Een rebelse kunstliefhebber
Biografie van Matthijs Röling
Floor van Heuvel
‘Pas toen ik niks meer kon, realiseerde ik mij dat ik altijd stronteigenwijs ben geweest.’
Matthijs Röling, 2024
‘Ik zal het je toch even goed uitleggen’, verzucht Matthijs Röling in de zomer van 2024. Het is juli. Ik zit op een klapstoeltje met een kop thee in mijn handen. Röling heeft net mijn opzetje voor zijn biografie gelezen. En daar is hij het niet helemaal mee eens. Hij wijst het heikele punt aan: ‘Hier staat dat zíj míj verliet, maar eigenlijk …’ De familie moet lachen. Dit is misschien wel typisch Röling: eigenzinnig, maar altijd met een glinstering in zijn ogen. Ik geef hem een boks en loop richting het krakkemikkige hekje. Maar voordat ik echt ga, draai ik mij om. Ik neem de groene tuin in mij op. Eigenlijk verlaat ik de boerderij in Ezinge met nog veel meer vragen. Wat heeft deze kunstenaar meegemaakt? Waar zou hij trots op zijn? Kortom: wie is Matthijs Röling? Kort daarna zal blijken dat dit de laatste keer was dat ik Röling heb gezien.
Van Zeeland tot Tokio (1943-1949)
Nederland zit midden in de Tweede Wereldoorlog als Matthijs Röling op 31 maart 1943 wordt geboren. Dat gebeurt in Oostkapelle, een dorp in de buurt van Middelburg. Zijn vader, rechtsgeleerde Bert Röling, heeft op dat moment een baan als rechter in Middelburg. Hij is samen met zijn gezin aan het begin van de oorlog (maart 1941) vanuit Utrecht naar Zeeland verhuisd, omdat hij weigerde loyaal te zijn aan de bezetter. In Utrecht werd hij om die reden ‘weggedegradeerd’.1
Eigenlijk is het resultaat van die degradatie helemaal niet vervelend. In Zeeland is de familie namelijk een stuk vrijer. Zus Jet Röling beaamt dat: ‘Het was, ondanks de oorlog, een fijne jeugd. Ik kan mij nog goed herinneren hoe Thijs op zijn fietsje door het Zeeuwse land spurtte.’2 Röling is het vierde kind uit een gezin van vijf. Voor hem komen Ineke (1933), Wiek (1936) en Jet (1939); na hem wordt nog een zoon geboren: Hugo (1945).
Na de oorlog besluit de familie Röling weer terug te keren naar Utrecht. Enkele maanden later, in februari 1946, wordt vader Bert aangesteld als lid van het internationale militair tribunaal in Tokio. Hij is een van de weinige rechters in Nederland die in de oorlog niet
aan de kant van de bezetter heeft gestaan.3
Het tribunaal berecht de Japanse oorlogsmisdadigers van de Tweede Wereldoorlog. Röling heeft een belangrijke rol in het tribunaal en zal later, als hij terug is in Nederland, opklimmen tot een van de meest toonaangevende rechters van Nederland.
Moeder Lies blijft alleen achter in Utrecht, met vijf jonge kinderen. Haar mentale gezondheid schommelt behoorlijk in die periode. Sinds hun terugkeer naar Utrecht heeft ze last van depressies. Dat heeft mogelijk te maken met de buitenechtelijke affaires van haar man en zijn daaropvolgende vertrek naar Japan.4
Als vader Bert in december 1948 terugkeert naar Nederland, is hij opeens een bekende Nederlander. Regelmatig wordt hij geïnterviewd voor de televisie en radio.5 Zijn zoon Matthijs heeft daar moeite mee: ‘Mijn vader keerde terug als een autoritaire man.’6 De twee maken regelmatig ruzie.7
‘Het paleisje’: Huis Groenestein (1950-1959)
Vader Bert wordt op 1 maart 1950 aangesteld als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen en de familie verhuist naar het noorden. Ze gaan wonen in Huis Groenestein, een groot landgoed in de Groningse wijk Helpman. Het huis is in 1685 gebouwd en na een verbouwing in 1871 behoorlijk uitgebreid. Om het huis ligt een enorme tuin, waar de familie allerlei dieren houdt. Röling is een echte dierenliefhebber, iets wat hij zijn hele leven zou blijven.8 ‘Ik ervaar het als een zegen dat dieren niet bang voor mij zijn’, constateert hij.9
Ondanks de ruimte en de dieren is Röling niet direct overtuigd van Groningen en Groenestein. Op school voelt hij zich vaak een buitenbeentje: hij heeft een bekende vader, woont in een enorm huis en begrijpt niets van het Groningse dialect. Hij wordt regelmatig gepest. Maar als hij naar een andere school gaat en begint te tekenen, bloeit Röling op. Het huis in Groningen blijkt een fantastische plek en inspireert hem om kunst te maken. Regelmatig is hij met een schetsboekje in de tuin te vinden.10
Röling zal Groenestein om die reden de rest van zijn leven liefkozend ‘het paleisje’ noemen.11
Kunst en cultuur staan hoog in het vaandel bij de familie Röling. Zo speelt vader Bert altviool in een strijkkwartet, maakt moeder Lies textielwerk en is oom Gé kunstenaar van beroep.12 Huis Groenestein is tot de nok gevuld met kunstwerken en kunstboeken, waar Röling regelmatig tussen snuffelt. Daarnaast gaat de familie vaak op vakantie, bijvoorbeeld naar Italië, waardoor de Rölingkinderen in aanraking komen met diverse kunstenaars en architecten uit de oudheid en renaissance.13
Röling volgt in zijn jeugd lessen bij het kinderatelier van Fie Werkman. Zij is de dochter van de Groningse kunstenaar Hendrik Werkman en stelt in de jaren vijftig haar huis open voor kinderen. Die kunnen daar tekenen, schilderen en knutselen. Röling leert er, naar eigen zeggen, de beginselen van de kunst.14 Daarnaast bezoekt hij met enige regelmaat het Kunsthistorisch Instituut in Groningen, waar hij op zijn veertiende bijvoorbeeld een lezing bijwoont van kunstenaar Maurits Escher.15
Op school blinkt Röling nergens in uit, behalve in tekenen. Nadat hij voor de tweede
keer de derde klas van de hbs over moet doen, is het zijn omgeving wel duidelijk: Röling moet kunstenaar worden.16 Hoewel Röling heeft gesteld dat zijn ouders hem niet stimuleren om het kunstenaarschap na te volgen, houden ze hem ook niet tegen. Zo krijgt hij op zijn veertiende verjaardag 200 gulden om uit te geven bij de tekenwinkel. Een vriend van hem, die op dat moment toevallig ook in de winkel is, tipt de winkelier om de jongeman wat korting te geven, want: ‘Dit wordt later een hele grote klant!’17 Uiteindelijk zijn het ook de ouders die Röling aanraden om naar de kunstacademie in Den Haag te gaan. Ze kennen daar een docent, Paul Citroen. Röling doet succesvol toelating bij hem. Hij mag beginnen op de academie.18
Op de kunstacademie (1960-1964)
Zonder middelbareschooldiploma en met een koffer vol spullen verhuist Röling in 1960 naar Den Haag. In eerste instantie woont hij bij een bekende van zijn ouders, maar al snel verhuist hij naar de zolder van een kraakpand. Dat past wel bij zijn rebelse aard.19 Röling heeft, naar eigen zeggen, een prettige tijd op de Koninklijke Academie in Den Haag. Hij krijgt les van diverse docenten, zoals Rein Draijer, Pieter Giltaij en Co Westerik. Die docenten brengen hem allerlei zaken bij. Zo leert hij van de grafisch ingestelde Draijer alles over tonen en kleuren. En van Giltaij leert hij veel over de schildertechniek.20 Maar Röling is een eigenwijze student met een geheel eigen visie op kunst. Het komt dan ook niet als een verrassing dat hij knallende ruzie krijgt met een van zijn docenten: Joost Baljeu, de docent Ontwerpen. Baljeu is een groot liefhebber van het constructivisme, een stroming die volgens Röling al jaren irrelevant is. Röling weigert de lessen van Baljeu te volgen en wordt daarom geschorst. In 1963 verlaat hij de academie en vertrekt hij naar Amsterdam.21
In Amsterdam gaat Röling naar de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Hij kiest voor deze academie omdat zijn oom Gé daar lesgeeft. Maar de school bevalt hem helemaal niet.
‘Het was een rare academie, met belachelijke directeuren. Het draaide eigenlijk alleen
i. Matthijs Röling, 1953
maar om poeha en status’, zou Röling er later over zeggen. 22 Na een jaar, in 1964, verlaat hij de academie en verhuist hij naar Delft. Kort daarna gaat Röling op reis naar Griekenland. Dat doet hij met zijn huisgenoot Hilde. Zij is dan zwanger van Rölings eerste zoon.23 De twee hebben afgesproken dat ze tijdens de reis willen kijken of het samenzijn bevalt. Dat is helaas niet het geval: eenmaal in Griekenland krijgen de twee ruzie en Hilde vertrekt naar Nederland. Na enkele maanden werken en tekenen in Griekenland pakt ook Röling de trein naar huis. In de trein ontmoet hij de Duitse Karin. De twee kunnen het goed met elkaar vinden en Karin raakt zwanger. Zo wordt Röling in 1965 vader van twee zonen: Tako en Joris. ‘Niet heel netjes van mij’, aldus Röling.24
Eerste successen (1965-1972)
Eenmaal terug van hun treinreis besluiten Röling en Karin te trouwen. Dat doen ze in juni 1965 op Huis Groenestein. Ze blijven daar dan enkele jaren wonen. Alle Rölingkinderen zijn inmiddels het huis uit, dus er is genoeg ruimte om bij de ouders in te trekken.25 Röling vermaakt zich erg goed in Groningen. Hij voelt zich er meer thuis dan vroeger en wordt lid van de kunstenaarsvereniging De Ploeg. Er ontstaan meerdere vriendschappen met kunstenaars uit het noorden.26
Ondertussen timmert Röling als kunstenaar hard aan de weg. Zo vindt in 1965 zijn eerste museale solotentoonstelling plaats in het Drents Museum in Assen. Een mooie ontwikkeling, maar, zoals Röling zelf zou zeggen, ‘de inkomsten stroomden nog niet binnen’.27 In 1968 verandert dat. In dat jaar heeft Röling een tentoonstelling in Galerie Floret in Amsterdam. Het is een groot succes: alle werken worden verkocht en Röling is nu officieel een kunstenaar van naam. Ook op familievlak gaat het goed, want in 1969 volgt een derde zoon. Zijn naam is Sebastiaan.
In 1970 verhuizen Röling en Karin, ondanks hun fijne tijd in Groningen, naar de Duitse stad Freiburg im Breisgau omdat Karin haar studie in de Duitse letterkunde daar graag wil afmaken. Ook in Duitsland vermaakt Röling zich goed.
ii. Matthijs Röling en Karin Gellinek, circa 1972
iii. Matthijs Röling in zijn atelier, circa 1982
Hij is er geïnspireerd door de mooie omgeving en maakt er meerdere vrienden. Toch knaagt er iets aan hem. Hij wil graag dat zijn kinderen opgroeien in Nederland. In 1972 pakt het gezin daarom de koffers en verhuizen ze naar het Groningse dorpje Ezinge, waar ze gaan wonen in een grote boerderij. ‘Daar vonden mijn linkse vrienden wel wat van’, weet Röling zich nog te herinneren.28
Begin op Academie Minerva (1973-1978)
Als er in 1972 een docent ziek wordt op Academie Minerva, is er een vervanger nodig. Dat wordt Röling. Hij solliciteert niet direct op de functie, maar wordt aangeraden door Groningse kunstenaarsvrienden als Wout Muller, Ger Siks en Diederik Kraaijpoel. Het lesgeven bevalt Röling, hij vindt het leuk om zijn kennis door te geven en studenten iets bij te brengen.29 Een jaar later komt de zieke docent weer terug maar Röling mag blijven, omdat de studenten dat afdwingen. Eigenlijk heeft Röling niet de juiste bevoegdheden. Hij heeft immers nooit een docentenopleiding gedaan, of überhaupt een diploma gehaald. Maar in de jaren zestig en zeventig hebben studenten het grotendeels voor het zeggen op Academie Minerva. Het is een vrijgevochten plek.30 Röling gaat voor twee dagen per week aan de slag als docent schilderen en modeltekenen.31
Röling is een eigenzinnige docent. Hij kan vol passie en enthousiasme vertellen over kunst en is een inspiratiebron voor veel studenten. Maar het is geen geheim dat Röling wilde avonturen beleeft. Zo slaapt hij vaak zijn roes uit tijdens zijn lessen en spendeert hij zijn pauzes regelmatig bij het naastgelegen café De Kale Jonker waar hij glaasjes sherry of wijn nuttigt.32
In 1978 brengt Röling zijn eerste en enige publicatie uit: Over kunst . In dit boek geeft hij zijn visie op kunst. Zo beschrijft hij dat de wereld steeds lelijker wordt door massaproducten. De kunstenaar heeft daarom de taak om de wereld mooier te maken. Dat kan deze doen door op zoek te gaan naar een hogere realiteit: door dingen uit de realiteit te combineren en zo tot iets mooiers te komen, zoals dat ook gedaan werd in de renaissance.33 Toch staat Röling later
niet meer achter zijn publicatie. In het boekje schreef hij dat mooi goed is en lelijk slecht. Maar later realiseert hij zich dat dit lang niet altijd het geval was.34 ‘Vreselijk, zo ingewikkeld!’, roept hij als iemand over het boekje spreekt.35
Stormachtige samenwerkingen (1979-1983)
Inmiddels woont Röling al enkele jaren in Ezinge. De inwoners van het Groningse dorpje vinden de kunstenaar maar een vreemde vogel, met zijn late feestjes en bijzondere vrienden. In 1979 verandert dat. In de zomer van dat jaar bezoeken prinses Beatrix en prins Claus NoordGroningen. Het is een expliciete wens van de prinses om een kijkje te nemen bij Röling. Dat laten de Ezingeinwoners zich niet twee keer zeggen! Iedereen komt samen om de boerderij van Röling schoon te maken. Vanaf dat moment is Röling de trots van het dorp.36 Tot op de dag van vandaag bevinden er zich schilderijen van hem in de koninklijke collectie.37 In 1980 verlaat Karin hem.38 Hij krijgt een relatie met de schrijver Fritzi Harmsen van Beek, die in een naastgelegen Gronings dorp woont.
Een rebelse kunstliefhebber
iv. Prinses Beatrix op bezoek in het atelier, 1979, Nieuwsblad van het Noorden 23 augustus 1979
De relatie tussen Röling en Fritzi is intens. Ze zijn ongeveer tien jaar samen, maar hun relatie kent veel pieken en dalen. De twee hebben regelmatig gelukkige dagen, waarbij ze bijvoorbeeld fantaseren over emigreren naar Italië. Maar soms hebben ze zo’n erge ruzie dat Röling zich verstopt in de schuur.39
Rond deze tijd kiezen de zonen van Röling ervoor om bij familieleden of pleeggezinnen in te trekken.40 Als vaderfiguur is Röling niet makkelijk. Hij is streng en weinig geïnteresseerd in het leven van zijn kinderen. Sentimentaliteit of gevoeligheid is niet aan hem besteed. Die eigenschappen, samen met zijn drankgebruik, leveren nare situaties op. Het is iets waar Röling later zijn berouw over uitspreekt: ‘Ik had een betere vader moeten zijn’, zegt hij regelmatig als hij terugblikt op zijn leven.41
In de jaren tachtig gaat Röling steeds vaker samenwerkingen aan. Dat begint in 1983, wanneer de groep Fuji Art Association wordt opgericht. Deze groep bestaat uit een aantal Minervadocenten en hun partners.42 Ook Fritzi is onderdeel van de groep. Elk jaar exposeert de groep bij Galerie Wiek XX, waarbij ze telkens een nieuw thema kiezen. Alle leden, zowel kunstenaars als schrijvers, maken dan werk dat daarbij aansluit. De Fujigroep is populair in Groningen en hun tentoonstellingen worden drukbezocht.
Ruzies en rebelleren (1984-1995)
In 1984 werkt Röling voor het eerst samen met Wout Muller, ze maken samen een muurschildering voor de bibliotheek van Academie Minerva.43 Het is het begin van een vruchtbare samenwerking: de mannen maken meerdere, metershoge schilderingen. Na Minerva werken ze samen in het kerkje van WehedenHoorn (1985), het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen (19861987), verschillende horecagelegenheden in Assen (1989), het Nijsinghhuis in Eelde (1990) en de Oosterpoort in Groningen (1991).
Tijdens de samenwerkingen neemt Muller vaak de achtergrond en grote vlakken voor zijn rekening, terwijl Röling de details schildert. De mannen zijn goed op elkaar ingespeeld,
vi. Röling en Muller aan het werk in de Rijksuniversiteit Groningen, 1987, Nieuwsblad van het Noorden 3 april 1987. Foto: Han de Graaf
v. Fuji Art Association, v.l.n.r. boven: Ger Siks, Matthijs Röling, Wout Muller, onder: Trudy Cramer en Clary Mastenbroek, circa 1983. Foto: Bob van Zalm
aldus Röling: ‘Het belangrijkste van onze samenwerking vind ik, is dat we elkaars oog zijn. Als je op zo’n groot oppervlak werkt verlies je het geheel uit het oog. Als ik een partij schilderde, stond Wout op een afstand en stuurde mij bij vanuit de verte. En andersom. Een ideale samenwerking.’44 Toch verschillen ze ook van elkaar. Muller is een echte workaholic, Röling doet het rustiger aan. Dat leidt soms tot spanningen.45
Misschien zijn het wel de vele muurschilderingen die Röling aanzetten tot een bijzondere protestactie in Academie Minerva. In 1988 is Röling helemaal klaar met de ‘ziekenhuisachtige witte muren’. Daarom pakt hij op een avond een roller en verft hij de muren van zijn klaslokaal blauw. Die kleur werkt namelijk veel beter met de huidskleur van de naaktmodellen.46 Maar het bestuur is het daar helemaal niet mee eens. In een boze brief sommeren ze Röling en zijn lokaalgenoot Jouke Wouda naar een bijeenkomst waar wordt gesproken over ‘de ontstane moeilijkheden’.47 Vlak daarna worden de muren weer overgeschilderd.

In het begin van de jaren negentig krijgt Röling last van zijn hand. Eerder waren er al periodes dat zijn hand stram was, maar in 1990 wordt de stijfheid erg heftig. Later wordt bij hem de ziekte van Dupuytren vastgesteld.48 De ziekte tast het bindweefsel in de hand aan en zorgt ervoor dat vingers niet meer gestrekt kunnen worden. Het gevolg van deze aandoening is een verandering in stijl. Het wordt voor Röling namelijk steeds moeilijker om gedetailleerd te schilderen. Daarom kiest hij er vaker voor om muurschilderingen te maken: daar is een andere, grovere techniek voor nodig.49 Vanaf 1991 maakt hij echter alle muurschilderingen alleen, omdat hij onenigheid heeft met Muller. De kunstenaars werken in dat jaar aan een schilderij in de Oosterpoort als ze ruzie krijgen. Het werk wordt in ijzige stilte afgemaakt en ze spreken elkaar daarna nooit meer.50
Ondertussen is het privéleven van Röling ook behoorlijk onstuimig. In het begin van de jaren negentig heeft Röling een relatie met een man en een vrouw tegelijk, maar die valt op een vervelende manier uit elkaar.51 In dezelfde periode wordt de boerderij in Ezinge veel bezocht door, aldus Röling, ‘halfgare figuren’. Het is een schimmige tijd, iets wat Röling later ook toegeeft: ‘In die tijd viel er niets van mij te verwachten. Ik lag ’s ochtends steevast nog in bed. Er was niemand om mij te sturen. Ik heb er nog steeds spijt van.’52 In 1994 stopt ook de Fuji Art Association met exposeren.
Een rustiger leven (1996-2024)
Na een aantal wilde jaren breekt er voor Röling in 1996 een rustiger tijdperk aan. In dat jaar krijgt hij een relatie met Patricia. In de maanden die volgen wordt het grote huis in Ezinge verbouwd en in 1997 wordt er een dochter geboren: Belle. Röling schildert nog wel, maar neemt tussendoor steeds langere pauzes. Soms schildert hij een halfjaar niets. Dat heeft ook te maken met de achteruitgang van Röling’s cognitieve vaardigheden. Hij heeft last van hersenatrofie, wat betekent dat zijn kleine hersenen inkrimpen. Daardoor neemt zijn handoog coördinatie af: hij kan niet meer goed ‘mikken’ met zijn penseel.53
Een rebelse kunstliefhebber
vii. Röling in zijn atelier, 1994, De Volkskrant 30 september 1994. Foto: Maarten Corbijn
In 2002 is er sprake van een opleving in Rölings productiviteit. Hij begint dan met het vastleggen van zijn tuin in Ezinge, met een losse penseelstreek. En dat doet hij heel graag: in slechts een paar jaar maakt hij tientallen ‘tuintjes’. Dagenlang zit Röling in de buitenlucht. Vaak is hij zo gefocust dat hij gewoon blijft zitten als het regent. Het laatste werk dat Röling maakt, is waarschijnlijk een herfsttuin die hij in het najaar van 2009 schildert. Daarna is zijn motoriek zo verslechterd dat hij besluit zijn schilderspullen voorgoed op te bergen. ‘Het overkomt je en je legt je erbij neer’, beschrijft hij zijn gevoel op dat moment.54
Hoewel Röling in 2007 al is gestopt als docent bij Academie Minerva, blijft hij tot 2016 verbonden aan de Klassieke Academie. Deze academie is volledig gericht op de figuratieve kunst en werd opgericht nadat in 1993 op Academie Minerva de klassieke schilderkunst was afgeschaft. Regelmatig reist Röling met een groepje naar Frankrijk om daar schildercursussen te geven.55 In 2016 stopt hij definitief met lesgeven; in de Martinikerk
neemt hij in aanwezigheid van tientallen kunstenaarsvrienden afscheid met een groot feest.56
Als Röling tachtig wordt in 2023, organiseren meerdere musea exposities. Röling bezoekt deze tentoonstellingen met plezier, al gaat zijn gezondheid steeds verder achteruit. Dat het leven voor hem niet meer hoeft, spreekt hij steeds duidelijker uit.57 Een jaar later is het genoeg voor Röling. Op 10 juli 2024 overlijdt hij op een zelfgekozen moment, omringd door een deel van zijn familie. Zo vindt Röling, na een stormachtig leven, de eeuwige rust.58 ‘Het was prachtig!’, staat er in grote letters op zijn rouwkaart.
Een grote liefde voor schilderen
Kunst als een vorm van therapie. Dat was schilderen voor Matthijs Röling. Dagenlang kon hij zich verliezen in een schilderij, om in de dagen erna weer mateloos enthousiast aan zijn studenten over kunstgeschiedenis te vertellen. Bijna niemand had zoveel talent
viii, ix. Röling tijdens het schilderen van De laatste bezoekers van Tivoli , 1997, ING-fotocollectie
en kennis als Röling. Maar dat bracht ook problemen met zich mee: Röling had de neiging om in zijn eigen wereld te kruipen en zijn directe omgeving te vergeten. Het resultaat was een onstuimig privéleven, met relatieproblemen, vriendenruzies en familieconflicten.
Volgens de mensen die dicht bij Röling stonden, was hij diep vanbinnen helemaal niet zo zelfzeker. En dat liet hij zelf ook weleens blijken. Zo beschreef hij zichzelf als ‘mensenschuw’ en ging hij niet graag naar grote, belangrijke gelegenheden.59 Liever zat hij in zijn eigen wereld. Een wereld die hij zelf kon maken en waar alles mooi en goed was. In 1994 vatte hij die houding goed samen: ‘Ik ben een escapist die naar elders verlangt, naar rust en genot. Weg van deze rotwereld, waar ik veel van houd.’60
Ik heb ontzettend veel beschrijvingen van Röling als mens en kunstenaar gehoord de afgelopen tijd. Een warme persoonlijkheid. Iemand die structuur wilde aanbrengen, maar bij wie dat niet lukte. Iemand die eigenlijk geen nee durfde te zeggen. Een egoïst. Kinderlijk naïef. Reislustig. De liefste man ooit. Een eenduidig antwoord op de vraag ‘wie is Matthijs Röling?’ heb ik daarom ook niet. Maar wat ik wel weet is dat Röling zich daar waarschijnlijk niets van aan zou trekken. ‘Tja, het zij zo’, zou hij zeggen. Met een klein lachje rond zijn mond.
Een rebelse kunstliefhebber
x. Matthijs Röling en Patricia Huisman bij de opening van de tentoonstelling Mimesis in het Drents Museum, 2005
1 Hugo Röling, De rechter die geen ontzag had – Bert Röling en het Tokiotribunaal , Amsterdam (Wereldbibliotheek) 2014, p. 29.
2 Gesprek tussen auteur en Jet Röling, Neerijnen, 13 augustus 2024
3 Hugo Röling, 2014, p. 54.
4 Ibid, p. 37.
5 In de miniserie Tokyo Trial uit 2016 komt Bert Röling zelfs als personage voor. Hij wordt gespeeld door de Groningse acteur Marcel Hensema.
6 Bert Middel, ‘Matthijs Röling: “Schilderen is het mooiste wat er bestaat”’, BLAD , nr. 40, augustus/september 2024, p. 6.
7 Gesprek tussen auteur en Jet Röling, Neerijnen, 13 augustus 2024
8 Ibid.
9 Cornald Maas, ‘Het verlangen te paard naar de stad te gaan’, De Volkskrant 30 september 1994.
10 Bert Middel, 2024, p. 7
11 Ibid, p. 6
12 Gesprek tussen auteur en Jet Röling, Neerijnen, 13 augustus 2024
13 Gesprek tussen Harry Tupan en Matthijs Röling, Ezinge, 27 juni 2023.
14 Ibid.
15 Matthijs Röling, Matthijs Röling –Schilderijen , Amsterdam (Galerie Mokum) 1993, p. 13.
16 Bert Middel, 2024, p. 7
17 Gesprek tussen auteur en Jet Röling, Neerijnen, 13 augustus 2024
18 Bert Middel, 2024, p. 7. Ook de andere Röling-kinderen bewandelen een creatief pad. Broer Wiek wordt architect en zus Jet boekt succes als pianist. Ineke en Hugo besluiten respectievelijk rechten en geschiedenis te studeren.
19 Bert Middel, 2024, p. 7
20 Laurens Balkema (alias van Diederik Kraaijpoel), ‘Vermeer had niets te zeggen – interview met Matthijs Röling’, Mimesis , Assen (Drents Museum)/Zwolle (Uitgeverij Waanders) 2005, p. 69.
21 Laurens Balkema, 2005, p. 69
22 Gesprek tussen Harry Tupan en Matthijs Röling, Ezinge, 27 juni 2023
23 Marijke Brouwer, ‘Matthijs Röling: een schilder zonder penseel en palet’, Dagblad van het Noorden 26 december 2016.
24 Bert Middel, 2024, p. 7
25 Gesprek tussen auteur en Jet Röling, Neerijnen, 13 augustus 2024.
26 Bert Middel, 2024, p. 8.
27 Laurens Balkema, 2005, p. 70
28 Gesprek tussen auteur en Matthijs Röling, Ezinge, 27 juni 2023
29 Gesprek tussen Harry Tupan en Matthijs Röling, Ezinge, 27 juni 2023
30 Laurens Balkema, 2005, p. 71
31 Cornald Maas, 1994
32 Sam Drukker, ‘ 1978’, Mimesis , Assen (Drents Museum)/Zwolle (Uitgeverij Waanders) 2005, p. 60.
33 Matthijs Röling, Over kunst: een preek en parabel , Groningen (RICERCARE) 1978.
34 Laurens Balkema, 2005, p. 66
35 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024
36 Jean Pierre Rawie, ‘Schilder Matthijs Röling borrelde amicaal met prinses Beatrix maar trapte na enkele glazen op haar koninklijk lange tenen’, Dagblad van het Noorden 25 juli 2024.
37 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024
38 Marijke Brouwer, 2016
39 Ibid.
40 Ibid.
41 Zoals in Bert Middel, 2024, p. 10 en gesprek tussen Harry Tupan en Matthijs Röling, Ezinge, 27 juni 2023
42 Leden van de Fuji Art Association waren de kunstenaars Matthijs Röling, Wout Muller, Clary Mastenbroek, Ger Siks, Trudy Kramer en Gouke Notebomer. Het gezelschap werd aangevuld met de schrijvers Fritzi van Harmsen Beek, Jean Pierre Rawie en C.O. (Cornelius Onno) Jellema.
43 Auteur onbekend [kunstredactie], ‘Schilderij voor Minerva’, Nieuwsblad van het Noorden 29 september 1984.
44 Eric Bos, ‘Matthijs Röling en Wout Muller schilderen aardse paradijzen’, Nieuwsblad van het Noorden 3 april 1987.
45 Gesprek tussen auteur en Paul van der Linden, 15 augustus 2024
46 Auteur onbekend [kunstredactie], ‘Blauw geen lievelingskleur op Minerva’, Nieuwsblad van het Noorden 16 juni 1988.
47 Dat blijkt uit een brief aan Röling (collectie Drents Museum, P 2024- 0007).
48 Marijke Brouwer, 2016
49 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024
50 Ellis Ellenbroek, ‘Vrienden eren schilder Matthijs Röling in de winter van zijn leven’, RTV Noord 2 april 2023.
51 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024
52 Laurens Balkema, 2005, p. 72
53 Ellis Ellenbroek, 2023
54 Ibid.
55 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024.
56 Dick Siersema, ‘Afscheid van Matthijs Röling’, KunstForum Noord NIEUWS , 4 september 2016 [https:// kunstforumnoord.blogspot. com/2016/09/afscheid-van-matthijsroling.html].
57 Ellis Ellenbroek, 2023
58 Gesprek tussen auteur en Patricia Huisman, Ezinge, 26 oktober 2024
59 Cathérine van Houts, ‘Is dit mooi? Is dit knap? Is dit kunst?’, Parool 3 april 1993.
60 Cornald Maas, 1994
xi. Matthijs Röling en dochter Belle in het huis te Ezinge, circa 2018. Foto: Pim Kops