1 minute read

Dit is een artikel uit THOTH Word deelnemer van R&T en ontvang Thoth 6 keer per jaar

aanmelden

Hetmaçonnieke verhaal, dat is ingebed in zeer oude en over de wereld verspreide tradities van spiritualiteit, confronteert ons met een symboliek die voornamelijk bestaat in de mate dat hij persoonlijk wordt geïnterpreteerd en subjectief met betekenis wordt beladen, wat anderen er ook mogen over geschreven of gezegd hebben. Zoals ikzelf bijvoorbeeld. Al helpt het wanneer men bijvoorbeeld tot zich neemt wat broeder Luc Crevits (loge Acacia, Gent) over spiritualiteit in de maçonnerie onlangs bij uitgeverij Kvadrato heeft gepubliceerd. Bij het maçonnieke verhaal gaat het ook niet om één geconsacreerde betekenis, maar om zoveel betekenissen als een subjectieve betekenisgeving in staat is om er aan toe te kennen. In deze veelzijdigheid en veranderlijkheid van de persoonlijke interpretatie schuilt voor mij de symbolische waarde van de maçonnieke arbeid. Het is niet iets wat wij weten of kennen. Het is iets wat wij doen en waar wij deel van uitmaken. Het is een arbeid van betekenisgeving die wij steeds weer volbrengen en die wij zwijgzaam delen met onszelf en met elkaar, als leden van een initiatiek gezelschap. Niet door te excelleren in formalismen – het waterpas moet bij de 1ste Opziener, het schietlood bij de 2de, de meetlat bij de Keurmeester –, niet door slechts wetten en regels te volgen, maar door zelfstandig een innerlijke maçonnieke visie op te bouwen. Die wordt ons niet gedicteerd, voorgeschreven of opgelegd. Die wordt ons evenmin voorgehouden. Het is wat wij elkaar te bieden hebben.

Advertisement

De symbolische arbeid is wat ons in staat stelt om met toenemende zelfkennis aan het ethische gehalte van onze zelfgekozen levenshouding vorm en inhoud te geven. Het resultaat daarvan is betekenisgeving.

Het redelijke en analytische denken houdt de erkenning in van de Rede (met hoofdletter) en bewijst eerbied aan het verlichte denken waartoe de mens in staat is, zonder te moeten gehoorzamen aan obscure machten die boven hem staan of aan zogenaamde ‘geestelijken’ aan wie de unieke waarheid over de zin van het menselijk bestaan werd geopenbaard. Iets complexer wordt het echter wanneer men bij dit vasthouden aan de Rede het logisch denken betrekt van een paar duizend ingenieurs, informatici en managers die binnen het hoogtechnologische bedrijfsleven van vandaag voor hun rationeel performant gedrag aangewezen blijken te zijn op cocaïne en het deskundig gebruik van synthetische drugs die onder meer in de havens van Antwerpen en Rotterdam met scheepsladingen tegelijk worden aangevoerd. Het wordt er evenmin eenvoudiger op wanneer men zich afvraagt hoe men zich als vrijmetselaar, na het 18de eeuwse rationalisme van de Verlichting, verhoudt tot het onuitsprekelijke, dat ons intuïtief handelende wezens laat zijn en ons met elkaar verbindt zonder dat wij er het geheim van doorgronden. Meer zelfs, wan-

This article is from: