micro scoop natuur 1 UUR
micro scoop
Š
VA
N
IN
OP EXPEDITIE
1 Biodiversiteit in biotopen 2 Aanpassingen van planten en dieren aan hun leefomgeving 3 Natuurlijk evenwicht
Naam:
Klas:
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij MicroScoop. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.
micro scoop
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.
!
VA
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2020
N
IN
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
©
Fotocredits p. 1 Zoniënwoud © tvbrussel, p. 9 ladder van Lansink © www.recycling.nl, p. 11 visvijvers © RLLK – www.dewijers.be, multimovepad © Sport Vlaanderen / Natuur en Bos, p. 14 natuurlijke selectie © KBIN, p. 20 verzorgingsfiche © www.fleurdirect.nl, p. 25 dier © KBIN, p. 33 ecoduct © Natuur en Bos van de Vlaamse Overheid, luchtfoto © Google Maps, p. 41 recreatiepark © BlueLily7 / Shutterstock.com Eerste druk 2020 ISBN 978-90-306-9592-9 D/2020/0078/105 Art. 594600/01 NUR 120
Ontwerp en opmaak: B.AD Covertekening: Jan Heylen Tekeningen binnenwerk: Geert Verlinde
Instructietaal De volgende instructies heb je nodig in je themabundel:
Omcirkel
Plaats een kruisje
Markeer
Noteer
1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN GROENE RUIMTEN EN BIODIVERSITEIT Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
Bossen
a Over welk bos krijg je veel info in het filmpje?
IN
b Welke dieren geven de beste informatie over de kwaliteit van de biotoop waarin ze leven?
N
VA
OPDRACHT 1: MAAK KENNIS MET VERSCHILLENDE BIOTOPEN Een plaats met specifieke leefomstandigheden waar organismen kunnen samenleven, noem je een biotoop.
©
1 Ga na welke verschillende biotopen er zijn.
a Lees opnieuw de beschrijving in het begrippenkader hierboven. b Neem het knipblad met de afbeeldingen van verschillende biotopen op p. 41. c Knip de afbeeldingen uit. d Kleef de afbeeldingen op de juiste plaats. bos
braakliggend terrein
grot
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
1
vijver
recreatiepark
wegberm
2 Bekijk het filmpje over de leer van het leven bij het onlinelesmateriaal. a Wat bestudeert de biologie? b Geef een ander woord daarvoor. c Welke kenmerken hebben organismen volgens het filmpje?
IN
d Ken je zelf nog andere kenmerken van organismen?
N
e Hoe noem je, in de natuur, dingen die nooit hebben geleefd? Noteer 3 voorbeelden daarvan.
VA
f
3 Bekijk welke afspraken je nakomt wanneer je een biotoop onderzoekt. a Lees de stellingen over de na te komen afspraken.
©
b Is de stelling juist of fout? Plaats een kruisje. stelling
Je laat je afval achter op de grond. Je mag roepen, tieren en zingen. Je mag enkel op de wandelpaden lopen. Je kunt huisdieren laten loslopen. Je zet kleine diertjes die je onderzocht hebt, terug op de plaats waar je ze vond. Je beschadigt geen bomen, struiken, kruiden en paddenstoelen. Je verzamelt enkel wat van jou verwacht wordt.
2
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
juist
fout
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. biotoop – niet-levende – organismen - Een is een plaats met specifieke leefomstandigheden waar bepaalde of levende wezens samenleven. - Levende wezens kunnen onder andere ademen, bewegen … materie kan dat niet.
OPDRACHT 2: ONDERZOEK HET LEVEN IN EEN BIOTOOP
IN
1 Bekijk de afbeeldingen. a Maak een woordspin door vanuit het centrale woord blauwe pijlen te trekken naar de afbeeldingen waarop een organisme te zien is. 2
3
4
VA
N
1
©
5
6
ORGANISMEN
7
9
8
10
11
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
3
b Benoem de organismen waarnaar je een blauwe pijl hebt getrokken. Kies uit: boom – boterbloem – duizendpoot – konijn – mensen – paddenstoelen c Markeer het juiste antwoord in de zin. Organismen zijn biotische factoren of levende / niet-levende factoren in een biotoop. d
Als je weet dat levende wezens biotische factoren zijn, hoe noem je dan de niet-levende wezens? Markeer. - Dat zijn de biotische factoren in een biotoop. - Dat zijn de abiotische factoren in een biotoop.
2 Ontdek hoe je tijdens je expeditie de biotische factoren kunt waarnemen.
IN
Om de naam van een plant of een dier te bepalen, gebruik je de zichtbare kenmerken van het organisme. Dat noem je determineren.
a Je leerkracht geeft je een afbeelding van een organisme. Bekijk de afbeelding.
b Kruis in de tabel aan welke fiche uit Opzoekboekje B je gebruikt om de naam te bepalen.
planten
N
biotische factoren waarnemen dieren
fiche 6 in Opzoekboekje B: Welke kleine diertjes kun je waarnemen?
fiche 9 in Opzoekboekje B: determineertabel voor bomen en struiken
fiche 7 in Opzoekboekje B: Welke waarnemingen wijzen op de aanwezigheid van grote dieren?
©
VA
fiche 8 in Opzoekboekje B: Welke kruidachtige planten kun je waarnemen?
OPDRACHT 3: ONDERZOEK DE ABIOTISCHE FACTOREN 1 Bekijk opnieuw de afbeeldingen bij opdracht 2 op p. 3. a Bekijk de afbeeldingen waarnaar je geen pijl hebt getrokken. b Die factoren heb je niet benoemd. Noteer met rood de naam van die abiotische factoren. Kies uit: grond – licht – vochtigheid – water – wind
4
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
2 Ontdek hoe je tijdens je expeditie de abiotische factoren kunt bepalen. a Lees in kolom 1 van de tabel de abiotische factoren. b Bekijk in kolom 2 de afbeeldingen van de meetinstrumenten waarmee je die abiotische factoren meet. c Noteer de naam van het meetinstrument in kolom 3. Kies uit: geluidsmeter – lichtmeter – luchtvochtigheidsmeter – thermometer – valpen met buis – windsnelheidsmeter d Lees in kolom 4 de eenheid waarin elke abiotische factor wordt uitgedrukt. e Omcirkel in kolom 5 het juiste symbool voor de eenheid uit kolom 4.
temperatuur
afbeelding meetinstrument
naam meetinstrument
luchtvochtigheid
N
eenheid
IN
abiotische factor
graden Celsius
- °C - %
procent
- °C - %
lux
- dB - lux
- meter per seconde - kilometer per uur
- m/s
VA
©
verlichtingssterkte
windsnelheid
geluidssterkte
en lintmeter/meetlat
- km/h
decibel
- dB - lux
centimeter
- cm - m
bodemhardheid
symbool
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
5
Tip Naast de bodemhardheid kun je ook de bodemsoort bepalen. Je gebruikt daarvoor een grondboor om een grondstaal van de bodem te nemen. Dat grondstaal plaats je in een goot. EERTABEL FICHE 12 – DETERMIN EENTEN VOOR GEST 2 CM ZIEN? KKEN GROTER DAN START: KUN JE BROKSTU Nee. Je kunt losse korrels
JA
Kun je de korrels goed
Kun je de droge brokjes gemakkelijk breken?
Nee. Je kunt de korrels wel voelen.
JA
LEEM
ZAND
GRIND
zien?
Nee. Je kunt de kleine korrels niet afzonderlijk zien.
JA
Kun je de korrels gemakkelijk afzonderlijk vastnemen?
JA
Aan de hand van een determineertabel ga je dan op zoek naar de naam van het gesteente voor jouw grondstaal.
zien.
losse gesteenten
vaste gesteenten
NEE
KLEI
Weetje
uitsmeren. - Vochtige leem kun je - Vochtige klei kun je boetseren (kneden).
14
OPZOEKBOEKJE B —
L VOOR GESTEENTEN
FICHE 12 – DETERMINEERTABE
IN
3 Je leerkracht toont enkele begrippen. Kruis in de tabel aan welke fiche(s) uit Opzoekboekje B je gebruikt. abiotische factoren bepalen fiche 11 in Opzoekboekje B: Hoe bepaal je de bodemhardheid?
fiche 12 in Opzoekboekje B: determineertabel voor gesteenten
VA
N
fiche 10 in Opzoekboekje B: Hoe werk je met een grondboor? Vul de ontbrekende woorden in.
Tijdens de expeditie in biotopen onderzoek je:
factoren of levende factoren (bijvoorbeeld planten en dieren).
- -
factoren of niet-levende factoren (bijvoorbeeld windsnelheid,
©
temperatuur en luchtvochtigheid). ´ Maak oefening 1.
OPDRACHT 4: GA OP EXPEDITIE IN BIOTOPEN Je krijgt van je leerkracht de werkbundel ‘Op expeditie in biotopen’. Noteer hieronder gegevens over de expeditie. a Wanneer ga je op expeditie?
b
ga je naartoe?
Waar
6
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
OPDRACHT 5: ONTDEK WAT BIODIVERSITEIT IS De aanwezigheid van verschillende soorten organismen in een biotoop noem je biodiversiteit. Ga na hoe je biodiversiteit kunt waarnemen. a Herlees de omschrijving van biodiversiteit in het begrippenkader hierboven. b Bekijk de afbeeldingen.
N
IN
c Op welke afbeelding is de biodiversiteit het grootst? Plaats een kruisje.
d In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst? Plaats een kruisje voor de juiste stelling.
©
VA
In een weiland waar koeien grazen, komen meer organismen voor dan in een bloemenweide. De aanwezigheid van verschillende soorten organismen is het grootst in een biotoop met een groot aantal verschillende soorten planten. In een graasweide en een bloemenweide is het aantal verschillende soorten organismen gelijk. De biodiversiteit van een graasweide is groter dan die van een bloemenweide, omdat de uitwerpselen van dieren extra bemesting geven. Doorstreep het foute woord. - De biodiversiteit geeft aan hoeveel verschillende soorten organismen in een biotoop voorkomen. - In een biotoop waar veel verschillende soorten organismen samenleven, is de biodiversiteit groot / klein. ´ Maak oefening 2.
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
7
OPDRACHT 6: GA NA HOE DE MENS DE BIODIVERSITEIT BINNEN EEN BIOTOOP BEÏNVLOEDT 1 Ontdek het verband tussen sushi en een schildpad. a Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal. b Bekijk vervolgens de afbeeldingen. c Lees nu de tekst bij d. d Doorstreep wat niet past.
sushi met blauwvintonijn
schildpad verstrikt in visnet
IN
Sushi is een populair gerecht. Daardoor is de vraag naar blauwvintonijn / dolfijn enorm gedaald / gestegen. Volgens het filmpje varen er te veel vissersboten uit met enorm grote / kleine netten. Daarin komen jaarlijks niet alleen massa’s vissen terecht, maar raken per ongeluk ook 2 500 / 25 000 / 250 000 beschermde zeeschildpadden verstrikt. De zeedieren uit de hoofdvangst / bijvangst worden gewoon dood of stervend terug in zee gegooid. Daardoor worden veel dezelfde / verschillende soorten zeedieren met uitsterven bedreigd.
positief
/ negatief
N
e Is de overbevissing van de wereldzeeën positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel.
VA
2 Ontdek het verband tussen een shampoofles en een Noordse stormvogel. a Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
©
b Bekijk de afbeeldingen.
vechtende stormvogels
plastic wegwerpverpakking in water
c Waarvoor vechten deze gulzige stormvogels volgens jou?
d Wat komt er nog ongewild terecht in het lichaam van deze zeevogels?
8
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
e Is het gebruik van plastic wegwerpverpakkingen positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel. positief
/ negatief
Weetje Ad Lansink is een Nederlandse minister, die in 1979 een plan bedacht om het afvalprobleem aan te pakken. Hij ontwierp daarvoor een ladder. De beste oplossing zette hij bovenaan de ladder. 3 Lees de woorden in verband met het afvalplan van Lansink. energie – hergebruik – recycleren – storten – verbranden – voorkomen
a Bekijk de afbeelding van de ladder.
IN
N
b Noteer de woorden uit het keuzekader op de ladder.
VA
©
c Is de afvalbehandeling volgens de ladder van Lansink positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel. positief
/ negatief
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
9
4 Lees de handelingen over omgaan met afval. a Is de handeling juist of fout? Plaats een kruisje. b Markeer welke handelingen je zelf doet. handeling omgaan met afval
juist
fout
1 keukenafval aan de kippen geven 2 frituurolie door de gootsteen gieten 3 tuinafval in de compostbak gooien 4 kleding waar je uitgegroeid bent, naar een kringloopwinkel brengen 5 grasmaaisel uitstrooien in de wegberm
IN
6 bouwafval naar het containerpark brengen 7 papierresten in de bak voor restafval werpen
8 lege blikjes frisdrank met het restafval meegeven
c Is de manier waarop jij omgaat met afval positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel. / negatief
VA
positief
N
Doorstreep de foute woorden.
De mens beïnvloedt de biodiversiteit …
positief / negatief
©
door: - de bescherming van organismen in zeeën - afval te voorkomen
´ Maak oefening 3 en 4.
10
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
positief / negatief
door: - de overbevissing van zeeën - wegwerpverpakkingen te gebruiken
OPDRACHT 7: GA NA WELK BELANG DE BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN HEEFT VOOR DE MENS 1 Koppel de biodiversiteit van verschillende biotopen aan het belang voor de mens. a Bekijk de afbeeldingen van de biotopen in de tabel. A
b
c
visvijvers in natuurlijke omgeving
E
F
N
D
wandelpad tussen bos en weide
IN
veld met geneeskrachtige planten
multimovepad in natuurgebied
houtstapel aan de rand van een bos
VA
opvallende bloemen in een boomgaard lokken bijen
b Lees hieronder over het belang van de biodiversiteit voor de mens. 1 ontspanning voor de mens
©
2 opbrengst van honing 3 productie van voedsel 4 grondstof voor geneesmiddelen 5 ruimte voor de landbouw 6 voldoende hout voor de bouwsector 7 zorgt voor zuurstofgas in de lucht c Welk belang heeft de biodiversiteit in verschillende biotopen voor de mens? Noteer de juiste cijfers onder de afbeeldingen van de biotopen.
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
11
2 Bekijk de afbeelding van een boswachter. a Weet jij welke taken een boswachter uitvoert in een natuurgebied? Kruis de juiste antwoorden aan.
b Is het werk van de boswachter positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel. / negatief
positief
N
nagaan of de bezoekers van het gebied de regels niet overtreden reclame maken voor het natuurgebied een lijst aanleggen van de aanwezige planten en dieren verloren gelopen huisdieren terug naar de eigenaar brengen bomen markeren die gekapt moeten worden zelf bomen omhakken bomen aanplanten bezoekers rondleiden in het natuurgebied de vuilbakken leegmaken op de parking van het natuurgebied een bekeuring geven aan mensen die paddenstoelen plukken
IN
VA
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats.
boswachters – bouwsector – grondstoffen – natuurgebieden – ontspanning – ruimte – voedsel – zuurstofgas De biodiversiteit binnen goed onderhouden biotopen zorgt voor: - de productie van .
©
- voor de landbouw. - voldoende hout voor de . - voor geneesmiddelen. - in de lucht. - voor de mens.
vervullen een belangrijke taak om de biodiversiteit binnen
de positief te beïnvloeden.
12
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
SYNTHESE BIOTISCHE FACTOREN bv. - dieren - planten
EEN BIOTOOP = een plaats met specifieke leefomstandigheden waar bepaalde organismen of levende wezens samenleven
HOE WAARNEMEN?
ABIOTISCHE FACTOREN bv. - temperatuur - windsnelheid - vochtigheid - geluidssterkte - verlichtingssterkte - grondsoort
HOE METEN EN BEPALEN? meetinstrumenten, bv. - thermometer - luchtvochtigheidsmeter - lichtmeter - windsnelheidsmeter - geluidsmeter - valpen, buis, lintmeter/meetlat - grondboor en determineertabel
N
IN
fiches in Opzoekboekje B
BIODIVERSITEIT
VA
geeft aan hoeveel verschillende soorten organismen in een biotoop voorkomen. Invloed?
- bescherming van organismen in zeeën - afval voorkomen - boswachters aanstellen in natuurgebieden
- overbevissing van zeeën - wegwerpverpakkingen gebruiken
©
BELANG VAN DE BIODIVERSITEIT VOOR DE MENS
- - - - - -
ontspanning voor de mens productie van voedsel ruimte voor de landbouw voldoende hout voor de bouwsector zuurstofgas in de lucht grondstoffen voor geneesmiddelen
Wat heb je geleerd? Je kunt een onderscheid maken tussen biotische en abiotische factoren. voor het onderzoek van abiotische factoren de gepaste meetmethode gebruiken. voorbeelden geven van de invloed van de mens op de biodiversiteit. het belang van biodiversiteit uitleggen aan de hand van voorbeelden.
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
13
2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING WAT IS NATUURLIJKE SELECTIE? Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
Wat zorgt voor de beste kansen om te overleven?
IN
N
VA
OPDRACHT 1: ONTDEK WAT EEN ECOSYSTEEM IS
©
Alles wat leeft, kan opgedeeld worden in verschillende niveaus. Dat worden de organisatieniveaus van de levende natuur genoemd.
Neem de knipbladen op p. 41 en 43. a Knip de afbeeldingen en tekststroken uit. b Lees in kolom 2 van de tabel op p. 15 de omschrijvingen van de verschillende organisatieniveaus. c Kleef in kolom 1 de juiste afbeelding bij elke omschrijving. d Kleef in kolom 3 de naam van het beschreven organisatieniveau.
14
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
afbeelding
omschrijving
organisatieniveau
één organisme = één biotische factor
IN
een groep organismen van dezelfde soort = één biotische factor
VA
N
alle verschillende soorten organismen = meerdere biotische factoren
biotische factoren abiotische factoren de relaties tussen beide binnen een afgebakend gebied
©
- - -
e Plaats een kruisje bij het juiste antwoord. In de tabel zijn de organisatieniveaus gerangschikt van: klein naar groot. groot naar klein. Vul de ontbrekende woorden in. Een ecosysteem, zoals een loofbos, wordt gekenmerkt door: - factoren of levende factoren. - factoren of niet-levende factoren. - de relaties tussen biotische en abiotische factoren. ´ Maak oefening 5. OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
15
OPDRACHT 2: ONTDEK HOE PLANTEN IN ONZE LEEFOMGEVING AANGEPAST ZIJN OM TE OVERWINTEREN Bekijk de tabel en de afbeeldingen. a Lees hoe planten zich kunnen aanpassen om de winter door te komen. cijfer
aanpassing aan de winter De bladeren vallen af.
2
De bladeren zitten veilig opgeborgen in een knop.
3
De ondergrondse wortels en stengels slaan reservevoedsel op.
4
Een wortelrozet (een zeer korte stengel met bladeren) blijft boven de grond overleven.
5
Speciale cellen maken beschermstoffen aan, zoals hars.
6
De stengel en bladeren sterven af.
IN
1
VA
N
b Bekijk de afbeeldingen van verschillende planten.
I
N
T
E
©
R
W
c Voor elke aanpassing is er een passende afbeelding. Noteer in het rooster de juiste cijfer-lettercombinatie. cijfer letter
1
2
3
4
5
6
d Welk woord heb je gevormd? 16
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. beschermstoffen – knoppen – overwinteren – reservevoedsel – sterven af Planten in onze leefomgeving zijn aangepast om te . - Bij een aantal planten plantendelen . - Andere planten leggen aan of ontwikkelen . - Nog andere planten beschermen zichzelf door zelf aan te maken, zoals hars.
IN
´ Maak oefening 6.
OPDRACHT 3: ONTDEK DAT NIET ALLE PLANTEN EVENVEEL LICHT NODIG HEBBEN
N
Bekijk de afbeelding van het afrikaantje en de rododendron.
a Is de afgebeelde plant een lichtplant of een schaduwplant? Omcirkel de soort plant in rij 2 van de tabel.
©
VA
b Vergelijk de bladeren van beide planten. Omcirkel in rij 3 en 4 hoe je ziet dat de bladeren aangepast zijn aan de hoeveelheid licht die de plant krijgt.
afrikaantje
rododendron
soort plant
schaduwplant / lichtplant
schaduwplant / lichtplant
bladgrootte
groot / klein
groot / klein
bladkleur
donkergroen / lichtgroen
donkergroen / lichtgroen
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
17
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. bladeren – donkerder – groter – licht – lichtplanten – schaduwplanten Niet alle planten hebben evenveel nodig. ontvangen minder licht dan
.
Hun zijn daaraan aangepast. Je ziet dat de bladeren van schaduwplanten en gekleurd zijn dan de bladeren van een lichtplant.
IN
´ Maak oefening 7.
OPDRACHT 4: ONTDEK HOE LENTEBLOEIERS AANGEPAST ZIJN OM VOLDOENDE LICHT OP TE VANGEN Bekijk de afbeeldingen van de wilde hyacint. 2
VA
N
1
Tip
a Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:
Het deel tussen de groene lijnen bevindt zich ondergronds.
©
bos – bladeren – onvoldoende – voorjaar -
De wilde hyacint groeit in het
-
De plant groeit en bloeit, zoals de meeste schaduwplanten, voornamelijk in het
, voor de bomen hun bladeren krijgen.
-
Eenmaal de bomen hun
licht door de dichte boomkruinen schijnen.
.
hebben, kan er
b In juni zijn de bovengrondse plantendelen meestal al verdwenen. Deze lentebloeiers zijn aangepast om te wachten op het volgende voorjaar. Hoe zie je dat op afbeelding 2?
c Welke invloed kan de klimaatverandering hebben op deze voorjaarsbloeiers?
18
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
OPDRACHT 5: ONTDEK HOE PLANTEN AANGEPAST ZIJN AAN DE OPNAME VAN MINERALEN Weetje Net als alle andere organismen heeft een plant voedingsstoffen nodig om te groeien en in leven te blijven. De groene plant maakt die stoffen zelf. Daarvoor heeft ze mineralen uit de bodem nodig. 1 Onderzoek welk plantendeel voor de opname van mineralen zorgt.
ONDERZOEK
2 Hypothese: wat denk je? de wortel de stengel het blad
IN
1 Onderzoeksvraag Welk plantendeel zorgt voor de opname van mineralen?
N
3 BENODIGDHEDEN: WAT HEB JE NODIG?
©
VA
4 maatbekers alcoholstift water koffielepel rood krijtpoeder olie 3 bloemplanten met wortel en witte bloemen eosine 4 WERKWIJZE: HOE GA JE AAN DE SLAG? 1 Nummer de maatbekers met een alcoholstift. 2 Vul de maatbekers voor de helft met water. 3 Voeg aan maatbeker 2 en 4 vijf druppeltjes eosine toe. 4 Voeg aan maatbeker 3 een koffielepel krijtpoeder toe. 5 Plaats in maatbeker 2 en 3 een bloemplant met onbeschadigde wortels in het water. 6 Verwijder van de derde bloemplant de fijnste worteldeeltjes, de wortelhaartjes. Plaats daarna de bloemplant in maatbeker 4. 7 Giet in elke maatbeker een beetje olie op het wateroppervlak, om verdamping onmogelijk te maken. Zorg ervoor dat de wortels goed onder water zitten, voordat je de olie toevoegt. 8 Laat de proefopstelling staan tot de volgende les. 9 Bekijk maatbeker 1. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 1. 10 Vergelijk maatbeker 2 en 3. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 2. 11 Vergelijk maatbeker 3 en 4. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 3. 12 Noteer de ontbrekende woorden in het besluit.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
19
5 Waarneming: waarneming 1
Het waterniveau is gedaald / gelijk gebleven / gestegen.
waarneming 2
- Het plantje in beker 2 is verkleurd / niet verkleurd. - Het plantje in beker 3 is verkleurd / niet verkleurd. - Het krijtpoeder in beker 3 is opgelost / niet opgelost.
waarneming 3
Het plantje in beker 4 is verkleurd / niet verkleurd.
6 BESLUIT: WAT KUN JE BESLUITEN UIT DEZE WAARNEMINGEN? De zorgen voor de opname van .
VA
N
IN
7 Reflectie Bekijk de afbeelding van een wortel. a Kleur op de afbeelding de wortelhaartjes, die voor de opname van mineralen zorgen. b Herlees je hypothese op p. 19. c Vergelijk je hypothese met het besluit. Duid aan wat voor jou van toepassing is.
Ik had hetzelfde idee.
Weetje
Ik had bijna hetzelfde idee.
Ik had een ander idee.
©
Kamerplanten kunnen voldoende mineralen opnemen als je regelmatig kunstmeststoffen toevoegt. Zoals je op de afbeeldingen ziet, kan dat in de vorm van vaste korrels of als vloeistof. Niet elke plant heeft evenveel mineralen nodig. Op de verzorgingsfiche die je krijgt bij de aankoop van een kamerplant, vind je extra informatie.
20
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
2 Bekijk de afbeelding van de zonnedauw en de zeekraal.
zonnedauw
zeekraal
IN
a De zonnedauw is aangepast om op een mineraalarme bodem, zoals een heide, te groeien. Omschrijf hieronder hoe je dat ziet op de afbeelding. Maak gebruik van de volgende woorden. bladeren – de plant – insecten – klevende stof – plakken
N
VA
b De zeekraal heeft zout nodig om te groeien. Je ziet op de afbeelding hoe de bladeren daaraan aangepast zijn. Markeer de juiste antwoorden.
- -
De bladeren zijn klein. De bladeren zijn groot.
- -
De bladeren zijn dun. De bladeren zijn dik.
©
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. aanpassingen – bladeren – mineraalarme – mineralen – wortelharen
- Planten hebben om uit de bodem op te nemen. - De
van planten die leven in een bodem of
een mineraalrijke bodem, vertonen . ´ Maak oefening 8 en 9.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
21
OPDRACHT 6: ONTDEK DAT GEWERVELDE DIEREN AANGEPAST ZIJN AAN HUN LEEFOMGEVING
IN
1 Bekijk de afbeeldingen van de verschillende dieren.
a Op basis van welk kenmerk zijn deze dieren ingedeeld in 2 groepen? Markeer het juiste antwoord in rij 2 van de tabel.
b Noteer in rij 3 bij elke groep 2 andere voorbeelden van dieren die in die groep horen. ongewervelde dieren
- Dat zijn dieren die een wervelkolom hebben. - Dat zijn dieren die geen wervelkolom hebben.
- Dat zijn dieren die een wervelkolom hebben. - Dat zijn dieren die geen wervelkolom hebben.
VA
N
gewervelde dieren
©
2 Neem het knipblad op p. 43.
Biologen onderscheiden gewervelde dieren op basis van verschillende kenmerken, zoals de huidbedekking en de manier van ademhalen. Dieren met dezelfde specifieke kenmerken vormen een klasse.
a Knip de afbeeldingen van de gewervelde dieren uit. b Bestudeer de tabel op p. 23. c Kleef de afbeeldingen op de juiste plaats in kolom 1. d Markeer in kolom 3 de aanpassing(en) van de huid aan de leefomgeving. e Noteer in de laatste kolom hoe je elke groep dieren of klasse noemt. Kies uit: amfibieën – reptielen – vissen – vogels – zoogdieren
22
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
komt huidbedekking overwegend (uitwendig) voor …
ademhaling (inwendig)
op het land
- haren - slijmlaag - veren
longen
in de lucht en op het land
- schubben - slijmlaag - veren
longen
op het land
- schilden - schubben - veren
longen
klasse van de …
IN
voorbeeld gewerveld dier
VA
N
in het water - haren - slijmlaag en op het - veren land
kieuwen
©
in het water - haren - schubben - slijmlaag
- kieuwen en huid als larve - longen en huid als volwassen dier
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. aangepast – ademhalingsorganen – gewervelde – huidbedekking – overleven dieren zijn dieren met een wervelkolom.
Dieren zijn
om te kunnen
in hun leefomgeving.
- De is een uitwendige aanpassing. - De zijn een inwendige aanpassing. ´ Maak oefening 10.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
23
OPDRACHT 7: ONTDEK DAT ZOOGDIEREN AANGEPAST ZIJN OM ZICH VOORT TE BEWEGEN IN HUN LEEFOMGEVING 1 Bekijk de afbeeldingen van enkele zoogdieren.
a Lees de tabel.
- graafpoot - grote vlieghuid - stevige zwempoot - voetzool
Markeer voor elk dier: - in welke omgeving het dier leeft (kolom 1). - hoe het zich voortbeweegt (kolom 2). Gebruik voor het markeren de kleur waarmee de afbeelding van het dier omlijnd is.
VA
b
- loopt - graaft - vliegt - zwemt
in de grond in de lucht in het water op het land
N
- - - -
Hoe zijn de poten aangepast aan de voortbeweging?
Hoe beweegt het dier zich voort?
IN
Waar leeft het dier hoofdzakelijk?
©
2 Bekijk de afbeeldingen van de skeletten van de zoogdieren. Hoe zijn de poten van zoogdieren aangepast aan de voortbeweging? Markeer in kolom 3. Gebruik dezelfde kleuren als bij vraag 1b.
Weetje Walvissen zijn zoogdieren. Ze hebben geen vinnen, maar zwempoten om zich in het water voort te bewegen.
Vul de ontbrekende woorden in. De
van zoogdieren zijn aangepast aan hun .
´ Maak oefening 11. 24
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
SYNTHESE Een ecosysteem wordt gekenmerkt door: - biotische factoren. - abiotische factoren. - de relaties tussen biotische en abiotische factoren.
IS AANGEPAST AAN ABIOTISCHE FACTOREN
WINTER
LICHT
aanpassing bladeren ondergronds reservevoedsel
IN
PLANT
knoppen beschermstoffen reservevoedsel bladeren vallen af
aanpassing bladeren klevende stof om insecten te vangen
VA
BIOTISCHE FACTOR
N
MINERALEN
DIER
©
IS AANGEPAST AAN ZIJN LEEFOMGEVING
huidbedekking ademhaling voortbeweging
Wat heb je geleerd? Je kunt toelichten hoe planten aangepast zijn om te overwinteren. aan de hand van zichtbare kenmerken voorspellen of een plant een licht- of een schaduwplant is. aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe je kunt zien of een plant in een mineraalarme of mineraalrijke omgeving leeft. samenvatten hoe gewervelde dieren aangepast zijn aan hun leefomgeving.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
25
3 NATUURLIJK EVENWICHT Hoe kan de mens een natuurlijk evenwicht verstoren? Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
a Hoe wordt in de video het evenwicht verstoord?
IN
b Wat is daar het gevolg van?
N
VA
OPDRACHT 1: ONTDEK HOE DE NATUUR ZICHZELF IN EVENWICHT HOUDT IN EEN ECOSYSTEEM
©
Bekijk de grafiek van een biotoop met een populatie konijnen en een populatie vossen. aantal
100
konijnen
90
vossen
80 70 60
50 40 30 20 10 0
1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
jaar
a Noteer wat er gebeurt van jaar 1 tot jaar 4 …
26
- met het aantal konijnen:
- met het aantal vossen:
OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
b Hoe komt dat? Markeer het juiste antwoord. - Als er voldoende konijnen zijn in de biotoop, kunnen er meer / minder vossen bij komen, omdat er voldoende voedsel is. - Die extra vossen eten een groot aantal konijnen op. Het aantal konijnen daalt / neemt toe. c Wat gebeurt er in jaar 5 en 6?
- Markeer het juiste antwoord in kolom 2.
- Vul kolom 3 aan. aantal
oorzaak
vossen
daalt / stijgt
konijnen
daalt / stijgt
IN
organisme
Wat kun je besluiten? Markeer de juiste woorden. Er is een voortdurende wisselwerking tussen de organismen. - Als er veel konijnen zijn, zullen er meer / minder vossen zijn. - Als er meer vossen zijn, zullen er meer / minder konijnen zijn. - Als er minder konijnen zijn, zullen er meer / minder vossen zijn. - Als er minder vossen zijn, zullen er meer / minder konijnen zijn. Dat herhaalt zich telkens opnieuw.
©
e
VA
N
d Vanaf jaar 7 is er weer voldoende voedsel en kan het aantal vossen opnieuw toenemen. Wat gebeurt er vanaf dat jaar met het aantal konijnen? Noteer in je antwoord ook de oorzaak.
In een ecosysteem schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat is het natuurlijke evenwicht. Je kunt dat ook het ecologische of biologische evenwicht noemen.
f
Vanaf welk jaar is er een natuurlijk evenwicht in de biotoop?
Vul het ontbrekende woord in. Het evenwicht zorgt ervoor dat in de natuur populaties even groot blijven. ´ Maak oefening 12. OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
27
OPDRACHT 2: ONTDEK WELKE GEVOLGEN DE TEMPERATUUR- VERANDERING KAN HEBBEN OP ORGANISMEN DIE AANGEPAST ZIJN OM DE WINTER TE OVERLEVEN Weetje Er is geen twijfel mogelijk. De gemiddelde temperatuur op aarde is sinds 1880 met bijna 1 °C toegenomen.
°C
15,0 14,8 14,6 14,4 14,2 14,0 13,8 13,6 13,4 0
1880
1900
1920
1940
1960
1980
2000
2020 jaar
IN
0
Bekijk de afbeeldingen van organismen die aangepast zijn om de winter te overleven. Doorstreep wat fout is.
N
1
Door de stijging van de temperatuur ontluiken de bloesems van de fruitbomen later / vroeger. De temperatuur kan nog tot onder 0 °C dalen. Er is meer / minder kans dat de bloesems bevriezen.
©
2
VA
Door de stijging van de temperatuur komt de egel vroeger / later uit zijn winterslaap. Er is op het moment dat hij uit zijn winterslaap komt, genoeg / nog te weinig voedsel te vinden.
3
Door de stijging van de temperatuur komen de trekvogels vroeger / later terug uit de overwinteringsgebieden. Er is op dat moment voldoende / nog te weinig voedsel.
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. negatieve – winter
De stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde heeft gevolgen voor organismen die aangepast zijn om de
28
OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
te overleven.
OPDRACHT 3: ONTDEK HOE EXOTEN EEN INVLOED HEBBEN OP HET NATUURLIJKE EVENWICHT 1 Bekijk de afbeeldingen van de verschillende lieveheersbeestjes.
Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: inheemse – exoot
-
soorten zijn soorten die van nature in
een bepaald gebied voorkomen.
Schadelijke soorten organismen uit een andere streek komen
-
naar hier. Zo worden de nakomelingen van het tweestippige
lieveheersbeestje opgegeten door het Aziatische
lieveheersbeestje, de
IN
.
2 Bekijk de afbeeldingen van exoten die de laatste jaren in het nieuws kwamen.
Noteer hun naam onder de afbeelding. Kies uit:
Tip
1
VA
Zoek de dieren online op.
©
2
4
N
Aziatische hoornaar – Europese bijeneter – processierups – teek – tijgermug – wespspin
3
5
6
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. exoten – inheemse Schadelijke uitheemse soorten organismen of komen naar onze streken en vallen onze organismen aan. OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
29
VA
N
IN
SYNTHESE
EVENWICHT
©
NATUURLIJK ECOLOGISCH BIOLOGISCH
verandert door
TEMPERATUURWIJZIGING AANWEZIGHEID EXOTEN
Wat heb je geleerd? Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een natuurlijk evenwicht in een ecosysteem is. toelichten hoe een temperatuurverhoging gevolgen kan hebben voor een ecosysteem.
30
OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
NU IS HET JOUW BEURT 1 Welke abiotische factoren kun je meten met de onderstaande meettoestellen?
Noteer de antwoorden op de vragen onder elk toestel.
Grootheid?
Symbool eenheid?
N
Naam toestel?
IN
Afbeelding meetinstrument
VA
2 Tijdens de expeditie verzamelde je gegevens over biotische en abiotische factoren van twee verschillende biotopen. a Welke biotopen heb je onderzocht? Noteer. - Biotoop 1: - Biotoop 2:
©
b Bekijk de foto’s die je maakte tijdens de expeditie. c Vergelijk de gegevens die je verzamelde. d Welke verschillen tussen de biotopen kun je waarnemen? Markeer. - Biotoop 1: • Er groeien veel / weinig verschillende soorten planten. • Je kunt er veel / weinig verschillende soorten kleine diertjes waarnemen. - Biotoop 2: • Er groeien veel / weinig verschillende soorten planten. • Je kunt er veel / weinig verschillende soorten kleine diertjes waarnemen. e Vergelijk de biodiversiteit in biotoop 1 en 2 met elkaar. Wat stel je vast? Noteer.
OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
31
3 Bekijk de afbeeldingen van biodiversiteit in tuinen.
a In welke tuin is volgens jou de biodiversiteit het grootst? Plaats een kruisje.
IN
b Hoe kun je de biodiversiteit in die tuin nog vergroten? Kruis de juiste antwoorden aan. Door grasmaaisel tussen de planten te werpen. Door een insectenhotel te plaatsen. Door uitgebloeide bloemplanten uit te trekken. Door te sproeien tegen schadelijke insecten. Door een natuurlijk vijvertje aan te leggen. 4 Welk verband is er tussen de verkeerswegen en de biodiversiteit in bepaalde natuurgebieden? a Bestudeer de afbeeldingen op de volgende pagina.
b Beantwoord de vragen in de tabel.
VA
vragen
N
1 Welke grote bossen waren al van elkaar gescheiden rond 1757?
©
2 Welke belangrijke verkeerswegen zorgen voor de verdere versnippering van die bossen?
3 Welke woonkern ligt tussen het natuurgebied van de Dijlevallei en Heverleebos? 4 Is de versnippering van bossen door verkeerswegen en bebouwing positief of negatief voor de biodiversiteit? Omcirkel. 5 Hoe werd het probleem van de versnippering in het Meerdaalwoud opgelost? Markeer.
32
OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
antwoorden
- - - -
positief
/ negatief
- door de aanleg van bruggen over de E40 - door de aanleg van ecoducten over de E40 - door de aanleg van ecoducten over de N25
6 Voor welke organismen is de bouw van die oversteekplaatsen bedoeld? Markeer.
- voor mensen - voor kleine dieren - voor grote dieren
7 Is de aanleg van ecoducten over verkeerswegen positief of negatief positief voor de biodiversiteit? Omcirkel. 3 Ecoduct
IN
1 Voor
Heverleebos
ecoduc
t
Meerdaalwoud
N
Dijle valle i
/ negatief
VA
uittreksel uit de Ferrariskaart van Meerdaalwoud, Heverleebos en ruime omgeving (± 1757)
2 Na
©
Di
jle va ll
ei
E40
Oud-Heverlee
Heverleebos
Vaalbeek
Meerdaalwoud
N25
luchtfoto Heverleebos-Meerdaalwoud OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
33
5 Een boom kan een voorbeeld van een ecosysteem zijn. Leg uit. Gebruik in je antwoord de volgende woorden: abiotische factoren – boom – leven – relatie – tot elkaar – verschillende organismen
IN
6 Noteer bij de afbeeldingen de aanpassing om te overwinteren in onze streek. Kies uit: bladeren afwerpen – knoppen aanmaken – reservevoedsel opslaan
N
VA
©
7 Bekijk de afbeelding van de varenplant. Omcirkel de juiste antwoorden.
- De varenplant is een lichtplant / schaduwplant. - Je ziet dat op de afbeelding aan de grote / kleine en lichtgekleurde / donkergekleurde bladeren.
34
OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
8 Bekijk het filmpje over de aanpassingen van de cactus in een droog milieu bij het onlinelesmateriaal. a Welk codewoord kun je vormen, als je de aanpassingen van de cactus aan het leven in de woestijn verbindt met de juiste functie? Noteer je antwoord.
aanpassingen cactus
functies ON
onmiddellijk water opnemen bij hevige regenval
2 dikke stengels
WA
verdamping van water verhinderen
3 wortels diep in de bodem
RT
water diep uit de bodem halen
4 wortels net onder het bodemoppervlak
TE
water opslaan
IN
1 bladeren in de vorm van stekels
b De stekels beschermen de plant tegen de woestijndieren die de sappige stengels willen opeten. Plaats een kruisje bij het juiste antwoord.
©
VA
N
Die aanpassing is een voorbeeld van een relatie tussen: een abiotische en abiotische factor. een biotische en abiotische factor. een biotische en biotische factor.
9 De familie Charels wil een terras aanleggen. Een paar struiken staan daarvoor in de weg en moeten dus verplant worden. Wanneer hebben de struiken de meeste kans op overleven? Kruis de juiste antwoorden aan.
De struiken hebben de meeste kans op overleven als ze: in de winter verplant worden, nadat de bladeren afgevallen zijn. in de zomer verplant worden, als de struik nog veel bladeren heeft. gesnoeid worden na het verplanten. niet gesnoeid worden na het verplanten. met enkel de wortel verplant worden. met de wortel en de aarde rond de wortel verplant worden.
OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
35
10 Hoe is de kikker aangepast aan zijn leefomgeving? Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: achterpoten – slijmlaag – springen – water – zwemvliezen De kikker heeft sterke te
om
op het land.
Tussen zijn tenen zitten
om
zich voort te bewegen in het .
De huid is bedekt met een
om niet uit te drogen op het land.
land – bodem – lucht – water
VA
land – bodem – lucht – water
N
IN
11 Bekijk de afbeeldingen van de verschillende dieren.
land – bodem – lucht – water
a Omcirkel in rij 2 de omgeving waarin het organisme hoofdzakelijk leeft. b Noteer in rij 3 welke aanpassing aan de poten je op de afbeelding ziet. Kies uit: springpoot – zwemstaart – zwemvliezen
©
12 Bekijk de afbeeldingen van een ecosysteem met uilen en muizen. Hoe wordt het biologische evenwicht in een ecosysteem in stand gehouden? Zet de afbeeldingen in de juiste volgorde. Je krijgt het cijfer 1 cadeau.
´ Verder oefenen? Ga naar 36
OP EXPEDITIE — Nu is het jouw beurt
1
WOORDENLIJST hoofd stuk
woord
verklaring Niet-levende factor die de leefomgeving bepaalt voor de biotische factoren
biodiversiteit
De aanwezigheid van verschillende soorten organismen in een biotoop
biologisch evenwicht
In de natuur schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat noem je ook ecologisch evenwicht en natuurlijk evenwicht.
biotische factor
Levende factor in een leefomgeving, onder andere planten en dieren
biotoop
Een plaats met specifieke leefomstandigheden waar bepaalde organismen samenleven
1
braakliggend terrein
Een stuk grond dat niet onderhouden wordt en geen specifieke functie heeft
1
determineertabel
Een lijst met vragen of kenmerken waarmee je de naam van een organisme of een abiotische factor kunt bepalen
determineren
Door gebruik te maken van zichtbare kenmerken, de naam van organismen bepalen
ecoduct
Natuurbrug waarlangs dieren ongehinderd een belangrijke verkeersweg kunnen oversteken
ecologisch evenwicht
In de natuur schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat noem je ook biologisch evenwicht en natuurlijk evenwicht.
1 1
1 1
©
3
N
3
VA
1
IN
abiotische factor
1
ecosysteem
De biotische factoren, de abiotische factoren en de relaties tussen beide in een gebied
3
exoot
Organisme dat van nature niet thuishoort in een bepaald gebied
2
gewervelde dieren
Dieren die als typisch kenmerk een wervelkolom bezitten
2
klasse
Groep organismen met dezelfde kenmerken
larve
De eerste levensfase van een dier, waarin het uiterlijk sterk verschilt van het volwassen dier
meetinstrument
Toestel om metingen te doen. In dit hoofdstuk meet je abiotische factoren.
2
2 1
OP EXPEDITIE — WOORDENLIJST
37
In de natuur voorkomende bouwstoffen
natuurgebied
Een gebied waar de zorg voor het in stand houden, het herstellen en het ontwikkelen van de biodiversiteit de hoofdzaak is
natuurlijk evenwicht
In de natuur schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat noem je ook biologisch evenwicht en ecologisch evenwicht.
organisatieniveau
Niveau waarop je het leven kunt bestuderen, van een heel laag niveau, een cel, tot een heel hoog niveau, een ecosysteem
organisme
Een levend wezen dat kan groeien, zich kan voeden en zich kan voortplanten
3
populatie
Een groep organismen van dezelfde soort
2
voorjaar
Lente
2
wervelkolom
Aaneenschakeling van wervels aan de rugzijde van een dier
2
wortelhaartje
Pluizige vertakking op de wortel
3
2 1
©
38
N
1
IN
mineralen
VA
2
OP EXPEDITIE — WOORDENLIJST
©
IN
N
VA
OP EXPEDITIE — WOORDENLIJST
39
©
40
IN
N
VA
OP EXPEDITIE — WOORDENLIJST
KNIPBLAD
IN
VA
N
✁
✁
✁
✁
2 opdracht 1
✁
1
✁
p.
p. 14 15 opdracht 1
een loofbos
✁
levensgemeenschap
✁
✁
©
individu
berken, varens, gras …
✁
populatie
✁
✁
ecosysteem
OP EXPEDITIE — knipblad
41
IN N VA © 42
OP EXPEDITIE — knipblad
✁
✁
meerdere berken
een berk
IN ✁
VA ✁
©
✁
N
✁
✁
p. 22 23 opdracht 6
OP EXPEDITIE — knipblad
43
© N
VA IN
MICROSCOOP EN DIDDIT
VA
N
IN
het onlineleerplatform bij MicroScoop
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Š
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk (o.a. videobestanden, extra lesmateriaal).
Š
VA
N
IN
Frieda Goossens Nathalie Lapere Sofie Timmerman Catherine Van Nevel
Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9592-9 594600/01
vanin.be
micro scoop
©
VA
N
IN
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN
1 Wat is mijn identiteit? 2 De menstruatiecyclus 3 Het kleine wonder 4 De wondere wereld VAN planten en dieren
Naam:
Klas:
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij MicroScoop. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.
!
IN
micro scoop
VA
N
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2020
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden. Fotocredits p. 15 Dokter Bea © VRT, p. 24 bestuiven © NTR
©
Eerste druk 2020 ISBN 978-90-306-9592-9 D/2020/0078/105 Art. 594600/01 NUR 120
Ontwerp en opmaak: B.AD Covertekening: Jan Heylen Tekeningen binnenwerk: Geert Verlinde
Instructietaal De volgende instructies heb je nodig in je themabundel:
Omcirkel
Plaats een kruisje
Markeer
Noteer
1 WAT IS MIJN IDENTITEIT? WIE BEN IK? Breng 2 foto’s mee: - een foto van vroeger, toen je nog wat jonger was - een heel recente foto VROEGER
N
IN
a Welke lichamelijke kenmerken bepalen wie je bent?
NU
©
VA
b Welke uitwendige veranderingen merk je al op bij jezelf?
OPDRACHT 1: BEN IK BIOLOGISCH EEN JONGEN OF EEN MEISJE? Geslachtskenmerken die al aanwezig zijn bij de geboorte, noem je primaire geslachtskenmerken. - Enerzijds zijn er de uitwendige geslachtskenmerken, waaraan je het geslacht herkent. - Daarnaast zijn er ook de inwendige voortplantingsorganen, die specifiek voor de jongens en specifiek voor de meisjes zijn.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
1
Bekijk de afbeeldingen met primaire geslachtskenmerken. a Bepaal het geslacht op basis van wat je ziet. Noteer in het kader boven de afbeelding. b Omcirkel de zichtbare of uitwendige geslachtskenmerken.
b
VA
N
IN
a
c Benoem die uitwendige geslachtskenmerken. Afbeelding A : -
©
-
Afbeelding b :
- -
OPDRACHT 2: ONTDEK DE UITWENDIGE VERANDERINGEN VAN HET LICHAAM TIJDENS DE PUBERTEIT Tijdens de puberteit ondergaat het lichaam enkele uitwendige veranderingen onder invloed van geslachtshormonen. Die veranderingen noemen we secundaire geslachtskenmerken.
2
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
Bekijk de secundaire geslachtskenmerken bij pubers. Een aantal kenmerken zijn al gegeven. Vul de rest aan. a Noteer bij de man naast de pijlen de veranderingen van jongen naar man. b Noteer bij de vrouw naast de pijlen de veranderingen van meisje naar vrouw. groeispurt
zwaardere stem
puistjes – acné
IN
okselhaar
gespierder lichaam
vetter haar
N
puistjes – acné
VA
vetter haar
©
okselhaar
groeispurt
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. primaire – secundaire We onderscheiden 2 groepen geslachtskenmerken: - geslachtskenmerken: penis, balzak (met teelballen), vagina, schaamlippen (en clitoris) - geslachtskenmerken: vetter haar, groeispurt, baardgroei, zwaardere stem, bredere schouders, ontwikkeling borsten, bredere heupen, puistjes, schaamhaar, okselhaar ´ Maak oefening 1.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
3
OPDRACHT 3: ONTDEK DE MANNELIJKE VOORTPLANTINGSORGANEN Bekijk de afbeeldingen op de volgende pagina. a Noteer bij elke omschrijving het juiste mannelijke voortplantingsorgaan. Kies uit: balzak – penis – prostaat – 2 teelballen – urinebuis – 2 zaadleiders – zwellichaampjes orgaan
omschrijving Dit is het mannelijke geslachtsdeel, dat bestaat uit de urinebuis omgeven door zwellichamen. Sponsachtig weefsel in de penis dat bij seksuele opwinding volloopt met bloed. Brengt de penis in erectie.
IN
Zakvormige huidplooi onderaan de buik die de teelballen en de bijballen bevat. Bescherming van de teelballen. Hierin worden de mannelijke voortplantingscellen, de zaadcellen, gevormd.
N
Zij vervoeren de zaadcellen.
VA
Via deze buis in de penis kunnen urine en sperma het lichaam verlaten. Dat gebeurt nooit gelijktijdig. Deze klier scheidt spermavocht af, zodat de zaadcellen snel naar de eicel kunnen zwemmen.
b Benoem de delen van het mannelijke voortplantingsstelsel. Kies uit:
©
balzak – bijballen – eikel – klieren van Cowper – penis – prostaat – teelballen – urinebuis – voorhuid – zaadblaasjes – zaadleider – zwellichamen 1
5
a b
6
c
4
2
7
3
8
4
9
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
urineleider
urineleider
6
urineblaas
wervelkolom
urineblaas
6 5
5 2
4
4
3 2
1c
1c
7
1b
8
1
1
3
1b
1a
1a
9 vooraanzicht
7 8
9
zijaanzicht
Bekijk de afbeeldingen op de volgende pagina.
IN
OPDRACHT 4: ONTDEK DE VROUWELIJKE VOORTPLANTINGSORGANEN
a Noteer bij elke omschrijving het juiste vrouwelijke voortplantingsorgaan. Kies uit:
orgaan
N
baarmoeder – 2 eierstokken – 2 eileiders – schaamlippen – vagina omschrijving
VA
Verbindt de baarmoeder met de buitenwereld.
©
Huidplooien die de vagina beschermen. Er zijn 2 soorten schaamlippen: de buitenste of grote schaamlippen en de binnenste of kleine schaamlippen. Hier worden de vrouwelijke voortplantingscellen of eicellen gerijpt. Zij vervoeren de rijpe eicellen. Een gespierd orgaan waarin een bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een foetus of jong organisme
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
5
urineleider
urineleider 7
7
9
8
wervelkolom 8
6 9
6
urineblaas
5 4
5
urineblaas urinebuis
urinebuis 3
1
zijaanzicht
IN
vooraanzicht
4
2
1
2
3
N
1
VA
urineopening
2
anus
©
b Benoem de delen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel. Kies uit: baarmoeder – baarmoederhals – clitoris – eileiders – eierstokken – eitrechters – schaamlippen – vagina – vaginaopening
1
5 6
6
2
7
3
8
4
9
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. baarmoeder – balzak – 2 eierstokken – 2 eileiders – mannelijke – penis – prostaat – schaamlippen – 2 teelballen – urinebuis – vagina – vrouwelijke – 2 zaadleiders De voortplantingsorganen en hun omschrijving: voortplantingsorganen:
-
Het mannelijke geslachtsdeel Beschermt de teelballen. Zij maken de zaadcellen. Zij vervoeren de zaadcellen.
IN
Vervoert urine en sperma. Scheidt vocht af. -
N
voortplantingsorganen:
Verbindt de baarmoeder met de buitenwereld.
VA
Hierin kan een bevruchte eicel zich ontwikkelen tot een jong organisme. Zij vervoeren de rijpe eicellen. Hier rijpen de eicellen. Zij beschermen de vagina.
©
´ Maak oefening 2, 3, 4, 5 en 6.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
7
SYNTHESE VOORTPLANTINGSORGANEN EN HUN FUNCTIE
MAN
VROUW
2
IN
3
1
3
2 4
c 5 a
1
1 teelballen
functie
orgaan
functie
zaadcellen maken
1 eierstok
eicellen rijpen
zaadcellen vervoeren
2 eileider
eicellen vervoeren
3 prostaat
spermavocht afscheiden
3 baarmoeder
bevruchte eicel ontwikkelt zich tot jong organisme
4 urinebuis
urine en sperma vervoeren
4 vagina
de baarmoeder verbinden met de buitenwereld
5 schaamlippen
de vagina beschermen
2 zaadleiders
mannelijk 5 penis geslachtsdeel a eikel b voorhuid c zwellichamen 6 balzak
8
5
©
orgaan
VA
b
N
6
4
de teelballen beschermen
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
PRIMAIRE • jongen: penis – balzak (met teelballen)
GESLACHTSKENMERKEN
• meisje: vaginaopening – schaamlippen (en clitoris)
SECUNDAIRE • van jongen naar man: baardgroei, zwaardere stem, schaamhaar, puistjes, groeispurt, vetter haar
©
VA
N
IN
• van meisje naar vrouw: ontwikkeling borsten, bredere heupen, schaamhaar, puistjes, groeispurt, vetter haar
Wat heb je geleerd? Je kunt primaire geslachtskenmerken aanduiden. secundaire geslachtskenmerken aanduiden. voorbeelden geven van primaire geslachtskenmerken. voorbeelden geven van secundaire geslachtskenmerken. mannelijke voortplantingsorganen herkennen. vrouwelijke voortplantingsorganen herkennen. mannelijke voortplantingsorganen benoemen. vrouwelijke voortplantingsorganen benoemen. de functies van de mannelijke voortplantingsorganen uitleggen. de functies van de vrouwelijke voortplantingsorganen uitleggen.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 1 WAT IS MIJN IDENTITEIT?
9
2 DE MENSTRUATIECYCLUS IS DAT ECHT EEN VERVELENDE PERIODE? Bekijk de app. Omschrijf met je eigen woorden wat je met deze app kunt doen.
IN
VA
N
OPDRACHT 1: MAAK KENNIS MET DE MENSTRUATIECYCLUS VAN EEN VROUW
©
1 Lees het begrippenkader over de menstruatiecyclus van een vrouw. Vanaf de puberteit maakt de baarmoeder van een vrouw baarmoederslijmvlies aan om een eventuele bevruchte eicel op te vangen. Als de eicel niet wordt bevrucht, sterft ze af. Het baarmoederslijmvlies is niet nodig en wordt afgebroken. Dat veroorzaakt een bloeding, die maandstonden of menstruatie wordt genoemd. Als dat op regelmatige tijdstippen terugkeert, spreken we van een cyclus. Een gemiddelde menstruatiecyclus duurt meestal 28 dagen.
10
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 2 DE MENSTRUATIECYCLUS
2 Bekijk de afbeelding van een menstruatiecyclus die 28 dagen duurt.
A
Evolutie van het baarmoederslijmvlies
B
De eicel tijdens de cyclus
3 Bekijk de onderstaande tabel.
IN
N
a Vul kolom 1 aan met de gegevens die je kunt terugvinden op de afbeelding.
VA
b In kolom 2 lees je telkens een gebeurtenis. Plaats voor elke gebeurtenis een kruisje bij de juiste dag. c Vul het lege kader in op de afbeelding. Kies uit: fase 1 – fase 2 – fase 3 – fase 4
menstruatiecyclus
©
fasen
gebeurtenis
fase 1:
- Op welke dag start de menstruatie?
- Op welke dag eindigt de menstruatie?
fase 2:
- Op welke dag start de rijping van een nieuwe eicel?
fase 3:
fase 4:
1
dag 5 14 26 28
- Op welke dag komt de rijpe eicel vrij? - Op welke dag sterft het baarmoederslijmvlies af?
- Op welke dag komt het overtollige baarmoederslijmvlies los? ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 2 DE MENSTRUATIECYCLUS
11
OPDRACHT 2: ONTDEK DE VRUCHTBARE PERIODE BIJ EEN VROUW Het lichaam van de vrouw maakt zich klaar voor een mogelijke zwangerschap. Tijdens de menstruatiecyclus komt een rijpe eicel vrij. Dat noem je de eisprong. Tijdens de menstruatiecyclus is een vrouw een beperkt aantal dagen vruchtbaar. Dat noem je de vruchtbare periode. 1 Een vrouw kan een cyclus van 28 dagen hebben. Bekijk de 2 tijdlijnen. a Stel dat deze vrouw menstrueert vanaf 19 maart. Onderlijn de menstruatiecyclus van de vrouw met potlood.
IN
b Markeer op beide tijdlijnen alle menstruatiedagen in het roze. MAART 2
3
4
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
N
1
1
2
VA
APRIL 5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
c Markeer op de tijdlijn de dag van de eisprong in het geel.
©
Tip
Fase 4, de laatste fase, duurt altijd 14 volledige dagen.
d Markeer op de tijdlijn de vruchtbare periode in het blauw, als je weet dat: - een eicel 24 uur overleeft. - een zaadcel tot 7 dagen kan overleven.
12
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 2 DE MENSTRUATIECYCLUS
2 Vul de onderstaande zin aan. Kies uit:
1–7 Een vrouw is vruchtbaar vanaf
dagen voor de eisprong tot en met
dag na de eisprong.
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. eicelrijping – eisprong – innesteling – menstruatie – vruchtbaar Een menstruatiecyclus bestaat uit 4 fasen: - fase 2: de - fase 3: de - fase 4: wachten op een eventuele
IN
- fase 1: de
Een vrouw is
vanaf 7 dagen voor de eisprong tot en
VA
met 1 dag na de eisprong.
N
Vruchtbare periode:
©
´ Maak oefening 7, 8 en 9.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 2 DE MENSTRUATIECYCLUS
13
SYNTHESE MENSTRUATIECYCLUS FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE 1
menstruatie
eicelrijping
eisprong
wachten op een eventuele innesteling
menstruatie
2
3
4
5
6
7
8
IN
1
FASE 1
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
einde
menstruatie
menstruatie
3
4
5
begin volgende menstruatie
VA
N
begin
2
VRUCHTBARE PERIODE
©
= 7 dagen voor de eisprong tot en met 1 dag na de eisprong
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
2
3
4
5
= eisprong = vruchtbare periode
Wat heb je geleerd? Je kunt op een tijdlijn van een menstruatiecyclus aanduiden wanneer de menstruatie plaatsvindt. op een tijdlijn van een menstruatiecyclus aanduiden wanneer de eicelrijping plaatsvindt. op een tijdlijn van een menstruatiecyclus aanduiden wanneer de eisprong plaatsvindt. op een tijdlijn van een menstruatiecyclus aanduiden wanneer de vruchtbare periode plaatsvindt.
14
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 2 DE MENSTRUATIECYCLUS
3 HET KLEINE WONDER HOE WORD IK NIET ZWANGER? Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
Weet jij hoe je een zwangerschap kunt voorkomen?
IN
N
VA
OPDRACHT 1: GA NA WANNEER DE EISPRONG BIJ EEN VROUW PLAATSVINDT 1 Bekijk de tijdlijnen.
menstruatie
©
MAART 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
menstruatiecyclus
APRIL eisprong of ovulatie 1
2
3
4
5
6
7
8
menstruatie
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
menstruatiecyclus a Hoelang duurt de menstruatiecyclus van deze vrouw? b Wanneer vindt de eisprong plaats? Plaats een kruisje voor het juiste antwoord.
de veertiende dag na dag 1 van de menstruatie de veertiende dag van elke maand de vijftiende dag voor de volgende menstruatie
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
15
2 Kijk nog eens terug naar p. 12. a
Hoelang overleeft een eicel? Markeer het juiste antwoord. - altijd, behalve op de menstruatiedagen - tot 24 uur nadat de eisprong heeft plaatsgevonden - tot 7 dagen nadat de eisprong heeft plaatsgevonden
b
Wat gebeurt er tijdens een eisprong? Markeer het juiste antwoord. - De rijpe eicel verlaat de baarmoeder. - Er komt een rijpe eicel vrij uit de eierstok. - Er ontwikkelt zich een nieuwe eicel in de eierstok.
c Wat is een synoniem voor eisprong?
IN
OPDRACHT 2: ONTDEK WANNEER EEN ZAADLOZING BIJ EEN MAN PLAATSVINDT
toestand in erectie – toestand in rust
©
VA
N
1 Bekijk de afbeeldingen van de penis. a Noteer het juiste begrip in de kaders. Kies uit:
b Wanneer krijgt een man een erectie? Kruis de juiste antwoorden aan. wanneer hij seksueel geprikkeld wordt wanneer hij moet plassen bij een gevoel van verliefdheid bij koude spontaan 16
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
2 Bekijk de afbeelding.
a Welk voortplantingsorgaan wordt hier afgebeeld? b Wat zie je gebeuren? Markeer het juiste antwoord. - Er komen eicellen vrij. - Er gebeurt helemaal niets. - Er vloeit sperma uit de penis.
N
IN
c Wanneer vindt dat plaats? Kruis alle juiste antwoorden aan. tijdens geslachtsgemeenschap tijdens een natte droom tijdens zelfbevrediging tijdens het plassen 3 Kijk nog eens terug naar p. 12.
VA
a Hoelang overleeft een zaadcel? Markeer het juiste antwoord. - 24 uur - 5 tot 7 dagen b Wat is een synoniem voor zaadlozing? Vul de volgende woorden in op de juiste plaats.
©
eisprong – rijpe eicel – sperma – zaadlozing
- Een of ovulatie is het vrijkomen van een
,
vijftien dagen voor de volgende menstruatie.
- Een of ejaculatie is het vrijkomen van uit de penis tijdens geslachtsgemeenschap, zelfbevrediging of een natte droom. ´ Maak oefening 10.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
17
OPDRACHT 3: ONTDEK HOE EEN VROUW ZWANGER WORDT
IN
1 Bekijk de afbeelding waarop de penis van de man binnendringt in de vagina van de vrouw.
N
a Hoe noem je dat? Omcirkel het juiste antwoord. geslachtsgemeenschap – zelfbevrediging
b Hoe noem je de vloeistof die vrijkomt uit de penis?
VA
c Welke weg legt die vloeistof af? Plaats in de juiste volgorde. Kies uit: baarmoeder – eileider – vagina
→ →
Bouw van een zaadcel:
©
kop hals
zweepstaart
18
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
2 Bekijk de afbeeldingen die voorstellen hoe een bevruchting plaatsvindt.
a Markeer bij elke afbeelding de juiste omschrijving. 1 celmembraan eicel
- De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. - De zaadcelkern en eicelkern versmelten met elkaar. - De zaadcellen zitten rond de eicel. - Het celmembraan van de eicel sluit zich af.
eicel zaadcel
eicelkern celmembraan eicel
celmembraan eicel
- De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. - De zaadcelkern en eicelkern versmelten met elkaar. - De zaadcellen zitten rond de eicel. - Het celmembraan van de eicel sluit zich af.
IN
2
eicel zaadcelkern zaadcel
eicel
3 eicelkern
zaadcelkern
eicel
zaadcelkern
zaadcel
©
4
eicelkern
eicelkern
- De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. - De zaadcelkern en eicelkern versmelten met elkaar. - De zaadcellen zitten rond de eicel. - Het celmembraan van de eicel sluit zich af.
VA
celmembraan eicel
N
zaadcel
- De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. - De zaadcelkern en eicelkern versmelten met elkaar. - De zaadcellen zitten rond de eicel. - Het celmembraan van de eicel sluit zich af.
zaadcelkern
b Noteer wat bevruchting is. Gebruik daarbij de volgende woorden:
eicelkern – versmelten – zaadcelkern
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
19
3 Bestudeer de afbeelding om te zien waar de bevruchting gebeurt. a Waar gebeurt de bevruchting? Omcirkel op de afbeelding.
IN
b Benoem het orgaan waarin dat gebeurt.
4 Bekijk op de afbeelding wat er gebeurt na de bevruchting.
N
De bevruchte eicel begint zich te delen. Het klompje cellen verplaatst zich via de eileider richting de baarmoeder. Het klompje cellen hecht zich dan vast in het baarmoederslijmvlies. Dat is de innesteling.
VA
a Plaats de begrippen in het juiste kader.
©
bevruchting – eisprong – innesteling
20
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
b In welk orgaan vindt de innesteling plaats?
c Wanneer gebeurt de innesteling? Plaats een kruisje voor het juiste antwoord.
juist voor de bevruchting tijdens de bevruchting na de bevruchting 5 Beantwoord de onderstaande vragen. a Hoe ontdekt een vrouw dat ze zwanger is? Noteer.
Hoelang duurt een gemiddelde zwangerschap? Markeer het juiste antwoord. - 25 tot 30 weken - 34 tot 37 weken - 38 tot 40 weken
N
b
IN
OPDRACHT 4: ONTDEK HOE EEN GEBOORTE VERLOOPT
VA
Bekijk de tabel over de 3 fasen van de geboorte.
a Lees de omschrijvingen van de 3 fasen van de geboorte. b Bekijk de tekeningen en de namen van de 3 fasen. c Plaats de fasen in de juiste volgorde door een nummer te plaatsen in de onderste rij.
©
Tijdens de naweeën komt de moederkoek los. Die wordt samen met de vruchtvliezen en de navelstreng uit het lichaam geperst. baarmoeder
Het hoofdje komt naar buiten via de vagina. De baby wordt uit het lichaam van de moeder gedreven.
De weeën zijn op gang gekomen. De baarmoederhals opent zich verder. Door de grote druk van het hoofdje op de vruchtwaterzak zullen de vruchtvliezen scheuren en loopt het vruchtwater weg.
moederkoek
navelstreng
nageboorte
uitdrijving
ontsluiting
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
21
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats baarmoeder – bevruchting – eileider – geboren – innestelen – versmelten - De is het van de zaadcelkern met de eicelkern. Dat gebeurt in de . - Na de bevruchting zal de bevruchte eicel zich en zich in de verder ontwikkelen tot een foetus. - Na een ontwikkeling die normaal 38 tot 40 weken duurt, wordt het jonge organisme .
©
VA
N
IN
´ Maak oefening 11, 12, 13 en 14.
22
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
SYNTHESE WAT GEBEURT ER?
IN WELK ORGAAN?
- eisprong:
EIERSTOK
Er komt een rijpe eicel vrij.
- geslachtsgemeenschap Zaadlozing: sperma vloeit uit de penis.
- bevruchting:
IN
VAGINA
EILEIDER
De zaadcelkern en eicelkern
versmelten. - innesteling
BAARMOEDER
N
- ontwikkeling tot jong organisme
VA
- na 38 tot 40 weken: geboorte
fase 1: ontsluiting
fase 2: uitdrijving
©
fase 3: nageboorte
Wat heb je geleerd? Je kunt voorspellen wanneer de eisprong plaatsvindt. aanduiden waar de eisprong plaatsvindt. de betekenis van een zaadlozing beschrijven. aanduiden waar de zaadlozing plaatsvindt. de betekenis van bevruchting uitleggen. aanduiden wanneer de bevruchting plaatsvindt. aanduiden waar de innesteling plaatsvindt. uitleggen wat geboorte is.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 3 HET KLEINE WONDER
23
4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN HOE ONTSTAAN NIEUWE TOMATENPLANTEN? Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
Weet jij wat hier wordt bedoeld met ‘bestuiven’?
IN
N
VA
OPDRACHT 1: MAAK KENNIS MET DE GESLACHTELIJKE VOORTPLANTING BIJ BLOEMPLANTEN
©
1 Bekijk de afbeelding van de lelie. a Benoem de aangeduide voortplantingsorganen. Kies uit:
meeldraad – stamper
b Omcirkel hierboven: - het mannelijke voortplantingsorgaan van de bloem in het blauw. - het vrouwelijke voorplantingsorgaan van de bloem in het rood. 24
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
c Benoem de grote delen van het mannelijke voortplantingsorgaan, de meeldraad.
Kies uit:
helmdraad – helmknop
De meeldraden bezitten heel wat stuifmeelkorrels. In die korrels zitten de zaadcellen van de bloemplant. d Benoem de grote delen van het vrouwelijke voortplantingsorgaan, de stamper.
Kies uit:
stempel – stijl – vruchtbeginsel
IN
N
VA
In het vruchtbeginsel zitten de eicellen van de bloemplant. 2 Bekijk op de afbeeldingen hoe stuifmeelkorrels zich kunnen verspreiden. Markeer in kolom 2, 3 en 4 het juiste antwoord.
©
afbeelding
bloemen
stuifmeelkorrels
verspreiding
- opvallend - niet opvallend
- veel - weinig
- insecten - wind
- opvallend - niet opvallend
- veel - weinig
- insecten - wind
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
25
3 Bekijk op de afbeelding de 2 stampers.
stuifmeelkorrel
a Wat is bevruchting? Plaats een kruisje bij het juiste antwoord. De stuifmeelkorrel versmelt met de eicelkern. De zaadcelkern versmelt met de eicelkern. De stuifmeelkorrel versmelt met de zaadcelkern. b Waar vindt de bevruchting plaats?
zaadcelkern
eicelkern eicel vruchtbeginsel
bevruchting
vruchtbeginsel
VA
Je kunt zien dat bepaalde bloemdelen na de bevruchting merkelijk groter worden. - Een vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht. - De zaadbeginsels groeien uit tot zaden.
N
Weetje
IN
zaadbeginsel
zaden
volgroeide vrucht
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats.
©
bevruchting – eicelkern – insecten – meeldraden – stamper – wind – zaadcelkern Om zich geslachtelijk voort te planten, bezit een bloem: - mannelijke voortplantingsorganen: - een vrouwelijk voortplantingsorgaan: de Het stuifmeel kan overgebracht worden van de meeldraad naar de stamper door en door de . De is het versmelten van de met de . ´ Maak oefening 15 en 16.
26
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
OPDRACHT 2: MAAK KENNIS MET DE ONGESLACHTELIJKE VERMENIGVULDIGING BIJ BLOEMPLANTEN 1 Ga na hoe stekken gebeurt. a Benodigdheden: wat heb je nodig? moederplant: graslelie mesje bloempot potgrond
maatbeker van 100 ml
2
IN
1
water
3
VA
N
b Werkwijze: hoe ga je aan de slag? 1 Giet 70 ml water in de maatbeker. 2 Snijd een stukje stengel van de moederplant af. 3 Plaats het afgeknipte stukje stengel in de maatbeker. Dat is een stekje. 4 Laat de maatbeker gedurende twee weken staan.
©
NA 2 WEKEN 5 Vul een bloempot met potgrond. 6 Maak een kuiltje in het midden van de potgrond. 7 Plaats het stengeltje in het gemaakte kuiltje. 8 Duw de potgrond zachtjes aan. 9 Geef het kleine stengeltje water. c Wat zie je gebeuren wanneer het afgeknipte stukje stengel gedurende 2 weken in water heeft gestaan? Markeer.
Door een stukje stengel af te knippen van een bloemplant en in water te plaatsen, worden er wortels / blaadjes gevormd.
d Is er bij stekken sprake van bevruchting? Markeer.
ja / nee e Markeer het juiste antwoord. - Stekken is een voorbeeld van ongeslachtelijke vermenigvuldiging. - Stekken is een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
27
2 Ga na hoe enten gebeurt. a Bestudeer de afbeeldingen van verschillende delen van bloemplanten. prachtige bloemen op het stengelstuk
IN
stengelstuk = de ent
N
onderstam
VA
sterke wortels aan de onderstam
b Vul in de onderstaande tekst de ontbrekende woorden in. Kies uit:
afsluiten – de ent – stengelstuk – sterke wortels – vasthechten
In de tuin van Annemie staan prachtige bomen (= moederplant). Alhoewel enkele bomen ziek zijn aan hun wortels, wil ze heel graag die prachtige bloemen redden. Enten kan haar probleem oplossen. Wat moet ze daarvoor doen? 1 Ze gebruikt een stuk stengel van een boom waaraan prachtige bloemen groeien
©
als
. Dat noem je ook de .
2 Ze knipt een stuk stengel van een gelijkaardige plant met af aan de onderstam. 3 Dan moet ze beide stengels aan elkaar . 4 Op die plaats moet Annemie de wonde goed met een speciale folie of doek. c Omcirkel in de onderstaande zin wat juist is. Op de plaats waar de stengels zijn vastgehecht, is een / geen verdikking te zien.
28
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
d Is er bij enten sprake van bevruchting? Markeer.
ja / nee e Markeer het juiste antwoord. - Enten is een voorbeeld van ongeslachtelijke vermenigvuldiging. - Enten is een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting.
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. enten – ongeslachtelijke – stekken - Bij wordt een jonge plant geteeld uit een afgeknipt stukje stengel van een moederplant.
IN
- Bij wordt een stukje stengel van een bloemplant met goede kenmerken vastgehecht op een stengel van een bloemplant met sterke wortels. Stekken en enten zijn voorbeelden van
©
VA
N
´ Maak oefening 17.
vermenigvuldiging.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
29
OPDRACHT 3: MAAK KENNIS MET DE VOORTPLANTING BIJ DE GEWERVELDE DIEREN Gewervelde dieren zijn dieren met een wervelkolom. De wervelkolom loopt vanaf de kop tot in de staart en zorgt voor de stevigheid van het lichaam. 1 Bekijk de afbeeldingen van de gewervelde dieren. a Orden de dieren door hun klasse te benoemen. Kies uit: amfibieën – reptielen – vissen – vogels – zoogdieren afbeelding
N
- Ze komen voor op het land. - Hun huid is bedekt met haren.
© 4
5
30
- Ze komen voor in de lucht. - Hun huid is bedekt met veren.
- Ze komen voor op het land. - Hun huid is bedekt met schubben.
- Ze komen voor op het land en in het water. - Hun huid is bedekt met een slijmlaag.
- Ze komen voor in het water. - Hun huid is bedekt met schubben en een slijmlaag.
VA
2
3
klasse
IN
1
kenmerken
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
b Kijk opnieuw naar de afbeeldingen bij vraag a.
c Weet jij hoe gewervelde dieren in de verschillende klassen zich voortplanten? Plaats een kruisje bij het juiste antwoord.
vogels
De jongen worden levend geboren en gezoogd. Eieren met schaal Eieren zonder schaal
reptielen
De jongen worden levend geboren en gezoogd. Eieren met schaal Eieren zonder schaal
amfibieën
De jongen worden levend geboren en gezoogd. Eieren met schaal Eieren zonder schaal
vissen
De jongen worden levend geboren en gezoogd. Eieren met schaal Eieren zonder schaal
VA
N
IN
zoogdieren
De jongen worden levend geboren en gezoogd. Eieren met schaal Eieren zonder schaal
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats. levend geboren – met schaal – zonder schaal
Geslachtelijke voortplanting bij gewervelde dieren: - zoogdieren: jongen worden
©
- vogels: eieren
- reptielen: eieren
- amfibieën: eieren - vissen: eieren ´ Maak oefening 18.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
31
SYNTHESE BIJ BLOEMPLANTEN GESLACHTELIJKE VOORTPLANTING = het versmelten van eicelkern met zaadcelkern stuifmeelkorrel
eicelkern spermacel stuifmeelbuis bevruchting
eicel
zaadbeginsel poortje
IN
zaadcelkern
ONGESLACHTELIJKE VERMENIGVULDIGING
= het bekomen van een jonge plant uit een deel van een moederplant
N
Stekken: Er wordt een jonge plant geteeld uit een afgeknipt stukje stengel van een moederplant.
VA
Enten: Er wordt een stukje stengel van een bloemplant met goede kenmerken vastgehecht op een stengel van een bloemplant met sterke wortels.
BIJ GEWERVELDE DIEREN
©
GESLACHTELIJKE VOORTPLANTING
zoogdieren
vogels
reptielen
amfibieën
vissen
levend geboren
eieren met schaal
eieren met schaal
eieren zonder schaal
eieren zonder schaal
Wat heb je geleerd? Je kunt voorbeelden van geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten aanduiden. voorbeelden van ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten aanduiden. voorbeelden van ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten uitleggen. met je eigen woorden zeggen hoe gewervelde dieren zich voortplanten. het verschil tussen geslachtelijke voortplanting en ongeslachtelijke vermenigvuldiging uitleggen aan de hand van voorbeelden. 32
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — 4 DE WONDERE WERELD VAN PLANTEN EN DIEREN
NU IS HET JOUW BEURT 1 Bekijk in de tabel de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit.
a Welke veranderingen vinden er plaats? Plaats een kruisje in de juiste kolom. verandering
jongen → man
VA
N
IN
meisje → vrouw
bredere schouders bredere heupen
gespierder lichaam borstbeharing
©
baardgroei okselhaar
vetter haar borstontwikkeling puistjes – acné schaamhaar groeispurt
b Tot welke geslachtkenmerken behoren die veranderingen? Markeer.
primaire geslachtskenmerken – secundaire geslachtskenmerken
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
33
2 Lees de voortplantingsorganen van de man.
1 penis – 2 balzak – 3 teelbal – 4 zaadleider – 5 prostaat – 6 urinebuis – 7 zwellichamen Plaats op de afbeelding het cijfer van elk voortplantingsorgaan in de juiste cirkel.
urineleider
urineleider
wervelkolom
urineblaas
zaadblaasje
IN
urineblaas
voorhuid eikel
vooraanzicht
bijbal
zijaanzicht
teelbal – voorhuid – eikel eikel – voorhuid – zwellichamen balzak – zwellichamen – eikel
VA
N
3 Uit welke delen bestaat de penis? Plaats een kruisje voor het juiste antwoord.
4 Noteer de letter van elke functie voor het juiste mannelijke voortplantingsorgaan. functie
E productie zaadcellen
penis
S mannelijk geslachtsdeel
urinebuis
P urine en sperma vervoeren
teelballen
A bescherming van de teelballen
zaadleiders
R vervoer van zaadcellen
prostaat
M vocht afscheiden
balzak
©
34
orgaan
Welk woord bekom je? Noteer.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
5 Lees de voortplantingsorganen van de vrouw. 1 baarmoeder – 2 vagina – 3 eileider – 4 schaamlippen – 5 eierstok – 6 clitoris a Plaats op de afbeelding het cijfer van elk voortplantingsorgaan in de juiste cirkel. wervelkolom
urineleider
urineleider
urineblaas
urineblaas
IN
urinebuis
vooraanzicht
zijaanzicht
N
b Koppel het voortplantingsorgaan (cijfer) uit opgave a aan de juiste omschrijving (letter). Noteer dan in het rooster de juiste letter-cijfercombinatie.
A B C D
orgaan waarin eicellen gevormd worden gespierd orgaan dat de baarmoeder verbindt met de buitenwereld orgaan waarin een bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een jong organisme orgaan dat de vagina beschermt
orgaan waarin rijpe eicellen vervoerd worden
©
E
omschrijving
VA
letter
letter cijfer
A
B
C
D
E
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
35
6 Bekijk de tabel met de namen van de organen.
a Kleur de mannelijke voortplantingsorganen geel.
b Kleur de vrouwelijke voortplantingsorganen groen. vagina
penis
urineleider
eileider
bijbal
teelbal
eierstok
zaadleider
baarmoeder
urineblaas
7 Bekijk in de tabel de afbeeldingen van gebeurtenissen tijdens de menstruatiecyclus.
a Benoem in kolom 2 de gebeurtenissen. Kies uit:
eicelrijping – eisprong – menstruatie
IN
gebeurtenis
©
VA
N
afbeelding
36
b Geef een synoniem voor menstruatie.
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
8 Een vrouw heeft een cyclus van 25 dagen. Ze menstrueert op 11 juni. Ze wil nagaan wanneer ze tijdens de zomervakantie haar maandstonden zal krijgen.
a Onderlijn elke menstruatiecyclus in een andere kleur.
b Kleur alle menstruatiedagen rood.
JUNI 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1
2
IN
JULI
AUGUSTUS 2
3
4
N
1
VA
9 Ode heeft haar maandstonden vanaf 22 oktober. Ze heeft een cyclus van 30 dagen. Bekijk de kalender die ze moet bijhouden om te weten te komen of ze vruchtbaar is op 1 november. a Kleur haar menstruatiedagen rood.
b Kleur elke eisprong geel.
c Kleur haar vruchtbare periodes blauw.
©
OKTOBER
1
2
3
4
5
6
8
9 10 11 12 13 14
NOVEMBER
7
5
6
7
3
DECEMBER
1
2
4
8
9 10 11
3
4
5
6
7
1
2
8
9
15 16 17 18 19 20 21
12 13 14 15 16 17 18
10 11 12 13 14 15 16
22 23 24 25 26 27 28
19 20 21 22 23 24 25
17 18 19 20 21 22 23
29 30 31
26 27 28 29 30
24 25 26 27 28 29 30 31
d Is Ode vruchtbaar op 1 november?
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
37
10 Maak de woordspin over ‘zaadlozing’ verder af. Noteer minstens 3 nieuwe begrippen.
Tip Wat? Waar? Wanneer?
man ZAADLOZING
IN
11 Plaats in de juiste volgorde. De eerste stap is al gegeven.
innesteling
bevruchting 1
jong organisme
eisprong
zaadlozing
geslachtsgemeenschap
N
geboorte
b Duid aan met een blauw vierkant waar dat plaatsvindt.
©
VA
12 Wat is bevruchting? a Noteer dat in een duidelijke zin.
38
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
13 Markeer de juiste volgorde van een geboorte. - nageboorte > ontsluiting > uitdrijving - ontsluiting > nageboorte > uitdrijving - ontsluiting > uitdrijving > nageboorte
©
VA
N
IN
14 Lien wordt ongesteld op vrijdag 15 mei. Ze heeft telkens een regelmatige cyclus van 31 dagen. Bekijk de jaarkalender.
a Duid in het rood haar menstruatie aan voor de maand mei.
b Duid in het rood haar volgende menstruatie aan.
c Omcirkel in het rood telkens de eerste menstruatiedag in de maanden juli, augustus en september.
Tip Onderlijn de menstruatiecyclus.
d Bepaal de eisprongen voor de maanden april tot en met september. Duid ze aan in het geel.
e Duid in het blauw haar vruchtbare periodes aan voor de maanden april tot en met september. ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
39
f Bepaal of Lien zwanger kan worden op 20 augustus. Hoe ga je te werk?
- stap 1: Bepaal .
- stap 2: Bepaal
- stap 3: Antwoord.
.
15 Bekijk de afbeelding van de voortplantingsorganen bij een bloemplant. a Benoem de aangeduide delen in de kaders. Kies uit: meeldraad – stamper
IN
stuifmeelkorrels in de helmknop
N
VA
zaadbeginsels in het vruchtbeginsel
b Welke vorm van voortplanting bij bloemplanten wordt hier afgebeeld? Markeer.
©
40
geslachtelijke voortplanting – ongeslachtelijke vermenigvuldiging
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
16 Hoe wordt stuifmeel verspreid bij bloemplanten? a Bekijk het knipblad met afbeeldingen van bloemplanten op p. 47.
b Knip de afbeeldingen uit.
c Kleef de afbeeldingen in de juiste kolom. door de wind
©
VA
N
IN
door insecten
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
41
17 Zijn dit voorbeelden van geslachtelijke voortplanting of ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij planten? a Bekijk de afbeeldingen.
b Plaats een kruisje voor het juiste antwoord. 2
IN
1
witte dovenetel
ui
geslachtelijk ongeslachtelijk
4
VA
N
3
geslachtelijk ongeslachtelijk
erwtenplant
geslachtelijk ongeslachtelijk
5
6
©
geslachtelijk ongeslachtelijk
aardbeiplant
geslachtelijk ongeslachtelijk 42
begonia
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
sleutelbloem
geslachtelijk ongeslachtelijk
18 Hoe planten gewervelde dieren zich voort? a Bekijk in de tabel de klassen en hun manier van voortplanten.
b Kleur de manier waarop de klasse zich voortplant, in dezelfde kleur als de klasse. reptielen
zoogdieren
eieren zonder schaal
eieren met schaal
eieren zonder schaal
IN
amfibieën
eieren met schaal
levend geboren
vogels
N
zogen van hun jongen
©
VA
vissen
´ Verder oefenen? Ga naar
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — Nu is het jouw beurt
43
WOORDENLIJST hoofdstuk
woord baarmoederslijmvlies
Slijmvlies aan de binnenkant van de baarmoeder
3
celmembraan
Een dun, beschermend omhulsel van de cel
2
cyclus
Een zichzelf herhalend proces
1
eicel
Vrouwelijke voortplantingscel
2
eicelrijping
Het rijpen van eicellen in de eierstokken
eisprong
Rijpe eicel die vrijkomt uit de eierstokken. Dat gebeurt altijd op de vijftiende dag voor de volgende menstruatie.
enten
Een jonge plant wordt geteeld uit een stukje stengel van een bloemplant met goede kenmerken, dat wordt vastgehecht op een stengel van een bloemplant met sterke wortels.
1
erectie
Stijve toestand van de penis
3
geslachtsgemeenschap
Een seksuele handeling waarbij de penis in de vagina van de vrouw glijdt
4
gewervelde dieren
Dieren die als typisch kenmerk een wervelkolom bezitten
N
VA
4
IN
2
2
hormoon
Stof die het lichaam aanmaakt om de werking van het lichaam te regelen
innesteling
Vasthechten van de bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies
jong organisme
Een jong levend wezen
klasse
Een groep van organismen die gelijkaardige kenmerken hebben
2
menstruatie
Maandelijkse bloeding
2
menstruatiecyclus
Een periode met lichamelijke veranderingen die regelmatig (maandelijks) voorkomt bij een vrouw vanaf de puberteit
4
moederplant
De oorspronkelijke plant
3
natte droom
Spontane zaadlozing van de man tijdens de slaap
orgaan
Onderdeel van een stelsel, bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken aan één taak
primair geslachtskenmerk
Geslachtskenmerk dat al aanwezig is vóór de geboorte
1 2 1
©
4
1 1
44
verklaring
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — WOORDENLIJST
puberteit
Overgangsperiode van kind naar volwassene
1
secundair geslachtskenmerk
Geslachtkenmerk dat uitwendig zichtbaar wordt vanaf de puberteit onder invloed van geslachthormonen
seksueel geprikkeld
Je bent meer op je lichaam gericht. Je wilt je partner aanraken en je wilt jezelf aanraken. Kortom: je wilt seksueel genot beleven.
sperma(vocht)
Mengsel van zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat
stekken
Een jonge plant wordt geteeld uit een afgeknipt stukje van de stengel van een bloemplant.
4
stuifmeelkorrel
Korrelachtig deeltje in de helmknop dat zaadcellen bevat
2
synoniem
Een ander woord
2
vruchtbare periode
Periode waarin een vrouw vruchtbaar is
vruchtbeginsel
Een deel van de stamper. In het vruchtbeginsel zitten de eicellen van de bloemplant.
1
zaadcel
Mannelijke voortplantingscel
3
zelfbevrediging
Het stimuleren van je eigen geslachtsdelen
4
zogen
Melk geven van het moederdier aan het jonge dier
4
4
©
N
1
VA
3
IN
1
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — WOORDENLIJST
45
46
©
IN
N
VA
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — WOORDENLIJST
KNIPBLAD
✁ ✁ ✁
©
✁ ✁
VA
N
✁
IN
p. 41 opdracht 16
ONTSTAAN VAN NIEUW LEVEN — knipblad
47
© N
VA IN
MICROSCOOP EN DIDDIT
VA
N
IN
het onlineleerplatform bij MicroScoop
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Š
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk (o.a. videobestanden, extra lesmateriaal).
Š
VA
N
IN
Frieda Goossens Nathalie Lapere Sofie Timmerman Catherine Van Nevel
Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9592-9 594600/01
vanin.be
micro scoop
B
Š
VA
N
IN
OPZOEKBOEKJE
Fiche 5: Hoe noteer je meetresultaten?
4
Fiche 6: Welke kleine diertjes kun je waarnemen?
7
Fiche 7: Welke waarnemingen wijzen op de aanwezigheid van grote dieren?
8
Fiche 8: Welke kruidachtige 9 planten kun je waarnemen? Fiche 9: Determineertabel 10 voor bomen en struiken
Naam:
Klas:
Fiche 10: Hoe werk je met een grondboor?
12
Fiche 11: Hoe bepaal je de bodemhardheid?
13
Fiche 12: Determineertabel 14 voor gesteenten
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij MicroScoop. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.
!
IN
micro scoop
VA
N
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2020
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
©
Eerste druk 2020 ISBN 978-90-306-9592-9 D/2020/0078/105 Art. 594600/01 NUR 120
Ontwerp en opmaak: B.AD Covertekening: Jan Heylen Tekeningen binnenwerk: Geert Verlinde
Instructietaal De volgende instructies heb je nodig in je themabundel:
Omcirkel
Plaats een kruisje
Markeer
Noteer
STARTEN MET MICROSCOOP Welkom bij MicroScoop. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat.
1 Op weg met MICROSCOOP
Dit leerpakket bestaat uit 2 themabundels en een opzoekboekje. Elke themabundel is op dezelfde manier opgebouwd.
Vooraan staat de thematekening. In elk pakket is er één thematekening die je zelf mag inkleuren.
Hier vind je ook een handig overzicht van de hoofdstukken. Onderaan de pagina kun je je naam en klas invullen.
OP EXPEDITIE
micro scoo p
ONTSTAAN VA N NIEUW LEVEN it in
site 1 Biodiver biotopen
n van 2 Aanpassingedieren planten en omgeving aan hun leef evenwicht 3 Natuurlijk
IN
p micro scoo
Klas:
Naam:
2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING WAT IS NATUURLIJKE SELECTIE?
1 Wat is mijn identiteit? 2 De menstru atiecyclus 3 Het kleine wonder 4 De wonder e wereld VAN planten en dieren Naam: Klas:
VA
Wat zorgt voor de beste kansen om te overleven?
N
Bekijk het filmpje bij het onlinelesmateriaal.
OPDRACHT 1: ONTDEK WAT EEN ECOSYSTEEM IS
Alles wat leeft, kan opgedeeld worden in verschillende niveaus. Dat worden de organisatieniveaus van de levende natuur genoemd. Neem de knipbladen op p. 41 en 43.
a Knip de afbeeldingen en tekststroken uit.
b Lees in kolom 2 van de tabel op p. 15 de omschrijvingen van de verschillende organisatieniveaus. c Kleef in kolom 1 de juiste afbeelding bij elke omschrijving.
d Kleef in kolom 3 de naam van het beschreven organisatieniveau.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
Na deze WOW start je met de opdrachten.
©
14
We starten elk hoofdstuk met een WOW. Je maakt hier kennis met het onderwerp van het hoofdstuk.
OPDRACHT 5: ONTDEK HOE PLANTEN AANGEPAST ZIJN AAN DE OPNAME VAN MINERALEN Weetje
Tijdens de opdrachten gaan jij of je leerkracht zelf onderzoeken uitvoeren. Je volgt telkens 7 stappen die worden aangeduid met de volgende iconen:
Net als alle andere organismen heeft een plant voedingsstoffen nodig om te groeien en in leven te blijven. De groene plant maakt die stoffen zelf. Daarvoor heeft ze mineralen uit de bodem nodig. 1
Onderzoek welk plantendeel voor de opname van mineralen zorgt.
ONDERZOEK 1 Onderzoeksvraag Welk plantendeel zorgt voor de opname van mineralen? 2 Hypothese: wat denk je? de wortel de stengel het blad
Onderzoeksvraag
Waarneming
Hypothese
Besluit
Benodigdheden
Reflectie
Werkwijze
3 BENODIGDHEDEN: WAT HEB JE NODIG? 4 maatbekers water olie eosine
alcoholstift koffielepel rood krijtpoeder 3 bloemplanten met wortel en witte bloemen
4 WERKWIJZE: HOE GA JE AAN DE SLAG? 1 Nummer de maatbekers met een alcoholstift. 2 Vul de maatbekers voor de helft met water. 3 Voeg aan maatbeker 2 en 4 vijf druppeltjes eosine toe. 4 Voeg aan maatbeker 3 een koffielepel krijtpoeder toe. 5 Plaats in maatbeker 2 en 3 een bloemplant met onbeschadigde wortels in het water. 6 Verwijder van de derde bloemplant de fijnste worteldeeltjes, de wortelhaartjes. Plaats daarna de bloemplant in maatbeker 4. 7 Giet in elke maatbeker een beetje olie op het wateroppervlak, om verdamping onmogelijk te maken. Zorg ervoor dat de wortels goed onder water zitten, voordat je de olie toevoegt. 8 Laat de proefopstelling staan tot de volgende les. 9 Bekijk maatbeker 1. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 1. 10 Vergelijk maatbeker 2 en 3. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 2. 11 Vergelijk maatbeker 3 en 4. Omcirkel wat je ziet bij waarneming 3. 12 Noteer de ontbrekende woorden in het besluit.
OP EXPEDITIE — 2 AANPASSINGEN VAN PLANTEN EN DIEREN AAN HUN LEEFOMGEVING
19
OPZOEKBOEKJE B — STARTEN MET MICROSCOOP
1
SYNTHESE
Voor je verder gaat oefenen, bekijk je eerst de synthese van het hoofdstuk. In een themabundel zie je verschillende manieren om een synthese te maken: mindmap, schema en samenvatting. Na elke synthese stellen we de vraag Wat heb je geleerd? Dit is een opsomming van de doelen waaraan je in het hoofdstuk gewerkt hebt. NATUURLIJK ECOLOGISCH BIOLOGISCH
EVENWICHT
verandert door
TEMPERATUURWIJZIGING AANWEZIGHEID EXOTEN
NU IS HET JOUW BEURT
Wat heb je geleerd? Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een natuurlijk evenwicht in een ecosysteem is. toelichten hoe een temperatuurverhoging gevolgen kan hebben voor een ecosysteem.
Welke abiotische factoren kun je meten met de onderstaande meettoestellen? Noteer de antwoorden op de vragen onder elk toestel.
IN
30
1
OP EXPEDITIE — 3 NATUURLIJK EVENWICHT
Afbeelding meetinstrument
Naam toestel?
Grootheid?
VA
N
Je kunt in het onderdeel Nu is het jouw beurt verder oefenen. Je leerkracht beslist of je de oefeningen op het einde van het thema maakt of doorheen de lessen. Op diddit vind je bovendien nog meer oefeningen.
micro scoop
B
Fiche 5: Hoe noteer je meetresultaten?
4
Fiche 6: Welke kleine diertjes kun je waarnemen?
7
Fiche 7: Welke waarnemingen wijzen op de aanwezigheid van grote dieren?
8
Fiche 8: Welke kruidachtige 9 planten kun je waarnemen? Fiche 9: Determineertabel voor bomen en struiken
Naam:
2
Klas:
10
Fiche 10: Hoe werk je met een grondboor?
12
Fiche 11: Hoe bepaal je de bodemhardheid?
13
Fiche 12: Determineertabel voor gesteenten
14
OPZOEKBOEKJE B — STARTEN MET MICROSCOOP
a
Welke biotopen heb je onderzocht? Noteer. - Biotoop 1: - Biotoop 2:
b
Bekijk de foto’s die je maakte tijdens de expeditie.
c
Vergelijk de gegevens die je verzamelde.
d
Welke verschillen tussen de biotopen kun je waarnemen? Markeer. - Biotoop 1: • Er groeien veel / weinig verschillende soorten planten. • Je kunt er veel / weinig verschillende soorten kleine diertjes waarnemen. - Biotoop 2: • Er groeien veel / weinig verschillende soorten planten. • Je kunt er veel / weinig verschillende soorten kleine diertjes waarnemen.
e
Vergelijk de biodiversiteit in biotoop 1 en 2 met elkaar. Wat stel je vast? Noteer.
OP EXPEDITIE — NU IS HET JOUW BEURT
In de opdrachten en onderzoeken moet je soms fiches met extra informatie gebruiken. Deze fiches vind je in het Opzoekboekje.
© OPZOEKBOEKJE
Symbool eenheid?
2 Tijdens de expeditie verzamelde je gegevens over biotische en abiotische factoren van twee verschillende biotopen.
31
2 Handig voor onderweg
In de loop van elk thema word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.
We zetten doorheen het thema Vul de volgende in op de juiste plaats. b Benoem de organismen waarnaar je een blauwe pijl hebt getrokken. Kies woorden uit: de belangrijkste zaken op een rijtje biotoop – niet-levende – organismen boomrode – boterbloem – duizendpoot – konijn – mensen – paddenstoelen in deze kenniskaders. c
- Een is een plaats met specifieke leefomstandigheden waar Markeer het juiste antwoord in de zin. Organismen zijn biotische factoren of levende / niet-levende factoren in een biotoop. of levende wezens samenleven. bepaalde
d
Als je weet dat levende wezens biotische factoren zijn, hoe noem je dan de niet-levende - Levende wezens kunnen onder andere ademen, bewegen … wezens? Markeer. materie kan dat niet. - Dat zijn de biotische factoren in een biotoop. - Dat zijn de abiotische factoren in een biotoop.
2 Ontdek hoe je tijdens je expeditie de biotische factoren kunt waarnemen.
OPDRACHT 2: ONDERZOEK HET LEVEN IN EEN BIOTOOP
Om de naam van een plant of een dier te bepalen, gebruik je de zichtbare kenmerken 1 Bekijk de afbeeldingen. van het organisme. Dat noem je determineren.
uiste plaats.
a
Maak een woordspin door vanuit het hoofd centrale woord blauwe pijlen te trekken naar woord verklaring stuk Je leerkracht geeft je een afbeelding van een organisme. Bekijk de afbeelding. de afbeeldingen waarop een organisme te zien is.Niet-levende factor die de leefomgeving bepaalt voor de biotische abiotische
ngen minder licht danJelichtplanten vindt ze8 inook achteraan fiche opzoekboekje B: terug .
fiche 6 in opzoekboekje B: Welke kleine diertjes kun je waarnemen?
Welke kruidachtige planten kun je in de woordenlijst. waarnemen?
en donkerder
fiche 9 in opzoekboekje B: determineertabel voor bomen en struiken
en lichtplant.
5 fiche 7 in opzoekboekje B: Welke waarnemingen wijzen op de aanwezigheid van grote dieren?
N
wplanten groter
OPDRACHT 3: ONDERZOEK DE ABIOTISCHE FACTOREN Bekijk Tip opnieuw de afbeeldingen bij opdracht 2 op p. 3.
VA
1
De blauwe figuurtjes stellen hier de waterdeeltjes voor. LENTEBLOEIERS AANGEPAST ZIJN OM a - Bekijk de afbeeldingen waarnaar je geen pijl hebt getrokken. - De rode figuurtjesga zijnjedezelf suikerdeeltjes. Met MicroScoop experimenteren en onderzoeken. b Die factoren heb je niet benoemd. Noteer met rood de naam van die abiotische factoren. ICHT OP TE VANGEN Hierbij moet je natuurlijk een aantal veiligheidsvoorschriften Kies uit: 3 respecteren. Benodigdheden: Wat heb je nodig? yacint. vind je– water terug in deze kader. grond – licht –Die vochtigheid – wind koffielepel fijne witte kristalsuiker 1 beker drinkbaar water 9 8
2
factor
factoren
biodiversiteit
De aanwezigheid van verschillende soorten organismen in een biotoop
3
3
1
1
biologisch evenwicht
4
In de natuur schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat noem je ook ecologisch evenwicht en natuurlijk evenwicht.
biotische factor
Levende factor in een leefomgeving, onder andere planten en dieren
biotoop
Een plaats met specifieke leefomstandigheden waar bepaalde organismen samenleven
1
braakliggend terrein
Een stuk grond dat niet onderhouden wordt en geen specifieke functie heeft
1
determineer tabel
Een lijst met vragen of kenmerken waarmee je de naam van een organisme of een abiotische factor kunt bepalen
1
1
3
2 3
6
determineren
Door gebruik te maken van zichtbare kenmerken, de naam van organismen bepalen
ecoduct
Natuurbrug waarlangs dieren ongehinderd een belangrijke verkeersweg kunnen oversteken
ecologisch evenwicht
In de natuur schommelt de grootte van de verschillende populaties van elke soort rond een bepaalde waarde. Dat noem je ook biologisch evenwicht en natuurlijk evenwicht.
ecosysteem
De biotische factoren, de abiotische factoren en de relaties tussen beide in een gebied
exoot
Organisme dat van nature niet thuishoort in een bepaald gebied
ORGANISMEN 2
gewervelde dieren
Dieren die als typisch kenmerk een wervelkolom bezitten
2
klasse
Groep organismen met dezelfde kenmerken
larve
De eerste levensfase van een dier, waarin het uiterlijk sterk verschilt van het volwassen dier
meet instrument
Toestel om metingen te doen. In dit hoofdstuk meet je abiotische factoren.
2 1
7
OP EXPEDITIE — WOORDENLIJST
10
37
11
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT Je proeft bij een onderzoek enkel van een stof als dit gevraagd wordt in de werkwijze.
4 Werkwijze: Hoe ga je aan de slag? 1 Vul de beker voor de helft met water. 2 Neem een slokje uit de beker met water. Noteer wat je proeft bij waarneming 1. In de tipkaders staan handige tips voor het uitvoeren van de onderzoeken of 3 Neem met de koffielepel een klein beetje suiker. 4 Steek de koffielepel in je mond. Noteer wat je proeft bij waarneming 2. 5 Voeg een halve koffielepel suiker toe aan de beker met water. TipRoer zachtjes met de lepel. 6 7 Neem een slokje uit de beker met suiker en water. Noteer wat je proeft bij Het deel tussen de groene lijnen waarneming 3. bevindt ondergronds. 8 Bekijkzich de vloeistof in de beker. Noteer wat je ziet bij waarneming 4. het juiste antwoord het besluit. e 9Is Markeer het gebruik van plasticinwegwerpverpakkingen positief of negatief voor de
©
4
OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
es uit:
oorjaar
bos
1
1
IN
b Kruis in de tabel aan welke fiche uituitgelegd Opzoekboekje B je gebruikt om de naam te bepalen. cht – lichtplanten – schaduwplanten Moeilijke woorden worden in een begrippenkader.biotische factoren waarnemen 1 2 nodig. licht Die woorden vallen extra op door de stippellijn. planten dieren
aaraan aangepast.
WOORDENLIJST
a
.
opdrachten. OP EXPEDITIE — 1 BIODIVERSITEIT IN BIOTOPEN
3
de meeste schaduwplanten, voornamelijk in het biodiversiteit? Omcirkel. 5 Deze Waarneming kader bevat een weetje voor nieuwsgierige leerlingen. bomen hun bladeren krijgen. Hetpositief kan je verder op weg helpen om de opdrachten goed te begrijpen. / negatief waarneming 1 hebben, kan er onvoldoende ren
en schijnen.
Weetje
ndelen meestal al verdwenen. Dezeislentebloeiers zijn minister, die in 1979 een plan bedacht om het Ad Lansink een Nederlandse beker met water olgende voorjaar. Hoe zie je dat op afbeelding 2? afvalprobleem aan te pakken. Hij ontwierp daarvoor een ladder. De beste oplossing waarneming 2
zette hij bovenaan de ladder.
gronds aan.
Lees de woorden in verband met het afvalplan van Lansink. dering hebben op3deze voorjaarsbloeiers? koffielepel met suiker
t, zullen de plantenenergie vroeger – hergebruik waarneming 3bloeien. – recycleren – storten – verbranden – voorkomen a
Bekijk de afbeelding van de ladder.
OPZOEKBOEKJE B — STARTEN MET MICROSCOOP
3
2 symbool grootheid
3 Welk toestel gebruik je om de grootheid te meten?
lengte (de afmeting van een voorwerp)
l
lat
massa (de hoeveelheid materie die een voorwerp bevat)
m
IN
FICHE 5 – HOE NOTEER JE MEETRESULTATEN?
V
4
maatbeker
maatcilinder
©
VA
volume (de ruimte die het voorwerp inneemt)
digitale balans
N
1 Wat meet je? = grootheid
temperatuur (maat voor de kinetische energie van deeltjes)
T
thermometer
energie
E
energiemeter
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 5 – Hoe noteer je meetresultaten?
Een meetresultaat bestaat uit: 1 het symbool van de grootheid: wat heb je gemeten? Dit symbool wordt steeds cursief genoteerd. 2 een gelijkheidsteken (=) 3 de getalwaarde die je afleest op het meettoestel 4 het symbool van de eenheid: in welke maat druk je het uit? Voorbeeld: l = 30 cm Iedere grootheid heeft een internationaal afgesproken hoofdeenheid.
4 In welke eenheid druk je het meetresultaat uit?
5 symbool eenheden
6 omzettingen
km m cm mm
kilogram gram milligram microgram
kg g mg µg
liter deciliter centiliter milliliter kubieke meter kubieke decimeter kubieke centimeter
l dl cl ml m³ dm³ cm³
graden Celsius kelvin
°C K
0 °C = 273,15 K 0 K = –273,15 °C
joule calorie
J cal
1 cal = 4,184 J
IN
kilometer meter centimeter millimeter
m
kg
g
N
VA
©
km
mm
mg
1 mg = 1 000 µg
l m3
1J=
cm
dm3
dl
cl
ml cm3
0,239 cal
1 kcal = 1 000 cal 1 kJ = 1 000 J
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 5 – Hoe noteer je meetresultaten?
5
© N
VA IN
FICHE 6 – WELKE KLEINE DIERTJES KUN JE WAARNEMEN?
mier
pissebed
hooiwagen
regenworm
duizendpoot
©
VA
spin
N
IN
oorworm
loopkever
langpootmug
naaktslak
huisjesslak
rups
miljoenpoot
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 6 – WELKE KLEINE DIERTJES KUN JE WAARNEMEN?
7
de pootafdruk van een vos
resten van eikels
VA
N
de ingang van een nest
IN
FICHE 7 – WELKE WAARNEMINGEN WIJZEN OP DE AANWEZIGHEID VAN GROTE DIEREN?
uitwerpselen van een konijn
pootafdrukken van vogels
het nest van een vogel/merel
veren van een vogel/duif
©
gaten gemaakt door de specht
braakballen van een roofvogel
knaagsporen op een dennenkegel
8
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 7 – WELKE WAARNEMINGEN WIJZEN OP DE AANWEZIGHEID VAN GROTE DIEREN?
duizendblad
brandnetel
©
VA
N
koolzaad
IN
FICHE 8 – WELKE KRUIDACHTIGE PLANTEN KUN JE WAARNEMEN?
veldzuring
paardenbloem
smalle weegbree
boterbloem
echte kamille
paarse dovenetel
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 8 – WELKE KRUIDACHTIGE PLANTEN KUN JE WAARNEMEN?
9
FICHE 9 – DETERMINEERTABEL VOOR BOMEN EN STRUIKEN Hoe ga je aan de slag? - - - - -
Bij het determineren begin je altijd bij nummer 1. Vervolgens kies je uit 2 keuzemogelijkheden (JA of NEE). Je bekijkt de plant en maakt daarna de juiste keuze. Na je keuze vind je een verwijzing naar de volgende fase. Als je de juiste keuzes maakt, vind je na enkele stappen de naam van de plant.
start: 1 De boom heeft naalden.
IN
JA NEE
2 Een blad bestaat uit verschillende aparte blaadjes.
JA
NEE
Ga naar 2. Ga naar 3. Ga naar 5.
N
3 Vijf tot zeven deelblaadjes komen samen in één punt. JA
NEE
JA
NEE
VA
4 De rand van de deelblaadjes is gezaagd.
PAARDENKASTANJE Ga naar 4. LIJSTERBES ACACIA
5 De bladeren staan twee aan twee tegenover elkaar. JA
JA
NEE
ESDOORN Ga naar 6. WILG Ga naar 7.
7 Het blad lijkt op een hart.
JA
©
6 Het blad is lang en zeer smal.
NEE
8 De rand van het blad is getand.
JA
NEE
Ga naar 9.
9 De rand van het blad is licht gegolfd.
JA
NEE
BEUK Ga naar 10.
10 De rand van het blad is gezaagd.
JA
NEE
11 De bladschijf is diep ingesneden (gelobd).
JA
NEE
12 De top van de lobben is …
10
NEE
NAALDBOOM
SPITS AFGEROND
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 9 – DETERMINEERTABEL VOOR BOMEN EN STRUIKEN
LINDE Ga naar 8. TAMME KASTANJE
BERK Ga naar 11. Ga naar 12. VUILBOOM AMERIKAANSE EIK ZOMEREIK
Welke kenmerken hebben de bladeren van loofbomen en struiken? kenmerken
- handvormig samengesteld
- veervormig samengesteld - bladrand: gezaagd
- veervormig samengesteld - bladrand: gaaf
- handnervig - bladstand: tegenoverstaand (twee aan twee)
- veernervig - lange, zeer smalle vorm
- veernervig - hartvormig
kenmerken
kenmerken
- veernervig - bladrand: getand
©
voorbeeld
VA
N
voorbeeld
IN
voorbeeld
kenmerken
- veernervig - bladrand: gaaf
- veernervig - bladrand: gegolfd
- veernervig - bladrand: gezaagd
- veernervig - bladschijf: diep ingesneden - lobben: spits
- veernervig - bladschijf: diep ingesneden - lobben: afgerond
voorbeeld
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 9 – DETERMINEERTABEL VOOR BOMEN EN STRUIKEN
11
FICHE 10 – HOE WERK JE MET EEN GRONDBOOR? WAT HEB JE NODIG? grondboor goot plastic zakje Hoe ga je aan de slag?
©
VA
N
IN
1 Ga naar de plaats waar je een grondstaal wilt nemen. 2 Verwijder takjes, bladeren en ander materiaal. 3 Draai de boor in wijzerzin (), tot de schroef van de boor in de grond zit. 4 Trek de boor voorzichtig recht omhoog. Het grondstaal wordt vastgehouden in de schroef van de boor. 5 Leg de boor in de goot, zoals je ziet op de afbeelding. Zorg ervoor dat bovenkant van de schroef tegen het uiteinde van de goot ligt. 6 Duw de grond uit de schroef van de boor. 7 Boor daarna in hetzelfde gat, om de laag eronder op te halen. Herhaal daarvoor stap 3 en 4. 8 Leg de boor opnieuw horizontaal in de goot. De bovenkant van de schroef moet de onderste laag aarde uit de vorige boring raken. 9 Duw opnieuw de grond uit de schroef van de boor. 10 Herhaal stap 7 tot en met 9 nog 2 keer. Leg telkens de grond in de goot naast de grond van de vorige boring. 11 Bepaal nu de grondsoort van elke boring met behulp van fiche 12 van opzoekboekje B (determineertabel voor gesteenten). 12 Doe een deel van de grondstalen in een plastic zakje. Heb je verschillende grondstalen, doe dan elk grondstaal in een apart zakje. Die neem je mee naar de klas voor verder onderzoek. 13 Vul het gemaakte gat weer op met de grond. 4x Doe dat in de juiste volgorde: wat je het laatst uit het boorgat hebt weggehaald, moet er als eerste weer in! 14 Stamp de grond goed aan. 15 Leg ook de takjes, de bladeren en het andere materiaal weer op hun plaats. grondboor met grondstalen
12
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 10 – HOE WERK JE MET EEN GRONDBOOR?
FICHE 11 – HOE BEPAAL JE DE BODEMHARDHEID? WAT HEB JE NODIG? valpen/beitel meetlat/lintmeter pvc-buis van 1,50 m determineertabel voor hardheid van de bodem
IN
Hoe ga je aan de slag?
©
VA
N
1 Ga naar de plaats waar je de hardheid van de bodem wilt bepalen. 2 Verwijder takjes, bladeren en ander materiaal. 3 Plaats de pvc-buis loodrecht op de bodem. 4 Schuif de valpen/beitel bovenaan in de buis, maar houd het boveneinde nog vast. Het verdikte uiteinde van de valpen komt gelijk met de bovenrand van de pvc-buis. 5 Laat de valpen vallen. 6 Hef de pvc-buis voorzichtig een stukje op. De valpen heeft zich in de grond geboord. 7 Neem de valpen tussen je duim en wijsvinger vast op de plaats waar ze in de bodem gezakt is. 8 Trek de valpen uit de grond, zonder je vingers te verplaatsen. 9 Meet de afstand tussen je vingers en de top van de valpen. 10 Vergelijk de door jou gemeten waarde met de diepte van de valpen (in cm) in de tabel hieronder. 11 Met welke maat voor de hardheid uit de tabel komt de door jou gemeten waarde overeen? Noteer. 12 Noteer ook het besluit.
Hardheid van de bodem
Diepte valpen (in cm)
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 ≥ 5
Maat voor de hardheid
10 hard
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
zacht
tabel voor de bodemhardheid
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 11 – HOE BEPAAL JE DE BODEMHARDHEID?
13
FICHE 12 – DETERMINEERTABEL VOOR GESTEENTEN START: KUN JE BROKSTUKKEN GROTER DAN 2 CM ZIEN?
Nee. Je kunt losse korrels zien.
vaste gesteenten
losse gesteenten
IN
JA
Kun je de korrels goed zien?
Nee. Je kunt de kleine korrels niet afzonderlijk zien.
Nee. Je kunt de korrels wel voelen.
©
JA
VA
Kun je de korrels gemakkelijk afzonderlijk vastnemen?
N
JA
GRIND
ZAND
Kun je de droge brokjes gemakkelijk breken?
JA
NEE
LEEM
KLEI
Weetje - Vochtige leem kun je uitsmeren. - Vochtige klei kun je boetseren (kneden).
14
OPZOEKBOEKJE B — Fiche 12 – DETERMINEERTABEL VOOR GESTEENTEN
NOTITIES
IN
N
VA
©
OPZOEKBOEKJE B — NOTITIES
15
NOTITIES
IN
N
©
VA
16
OPZOEKBOEKJE B — NOTITIES
MICROSCOOP EN DIDDIT
VA
N
IN
het onlineleerplatform bij MicroScoop
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Š
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk (o.a. videobestanden, extra lesmateriaal).
Š
VA
N
IN
Frieda Goossens Nathalie Lapere Sofie Timmerman Catherine Van Nevel
Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9592-9 594600/01
vanin.be