van de voorwaarden voor de aflevering van een zo goed mogelijk onderwijsproduct.’ Dit ging echter voorbij aan het gegeven dat in de maatschappij ’een duidelijke en steeds groter wordende behoefte aan een universiteit waarin meer expliciet verband gelegd wordt tussen samenleving en onderwijs. Het ontbrak in de oorspronkelijke opzet aan ’bezinning op de maatschappelijke taak van de opleiding’ en aan toetsing van de maatschappelijke relevantie van het onderzoek.’ De campusfilosofie was zo gericht geweest op het onderwijsproduct in enge zin dat ’de formulering van een externe maatschappelijke taak voor de universiteit als geheel’ ontbrak. Kortom, de omgeving waarin de hogeschool functioneerde was veranderd. De universitaire democratisering,veranderende opvattingen over de rol van techniek en de taak

110


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.