H
R
W
hoorwoorden
regelwoorden
weetwoorden
1 Zeg het woord. 2 Hak het woord in klanken. 3 Schrijf de letters bij de klanken op. 4 Controleer het woord.
1 2 3
1 2 3 4
Zeg het woord. Bedenk welke regel bij dat woord past. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4 Controleer het woord.
Kijk goed. Maak een foto van het woord in je hoofd. Onthoud het woord. Schrijf het op. Controleer het woord.