Mejuffrouw en meneer Gehner Zwager
Het dappere duo in het moedige verzet van de Apeldoornse bibliotheek in de Tweede Wereldoorlog
Mark DeckersWaanders Uitgevers, Zwolle
Mark DeckersMejuffrouw en meneer Gehner Zwager
Het dappere duo in het moedige verzet van de Apeldoornse bibliotheek in de Tweede Wereldoorlog
Johan Zwager en Eleonora Gehner, midden jaren ‘50 in Zwitserland. Bron: Familiearchief EismaInhoudsopgave
Een moedig bestuur en een bijzondere
mejuffrouw
‘Ik richt mij tot U als tot het oudste nu nog aanwezige lid van het voormalige Bestuur der Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Apeldoorn. Nu genoemd bestuur, uit wier handen ik mijn aanstelling indertijd heb ontvangen, vrijwel in zijn geheel is afgetreden, meen ik mij achter hen te moeten stellen. Derhalve deel ik U hierbij mede, dat ik met ingang van heden als directrice ben afgetreden.’
Dit zijn woorden van de Apeldoornse bibliotheekdirecteur mejuffrouw Gehner. Opgeschreven op 1 juni 1944 aan de heer Boeken, penningmeester en het langst zittende NSB-bestuurslid. Ze neemt ontslag omdat ze niet onder een volledig NSB-bestuur wil functioneren.
Eleonora Gehner was voor zover ik heb kunnen nagaan de enige bibliotheekdirecteur die in de oorlog uit principe haar werk neerlegde. De enige van de ongeveer 85 directeuren van openbare bibliotheken die Nederland op dat moment telde. Rond 1940 was elke grote en middelgrote plaats inmiddels voorzien van een openbare leeszaal en bibliotheek. Elke organisatie kende een directeur die toen nog vaak bibliothecaris werd genoemd. Die directeur of bibliothecaris sprak men nog wel aan in de vrouwelijke vorm: directrice of bibliothecaresse. De rest van het personeel was assistent, leerling-assistent, binder of conciërge. In totaal waren er in heel Nederland iets meer dan 500 betaalde medewerkers in het bibliotheekwerk. Elf daarvan waren Joods en zij werden eind 1940 op last van de bezetter ontslagen. In Apeldoorn bestond het team uit negen personen. Daarnaast waren er nog twee medewerkers met een tijdelijk contract. Geen van hen was van Joodse afkomst. Voordat Eleonora aftreedt is er al veel gebeurd. Op 12 mei 1944 legt het overgrote deel van het bestuur van de openbare leeszaal en bibliotheek te Apeldoorn, onder leiding van voorzitter Johan Zwager, hun functie neer. De reden is een verplichte schenking van Duitse boeken door de Nederlandsche Kultuurraad. Er is een steekspel met vele schermutselingen met de bezetter en NSB’ers aan vooraf gegaan. Een kat- en muisspel waarbij duidelijk is dat als de bezetter dat wil, deze altijd het bestuur van de leeszaal kan verslaan. En dat gebeurt. Dit ondanks alle slimme zetten die ook voorzitter Zwager nog weet te doen. Alle bestuursleden treden op dat moment af behalve de drie nationaalsocialistische.
Het gebruik van bibliotheken groeide in de oorlog sterk. Mensen moesten veel binnen blijven door avondklok of luchtalarm en er was weinig ander vertier. Bibliotheken vonden dat ze daarmee een belangrijke taak hadden tijdens de bezetting: ontspanning bieden in barre tijden. Openblijven vond men
dus een dure plicht. Maar door open te blijven werkten bibliotheken actief of passief mee aan censuur en propaganda, lieten toe dat Joodse medewerkers ontslagen werden en hingen bordjes op met de tekst ‘Verboden voor Joden’.
Het is een geschiedenis met twee gezichten.
Toch probeerden de meeste mensen hun ‘gewone’ leven zoveel mogelijk te leven. Openlijk verzet was levensgevaarlijk. Velen kozen er dus voor om mee te gaan in de opgelegde regels. Ook Eleonora Gehner, directeur van de Apeldoornse leeszaal boog, samen met het bestuur, in de beginperiode mee met de nukken en wreedheden van de bezetter. Zij het met het nodige tegenstribbelen. Dat gaat goed tot voorjaar 1944. Als blijkt dat de bibliotheek in nationaalsocialistische handen valt, barst de bom. Ze trekt een streep en vertrekt. Haar ontslag op stel en sprong, zonder inachtneming van de opzegtermijn, werd gezien als sabotage. Niet veel later staat de bezetter dan ook voor haar deur om haar op te halen en gevangen te zetten. Maar de vogel is gevlogen. Ze duikt onder. De bibliotheek komt daarna terecht in een achtbaan van nazisme, vriendjespolitiek en corruptie. Ik neem u mee naar het verhaal van dit moedige bestuur en deze bijzondere mejuffrouw.
Gehner & Zwager
Wat u over hen moet weten voordat we beginnen.
Voordat ik u meesleep in een bizarre bibliotheekgeschiedenis, geef ik toch eerst een beetje achtergrond bij de twee hoofdpersonen van dit verhaal: mejuffrouw Gehner en de heer Zwager.
Mejuffrouw Gehner
Eleonora Gehner zal in de oorlog de directrice van de openbare leeszaal in Apeldoorn zijn. We zouden nu directeur zeggen maar in haar tijd was directrice de meest correcte aanspreekvorm. Ik zal er in dit boek ook nog wel mee spelen en soms zal ik haar directeur en soms directrice noemen. Zij is de vrouw die te maken krijgt met censuur, met beperkingen voor Joden en een bestuur dat probeert het nationaalsocialisme zo veel mogelijk buiten de deur te houden. Eleonora wordt op 7 januari 1909 geboren in Rotterdam. Haar vader, Johan Christoph, is bij haar geboorte nog kantoorbediende en heeft een achtergrond als technisch tekenaar. Hij zal zich niet veel later ontwikkelen tot eigenaar van een kleine fabriek in houtbewerking en een houthandel in Hillegersberg nabij Rotterdam. Haar moeder, Petronella van Herwaarde, is huisvrouw. Beiden komen van oorsprong uit Amsterdam. Eleonora heeft één oudere zus, Catharina, zij is in 1906 geboren.
Eleonora in 1923 op 14-jarige leeftijd in haar padvindersuniform. Bron: Familiearchief Eisma
Eleonora groeit op in gegoede middenstand. In het familiearchief vinden we nog een foto van haar bij de padvinderij. Ook buiten schooltijd had ze dus zo haar bezigheden. In 1927, ze is dan achttien jaar oud, start ze aan de opleiding tot bibliotheekassistent. Als ze daaraan start is ze verbonden aan het Leeskabinet in Rotterdam.
Het leeskabinet was een openbare leeszaal en boekerij die in het midden van de negentiende eeuw door Rotterdamse ondernemers was opgericht. Tijdens de opleiding lijkt ze overgestapt te zijn naar de bibliotheek in Delft, want als ze in 1929 haar opleiding afrondt, wordt dat als haar opleidingsbibliotheek genoemd. De assistentenopleiding was lerend werken. Een dag in de week ging je naar school, je maakte opdrachten en de rest van de tijd was je aan het werk. Voor dat werk werd je in principe niet betaald.
Na de opleiding gaat ze in 1929 aan de slag als assistent in Gouda. Dat doet ze vrij lang en met veel plezier. Terwijl ze in Gouda werkt, haalt ze in 1935 ook haar directeursdiploma. Dat was een soort kopstudie op de assistentenopleiding. In 1938 maakt ze een overstap als assistent naar Groningen om in 1939 te starten als directeur in Apeldoorn. Daar volgt ze dan mejuffrouw Hofman op waar ze nog samen de assistentenopleiding mee heeft gedaan.
Rechts vader en moeder Gehner. Daarnaast Eleonora. De dame links is onbekend. Waarschijnlijk bij hun huis in Hilligersberg. De foto is waarschijnlijk eind jaren ’30 gemaakt. Bron: familiearchief Eisma
Van de familie van Eleonora weten we dat ze ook vaak werd aangesproken met de naam Non. We houden in het boek haar officiële naam Eleonora aan maar in de dagelijkse praktijk zal ze dus vaak anders genoemd zijn.
Meneer Zwager
Meneer Zwager was gedurende de oorlog de voorzitter van het bestuur van de Apeldoornse bibliotheek. Johan August Zwager, ook wel Jan genoemd, werd geboren te Meester Cornelis in Nederlands-Indië (nu Indonesië) in 1887.
Meester Cornelis is een oude stadwijk van het huidige Jakarta. Hij komt uit een familie die al langer in Nederlands-Indië verblijft. Zijn vader August is geboren op het eiland Kalimantan. Ook zijn moeder, Henriëtte de Graaf is daar geboren en wel in Batavia (het huidige Jakarta).
Zwager groeit op in Nederlands-Indië. Voor zijn middelbare school en vervolgopleiding komt hij naar Nederland. In 1905 maakt hij de HBS af en aansluitend studeert hij aan een Technische Hogeschool waarvoor hij in 1911 slaagt. In 1912 keert hij terug naar Nederlands-Indië en treedt hij in dienst bij de Nederlandsch-Indische Staatsspoorwegen als ingenieur. Zijn vader is in 1910 al overleden in Den Haag. Het zou kunnen dat Johan Zwager in Nederland zijn opleiding heeft gedaan. In 1918 stapt hij over naar de Samarang-Joana Stoomtrammaatschappij en wordt daar al snel administrateur. Tegenwoordig zouden we zo’n functie als controller bestempelen.
In 1923 verlooft Johan Zwager zich met Annie van der Waarden. Tot een huwelijk komt het niet. Waarschijnlijk omdat Annie terugkeert naar Nederland waar ze enkele jaren later trouwt met een andere man.
Het bericht van verloving in 1923 in de Preanger-bode. Bron: Delpher
In november 1930 geeft Zwager aan dat hij ontslag wil nemen bij de spoorwegen. Dat ontslag wacht nog tot september in 1931. Het duurt namelijk even voor er een plek is gevonden op een retourschip naar Nederland. Hoewel het ontslag eervol is, is het wel een ontslag met een randje. Zwager is namelijk klokkenluider van een jarenlange zwendelpraktijk bij de Indische Stoomtrammaatschappij. Zwager reist samen met zijn moeder en zus naar Nederland en vestigt zich aan de Mariannelaan in Apeldoorn. Zijn zus gaat daar les geven aan het
gymnasium. De Mariannelaan lag in de Parkenbuurt. Deze buurt was ontwikkeld als lommerrijke villawijk. Voor de kavels in deze buurt werd ook gericht geadverteerd in kranten in Nederlands-Indië. Het was een groene wijk in de schaduw van koninklijk paleis Het Loo met villa’s die nu nog met hun veranda’s en exotische namen herinneringen oproepen aan Nederlands-Indië. In zijn vrije tijd is hij geen onverdienstelijk tennisser en is hij ook lid van de schaakclub.
Het ontslag van Zwager in Nederlands-Indië krijgt nog een flink staartje want de zwendel leidt tot een onderzoek door de aandeelhouders. Van dit onderzoek is in het Nationaal Archief een dossier bewaard. Daaruit blijkt dat Zwager tal van kleinere en grote fraudepraktijken opspoorde: van gesjoemel met prijzen tot te makkelijke promoties voor personeel, het te vroeg vervangen van rails tot zwendel met brandstof. Wie de archieven leest, ziet dat Zwager een fraude van redelijk grote omvang op het spoor was. Tot ver in de jaren dertig sleept deze kwestie zich juridisch voort.
In Apeldoorn wordt Johan Zwager directeur van de Centrale Werkplaats, een werkplek om jeugdwerkloosheid in de crisisjaren te bestrijden. Ook is hij lokaal een tijdje politiek actief voor de Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond. In 1939 is hij leider van de distributiekring als steeds meer artikelen al voor de oorlog op de bon gaan. Ondertussen zit hij dan ook al in het bestuur van de leeszaal.
Helder is dat Johan Zwager een man is met een grote organisatiekracht maar ook met een sterk rechtvaardigheidsgevoel.
U weet genoeg van onze hoofdpersonen. Door naar dat bijzondere verhaal van de leeszaal.
De aanloop
Een klein stukje historie over de Bibliotheek Apeldoorn en hoe de ruzie over NSB-publicaties al voor de oorlog start.
De start van de bibliotheek
Op woensdag 1 februari 1911 verscheen er een artikel in de Nieuwe Apeldoornsche Courant. Er was een leeszaal opgericht! Enkele dagen ervoor was dit officieel gebeurd bij de notaris. Nou ja, de vereniging was er, op papier dan. Nu nog een gebouw, personeel en boeken. Apeldoorn schaarde zich in een rij van grote plaatsen die rond deze tijd startten met een openbare leeszaal en bibliotheek.
Nieuwe Apeldoornsche
Courant 1 februari 1911
Bron: Delpher
In Engeland waren in het midden van de negentiende eeuw al veel openbare leeszalen ontstaan. En de Engelse overheid bemoeide zich er zelf ook actief mee. Engeland was een gidsland voor Nederland. In die tijd waren er in Nederland ook al wel bibliotheken maar particulier initiatief en zonder bemoeienis van de landelijke overheid. Soms als leesclub voor gegoede burgers en soms als een meer charitatieve instelling zoals de bibliotheken van de Maatschappij ’t Nut van ’t Algemeen of de parochiebibliotheken. Begin 20e eeuw kantelt dat ook in Nederland. De liberalen en sociaaldemocraten nemen dan het voortouw om een eerste subsidieregeling op te stellen voor bibliotheken waarbij gemeenten en rijk samen de kosten dragen. De bibliotheken zijn in de begintijd vaak verenigingen. Het zijn dus zelfstandige organisaties met een bestuur die subsidie krijgen van de overheid. Hoewel de lokale overheid en de rijksoverheid wel de financiering doen, kunnen bibliotheken wel zelfstandig beleid voeren. In die tijd wordt ook de branchevereniging opgericht: de Centrale Vereniging van Openbare Leeszalen en Bibliotheken, ook wel de CV genoemd. Het was de voorloper van de huidige Vereniging van Openbare Bibliotheken. De Centrale Vereniging werd in het begin ook gefinancierd door het ministerie maar stond er wel los van. Net als de bibliotheken op lokaal niveau. Thans is de Vereniging van Openbare Bibliotheken een ledenorganisatie die gefinancierd wordt door de bibliotheken zelf. De Centrale Vereniging had een grote invloed op de bibliotheken en hun beleid en als bibliotheekbesturen twijfelden werd de Centrale Vereniging altijd om raad gevraagd, zoals we nog vaak zullen zien. Terug naar Apeldoorn. In 1911 was het dus zover. Er zou een leeszaal komen. Er werd een stuk land gekocht aan de Regentesselaan en er kwamen bouwplannen voor een groot bedrag. Zo’n groot bedrag dat er zelfs schande
De leeszaal aan de Regentesselaan Bron: archief CODA
van werd gesproken. Maar zoals het altijd gaat met grote investeringen in bibliotheken: achteraf was iedereen blij met die investering die nog tientallen jaren zou renderen.
Op 2 januari 1912 opende het gebouw aan de Regentesselaan met mooie woorden van toenmalig burgemeester en erevoorzitter Roosmale Nepveu en woorden van de eerste voorzitter van het bestuur de heer Esmeijer. Deze Esmeijer was ook de grote motor geweest in de totstandkoming van de bibliotheek.
Overigens was een bibliotheek aan het begin van de vorige eeuw vooral een lees- en studiezaal. Je las vooral ín de bibliotheek. De uitleenfunctie was maar beperkt en je mocht ook niet zelf boeken uit de kast pakken. Je meldde je bij een balie en daar haalde men de boeken voor je uit een magazijn. Pas begin jaren ’50 veranderde dat en mocht je zelf je boeken uitzoeken.
De leeszaal was in de beginjaren alleen toegankelijk voor volwassenen en werd vooral bezocht door mannen. Dit in tegenstelling tot het huidige beeld waarbij de bibliotheek vooral gebruikt wordt door kinderen en jongeren en er ook meer vrouwen dan mannen in de bibliotheek komen. Het zou overigens tot 1935 duren voordat er een echte jeugdbibliotheek kwam. Dit samen met een uitbreiding aan de achterzijde van het pand aan de Regentesselaan.
De openingstijden waren ruim in die beginjaren. Elke dag open van tien uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds. En elke zondag van één tot vier uur in de middag en van zeven tot tien uur in de avond. De leeszaal had 36 zitplaatsen en de studiezaal had er zes. Het bleek al snel te klein.
Het eerste personeel van de bibliotheek bestond uit louter vrijwilligers. Dit had alles te maken met de beperkte subsidie die toen beschikbaar was. De eerste betaalde kracht was een inwonende conciërge die tevens de boekbinder was. Pas later komen de bibliothecarissen en assistenten in beeld. Het werd ook een voorwaarde in de landelijke subsidie en daarmee begon de professionalisering van de bibliotheeksector.
De eerste gediplomeerde directeur
We pakken de draad op in 1936. Dan treedt mejuffrouw Hofman in dienst als directeur. Zij zal de voorganger zijn van mejuffrouw Gehner. Mejuffrouw Hofman heeft de assistentenopleiding gedaan terwijl ze tegelijkertijd ook werkte bij de leeszaal in Apeldoorn en had enkele jaren daarvoor de directieopleiding afgerond. Ze zal de eerste gediplomeerde bibliotheekdirecteur zijn in Apeldoorn. Het woordje directeur klinkt heel gewichtig. Ze gaf zeker leiding aan de dagelijkse gang van zaken maar alle belangrijke beslissingen werden toch wel door het bestuur genomen. Als directeur mocht ze wel bij de bestuursvergaderingen aanwezig zijn.
In het jaar dat Hofman begint starten ook de heren Boeken en Zwager respectievelijk als penningmeester en gewoon bestuurslid. Boeken is lid van de NSB en Zwager zal over een aantal jaren voorzitter worden van het bestuur. Beiden zullen voor de geschiedenis nog een prominente rol spelen.
Op 4 januari 1937 wordt gevierd dat de bibliotheek 25 jaar bestaat.
Vele genodigden wonen het jubileum bij en er zijn lezingen. Een comité had als cadeau een Winkler Prins Encyclopedie bij elkaar georganiseerd. Mejuffrouw
Hofman meldt in het jaarverslag dat deze encyclopedie bij elkaar gespaard was met een loterij en dat het verkopen van de loten en het verzamelen van de prijzen best veel tijd had gekost.
Niet alleen voor volwassenen was het feest. Anna Hofman organiseerde ook een speciale jeugdavond. Ze schrijft daarover het volgende:
‘De dag werd besloten met een jeugdavond. Hiervoor was een zeer afwisselend programma opgesteld met spelen en sprookjes voor de jongeren, waarvan de bedoeling was de betekenis van de jeugdleeszaal nog eens extra naar voren te brengen. Wat als onderdeel gedacht was van het jubileum is uitgegroeid tot een getuigenis, hoe de opvoeding en de vorming van de jeugd niet alleen door de keuze der boeken bevorderd wordt en bepaald, maar ook het persoonlijk contact met de leeszaalleiding voor de jeugdlezers van grote betekenis mag zijn. Een avond van en voor de jeugd, die zeker geslaagd mag heten.’
Het is mooi om deze beschrijving van de bevlogen Hofman te lezen. Hofman zet zich in de jaren dat ze in Apeldoorn werkt vooral in voor het verbeteren van de catalogus en ook zorgt ze ervoor dat deze in boekvorm
Foto van personeel en bestuur bij het jubileum in 1937. De dame uiterst rechts op de stoel is mejuffrouw Hofman. Op de achterste rij, vijfde van links, treffen we de heer Zwager aan. Bron: archief CODA
beschikbaar kwam.
Als ze in 1939 ontslag neemt vanwege een voorgenomen huwelijk, nemen de collega’s van Hofman dan ook afscheid met een sketch onder de titel ‘De catalogusparade’ waarin ze het belang van het werk van Hofman nog eens op vrolijke wijze onderstrepen.
Met mejuffrouw Hofman gebeurt overigens iets opmerkelijks. Ze neemt ontslag vanwege een voorgenomen huwelijk, ze vertrekt in oktober 1939 naar Haarlem maar in 1940 treedt ze in dienst – onder haar eigen achternaam – als directeur bij de leeszaal in Zutphen. Ze is niet getrouwd, zo lijkt het. Ze overlijdt overigens in april 1950 bij een operatie in Rotterdam. Ze is dan 45 jaar oud. Alles bij elkaar een tragische geschiedenis. Mejuffrouw Hofman zullen we in de oorlog overigens nog een keer tegen komen.
Gedoe om nationaalsocialistische lectuur
Eén van de laatste zaken die mejuffrouw Hofman nog meemaakt is een hoop gedoe over nationaalsocialistische lectuur in de Apeldoornse gemeenteraad. In november en december van 1938 komt dit twee keer terug.
Bij de indiening van de subsidie voor het jaar 1939 wordt door het katholieke raadslid Van Westerlaak, aangegeven dat hij liever niet voor de begroting stemt zolang in de bibliotheek de nationaalsocialistische geschriften Volk en Vaderland en het Nationaal Dagblad beschikbaar worden gesteld. Zijn mede-katholieke raadslid Biesterbosch wil dan eigenlijk ook wel weten van de wethouder waarom er maar zo weinig katholieke lectuur is terwijl 13% van Apeldoorn toch katholiek is.
De burgemeester die de gemeenteraad voorzit kapt de discussie af met de opmerking dat de raad niet gaat over de inhoud maar het bestuur van de bibliotheek zelf en dat er Rijkstoezicht is dat prima werkt. Dat Rijkstoezicht bestond uit een bibliotheekinspectie die eens in de zoveel tijd de bibliotheek visiteerde en toezag op de kwaliteit en omvang van de collectie. De bibliotheek verweert zich vervolgens met een openbare brief die in de Nieuwe Apeldoornsche Courant verschijnt van 17 december 1938. Directie en bestuur verdedigen zich in de brief met een beroep op artikel 5 van de Rijkssubsidievoorwaarden waarin staat dat een bibliotheek het karakter van onpartijdigheid dient te dragen en dat daarom elke mogelijke richting zoveel mogelijk vertegenwoordigd moet zijn in de collectie. Vervolgens wordt uitgebreid stil gestaan welke katholieke lectuur men allemaal wel heeft en waarom nationaalsocialistische tijdschriften toch een plek verdienen in de bibliotheek. De bibliotheek betoogt dat de NSB een staatkundige richting is die niet door de regering is verboden. De bibliotheek heeft ook navraag gedaan bij de Centrale Vereniging van Openbare Leeszalen en Bibliotheken en ook deze heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze nationaalsocialistische tijdschriften maar de kwestie over te laten aan het bestuur van de bibliotheek. Het is duidelijk dat dan al het laveren tussen explosieve partijen is begonnen. En we zitten dan nog een jaar voor de oorlog zal uitbreken.
Gehner als directeur
Op 25 januari 1939 vraagt Anna Hofman officieel haar ontslag aan en op 15 april vindt een afscheid plaats. In de notulen vinden we nog terug dat het bestuur zich afvraagt welk cadeau ze Hofman moeten geven en of ze nu bij het afscheid een groter cadeau moeten doen of dat ze dat bij het huwelijk doen. Het bestuur besluit dat zij meer aan zet zijn bij haar huwelijk. Wel stelt men 50 gulden als cadeau bij haar afscheid voor. Dat is ongeveer een derde van haar maandsalaris. Het grotere cadeau dat bij het huwelijk gegeven zou worden, zou dus nooit gegeven worden. Het huwelijk gaat niet door.
Begin 1939 begint dan ook de werving voor een nieuwe directeur. Twintig kandidaten bieden zich aan. Hoewel de notulen er geen uitsluitsel over geven, zal het merendeel van de sollicitanten een ongetrouwde vrouw zijn geweest. Ongetrouwd omdat vrouwen als ze trouwden in die tijd automatisch ontslagen werden. En alleen bij grote stadsbibliotheken zien we dan dat er mannen worden aangesteld als directeur. Dat had alles te maken met het salaris en het feit dat je daar eigenlijk geen gezin van kon onderhouden. Het bestuur vraagt dus drie dames op gesprek: mejuffrouw Van Dijk uit Winschoten, mejuffrouw Loeff uit Den Haag en mejuffrouw Gehner uit Groningen. Met 12 van de 14 stemmen wordt gekozen voor Eleonora Gehner. Overigens moest ze wel wat salaris inleveren om als directeur aan de slag te gaan. Het salaris was namelijk vastgesteld op 1.700 gulden per jaar en ze verdiende als assistent in Groningen al iets meer. Maar door een aantal verhogingen in het vooruitzicht te stellen, komt men er toch uit.
In april 1939 treedt Eleonora dan ook in dienst als directeur. Ze komt uit Groningen en werkte daar onder directeur Josef Cohen. Cohen is in die tijd een flamboyante verschijning. Hij groeide op in Deventer en was al geruime tijd directeur in Groningen. Hij zal in de oorlog als gemengd gehuwde Jood ontslagen worden bij de Groninger bibliotheek en te werk gesteld worden in kamp Havelte in Drenthe. Aan het eind van de oorlog zal hij onderduiken en de oorlog overleven.
Lang heeft Gehner niet onder Cohen gewerkt want ze begon daar in 1938 nadat ze lange tijd in Gouda als assistent had gewerkt. In 1934 doet ze het examen voor de directiefunctie. Ze is dan 25 jaar oud. Hoewel jonge directeuren niet helemaal vreemd waren in het bibliotheekwerk, is 25 misschien ook nog wel jong om dan al gelijk door te solliciteren. Maar in 1939 is het dus zover.
Op 30-jarige leeftijd is ze directeur.
Ze vertrekt uit Groningen en trekt in maart 1939 in op de Gardenierslaan 3 in Apeldoorn. Dit is een huis met hospita en meerdere inwonenden. Eén van de inwonenden is Anna Hofman, de vertrekkende bibliotheekdirecteur. Anna Hofman zal nog samen met Eleonora tot oktober 1939 op dat adres blijven wonen.
Het laatste jaar voor de oorlog
Als Gehner start kent het bestuur maar liefst vijftien bestuursleden. De heer Cordes is dan al sinds 1924 voorzitter. Het bestuur bestaat op één na helemaal uit heren. De enige dame in hun midden is mejuffrouw Faber. Verder zit er één dominee in, de heer Visser en is er één NSB-lid, de heer Boeken.
Naast mejuffrouw Gehner als directeur waren er drie assistenten. Dit waren de dames Post, Van der Sluys en Luuring. Er waren twee tijdelijk-assistenten: de dames Van Barrelo en Van den Bergh van Eysinga. Verder was er nog een administratief beambte, een magazijnbediende en een conciërge. Negen medewerkers in totaal.
Eén van de zaken waar men in 1939 druk mee was, was een bibliotheek voor gemobiliseerde militairen. Met doet een oproep in de plaatselijke bladen aan de inwoners van Apeldoorn om boeken en tijdschriften af te staan. Veel inwoners geven er gehoor aan. Die boeken en tijdschriften moeten natuurlijk wel allemaal uitgezocht worden. Er ontstond een heel ‘aardig bibliotheekje’ in de woorden van het jaarverslag. Toen men er klaar mee was en men kon starten, vertrok twee dagen later helaas het hele garnizoen. Met achterlating van het bibliotheekje uiteraard. Het leger liet nog wel een dankbericht plaatsen voor de inspanningen van de bibliotheek hoewel er dus maar weinig gebruik van was gemaakt.
Wie waren de bestuursleden van de bibliotheek?
Het bestuur kende een wisselende samenstelling en had in 1937 vijftien bestuursleden. Toch zijn er – naast meneer Zwager die we al in het vorige hoofdstuk toelichtten nog een aantal bestuursleden die gedurende de oorlog een prominente rol spelen. Wie waren dat en wat deden ze?
De heer Cordes
De heer Cordes is één van de bestuursleden geweest die geruime tijd heeft meegebouwd aan de leeszaal in Apeldoorn. Sinds 1924 was hij al voorzitter van het bestuur. Vanuit die functie is hij ook enige tijd voorzitter van de provinciale bond van leeszalen in Gelderland geweest. Cordes had een juridische carrière in Nederlands-Indië achter de rug. Zijn laatste functie daar was directeur van het departement van Justitie. In 1916 ging hij met pensioen en kwam terug naar Nederland. In 1940 zal hij terugtreden als voorzitter. Hij overlijdt in 1943.
Dominee Visser
Dominee Petrus Visser was in 1937 naar Apeldoorn gekomen om bevestigd te worden als predikant van de Nederlands Hervormde Gemeente Apeldoorn en Het Loo. Hij preekte in de kerk aan de Loolaan en koningin Wilhelmina bezocht af en toe zijn diensten. Na de oorlog werd hij erevoorzitter van de Christelijke Oranjevereniging van Apeldoorn waaruit zijn oranjegezindheid wel mag blijken.
De heer Boeken
De in 1875 geboren Hendrik Jan Boeken was tijdens zijn werkzame leven bankdirecteur. In 1926 vestigt hij zich met zijn gezin in Apeldoorn.
Als hij in 1937 in het bestuur komt is hij al lid van de NSB. In de krant komen we hem in die tijd eigenlijk alleen tegen bij de uitslagen van de Apeldoornse schaakvereniging. Hij zal lange tijd de rol van penningmeester vervullen in het bestuur.
De heer Sievers
De heer Sievers vestigt zich in 1934 in Apeldoorn. Hij heeft er dan al een flinke carrière op zitten bij de Nederlandse spoorwegen. In Apeldoorn wordt hij hoofd van de afdeling Aankomende Goederen en hij zal die functie ook tijdens de oorlog blijven uitvoeren. Sievers is een sociaaldemocraat in hart en nieren. In 1935 komt hij voor zijn partij, de SDAP, in de gemeenteraad. Hij zit dan samen in de fractie met de heer Stempher. Deze Stempher zal later overstappen naar de NSB en zich in de oorlog als wethouder en locoburgemeester ook met bibliotheekzaken bemoeien. Sievers zal in 1941 één van de drijvende krachten worden achter de Apeldoornse afdeling van het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen. Dit was van oorsprong een sociaaldemocratische vakbond die tijdens de oorlog steeds verder onder nationaalsocialistisch bestuur kwam. Sievers heeft op vele vlakken dus de spanning gevoeld van aanblijven of opstappen.
De heer Oosterbaan
Van Wybren Oosterbaan zullen we verderop in het boek nog meer lezen. Hij was leraar wiskunde aan de Koninklijke HBS in Apeldoorn. Hij zal tijdens de oorlog bij het verzet betrokken raken.
De heer Berkhout
Meneer Berkhout is veruit de jongste van het stel. Hij is leraar Duits aan de Koninklijke HBS vanaf 1936. Hij lijkt ook in dat jaar ingestroomd te zijn in het bestuur. Hij was toen 27 jaar. Op de jubileumfoto is hij waarschijnlijk de jongeman aan de linkerkant. Twee jaar later trouwt hij en in de oorlog haalt hij zijn doctoraal in de letteren en wijsbegeerte.
De heer Kuhlmann
Hoewel zijn achternaam anders doet vermoeden was de heer Kuhlmann een geboren Fries. Kuhlmann was notaris en kwam in 1932 vanuit Amsterdam over naar Apeldoorn. Ook Kuhlmann behoort tot de jongeren in het bestuur. Vanaf 1938 is hij lid van het bestuur, tegelijk met dominee Visser. Kuhlmann is dan 36. Hij heeft een notariskantoor aan de Kerklaan. Kuhlmann was voorzitter van de vereniging Katholiek Apeldoorn. Ook zette hij zich in 1938 in voor een comité voor opvang van Joodse en niet-Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Na de oorlog maakte Kuhlmann deel uit van het tribunaal in Apeldoorn. Daarbij moest hij onder andere een oordeel vellen over de daden van burgemeester Den Besten.