I
IJiilYlliKo
Tilburgs Universiteitsblad - 7 september 1990-jaargang 28 nummer 2
Opening academisch jaar
i Hervormingen moeten continuïteit van het beleid niet verstoren 'Voor de kwaliteit van een universiteit is de motivatievan de wetenschappelijke staf, mede bepaald door de academische cultuur, van nog meer betekenis dan in veel soorten organisaties.' Zo opende rector De Moor zijn rede bij het begin van het academisch jaar aan de KUB. Daarvóór gaf hij een toelichting bij vermeende plannen van de overheid om de studieduur van de eerste fase in te korten tot drie jaar, waarbij hij een fragment over deze materie als achterhaald uit de officiële tekst lichtte. Motivatie kan worden opgewekt door veranderingen. Dat is zo voor bedrijven, maar universiteiten zijn geen bedrijven. In bedrijven verander je producten of producenten. In het onderwijs verander je al gauw onderwijsdoelen en daardoor raak je aan ideeën. Universiteiten zijn minder door hiërarchische sturing te veranderen. Hervormingen brengen hoge kosten aan demotivering mee. Je moet alleen maar hervormen als er duidelijke tekortkomingen zijn die je door hervomningen kunt herstellen, aldus de rector. Hervormingen moeten daarom
niet achterwege blijven maar voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek is continuïteit in de beleidsvoering noodzakelijk. De veranderingen in de jaren zeventig waren van maatschappelijke aard. Het was het spel van de democratrisering, nodig om de toegang tot de universiteit te verbreden. De jaarlijkse ingrepen uit de jaren tachtig zijn er niet gekomen uit maatschappelijke of onderwijskundige overwegingen maar om budgettaire tekorten weg te werken. 'Een echt onderwijsbeleid is onder de kabinetten Lubbers onmogelijk geworden, lange - termijnbeleid is vervangen door ad hoc - , en daardoor dikwijls tegenstrijdig beleid', aldus de rector, die als voorbeeld de studiefinanciering - 'de molensteen rond de hals van de onderwijsministers'- aanhaalt. De huidige financieringsregeling
Rector De Moor tijdens opening academisch jaar
kan zinvol zijn maar hoort niet thuis in het ministerie van onderwijs. Het zijn sociale en fiscale maatregelen waarvan de uitgaven strikt gescheiden moeten blijven van de uitgaven voor onderwijs zelf. De problemen rond de overheidsfinanciën vormen de belangrijkste oorzaak van een gebrek aan continuïteit, maar ook het feit dat de overheid middels een netwerk van actores rechtstreekser gaat besturen werkt storend. Met de eis van continuïteit zijn wel Ritzens initiatieven om onderzoeksscholen op te richten verenigbaar, meent De Moor. Die instituten zijn voor de internationale positie van Nederland erg belangrijk maar volgens de rector moet men slechts op een beperkt aantal gebieden toponderzoek met concentratie van personeel en apparatuur organiseren. Daar waar zulke concentratie nodig is, waarop reeds onderzoekers werkzaam zijn die tot de intemationale top behoren. Ze kunnen beter niet als onderzoeksscholen worden aangeduid, omdat opleiding niet hun eerste functie is. Het aio-systeem functioneert over het algemeen bevredigend, ,maarde meeste aio's hebben nog een vijfjarige opleiding achter de rug. De Moor vreest dat binnen de vierjarige opleiding de aio's kennis in de diepte en in de breedte zullen missen. Bovendien zijn er te weinig middelen voor het onderwijs aan aio's en voldoet de individuele relatie promotor-promovendus uit opleidingsoogpunt niet. 'Een sterkere institutionalisering van de doctoraatsopleiding wordt door velen wenselijk geacht.' Door de nieuwe regeling van de studiefinanciering vallen studenten boven de 27 jaar uit de boot. Daar gaat het principe van de permanente educatie. Ouderen dienen door eigen inkomen in hun levensonderhoud te voorzien, maar waarom moet ook het collegegeld voor ouderen veel hoger worden gesteld vraagt De Moor zich af: 'Niet alleen is het effect daarvan dat veel ouderen van een studie
3
Aio's als aanhangsel?
6/7
Superbieb in aanbouw (foto)
5
Romantiek is thema van Studium Generale
12
Voortplanting bij vissen
VF-onderzoek
uitgebreid
De universiteitsnaad is vorige week donderdag accoord gegaan met het voorstel van het college aangaande de uitbreiding van het voonrtraardelijk gefinancierd onderzoek. Een zestiental uitbreidingen en nieuwe onderzoekprogramma's van de verschillende faculteiten krijgen hierdoor de status van voonwaardelijke financiering (VF). Het gaat hier om twaalf formatieplaatsen op een totaal van 78. De consequentie van het besluit is dat er drie onder2oeken aan de sociale, een aan de juridische en een aan de economische faculteit niet opgenomen zijn in de voorwaardelijke financiering. De fractie Breed Front vroeg tijdens de vergadering aan het College van Bestuur om met een notitie over het onderzoeksbeleid te komen, met alternatieven voor de selectie van het VFonderzoek. Bij nronde van rector
De Moor verwierp het college de suggestie om het selectieve beleid te laten varen. Het college is eerder voorstander van een aanscherping dan voor een verslapping van de selectieprocedure. Een motie van Breed Frond werd met njime meerderheid weggestemd. Door het niet honoreren van de drie VF-programma's van de sociale faculteit komt deze met een tekort van bijna 4,5 ton te zitten. Dit bovenop de toch al niet rooskleurige situatie van de faculteit. Het bestuur heeft eerder in een brief laten weten 'geen bestuurlijke verantwoordelijkheid' te nemen voor deze ontwiWceling. Bij de gesprekken tussen het college en het faculteitsbestuur over de begroting 1991 zal deze zaak aan de orde komen.
zullen afzien, het is ook zonneklaar het doel van de minister. Deze volumebeperi<ing om een evenwicht tussen taken en middelen van de universiteit te bereiken ademen een sterk utilitaire opvatting over de universiteiten. Hun culturele taak en het cultureel belang van onderwijs ook voor ouderen worden uit de beleidsdoelen geëlimineerd.' De rector somt ook de goede punten in het beleid van de overheid op. Dat universiteiten met minder middelen nu veel vitaler zijn dan tien jaar geleden en dat de kwaliteit van het onderzoek is verbeterd
is mede aan het overheidsbeleid te danken. Maar discontinuïteit en tegenstrijdigheid nemen toe. Goed beleid moet systeembeleid zijn waarin- naast goed onderzoek ook plaats is voor goed ondenwijs. Vandaar de titel: 'Beleid gevraagd', met de klemtoon op beleid. Ten slotte zet de rector in zijn openingsrede een boom op over het eigen beleid van de KUB, waarbij de vorming van onderzoeksscholen en de samenwerking met andere universiteiten en hogescholen de nodige aandacht krijgt.
(GR)
(EV)
^Plannenmaicers Zoetermeer weten niet wat ze aanrichten'
Natuurlijk is het af gesproken werk, dat de redes die elk jaar bij de officiële opening van het Academisch Jaar worden afgestoken bijna allemaal hetzelfde thema hebben. Afgelopen maandag, 3 september, luidde de gemeenschappelijke klacht van de universiteitsbestuurders ook buiten Tilburg aldus: de overheid heeft ons een periode van rust beloofd, maar in de praktijk blijkt daar niets van terecht te komen. De centrale regie is ditmaal zo perfect geweest, dat verschillende openingsredenaars bijna dezelfde woorden en zinswendingen gingen gebruiken om hun ongenoegen over het overtieidsbeleid te uiten. Toen minister Ritzen vorig jaar zijn ambt aanvaardde, beloofde hij het onderwijsveld een periode van mst. Dat was hem ook nadrukkelijk aanbevolen door een commissie van deskundige 'exaniiners' van de OESO. Daar is dus niks van waargemaakt, roepen —^ Univers
rectores en collegevoorzitters van Groningen tot Maastricht en van Leiden tot in Twente. Ritzen wijzigde op een ingrijpende manier het voorstel voor de nieuwe Wet Hoger Ondenwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW), hij wil forse bedragen uit de universitaire onderzoeksmiddelen overhevelen naar de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), hij verhoogt het collegegeld, bezuinigt op de studiefinanciering en
wil ook nog eens onderzoekscholen inrichten. 'De plannenmakers in Zoetemneer hebben geen benul van wat zij op de werkvloer aanrichten,' zo verzuchtte rector prof.dr.ir. J.H.A. de Smit van de Universiteit Twente. De minister is wel bereid om deze maand een 'hoofdlijnenakkoord' met de universiteiten te sluiten, maar over de waarde van dergelijke afspraken heerst alom scepsis. Ir. W.C.M. van Lieshout, voorzitter van het college van bestuur van de Katholieke Universiteit Nijmegen, deelt die: 'Onze instelling heeft zich steeds terughoudend opgesteld ten aanzien van deze vorm van verbintenissen omdat grote aarzelingen bestonden over de realiteitswaarde en hardheid ervan. Helaas hebben de ervaringen ons steeds in het gelijk gesteld. Als dit soort beleidsafspraken echter een bijdrage zou kunnen leveren aan het scheppen van een nieuwe vertrouwensband tussen minister en
instellingen, zou dit een goede zaak zijn. Dit mits de minister zelf voldoende garanties kan geven dat hij zich aan de afspraken zal houden.' Minister Ritzen mocht afgelopen maandag ook zelf zijn zegje doen bij de opening van het Academisch Jaar aan de universiteit van Utrecht. De bewindsman echter had of het scenario van de dag niet ontvangen, óf hij heeft besloten het maar beter te negeren. Hij ^ zichzelf in het geheel niet als onruststoker, maar verdedigde juist 'bescheidenheid en inventiviteit' bij het uitzetten van het beleid voor het hoger onderwijs. 'Een verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en hoger onderwijs-veld is geboden,' zo hield Ritzen zijn gehoor voor. Daarbij vervlrees hij naar het nagestreefde hooflijnenakkoord: 'Afspraken die niet bedoeld zijn als keurslijf, maar als uitdaging.' Toch maakte minister Ritzen duidelijk dat ook hij re-
centelijk nog de bijna tien jaar oude voorstellen van de Coho heeft gelezen en dat hem daarbij een 'aha-Erlebnis' bekroop. Sprekend in het openbaar werd de bewindsman niet zo concreet als hij volgens rector De Moor in zijn werkkamer wel is. 'Een overheid die moet waken over een eeriijke verdeling van middelen ontkomt niet aan sturing van de deelname aan bekostigd voortgezet onderwijs na de leerplicht. Ik venwacht dat dit vraagstuk in de komende jaren aan scherpte zal winnen,' zo hield Ritzen het maar een beetje in het vage. Dat gold ook voor de omvang van de tweede en derde (onderzoekschool) fase: 'Het volgen van een top-opleiding kan nooit een recht zijn. Het kan en rnag niet meer zijn dan een mogelijkheid die de student zal moeten bevechten.' Bij meer universiteiten dan de Utrechtse werd het AcadeVervolg op pag. 3.
7 september 1990