Tonia Stieltjes - Activiste, model en wilskrachtdokter

Page 1

Opgedragen aan goede vriendin Irène Kensmil. Zij wees mij meer dan twintig jaar geleden op onderwerpen in kunstwerken die ik niet zag. Het had een grote invloed op keuzes die ik daarna maakte.

Inleiding 5

Tonia’s jeugd op Kattenburg 11

Tonia en de Wibauts 49

Tonia, de ziel van alles 81

De Wilskrachtdokter 97

Milgens versus De Auwerda’s 121

De fotograaf en de ingenieur 135

Tonia in kleur gezien: model zitten voor Sluijters 169

Parijs I. Een nieuwe familie 201

Intermezzo in Nederland 231

Parijs II. Elk begin heeft een einde 257

Epiloog 297

De vele levens van Christiaan Anthony Milgens 303

Maria Geertruida Heidman en haar familie 323

Jan Sluijters, het kunstenaarschap en de moderniteit 335

De vriendenclub rond Tonia in Parijs 339

Biografieën 353

Bibliografie 356

Register 359

4
Jan Sluijters, Portret van Mevr. S., 1922. Privécollectie

Inleiding

Hilton Als: ‘In Sluyters’s sublime work, we see a woman of color dressed in black—black hat with a wide brim, black dress. With her red lips and heavily powdered face, she wears a mask over her mask: we cannot know her, but we, and Sluyters, want to know her—for the pleasure of her ultimately unfathomable nature. [ ...] Sluyters doesn’t dissect Tonia’s mixed-race heritage or elevate her to a heightened status.’ (Hilton Als in The New Yorker, 2014)

5

‘Can we know her?’ was de titel van de recensie van Hilton Als waaruit voorgaand citaat komt. Zijn bespreking gaat over het vijfde deel van de boekenreeks The Image of the Black in Western Art (2014). Zijn vraag, ‘Can we know her’ betreft Tonia Stieltjes (1881-1932), waar ik in een essay over schreef in deze uitgave.1 Zij intrigeerde me al langer. Ik selecteerde eerder drie schilderijen van Tonia door Jan Sluijters voor de tentoonstelling Black is beautiful, Rubens tot Dumas in 2008 in De Nieuwe Kerk in Amsterdam en schreef hierover in de bijbehorende catalogus.2 Vanaf dat moment stond ze op mijn ‘to do’-lijst voor verder onderzoek. De vraag die Hilton Als opriep, werd een extra stimulans en motivatie om uit te gaan zoeken óf we haar inderdaad kunnen leren kennen. In 2018 kon ik beginnen met vooronderzoek.

Tot dan was Tonia Stieltjes, of ook wel Tonia Milgens en Tonia de Meijere, in Nederland vooral bekend als geliefd model van Jan Sluijters. De schilder legde haar op minstens twaalf werken vast. Een aantal schilderijen daarvan wordt tot zijn beste werk gerekend en was bij hemzelf favoriet. Onder meer het hiervoor afgebeelde en door Hilton Als genoemde portret. Een ander doek met Tonia (ca. 1920), een in het oog springend naakt, is in 2009 door het museum Singer Laren gekocht (zie p. 182). Hierop kijkt ze als een mysterieuze, enigszins strenge vamp neer op de beschouwer. Haar lichtbruine lichaam tekent zich af achter een doorzichtige rode voile. Ze zit voor een goudgele draperie. Het schilderij werd al in haar tijd een museaal topstuk genoemd. Behalve als model van Sluijters komt Tonia in kunsthistorische literatuur voor als hartsvriendin van Piet Mondriaan. Zij was volgens hem een van de weinigen, misschien wel de enige, die hem echt begreep. Toen ze stierf, verzuchtte Mondriaan dat hij nu niemand meer had in Parijs. In de talloze publicaties over Sluijters en Mondriaan blijft Tonia in de schaduw van deze twee witte mannen staan. Maar wie was zij? Wat voor mensen waren haar ouders? Hoe was haar jeugd eind negentiende eeuw, als meisje van gemengde afkomst en van kleur in Amsterdam? Welk pad volgde zij? Waarom werd ze een activiste op zeepkisten genoemd? Hoe bewoog zij zich tussen de kunstenaars in Amsterdam en Parijs? Hoe kwam het dat ze Mondriaan zo goed begreep? Allemaal vragen waarmee ik mijn onderzoek begon.

De zoektocht naar antwoorden werd een spannende en verhelderende tijdreis door verschillende grote thema’s uit die periode en langs persoonlijkheden met wie zij direct te maken kreeg: feministes versus arbeidsters, de socialistische familie Wibaut, de vakbond Allen voor Elkander, de gedachten van de Kunstenaars der Idee, de vernieuwer en provocateur Jan Sluijters, de medewerkers van De Stijl en de kunstenaars- en

6

intellectuelenkolonie tijdens de roaring twenties in Parijs. Tijdens deze ontdekkingsreis door het verleden kwam ik – soms enigszins geholpen door het toeval – diverse verborgen schatten tegen met betrekking tot Tonia. Ze bleek bijvoorbeeld te hebben geschreven en gepubliceerd. Ze werd bovendien een geliefde spreekster bij de Dienstbodenbond. Een andere vondst was dat haar eerste man, Jan de Meijere, goed bevriend was met de socialistische voorman Koos Vorrink van de SDAP en daarna PvdA en zijn latere vrouw Irene Bergmeijer. Jan, Koos en Irene correspondeerden veel met elkaar. Een aantal brieven gaat over Tonia. Daarnaast werd al snel duidelijk dat zij een goede bekende was in uiteenlopende milieus. Ze werd zelfs een bekende Amsterdamse, nog voordat Sluijters haar als model vroeg. Vanaf het moment dat hij haar ging schilderen, werden haar huidskleur en uiterlijk onderwerpen in de pers. Daarvoor waren ze dat niet.

Tonia wordt in dit boek uit de schaduw gehaald. Ze was iemand met een uitermate sterk karakter, die ondanks een grote achterstand bij haar geboorte kansen zag en in verschillende fases van wording iemand werd met invloed op mensen. Ze transformeerde van arm ziekelijk halfblind meisje van kleur uit Kattenburg naar socialistische dienstbode bij de Wibauts, naar activiste en woordvoerster voor de grootste groep werkende vrouwen van Amsterdam, naar bekend model van Jan Sluijters, naar modieuze, warmhartige en gastvrije Nederlandse van kleur in het Parijse circuit van kunstenaars en intellectuelen. In Parijs stierf ze in 1932 op 51-jarige leeftijd. Haar dood sloeg als een bom in bij een aantal mensen, onder wie Piet Mondriaan. Ze was een belangrijk lid van de Parijse kolonie geweest.

Met de gevonden gegevens heb ik ‘haar’ geschiedenis en omgeving opgebouwd. Het gaat om archiefdata, brievencollecties, foto’s, kunstwerken, biografieën, autobiografieën en (vak)literatuur samengevoegd met meer persoonlijke overleveringen binnen de belangrijkste families in haar leven. Het geheel levert, met Tonia als middelpunt, een tijdsbeeld op van individuen die een weg zochten uit slavernij, slechte arbeidsomstandigheden en krottenwijken op weg naar een nieuwe tijd. En een beeld van de geëngageerde kunstenaars in Tonia’s directe omgeving. Zij zochten voortdurend naar nieuwe richtingen, weg van de zichtbare werkelijkheid, naar hun persoonlijke of de universele ‘waarheid’. Sommigen, zoals Mondriaan, dachten hiermee de wereld te verbeteren. Mede door haar voorgeschiedenis begreep Tonia hen en ondersteunde ze. Deze biografie wil geen moraliserende geschiedschrijving zijn over ‘heldendaden’ van Tonia. Tonia bevond zich tussen ‘gewoon’ en ‘bijzonder’ in. Gewoon: omdat ze een van die tienduizenden dienstmeisjes was uit de armste Amsterdamse klasse.

7

Gewoon: omdat ze met werken moest stoppen na haar trouwen en omdat ze met haar twee kinderen verlaten werd door haar echtgenoot, zonder inkomsten. Bijzonder: omdat ze de enige vakbondsleidster van kleur is geweest in Nederland en een populaire speekster werd. Haar strijdbare karakter – ze noemde zichzelf ‘wilskrachtdokter’ – is onder andere te destilleren uit de talloze stukjes en verslagen die zij schreef. Bijzonder was ze omdat ze de bekende kunstenaar Sluijters inspireerde tot uiteenlopende werken. En bijzonder was ze tot slot omdat ze in Parijs hechte vriendschappen aanging met kunstenaars en intellectuelen als Piet Mondriaan en Charley Toorop, en vele anderen. Ze was geen heldin, ze was een mens met tekortkomingen. Maar haar levensgeschiedenis is relevant. Zeker nu. Omdat ze invloed had op haar omgeving en een van de vele vrouwen en Nederlanders van kleur was die zijn weggedrukt uit de (kunst)geschiedschrijving. Het biedt een essentieel nieuw perspectief op het verleden.

Om die reden heb ik twee kunstenaars, Iris Kensmil en Brian Elstak, gevraagd Tonia naar het heden te tillen. Op foto’s en kunstwerken uit haar tijd heeft zij meestal een passieve rol, dat doet haar actieve leven geen recht. Terwijl dat juist zo’n belangrijk element is en haar verbindt met de huidige tijd. Kensmil en Elstak hebben een aantal cruciale momenten uit haar leven, als activiste maar ook als levensgenieter, en dat van haar vader in beeld gebracht. Vormgeefster Lyanne Tonk geeft ze extra aandacht, op een aantal speciale pagina’s na de meeste hoofdstukken. De tien hoofdstukken van dit boek kunnen in drie belangrijke stadia in haar ontwikkeling worden ingedeeld: eerst haar Amsterdamse jeugd, daarna haar activisme en ten slotte haar verbintenis met kunstenaars en intellectuelen. Deze drie fases tijdens haar transformaties vormen de drie hoofddelen van de biografie. Ze zijn elk in hoofdstukken ingedeeld, die steeds chronologisch een periode en locatie in Tonia’s leven behandelen. Afsluitend zijn er vier kaderstukken die dieper ingaan op belangrijke zijsporen, die de geschiedenis van Tonia te veel zouden onderbreken. Ze gaan over haar vader, haar moeder, de keuzes van kunstenaar Jan Sluijters en een aantal niet of nauwelijks in de hoofdstukken genoemde vrienden in haar Parijse kring. De biografie bevat veel citaten, zodat we dicht bij de tijd en de personen blijven. Een groot deel komt uit krantenartikelen en brieven. Soms heb ik kleine taalfoutjes en ouderwetse spellingen aangepast om de leesbaarheid te verbeteren en de huidige tijd met het recente verleden te verbinden als ik het noodzakelijk achtte. Veel mensen hebben mij de afgelopen vijf jaar geholpen met het onderzoek, waarbij soms kleine, schijnbaar onbeduidende opmerkingen later van groot belang bleken. Hen wil ik hier

8

bedanken. Een van de eersten die ik bezocht was Carel Blotkamp, bij wie ik jaren geleden studeerde aan de Vrije Universiteit. Ik wist dat hij al langer geïnteresseerd was in Tonia (of To) en gegevens over haar had verzameld. Hij bracht mij in contact met Tonia’s kleindochter Tony de Meijere. Zij werd een belangrijke schakel omdat ze het familiearchief beheert, met foto’s van en artikelen over Tonia, maar ook tekeningen die Marcella de Meijere, Tonia’s dochter en Tony’s moeder, van Tonia en andere familieleden maakte. Het bezoek aan Tony bleek cruciaal voor een goed begin van het onderzoek. Via haar kwam ik in contact met overige leden van de familie, zoals met een andere kleindochter van Tonia, Lee de Meijere; haar moeder en schoondochter van Tonia, de inmiddels overleden Willy Rietie de Meijere-van de Zand; en Tonia’s achterkleindochter Thalia Lesener. Voor het Surinaamse deel van het onderzoek sprak ik met Ellen Neslo, zij is gepromoveerd op de ‘gekleurde elite’ van Paramaribo in de negentiende eeuw. Wat ik vond over het leven van Anthony Milgens, Tonia’s vader, werd ondersteund door haar onderzoek. Verder sprak ik met Carl Haarnack, onmisbaar in elk onderzoek dat een relatie met Suriname heeft. Hij kwam met tips over literatuur en via hem kwam ik achter belangrijke elementen uit het leven van de vader van Tonia, Anthony Milgens. Carl stelde afbeeldingen beschikbaar voor dit boek. In Suriname zelf had ik contact met Marieke Visser, Hilde Neus en Jerry Egger. Over de familie Wibaut sprak ik met Anneruth Wibaut, die mij familiebrieven stuurde, en de 99-jarige, inmiddels overleden Mathilde Wibaut (jr.), aangaande de gang van zaken bij de Wibauts en hun dienstmeisjes. Rhoda Seidenbert hielp mij verder met informatie omtrent de zwarte pop in de familie Wibaut. Belangrijk is verder Agnes Caers geweest, vanwege haar kennis van de kunstenaars Michel Seuphor en Mondriaan. Daarenboven wil ik nog noemen: Paul Arnoldussen, Marten Buschman, Wietse Coppes, Igor Cornelissen, Iris Crena de Iongh, Sjoerd Faassen, Piet van der Have, Annetje en Jack Horn, Fabie

Hulsebos, Hans Janssen, Jeroen Kapelle, Wessel Krul, Jos Kunne, Mary van Loon, Jan Rudolph de Lorm, Bas Mühlen, Judith Niessen, Andreas Oosthoek, Peter Pauwels, de familie Sluijters, Kriszti Vákár, Rudi Wester de medewerkers van de Fondation Custodia in Parijs en natuurlijk mijn moeder, die voortdurend artikelen over verschillende onderwerpen voor me uitknipte. En niet te vergeten: de medewerkers van museum Singer Laren, waar van oktober 2023 tot april 2024 een tentoonstelling over Tonia te zien zal zijn, met de titel Tonia, model en activiste. En het team van Waanders, waaronder Marloes Waanders en Stefanie Klerks. En last but not least Arnoud Bijl, die alle teksten corrigeerde en voetnoten kritisch doornam. Daarbij kon hij het niet laten veel ‘feiten’ te dubbelchecken. Het

9

behoedde mij voor enkele fouten. De fouten die zich nog in de tekst kunnen bevinden zijn uiteraard voor mijn rekening.

En natuurlijk veel dank aan de organisaties die het onderzoek financieel ondersteunden in de verschillende fases van wording: het Hartenfonds, het AFK, het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten.

1

Esther Schreuder, ‘Painted Blacks and Radical Imagery in the Netherlands (1900-1940)’, David Bindman, Henry Louis Gates jr. (red.), The Image of the Black in Western Art, dl. V, Cambridge, MA. 2014.

2

Esther Schreuder, ‘Liggend vrouwelijk naakt (Tonia Stieltjes), ca. 1918’ en ‘Tonia Stieltjes’, Esther Schreuder, Elmer Kolfin (red.), Black is beautiful. Rubens tot Dumas, tent. cat. De Nieuwe Kerk Amsterdam, Zwolle 2008, pp. 310-311.

10
Anoniem, Tonia, z.j. Collectie Thalia Lesener

Tonia’s jeugd op Kattenburg

Multatuli: ‘Kattenburg en Wittenburg zyn afgelegen buurten in den Amsterdamschen oosthoek. Even als het nog verder gelegen

Oostenburg, zyn ’t eilandjes die slechts door bruggen met de eigenlyke stad vereenigd zyn. De voornaamste tak van bedryf in die buurten is de scheepsbouw. Men noemde de daar wonende scheepstimmerlieden ‘byltjes’ en deze menschen gingen in de woelige tyden der Republiek voor byzonder oranjegezind door. Wat daarvan de oorzaak was, en of ’t nog zoo is, weet ik niet.’ (Multatuli, Ideen) 1

11

links :  Uitzicht over de Nieuwe Vaart met links de Hoogte Kadijk en aan het eind brouwerij De Gekroonde Valk. Rechts liggen de Oostelijke Eilanden en Czaar Peterstraat. Jacob

Olie, Nieuwe Vaart, 1896. Collectie Stadsarchief Amsterdam rechts : Jacob Olie, De Kleine Kattenburgerstraat, juni 1894. Collectie Stadsarchief Amsterdam

12
13

Tonia’s geboortehuis staat in de Czaar Peterstraat, bij de Oostelijke Eilanden in Amsterdam. Ze kwam er op 28 maart 1881 ter wereld, als het eerste kind van de uit Suriname afkomstige bierbrouwer Christiaan Anthony Milgens en de Amsterdamse dienstbode Geertruida Maria Heidman, twee ouders die al een veelbewogen leven achter de rug hadden.2

Tonia’s vader was in 1837 in Suriname in slavernij geboren en kreeg de slavennaam Anthony van zijn eigenaresse Frederica Carolina Diets, een vrouw van kleur in Paramaribo. 24 jaar later, in 1861, kocht een andere vrouw van kleur, Martha Milgen, hem voor de vrijheid en weer een jaar later kreeg hij een erkende identiteit en een achternaam toegewezen. Vanaf dat moment heette hij Christiaan Anthony Milgens en was hij officieel een vrij man. In 1866 greep hij de kans om als zeeman Suriname achter zich te laten en daarna bevoer hij dertien jaar de wereldzeeën.3 In 1879 gooide Anthony opnieuw het roer om en vestigde zich in Amsterdam, waar hij bij zijn inschrijving zes jaar van zijn leeftijd af smokkelde.4 Hij kon meteen aan de slag als bierbrouwer bij de grootste brouwerij van de stad, De Gekroonde Valk op de Hoogte Kadijk. Het lijkt er sterk op dat hij via De Gekroonde Valk Maria Heidman leerde kennen, een collega-brouwer was haar zwager (zie voor meer over Anthony Milgens het extra hoofdstuk vanaf p. 303).

Voor Maria was de Surinaamse cultuur niet nieuw want ze had een paar jaar eerder als dienstbode gewerkt bij de Surinaamse plantersfamilie Taunaij (Taunay) aan de Keizersgracht. Maria maakte er kennis met andere gewoonten en gebruiken en vrijwel zeker ontstond hier haar belangstelling voor Suriname en Surinamers5 (zie voor meer over Maria Heidman het extra hoofdstuk vanaf p. 323).

In 1880 raakte Maria zwanger van Anthony en wilde het stel trouwen. Maar dat bleek niet eenvoudig. Anthony kon door zijn slavernijverleden geen geboortebewijs overleggen. Uiteindelijk kon zijn manumissie (bewijs van vrijheid) dienen als identificatie, waarmee hij meteen zijn werkelijke leeftijd onthulde. Aan het huwelijkscontract is te zien dat Anthony niet had leren schrijven. Maria zette mogelijk daarom haar naam extra groot neer. Want ja: ze wilde deze man. Een krappe twee maanden later werd hun eerste kind geboren: Tonia, voluit Gesina Antonia Milgens. Vrij snel achter elkaar volgden nog twee kinderen: Christiaan Hermanus en Lambertus Johannes.

14
15
Brian Elstak, Papa, 2023. Collectie kunstenaar (Foto: Mounir Raji)

Op het huwelijkscontract is te lezen dat Anthony Milgens zijn manumissie heeft laten zien en boven Maria’s naam staat dat Anthony het huwelijkscontract niet tekende omdat hij niet kon schrijven. Noord-Hollands Archief, Burgerlijke stand van de Gemeente Amsterdam 358.6 inv. 655, 9 februari 1881

Maria kwam uit een familie waar zich vóór de geboorte van Tonia grote ingrijpende drama’s hadden voltrokken. Eén daarvan was dat haar ‘krankzinnige’ en epileptische oudere zuster Paulina de familie in haar greep hield met haar afwisselend erotisch geladen en religieuze waanvoorstellingen. Paulina werd hiervoor bijna jaarlijks opgenomen in ziekenhuizen. In 1877 probeerde ze, naar het zich laat aanzien zonder reden, de vader van Maria en haarzelf te vermoorden. Na deze mislukte poging werd ze definitief opgenomen met de diagnose insania epileptica in de inrichting Meerenburg bij Bloemendaal, waar ze uiteindelijk zou sterven.6 Boven op dit drama kwam nog dat in de jaren voor Tonia’s geboorte een aantal directe familieleden van Maria overleed: haar enige broer, zijn vrouw en de man van haar andere zuster Diederika, die in De Gekroonde Valk werkte.7 De kinderen van haar broer werden opgenomen in weeshuizen. Een paar jaar later moesten de kinderen van haar zuster Diederika ook naar een weeshuis, omdat beide ouders waren overleden. Maria zelf lijkt, in tegenstelling tot haar twee zusters en broer, een onverwoestbare gezondheid te hebben gehad. Ze bleef

16

ondanks alles overeind en stond klaar in tijden van familierampen. Tonia kon hierdoor grotendeels thuis opgroeien.8

De eerste veertien jaar van haar leven bracht Tonia door op de Oostelijke Eilanden, een buurt met een opmerkelijke militaire, Verenigde Oostindische Compagnie- en scheepsbouwgeschiedenis. Die is nog steeds te zien aan de gebouwen, zoals het zeventiendeeeuwse ’s Lands Zeemagazijn, nu het Scheepvaartmuseum. In de tijd dat Tonia er woonde, eind negentiende eeuw, kwam de buurt in een stroomversnelling terecht, en groeide de bevolking sterk. De spoorlijnen naar het Centraal Station werden aangelegd, de firma Stork bouwde er stoomtreinen en -trams en in de vele werven en werfjes liet men voortdurend boten te water. Aan de kades van de Oostelijke Eilanden vertrokken schepen met handel of landverhuizers richting Amerika, Suriname of de Oost. Een krant beschreef zo’n vertrek krap een maand na Tonia’s geboorte: ‘Heden morgen, 15 April, vertrok het stoomschip Castor, van de Amerikaanse stoomvaartlijn, met een getal van ruim 600 landverhuizers aan boord. Gisteravond brachten wij een bezoek aan de grote loods van de Koninklijke Stoomvaart Maatschappij op Kattenburg waar het vaartuig vastgemeerd lag, om getuige te zijn van de wijze, waarop en hoe in weinige uren tijds zulk een mensenmassa, gelijkstaande aan een kleine plattelandsbevolking, ingescheept wordt. […] De Zeeuwse boer en boerin zetten zich in hun schilderachtige klederdracht naast de vakgenoot uit Friesland of Groningen’. 9

17
Jacob Olie, Uitzicht op Kattenburg, 28 mei 1895. Collectie Stadsarchief Amsterdam

De bevolking van de Oostelijke Eilanden bestond vooral uit zeelieden en arbeiders en was van gemengde herkomst: ze kwamen uit alle windstreken van Nederland, Europa en ver daarbuiten. Alleen al in de Czaar Peterstraat woonden gezinnen en eenlingen uit Suriname, Soerabaja, Padang, Ambon, Soerakarta en meer. Onder hen waren opmerkelijke personages, zoals Jacob Rehatta uit Ambon. De Rehatta’s waren op de Molukken een bekende familie, waarvan diverse leden bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) dienden. De inmiddels vijftigjarige, gepensioneerde Jacob was getrouwd met de zesentwintig jaar jongere Amsterdamse Johanna Geertruida Hallie en dreef een kleine onderneming met Indische bezorgmaaltijden. Zijn prijzige ‘Indische Kost’ kwam hij zelf op bestelling langsbrengen. Een man met vooruitziende blik. Een paar jaar later hertrouwde Rehatta, na scheiding van zijn eerste vrouw, met een dertigjarige dienstbode en liet zich winkelier noemen. Blijkbaar liepen de Indische hapjes goed. Voor Tonia moet Jacob Rehatta een bekende figuur in de buurt zijn geworden.10 Behalve bovengenoemde vaste bewoners uit verre landen waren er op de Oostelijke Eilanden Javaanse matrozen op doorreis te zien, die verbleven in de ‘Javanenloods’ aan het eind van de Czaar Peterstraat – op de hoek met de Handelskade – en zwarte matrozen, die onderdak hadden in het Zeemanshuis op het Kadijksplein, tegenover Kattenburg. De kunstenaars Willem Witsen en Jacobus van Looy tekenden in 1882 ieder een portret van een – naamloze – zwarte matroos. Mogelijk was dit een bekende van Anthony Milgens.

Of Anthony en Tonia op de Oostelijke Eilanden veel ongewenste aandacht kregen vanwege hun uiterlijk is de vraag. In andere

18
links :  Willem Witsen, Zwarte matroos, 1882 rechts : Jacobus van Looy, Zwarte man met pet, z.j. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam

buurten zou dat vrijwel zeker wel zo zijn geweest. De hinderlijke reacties die zwarte mensen op straat kregen, vertaalde zich in het destijds populaire kinderverhaaltje De geschiedenis van de zwarte jongens, dat door verschillende illustratoren werd verbeeld. Een van hen was Kees Spoor. Hij zette in zijn tekening een karikaturale zwarte man neer met grote gouden ringen in zijn oor en een paraplu. Witte kinderen volgen hem met een Nederlandse vlag en bespotten hem. Het verhaal eindigt ermee dat de zwarte man wraak neemt door de kinderen in een grote pot zwarte inkt te dopen.11

In 1883 konden witte Nederlanders en anderen zich vergapen aan tentoongestelde levende mensen in de grote Koloniale tentoonstelling op het plein achter het Rijksmuseum in Amsterdam, nu het Museumplein. Brouwerij De Gekroonde Valk sponsorde de tentoonstelling en leverde uiteraard het bier. Misschien kregen de werknemers, onder wie Anthony, vrijkaartjes. Voor hem was het een uitgelezen kans om landgenoten te bezoeken. Ze waren tentoongesteld in de Surinaamse tent, achter hekken, in een nagemaakte Marronhut, plantagehut en inheemse hut met op de achtergrond platen met voorstellingen uit Suriname. Anthony kon met hen praten in het voor hem vertrouwde Sranantongo, over ‘thuis’ en eventuele wederzijdse bekenden. Waarschijnlijk hoorde hij klachten over hun slechte behandeling.12

19
Cornelis (Kees) Spoor, ‘De Zwarte Jongens’, uit Het beroemde prentenboek naar Struwwelpeter, 1905. De nationale bibliotheek, Den Haag

Anthony had een vast inkomen bij de brouwerij, maar dat was niet genoeg om een huis te kopen en zodoende op één plek te kunnen blijven wonen. Het gezin was overgeleverd aan huisjesmelkers en verhuisde bijna jaarlijks binnen de buurt. De meeste huurhuizen in arbeidersbuurten waren in bezit van speculanten, die elke vierkante meter volpropten met huurders. Er was een enorme vraag, het aanbod was schaars en de prijzen waren hoog. Grote groepen straatarme bewoners, maar ook arbeiders met een inkomen zoals Anthony of Rehatta, moesten jaarlijks weer op zoek naar een andere woning, of beter: een andere kamer, als ze de huur niet meer konden betalen of er simpelweg uit werden gezet. Door de straten, geplaveid met kasseien, zal een constante stroom van mensen met ratelende karren met huisraad zijn langsgekomen. Voor Tonia was tot en met 1896 Kattenburg haar belangrijkste thuis, vooral de Kleine Kattenburgerstraat. Ze woonde er op de nummers 138, 153, 155, 156 en 158, onder andere. Soms verhuisde ze naar het Mariniersplein helemaal aan het einde, of naar de Hoogte Kadijk, aan de overkant van de Nieuwe Vaart, waar De Gekroonde Valk aan lag. De bekende Amsterdamse fotograaf Jacob Olie legde, in de periode dat Tonia er woonde, de Kleine Kattenburgerstraat verschillende keren vast. Op zijn foto’s is een aantal winkels te zien, en valt op dat sommige mensen plantjes of een vogelkooitje voor

20
Anoniem, Studioportret van Wilhelmina van Eede, een van de mensen die op de Koloniale Tentoonstelling uitgestald zaten. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.