Delta9

Page 1

NR.9 13 januari

2014

onafhankelijk magazine

Reportage

Uitstapje naar QC-lab Paul Breedveld

Organisch mechanicus Didactische kwaliteiten

lesgeven is lastig

english pages see page 28

wetswinkel helpt


2

Delta magazine

12 Delta nr. 9

13 januari

2014

“Toen ik mensen buiten in toga wilde fotograferen, stormde en regende het. Ik ging dus op zoek naar een binnenlocatie. Deze moest wel als winkel herkenbaar zijn, maar ik wilde geen winkelnaam of merken in beeld brengen. Op de cover komt nogal wat tekst, dus een 'clean' plaatje is dan het mooist. Een roltrap leek me het beste passen.” (Fotograaf Sam Rentmeester)

REAGEER!

www.delta.tudelft.nl

colofon

Delta is het informatie- en opinieblad van de TU Delft, verzorgd door een journalistiek onafhankelijke redactie.

Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur) - @franknu, Katja Wijnands - @kwijnands, Dorine van Gorp - @dorinevangorp, Saskia Bonger - @sbonger, Tomas van Dijk - @tomasvd, Connie van Uffelen - @connievanu, Jos Wassink - @joswashere Medewerkers aan dit nummer Heather Beasley Doyle, Jorinde Benner, Stephanie Goseine, Robbert Fokkink, Dap Hartmann, Auke Herrema, Job Hogewoning, Heather Montague, Damini Purkayastha, Molly Quell, Jimmy Tigges Foto’s Sam Rentmeester, Hans Stakelbeek

Bladconcept en vormgeving Maters & Hermsen, Leiden Lay-Out Liesbeth van Dam Redactie-adres Universiteitsbibliotheek, Prometheusplein 1, 2628 ZC Delft, 015 278 4848, delta@tudelft.nl Advertenties H&J Uitgevers, 010 451 5510, delta@henjuitgevers.nl Druk Deltahage, Den Haag Oplage 8.000 Jaargang 45 ISSN 2213-8838 Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief op de website. Meer informatie op: www.delta.tudelft.nl/colofon

8 cover

interview

wetswinkel

paul breedveld

Een huisbaas die zijn afspraken niet nakomt. Een boete voor baldadig gedrag. Studenten kunnen net als iedereen met het recht te maken krijgen. Ingewikkelde materie vaak, die velen liefst negeren. Juristen van de Wetswinkel geven gratis advies en bijstand.

Met een klein gaatje een instrument naar de juiste plek sturen en een operatie uitvoeren met veel minder kans op schade aan gezond weefsel. Daaraan werkt prof. dr.ir. Paul Breedveld (3mE).


3

Delta magazine

Delta 10 verschijnt op maandag 27 januari

16 reportage

28 english pages

quantumexcursie

work and the international student

In het QC laboratorium werken Delftse onderzoekers aan ’s werelds eerste quantumcomputer. Lezers van New Scientist NL waren als eersten uitgenodigd voor een rondleiding. “Houd alstublieft afstand van de tafel.”

In the final part of our series Work and the International Student, we talk to the various government agencies responsible for setting the working conditions for international students.

VERDER Column Kort nieuws Sport campusnieuws partyspotters Job de kok tekstverhaal master krasse knarren column desgevraagd Science Survival Guide There’s an app

04 05 06 07 15 15 20 23 25 25 27 29 30 31


columnionicasmeetsindemedia

Delta Het is vrijdagochtend en ik sta in de foyer van een conferentiecentrum. Een man van de organisatie klampt me aan: “Ionica, hoe krijgen we dit congres in de media?” Gevolgd door: “Hart van Nederland wilde komen, maar die hebben we natuurlijk weggestuurd”. Veel wetenschappers hebben een beperkt beeld van wat de media is. Ze denken aan de wetenschapspagina’s van NRC en Volkskrant, aan DWDD en Pauw & Witteman. Maar dat is de top van de ijsberg en het zijn ook nog de plekken waar je vooral een publiek aanspreekt dat toch al een beetje in wetenschap is geïnteresseerd. Hart van Nederland heeft bijvoorbeeld bijna een miljoen kijkers. Als je daar met een item van een minuutje over jouw werk inkomt, dan bereik je mensen die anders misschien wel nooit iets over wetenschap horen. En natuurlijk kun je in die minuut niet alle details en finesses van je onderzoek kwijt, maar hoe erg is dat? Ik herhaal nog maar eens de wet van Robbert Dijkgraaf: de overgedragen kennis (K) is het product van de informatie (I) en het publiek (P), oftewel K = I · P. Oftewel: een minuutje in een programma met een miljoen kijkers is minstens zo waardevol als een lezing van een uur voor honderd man. Wetenschappers en media, het blijft een lastige combinatie. Scheikundejongen Aldo Brinkman beschreef een paar weken terug in Delta zijn ervaringen met De Wereld Draait Door: vier keer gevraagd, nul keer in de uitzending gekomen (mijn eigen score staat overigens op elf keer gevraagd, drie keer in de uitzending, dus dat kan Brinkman nog verbeteren). DWDD geldt inmiddels als een van de beste plekken om je als wetenschapper te profileren in de media. En natuurlijk is het een prachtig programma om in één klap een groot en breed publiek te bereiken, maar er is nog zoveel meer. Bij conferenties en lezingen is het vaak veel effectiever om de lokale pers te benaderen. Bij een reeks lezingen in Leiden stond er eens eerst een aankondiging in de Volkskrant. De organisatie was blij, ze stonden in een nationale krant: wat een goede publiciteit! Maar het leverde bij navraag in de zaal slechts een handjevol extra bezoekers op. Bij de volgende lezing stond er een stukje in het Leidsch Dagblad en ineens zat de zaal vol. Superleuk was dat er allerlei mensen zaten die om de hoek woonden, maar die nog nooit de universiteit van binnen hadden gezien. Radio wordt ook vaak vergeten, terwijl daar allerlei prachtige programma’s zijn waar je maar liefst een uur lang kunt aanschuiven om over je werk te praten. De kans dat je wordt afgebeld, is ook nog eens significant kleiner dan bij DWDD. Op dit moment werk ik overigens aan een handboek wetenschapscommunicatie voor bèta’s. Daarin komt een heel hoofdstuk over omgaan met de media, en nog veel meer. Ik ben benieuwd waarover u nog vragen heeft. U hoeft niet te wachten tot u me in een congrescentrum tegenkomt.

Ionica Smeets is TUalumnus (wiskunde), wetenschapsjournalist en onderzoeker bij Publiek Begrip van Wetenschap in Leiden. (i@ionica.nl)

TU Delft Jorrit Vervoordeldonk (22), student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek en technisch manager van zonnewagen Nuna7, won op 30 december de Nationale Wetenschapsquiz. Hij krijgt een reis naar Cern in Genève.

1 Was je zenuwachtig tijdens de quiz?

5 De vragen waren multiple choice. Heb je geluk gehad?

2 Waren de vragen

6 Op welke vraag wil je terugkomen?

misschien te makkelijk voor jou?

“Op vraag 2. De vragen gingen gepaard met interessante experimenten, maar het was lastig om de wetenschap erachter te doorgronden in die dertig seconden die je hebt. Andere antwoorden uitsluiten was ook een goede manier om tot het antwoord te komen. Ik vind het geweldig dat ik een rondleiding bij Cern heb gewonnen.” (TvD) www.vssd.nl

nee

nee

3 Ben je verrast door de overwinning?

ja

ja

4 Had je vooraf geoefend?

ja

618.598 Het gebruik van collegerama neemt gestaag toe. In vergelijking met 2012 werd er in 2013 vijftig procent vaker gekeken naar de opgenomen colleges: 618.598 maal om precies te zijn. In de voorgaande jaren bedroeg de toename twintig tot dertig procent. Volgens coördinator Jos Vermeulen zijn er meer colleges opgenomen en zijn er meer studenten. Afgelopen jaar is ook het curriculum veranderd en zijn meer bachelorvakken opgenomen. In totaal werden in 2013 3154 presentaties en 2593 colleges opgenomen.

Tweets

(Foto: Jorrit Vervoordeldonk)

4


Kort Meer en uitgebreider nieuws op www.delta.tudelft.nl

Plagiaat

Meer vermogen bij minder gewicht. Dat is het idee achter de nieuwste versie van de Novabike, vertelt teammanager David Meijer. Novabike is een van de studententeams in de Dreamhall aan de Stevinweg waar altijd wat te doen is. Hier werken Michael Stevens (links) en Mark Bitvliet aan de 'airbox' van de oude Novabike - TU's motorfiets op bioethanol. De nieuwe versie, uit aluminium plaatmateriaal en met 100 cc meer cilinderinhoud, is naar verwachting half maart klaar voor de eerste proefrit. (Foto: Sam Rentmeester)

Wie je moet kennen Dr. Aad Correljé van de sectie economie van infrastructuren (TBM) heeft in december 2013 prof. Margot Weijnen (sectie energie en industrie) vervangen als lid van de Mijnraad. Weijnen heeft afscheid van de raad genomen in verband met haar benoeming bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De Mijnraad adviseert de minister van economische zaken over het al dan niet verlenen van mijnbouwvergunningen aan bedrijven die aardwarmte willen winnen of delfstoffen zoals gas, olie of zout, en over het beleid voor mijnbouwactiviteiten. (Foto: Aad Correljé)

De TU reikte tijdens de 172ste dies natalis, afgelopen vrijdag 10 januari, een eredoctoraat uit aan de Amerikaanse veiligheidsexpert Deborah Hersman en aan de Duitse socioloog Dirk Helbing. Hersman werkt sinds 2004 voor de National Transportation Safety Board. Sinds 2009 is ze voorzitter van dit Amerikaanse agentschap dat ongelukken onderzoekt. Ze was onder meer betrokken bij het onderzoek naar de vliegtuigcrash bij Buffalo (New York) in 2009, de botsing van twee metro’s in Washington DC in 2009 en de ontploffing van een oliepijplijn in California in 2010. Hersman behaalde een Master of Science conflict analysis and resolution aan de George Mason University. (Foto: Virginia department of transportation).

Prof. Dirk Helbing is sinds 2007 hoogleraar sociologie aan de ETH Zurich. Hij is daar medeoprichter van het ETH Risk Center. Daarvoor was hij directeur van het instituut voor transport en economie van de technische universiteit van Dresden. De sociologiegroep van Helbing richt zich vooral op complexe sociale netwerken. Zo simuleert het onder meer het gedrag van menigtes wanneer er paniek uitbreekt. Helbing studeerde natuurkunde en wiskunde aan de universiteit van Göttingen. Hij promoveerde vervolgens aan de universiteit van Stuttgart op een onderzoek naar sociale interacties, complexe systemen en speltheorie. (Foto: Dirk Helbing)

De Vrije Universiteit laat het wetenschappelijke werk van topeconoom Peter Nijkamp doorlichten. Een commissie gaat onderzoeken in hoeverre de econoom zichzelf en anderen correct heeft geciteerd ‘rekening houdend met het feit dat de richtlijnen in de loop der jaren zijn aangescherpt’. Het onderzoek volgt op een kritisch artikel in NRC Handelsblad. www.delta.tudelft.nl/27650

Kwakzalverij

De Vereniging tegen de Kwakzalverij maakt ernstig bezwaar tegen de promotie van de medicus Rogier Hoenders. In zijn proefschrift kijkt de promovendus naar het effect van niet-reguliere behandelingen in de psychiatrie. Verschillende Chinese en ayurvedische kruiden zouden in aanvulling op antipsychotica een positief effect hebben. Op 16 januari zal hij zijn proefschrift in het openbaar verdedigen. www.delta.tudelft.nl/27645

Verloren

Ov-kaart verloren? Voorheen reisden studenten dan dagenlang voor eigen rekening en zonder korting. Sinds 1 januari kunnen ze tijdelijk met een anonieme chipkaart het openbaar vervoer in. Op die kaart kunnen ze een tijdelijk studentenreisrecht zetten. Volgens de Landelijke Studenten Vakbond vragen dagelijks vierà vijfhonderd studenten een vervangende ov-chipkaart aan. www.delta.tudelft.nl/27644

Extension school

De TU wil haar online onderwijs bundelen in een ‘extension school’, zoals de universiteit Harvard die heeft. De Harvard Extension School biedt meer dan zeshonderd kortere en langere studieprogramma’s, die vaak deels online en deels op de campus te volgen zijn. Zoiets wil de TU ook, al neemt de universiteit eerst twee jaar de tijd om het online onderwijsaanbod uit te breiden. www.delta.tudelft.nl/27633


IN THE SPORTLIGHT

sportzaken

Jaap van Dorp Specs

1.80 meter

Gebroken maar voldaan

Gewicht

75 kilo

Beachvolleybalster wordt beste in winterse variant op zomersport en schaatser gaat onderuit in de eerste bocht.

Geboortejaar 1990

studie: Technische natuurkunde (applied physics, master)

Sport: Curling, sinds 2003. Bij Curlingclub Prins Willem-Alexander, Zoetermeer. In ‘Team Van Dorp’, dat Nederland vertegenwoordigt als sterkste nationale curlingteam.

Groen met zwart shirt. Als vertegenwoordiger van Nederland speelt Team van Dorp in oranjeblauw.

andere sporten: Fitness

Sterke punten: “Als 'skip' (captain) moet ik de tactiek bepalen. Ik ben dus vrij slim in het spel, heb inmiddels ook aardig wat ervaring.”

Op de handpalm van de linkerhandschoen zit rode tape, op de rechter zwarte, om als skip aanwijzingen te geven: zwart is vegen, rood is niet vegen. De skip staat aan het einde van de baan, recht tegenover de werper.

Zwakke punten: “Te weinig ervaring op topniveau, ben daarvoor nog wat te jong.” Blessuregevoeligheid, lichamelijke zwakheden: “Ik heb één keer mijn enkel verzwikt in die tien jaar.”

Waarom zou je gaan curlingen? “Omdat het een heel complete sport is. Het is teamwerk. Daarnaast vereist het op persoonlijk niveau een grote concentratie. Zowel tactiek als techniek speelt een grote rol. Veel mensen onderschatten hoe zwaar het ‘vegen’ is.” Ambities? “Voor de Olympische Winterspelen van 2014 hebben we te weinig kwalificatiepunten gehaald, maar in 2018 wil ik er sowieso bij zijn, in Zuid-Korea. Dat is al van jongs af aan mijn grote droom.” Ergens een hekel aan? “Onsportief gedrag. Spelers die niet tegen hun verlies kunnen. Curling is een heel respectvolle sport. Als een tegenstander een mooie 'steen maakt', moet je dat waarderen.”

Thermoshirt, want het is koud op het ijs.

Heel lichte bezem van Carbon fiber. Kost zo’n € 150 gaat een jaar of acht mee.

Rechterschoen, met grip, om mee af te kunnen zetten bij het gooien.

Linkerschoen met gladde zool (Teflon), om makkelijk mee over het ijs te kunnen glijden bij het gooien. Onderkant wordt met hoes bedekt als je niet hoeft te gooien.

Bezemkop met wrijfblok. Door te vegen wordt het ijs opgewarmd, waardoor een waterlaagje ontstaat. De steen krijgt daardoor minder grip en blijft dus langer doorglijden.

(Foto: Sam Rentmeester)

Hoogtepunten/ prijzen? “Bronzen EK-medaille in 2012, in de B-poule. Dan ben je dus de nummer 13 van Europa. Tweede plaats in 2013 op een sterk bezet internationaal toernooi in Praag.”

‘Gebroken maar heel voldaan in de trein naar huis na een succesvol NK beach indoor. #kampioenen.’ Dat twitterde de in Leiden en Delft (MST) studerende Rinke Braakman een week geleden, na het veroveren van de Nederlandse titel indoor beachvolleybal in Aalsmeer. Tevreden met het daarvoor ontvangen bloemetje en een bakje afhaalvoedsel van de AH to go, te zien aan de bijgevoegde foto van het zitje in de treincoupé. Met haar teamgenote Jantine van der Vlist versloeg zij in de finale het duo De Kogel-Kadijk/Sinnema. De setstanden (21-8, 21-15) doen vermoeden dat er sprake was van een ‘makkie’, maar zo zit het toch niet, volgens Braakman: “Als je in het veld staat beleef je dat iets anders. Je weet dat als je niet gefocust blijft, ze gelijk kunnen komen en er zelfs overheen kunnen gaan. Gelukkig waren wij heel alert en bleven we dat de hele wedstrijd volhouden. Hierdoor speelden we stabiel en was de stand uiteindelijk zo dik.” Indoor beachvolleybal: een zomerse variant van een binnensport nu ook in de winter in een warme hal, het moet niet gekker worden. Het pas voor de tweede maal georganiseerde NK heeft geen superstatus, beseft Braakman. “We zitten eigenlijk midden in de voorbereiding voor de zomer en zijn nog helemaal niet bezig met wedstrijden spelen. Bij de mannen deden de echte twee topteams niet mee, en bij de vrouwen een topteam niet omdat zij nog in revalidatie zitten. Voor ons was het ook geen prioriteit, maar wel een manier om weer eens lekker te spelen en een soort van tussenstand op te maken. Het is niet meer dan een extraatje, maar een titel is altijd leuk om te hebben. Het NK in de zomer is het echte NK natuurlijk.” Minder fortuinlijk was Bauke Wiersma, de schaatsende civiele techniekstudent die was opgenomen in de Nederlandse studentenploeg die in december naar de Winteruniversiade in het Italiaanse Trentino afreisde. De ‘Olympische Spelen voor studenten’ trok weliswaar minder wereldwijde aandacht dan de echte Spelen in Sotsji, maar was met een kleine drieduizend deelnemers toch bepaald geen misselijk toernooitje. Er schaatste bijvoorbeeld ook iemand als tweevoudig Olympisch kampioene Martina Sablikova mee. Wiersma zelf ging in zijn eerste van twee 500 meterritten al in de eerste de beste bocht onderuit. Op de 1500 en 1000 meter eindigde hij eveneens in de lagere regionen. Bij de ploegenachtervolging sleepte hij met zijn twee Nederlandse maten een zevende plek binnen. Wiersma werd in 2011 Nederlands kampioen bij de junioren A.

Tips? Jimmy.tigges@hetnet.nl


Illustratie: Auke Herrema

Delta

TU Delft

7

campus 'Te lang onzekerheid na laat aanmelden tentamen' Studenten die zich te laat aanmelden voor een tentamen krijgen één dag van tevoren te horen of zij kunnen deelnemen. De studentenraad wil dat studenten – zeker in geval van overmacht – eerder uitsluitsel krijgen. De TU houdt voorlopig voet bij stuk. Het nieuwe, striktere tentamenbeleid kwam ter sprake tijdens de laatste overlegvergadering van de studentenraad (sr) en het college van bestuur (cvb). De sr stelt dat het ‘geen drive geeft om te gaan studeren’ als studenten niet zeker weten of zij een tentamen kunnen gaan maken. De raad vindt dat ‘in het kader van studiesucces niet wenselijk’. De sr wil zich vooral hard maken voor studenten die door overmacht te laat waren met inschrijven. Die hebben het vaak al moeilijk (bijvoorbeeld door ziekte) en zitten daarbij in onzekerheid over deelname aan een tentamen. André van Peppen, adjunct-directeur

Daarbij geldt de regel: wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Studenten met een overmachtsverklaring van de examencommissie krijgen voorrang. De sr wil dat de TU voor de duidelijkheid vastlegt wat zij onder overmacht verstaat. Mulder wil dat niet: “Dan is het hek van de dam. MS is een schrijnende ziekte, maar dat betekent niet dat je je niet op tijd kunt aanmelden.” Van Peppen ziet ook niks in het minutieus omschrijven van wat overmacht is en wat niet. “Dat moet je van situatie tot situatie bekijken.” Hij wil het onderwerp wel nader met de sr bespreken, om er ‘wat meer gevoel voor te krijgen’.

en hoofd van het shared service centre van onderwijs- studentenzaken, begrijpt dat punt, zei hij tijdens de vergadering. Alleen, studieadviseurs hebben nou juist aangedrongen op de huidige regeling. De enige toezegging die Van Peppen de sr doet, is dat het nieuwe tentamenbeleid al na drie maanden (in plaats van zes) wordt geëvalueerd. “Laten we eerst gewoon starten, dan zien we vanzelf waar we tegenaan lopen.” De studieadviseurs, en met hen het

cvb, zien het later aanmelden als een extraatje. Collegelid Anka Mulder zei dat zij een systeem wil hebben dat motiveert tot tijdig aanmelden. “We moeten na-aanmelden niet aantrekkelijk maken.” In de huidige regeling is er volgens Mulder tijd genoeg voor inschrijving. Dat kan vanaf 56 dagen tot 14 dagen van tevoren. Studenten die later zijn, komen op een wachtlijst. Eén dag voor het tentamen krijgen zij per e-mail te horen of ze alsnog zijn toegelaten.

‘We moeten naaanmelden niet aantrekkelijk maken’ Ook liet hij de sr weten dat de TU het studenteninformatiesysteem Osiris wil gaan gebruiken om late aanmelders zicht te geven op de kans dat ze een tentamen kunnen doen. Dat zal werken met een soort ranglijst. (SB)

Relatief kleine bezuiniging op RAS De TU gaat het komende studiejaar 261 duizend euro bezuinigen op de regeling afstudeersteun studenten (RAS). Die kost de universiteit al een aantal jaren tonnen meer dan begroot. De aangekondigde bezuiniging verkleint die overschrijding, maar neemt deze niet weg. Het budget voor de RAS bedraagt 1,1 miljoen euro. Die is bedoeld voor studentbestuurders en studenten die door overmacht studievertraging oplopen. In 2011 was er een overschrijding van 289 duizend

euro, een jaar later van 760 duizend euro. De verwachting is dat studenten de komende jaren onverminderd aanspraak zullen blijven maken op de regeling. Sterker nog, het aantal studenten(sport)verenigingen blijft groeien, net als het aantal studenten dat door overmacht in de knel komt. Het college van bestuur (cvb) gaf een projectgroep bestaande uit TU-medewerkers en studentenvertegenwoordigers de opdracht samen te zoeken naar een besparing van 300 duizend euro. Een schappelijk voorstel gezien de omvang van de overschrijdingen, maar voor de studenten een welhaast onmogelijke opgave. Zij willen niemand tekort doen. De studenten dringen er bij het cvb op aan met beleid te komen voor de

komende jaren. De universiteit kan in hun ogen beter zelf bepalen welke activiteiten zij wel en welke ze niet ondersteunt en wat de prioriteiten zijn. Ook moet zij besluiten hoe om te gaan met nieuwe verenigingen. Maar de projectgroep heeft toch

‘Jaarverslagen van verenigingen moeten openbaar worden een aantal keuzes moeten maken. De grootste besparing (223 duizend euro) komt uit de commissiemaanden. Het gedrag dat per maand zal worden uitgekeerd daalt van 281 euro naar 120 euro. Ook de facultaire studentenraden en de opleidingscommis-

sies moeten inleveren, respectievelijk 26 duizend euro en zesduizend euro. Studenten die daarin zitting nemen, moeten in de toekomst genoegen nemen met één maand vergoeding. Nog eens zesduizend euro komt bij de disputen vandaan. De projectgroep hoopt en verwacht dat andere maatregelen tot indirecte besparingen zullen leiden. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn het tegengaan van oneigenlijk gebruik van bestuursmaanden voor commissiewerk en het afdwingen van meer transparantie van verenigingen. Hun jaarverslagen moeten openbaar worden. Het voorstel van de projectgroep is het slotstuk van maandenlange onderhandelingen, discussies en deelbesluiten. (SB)



Delta

Tekst: Saskia Bonger Foto’s: Sam Rentmeester

9

TU Delft

Recht halen Een huisbaas die zijn afspraken niet nakomt. Een boete voor baldadig gedrag. Soms krijgen studenten net als iedereen met het recht te maken. Ingewikkelde materie vaak, die velen liefst negeren. Niet doen, zeggen de juristen van de Wetswinkel Delfland. Zij geven gratis advies en bijstand aan mensen met een juridisch probleem.

H

et is guur aan de Buitenhofdreef op een maandagavond eind december. Een stevige windvlaag waait wijkcentrum Buitenhuis in als de schuifdeuren open gaan. Het is nog maar tien over half zeven, maar twee mannen zitten al kaarsrecht op de plastic stoeltjes in de hal. Stuurs kijken ze voor zich uit. Ze wachten. Om zeven uur begint het inloopspreekuur van de Wetswinkel Delfland. Die is bijna drie jaar geleden opgericht om mensen met juridische problemen op een laagdrempelige manier advies en bijstand te geven. De wetswinkel bestaat deels uit rechtenstudenten, deels uit afgestudeerde juristen. Op maandag- en woensdagavond komen zij naar het buurthuis aan de Buitenhofdreef. Met zeven man zijn ze dan. Eén zit in de hal, om bezoekers in te schrijven. De andere zes hebben daarna twintig minuten per cliënt om in koppels van twee naar hun – soms heel emotionele – verhaal te luisteren. De afgelopen drie jaar hielp de wetswinkel meer dan duizend mensen. Bijstandsmoeders die woonruimte zoeken; AOW’ers die vragen hebben over hun pensioen; echtgenoten die met elkaar in de clinch liggen; werknemers die worden ontslagen; consumenten met slecht werkende producten die een weigerachtige winkelier tegenover zich vinden; studenten die onenigheid hebben met hun huisbaas. Er was ook eens een jongen van veertien jaar die een app had gebouwd en wilde weten hoe hij zijn ontwerp kon beschermen. “Samen met de cliënt proberen we tot een

rechtsvraag te komen”, vertelt student Fahid Akachar voorafgaand aan het spreekuur. “Dan geven we advies en waar nodig verdere bijstand. Negen van de tien keer hebben we overigens niet meteen een antwoord paraat. Dat geven we dan binnen twee weken na het gesprek.” Vaak zijn er papieren die de juristen moeten lezen, regelingen en wetsartikelen na te pluizen, brieven die ze moeten schrijven aan instanties als gemeenten, de IND of werkgevers. “Bovendien hebben we na het inloopspreekuur een nabespreking. Dan spreken we alle zaken door. Zo helpen we elkaar.” De studenten en de juristen die voor de wetswinkel werken doen dat op vrijwillige basis. Maandelijks komen ze bijeen en krijgen ze bijvoorbeeld een training van een advocaat. Gemiddeld zijn ze wekelijks vijf à tien uur bezig voor de wetswinkel, vaak ’s avonds of in het weekend. Na anderhalf jaar dienst krijgen ze een certificaat, maar velen blijven daarna hangen. Akachar: “Het is leuk werk, je haalt er veel voldoening uit. En met sommige mensen bouw je een band op, want je gaat een heel proces door.” Geld voor de wetswinkel komt van donaties en fondsen. En in de toekomst van bedrijven, is de

hoop. Binnenkort start daarvoor de acquisitie. De wetswinkel heeft een netwerk van advocaten achter de hand, die kunnen helpen als zaken bijvoorbeeld om zeer gespecialiseerde kennis vragen. Maar vaak blijkt een brief met het stempel van de wetswinkel al genoeg om zaken vlot te trekken. Andere keren gaan de studenten van de wetswinkel mee naar de rechter, of gaan zij mee met werknemers die met hun baas moeten onderhandelen over een vertrekregeling. Soms moet de wetswinkel mensen doorverwijzen naar andere instanties. En als het nodig is krijgen cliënten te horen dat zij waarschijnlijk geen kans maken. “We kunnen eigenlijk altijd iets voor mensen betekenen”, zegt Akachar. “Al is het maar door naar ze te luisteren. Er vloeien hier talrijke tranen. Deels omdat mensen merken dat er eindelijk iemand is die ze wil helpen. Ze zitten vaak diep in de ellende.” Eén hartenkreet wil Akachar wel doen. “Mensen moeten op tijd bij ons komen. Soms komen ze pas als hun bezwaartermijnen zijn verlopen. Vooral de overheid is daar heel strikt in. Waarom ze zo lang wachten? Ik denk dat het uitstelgedrag is, of het negeren van het probleem. Alleen, daar wordt het probleem meestal alleen maar groter van.” >>

‘Mensen moeten op tijd bij ons komen. Soms komen ze pas als hun bezwaartermijnen zijn verlopen’


10

Delta

Fahid Akachar (23) heeft een bachelor recht en bedrijfswetenschappen op zak en doet nu de master ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden Een groepje studenten slentert na het uitgaan door de stad. Aan een pand waar ze langslopen hangen ballonnen. Eén van de studenten prikt er voor de grap eentje kapot. Een toevallig passerende motoragent ziet dat en slingert de student op de bon: dik driehonderd euro voor baldadigheid. Akachar kreeg de radeloze student een paar maanden geleden op zijn spreekuur. De jongen had al zonder succes bezwaar aangetekend tegen de boete. “De volgende stap was de rechter”, vertelt Akachar. “Ons advies was: wijs de rechter erop dat deze onbenullige actie grote gevolgen heeft voor je toekomst. Met een strafblad kun je geen verklaring voor goed gedrag meer krijgen, bijvoorbeeld. We hebben de student aangeraden een ballon mee te nemen naar de zitting, om te onderstrepen dat het kapot prikken daarvan toch niet tot een strafblad mag leiden. De rechter is meegegaan in ons verhaal.” Akachar vindt het bevredigend mensen te helpen, vertelt hij. Hij

‘De rechter is meegegaan in ons verhaal’ denkt dat hij na zijn studie terecht komt bij een advocatenkantoor op de Amsterdamse Zuidas. Dan moet blijken hoeveel voldoening werken voor het bedrijfsleven geeft. “Mijn opleiding is helemaal gericht op bedrijven. De menselijke factor kom je nauwelijks tegen. In de oefenrechtbank heb ik een zaak voor een bedrijf moeten doen. Dat soort zaken draait uiteindelijk altijd om geld. Eigenlijk geeft dat minder voldoening dan dat je iemand met de wetswinkel helpt zijn recht te halen.”

TU Delft

Hanneke Romeijn (24) is derdejaars notarieel recht aan de Universiteit Leiden. Een student is per telefoon op staande voet ontslagen. Hij was vaak te laat gekomen en niet op een cursus verschenen. Dat laatste is voor de werkgever de druppel, maar de student stapt naar de wetswinkel. Romeijn kijkt voor hem de regels na voor ontslag op staande voet. Wat

‘Het blijft moeilijk om te zeggen dat je niets voor iemand kunt doen’

blijkt? De werkgever heeft zich niet aan de geldende voorwaarden gehouden, bijvoorbeeld dat het ontslag direct moet volgen op een incident. Daarnaast heeft hij al een paar maanden geen loon uitbetaald. Romeijn stelt een loonvordering op voor de student. De zaak loopt nog, maar ze heeft alle vertrouwen in de goede afloop. Romeijn begon aan haar studie rechten met het idee notaris te worden. Nu ze aan de praktijk heeft geroken, weet ze het niet meer zo zeker. “Een notaris zit vooral op kantoor aktes en contracten op te maken. Het familie- en erfrecht vind ik nog steeds leuk, maar ik denk nu toch na over de civiele advocatuur.” De stof is voor haar gaan leven bij de wetswinkel, vertelt ze. “Als ik een ander met mijn kennis kan helpen, vind ik dat mooi. Alles wat met recht te maken heeft, is heel lastig voor mensen. Ik heb de tijd om ze te helpen.” Romeijn heeft veel praktische kennis opgedaan. “Hoe gedraag je je op zitting, hoe stel je een brief op, hoe voer je gesprekken? Ik heb veel over mezelf geleerd.” Het lastigst vindt ze het wanneer ze schrijnende gevallen niet kan helpen. Bijvoorbeeld als ze torenhoge schulden hebben en de schuldeisers niet willen meewerken aan sanering. “Het blijft moeilijk om te zeggen dat je niets voor iemand kunt doen.”


Patty Brand (22) is tweedejaars rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden

Tom de Beus (20) is tweedejaars rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden

Brand werkt nog maar kort voor de wetswinkel en heeft zes zaken gedaan als we elkaar spreken. Haar eerste zaak blijkt echter meteen eentje die om volharding vraagt. “Er kwam iemand bij me wiens verzoek om een bijstandsuitkering was afgewezen. Hij wilde bezwaar aantekenen, met mijn hulp. Alleen, de gemeente weigerde steeds de daarvoor benodigde informatie te verstrekken. Ik ben blijven bellen, mailen en schrijven. Ik ben nu meer dan twee maanden verder en eindelijk heb ik iets gekregen.” Een andere zaak die Brand heeft gedaan, betreft een studente die last had van de honden van haar buurvrouw. Die deden hun behoefte in de gang van de flat. Het stonk en er was geluidsoverlast. De buurvrouw was niet voor rede vatbaar, de huurbaas stuurde de studente

Mensen helpen geeft voldoening. Dat heeft Tom de Beus in zijn paar maanden bij de wetswinkel al gezien. “Wordt een zaak emotioneel,

‘Mensen worden gewoon niet serieus genomen’ steeds weg als zij kwam klagen. “Wij hebben haar geholpen met het schrijven van een brief. Ons advies was om daarin te dreigen met een stap naar de huurcommissie, omdat de woning niet aan haar verwachtingen voldeed. Een week later was alles opgelost.” Brands collega Tom de Beus vult aan: “Vaak is er sprake van rechtsongelijkheid. Mensen worden gewoon niet serieus genomen. Schrijven wij een brief, met de stempel van de wetswinkel erop, dan wordt pas de urgentie duidelijk.”

‘Wordt een zaak emotioneel, dan gaat de theorie opeens leven’ dan gaat de theorie opeens leven. Dan raak je betrokken. Het is daarnaast heel gaaf als het lukt om resultaat te boeken.” Zoals in de zaak van de student die een spelcomputer kocht in de winkel waar hij zelf werkte. Het ding ging stuk. Als consument bracht de student hem terug naar de winkel en kreeg hij zijn geld terug. “De werkgever kwam daarachter en was het daar niet mee eens. Hij hield het bedrag in op het loon van de student. Dat kan natuurlijk niet. Uiteindelijk heeft de student én zijn loon gekregen én het geld van de spelcomputer.” Soms loopt het anders. “Ik deed een keer de inschrijving van een verhuurder die problemen had met zijn huurders. Daarna vertelde deze man bij Patty wat er aan de hand was. Een week later kreeg ik twee huurders op het spreekuur. Ik herkende de casus. Het bleken de huurders te zijn uit het verhaal van de huurbaas. Hen heb ik helaas niet kunnen helpen, ongeacht wie er gelijk had. Je krijgt anders belangenverstrengeling. Zij moesten daardoor ergens anders hulp zoeken. In Den Haag en Leiden zijn gelukkig ook wetswinkels.” << De locaties waar de foto’s zijn genomen, hebben geen verband met de beschreven zaken in dit verhaal.


12

Delta

TU Delft

Prof. Paul Breedveld voorziet een toekomst waarin operatieinstrumenten als slangen door het lichaam slalommen.

‘mijn missie is patiËnten helpen’


Tekst: Tomas van Dijk Foto’s: Sam Rentmeester

Delta

D

TU Delft

oor een klein gaatje in de hersenpan glipt hij naar binnen. Op het filmpje dat prof.dr.ir. Paul Breedveld (3mE) tijdens zijn intreerede op 11 december toont, zie je hoe het operatie-instrument vervolgens als een slang langs de hersenen naar de hersenbasis slingert waar het een tumor moet verwijderen. Daar aangekomen, verandert de slang in een soort octopus; hij splitst uiteen in verschillende armen, met aan de uiteinden diverse gereedschappen, zoals een camera, een grijpertje en een schaartje. Breedveld verwacht dat dit scenario over enkele decennia werkelijkheid is. De flexibele instrumenten voor minimaal-invasieve chirurgie waar hij aan werkt, beloven een versimpeling van veel ingewikkelde ingrepen. Voor bijvoorbeeld schedelbasischirurgie hoeven chirurgen straks geen groot venster meer uit de schedel te zagen, de hersenkwabben opzij te trekken en dan met een compleet operatieteam en een grote hoeveelheid aan starre instrumenten de tumor te lijf gaan. Een klein gaatje voldoet en één chirurg kan het instrument naar de juiste plek sturen en de operatie uitvoeren. Hierdoor is er veel minder kans op schade aan gezond weefsel. In 2012 kreeg de hoogleraar een vici-subsidie van anderhalf miljoen euro van onderzoeksfinancier STW om extra vaart te zetten achter de ontwikkeling van zijn bio-geïnspireerde instrumenten.

U laat zich inspireren door de natuur. Zo heeft u goed gekeken naar inktvistentakels. Wat is daar zo bijzonder aan? “Inktvistentakels zijn opgebouwd uit ingenieuze samenstellingen van spieren die met elkaar samenwerken in verschillende lagen, ringen, bundels en pakketjes. De eerste instrumenten die ik maakte (in 2004, red.), waren gebaseerd op een enkele ring van stalen kabeltjes omringd door springveren. Die stalen kabeltjes zitten zo dicht op elkaar gepakt dat ze elkaar op hun plek houden.” Van deze instrumenten wilt u een soort octopus maken? “Ja, dat heet een dendritisch mechanisme. Het bestaat uit een flexibele stam die uitloopt in diverse manoeuvreerbare armen.” Breedveld toont een van zijn prototypes. De vorm die hij aanbrengt in het handvat wordt versterkt gekopieerd in de tip. De hoogleraar laat de tip alle kanten op kronkelen en draaien, deze bewegingen doen denken aan een echt dier. “We maken de dunste en meest beweeglijke stuurbare instrumenten ter wereld. Zoals je ziet, kan ik hem laten dansen.” Toch beweegt het instrument volgens de hoogleraar nog niet soepel genoeg. De tip en de handgreep bestaan elk namelijk uit vijf segmenten. “Ik wil van die segmenten af. Daar zitten allemaal bolscharniertjes tussen die het systeem ingewikkeld maken. Een inktvistentakel heeft continuïteit. Die wil ik evenaren. We hebben nu dankzij een slimme truc een prototype gemaakt dat uit één segment bestaat en toch ingewikkelde kronkelingen kan maken. Hoe het werkt? Ik geef geen hints. We hebben een patentaanvraag lopen.”

‘Mijn hele leven al wil ik dingen bouwen en wil ik weten hoe alles werkt’

13

Behalve souplesse is vormgeheugen belangrijk. Zoals het er nu voorstaat kan het instrument nog niet als een slang om organen heen bewegen. Hoe willen jullie dat oplossen? “We willen graag dat de chirurg alleen de kop beweegt met een joystick en dat de rest daar automatisch achteraan gestuurd wordt. De bochten blijven dus op hun plek liggen, zoals je ook ziet bij een slang die om stenen en takken heen beweegt. Daarvoor hebben we een mechanisme nodig dat op de een of ander manier de bochten kopieert.” Alles wat u doet is puur mechanisch. Komt hier wel wat elektronica bij kijken? “Sensoren, actuatoren en een computergeheugen die de bochten naar achteren verplaatsen… dat zou kunnen. Maar motortjes hebben beperkingen. Je kunt ze niet extreem klein maken en het vermogen is ook beperkt. Een van mijn promovendi, Arjo Loeve, heeft geëxperimenteerd met speciale buisjes die verslappen bij verwarming en die verstijven als je ze afkoelt. Door met temperatuur te variëren, kun je buisjes elkaars vorm laten kopiëren. Maar we weten nog niet of deze techniek haalbaar is. Er is nog een andere optie, zonder temperatuurwisselingen en elektronica. We zijn dit nu aan het uittesten; als het goed blijkt te werken, gaan we daar een patentaanvraag op indienen. Het zou het ei van Columbus kunnen zijn. Maar ik mag er nu nog niets over vertellen.” Weer een patent, weer iets waar u niets over mag vertellen. Verspreekt u zich nooit? “Ik leid mijn promovendi heel erg in deze sfeer op. Wat je niet mag zeggen, dat zeg je niet. Soms moet ik wat meer vertellen dan ik zou willen om subsidie te krijgen. In het vici-voorstel staan bijvoorbeeld plaatjes die ik eigenlijk liever nog niet had willen laten zien. Het is leuk om mooie dingen te maken en daar over te publiceren. Maar het is ook mijn missie om patiënten te helpen. En als je wilt dat instrumenten in de operatiekamer belanden, dan zijn patenten essentieel. Uitvindingen moeten beschermd zijn en perfect werken, alleen dan willen grote medische bedrijven met je werken.” Uw instrumenten lijken allemaal zo eenvoudig. Wat kabeltjes en veertjes, meer is het vaak niet. “Kijk, je kunt twee wegen volgen. Je kunt je richten op hightech apparatuur, althans ‘zogenaamd’ hightech. Je gebruikt dan conventionele technologie die je miniaturiseert. Het werkt, en iedereen is onder de indruk. Mijn hart gaat daar ook harder van kloppen. Maar zo’n apparaat heeft dan wel anderhalve ton gekost. Ik maak veel liever slimme maar ogenschijnlijk doodsimpele tools die een paar cent kosten, een millimeter dik zijn en waarvan ik er vele met elkaar kan vervlechten. Ik zie een parallel met de computertechnologie. >>


14

Delta

TU Delft

‘We maken de dunste en meest beweeglijke stuurbare instrumenten ter wereld’ Eerst had je ingewikkelde mechanische rekenmethodes en via een aantal uitvindingen zijn chips ontstaan. Die chips zijn nu simpele kleine onderdeeltjes van een groter geheel. We volgen dus een ingewikkelde weg naar iets dat uiteindelijk doodsimpel is en dat gebruikt kan worden om systemen van een hogere complexiteit te bouwen.”

Doodsimpel en toch cutting edge? “Juist. We stappen steeds verder af van conventionele technieken. We willen instrumenten maken die twintig tot dertig bewegingsvrijheidsgraden hebben en slechts drie millimeter dik zijn. Dat is nog nooit gedaan. De instrumentmakers moeten op micrometerschaal vormen frezen en bevestigingen maken. Kan dat wel op die schaal? We weten het niet. De instrumenten moeten op de grens van het maakbare zijn, anders vind ik het niet interessant.” Spelen de instrumentenmakers een cruciale rol in jullie team? “In het vici-team zitten behalve drie promovendi twee instrumentenmakers. Zij behoren tot de besten van Nederland. Alles wat we dromen, maken zij meteen. En dat is nogal wat. Ik heb altijd meerdere ontwerptrajecten parallel lopen. De instrumentmakers vormen het startpunt. Als zij aangeven dat ze bepaalde onderdeeltjes kunnen maken, dan pas gaan wij de bouwtekeningen maken voor het grotere geheel. We werken dus in een andere volgorde dan de meeste onderzoeksteams.” Hoe is bij u de passie voor de mechanica ontstaan? “Mijn hele leven al wil ik dingen bouwen en wil ik weten hoe alles werkt. Ik ben gefascineerd door mechanica. Ook door de mechanica in de biologie, van vogelpootjes, inktvistentakels tot ons eigen lichaam. Mijn eerste boekje over anatomie en techniek kocht ik toen ik zes jaar was. Ik heb ook altijd veel getekend. Creëren zit bij mij in het bloed. Ik kom uit een familie van instrumentenmakers.” U overwoog om na de middelbare school naar de kunstacademie te gaan. “Ja. Als tiener tekende ik portretten voor geld. Eerst van mijn ouders en van

CV Prof.dr.ir. Paul Breedveld (1968) is Antoni van Leeuwenhoekhoogleraar bij de afdeling biomedical engineering (3mE). Op 11 december 2013 gaf hij zijn intreerede ‘De wonderbaarlijke reis van anatomie naar techniek (en weer terug)’. In nauwe samenwerking met chirurgen en medisch onderzoekers, onder wie artsen en onderzoekers van het Endoscopisch Schedelbasis centrum Amsterdam, ontwikkelt hij flexibele chirurgische instrumenten voor

sleutelgatoperaties. Hij laat zich daarbij nspireren door mechanische oplossingen die hij in de natuur tegenkomt. Van 1986 tot 1991 studeerde Breedveld werktuigbouwkunde aan de TU. In de jaren daarop deed hij promotieonderzoek bij Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE) naar de aansturing van een robotarm. Breedveld woont in Gouda met vrouw en twee kinderen.

vriendinnetjes. Dat was leuk. Maar ik kreeg steeds meer opdrachten waarbij ik overleden mensen moest portretteren; mensen die ik nooit gekend had. Dat begon me tegen te staan. Het vooruitzicht om na mijn opleiding te moeten tekenen onder tijdsdruk, bijvoorbeeld in de reclame-industrie, zag ik ook niet zitten. Ik heb toen gekozen voor een studie waarbij je dingen bouwt (werktuigbouwkunde aan de TU, red.).”

In uw vrije tijd restaureert u oude mechanische rekenmachines. Haalt u daar ook inspiratie uit voor uw medische instrumenten? “Ja. Daar zitten slimme oplossingen in die lang geleden zijn bedacht en toen weer vergeten. Net zo min als je kunt praten met de ontwerper van die antieke rekenmachines (die zijn meestal overleden) kun je met de ontwerper van het leven praten. Ik ben creationist, al geloof ik ook in evolutie. Daarin zie ik geen tegenspraak.” U bent er aardig in geslaagd om uw interesses te combineren. “Ik heb alle gebieden die me interesseren naar me toe getrokken en voel me als een spin midden in het web. Ik ben creatief op het vlak van de biologie, geneeskunde en de techniek. En ik heb contact met allemaal interessante mensen. Het enthousiasmeren van anderen is iets wat ik almaar leuker ben gaan vinden aan mijn werk. Je stuurt mensen op pad als een zaadje, en ze gaan boven zichzelf uitstijgen als een prachtige bloem. Fantastisch. Daarin ben ik wel veranderd. Vroeger was ik meer gefocust op het apparaatje zelf.” <<


Wat: Inschrijving Peter Tetteroo Bokaal Waar: www.westerpop.nl Wanneer: Tot 1 mei 2014 Prijs: Gratis Partyprognose:

7

15

party Spotters

Vega-alarm Daar sta je dan. Wekenlang heb je kookboeken doorgenomen, dit is jouw moment. Jij gaat eindelijk koken voor je date/schoonfamilie/baas. Je bent er helemaal klaar voor, het vlees is binnen, het recept ligt klaar. Tot je bij het nabellen om te vragen hoe laat de gasten zullen arriveren voor een onaangename verrassing komt te staan door die drie woorden: ik ben vegetariër. Maar, rust uw ziel en wees niet bang, ik heb ook hiervoor een oplossing: een simpel recept met een mooie uitstraling. Gevulde portobello

ingenieur met een gitaar Westerpop, was dat niet net geweest? Ja, zo ongeveer, een maand of vier geleden. Maar wie op de volgende, 25ste editie wil optreden, kan zich nu maar beter inschrijven. Ingenieur met een gitaar; voor elke musicerende TU'er een droom die uitkomt.

O

oit heette hij de Westerpop Lokaal Bokaal. Maar met het overlijden van Peter Tetteroo in 2002, jurylid van de Lokaal Bokaal en muzikant bij de Delftse formatie TeeSet, was de stimuleringsprijs voor muzikaal talent snel omgedoopt. Ieder jaar wordt de verkiezing gehouden onder lokaal poptalent. De prijs: een optreden op Westerpop op 29 en 30 augustus - dit jaar nog jubilerend ook. Het leverde al tal van namen op. Bands als Incense, Horse, New Breed en Roadkill sleepten de bokaal allemaal al eens mee naar huis. Inschrijven doe je simpelweg via het digitale aanmeldformulier op de website van het festival, de kunst is vervolgens als één van negen bands geselecteerd te worden voor één van de voorrondes in Theater De Veste, vanaf 4 juni. De drie finalisten strijden op vrijdag 29 augustus om de bokaal én het uiteindelijke optreden op het festival. Publiek: 15 duizend man uit Delft en omgeving, hier en daar gelardeerd met een talent scout. Winnaar Pangea van vorig jaar is niet de eerste band die door een oplettende kijker gespot werd voor het grotere werk. Denk je ook wel wat leuke covers weg te tokkelen op je gitaar of piano? Helaas: te simpel gedacht. Alleen kandidaten die grotendeels eigen repertoire spelen, komen in aanmerking voor deelname. 45 Inzendingen leverde de wedstrijd vorig jaar op, met Pangea als overtuigende winnaar. Het zilveren jubileum op het terrein van het Grotius College belooft alleen maar groter te worden. De jinx waar het festival na jaar op jaar regenval onder leek te lijden, is al jaren opgeheven - gratis uitgedeelde regenponcho's ten spijt. Tegelijkertijd verdwijnt ook het regionale karakter meer en meer, en verwordt Westerpop steeds meer tot een soort mini-Lowlands in de Randstad. Met theater, een festivalmarkt, gratis toegang en overnachtingsmogelijkheden. Daar wil iedereen wel deel van uitmaken, toch? Je hebt nog dik drie maanden om een demo in elkaar te draaien: de inschrijving voor de voorronden en de regionale popavond loopt namelijk nog tot 1 mei 2014. (JB) www.westerpop.nl

Moeilijkheidsgraad: kind kan de was doen Materiaal: mes en snijplank, blender, oven, bakpan, aluminiumfolie Ingrediënten: portobello (grote paddenstoel), champignons, hazelnoten, room, zout en peper, ui, knoflook, tijm, olijfolie, golden enoki (kleine paddenstoelen) Verwijder de stam van de portobello en leg de paddenstoel met de bolle kant naar beneden op een stukje aluminiumfolie. Besprenkel met peper, zout, olijfolie, kleine stukjes knoflook en wat tijm, en doe het geheel minstens 30 minuten in de oven op 160 graden of tot de hele paddenstoel gaar is. Snijd de champignons, ui en knoflook fijn en bak ze in een pan tot ze zacht en gaar zijn. Lekkerste is als de champignons een beetje een bruin korstje hebben, maar pas op en laat je uien niet aanbranden. Doe er een beetje tijm bij voor de smaak, en pureer het geheel in de blender met wat room tot een dikke puree. Haal de portobello uit de oven, verwijder eventueel de grote stukken tijm en vul de holle kant van de paddenstoel met de champignon puree. Zet de kleine golden enoki’s (deze kun je rauw eten) rechtop in de puree - alsof ze uit de paddenstoel groeien. Afmaken met wat fijn gesneden hazelnootjes en een paar druppels olijfolie. Tip: afmaken kan ook met truffelolie!

Met geslepen messen, Job Hogewoning


De wieg van de quantumcomputer


In het QC-laboratorium werken Delftse onderzoekers aan ’s werelds eerste quantumcomputer. Lezers van New Scientist NL waren als eersten uitgenodigd voor een rondleiding.

E

r ging iets mis met de inschrijvingen, vertelt New Scientist NLhoofdredacteur en Delfts alumnus ir. Irene de Bel. De computer bleef vrolijk inschrijvingen accepteren ondanks dat het maximum overschreden was. En zo kon het gebeuren dat maar liefst negentig mensen naar Delft kwamen voor een bezoek aan het quantumcomputerlab. Nadat ze in het uitgebreide dossier (New Scientist NL, november 2013) hadden gelezen over de Delftse plannen voor de bouw van een quantumcomputer, hadden ze zich opgegeven voor de lezersactiviteit. Na overleg met de vakgroep quantumtransport (Technische Natuurwetenschappen) werd besloten geen mensen af te zeggen, maar de groep te splitsen.

Enorme cryostaten De klapdeuren in de B-vleugel van het oude gebouw voor Technische Natuurkunde leiden naar het splinternieuwe QC-laboratorium. Reutelende pompen en de geur van muurverf. Hagelwitte stalen kasten, een open plafond met overal kabelgoten, roestvrijstalen pijpen en slangen langs de wand. Maar het meest opvallend zijn de enorme witte cryostaten die door gaten in het plafond naar de eerste verdieping steken. In totaal komen er zeven van die koeltorens van een half miljoen euro per stuk, vertelt dr.ir. Gijs de Lange die de groep ontvangt. De groep bestaat uit een kleine twintig man met een gemiddelde leeftijd van ruim boven de vijftig. Vrouwen zijn er nauwelijks bij. Het is niet helemaal duidelijk of dit de typische lezers van het wetenschapsblad zijn, of dat andere lezers geen vrij konden nemen. Quantumnatuurkundige prof.dr.ir. Leo Kouwenhoven, hoofd van de quantumfysicagroep, vertelt de bezoekers in een stampvolle collegezaal hoe onderzoekers in zijn studententijd (in de jaren tachtig) op zoek waren naar de vreemde verschijnselen zoals die voorspeld werden door de quantummechanica: >>


New Scientist-lezers, grijs en geïnteresseerd.

Leo Kouwenhoven: "De uitkomst is onzeker, de vooruitzichten enorm."

We zullen vraagstukken aankunnen, zo denkt men, die de capaciteit van de huidige computers ver overstijgen dat energie alleen in bepaalde hoeveelheden uitgewisseld kan worden en dat deeltjes in verschillende toestanden tegelijk verkeren (superpositie van toestanden) tot op het moment dat je er een meting aan doet. De experimentator is in de quantumfysica een onderdeel van het systeem. Hoe klein moest je dingen maken om zoiets daadwerkelijk te meten? Zo kwamen natuurkundigen op de moleculaire schaal van de nanometer terecht. “Iedere chemische binding bestaat uit elektronen in superpositie tussen twee atomen”, vertelt Leo Kouwenhoven. “In feite is ons hele lichaam een grote superpositie.”

Enorme vooruitzichten En nu bewandelen onderzoekers de omgekeerde weg vanuit de moleculaire quantumwereld terug naar de wereld op centimeterniveau, maar met behoud van de quantumverschijnselen. Dat is wat een quantumcomputer moet bieden. Geen betere quantumcomputer dan een systeem dat zelf aan de quantumfysica gehoorzaamt, vond Richard Feynmann al. En dat is precies wat onderzoekers in het quantumcomputerlab zullen proberen. “De uitkomst is onzeker, maar de vooruitzichten zijn enorm”, aldus Kouwenhoven. Een quantumcomputer met dertig qubits (‘quantumbits’ die –in tegenstelling tot gewone bits- tegelijkertijd waarde 0 en 1 kunnen hebben) is qua capaciteit vergelijkbaar met 230 of een miljard transistors. Maar echt interessant

wordt het pas vanaf honderdduizend qubits. Met zo’n quantumcomputer kun je naar verwachting op zoek naar supergeleidende materialen, nieuwe chemische katalysatoren of gevoeliger sensoren. Berekeningen van stromingen en weerspatronen voltrekken zich in een flits. We zullen vraagstukken aankunnen, zo denkt men, die de capaciteit van de huidige computers ver overstijgen. Kouwenhoven is eigenlijk al uitgekeken op de huidige computers: “Klassieke computers geven het op zodra het interessant wordt.” Als eerste stap op weg naar de quantumcomputer willen de onderzoekers in het QC-lab zeventien qubits activeren. Zeer waarschijnlijk worden dat kleine supergeleidende schakelingen die elektronisch aangestuurd worden, maar het kunnen ook enkele stikstofatomen in een diamantstructuur zijn die op licht reageren. Een fundamentele vraag is nog wel hoe zo’n schakeling eigenlijk tot een oplossing komt en hoe je die uitleest zonder de fragiele quantumtoestand te verstoren. Over de berekening zegt Kouwenhoven dat het een kwestie is van goed programmeren om de quantumtoestanden zodanig te laten interfereren dat de kans op de gezochte uitkomst maximaal is terwijl andere toestanden elkaar uitdoven. En wat het uitlezen betreft heeft prof.dr.ir. Ronald Hanson afgelopen jaar laten zien dat niet alle informatie verloren hoeft te gaan bij de uitlezing. Als het om twee qubits gaat met vier mogelijke toestanden (00;01;10;11) is het mogelijk na te gaan of de bits gelijk zijn (00;11) of tegengesteld (01;10) zonder

de volledige informatie uit te lezen om de superpositie te behouden.

Einstein verslaan Beneden draaien de pompen en zoemt de koeling. Maar boven heerst serene rust. De glazen wanden, houten tafel met leer beklede stoelen en de kronkelige glanzende armaturen maken deze verdieping tot de een van de coolste werkruimten van de TU. Eén wand wordt volledig in beslag genomen door een whiteboard – het traditionele ideeëntoneel voor natuurkundigen. De groep wordt ontvangen door promovendus ir. Fei Pei, die hier terechtgekomen is na zijn studie in Groningen. Fei is verrukt over de zeven main coolers waarvan de koppen door gaten in de vloer steken en door de zinderende ambitie van het lab. Boven zijn computer hangt een plaatje dat doet denken aan de chip waarmee Leo Kouwenhoven vorig jaar het Majoranadeeltje ontdekte. De onderzoekers gaan nu op dat thema door met magneetvelden en supergeleidende halfgeleiders in de hoop dat een Majorana als qubit te gebruiken is. Ze lijken namelijk prettig stabiel. Fei wijst op de tientallen draden die de verbinding vormen tussen de chip onderin de koeltoren en de onderzoekers in het laboratorium erboven. Met die draden brengen de onderzoekers elektrische spanningen op banen in de chip aan om de Majorana’s mee te manipuleren. Erg spannend allemaal zo aan het wetenschappelijke front. “We hebben heel goede apparatuur en de beste mensen. Als het ons lukt om met Majorana’s een werkende


Tekst: Jos Wassink Foto’s: Sam Rentmeester

Delta

Bezoek aan de machinekamer van het nieuwe QC-lab.

quantumcomputer te maken, dan lonkt de Nobelprijs”, denkt Fei. Hanson is de strijd aangegaan met Einstein, zo vertelt hij de bezoekers. Het draait allemaal om verstrengeling. Stel, zegt Hanson, dat Alice (Cooper) en Bob (Marley) onafhankelijk van elkaar met een muntje gooien met als uitkomst kop (1) of munt (0). Dan kan het gebeuren dat Alice resultaat 110100101 krijgt. Maar het wordt spooky als Bob 001011010 scoort. Dan zou Bob namelijk altijd de omgekeerde waarde krijgen van wat Alice scoort. Dat soort spukhafte Fernwirkung, daar hield Einstein niet van. En toch is dat wat Hanson en zijn medewerkers in Nature hebben aangetoond (april 2013). Daarbij ging het niet om twee dobbelende popidolen, maar om twee stikstofatomen ingebed in diamant. En in plaats van kop of munt was de uitkomst spin op of neer. Bij spin ‘op’ zendt het atoom net iets meer licht uit dan bij ‘neer’, waardoor de toestanden te onderscheiden zijn. Hanson wist in een slim experiment beide atomen te verstrengelen waarna hij de spin even nul maakte. Wanneer hij daarna de spin van beide stikstofatomen mat en de ene spin was ‘op’, dan was warempel de andere waarde bijna altijd ‘neer’ en omgekeerd. In statistische termen hebben tegengesteld waarden (op en neer, neer en op) een kans van elk bijna 0,5 terwijl de kans op (neer, neer) of (op, op) nog geen 10 procent was. ‘Das kann nicht sein’, zou Einstein gereageerd hebben. Einstein zou volgens Hanson alleen nog kunnen beweren dat de beide atomen op

19

TU Delft

Ronald Hanson wil Einsteins ongelijk bewijzen.

een of andere manier informatie met elkaar hebben uitgewisseld. Om ook die mogelijkheid uit te sluiten, bereidt Hanson nu een experiment voor waarbij de verstrengelde atomen zo ver uit elkaar staan dat zelfs communicatie met de lichtsnelheid te langzaam is om de spookachtige verwevenheid te verklaren. Als dat lukt, en de voorbereidingen zijn al in volle gang, maakt Hanson kans bekend te worden als de man die Einstein verslagen heeft.

Onhandige beweging In de kelder van het gebouw staat de opstelling waarmee Hanson zijn verstrengelingsexperiment heeft gedaan. Ir. Bas Hensen laat de bezoekers binnen in de kleine donkere ruimte. “Houd alstublieft afstand van de tafel.” De optische tafel met luchtvering staat bomvol met lenzen, spiegels, lasers en beam splitters – allemaal heel precies afgesteld om de optische qubits te kunnen manipuleren. Eén onhandige beweging kan hier weken werk teniet doen. Aan de uithoeken van de tafel staan twee cryostaten waarin zich een diamantchipje bevindt van 4 bij 4 millimeter. Daarin zit met een koolstofatoom onder een lensje. Via een webcam kun je de chip met het lensje van 10 micrometer zien. De lens moet de kans vergroten dat het licht de optische qubit bereikt, want die kans is niet erg groot, zo bleek uit Hansons publicatie. Met een frequentie van 20 duizend pogingen per seconde trad er gemiddeld iedere tien minuten een verstrengeling op (kans 1 op 10 miljoen). Inmiddels werkt Hensen met de Duitse dipl.

ing. Hannes Bernien aan het verstrengelingsexperiment op afstand (tussen deze kelder en het reactorcentrum op ongeveer een kilometer afstand). Als de qubits zich dan net zo gedragen als in het voorgaande experiment (bijna uitsluitend tegengestelde spinwaarden) kan dat niet anders verklaard worden dan door de ‘spookachtige interactie op afstand’ of verstrengeling.

Inspiratie Aan het eind van de rondleiding, en na Kouwenhovens tweede lekencollege, wil een man hem dringend spreken. Zijn Indische gestalte keurig gekleed, loopt hij speurend door de gang. In zijn handen een plat pakketje met plastic omwikkeld. Zodra hij Kouwenhoven ziet, beent hij op hem af met zijn eveneens keurig geklede vrouw in zijn kielzog. Uitgebreid handenschuddend overhandigt hij het pakje. Kouwenhoven is verrast en een beetje aangedaan. Het is een boekje met tientallen afbeeldingen van schilderijen, allemaal zelfgemaakt, geïnspireerd door de quantumfysica. Hier moet jaren aan gewerkt zijn. Ook dat is lezersdag. Het publiek ontmoet niet alleen de onderzoekers, maar ook andersom. Volgend jaar weer, vraagt Irene de Bel opgewekt terwijl ze Kouwenhoven een mooie fles aanbiedt. “Eh, als we nieuws hebben”, zegt hij na een korte aarzeling. <<


20

Delta

TU Delft

‘Als je wilt dat studenten echt leren, zul je ze aan het werk moeten zetten ’ (Margie Grob – onderwijsadviseur, docententrainer en BKO-coördinator)


21

Tekst: Connie van Uffelen

TU-docenten kregen dit jaar bij de Nationale Studenten Enquête een slechtere score dan docenten bij andere universiteiten. En dat terwijl er de laatste jaren juist veel in hen geïnvesteerd is via onder meer - verplichte - cursussen didactiek. "Het echte leermoment is dat je kritisch bekijkt wat je kunt verbeteren."

L

esgeven. Van de crèche tot aan de middelbare school en het mbo heb je er een diploma voor nodig, in het hoger onderwijs niet. “Eigenlijk heel raar”, zegt onderwijsadviseur en docententrainer Margie Grob van Onderwijskundig Centrum Focus. “In feite zeg je: alsjeblieft, hier heb je vijfhonderd eerstejaars en succes ermee. Maar de meeste docenten aan universiteiten hebben weinig tot geen onderwijs gehad in didactiek.” Om daar iets aan te doen is er het zogeheten BKO-traject met cursussen, waarbij BKO staat voor Basis Kwalificatie Onderwijs. Hoewel niet wettelijk verplicht, schrijft de TU sinds 2010 voor dat alle nieuwe docenten met minder dan vijf jaar onderwijservaring deze kwalificatie binnen drie jaar moeten halen. Lukt hen dat, dan geldt die kwalificatie ook aan andere Nederlandse universiteiten. Sinds 2002 hebben in totaal 231 TU-docenten hun kwalificatie afgerond. Prestatieafspraak met het ministerie is dat in 2015 zeventig procent een kwalificatie of vrijstelling heeft. Van docenten die hier al waren, wordt pas sinds dit jaar uitgebreid bekeken wat ze kunnen. Niet alleen op basis van het onderwijs-cv en gesprekken met de opleidingsdirecteur of de directeur onderwijs, maar ook via peer review: een collega die met een onderwijsdeskundige bij een college komt kijken. Daarnaast wordt gekeken naar het onderwijsmateriaal (leerdoelen, opzet, werkvormen, toetsing en de afstemming daarvan) en de evaluaties door de studenten. Als de uitslag voor zittende docenten voldoende is, krijgen zij een vrijstelling voor de BKO. Is de uitslag onvoldoende, dan moeten zij nog een aantal cursussen of het hele BKO-traject volgen.

Leerdoelen Dat traject bestaat onder meer uit drie verplichte basisonderdelen: vormgeving van onderwijs, de praktijk en toetsing. In het eerste onderdeel leren docenten dat het traditionele beeld van onderwijs niet klopt: het beeld van de hoogleraar die anderhalf uur voor een collegezaal staat te vertellen en dat studenten daarvan leren. Nee, studenten moeten volgens Grob opdrachten krijgen, discussiëren en oefenen. Verder leren docenten in het eerste onderdeel dat leerdoelen, werkvormen en toetsing op elkaar moeten zijn afgestemd. “Dat klinkt heel logisch, maar in de praktijk zie je dat dit vaak niet het geval is”, zegt Grob. “Een van de leerdoelen is bijvoorbeeld dat studenten een bepaalde theorie moeten kunnen toepassen,

maar kijk je naar de toetsing dan blijkt dat hun vaak alleen maar gevraagd wordt die theorie uit te leggen. Studenten halen dat tentamen wel, maar hebben niet aan het leerdoel voldaan.” Of neem de verzuchting van studenten dat een tentamen ‘echt niet te maken was’, dat ze ‘geen flauw idee’ hadden dat ze dit moesten weten. In dat geval hebben de werkvormen niet goed genoeg voorbereid op het tentamen, zegt Grob. “Je ziet soms dat studenten tijdens een tentamen voor het eerst iets moeten doen. Ze hebben niet de gelegenheid gehad te oefenen, terwijl dat in de werkvormen al had gemoeten. Dat is voor veel docenten een eyeopener.” Activerend onderwijs dus. Dat is de boodschap van het eerste onderdeel. “Kennis kun je op verschillende niveaus indelen”, zegt Grob. “Variërend van: je moet je iets kunnen herinneren tot – het hoogste niveau – je moet het zelf kunnen ontwerpen. Hoe hoger je komt, hoe minder goed het werkt als je alleen maar anderhalf uur gaat zitten uitleggen. Als je wilt dat studenten echt iets leren, zul je ze aan het werk moeten zetten.”

Minicolleges En dan de praktijk: in het tweede onderdeel moeten docenten deze kennis in de praktijk brengen via minicolleges van twintig minuten aan elkaar. Met daarin verplicht een activerend onderdeel. De minicolleges worden opgenomen op video, zodat docenten kunnen terugkijken. Ze krijgen zowel op inhoud als op presentatie feedback van andere deelnemers en de trainer. Veel docenten geven eerst theorie en laten hun toehoorders daarna een oefening doen. Het kan volgens Grob nog mooier: “Laatst moesten we een bepaalde theorie leren. In plaats van dat de docent deze ging uitleggen, kregen we minimale informatie, waarna we gewoon moesten beginnen. Daardoor kwamen we er zelf achter wat de theorie inhield. Dat was een zeer sterke vorm. Moeilijk, maar wel een manier waarop je dat activerende element precies zo inzet dat studenten echt leren.” Docenten blijken het heel spannend te vinden om te worden gefilmd. “Veel enger dan voor driehonderd studenten staan”, zegt Grob. “Nu gaat het om een groep van twaalf en zitten er ook nog mensen aantekeningen te maken over hoe je het doet. Docenten zeggen altijd dat ze er veel van hebben geleerd. Ze krijgen feedback over wat wel en niet werkt.” Wat bijvoorbeeld niet werkt, is dat docenten drie onderwerpen in hun lesplan stoppen en maar twee of drie minuten per onderdeel inplannen. Dat gebeurt volgens Toine Andernach, hoofd van Onderwijskundig Centrum Focus, nog wel eens bij minicolleges, “Door tijdgebrek gaan ze sneller praten en omdat er ook nog vragen en opmerkingen tussendoor komen, hebben ze uiteindelijk alleen maar theorie uitgelegd. Ze zijn dan niet aan het activerende element toegekomen. Een hoorcollege is niet bedoeld om er een heel hoofdstuk doorheen te jassen. Een hoorcollege heeft allerlei zinvolle functies, waarvan er maar eentje is: uitleggen van moeilijke dingen.” Wat volgens Grob ook wel gebeurt, is dat docenten alles uitleggen zonder zich te realiseren dat studenten de stof uit het eerste half uur al lang kenden. >>


22

Delta magazine

Docenten leren dat het traditionele beeld van onderwijs niet klopt: het beeld van de hoogleraar die anderhalf uur voor een collegezaal staat te vertellen en dat studenten daarvan leren “Het gaat er niet om dat jij al je stof hebt kunnen uitleggen, maar dat de student iets leert. Wat je vaak hoort is dat docenten niet snappen dat bij een tentamen 95 procent van de studenten vraag 3 fout had, terwijl ze het toch echt hadden uitgelegd. Dan denk ik: jij hebt het uitgelegd, maar niet bedacht of je studenten het hebben begrepen. De vraag die je je iedere keer moet stellen is: heeft die student geleerd wat ik wilde dat hij of zij leerde? En niet: heb ik al mijn slides behandeld?”

Toetsen Het laatste basisonderdeel betreft toetsing. Dat is volgens Grob een vak apart. “Het is ontzettend moeilijk om een vraag zo te stellen dat het antwoord ook echt laat zien of de student datgene geleerd heeft wat jij wilde. Docenten moeten de juiste toetsvorm kiezen bij hun leerdoelen. Binnen die toetsvorm moet je goed kijken hoe je je vraag formuleert.” Als voorbeeld krijgen docenten zelf een toets voorgelegd, in het Engels. Met vragen als onderstaande. En nee, het ligt niet aan uw Engels: Vraag 1 The usual function of grunge-prowkers is to remove A. grunges B .snarts C. trigs D. grods Vraag 2 Anti-grottification occurs on A. spring mornings B. summer evenings provided there is no rain after dusk C. autumn afternoons D. winternights Grote kans dat u bij vraag 1 antwoord A hebt gekozen. Dat doen de meeste mensen, omdat in dit antwoord hetzelfde woord voorkomt als in de vraag. Tip: voorkom in toetsen het gebruik van woorden die het antwoord al verklappen. En had u bij vraag 2 ook antwoord B in gedachten? Dat hebben de meeste mensen, omdat dit antwoord langer is en dus waarschijnlijker. Bovendien is het gespecificeerd en lijkt het daarom al het juiste antwoord te zijn. Tip: bied opties van ongeveer dezelfde lengte. Deze voorbeelden met nep-antwoorden geven aan hoe moeilijk het is goede toetsen te maken. “Het moeilijkste van multiple choice-vragen is het maken van plausibele foute antwoorden”, zegt Grob. “Maar het is net zo goed moeilijk om goede open vragen te stellen. Als je die te algemeen maakt, kun je alle kanten uit met je antwoord.” Behalve de drie verplichte basisonderdelen, is er ook een verdiepend onderdeel naar keuze, bijvoorbeeld over ontwerponderwijs of effectief gebruik van ict in het onderwijs. Daarnaast is er de optie voor één extra onderdeel, zoals Engels voor docen-

ten of omgaan met ongewenst gedrag. Om de basiskwalificatie te halen, moeten docenten de drie basismodules en het verdiepende onderdeel elk afzonderlijk afsluiten met een proeve van bekwaamheid, waarbij ze de opgedane kennis moeten toepassen op één van hun eigen vakken. Daarna is er nog een overkoepelende eindopdracht waarin deelnemers terugblikken op wat ze hebben geleerd. Een toetsingscommissie bestaande uit een onderwijskundige en de opleidingsdirecteur of directeur onderwijs bepaalt in een gesprek met de docent of de opdrachten goed zijn afgerond. Is dat niet het geval, dan moet de deelnemer een schriftelijke aanvulling schrijven. De totale studielast bedraagt honderdzestig uur, ongeveer een halve dag in de week.

Koudwatervrees Niet per se moeilijk, maar wel een hoop werk, vindt Boukje van Reijn. Ze is in september 2012 zonder didactische ervaring als docent begonnen bij Bouwkunde en heeft de drie verplichte basismodules gedaan. Ze vindt ze ‘zeker nuttig’. “Ik heb tien jaar ervaring in de praktijk en als ik die kan combineren met de theorie komt het misschien beter over bij studenten. Wel zit je met docenten van verschillende faculteiten, waardoor het een beetje oppervlakkig blijft. De huiswerkopdrachten gaan wel over je eigen vak.” Hoewel Van Reijn blij is met de handvatten die ze krijgt, hoort ze ook andere geluiden. “Sommigen zeggen: ik geef al zo lang les, waarom moet ik dit doen?” Andernach noemt dat ‘koudwatervrees’. “Wij zijn niet degenen die de waarheid in pacht hebben en eventjes gaan vertellen hoe het moet. Als docenten het gevoel hebben dat we er voor ze zijn en willen helpen, is het snel over met die koudwatervrees. Een van de best gewaardeerde onderdelen van de cursus is feedback van collega’s: horen hoe anderen het doen.” Dat senioren vrijstellingen krijgen, geeft beginnend docent Jasper Bouwmeester het gevoel van een ‘witwasoperatie’. “Senioren worden snel getoetst, krijgen een vrijstelling en hoeven dan niet meer mee te doen, terwijl ik de reflecties bij de modules juist het beste onderdeel vind. De theorie is niet verheffend: ergens had ik alles al gehoord, maar je moet veel reflecteren op je eigen houding en kunde. Dat is nu juist het echte leermoment. Je bekijkt kritisch wat je kunt verbeteren.” Bouwmeester vindt dat hij vooral heeft geleerd van de intervisie en discussies. “Ik vind het leuker dan verwacht. Ik had al wat geklaag gehoord van collega’s dat het abstract en nietszeggend is, maar ik heb een andere mening. Het is geen exacte wetenschap: je kunt niet verwachten dat je eenduidige antwoorden krijgt. Als er binnen de universiteit geen waarde aan werd gehecht, zou ik de modules zelf niet zijn gaan volgen, omdat ik ook veel andere dingen kan leren. Het is goed dat het er is en het is goed dat het verplicht is.” Wel vindt Bouwmeester het verplichte eindrapport wat overbodig. “Je doet al proeven op deelonderwerpen. Het is een administratieve klus om die samen te vatten. Beter is het na vijf jaar weer eens te kijken hoe iemand het doet. Het is niet zo dat slechte docenten niet meer voor de klas komen. Je kunt zeggen: ik doe dit en dat in mijn lessen, maar het vervolgens niet doen. Het is hetzelfde als bij een rijbewijs: dat voorkomt niet dat je een asociale rijder wordt.” <<


De master

Hilde Coumou Wetenschappers in het wetboek

W

Onderzoeken: 'Science communication in policy making' en 'Engineering precursor supply in baker's yeast'

Eindcijfers: 9 voor life science and technology, 8,5 voor science education and communication, en ze won de prijs 'Beste Afstudeerder 2013'

etenschappers zouden meer betrokken moeten zijn bij beleidsvorming, valt te lezen in Coumous scriptie 'Science communication in policy making'. Daarmee bracht ze twee masters samen, én sleepte de titel 'Beste Afstudeerder 2013' binnen. 'Nederland wordt steeds slimmer.' Al pratend met Hilde Coumou (24) kun je de gedachte aan de LOI-slogan bijna niet onderdrukken. "Er is een omslag gaande", zegt ze vanachter haar bureau aan de universiteit in Kopenhagen, waar ze een PhD volgt in de biotechnologie. "Vroeger was de wetenschapper de alleswetende autoriteit: wetenschap was waarheid. Mensen snapten het toch niet, en zo wel, dan waren ze het ermee eens. Dankzij nieuwe technologieën zijn mensen steeds meer in staat om informatie op te zoeken en mee te denken. Laten in hun mening over wetenschappelijke ontwikkelingen ook zaken meespelen als gevoel, normen en waarden en culturele aspecten. Wetenschappers beseffen dat, en dat maakt wetenschapscommunicatie steeds belangrijker. Niet alleen naar de bevolking, maar ook in beleidsvorming." Wetenschappers zouden een grotere rol moeten spelen in die beleidsvorming, concludeert Coumou in haar afstudeeronderzoek. "Veel beleid is namelijk onnodig streng en ingewikkeld, deels door gebrek aan kennis." Dat ondervond ze aan den lijve tijdens haar (gelijktijdige) afstuderen bij life science and technology, waar ze werkte aan het efficiënter omgaan met het centraal metabolisme van bakkersgist. "We weten bijna alles van dat beestje. Hoe zijn DNA in elkaar zit, hoe we hem alcohol kunnen laten produceren… Nu weten we zelfs hoe we hem ook andere stoffen kunnen laten produceren, als we zijn metabolisme beïnvloeden door het DNA aan te passen en hem anders te voeden, met

bijvoorbeeld genetisch gemodificeerde planten. Dat kan van onvoorstelbare betekenis zijn voor de medische industrie, maar ook voor bijvoorbeeld de plastic- of chemische industrie. Alleen, de Europese richtlijnen voor het op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen zijn ongelooflijk streng." Mensen, beleidsmakers incluis, vinden genetische modificatie namelijk eng. "Terwijl het heel goed kan zijn. We kunnen rijst ontwikkelen met meer vitamines. Nieuwe medicijnen. En in de biotechnologie gebruiken we nog natuurlijke grondstoffen ook." De oplossing: laat wetenschappers via communicatie meewerken aan dat beleid. "Daar hebben ze ook behoefte aan. Uit interviews die ik hield met zeventien wetenschappers in de plantenbiotechnologie, bleek dat zij vinden dat ze een verantwoordelijkheid hebben bij het maken van beleidsregels. Maar ze hebben daarbij wel behoefte aan hulp van professionals in de wetenschapscommunicatie, en aan een netwerk van wetenschappers om het samen te doen. Onderzoeksinstituten als universiteiten zouden dat moeten stimuleren, zodat wetenschappers zich ook gestimuleerd voelen op dat vlak." Het is de perfecte samenkomst van twee verschillende wetenschapsgebieden: biotechnologie en science education and communication. Coumou deed een double degree, waarmee studenten twee masters doen in drie jaar in plaats van vier, onder de voorwaarde dat de twee een link hebben. Ze wist er óók nog een Unitech-uitwisselingsproject in te proppen waar een jaar voor staat. Nu staat ze in Denemarken toch weer in het lab. Maar het begint alweer te jeuken: "Dan denk ik: moet ik niet eens wat schoolkinderen uitnodigen om ze te laten zien waarmee we bezig zijn, of een artikel schrijven voor een wetenschappelijk blad? Die communicatie, die blijft lonken." (JB)

(Foto: Sam Rentmeester)

Genetische modificatie van organismen is niet zo eng. Angst berust deels op een gebrek aan kennis, en dat heeft geleid tot een te streng en ingewikkeld Europees beleid dat de valorisatie van onderzoek verhindert, denkt biotechnicus en ‘beste afstudeerder 2013’ Hilde Coumou.


24

Advertentie

N

L

D'

GEM2014 GEO ENERGY MASTER AWARD Is your innovative Master thesis applicable for exploration and production activities from the Dutch deep surface? EBN wants to stimulate developing and sharing knowledge in areas such as natural gas and oil production, geothermal energy or underground CO2 and gas storage.

Apply before Monday the 17th of February 2014

First prize € 6,000 Second prize € 4,000 Third prize € 2,000

Go to http://universiteitsfonds.tudelft.nl/awards/ebn for more information on how to apply for the GEM 2014. The Award Ceremony will take place on April 16th 2014.

M701_EBN_GEM_advertentie_208x280-DTP.indd 1

4-12-13 15:39


Delta

Foto: Sam Rentmeester

krasse knarren

Halverwegedip Karel Wakker

D

e kamer in de toren van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek oogt leeg, ondanks de twee bureaus. Er ligt geen rommel en de boekenplanken zijn vrijwel leeg. De emeritus is hier niet veel. Vandaag is hij op de TU voor een van de eerste colleges van het nieuwe collegejaar. Wakker geeft het vak astrodynamics (vroeger heette dat ‘beweging van ruimtevoertuigen’) en dat doet hij al sinds mensenheugenis. Wat er ook verder in zijn carrière veranderde, het college bleef. De band met de studenten,

de dynamiek van die jonge mensen, wordt steeds belangrijker voor hem naarmate hij ouder wordt. Wel ziet hij veranderingen: “Studenten zijn minder getraind in de fundamenten. Mensen als Lagrange, Euler en Poincaré hebben analytische theorieën ontwikkeld die geldig blijven. Moderne studenten stoppen alles in de computer en laten die ‘number crunchen’. Dan denk ik: vaders, kan het nog zonder computer.” Wakker behoort tot de eerste generatie die in de ruimtevaart is opgegroeid. Hij was een van de eersten die bij professor Wittenberg afstudeerde op een ruimtevaartonderwerp: elektrische voortstuwing in de ruimtevaart – een onderwerp dat pas zo’n twintig jaar later met ion thrusters in praktijk gebracht werd. Wittenberg heeft er hard aan gewerkt om ruimtevaart als vak binnen de TU te krijgen. Kort na zijn afstuderen kwam Wakker in dienst van de TU en koos als studieonderwerp voor de beweging van ruimtevoertuigen – een vak dat hij tot op de huidige dag

'Je wilt voorkomen dat mensen niet weten wat ze met je aan moeten, maar het niet durven zeggen'

doceert. Door zijn lange carrière kent hij veel belangrijke personen in de ruimtevaart. “Wij zijn samen opgegroeid.” Een doel heeft hij zich voor de komende jaren niet gesteld, al denkt hij wel na over zijn eigen rol binnen de TU. “Je wilt voorkomen dat mensen niet weten wat ze met je aan moeten, maar het niet durven zeggen.” In 2014 wordt hij 70. “Men is, terecht, bezig een opvolger voor mijn colleges te zoeken, maar daar wil ik me uiteraard niet mee bemoeien.” Als Wakker niet met het college bezig is, leest hij graag over ruimtevaart. Ook verdiept hij zich in het ontstaan en de geschiedenis van de grote godsdiensten. Zelf is hij niet gelovig, maar hij wil weten hoe die religies zijn ontstaan. Een andere liefde is de natuurkunde. Wakker geniet ook van korte vakanties met zijn vrouw in de natuur. Maar met praktische klussen moet je hem niet lastigvallen. “Als ik wil schilderen mislukt het, ben ik veel te lang bezig of ik loop de verf om. Ik ben gewoon niet handig.” Gevraagd naar een motto begint Wakker over de grote wereldproblemen. Na een minuut of vijf is hij eruit: “Heb geloof in de toekomst. Problemen zijn oplosbaar als je met elkaar om tafel zit en hard werkt.” (JW)

E

r zijn vragen die niet gesteld mogen worden. “Ben je zwanger?” riskeert een klap in je gezicht. Niet omdat zwanger zijn schaamtevol is, maar de implicatie dat de jongedame in kwestie dikker is dan normaal, is beledigend. Promovendi hebben een soortgelijke etiquette. Lieve lezer, ik druk je op het hart: vraag nóóit ‘hoe gaat het met je onderzoek?’ of ‘hoeveel artikelen moet je nog?’ Niet omdat het betreffende onderzoek misschien minder lekker gaat, maar om de implicatie. Dit soort vragen zijn een herinnering aan de constante prestatiedruk. Wees beleefd en vermijd zulke vragen. Waarom vertel ik dit? Vandaag exact twee jaar geleden ben ik zelf begonnen aan mijn promotie. Twee jaar geleden wist ik nauwelijks iets van polyelektrolieten, halfgeleider-devices en impedantie-spectroscopie. En over exact twee jaar moet ik daarin een expert zijn. In mijn resterende tijd moet ik dus een boekwerkje, vier artikelen, en een praatje afleveren. Reden voor paniek. Zie daar: de legendarische PhDhalverwegedip. De dip in vertrouwen, vooruitzicht en motivatie. Een soort midlifecrisis. De dip die veroorzaakt wordt door het besef dat de verzette hoeveelheid werk niet genoeg is voor een half promotieonderzoek. Ofwel, als ik nóg eens zoveel werk zou verzetten als ik nu al gedaan heb, kom ik er niet. En dan breekt de promovendus. Afhankelijk van de nabije omgeving resulteert dat geregeld tot een serieuze depressie van zeg, een maand. Na de halverwegedip komt het inzicht dat een derdejaars promovendus productiever is dan een tweedejaars, dus dat het allemaal wel weer goed zal komen. Maar dat neemt niet weg, dat die maand een psychologische hel is. Wat nu te doen? Met gepaste trots (met dank aan dr. Maurice Mourad voor het idee) presenteer ik u: het legendarische halverwegefeest. Beste mede-promovendi, ik moedig jullie aan om mijn plan over te nemen en een feest te organiseren dat alle andere feesten doet verbleken. Nodig vrienden en collega’s - je prof incluis - uit om iedereen eraan te herinneren dat je hoe dan ook op tijd zal promoveren. Bonustip: vraag je beschonken promotor hoe die zijn/haar halverwegedip overwon.

columnAldog.m.brinkman

Geboren op 3 februari 1944 in Rotterdam, studeert Karel Wakker in 1967 cum laude af bij de toenmalige Afdeling der Vliegtuigbouwkunde van de TH Delft. Hij blijft aan de TU verbonden waar hij in 1985 opklimt tot hoogleraar ruimtevaarttechniek. In 1993 wordt hij benoemd tot rector magnificus van de TU Delft. Hij bekleedt die functie met een korte tussenpauze tot 2002. Daarna is het lastig terug te keren in de faculteit en kiest Wakker ervoor om algemeen directeur te worden van SRON Netherlands Institute for Space Research maar hij blijft wel college geven aan de TU. Als hij in 2009 met pensioen gaat, keert hij als ‘oproepkracht’ terug bij de TU voor zijn college astrodynamics. In 2012 werd door Nasa een asteroïde naar hem vernoemd.

Hoogleraren gaan net als andere medewerkers op hun 65ste met pensioen. Maar er zijn uitzonderingen. Deze week: ruimtevaartexpert prof.ir. Karel Wakker (69).

25

TU Delft


26

Delta

TU Delft

opinie

Boeken

2013: Elke beslissing toch een vergissing?

De evolutie van een techniekmuseum

Dat afgelopen jaar een welbewogen jaar was voor studerend Nederland, zal u vast niet zijn ontgaan. Werd ‘yolo’ twee jaar geleden nog verkozen tot het woord van 2012, in 2013 zou ‘jojo’ zeker niet hebben misstaan. Want we zijn wat heen en weer geslingerd. Ook ik, studente aan de TU Delft. Onlangs keek ik eens rustig om me heen en luisterde aandachtig naar mijn medestudenten. Eén en al gemopper, geklaag en ontevredenheid. Vanwaar al deze onrust? Uit onderzoek blijkt dat van de veertien universiteiten die Nederland rijk is, er twaalf van in de top tweehonderd staan. Je zou hieruit kunnen concluderen dat de kwaliteit van het Nederlands hoger onderwijs goed is. Toch blijkt het studierendement te laag te liggen. Volgens het ministerie

De student wordt keer op keer als een jojo in het diepe gegooid, met alle veranderingen die maar in zijn hoofd blijven rond spinnen van onderwijs, cultuur en wetenschap is dit te wijten aan de houding en prestaties van de Nederlandse student. Hier valt dus terreinwinst te boeken, moet op het ministerie zijn gedacht. Minister Bussemaker kwam met een oplossing. Het yolo-tijdperk is daarmee voorbij en studerend Nederland moet aan de bak: 2013 was namelijk het jaar van de invoering van het leenstelsel, het jaar van het bindend studieadvies in zowel het tweede als het derde jaar én de afschaffing van de studenten ov-chipkaart. Of toch niet? Met ingang van september 2014 zouden de basisbeurs en het leenstelsel er voor terugkomen. Maar GroenLinks en D66 vonden dat te veel vragen onbeantwoord bleven, zoals over het terugbetalingssysteem. En hoe zat het met de kosten als je van studie switcht? Het plan moest weer terug naar de tekentafel en het leenstelsel zal nu voor zowel de bachelorfase als de masterfase pas ingaan per sep-

tember 2015. Hier begon het gejojo dus al. Ook moesten studenten in hun tweede of derde jaar nog een negatief studieadvies kunnen krijgen. Bussemaker wil voorkomen dat studenten na het eerste jaar de teugels te veel laten vieren. De LSVb vond dat de focus te veel wordt gelegd op het rendement, terwijl de kwaliteit van het onderwijs juist omhoog moet. En had de invoer niet een negatief effect op de vrijheid en ontplooiing van de student? Door de wisselende adviezen worden niet alleen de studenten aan het twijfelen gebracht, maar ook de universiteiten. Het gevolg? Het negatief studieadvies in het tweede en derde jaar wordt toch niet overal ingevoerd. Dan de studenten ov-chipkaart. Deze brengt je van A naar B, maar niet lang meer. Want in 2016 wordt ook de ovchipkaart voor de student afgeschaft. Maar hoe de toekomst er voor de ovchipkaart uitziet, dat is niet duidelijk. Een kortingskaart? Een trajectkaart? Misschien kiezen studenten nu voor een studie in de buurt als ze hun reiskosten zelf moeten betalen? Of slaan ze colleges over? Ook de Tweede Kamer is het spoor bijster en dus wordt de afschaffing van de studenten ovchipkaart een jaar uitgesteld naar 2017. De student wordt keer op keer als een jojo in het diepe gegooid, met alle veranderingen die maar in zijn hoofd blijven rond spinnen. Je kunt je afvragen waarom er zo veel aanpassingen in een jaar moeten plaatsvinden. Natuurlijk, het is goed als we internationaal gezien hoger op de ranglijst komen, maar zorgt dit alles wel voor beter onderwijs? Ik vraag het me af. Jacqueline van Arkel schreef dit opiniestuk voor het vak bedrijfscommunicatie: strategisch schrijven bij TBM.

In ‘Founding Nemo’ beschrijft TU-alumnus Judith Gussenhoven de ontwikkeling van het Amsterdamse Science Centre Nemo. En ook hoe Nederland tegen techniek aankeek.

De gastcolleges in ontwerpgeschiedenis die Judith Gussenhoven tijdens haar opleiding industrieel ontwerpen kreeg van gastdocent prof. J.W. Drukker (UTwente) waren het begin van haar fascinatie voor de geschiedenis van techniek. Want alleen wie de geschiedenis kent, kan hopen de techniek te gebruiken in plaats van erdoor gebruikt te worden, citeert Gussenhoven de Amerikaanse cultuurhistoricus Neil Postman. Op 27 november 2013 promoveerde ze bij Drukker in Twente op haar proefschrift ‘Founding Nemo, De geschiedenis van het Nederlandse wetenschapsmuseum en zijn voorgangers 1923-2013’. Het is een kloek boek geworden (432 blz.) inclusief notenapparaat, index, en appendix. Maar bovenal is het een verbazend goed leesbaar boek met mooie foto’s dat een wijdere distributie verdient dan de promotiecommissie. Dit boek gaat namelijk niet alleen over Nemo, maar over hoe de kijk op wetenschap en techniek zich heeft ontwikkeld. En dat is iets waar iedere ingenieur mee te maken heeft. Gussenhoven zet de toon met een citaat van Annie M.G. Schmidt over haar moeder die omstreeks 1920 naar een tentoonstelling wil: ‘Ze was dol op de Vooruitgang. Je mocht de Vooruitgang niet missen. Elektriciteit, daar had ze over gelezen in al die weekbladen van onze portefeuille. We kenden in ons dorp geen elektriciteit. Nu zou ze zelf zien wat het was en sleepte mijn vader mee.’ In deze periode begint Herman Heijenbroek, industrieel kunstschilder met een missie, in Amsterdam

het Museum van de Arbeid. Heijenbroek wilde met zijn verzameling eer betonen aan de naamloze arbeiders die de wereld vooruit hielpen door de productie van staal, glas en elektrische apparaten. Bovendien geloofde Heijenbroek sterk in de verheffende werking van onderwijs voor de geestelijke en morele ontwikkeling, en dus in educatieve opstellingen. De ontwikkelingsfase kwam in 1954 met de naamsverandering tot Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek (Nint). Het nieuwe museum stelde zich vooral tot doel om de jeugd te enthousiasmeren voor industrie en techniek (om de volgende generatie werknemers te rekruteren). Rond 1970 kwam die positivistische houding onder vuur van de maatschappelijke kritiek op technologie en industrie, die men meer begon te associëren met milieuvervuiling en militarisme. Het Nint zag zich gedwongen afstand te nemen van de industrie, maar wat dan? Met een energietentoonstelling in 1982 tekende zich een nieuwe benadering af: op een speelse manier kennismaken met wetenschap en technologie. Dat werd dan ook de basis voor het centrum New Metropolis dat in 1997 de poorten opende aan het Oosterdok. Maar de hoge verwachtingen maakten snel plaats voor desillusie: critici vonden het een loze speeltuin. Pas na een meer inhoudelijke oriëntatie vanaf 2002 en een structurele ondersteuning van het ministerie van onderwijs (Van der Hoeven, 2005) verovert Nemo z’n huidige succesvolle positie als nationaal wetenschapsmuseum. Goed beschouwd is het een wonder dat het nog bestaat. (JW)

Judith Gussenhoven, ‘Founding Nemo, De geschiedenis van het Nederlandse wetenschapsmuseum’, Nemo uitgeverij Amsterdam 2013, 432 blz, aanvragen bij info@e-nemo.nl


Delta

TU Delft

desgevraagd

27

Tweet

Immense vulkaanuitbarstingen zijn niet zo zeldzaam als men tot voor kort dacht. Dit meldde een vulkaanonderzoeker, die 1,2 miljoen uitbarstingen simuleerde, vorige week in New Scientist.

ondergrondse magmakamers ontstaat doordat zich daar alsmaar meer magma ophoopt. Bij supervulkanen speelt nog wat anders mee, aldus Caricchi en zijn collega’s, die maar liefst 1,2 miljoen simulaties verrichtten van vulkaanuitbarstingen. Het drijfvermogen van het magma kan daar ook zorgen voor de uitbarsting. Doordat supervulkanen veel grotere magmakamers hebben, krijgt het magma dat zich aan de randen

‘Verwacht maar niet dat we zo’n uitbarsting gedurende ons leven zullen meemaken’ bevindt genoeg tijd om af te koelen en te kristalliseren. Het wordt daardoor zwaarder dan het magma in het binnenste van de kamer. Dat binnenste, lichte, magma gedraagt zich als een ballon dat onderwater wordt gehouden; het wil met alle geweld omhoog. Vulkaanexpert Andy Hooper is onder de indruk van het onderzoek. “Het is mooi dat ze in hun simulaties de snelheid heb-

ben meegenomen waarmee magma kristalliseert”, aldus de onderzoeker, die onlangs zijn functie als hoogleraar geofysica bij de faculteit CiTG verruilde voor een hoogleraarschap aan de Universiteit van Leeds, maar die nog wel Delftse promovendi begeleidt. De meeste vulkaanonderzoekers, onder wie ook Hooper, richten zich op relatief korte tijdschaal. Kristallisatie doet er dan niet zoveel toe. Maar als je kijkt naar de tijdschaal waarop supervulkanisme zich afspeelt – honderden duizenden jaren dan is dat laatste wel van belang. “Met dit onderzoek is een brug geslagen tussen geofysici zoals ik en petrofysici die onderzoek doen naar supervulkanen”, concludeert Hooper. Hooper vindt het wel wat ver gaan om te concluderen dat supervulkaanerupties tien à honderd maal vaker dan gedacht voorkomen. “Het model van Caricchi is erg gesimplificeerd. Er hangen nog allerlei onzekerheden aan. Verwacht hoe dan ook maar niet dat we zo’n uitbarsting gedurende ons leven zullen meemaken.” (TvD)

“We hebben onderzocht of je een link kunt leggen tussen populaties en medicijnen. We hebben gekeken of je in het water van de Rijn kunt zien welke mensen welke medicijnen slikken. Daarvoor namen we om de twintig kilometer een monster uit de Rijn. Een van de resultaten was dat de Duitsers het meest verantwoordelijk waren voor de plaspillen in het water. Nu woon ik in Haarlem waar een mooie kerk is omgebouwd tot brouwerij, de Jopen Brouwerij. Die wint internationale prijzen. Het is dus het beste bier ter wereld. Water dat in Haarlem uit de kraan komt, wordt gewonnen en gezuiverd in de duinen. Dat water is deels geïnfiltreerd water uit de Rijn. Met het Duitse piswater is dus het beste bier ter wereld gebrouwen. Overigens komt de term pisswasser van het computerspel Grand Theft Auto. Als je in dat spel in een auto rijdt, kom je reclameborden met nepmerken tegen en één van die merken is Pisswasser-bier. Pagina 29: Rhine samples reveal puzzling drug use

Strip: Auke Herrema

H

et is maar de vraag of de mensheid het opnieuw zou overleven. Zo’n 640 duizend jaar geleden blies de supervulkaan van Yellowstone duizend kubieke kilometer aan vloeibaar gesteente de lucht in. Het was een natuurramp die de verschrikkelijke uitbarsting van de Filippijnse Pinatubovulkaan in 1991 (met amper een kubieke kilometer aan uitgespuwde lava) doet verbleken. De voorgaande keren dat het zo rommelde in Yellowstone was 1,3 en 2 miljoen jaar geleden. Voorlopig houdt de supervulkaan zich dus nog wel koest. Dat zou je denken. De aan de Universiteit van Bristol en de Universiteit van Geneve verbonden vulkanoloog Luca Caricchi meent dat dergelijke supervulkaanuitbarstingen tien tot honderd maal vaker voorkomen dan tot nog toe gedacht. Dit zei hij vorige week in het populair-wetenschappelijke tijdschrift New Scientist. Caricchi is de eerste auteur van het artikel ‘Frequency and magnitude of volcanic eruptions controlled by magma injection and buoyancy’, dat begin deze maand verscheen in Nature Geoscience. Vulkaanuitbarstingen zijn meestal het gevolg van de immense druk, die in de

Voor wie het na kerst gemist had: blog bij #tudelft onderzoek: Why the best beer in the world is pisswasser #GTA5


28

Delta

TU Delft

Text: Damini Purkayastha Photo: Sam Rentmeester

Work and the international student - the government -

Welcome back to the first issue of the new year. We hope you enjoyed your break and hope you had the opportunity to take some time off and relax. Best of luck with the new semester.

international pages

The national organisation for internationalisation in higher education Nuffic in The Hague.

Dutch universities are internationalising at break-neck speed, with TU Delft alone adding over 1,000 international students every year. Policy makers, however, seem to have some catching up to do.

A

s per regulation, non-EU students are only allowed to work for 10 hours a week. Even though employment agencies and small companies seem eager to hire internationals as student employees, this rule makes it challenging to do so. In the first two parts of this series, TU Delta spoke with students and employers for their take on the matter. International students pointed out that several of them come with heavy student loans and limited working time also hampers their ability to pay those off. While international student employees are prized in a globalised city such as Delft, the time restrictions mean they can only do a limited amount of work. This makes them less attractive to potential employers as well. In the final part of our series, we bring you some insight from Nuffic, the national organisation that facilitates internationalisation in higher education, research and professional education. Founded in 1952, the organisation

works closely with the Dutch Ministry of Culture, Education and Science, the Ministry of Foreign Affairs and universities across the Netherlands. They also have education support offices in Brazil, China, India, Mexico, and several other countries. In many ways, Nuffic also works as the mediator between international students and official organisations. “We are aware about how students feel about the matter and it is something that has come up for discussion with various ministries often,” said Irma Nentjes, advisor mobility issues, public relations department, Nuffic. Nentjes explained that policies regarding internationals, labour laws and work permits are made collaboratively by the IND (Office of Immigration and Naturalisation Service) and UWV (Employee Insurance Agency). “The official standpoint is that students should focus on their academics and not be distracted by working long hours. However, international students know how important their studies are, especially now with the number of credits required. If they are given a few more hours to work, they will find a way to balance them as well,” she said. She is not the only person to feel this way. The matter has reportedly been

addressed in the New European Directive being discussed by all member states of the European Union. “It is very likely that in the next two or three years the number of hours might go up to 15 hours a week. But, these things take time, it is still in the planning stage,” said Nentjes. Meanwhile, Nuffic has taken on other student grievances. “We received a lot of complaints that students found it difficult to deal with key organisations such as the tax office and the College van Zorgverzekeringen (CVZ), as all the communication was in Dutch. We are busy convincing them to communicate in English as well.” Nuffic also has a leading role in the national project called Make It In The Netherlands, which is aimed at helping international students graduating in the Netherlands find employment here. While change may be slow in coming, students can at least be reassured that their voices are being heard. This is the last article on work and the international student in a series of three.

‘If they are given a few more hours to work, they will find a way to balance them as well’


Delta

29

TU Delft

science SHORT

Believing in bamboo

Delicate approximations

Bamboo houses could offer sustainable and affordable housing for the poor in rainy Nicaragua. Yet many despise the ‘poor man’s timber’.

F

our students (three from TU faculty Architecture and one from Utrecht University) are taking half a year off to develop sustainable housing for the village El Rama in Nicaragua. By using the ubiquitous bamboo as construction material, they aim to develop a blueprint for social housing on a local and ecological sound basis. Although the project is not part of their study, the students do have the support of Professor Andy van den Dobbelsteen and Alexander Vollebregt of the Faculty of Architecture. The students, working together under the name Shortsighted Architecture, visited the village El Rama last year. That was in the wet season, when five times more rain falls than in the Netherlands in a year. On their website they explain: “78% of the people live in bad quality and relatively expensive houses or do not have a home at all.” The most common sort of housing is a concrete box with a tin roof. Bamboo is cheap, it grows faster

Max Verhoeven (left) and Laurens van der Wal will be leaving for Nicaragua early next month. (Photo: Tomas van Dijk)

than the national debt and it’s everywhere. The students tackled the imago problem of bamboo as the poor man’s timber by showing people wonderful bamboo constructions made elsewhere and by telling them that bamboo is highly regarded in the West. Another issue with bamboo is its tendency to rot away when wet. That’s why the design shields the bamboo from rain as much as possible. Contacts were made with local parties varying from the Bluefields Indian and Caribbean University (BICU) to the local carpenter workshop. The students will design and build a

prototype of the bamboo house as a residence for students from BICU staying over in the forest. The BICU farm is some twelve kilometres from El Rama village over a muddy road. The blueprint and the experience from this first bamboo house should then serve as a - flexible - template for affordable social housing from local materials and built by local people. That’s what short-sighted means in the students’ eyes: finding your solutions locally. (JW) delta.tudelft.nl/27649

Dr. Sonja Cox’s thesis on numerical mathematics was awarded the Stieltjes prize on a ceremony last December. The yearly prize, worth 2,500 euros, honours the best thesis in mathematics from a Dutch university. Jury chairman Prof. Michel Dekking (EEMCS, TU Delft) praised the quality of Cox’s work (as “a considerable improvement over the earlier literature”) and referred to two large articles in prestigious journals that Cox published together with her PhD supervisor Prof. Jan van Neerven (EEMCS). “It has been a colossal job”, Van Neerven agrees. “Eighty pages in Numerische Mathematik has cost her two years of work and endless reviews to get an absolutely flawless piece of work. If you flip through her thesis, of which the article makes part, you’ll see pages full of the most delicate approximations. I think the jury has considered the article in her deliberations.” delta.tudelft.nl/27628

Cell skeleton

Professors Marileen Dogterom (Amolf, TU) and Anna Akhmanova (Utrecht University) have won a 7.1 million euro ERC Synergy Grant for their proposal on the study of cellular skeletons. The ERC announced the thirteen winners from 450 entries last December. The project Modelcell, proposed by Prof. Marileen Dogterom (Amolf and from January 2014 the head of the department of bionanoscience at TU’s Applied Sciences) and Prof. Anna Akhmanova (cell biologist

Rhine samples reveal puzzling drug use The results from a sampling campaign along the Rhine have just been published. Traces of medicines accumulate downstream and often they can be attributed to certain groups within the population.

T

U researchers Professor Nick van de Giesen and Dr. Rolf Hut took samples from the Rhine at forty two locations on their way home from a conference in 2011. Corine Houtman from the Water Laboratory determined

the concentrations of twenty one common pharmaceuticals they hoped to be able to trace. The problem with these pharmaceutical traces is that water treatment plants cannot remove them from the drinking water. A study from the Swedish ecologist Tomas Brodin (Science, February 15 2013) showed that micrograms per litre of Oxazepam (an antianxiety drug) had behavioural effects on fish. The researchers recommend monitoring the medicinal footprint of the Rhine because it’s a way to monitor public health without the surveys. Sometimes the link between drugs and user group are statistically sound, but hard to explain. How

come, for example, that girls cause a larger intake of beta-blockers (a drug that stabilises one’s heart beat). As it is unlikely that the girls take such medication themselves, can it be their (grand) fathers or mothers whose hearts get overstressed? The sampling provides a new and sometimes puzzling perspective on public health and drug consumption (both medicinal or recreational) along the banks of the Rhine. (JW) delta.tudelft.nl/27646

Microtubules (green) in the cytoskeleton. (Photo: Wikimedia/Splette)

at Utrecht University), was the only fully Dutch programme to be selected. In their project Dogterom and Akhmanova set out to actually measure the forces in cells both natural and artificial. Dogterom says, “In an artificial cell, we can replicate processes that occur in natural cells with a minimal amount of components. That will enable us to study the effect of certain manipulations much more directly.” delta.tudelft.nl/27630


30

Delta

TU Delft

Text: Damini Purkayastha Photo: Hans Stakelbeek

delft survival guide Survive the theatre Delft may be a small town, but it doesn’t lack variety when it comes to entertainment. Whether you’re a theatre aficionado, prefer ballet or want to watch the latest blockbuster, the perfect venue is right around the corner. Theatre De Veste For the past nineteen years, Delft’s Theatre De Veste has hosted a wide array of cultural activities, from stand-up comedy to dance and chamber music. “We host a lot of comedy because Delft loves to laugh. The stand-up nights are more expensive by comparison, but they sell more. This gives us a chance to host experimental acts and newcomers as well,” says Anne Struiksma, of the marketing department. While the stand-up is usually in Dutch, they have hosted internationals such as Greg Shapiro. Among events with international appeal in January they have a concert by a rising Russian pianist Pavel Kolesnikov and a fusion dance performance. Students can buy an annual membership card for €10. Called an Investigation Card, it works as a discount card and every subsequent ticket then costs €7.50 (including a drink and coat check). Average ticket costs for non-students vary from act to act and cost €10 - €30. www.theaterdeveste.nl Where: Vesteplein 1

Filmhuis Lumen Do you like your cinema black and white? Or do you prefer them international, insightful, artistic and, sometimes, obscure? Filmhuis Lumen

The Filmhuis Lumen shows art house and independent films.

is probably more your kind of space then. Founded in 1974 with the aim of improving film availability in Delft, the theatre screens movies not often in the mainstream. Made by filmmakers around the world, the works explore different socio-historical backgrounds, past filmmakers and innovative filmmaking. For students, tickets cost €7.50 on weekdays. www.filmhuis-lumen.nl Where: Doelenplein 5

Microtheatre The Microtheatre is the theatre of amateur drama club called de Flits or The Flash. Founded in 1939, the club comprises a group of around thirty people who do everything from stage

Theatre De Veste has hosted a wide array of cultural activities, from stand-up comedy to dance and chamber music

construction to acting and administration. They have two annual productions a year which run fifteen to twenty-five times each. “Though we work with plays written by playwrights from across the Western world, we only stage them in Dutch. Right now we are rehearsing Uncle Wanja by Tsjechov, which will be staged from March through May. For our 75th anniversary we will present a variation on Moulin Rouge from October on,” says Eddy Gerretsen, senior member of the club. Entrance costs €10 (€9 for students). “If you want to practice your Dutch and see if a play by a writer you know, a visit might be worthwhile for international students,” he adds. www.deflits.nl Where: Kerkstraat 19

Pathé, Delft Newly revamped, Pathé is the main movie theatre in town. Part of the Pathé chain of cinemas, Pathé Delft showcases the latest Hollywood block-

busters and Dutch movies. In bigger cities such as Den Haag and Rotterdam, the halls also screen big budget films from other countries. While a regular ticket costs €10 (more for a 3D film), morning shows cost €7.50. You can also invest in Unlimited membership cards. www.pathe.nl Where: Vesteplein

Lijm & Cultuur Multipurpose venue Lijm & Culture is located right behind the university. In 2014, they will host several plays, bands and the Car Art Festival among other events. At the end of January, the seventh edition of Chaos aan de Schie will be held during which cultural programmes will be held at the venue for six weeks. Prices vary per event, ranging from €10 - €25. www.lijmencultuur.nl Where: Rotterdamseweg 272


Delta

It's survival time, again Survival cafes, meet and greets and multicultural events. It’s that time of the year again. As the second semester opens, TU Delft gets ready to welcome 180 new international students.

T

he Central International Office has a week of exciting of survival activities planned to help them settle in. “The number of students joining in this semester is larger than last year. Though not as many as the students who join in August, it’s still a big enough number to need an Introduction Program-

me,” says Marlies Poelmann, project manager, Introduction Programme, Spring 2014. Designed along the lines of the August Introduction Week, this will be held from February 4 to 8 2013. Besides a survival café, airport pick-ups, plenary

‘It’s a mini-version of what we do in August’ sessions and multicultural activities, students will also be divided into groups for academic activities. “It’s a mini-version of what we do in August. We will also have a closing event at the Culture Centre with two or three student organizations present as well. It is the first time such as event will be held there.” Unlike August, when the largest numbers of students

31

TU Delft

are M.Sc. students, 108 of this batch are exchange students, here on programmes such as the Erasmus Mundus. Of the total, the largest are from the Faculty of Aerospace Engineers (49), with the Faculty of Industrial Design a close second (29). While there are students from over 20 countries arriving, the largest contingent is from China, with Italy and Germany next. The male/female ratio remains skewed, with only 60 girls in the total. Before they can all drift apart to their various faculties, the Introduction Programme will bring them together. “While the activities are mandatory for MSC students, exchange students have to pay 75 euros to attend. It seems like our Introduction Programme is popular because almost everyone has signed up” says Poelmann. (DP)

There’s an app for that

S

ongza is a new trend in streaming music on your iPhone, iPad and iTouch. It is free and there are thousands of original playlists handmade by music experts for you to choose from. Depending on the time of day, a concierge will suggest playlists that soundtrack your activity, mood or even the time of year. “I don’t have a lot of music on my iPad, but with Songza, I just select a playlist or search an artist and then have loads to listen to,” says TU Delft employee Kerry Dankers. Playlists are compiled for everything from working, relaxing, holidays, exercising to entertaining. On your iPhone or iTouch, you can shake your device and tell Songza exactly what you are up to and it will tailor the playlist to make it better. “It’s perfect for finding the right music for your moment,” she adds.

Building on Biorenewables nostalgia In late November, TU Delft announced its goal to graduate twenty-five dual degree PhD students with Brazil’s University of Campinas (Unicamp) by the year 2020.

T

his aim represents a deepening of the universities’ collaboration, which was made official in November 2012, when the TU Delft’s Brazil location opened in partnership with BE-Basic. The TU Delft/Unicamp collaboration focuses on renewable materials and biofuels, known as biorenewables. Dual degree doctoral candidates will follow joint courses in English, receive joint supervision and complete a required international experience degree component. TU Delft Professor Patricia Osseweijer, who is implementing the TU Delft’s business plan for this collaboration with TU Delft Professor Luuk van der Wielen, sees the two universities as an ideal match for this dual track. “Delft and Campinas provide complementary knowledge for the PhD students,” she says. “By providing fellowships and organizing joint supervision and education we have a perfect set-up for double degrees.” It seems that students agree. “We already re-

ceived requests from selected top candidates,” according to Osseweijer. The next major step forward comes in February, when a contingent of Brazilian professors will travel to Delft, to “further develop joint PhD projects that will contribute to and benefit from the Double Degree program,” Osseweijer says. The University of Campinas and TU Delft first joined forces in 1999. Since then, the collaboration has continued in part through joint projects and education funded by the BE-Basic partnership. The dual degree program “is a logical continuation to that,” says Osseweijer. Last July, the TU Delft/BE Basic office moved to its permanent location at Unicamp - a nice home for the Double Degree plan, which Osseweijer is a forward-thinking one. “The need for well-trained academics in the field of sustainable technology and biorenewables production is high,” she says, “as we wish to address climate change and energy security challenges—as well as economic impacts.” Brazil is the world’s largest sugar cane producer and the number two producer of ethanol worldwide, and already has thirty years of experience with developing the technology that supports biorenewables. In fact, the universities have already offered a joint Biobased Business Development Beyond Bioethanol course. (HD)

N

atalie Carr, 30, moved to the Netherlands in January 2012 to pursue a Ph.D. in Civil Engineering. She had completed her Master’s Degree in Germany and was looking for an Englishlanguage program with just the right project. She completed her Bachelor’s

Degree in California, where she’s from. While on vacation, she adopted a Lhasa Apso named Molly. She moved a lot as a kid and has continued moving frequently as an adult. “For me I always consider home to be where my dog is.”

Interested in being featured in Nostalgia? Contact us at deltainternational@tudelft.nl


Contents International

28

Work and the international student

30

Surviving the theatre

Text: Molly Quell Photo: Sam Rentmeester

31

Nostalgia There’s an app for that

See www.delta.tudelft.nl for the translation of page 8: Law centre for students

lab of ... Direct Current Systems & Storage

I

n the North Sea, impressive wind farms are getting bigger and further from shore. The underwater cabling, which brings the electricity ashore, is starting to resemble spaghetti. But the lab of Direct Current Systems & Storage is working on it. The lab focuses on sustainable and reusable energy sources. In the tallest building on campus, the students are hard at work researching wind, sun and wave energy. The researchers are fine tuning these

resources to be more efficient, cost effective and environmentally friendly, while integrating them with the current power grid. Current electrical grids run alternating current (AC). The new Direct Current Systems & Storage lab is looking to show that direct current (DC) is viable alternative. “Renewable resources are DC by nature and so are a lot of everyday appliances,” explains Brazilian Ph.D. candidate Rodrigo Teixeira Pinto. To integrate DC to our AC power grid, converters

need to be employed. Sitting within a semicircle of three computers and four AC/DC converters, Pinto explains how they work, “The converters normally run isolated. My project goal was to integrate them together in a multi-terminal DC network and control it. I’m focusing on the connection of offshore wind farms in the North Sea.” Pinto began working with Greek master's student Epameinondas Kontos two years ago. Now that Pinto is poised to continue Pinto's

groundbreaking research. “My project is to connect future Dutch and British wind farms together with DC and protect that network,” said Kontos. Over 100 years ago, AC the Edison versus Westinhouse Current Wars because it was easier to control. With the new technology of today, DC can be used very effectively. Pinto sums it all up, “AC networks are like a cell phone from the 90's. It still works, but it's not a smart phone.”


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.