TvT accent - Spelling 2: zorgschrift - correctiesleutel

Page 1


accent

Spelling

Z-schrift 2

Correctiesleutel Tine Geenen Karolien Willems Maarten Dumoulin

Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet

Met medewerking van Filip Casier Myriam Monstrey Herlinde Roose Stijn Storme Annelore Tanghe Peter Willems


Letterpakket Letterpakket 1

Oefen hier je letterpakket.

v a f g h n i k l ui

v. a. f. g. h. n. i. k. l. ui .

r. m. o. aa . p. s. w. z. ee . oo .

r m o aa p s w z ee oo

e. uu . t. ie . d. oe . b. eu .

e uu t ie d oe b eu

Juist spellen begint bij goed luisteren.

1

luister of kijk 3

2

herhaal en onthoud

3

schrijf

1

4

controleer


2

Kijk naar de tekening en vul aan. Schrijf daarna het woord op.

m

.

3

ta

.

k

ie r

bier

.

w iel

k

maan tak b

.

aa n

.

v

at

kat

wiel

.

Teken je hoofd. Schrijf drie keer je voornaam.

h

.

huis r

uur

ui s

.

aa m

vuur raam .

k

oe

p

e

koe

.

pet

t

eigen invulling . . .

4

Vraag aan je juf of meester om je familienaam op te schrijven. Schrijf daarna je familienaam twee keer over.

. .

eigen invulling

. Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 1 op blz. 59. 4


Letterpakket Woordpakket 1

1

Oefen hier je woordpakket. tien . de man .

dus . de deur .

het . het net .

nee . de vis .

een . het vuur .

tien man dus deur het net nee vis een vuur

ik won . de zoon .

me . hij gaat .

er . de heer . de zee .

de . de soep .

af .

won zoon me gaat er heer zee de soep af

• Woorden met een doffe klinker: het, een, er, je, de, te, me, we, ze

5

2

• Op het einde van een woord schrijf je nooit v !

21

• ee op het einde van een woord schrijf je altijd dubbel: nee, zee.

23


2

Vul de juiste letter in, zodat je een pakketwoord krijgt. Schrijf daarna het woord twee keer.

s z d w

oep . oon . eur .

3

on .

soep zoon deur won

. . . .

soep g zoon v deur t won h

aat . uur . ien . eer .

gaat vuur tien heer

. . . .

gaat vuur tien heer

Kies een woord dat in de zin past. de – het – me – er – een

.

er

ik voel .

.

4

het

zit een poes op .

me

de

bank.

niet zo goed

lijkt wel .

een

wonder.

Schrijf de woorden in de juiste kolom. of – dak – loop – wiel – ze – mee twee letters

. .

af ze

drie letters

. .

dak mee

vier letters

. .

loop wiel

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 2 op blz. 59. 6


Letterpakket Woordpakket 1

Oefen hier je woordpakket. de knal . hij staat . de ster . de snoep . het spel . het spook .

stuk . de stam .

smal . de knoop .

2

knal staat ster snoep spel spook stuk stam smal knoop

ik stop . de spin . ik speel . wij staan . ik steek . de steen . het stuur . de knop . de stoel . ik snik .

stop spin speel staan steek steen stuur knop stoel snik

Luister goed. Schrijf alleen het kopje op. 1. 5.

7

2

knal speel

2. 6.

knop steek

3. 7.

ster steen

4. 8.

stop staat


3

Schrijf de volgende woorden bij het passende kopje. snik – staat – knal – stop – speel – smal – staan – knop – stuk – spel – steek – stam – snoep – knoop kn-

sp-

sn-

sm-

st-

knal speel snik smal staat stuk knop spel snoep stop steek knoop staan stam .

.

.

.

.

.

.

.

4

.

.

.

.

.

.

Zoek het woord dat bij de tekening past. Maak alle letters los. Plak ze daarna weer aan elkaar.

. . . . . . . .

steen

ster knoop snoep stoel spook spin stuur

. . . . . . . .

steen

ster knoop snoep stoel spook spin stuur

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 3 op blz. 60. 8


Letterpakket Woordpakket 1

Oefen hier je woordpakket. het vlees . de tram .

slim . ik zwom . de groep . ik kroop . ik bleef . ik zweet .

dwaas . de kleur .

2

vlees tram slim zwom groep kroop bleef zweet dwaas kleur

de fles . de brief . ik sliep . de broek .

plus . groen . druk . de gleuf .

zwaar . de broer .

Alle letters zijn los. Plak ze terug aan elkaar. k r o o p s l i e p

.

9

3

v l e e s

fles brief sliep broek plus groen druk gleuf zwaar broer

g l e u f

d r u k

sliep kroop vlees gleuf druk .

.

.

.


3

Schrijf bij elk kopje één woord uit het woordpakket. brzw-

zweet zwom, zwaar groep, groen druk kroop kleur .

broek brief; broer slim, sliep tram plus fles vlees bleef dwaas gleuf

.

.

.

.

.

.

.

.

gl-

kl-

.

4

.

Verbind het kopje met het juiste staartje. Schrijf dan het woord op. pl zw fl

tr 5

dw-

bl-

kr-

.

vl-

fl-

dr-

.

pl-

tr-

gr-

.

sl-

. . . .

. . . .

aar us am es

plus fles

. .

. .

zwaar tram

Kijk naar de tekening. Schrijf het woord op.

.

bril zweep plas bloes vloer .

.

.

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 4 op blz. 60. 10


Woordpakket 4 1

Oefen hier je woordpakket. de muis . het luik .

uit . het stuur . de fluit .

de uil . de buik .

lui . de kleur .

bruin .

muis luik uit stuur fluit uil buik lui kleur bruin

de spuit . de kuil . ik kruip . de snuit . de tuin . het huis .

ruim . het fruit . de gleuf .

vuil .

Bij de ui schrijf je eerst een u en dan een i. 11

spuit kuil kruip snuit tuin huis ruim fruit gleuf vuil

8


2

Schrijf de woorden met een ui over. Kies uit: lui – kleur – ruim – fluit – kruip – gleuf – stuur – uit – snuit

lui kruip

. . 3

. .

ruim uit

. .

fluit snuit

Onderstreep de pakketwoorden in de zin. Schrijf de zin over. Denk aan de punt achteraan. De kat is gek op een verse muis.

De kat is gek op een verse muis. Mijn blaadjes zijn bruin en vallen af. Ik kruip vlug in mijn hol. Ik geef je nog een spuit.

.

Mijn blaadjes zijn bruin en vallen af.

.

Ik kruip vlug in mijn hol.

.

Ik geef je nog een spuit.

.

4

Schrijf het woord over. buil .

5

buil

vuil .

vuil

Drie woorden van het woordpakket hebben geen ui. Kies er een. Maak een zin met dat woord.

.

eigen invulling (zin met stuur, kleur of gleuf)

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 5 op blz. 61.

12


Woordpakket 5 1

Oefen hier je woordpakket. het ei .

ziek . ik zei .

niet . ik zie . de geit . de reis .

lief . klein . het plein .

ei ziek zei niet zie geit reis lief klein plein

de trein .

wie . het bier . de klei .

diep . de friet .

tien . ik sliep .

mei . de wei .

trein wie bier klei diep friet tien sliep mei wei

Schrijf de ei net als in trein: eerst de e en dan de i. Schrijf de ie net als in tien: eerst de i en dan de e.

13

15 5


2

Schrijf de woorden van het woordpakket op de juiste plaats. ie ei

. . . . .

3

ziek niet zie lief wie

. . . . .

. . . . .

ei zei geit reis klein

plein trein klei mei wei

. . . . .

Schrijf de zinnen over. Vergeet het leesteken niet. De ei zit in trein. . De ie zit in tien. .

4

bier diep friet tien sliep

De ei zit in trein. De ie zit in tien.

Zoek het woord.

–l

. wie

a = ie

.

aa = ei

–p

+s

f=p

ziek trein reis diep .

.

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 6 op blz. 61. 14


Woordpakket 6 1

Oefen hier je woordpakket. mee . ja . de knie .

wie . twee . de ma . de pa .

zo . de trui . de zee .

15

mee ja knie wie twee ma pa zo trui zee

de tweede .

meegaan . ik sta .

nee . de fee .

nu . de slee .

meedoen . ik ga .

drie .

tweede meegaan sta nee fee nu slee meedoen ga drie

• Op het einde van een woord schrijf je a, o, u enkel: ga, zo, nu.

24

• Op het einde van een woord schrijf je ee dubbel, ook als dat woord een deel is van een ander woord: mee, meedoen, twee, tweede.

23


2

Schrijf de woorden van het woordpakket op de juiste plaats. ee: .

. a:

.

ie: . o:

3

.

mee twee zee tweede meegaan nee fee slee meedoen ja ma pa sta ga knie wie drie zo nu trui .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

u: .

ui: .

Kies het juiste woord, zodat je een goede zin krijgt. trui – zee – fee – ga – meedoen Dit sprookje gaat over een .

trui

Ik doe een dikke . Ik .

ga

.

aan.

zee meedoen

met pa en ma naar .

Mag ik met dit spel . 4

fee

Alle letters zijn los. Plak ze terug aan elkaar. l u i o l i e

.

lui

.

olie

. ?

h o e r a

.

hoera

e u r o

.

euro

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 7 op blz. 62. 16


Woordpakket 7 1

Oefen hier je woordpakket. de hulp .

als . de arm .

paars . erg . ons . duurt . hij voelt . de hals . de melk .

hulp als arm paars erg ons duurt voelt hals melk

het dorp .

elf . de film . de beurt .

eens . iets . de fiets . ik hielp . hij zoekt .

l en r zijn kleefletters. Je hoort iets, maar je schrijft niets! Bv. melek ďƒ’ dorep ďƒ’ 17

melk dorp

juist .

dorp elf film beurt eens iets fiets hielp zoekt juist 7


2

Luister naar de woorden. Hak en plak.

. . . . . 3

iets elf hulp dorp film

. .

als hals . . . . .

. . .

. . . .

zoekt duurt erg melk

-ts

. .

-lp

zoekt duurt erg melk

. . . .

-rt

e e

-ns

iets hulp duurt ons fiets hielp beurt eens . . . . . . . . . . . . . . . .

.

.

.

.

.

Verbind het kopje met het juiste staartje. rm do a zoe

5

.

iets elf hulp dorp film

Schrijf twee pakketwoorden bij het juiste staartje. -ls

4

.

fi

st

jui

lm

rp

paa

rs

rg

voe me

lk

lf

kt

lt

Vul de zin aan met staartjes. Schrijf de zin over.

ns rm Voel eens aan mijn arm.

Voel ee

aan mijn a

.

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 8 op blz. 62. 18


Woordpakket 8 1

Oefen hier je woordpakket. ik zei .

hij . klein . de trein .

wij . ik bijt .

fijn . mijn . het ei .

blij .

zei hij klein trein wij bijt fijn mijn ei blij

Je schrijft een ei als het woord op je ei-kaart staat. Neem je ei-kaart erbij!

19

vrij . de reis . ik blijf .

zij . mei . de prijs . het plein . hij kijkt . de wei . het eind .

vrij reis blijf zij mei prijs plein kijkt wei eind 15


2

Vul het ei-lied aan met de ei-woorden.

reis trein zei meid plein mei geit klei eigen wei geheim heide kleine kei zeil einde

Ik ga op . de .

met de .

van het .

zoekt een .

.

. In .

.

in haar .

. Het is geen .

Je vindt op de .

.

geen .

ook geen boot met een .

3

,.

.

,

. .

Schrijf de woorden in de passende kolom. hij – eind – prijs – mei – vrij – trein – blij – fijn – plein – blijf ei

. . 4

ij

eind mei trein plein .

.

.

.

hij blij

prijs vrij fijn blijf

.

.

.

.

Zoek in dit woordrooster acht woorden met ei of ij. Schrijf ze op. A P K M I J N

V L K L E I N

R E T R E I N

I I A O C S F

J N S T A H I

M E I O U U J

N B L I J F N

. .

plein vrij fijn mei klein mijn blijf trein .

.

.

.

.

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 9 op blz. 63. 20


Woordpakket 9 1

Oefen hier je woordpakket. mooi . de haai . zij gooit . ik draai . de vlooien .

mooier . hij groeit . ik gooi . ik groei . de kooi .

mooi haai gooit draai vlooien mooier groeit gooi groei kooi

saai . nooit . wij draaien . de koeien .

oei . hij draait . de kooien .

mooie . taai . jullie gooien .

saai nooit draaien koeien oei draait kooien mooie taai gooien

Bij aai, ooi, oei hoor je een j, maar je schrijft een i. Bv. haaj  haai 21

9


2

Luister naar het spellied. Vul de strofe over aai, ooi en oei aan.

oei

aai ooi j i

Als je woorden met een .

dan schrijf je op ’t einde geen . 3

of .

moet schrijven,

maar een . en die moet daar altijd blijven.

Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolom. aai

. . . . . . 4

of met een .

haai draai saai draaien draait taai

. . . . .

mooi gooit vlooien mooier gooi

ooi

. . . . .

oei

kooi groeit nooit groei kooien koeien mooie oei gooien . . . .

Onderstreep de woorden met aai, ooi en oei. Schrijf die woorden over. Beste oma, Morgen werk ik in de dierentuin. Ik verzorg de haaien en de krokodil. Die zit in een kooi. Ik mag niets tegen zijn kop gooien. Want oei, dan wordt hij kwaad! Groeten, Tom

. . . .

haaien kooi gooien oei

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 10 op blz. 63. 22


Woordpakket 10 1

Oefen hier je woordpakket. jij groeide . wij geeuwen .

nieuwe . wij gooiden . de leeuwen . de sneeuw . ik gloei .

nieuw . ik draaide . wij draaiden .

groeide geeuwen nieuwe gooiden leeuwen sneeuw gloei nieuw draaide draaiden

de kraai . ik geeuw . de kraaien . het hooi . wij gloeien .

saaie . de leeuw . jullie groeien . ik gooide . de mooiste .

Bij eeuw en ieuw schrijf je een u voor de w. Bv. nieuw, leeuw, sneeuw 23

kraai geeuw kraaien hooi gloeien saaie leeuw groeien gooide mooiste

10


2

Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolom. eeuw aai

draai kraaien geeuwen geeuw draaiden saaie leeuwen leeuw kraai sneeuw .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

oei

. . . . 3

groeide gloei gloeien groeien

ooi

. . . .

gooiden hooi gooide mooiste

ieuw

. .

nieuwe nieuw

Luister naar het spellied. Vul de strofe over eeuw en ieuw aan. In leeuw hoor je eeuw en in nieuw hoor je ieuw. Onthoud hoe je ‘t schrijven moet. Je

schrijft een u net voor de w

en dan pas schrijf je ’t goed. 4

Los de raadsels op. Het vlees is niet mals, maar . Welke dieren geven melk? .

taai koeien

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 11 op blz. 64. 24


Woordpakket 11 1

Oefen hier je woordpakket. de stroom . ik schiet . hij schreeuwt . het schijnt . het schip . de schok . de schoen . de school . hij scheen . ik schreef .

25

stroom schiet schreeuwt schijnt schip schok schoen school scheen schreef

de schuur . hij schrikt . ik sprak . de straat . zij schrijft . de schat . de straf . de streep . hij spreekt . hij schopt .

schuur schrikt sprak straat schrijft schat straf streep spreekt schopt


2

Schrijf in elke kolom twee woorden uit het woordpakket. sch

. .

3

str

spr

schiet schreeuwt stroom sprak schijnt schreef straat spreekt .

.

.

.

.

.

Zoek een woord uit het woordpakket dat rijmt op: rok . zak . staf . been . laat .

4

schr

bijvoorbeeld

schok sprak straf scheen straat

vuur . likt . lip . zeef . boom .

schuur schrikt schip schreef stroom

Maak de zinnen los door punten te zetten. Schrijf de zinnen daarna op. het schip zonk in de zee ik duik naar het schip er ligt nog een schat in

. . .

Het schip zonk in de zee. Ik duik naar het schip. Er ligt nog een schat in.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 12 op blz. 64. 26


Woordpakket 12 1

Oefen hier je woordpakket. het begin .

liefst . het geweer . het bezoek . de broers . het geheim .

zwart . de dorst .

gelijk . het verdriet .

begin liefst geweer bezoek broers geheim zwart dorst gelijk verdriet

ik vertel . de flits . hij bestaat .

sterk . het verhaal . de plaats . je blijft . zij durft . hij steekt . hij helpt .

vertel flits bestaat sterk verhaal plaats blijft durft steekt helpt

Woorden die beginnen met ge, ver of be, schrijf je met een doffe e. 27

12


2

Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolom. ge

. . .

geweer geheim gelijk

ver

verdriet vertel verhaal

. . .

moeilijke staart

. . . . 3

liefst dorst durft helpt

be

. . .

begin bezoek bestaat

dubbel kopje en dubbel staartje

. . . .

broers zwart flits sterk

. . .

plaats blijft steekt

Kleur de ge-, ver- en be-woorden in de onderstaande tekst. Maak een nieuwe zin waar één van de gevonden woorden in zit. ‘Wat maak je?’, vraagt Knoert. ‘Een vliegding’, fluistert zijn vader en hij legt zijn vinger op zijn lippen. ‘Het is nog geheim.’ Hij gaat bij de schets staan en geeft uitleg. … Knoert begrijpt helemaal niets van het verhaal. ‘Waarom moet het zo ingewikkeld?’, vraagt hij. ‘Je kunt toch ook gewoon een vliegfiets maken? De fiets heb je al, nu alleen de vleugels nog.’ Knoert ziet zichzelf al door de lucht fietsen. ‘Eureka!’, roept zijn vader verrukt.

.

eigen invulling

Uit: Een knoert van een fiets, Mirjam Mous en Marjan Koudijs, Van In

. Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 13 op blz. 65. 28


Woordpakket 13 1

Oefen hier je woordpakket. luid . het bloed .

breed . de brandweer . ik heb . het veld . de grond . de ramp . de vriend .

rood .

luid bloed breed brandweer heb veld grond ramp vriend rood

het bed .

goedkoop . de draad .

hard . het zwembad . het hart . de tent . ik sluit . het hoofd . het strand .

bed goedkoop draad hard zwembad hart tent sluit hoofd strand

Schrijf ik d of t, b of p op het einde van een woord? ďƒ’ Maak het woord langer! Bv. landen dus land, kaarten dus kaart, hebben dus heb, lopen dus loop Soms zitten d- of t-woorden in een ander woord verstopt! Bv. brandweer 29

25


2

Verleng de woorden en vul in: d of t. Schrijf dan de woorden op.

d

bloe

.

bloed vel

. 3

ten

.

d

tent

t

slui

sluit

.

d

vrien

veld

.

roo

vriend

t .

d

rood

.

.

be

d

ka

t

bed kat

Vul de woorden aan met d of t, b of p. Schrijf daarna de zinnen over. Denk aan het leesteken. Dat kin

d slaat met zijn vuis t .

Dat kind slaat met zijn vuist.

.

Ligt die spin doo

d in haar we b ?

Ligt die spin dood in haar web?

.

Ik val har

d op de grond .

Ik val hard op de grond.

.

t

Als je har

niet meer klopt, is dat een ram

p.

Als je hart niet meer klopt, is dat een ramp.

. . 4

Vul in: d of t, b of p. De woorden komen niet uit het woordpakket. tan nes pun

doo

schi

d p d

vrien

vel kor

t d t

t b d

d t p

we

vuis

kin

hul

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 14 op blz. 65.

30


Woordpakket 14 1

Oefen hier je woordpakket. het einde . zij vielen . de weide .

fijne . groene . de vijfde . de keuken .

wijde . hij huilde .

juiste .

31

einde vielen weide fijne groene vijfde keuken wijde huilde juiste

luide . de deuren .

bruine . leuke . diepe . wij riepen .

goede . de heide .

rijke . mijn moeke .

luide deuren bruine leuke diepe riepen goede heide rijke moeke

• Doffe klinkers klinken dof. Je schrijft ze bijna altijd met een e.

13

• Je schrijft een ei als het woord op je ei-kaart staat. Neem je ei-kaart erbij!

15


2

3

Kleur de doffe klinker in elk woord. einde

vielen

weide

fijne

groene

vijfde

keuken

wijde

huilde

juiste

luide

deuren

bruine

leuke

diepe

riepen

goede

heide

rijke

moeke

Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolom. ie eu

. . .

vielen diepe riepen

. . .

ij

. . . . 4

fijne vijfde wijde rijke

keuken deuren leuke

. . .

ui

. . . .

huilde juiste luide bruine

ei

einde weide heide oe

. . .

groene goede moeke

Onderstreep de woorden met een doffe klinker. Die rijke man koopt zijn vijfde auto. Die mooie dame is mijn mama. Tijs zwemt in de vijver. Ik danste op elk liedje. Annie wast mijn vuile broeken. Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 15 op blz. 66. 32


Woordpakket 15 1

Oefen hier je woordpakket. hij denkt . de vingers . ik dank . hij brengt . ik spring . hij klonk . de drank . wij drinken .

links . bang .

denkt vingers dank brengt spring klonk drank drinken links bang

ik breng . de bank .

jonge . ik sprong . de winkel . het ding . de plank . de slang . wij vangen .

eng .

breng bank jonge sprong winkel ding plank slang vangen eng

nk schrijf je zonder g! Bv. bangk ďƒ’ bank Je kunt het woord ook verlengen om de eindletter beter te horen. 33

14


2

Schrijf de woorden van het woordpakket in de juiste kolom. Kleur ng of nk. ng nk

. . . . . . 3

vingers sprong denkt links brengt ding dank bank spring slang klonk winkel bang vangen drank plank breng eng drinken jonge .

.

. .

.

.

.

.

.

.

.

.

Vul dit briefje aan met ng of nk. Lieve mama, Da

nk

je omdat je me daarnet fruitsap liet dri

dat ik je daarom nog liever vind. Ik bre Mag ik dan nog een dra Groetjes van Eva 4

nk

je?

ng

nk

en. Ik de

nk

je straks een glaasje wijn.

Vul in: ng of nk. Schrijf het woord daarna op.

ga

.

ng

jo

ng

en

a

nk

er

kli

nk

sla

ng

gang jongen anker klink slang .

.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 16 op blz. 66. 34


Woordpakket 16 1

Oefen hier je woordpakket. ik zou . de pauw . de saus . de fout .

flauw . het goud . het hout . de paus .

jouw . stout .

zou pauw saus fout flauw goud hout paus jouw stout

oud . het gebouw .

jou . de auto . de ouders . de vrouwen .

nou . de vrouw .

blauwe . koud .

oud gebouw jou auto ouders vrouwen nou vrouw blauwe koud

Je schrijft een au als het woord op je au-kaart staat. Neem je au-kaart erbij!

35

17


2

Vul het au-lied aan. Au! Wat doet dat pijn! Wat doet dat pijn! Al die woorden in mijn hoofd. Alle woorden met een au stop ik vandaag in mijn hersenpan.

auto blauwe saus

Laura heeft de . met .

van de .

.

overgoten.

Ze pikte ook een veer van een mooie . dat vond iedereen wel . 3

pauw

flauw

,

!

Schrijf de woorden van het woordpakket in het juiste kader. ou-woorden au-woorden

. . . . . 4

paus

zou stout vrouwen pauw saus fout oud nou goud gebouw vrouw flauw hout jou koud paus auto jouw ouders blauwe .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

. .

Vul au of ou in. Schrijf het woord over.

au

.

tobaan

stok

ou

d

autobaan stokoud .

kaass

.

au

s

kaassaus

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 17 op blz. 67. 36


Woordpakket 17 1

Oefen hier je woordpakket. het varken . de bergen . de duivels .

kleiner . de hoofden . de sleutel .

buiten . de winter . de morgen .

dieper .

varken bergen duivels kleiner hoofden sleutel buiten winter morgen dieper

ik wandel . de wortel . de sleutels . de vleugels . de tijgers . de duivel . ik luister .

vroeger . anders . de moeders .

wandel wortel sleutels vleugels tijgers duivel luister vroeger anders moeders

Ook in de woordstukjes -en, -ens, -er, -ers, -el en -els hoor je vaak een doffe e. 37

13


2

Vul het kruiswoordraadsel aan zodat je pakketwoorden krijgt.

t

i

j g e r s l e v

l

e u g e l

s

l

t v

w

a r

o

p

3

d u i

mant keld keld

. . . .

. . . .

e u

d

v e l s w u i b u i t e n s t

u i m t v r o e g e r e e r

m

o i n e r

l

g e

b e r r a n d e r s

er

prent

el

venst

els

venst

ers

ui

. . . .

t e l

e r

d

g e n

Verbind het kopje met de passende staart. mant

4

l e r

f d e n l

r

t k e e w a n d e l i e k

h o o

. . . .

ers

popp

ers

luist

en

spieg

er

spieg

. . . .

. . . .

el en er els

Maak een vraag waarin twee woorden van het woordpakket zitten. Vergeet het leesteken niet.

.

eigen invulling

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 18 op blz. 67. 38


Korte klank - Lange klank - Andere klank

Er zijn drie soorten klanken: - korte klanken: die kleuren we groen ďƒ’ a, e, i, o, u - lange klanken: die kleuren we rood ďƒ’ aa, ee, oo, uu - alle andere klanken: die blijven wit.

1

20 22

Vul de korte en lange klanken in. Geef iedere doos de juiste kleur.

korte klank

.

groen a e i o u .

.

.

.

lange klank

.

andere klank

39

rood aa ee oo uu .

.

.


2

Je meester of juf laat vijf klanken horen. Kleur het vakje groen als je een korte klank hoort. 1

3

2

5groen

2

3

4 rood

5

Kleur het vakje groen als je een korte klank hoort. Kleur het vakje rood als je een lange klank hoort. 2groen

1

3 rood

5

4

Drie vazen vallen stuk op de grond. Luister naar de klanken. Geef de scherven de juiste kleur.

groen rood

roo

d

rood

groen

en gro

groe n

5

4

Kleur het vakje rood als je een lange klank hoort. 1 rood

4

3groen

groen

groen

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 19 op blz. 68. 40


Woordpakket 18 1

Oefen hier je woordpakket. de nachten . hij legt . de vlucht . zij volgt . jij krijgt . hij vliegt . ik zucht . hij draagt .

slecht . zij lacht .

nachten legt vlucht volgt krijgt vliegt zucht draagt slecht lacht

jij ligt .

acht . het gezicht . de bocht . de lichten . hij jaagt . de kracht . jij zegt .

dicht . zij vraagt .

ligt acht gezicht bocht lichten jaagt kracht zegt dicht vraagt 26

cht of gt? ja Let op! ligt, legt, zegt

korte klank? a, e, i, o, u nee 41

cht

gt


2

Schrijf de woorden van het woordpakket in de juiste kolom. gt

. . . . .

cht

legt ligt nachten gezicht volgt jaagt vlucht bocht krijgt zegt zucht lichten vliegt vraagt slecht kracht draagt lacht dicht acht ch ch ch g g g ch ch g g ch ch .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

3

Vul in: g of ch. vlu.

t

gezi.

t

la.

ze.

t

vraa.

t

bo.

draa. 4

t

le.

t

di.

t

t

t

vol.

t

sle.

t

zu.

t

Vul aan met gt of cht.

Beste Aida,

cht cht

als je la . Ik bra .

cht gt

dan voel ik me blij. Ik vind je e . een pakje voor je mee. Het li .

lief.

in je bank.

Groetjes van Milan Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 20 op blz. 68. 42


Woordpakket 19 1

Oefen hier je woordpakket. de kippen . wij zwemmen . de potten .

binnen . de bossen . de ratten . wij kennen .

witte . zij kunnen .

alle .

kippen zwemmen potten binnen bossen ratten kennen witte kunnen alle

zij missen . wij wassen . de messen . zij liggen . wij stoppen . zij zullen .

gekke . de zakken .

jullie . de sokken .

missen wassen messen liggen stoppen zullen gekke zakken jullie sokken

• Klankgroepen zijn woordstukjes die je gemakkelijk kunt meeklappen. Bv. pop heeft één klankgroep, appelmoes heeft drie klankgroepen. •

Zo moet je verdubbelen. Ik luister naar het einde van de klankgroep.

43

ik

korte klank a, e, i, o, u

ik 1 klinker en 2 medeklinkers verdubbelen

27


2

Kies het juiste woord zodat je een goede zin krijgt. bossen – stoppen – zwemmen – kippen In onze .

bossen zwemmen kippen stoppen bijvoorbeeld vallen zetten remmen sokken wennen rotte missen vullen pakken winnen

Ik kan al tien meter . Kunnen die . Ik kan niet . 3

.

dan nooit buiten lopen?

omdat mijn remmen stuk zijn.

Zoek telkens een rijmwoord. allen . zwemmen . kennen . vissen . zakken .

4

leven geen wolven meer.

petten .

rokken . zotte .

zullen .

binnen .

Onderstreep de woorden met een verdubbeling. Pa rat is vroeg op vandaag. Ma is druk in de weer. Ze kreeg wel vijftien rattenjongen, denkt Pa. Hij kruipt boven op de berg en zoekt hapjes voor Ma. Een stukje ei, een restje worst, een koolblad en een schilletje. Ma rat schrokt alles op. Dan neemt ze een duik in de beek. De berg geeft eten genoeg. Er wordt elke dag een volle emmer met restjes op gegooid. De jongen groeien vlug. Ze hollen door de gangen. Ze verstoppen zich in de kamers. Ze spelen op en rond de berg. En als ze te smerig zijn, jaagt Pa rat hen naar de beek. Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 21 op blz. 69.

Uit: Het kasteel, Anne Wyckmans en Ina Hallemans, Van In

44


Woordpakket 20 1

Oefen hier je woordpakket. tussen . de remmen . wij willen . zij kloppen . jullie rennen . de bussen . de vissen . de modder . jullie winnen .

alleen .

tussen remmen willen kloppen rennen bussen vissen modder winnen alleen

alles . wij klimmen . de poppen . de zussen . zij stappen . zij trekken . de appel . wij zeggen . de stokken . zij zetten .

Zo moet je verdubbelen. Ik luister naar het einde van de klankgroep.

45

ik

korte klank a, e, i, o, u

alles klimmen poppen zussen stappen trekken appel zeggen stokken zetten 27

ik 1 klinker en 2 medeklinkers verdubbelen


2

Schrijf de woorden van het woordpakket in de juiste kolom. zatte

alleen . alles . stappen . appel .

3

4

vette

kippen

stoppen

bussen

. . willen .kloppen. tussen remmen . rennen . vissen . modder . bussen .trekken . winnen . poppen . zussen . zeggen klimmen . . stokken . zetten

Onderstreep in elk woord de dubbele medeklinker. Kleur de klinker ervoor groen. tussen

bussen

zussen

modder

poppen

winnen

willen

vissen

zetten

zeggen

rennen

remmen

alleen

stappen

trekken

klimmen

kloppen

stokken

alles

appel

Vul de passende medeklinkers in. De struisvogel is de grootste nog levende vogel op aarde. De ko .

pp

en van de ma .

nn

etjes steken twee meter boven

de grond uit. Door zijn lange poten kan een struisvogel soms zestig kilometer per uur re .

nn

en.

Met die poten kan hij ook geweldige tra .

pp

en uitdelen.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 22 op blz. 69. 46


Woordpakket 21 1

Oefen hier je woordpakket. het oog . de boog . ik krijg . de berg . ik lach . de mug .

echt . hij kocht . ik volg .

zacht .

•

oog boog krijg berg lach mug echt kocht volg zacht ja

nee

47

de slag .

pech . de dwerg . het licht . de nacht . ik zorg .

zich . ik sloeg .

recht . cht of gt?

leg slag pech dwerg licht nacht zorg zich sloeg recht 26 cht

Let op! ligt, legt, zegt

korte klank? a, e, i, o, u

•

ik leg .

gt

19 g of ch? Je schrijft meestal g! Opgelet: pech, lach en zich zijn drie woorden met ch die je moet onthouden.


2

Vul een pakketwoord in.

Krijg mug

.

Die .

lach oog berg

jij ook soms de slappe . vloog in mijn .

?

.

Ik raak met mijn fiets tot op de top van die . Nu heb ik weer . Ik . 3

!

de pijl terug bij de .

boog

.

Vul een woord in met ch op het einde.

ik . 4

leg

pech

.

lach

papa heeft .

pech

hij wast .

zich

Vul in: g of ch, gt of cht. Het is na.

cht

pakje op een bank. Hij la

cht

A.

g .cht

. Op die bru.

. staat een dwer. wat raar en gaat vlu

minuten later komt hij teru.

Hij pakt het pakje en haast zi.

ch

g

g . g . g

. Hij doet no

. Hij le.

gt

weer we.

een

g

.

altijd raar.

. Wat is hier aan de hand?

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 23 op blz. 70. 48


Woordpakket 22 1

Oefen hier je woordpakket. de apen .

dure . de beker . de bomen . wij lopen . de buren . de dame .

grote . de kamers . de ezel .

apen dure beker bomen lopen buren dame grote kamers ezel

duren . de tafel . de muren . het teken . de vogels . het water .

zeven . de uren . de deken .

over .

Zo moet je verenkelen. Ik luister naar het einde van de klankgroep.

49

ik

lange klank aa, ee, oo, uu

duren tafel muren teken vogels water zeven uren deken over 27

ik 1 klinker en 1 medeklinker verenkelen


2

3

Kleur de verenkeling rood. apen

dame

dure

ezel

over

beker

bomen

buren

deken

grote

kamers

lopen

duren

tafel

teken

muren

water

zeven

uren

vogels

Schrijf de woorden van het woordpakket in de juiste kolom. apen

. . . . . 4

over

zweven

apen beker dame ezel kamers teken tafel zeven water deken .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

muren

bomen dure lopen buren grote duren vogels muren uren over . . . . .

Onderstreep de woorden met een verenkeling. Geachte heer, Ik wil u laten weten dat mijn zoon Jens vandaag en de volgende dagen geen huiswerk meer moet maken. Wilt u daar rekening mee houden? Ik dank u. Met beleefde groeten, Jens, ik bedoel, de papa van Jens Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 24 op blz. 70. 50


Woordpakket 23 1

Oefen hier je woordpakket. wij roepen . de bakker . de scholen . wij bellen .

deze . de maanden .

mager . zij spelen . de dwergen .

negen .

roepen bakker scholen bellen deze maanden mager spelen dwergen negen

zij koppen .

dikke . het konijn . de olie . wij duiken . zij zullen . de schapen . de poorten .

vuren . de lampen .

Verdubbelen en verenkelen

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

51

koppen dikke konijn olie duiken zullen schapen poorten vuren lampen 27

Ik

Ik

korte klank a, e, i, o, u

1 klinker en 2 medeklinkers verdubbelen

Ik

Ik

lange klank aa, ee, oo, uu

1 klinker en 1 medeklinker verenkelen

Ik

Ik

andere klank

gewoon


bijvoorbeeld

2

Zet in iedere kolom vijf woorden uit het woordpakket.

. . . . . 3

ik

ik

ik

korte klank a, e, i, o, u verdubbelen

lange klank aa, ee, oo, uu verenkelen

andere klank

bakker bellen koppen dikke zullen

. . . . .

scholen deze mager spelen negen

gewoon

. . . . .

roepen maanden dwergen duiken poorten

Kleur alle woorden die in een vakje staan. Woorden met een verdubbeling (korte klank) kleur je groen. Woorden met een verenkeling (lange klank) kleur je rood. Opa vliegt naast Abel . Zijn broek wappert om zijn benen . Abel is nu helemaal wakker . Ze vliegen razendsnel . ‘ Kunnen we niet wat trager ?’, roept hij. ‘Fietsen!’, beveelt opa en spartelt door de lucht. Abels knieën gaan nu ook op en neer. En ja, ze gaan een stuk langzamer . Ze zweven boven huizen, bomen en straten . Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 24 op blz. 70.

Uit: Een ongewone opa, Brigitte Minne en Fleur van der Weel, Van In

52


Woordpakket 24 1

Oefen hier je woordpakket. blauw . ik heb .

nieuw . de leeuw . de bocht . de hoed .

saai . nooit . hij groeit . de euro .

blauw heb nieuw leeuw bocht hoed saai nooit groeit euro

wij kruipen . de schoenen . het gebouw . ik vergeet . de pech .

leeg . het plein . de vijfde . ik schrijf . hij volgt .

kruipen schoenen gebouw vergeet pech leeg plein vijfde schrijf volgt

Klankgroepen zijn woordstukjes die je gemakkelijk kunt meeklappen. Bv. pop heeft één klankgroep, appelmoes heeft drie klankgroepen. 53

27


2

Klap de woorden van het woordpakket in klankgroepen. Schrijf ze in de juiste kolom. woorden met woorden met één klankgroep twee klankgroepen

blauw heb nieuw leeuw bocht hoed saai

. . . . . . . 3

. . . . . . .

nooit groeit pech leeg plein schrijf volgt

. . . . . .

euro kruipen schoenen gebouw vergeet vijfde

Maak dit kruiswoordraadsel. De woorden komen uit het woordpakket.

p l e e g e e u aa i b n vo l e b p u l e e uw a c u h w 1

3

4 5

s c h r i j f

6

9

7

10

12

11

n o r o i g t r o e i t 2

8

van links naar rechts: 3 Niet vol 5 Een munt 6 Niet zo leuk 7 Die auto ………… ons. 9 Ik ……… een mooie schooltas. 12 Gevaarlijk dier van boven naar onder 1 Open plaats in een stad of dorp 2 Nu of …………… 4 Een huis is een …………… 6 Ik ………… je een brief. 8 Jouw haar …………… vlug. 10 Kleur 11 Dit heb je als je geen geluk hebt.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 26 op blz. 71. 54


Woordpakket 25 1

Oefen hier je woordpakket. de regen . de geuren . de appels . wij geven . de spiegel . zij blijven .

zure . de paarden . zij snoepen . wij kunnen .

regen geuren appels geven spiegel blijven zure paarden snoepen kunnen

de zomer . de duinen . de soorten . de poppen . de geiten . wij speelden .

open . zij trekken . de haren . jullie zitten .

Verdubbelen en verenkelen

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

55

zomer duinen soorten poppen geiten speelden open trekken haren zitten 27

ik

ik

korte klank a, e, i, o, u

1 klinker en 2 medeklinkers verdubbelen

ik

ik

lange klank aa, ee, oo, uu

1 klinker en 1 medeklinker verenkelen

ik

ik

andere klank

gewoon


2

Schrijf de pakketwoorden in de juiste kolom. verdubbelingen

. . . . .

appels kunnen poppen trekken zitten

verenkelingen

. . . . . .

3

4

gewoon

regen geuren geven spiegel zure blijven zomer paarden open snoepen haren .

.

.

.

.

.

.

.

duinen soorten geiten speelden

.

Kleur de woorden met een verenkeling rood. Kleur de woorden met een verdubbeling groen. Woorden met een andere klank moet je niet kleuren. alle

dromen

dorpen

beker

hoger

uren

vullen

worsten

kraaien

buren

buiken

winnen

Vul dit mopje aan met passende medeklinkers. Er zi

tt

en twee bana

Zegt de ene te

g

“Hé, ga eens recht li

n

en in bed.

en de andere:

gg

en.”

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 27 op blz. 72. 56


Woordpakket 26 1

Oefen hier je woordpakket. de brandweer . een vrijdag . hij kruipt . de haai . zij hangt . de koeien .

nieuwe . de ouders . de auto . ik lach .

brandweer vrijdag kruipt haai hangt koeien nieuwe ouders auto lach

hij zucht . het strand . de weide .

omhoog . mooie . hij vliegt . de ingang . de bank . hij denkt . de schreeuw .

Hoofdletters gebruik je voor: • naam en voornaam Luzi Vandam • straatnaam Kasteelstraat 4 • plaatsnaam 8000 Brugge

Suzi Vandamat 4 Kasteelstra e 8000Brugg

57

zucht strand weide omhoog mooie vliegt ingang bank denkt schreeuw


2

Zoek passende woorden in het woordpakket. Schrijf ze op.

weide koeien bank denkt zucht hangt ingang

. een woord met ei: net als in trein.

. als in groei. en woord met oei: net . . woorden met nk:

net als in bank.

. als in gezicht. een woord met cht: net . . woorden met ng: 3

4

net als in ring.

Zoek zes pakketwoorden in het woordrooster. Schrijf ze daarna op. Y O

P

F

B

U

D W K

Y

B D

T

V

R

I

J

D

A

G

W E

B

O

A

A

A

A

Q G

K N

A

M N

I

E

U W E

M K

N

H

D

K

T

U

P

A T

K

O W B

E

O O

F

K S

K

O

E

I

E

N

C

V

U F

R

G

E

D

G

P

O G

A Q

N

G

R

S

H

A

A

I

E S

T

R

A

N

D

H

H

U

D

. . .

Vul je adreskaartje in. Denk aan de hoofdletters. voornaam + familienaam .

bijvoorbeeld denkt auto vrijdag omhoog haai koeien . . .

eigen invulling

straatnaam + nummer . postnummer + gemeente .

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 28 op blz. 72. 58


Letterpakket 1

Hak en plak de volgende woorden. boer

. .

deuk

boer deuk boer deuk .

.

.

.

vuur

. .

lief

zoon

vuur zoon vuur zoon

lief lief

huis

. .

wit

.

.

.

.

wit wit

huis huis mag

. .

mag mag

Woordpakket 1 2

Welk woord past bij de tekening? Maak een zin met dat woord. Vergeet het leesteken niet.

. . . . 59

zon tak eigen invulling .

.

neus


Woordpakket 2 3

Welk woord past in de zin? Schrijf daarna de zin over. stop – stuk – stam – knoop

knoop Er zit een knoop in mijn zakdoek. stop Ik stop omdat het rood is. stam De stam van die boom is heel dik. stuk De bel is weer stuk. Woordpakket 3 bijvoorbeeld Er zit een .

in mijn zakdoek.

.

Ik .

omdat het rood is.

.

De .

van die boom is heel dik.

.

Die bel is weer .

.

.

4

Geef telkens twee woorden die hetzelfde kopje hebben. plots blaas

. .

plaats plas zwaan zweten

. .

zwak

. .

blauw bloes gras groen

. .

.

tram trouw kraan krab kroop

groen

.

trol

. .

60


Woordpakket 4 5

Geef telkens twee rijmwoorden. muis

. .

spuit

buis kruis

. .

bijvoorbeeld luik

fluit buit

. .

buik duik

. .

uil

vuil kuil

Woordpakket 5 Schrijf de ei net als in trein. Schrijf de ie net als in tien. 6

Vul in: ie of ei. Schrijf daarna de woorden over. In m

ei

legt elke vogel een

Wij gaan dit jaar n Op dat pl

ei

Van te veel fr

. . 61

15 5

mei plein

ie

n staan t

ie

t op r

ie

t word je z

. .

ei ei

.

s.

n bomen.

ie

ei tien

k.

. .

niet friet

. .

reis ziek


Woordpakket 6

7

• Op het einde van een woord schrijf je a, o, u enkel: ga, zo, nu.

24

• Op het einde van een woord schrijf je ee dubbel, ook als dat woord een deel is van een ander woord: mee, meedoen, twee, tweede.

23

Vul aan. Joep Die vl Hoer

ie a o a , ik g

met de aut

o ie

naar het pretpark!

kan zelfs over mijn kn

, ik voel me zo bl

ij

springen.

vandaag omdat ik met je m

ee

mag.

Woordpakket 7 l en r zijn kleefletters. Je hoort iets, maar je schrijft niets! Bv. melek  melk dorep  dorp 8

Geef het juiste pakketwoord. Geef daarna één rijmwoord.

. . . . . .

arm hals fiets elf melk dorp

. . . . . .

7

bijvoorbeeld warm mals niets zelf welk worp 62


Woordpakket 8 Je schrijft een ei als het woord op je ei-kaart staat. Neem je ei-kaart erbij! 9

15

Vul in: ei of ij. Schrijf het woord daarna op. tr .

ei trein ij bijt ij fijn n .

ij mijn ei reis ij blij ei plein ei einde

m.

n .

r.

s .

b.

. t bl . .

pl.

n .

f.

n .

.

nde .

Woordpakket 9 Bij aai, ooi, oei hoor je een j, maar je schrijft een i. Bv. haaj  haai 10

Vul in: aai, ooi of oei. Schrijf de zin over.

oei aai Dat vlees van die koeien is taai. aai oei Die haai groeit heel snel. ooi ooi In die kooi zit een mooie parkiet. Oei oei Oei, die roeiboot zinkt.

Dat vlees van die k.

.

Die h.

.

gr.

In die k.

. . . 63

en is t.

t heel snel.

zit een m.

, die r.

.

boot zinkt.

e parkiet.

9


Woordpakket 10 Bij eeuw en ieuw schrijf je een u voor de w. Bv. nieuw, leeuw, sneeuw 11

15

Maak een zin met de volgende woorden. sneeuw + mooiste

eigen invulling

.

geeuwen + leeuwen

. kieuwen + kraaien

.

Woordpakket 11 12

Geef telkens drie woorden die beginnen met: sch: . schr: . spr: . str: .

schaar schreeuw spruiten straat

. . . .

schoen schroef spreken stromen

bijvoorbeeld schreef schrikken spreeuw streep . . . .

64


Woordpakket 12 Woorden die beginnen met ge, ver of be, schrijf je met een doffe e. 13

12

Vul in: ge, be of ver. Schrijf de woorden op.

. . .

ge ver ge

weer . tel

.

heim .

geweer vertel geheim

. . .

be ver be

staat . haal

.

doel

.

bestaat verhaal bedoel

Woordpakket 13 Schrijf ik d of t op het einde van een woord? ďƒ’ Maak het woord langer! 14

Zoek in de tekening acht woorden met d of t achteraan.

. . 65

25

bijvoorbeeld hond krant kind blind .

.

.

.

blad hert

. .

pad wind


Woordpakket 14 Doffe klinkers klinken dof. Je schrijft ze bijna altijd met een e. 15

13

Onderstreep de doffe klinkers in de mop. Schrijf de woorden met een doffe klinker op.

Er zaten eens twee koeien samen in bad. De ene koe zegt tegen de andere: “Kun je me nog eens de zeep geven, ik krijg deze vlek er niet goed af.” . . .

er ene me

. . .

zaten koeien samen tegen de andere de geven deze .

.

.

.

.

.

.

.

.

de je er

Woordpakket 15 nk schrijf je zonder g! Bv. bangk  bank 16

14

Vul in: ng of nk.

nk ng ng nk

da .

stre .

bre .

de .

spri .

bre .

pi .

fli .

ng nk ng nk

jo . t

t

la .

ng ng nk ng

wi . di .

en

vi .

s

kli .

els

ba .

pla .

ng nk nk nk

ers t en

66


Woordpakket 16 Je schrijft een au als het woord op je au-kaart staat. Neem je au-kaart erbij! 17

17

Vul in: au of ou.

. vr . k. k.

ou ou ou ou

ders

bl .

wen

s.

de

fl .

sen

t.

au au au ou

f.

we

s

.

w

h.

wen

p.

ou au ou au

ten

to

t

w

Woordpakket 17 Ook in de woordstukjes -en, -ens, -er, -ers, -el en -els hoor je vaak een doffe e. 18

13

Vul het passende woord in. winkel – onder – moeder – kleiner – wandel – dokter

winkel dokter wandel

In die . Die . Ik . 67

moeder kleiner onder

koopt mijn . is .

met Raisa .

een boek.

dan mijn papa. de brug.


Korte klank - Lange klank - Andere klank Er zijn drie soorten klanken: - korte klanken: die kleuren we groen ďƒ’ a, e, i, o, u - lange klanken: die kleuren we rood ďƒ’ aa, ee, oo, uu - alle andere klanken: die blijven wit. 19

Kleur de vakjes in de juiste kleur.

r g

20 22

g

Op een grote paddenstoel, vol met witte stippen,

r

r

zat kabouter Pinnenmuts heen en weer te wippen.

g

Krak, zei de paddenstoel, met een diepe zucht.

g

g

Allebei de beentjes, hopla in de lucht.

Woordpakket 18 ja

cht of gt?

cht

Let op! ligt, legt, zegt

korte klank? a, e, i, o, u nee 20

26

gt

bijvoorbeeld wachten legt licht nichten mochten kocht plaagt lacht lucht zwijgt

Zoek een rijmwoord. nachten . dicht . bochten . jaagt . zucht .

zegt .

richten . zocht . zacht . krijgt .

68


Woordpakket 19 21

Pas het woord aan zodat de zin juist is.

gekke kippen wassen stoppen messen witte

gek

Dat is een .

kip

In de ren lopen vier .

was

De kinderen .

stop

Aan het kruispunt moeten we .

mes

In de lade liggen veel .

wit

Ik lust graag .

man.

.

zich.

.

.

chocolade.

Zo moet je verdubbelen.

27 ik

ik

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

1 klinker en 2 medeklinkers

korte klank a, e, i, o, u

verdubbelen

Woordpakket 20 22

Zoek bij elke rebus het passende woord. p=n k=r

.

ratten

.

–t

netten

v=m

.

missen

b=z zw = r

. 69

sokken

.

zussen

.

remmen


Woordpakket 21 • korte klank? a, e, i, o, u

cht of gt?

ja

Let op! ligt, legt, zegt

nee

26

cht gt

• g of ch? Je schrijft meestal g!

19

Opgelet: pech, lach en zich zijn drie woorden met ch die je moet onthouden.

23

Vul het juiste woord in.

ligt lach

ligt – licht

De jongen .

lag – lach

Waar .

ligt – licht

De kaars geeft niet veel .

zegt – zacht

Zet de televisie eens .

mag – macht

De koning is aan de .

in bed. je om?

licht zacht macht

. . .

Woordpakket 22 24

Vul de zinnen aan met woorden met een verenkeling. Een week heeft zeven . Ik hou vooral van . Eerst .

dagen rode

. snoepjes.

maken lopen lezen

Jachtluipaarden .

Ik wil elke dag een boek .

we een gat in de muur. veel vlugger dan mensen. . 70


Woordpakket 23 25

Vul in. Schrijf het woord over. m of mm so

mm a kk tt r u z e

a of aa

K

k of kk

pa

t of tt

zo

r of rr

deu

u of uu

m

z of zz

hui

e of ee

m

en

.

rel

.

. en e

.

. en

. ren en

ter

. .

sommen Karel pakken zotte deuren muren huizen meter

Woordpakket 24 26

71

Zoek een rijmwoord in je woordpakket. grauw

.

kieuw

.

veeg

.

klein

.

blauw nieuw leeg plein

verblijf . plooit

.

fraai

.

kocht

.

schrijf nooit saai bocht


Woordpakket 25 27

Schrijf in elke kolom drie woorden die je ziet op de prent.

bijvoorbeeld verenkelen

verdubbelen

andere klank

regen sterren duiken vogel vissen planten bodem zwemmen vorken

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Woordpakket 26 Hoofdletters gebruik je voor: • naam en voornaam • straatnaam • plaatsnaam 28

Vul je naam en adres in.

Luzi Vandam Kasteelstraat 4 8000 Brugge

eigen invulling

. . .

72


Mijn moeilijke woorden

73

Controledictee 1

Controledictee 2

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.


Mijn moeilijke woorden Controledictee 3

Controledictee 4

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

. 74


Mijn moeilijke woorden Controledictee 5 . . . . . . . . . . . . . 75


Spellingweters 1 Woorden die je schrijft zoals je ze hoort Tip: Juist spellen begint bij goed luisteren. Hak en luister goed! Woorden: hij praat zij hoort het wiel

1

luister of kijk

2

herhaal en onthoud

3

schrijf

4

controleer

2 Korte woorden met een doffe klinker een rit het doel Er is genoeg. te wa-ter de bel Pak me! Woorden: je we ze te erop Let op: ĂŠĂŠn is niet hetzelfde als een.

76


3 Woorden met v of f Tip: De v bromt wel! De f bromt niet! Woorden: ik val de vaas het vel ik geef de boef

ffffffff vvvvvroem

4 Woorden met oe Tip: Bij de oe schrijf je eerst de o en dan de e. Woorden: het doel het roet de moes het voer de snoep

5 Woorden met ie Tip: Bij de ie schrijf je eerst de i en dan de e. Woorden: een gier ik vier de stier de knie drie

77


6 Woorden met eu Tip: Bij de eu schrijf je eerst de e en dan de u. Woorden: de geur ik zeur ik keur

7 Woorden met een dubbel kopje of staartje Tip: l en r zijn kleefletters: je hoort iets, maar je schrijft niets. Woorden: ik spuit de staf de broer

welk? de worp ik werp

Let op: melek  melk dorep  dorp

8 Woorden met ui Tip: Bij de ui schrijf je eerst de u en dan de i. De ui schrijf je zonder j! Woorden: de struik de luis de pruim ik duik de uier

78


9 Woorden met aai, ooi, oei Tip: Luister naar het spellied! Je hoort een j maar schrijft een i. Woorden: de roeiboot de mooiste wij draaien zij loeien de vlooien refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren.

strofe over aai, ooi en oei Als je woorden met een aai of ooi of met een oei moet schrijven, dan schrijf je op ’t einde geen j, maar een i en die moet daar altijd blijven.

10 Woorden met eeuw, ieuw Tip: Luister naar het spellied! Bij eeuw en ieuw schrijf je een u voor de w. Woorden: de sneeuwbal

de nieuwjaarsbrief de kieuwen de spreeuw ik vernieuw

refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren.

79

strofe over eeuw en ieuw In leeuw hoor je eeuw en in nieuw hoor je ieuw. Onthoud hoe je ’t schrijven moet. Je schrijft een u net voor de w en dan pas schrijf je ’t goed.


11 Woorden met sch, schr, str, spr Woorden: hij schuurt ik spreek een strikje scheel ik strijk

12 Woorden met ge, ver of be Tip: Woorden die beginnen met ge, ver of be, schrijf je met een doffe e. Woorden: gewoon ik verzorg de verjaardag ik begrijp ik beloof

13 Woorden met doffe e aan het einde Tip: Ook in de woordstukjes en, ens, er, ers, el en els hoor je een doffe e. Woorden: einde de boeren wij vieren de vleugels verder de wortels

80


14 Woorden met ng of nk, ngt of nkt Tip: nk schrijf je zonder g! Je kunt het woord verlengen om de eindletter beter te horen. Bijvoorbeeld: doodsbange dus doodsbang banken dus bank Let op: bangk ď § bank Woorden: een klank ik zing zij zinken hij verlengt hij bonkt refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren. strofe over ng en nk Op het einde van het woordje ring daar staat een n en een g. De laatste klank van het woordje bank is nk en dat is zonder g. Als de ng of nk in het midden staan dan hoor je het verschil niet goed, maar als je het woordje langer maakt, dan hoor je hoe het moet!

81


15 Woorden met ei Tip: Als je een woord in het ei-lied hoort, op de ei-plaat of op de ei-kaart (flap) ziet, dan schrijf je het met een ei. Woorden: het voetbalplein het speelplein een reistas een treinkaartje het eiwit Ei-lied

Een ei zoals in ei begint met een eitje! Vandaag leg ik een ei, zei de kip en ze legde een prachtexemplaar. Ze keek ernaar en dacht ‘k zag al vaak zo’n ei, maar ik weet niet goed meer waar. Ze nam haar rugzak en vertrok. Ze zocht de wereld rond. Elk woordje werd goed onderzocht tot ze heel wat eitjes vond. Ik ga op reis met de trein, zei de meid van het plein. In mei zoekt een geit klei in haar eigen wei. Het is geen geheim. Je vindt op de heide geen kleine kei, ook geen boot met een zeil. Einde.

82


16 Woorden met ij Tip: Als je een woord NIET in het ei-lied hoort, op de ei-plaat of op de ei-kaart (flap) ziet, dan schrijf je het met een ij. Woorden: we blijven we kijken de prijsvraag we bekijken dolblij

17 Woorden met au Tip: Als een woord in het au-lied, in de au-strip of op de au-kaart (flap) komt, dan schrijf je het met een au. Woorden: autoweg donkerblauw flauwe roomsaus de pauwenstaart Au-lied Au! Wat doet dat pijn! Wat doet dat pijn! Al die woorden in mijn hoofd. Alle woorden met een au stop ik vandaag in mijn hersenpan. Laura heeft de auto van de paus met blauwe saus overgoten. Ze pikte ook een veer van een mooie pauw, dat vond iedereen wel flauw!

83


18 Woorden met ou Tip: Als je een woord NIET in het au-lied, in de au-strip of op de au-kaart (flap) ziet, dan schrijf je het met een ou. Woorden: het postgebouw ijskoud de grootouders een houtzaag stokoud

19 Woorden met g of ch Tip: g of ch? Meestal schrijf je g! Let op: pech, lach en zich zijn drie woorden die je moet onthouden! Woorden: een glimlach autopech zichzelf

20 Woorden met een korte klank Tip: luister goed: kort of lang? Regel: Een korte klank schrijf je altijd enkel: a, e, i, o, u. Woorden: de mat de lus het mes de bol de wil

84


21 Woorden met achteraan s of f Regel: Op het einde van een woord schrijf je nooit z of v! Woorden: de puf lef tof de pas het bos

22 Woorden met een lange klank Tip: Luister goed: kort of lang? Regel: Een lange klank schrijf je dubbel: aa, ee, oo, uu. Woorden: daar het been het koor ik huur het jaar

23 Woorden met ee op het einde Regel: ee op het einde van een woord schrijf je altijd dubbel. Woorden: meewerken het zeeschip een toverfee een hondenslee de Noordzee

85


24 Woorden met a, o of u op het einde Regel: Op het einde van een woord schrijf je a, o en u enkel: ga, zo, nu ... Tip: Ook als het woord een deel is van een ander woord, schrijf je a, o en u enkel: jawel, zozeer ... Woorden: enzovoort ik verga als ik opsta

25 Woorden met -d of -t, woorden met -b of -p Regel: Schrijf ik d of t, b of p op het einde van een woord? Maak het woord langer! Bijvoorbeeld: landen dus land, kaarten dus kaart lopen dus loop, hebben dus heb Tip: Verlengen doe je zo: voeg aan het einde van een woord e, en of er toe. Soms zitten d- of t-woorden in een ander woord verstopt. Bijvoorbeeld: brandweer De regel vind je ook op de flap van je werkschrift. Woorden: het voorhoofd een punt de rest een eend de krant

86


26 Woorden met gt of cht Tip: gt of cht? ja korte klank? a, e, i, o, u

cht

Let op: ligt, legt, zegt nee

gt

Je kunt ook gaan kijken naar het schema op de flap. Regel: Na een korte klank schrijf je altijd cht, behalve in ligt, legt en zegt. Woorden: hij zaagt ik verwacht hij zwijgt een vlucht refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren. strofe over cht Het woordje nacht heeft c h t want die a die klinkt heel kort. Na een andere klank schrijf je g en t. Zo krijg je een goed rapport. De kip ligt in het hok, legt een ei en zegt tok tok. In dit rijmpje hoor je ligt, legt, zegt die schrijf je toch met g en t. 87


27 Verenkelen of verdubbelen Regel: Klankgroepen zijn woordstukjes die je gemakkelijk kunt meeklappen. Bijvoorbeeld: pop heeft ĂŠĂŠn klankgroep, appelmoes heeft drie klankgroepen. Hoor je op het einde van de klankgroep een korte klank, dan verdubbel je de medeklinker. Hoor je op het einde van de klankgroep een lange klank, dan verenkel je de klinker. Hoor je op het einde van de klankgroep een andere klank, dan doe je gewoon. Tip: Hak het woord eerst in klankgroepen. Pas de regel toe op de laatste klank van elke klankgroep! Vergeet niet: klinkers kun je roepen, medeklinkers kun je niet roepen. Het schema vind je ook op je flap. ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

andere klank

gewoon

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ...

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Woorden: wij verlaten jullie sturen zij passen de spelling de lessen 88


28 De punt, het vraagteken, het uitroepteken Regel: De punt sluit een zin af: . Het vraagteken sluit een vraagzin af: ? Het uitroepteken sluit dikwijls een zin af met een wens, bevel, waarschuwing: !

29 De komma en de dubbele punt Regel: De komma brengt een rustpauze in een opsomming aan. De dubbele punt kondigt een opsomming aan. Bv. Jan verzamelt vlinders, bladeren, stenen en schelpen. Dit drinkt Jan graag: wijn, bier, melk en fruitsap.

89


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.