19 minute read

E6 Oorlog en oorlogsvoering in de middeleeuwen

Next Article
Woordenlijst

Woordenlijst

E6

Oorlog en oorlogsvoering in de middeleeuwen

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beleven we hier in West-Europa een onafgebroken periode van vrede. Voor de meesten van ons is oorlog – gelukkig maar – dan ook iets dat veraf staat van ons dagelijks leven. We kennen oorlog alleen maar via de media of van films, series, games … Lange tijd, en dus ook in de middeleeuwen, is oorlog hier echter de regel en vrede de uitzondering. In deze les onderzoek je hoe oorlogen verlopen in de middeleeuwen.

Wie zijn de strijders? Hoe wordt er gevochten en met welke wapens? Hoe probeert men zich te beschermen? Welke evoluties doen er zich voor in de middeleeuwse oorlogsvoering?

Kaartnr(s).

188 E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 ± 800 v.C. ± 500 ± 1450 ± 1750 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD Karel de Grote roept zijn vazallen te wapen Elk sterk leger heeft nood aan manschappen, wapens en bevoorrading. Na de val van het West-Romeinse Rijk zijn er in West-Europa geen goed georganiseerde staten meer die met belastinginkomsten een groot staand leger kunnen betalen. Karel de Grote probeert rond 800 op zijn manier zo’n sterke staat op te bouwen. Hij doet daarbij een beroep op zijn vazallen (zie les E1) die hem troepen leveren. Hij beschikt zo over een zware cavalerie van Frankische edelen. Toch zal in de loop der eeuwen de infanterie (voetvolk) een belangrijkere rol spelen dan de dure ruiterij. Lees de bron en beantwoord de vragen. Bron Keizer Karel aan abt Fulrad 1 OPDRACHT 1 Laat het geweten zijn aan jou dat we hebben besloten onze algemene vergadering dit jaar te houden in het oostelijke gedeelte van Saksen, bij de rivier Bode, in een plaats die Strassfurt wordt genoemd. Daarom hebben we je bevolen de 17e juni naar die plaats te komen met al jouw mannen, goed gewapend en voorbereid opdat je in staat zou zijn om van daaruit in elke © VAN IN

richting te gaan die wij bevelen, met wapens, voedsel en kleding, meer bepaald dat elke ruiter zal beschikken over een lans, een tweesnijdend zwaard, een dolk, een boog en een tas met pijlen. In jouw karren breng je allerlei nuttige zaken zoals bijlen (…) en ijzeren werktuigen die nodig zijn in een leger. In de karren neem je ook voedselvoorraden voor drie maanden mee. Die drie maanden beginnen te tellen vanaf het moment van de vergadering. Verder breng je kleding mee voor een half jaar. We bevelen jou om er zorg voor te dragen dat, door welk deel van ons rijk jouw reis je ook mag voeren, dat je niets anders [van de bevolking] neemt behalve voeder, hout en water. Laat de mannen van elk van jouw vazallen marcheren met de karren en de ruiters. Laat hun leider altijd bij hen blijven tot ze de vermelde plaats bereiken, opdat de afwezigheid van een heer de mannen geen gelegenheid zou geven om ergens kwaad te doen.

(…) Let erop dat je geen onachtzaamheid betoont indien je in onze gunst wenst te staan.

Vrije vertaling van een niet-gedateerde brief, waarschijnlijk uit 806, van Karel aan abt Fulrad (Karoli Magni Capitularia) Vermoedelijk betreft het hier Fulrad (midden 8e eeuw-826), die in 806 abt van de abdij van Saint-

Quentin in Picardië is. Hij is een neef en raadgever van Karel de Grote en vergezelt hem in 806 tijdens een veldtocht tegen de opstandige Saksen. Capitularia zijn wetten en bevelen uitgevaardigd door Karel de Grote. Heel wat van die capitularia hebben betrekking op oorlogsvoering en wapentuig.

- Is het een bruikbare bron om een van de historische vragen van deze les te beantwoorden?

Motiveer je antwoord.

- Welke soort bronnen zijn ook nuttig om daarover iets te weten te komen?

189E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 - Karel de Grote is zeer precies in wat hij van zijn vazal verlangt. • Karel wil dat Fulrad en zijn mannen gewapend naar Strassfurt komen. Waar ligt die plaats? In het oosten van • Onderstreep in de bron de vijf soorten wapens die de ruiters moeten meenemen. • Voor hoeveel maanden moet Fulrad voedsel meebrengen? • Voor hoeveel maanden moet Fulrad kleding meebrengen? - Als je kijkt naar wie Fulrad is, waarom kan het ons dan raar lijken dat hij opgeroepen wordt om mee te strijden? © VAN IN

De gewapende ruiters van de Karolingische vorsten krijgen vaak gronden en bezittingen waardoor ze de zware kosten voor het onderhoud van paarden, bewapening en manschappen kunnen betalen. In de 12e eeuw is de ridderstand uitgegroeid tot een aparte groep met een eigen erecode. Tot het begin van de 14e eeuw dragen de ridders vooral een maliënkolder. Dat beschermende vest (kolder) dragen ze als pantser. Het bestaat uit metalen ringetjes die in elkaar zijn gesmeed of geklonken. In de 14e eeuw bieden de maliën onvoldoende bescherming tegen nieuwe wapens zoals de pijlen van kruisbogen en ‘longbows’. Metalen borstplaten, been- en armbeschermingen verhogen de veiligheid. In de loop van de 15e eeuw krijg je dan het harnas zoals wij dat kennen. Een metalen helm beschermt het hoofd.

De ridders beschermen zich verder met een schild. Als aanvalswapens gebruiken ze lansen, zwaarden, knotsen, strijdhamers, bijlen …

OPDRACHT 2

Bron 1 Normandische ridder uit de 11e eeuw Bron 2 Italiaanse wapenrusting, eind 14e eeuw Bron 3

190 LES E6 oorlog en oorlogsvoering in De miDDeleeuwen - Bekijk de wapenrustingen. Geef een nadeel van het Engelse harnas tegenover de maliënkolder. Engels harnas, op maat gemaakt voor koning Hendrik VIII (reg. 1509-1547), 187,5 x 129,2 cm, 35,33 kg, 1540, Royal Armouries, Tower of London Doorheen zijn lange regering wordt Hendrik steeds dikker en dikker en moeten er telkens nieuwe harnassen gemaakt worden. Het harnas is waarschijnlijk bedoeld voor toernooien. De Royal Armouries is een van de oudste nog bestaande musea in Europa. De zogenaamde Line of Kings waar het harnas tegenwoordig ook deel van uitmaakt, gaat terug tot de 17e eeuw. Aanvankelijk dient de collectie vooral als propaganda. Met de collectie harnassen willen de Engelse koningen, wier gezag in de 17e eeuw wordt betwist, hun grootsheid aantonen. Daardoor zijn delen van de collectie soms gefantaseerd. Onderdelen uit verschillende periodes worden bij elkaar gestoken en toegedicht aan belangrijke koningen uit de Engelse geschiedenis. Vanaf de 19e eeuw begint men de collectie een wetenschappelijk verantwoorde basis te geven. © VAN IN

- Wapenuitrusting voor het publiek tentoonstellen is een oud gebruik. Het doel van dat soort tentoonstellingen is wel veranderd. Wat is het verschil tussen onze eigen tijd en het verleden?

- Willen hedendaagse bezoekers van dat soort wapencollecties vooral wetenschappelijk geïnformeerd worden?

Burchten en kastelen bieden bescherming

Vanaf de 10e eeuw worden op vele plaatsen ‘mottekastelen’ gebouwd. Het belangrijkste kenmerk van die versterkingen is dat er een houten burcht met een houten omwalling wordt gebouwd op een, al dan niet kunstmatige, heuvel. Daarbij is er vaak een voorburcht, ook met een houten omwalling. Beide burchten zijn met elkaar verbonden door een versterkte houten trap. Vanaf de 11e eeuw bouwen heren stenen donjons of slottorens. Al snel krijg je kastelen met hogere muren en slotgrachten. Die kastelen zijn beter bestand tegen belegeringstuigen, brandstichting en ondermijning. De hogere muren maken het aanvallers moeilijker om de wallen met ladders te beklimmen. Ca. 1200 beginnen belegeraars krachtigere katapulten (trebuchets) te gebruiken die de rechthoekige torens en hoge muren kunnen beschadigen. Al snel merk je dat kasteelheren, maar ook steden, ronde torens beginnen te bouwen. De muren krijgen een lichte helling waardoor de impact van de afgevuurde projectielen kleiner wordt.

191E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 Versterkingen Donjon van Loches 11e eeuw, departement Indre-et-Loire, Frankrijk, gebouwd door Fulco III Nerra, graaf van Anjou De rechthoekige donjon is 36 m hoog en vormt de kern van het kasteel van Loches. De oudste delen van het kasteel gaan terug tot de 9e eeuw. Het kasteel staat op een rots en domineert de stad. In de 12e eeuw komt het in handen van de Engelse koningen. Het wordt geregeld belegerd door de Fransen. Uiteindelijk komt het in Franse handen en wordt het fort verder versterkt tot een van de belangrijkste burchten van het Franse koninkrijk. In latere eeuwen wordt het deels verbouwd tot een meer luxueus verblijf. In de 18e eeuw dient het fort als gevangenis. Tijdens de Franse Revolutie raakt het bouwwerk zwaar beschadigd, maar vanaf de 19e eeuw begint men met restauratiewerken. Vandaag is het een museum. OPDRACHT 3 Bron 1 © VAN IN

Saint-Sylvain d’Anjou, departement Maine-et-Loire, Frankrijk De site is een reconstructie

van een burchttype dat veelvuldig voorkwam in de streek tussen de 9e en de 11e eeuw. De huidige constructie is gebouwd tussen 1986 en 1992.

Bron 3

Kasteel van Falaise, departement Calvados, Normandië, Frankrijk

Het kasteel heeft drie donjons. Het is in de 12e eeuw gebouwd in opdracht van de Engelse koningen die dan ook over Normandië heersen. In de

192 LES E6 oorlog en oorlogsvoering in De miDDeleeuwen 13e eeuw komt het kasteel in handen van de Franse koningen. Zij laten de 35 m hoge, ronde donjon bouwen. In de loop van de vroegmoderne tijd verliest het zijn militaire betekenis en raakt het in verval. Vanaf de 19e eeuw begint men het complex te restaureren. Zet deze versterkingen in de juiste chronologische volgorde. (Kastelen worden vaak aangepast. Het laatste of jongste architecturale kenmerk telt hier.) Geef telkens één argument om jouw keuze te verantwoorden. 1 Bron 2 Bron 3 Bron © VAN IN

- Geef de naam van dit wapen.

- Wat is het doel van dit wapen?

- Welke bron is een historische bron?

- Is wat er op bron 2 te zien is historisch correct? Motiveer je antwoord.

- Is bron 2 betrouwbaar als je iets wilt weten over de 13e-eeuwse oorlogsvoering?

Detail uit de zogenaamde Morgan Bible, midden 13e eeuw, Pierpont Morgan Library, New York Het nu onvolledige manuscript op perkament

is eigenlijk een soort prentenboek met allerlei scènes uit het ‘Oude Testament’. Alle zaken op de afbeeldingen (mensen, gebouwen …) zijn echter getekend in de stijl van de 13e eeuw. De algemene opvatting is dat het manuscript is opgedragen aan de Franse koning Lodewijk IX (reg. 1226-1270) die grote bekendheid verwerft als kruisvaarder. Dat de scènes in de Bijbel allemaal gesitueerd zijn in het Heilige Land en vaak over veroveringen gaan, kan daarmee te maken hebben.

193E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 De Honderdjarige Oorlog raast door Frankrijk (1337-1453) Gedurende meer dan honderd jaar zijn er in Frankrijk oorlogen tussen de Engelse en de Franse koningen. Beide partijen willen grondgebied veroveren en maken aanspraak op het Franse koningschap. In de eerste fase van de oorlog overwinnen de Engelsen keer op keer sterkere Franse ridderlegers. De Engelse koning zet daarbij boogschutters in om Franse aanvallen af te slaan. De effectiviteit van de schuttersmilities hangt af van hun training en van hun aantallen. Duizenden gedisciplineerde boeren-boogschutters bieden de Engelsen een tactisch voordeel. De Franse koning wijzigt noodgedwongen zijn tactiek. Hij probeert een confrontatie te vermijden door zijn troepen terug te trekken in versterkte steden en kastelen. Engelse legers trekken plunderend door Frankrijk. Men spreekt van ‘chevauchées’. Men hoopt, soms met succes, om het © VAN IN

OPDRACHT 5

Franse leger te verleiden tot een veldslag door verwoestingen aan te richten op het platteland en door dorpen en onversterkte steden te vernietigen. De Franse koning reageert daarop door midden 14e eeuw massaal kastelen te bouwen en steden te ommuren. Als een Engels leger in aantocht is, trek je de bevolking terug binnen de wallen, met al hun voorraden en je legt de omgeving in de as, zodat de aanvallende troepen zich niet kunnen bevoorraden. Je legt hinderlagen voor plunderende troepen en je valt bevoorradingskonvooien aan.

Die tactiek komt in het gedrang wanneer in de 15e eeuw legers kanonnen beginnen te gebruiken om burchten en steden aan te vallen. Oorlogsvoering groeit in de 14e en 15e eeuw uit tot een enorm dure onderneming. Koningen, vorsten en steden steken zich in de schulden om hun soldaten te betalen, te zorgen voor bevoorrading en wapens te kopen. Steeds grotere legers en hun

dure uitrusting overstijgen de financiële draagkracht van lokale vorsten en steden. De enigen

die (soms) over voldoende geldelijke middelen beschikken zijn koningen. Sommigen van hen zullen hun macht in de loop van de vroegmoderne tijd flink zien toenemen.

Bron 1 De nood aan geoefende boogschutters

De Engelse koningen beseffen dat ze nood hebben aan geoefende boogschutters. Edward III (1327-1377) maakt zich daarover zorgen en reageert.

‘Vanwege de koning aan de sheriff van Kent, gegroet

Terwijl het volk van ons koninkrijk, zowel edelen als niet-edelen, vroeger (…) gewoon was de kunst van het boogschieten te oefenen, wat tot eer en nut was voor heel ons koninkrijk, voor het voeren van oorlogen (…), kent het dat hulpmiddel niet meer.

En tegenwoordig, terwijl ze het boogschieten hebben laten varen, geeft het volk zich over aan het steengooien en stokgooien, aan stokgevechten en hanengevechten. Ze bezondigen zich

194 LES E6 oorlog en oorlogsvoering in De miDDeleeuwen Koning (Edward III), 1 juni (1363), Westminster, Engeland Edward III is via zijn beide ouders verwant aan het Franse koningshuis. Zo is zijn moeder de zus van de Franse koning Karel IV (reg. 1322-1328). Die is kinderloos overleden. De Franse kroon gaat vervolgens naar een neef. Edward eist echter een aantal jaar later toch de Franse kroon op. Dat leidt tot het langdurige conflict met Frankrijk. Die proclamatie wordt ook verzonden naar de andere sheriffs in Engeland. Een sheriff is een lokale vertegenwoordiger van de Engelse koning. Engelse graafschappen worden ook wel ‘shires’ genoemd, vandaar shire-reeve (of sheriff), vertegenwoordiger in de shire. aan andere schandelijke of minder nuttige spelen. Door dat alles zou het koninkrijk weldra niet meer beschikken over boogschutters. Wij, die daarvoor een oplossing willen aanreiken, schrijven jou voor om in de plaatsen in jouw graafschap (…) waar dat mogelijk is, in het openbaar te doen verkondigen dat iedereen in het graafschap, die gezond is, op feestdagen, telkens als hij vrijaf zou hebben, bogen en pijlen en metalen projectielen in zijn spellen gebruikt en daarbij de kunst van het boogschieten leert kennen en inoefent. Aan allen en iedereen verbieden wij het gooien van stenen, stokken of stukken metaal (als spel). Als ze zich daarvoor inspannen of zich inlaten met handbal, ‘voetbal’, ‘stokspelen’, stokgevechten of hanengevechten, of andere nutteloze spelen die niets waard zijn, zullen ze daarvoor gevangenisstraf krijgen.’ © VAN IN

Nabij dit plaatsje in Noord-Frankrijk vindt de eerste grote veldslag in de Honderdjarige Oorlog plaats. Een veel kleiner Engels leger behaalt een klinkende overwinning op een veel groter Frans (ridder)leger. Bij de slag – een van de eerste veldslagen waarbij ook vuurwapens zijn ingezet – spelen de Engelse boogschutters een doorslaggevende rol. Een geoefende schutter kan met zijn ‘longbow’ zo’n tien pijlen per minuut afschieten. Tot op meer dan 200 m kunnen die pijlen een harnas doorboren. Onderzoekers schatten dat er tijdens de slag misschien wel tot zo’n half miljoen pijlen zijn afgeschoten. De verliezen onder de Fransen zijn dan ook catastrofaal. Over het aantal slachtoffers bestaat echter veel onduidelijkheid. De meeste bronnen uit die tijd spreken enkel over de adellijke slachtoffers, niet over de gewone soldaten. Feit is dat zeker duizenden Fransen moeten zijn gesneuveld. De Engelse verliezen liggen veel lager.

195E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 Detail uit Loyset Liédet, Bataille de Crécy. In: Jean Froissart, Chroniques (Gruuthuse manuscript), midden jaren 1470, Manuscript op perkament, Bibliothéque Nationale de France Jean Froissart (ca. 1337-1405) is een kroniekschrijver uit het graafschap Henegouwen. Hij treedt in 1362 in dienst van Filippa van Henegouwen, de echtgenote van de Engelse koning Edward III. Zijn belangrijkste werk, zijn kroniek, schrijft hij tijdens het laatste kwart van de 14e eeuw. Daarin beschrijft hij de gebeurtenissen tussen 1327 – de kroning van Edward III – en het begin van de 15e eeuw. Hij baseert zich daarvoor op eerdere kronieken en ooggetuigenverslagen. Hij heeft echter vooral oog voor de heldendaden en de moed van de koningen en de adel. Die groep vormt tenslotte zijn lezerspubliek. Er worden verschillende kopieën van zijn werk gemaakt. Het bekendste is de versie die is gemaakt voor Lodewijk van Gruuthuse, een belangrijke en rijke edelman uit Brugge die in dienst stond van de Bourgondische hertogen. Voor het versieren van het manuscript worden beroemde boekverluchters aangetrokken, waaronder Loyset Liédet (ca. 1420-na 1484). Zoals dan de gewoonte is, beelden zij de zaken uit in een eigentijdse stijl. De bombarde (kanon) links op de afbeelding is het symbool van de familie Gruuthuse. Het is meermaals afgebeeld in de marges van het manuscript. Het manuscript zal later in handen komen van de Franse koningen. © VAN IN

- Edward III wil geoefende boogschutters. Hoe realiseert hij die wens?

- Welk wapen gebruikt het voetvolk van het Franse leger (in dit geval Genuese troepen) op de afbeelding?

- Bekijk bron 2 iets nauwkeuriger. Wat doen de Engelse boogschutters als de vijand genaderd is?

- Als je op basis van middeleeuwse bronnen meer informatie wilt vinden over de slag, welke informatie zul je moeilijk kunnen vinden?

- Hoe komt dat? Lees eventueel de contextinformatie over Jean Froissart.

- Is de afbeelding van Liédet een historisch correcte weergave van de slag?

196 LES E6 oorlog en oorlogsvoering in De miDDeleeuwen Bron De Franse koning Jan II over de Vrede van Bretigny Tijdens de Slag bij Poitiers (1356), die voor de Fransen al even rampzalig is verlopen als die bij Crécy, wordt de Franse koning Jan II door Engelsen gevangengenomen. In 1360 sluiten de Engelse koning en zijn gevangen rivaal een verdrag dat (tijdelijk) een einde maakt aan de strijd, de Vrede van Brétigny. Jan II komt vrij maar dient daarvoor een enorme som losgeld te betalen aan de Engelsen. Het zou hem heel veel moeite kosten om dat bedrag bij elkaar te krijgen. Bovendien krijgen de Engelsen een groot deel van Frankrijk in bezit. In de bron legt Jan II uit waarom hij het verdrag aanvaardt. OPDRACHT 6 Omwille van de vermelde oorlogen werden vele bloedige veldslagen uitgevochten. Mensen werden afgeslacht en kerken werden geplunderd. Lichamen werden vernietigd en zielen gingen verloren. Meisjes en maagden werden verkracht, respectabele vrouwen en weduwen werden onteerd. Steden, heerlijkheden en gebouwen werden in brand gestoken. Overvallen, aanrandingen en hinderlagen werden uitgevoerd op de wegen. Vanwege al die zaken heeft het recht gefaald, het christelijke geloof verkilde en de handel is verwoest. En zo vele andere slechte zaken en afschuwelijke daden zijn voortgekomen uit deze oorlogen dat ze niet kunnen worden vermeld, geteld of neergeschreven. © VAN IN

- Leid uit de bron af wat het opzet van die plundertochten is.

- Waarom zou het vredesverdrag geen einde maken aan het lijden van de Franse bevolking?

OPDRACHT 7

De opkomst van de steden, maakt die (soms rijke) steden een populair doelwit tijdens oorlogen.

Bron 1 Inname van Caen door de Engelsen in 1346 Bron 2 Inname van Duras door de Fransen in 1377

197E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 Beide afbeeldingen komen ook uit het het 15e-eeuwse Gruuthuse manuscript (Kronieken van Froissart) en zijn eveneens van de hand van Liédet en zijn medewerkers. Welke ‘nieuwigheid’ wordt er tegen het einde van de 14e eeuw gebruikt bij belegeringen? © VAN IN

Jeanne d’Arc speelt een belangrijke rol in de Honderdjarige Oorlog. Het zestienjarig boerenmeisje beweert door God te zijn aangezet om Frankrijk te redden. Ze slaagt erin om de Franse kroonprins te overtuigen van haar zaak. Die geeft haar de toestemming om te proberen met een leger de stad Orléans te ontzetten. Die stad wordt op dat moment namelijk belegerd door de Engelsen. Jeanne d’Arc weet de Engelsen daar te verdrijven. Die gebeurtenis levert haar de bijnaam ‘de Maagd van Orléans’ op. Na de ontzetting van Orléans weet ze de kroonprins te overtuigen om zich in Reims te laten kronen, ook al ligt de stad in vijandig gebied. De tocht naar Reims verloopt echter zonder noemenswaardige problemen. In 1429 wordt Karel daar tot koning gewijd (als Karel VII). Jeanne wil nu ook Parijs van de Engelsen bevrijden, maar verliest steun aan het Franse hof. De aanval op de hoofdstad mislukt. Niet veel later wordt Jeanne door de Bourgondiërs gevangengenomen. Die ‘verkopen’ haar aan de Engelsen. Daarmee is haar lot bezegeld. De Engelsen beschuldigen Jeanne van hekserij. Na een proces wordt ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Jeanne d’Arc sterft in 1431 op de brandstapel in Rouen.

KENNEN

1 de begrippen ‘maliën’, ‘longbows’, ‘motte’, ‘donjon’, ‘trebuchet’, ‘chevauchée’ verklaren 2 de mobilisatie van het Karolingische leger uitleggen 3 de verplichtingen van een Karolingische vazal uitleggen 4 de evolutie in de bewapening van een ridder uitleggen 5 de evolutie in de architectuur van vestingen herkennen 6 de evolutie van de gevechtstactieken tijdens de Honderdjarige Oorlog uitleggen

198 LES E6 oorlog en oorlogsvoering in De miDDeleeuwen

KUNNEN 1 bronnen analyseren 2 bronnen beoordelen op hun bruikbaarheid 3 beperkingen van bronnen inzien 4 aan de hand van afbeeldingen de evolutie van de bewapening van ridders beschrijven 5 de evolutie van de architectuur van vestingen op afbeeldingen aantonen 6 afbeeldingen met elkaar vergelijken Wat je na deze les moet kennen en kunnen: Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor. © VAN IN

LES E6 SCHEMA

Oorlog en oorlogsvoering in de middeleeuwen

1 Karel de Grote roept zijn vazallen te wapen

Karel de Grote doet een beroep op vazallen. Zij leveren hem: • troepen (ruiters en voetvolk), • voedsel en voorraden, • wapens, • paarden voor een beperkte tijd.

2 Ridders bewapenen zich

• maliënkolder = beschermend vest uit metalen ringetjes • harnas (in de 15e eeuw)

• wapens: schild, lans, zwaard, knots, strijdhamer, bijl …

199E De miDDeleeuwen van 900 tot 1450 3 Burchten en kastelen bieden bescherming Vanaf de 10e eeuw mottekastelen een houten burcht met een houten omwalling op een heuvel Evolutie: Vanaf de 11e eeuw stenen donjons of slottorens Ca. 1200 krachtiger katapulten (trebuchets) 4 De Honderdjarige Oorlog raast door Frankrijk (1337-1453) • boogschutters Belang van ruiterij vermindert. • ‘chevauchées’ plundertochten met een ruiterleger om het land te verwoesten steden en muren omwallen • kanonnen belangrijk vanaf 15e eeuw© VAN IN

This article is from: