Transition #15

Page 50

050

TRANSITION

trekken aan de pedalen. En dat kan op den duur dan weer leiden tot problemen in de onderrug.” Bij de uiteenzetting van de remedie tegen dit scenario verwijst De Meyer allereerst een wijd verbreide mare naar de prullenbak, namelijk dat een goede fietser zowel duwt als trekt aan de pedalen. “Niet voor niets zit het zadel altijd áchter de trapas, zodat je je kunt afduwen tegen de pedalen. Trekken aan de pedalen, daar haalt het menselijk lichaam nooit maximaal rendement uit. Duwen moet je, en om dat te kunnen, moet de heuphoek open. Daartoe kun je het zadel hoger zetten, maar dat wil je niet meteen, uit aerodynamische overwegingen. Bovendien mag ook de kniehoek niet hoger worden dan 150 graden, dus je kunt het zadel niet ongestraft hoger zetten. De volgende mogelijkheid is dan om de cranklengte te verkorten. Door een halve centimeter in te korten kan het zadel een halve centimeter omhoog. Maar omdat je in de bovenste pedaalstand ook een halve centimeter wint, wordt de heuphoek per saldo toch groter. Een ander voordeel van de kortere cranks is dat je bekken stabieler op het zadel komt te zitten. Bij metingen is aangetoond dat dit de aerodynamica enorm ten goede komt.”

DUWEN EN TREKKEN

In zijn praktijk beveelt De Meyer echter nooit onverdeeld kortere cranks aan. “Je moet het doel van de atleet voor ogen houden. Ik begeleid een Nederlandse toptriatlete die uitsluitend sprinttriatlons en olympische afstand doet in stayerwedstrijden. Dat wil zeggen je zwemt zo

AAN ALGEMENE REGELS WAAG IK ME NIET. IK ADVISEER LIEVER OP BASIS VAN DE INDIVIDUELE MEETRESULTATEN EN DE DOELEN VAN EEN SPORTER. IK VOORSPEL WEL DAT KORTERE CRANKS STEEDS MEER INGANG ZULLEN VINDEN NAARMATE ER MEER BEKEND RAAKT OVER DE WERKING VAN BEENSPIEREN, VOETEN EN ZITPOSITIE.”

hard je kan, je springt op de fiets en gaat zoveel mogelijk uit de wind zitten in het peloton. Dat is een hele andere belasting dan bij een volledige triathlon, waarbij je in je eentje fietst en alle wind pakt. Mijn cliënte haalt in een fietstest een maximaal vermogen van 110 Watt. Maximaal! Meer is er voor haar kennelijk niet nodig om in een peloton te gedijen. Ik zag ook dat ze er vooral een trekkende trapbeweging op na hield, in plaats van te duwen. Die beweging lijkt biomechanisch gezien veel meer op de loopbeweging dan de duwende trapbeweging en voor haar verliep de overgang van fietsen naar lopen dan ook altijd zonder problemen. Wil ze in de toekomst echter langere afstanden gaan doen, dan dient ze haar traptechniek te veranderen, omdat duwen veel meer oplevert wanneer er hoge vermogens nodig zijn. Sprinttriatleten (en wielrenners al helemaal) in die zin onderscheiden worden van ironman-triatleten, dat zij regelmatig op de pedalen gaan staan -om

te versnellen of demarreren- en dat ze daarbij hun gewicht inzetten om aan kracht te winnen. Veel hefboomwerking – lees: langere cranks – is dan wenselijk. Atleten van de lange afstand daarentegen dienen zo vast en stil mogelijk op hun zadel te zitten om efficiënt snelheid te houden. Voor hen is een grote hefboom minder nodig maar is juist de meest economische verhouding tussen trapfrequentie en cranklengte belangrijk.” Nog enig idee over die optimale verhouding tussen cadans en cranklengte, Jean Luc? “Aan algemene regels waag ik me niet. Ik adviseer liever op basis van de individuele meetresultaten en de doelen van een sporter. Ik voorspel wel dat kortere cranks steeds meer ingang zullen vinden naarmate er meer bekend raakt over de werking van beenspieren, voeten en zitpositie. In de praktijk heb ik al cranks gemonteerd van niet meer dan 145 millimeter.”


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.