1
D KLEINGEL ‘Neem me niet kwalijk, mevrouw, hebt u misschien wat kleingeld voor me?’ Dit was het eerste wat hij tegen me zei, op 56th Street in de stad New York, vlak om de hoek van Broadway, op een zonnige dag in september. Ik hoorde hem wel, maar ik hoorde hem niet echt. Zijn woorden maakten deel uit van de stadsgeluiden, zoals een auto claxon of iemand die om een taxi riep. Ze waren, zou je kunnen zeggen, gewoon lawaai – de soort overlast die New Yorkers leren uit te schakelen. Dus ik liep straal langs hem heen, alsof hij er niet was. Maar een paar meter verderop bleef ik staan. En toen – en ik weet nog steeds niet waarom ik dit deed – liep ik terug. Ik liep terug en keek hem aan, en ik besefte dat hij nog maar een jochie was. Eerder had ik vanuit mijn ooghoek opgemerkt dat hij jong was. Maar nu ik hem aankeek, zag ik dat hij een kind was – met een fragiel lijf, armen als stokjes en grote, ronde ogen. Hij droeg een groezelig, bordeauxrood sweatshirt met gerafelde manchetten en een bijpassende, haveloze joggingbroek. Hij had versleten, witte sportschoenen aan, waarvan de veters niet gestrikt waren, en zijn vingernagels waren vuil. 13 KRUL.indd 4
Onzichtbaar_verbonden_SCHROFF_druk1_binnenwerk_derde_proef_24-7-2012_GD.indd 13
6/27/12 12:19 PM
24-07-12 12:13