15 * 3: Roken

Page 1

Op de bank met... Peter Geschiere

Thema nummer

ROKEN Smoking in the Lesbian and Gay Community

Jaargang 15, nummer 3, maart 2008

Het doorrookmysterie

CUL maart 2008

Shisha cafĂŠs en het rookverbod


Inhoudsopgave 4 Shisha Cafés Slaat het rookverbod de plank mis?

CUL maart 2008

6 Zo zijn onze manieren: Visies op Multicultiraliteit 9 Waarom roken wij? 10 Smoking within the Lesbian and Gay Community 15 Het Doorrook Mysterie 27 Star Ferry: Aan het Water van een Wereldstad

2

26 Rellen of “Digitale Knuffels”

30 Analyse als Actie: James Sco in het Felix Meritis

En Verder: Nkyinyim

16

De keuze van Bert

18

Mario Rutten

20

Op de Bank met...

22

OC Nieuwsbrief

25

Strip

31

Kookcul

32

Culturele Agenda

34

Recensie “Rooksignalen”

21


OZ Achterburgwal 158 1012 DK Amsterdam cul_redactie@yahoo.com Hoofdredacteur: Rachèl Nieuwstede Medewerkers: Mario Rutten, Bert Schijf, Sjoerd van Grootheest, Anneke van Walsem, Rogier Vlaar, Daniel Steinmann, Annika van Oostveen, Rebecca Bego, Jasmijn Rana, Stefanie Amirkhan, Freek Janssens, Kaya Bouma Eindredactie: Sjoerd van Grootheest, Rebecca Bego, Freek Janssens Lay-out: Anneke van Walsem, Kaya Bouma PR: Annika van Oostveen, Stefanie Amirkhan Penningmeester: Jasmijn Rana Drukker: Drukkerij Wilco B.V. Amersfoort Oplage: 600 Foto omslag: Freek Janssens ISSN Met dank aan het AIM

Redactioneel Bij aankomst op het vliegveld in Yogyakarta geurt het niet alleen naar een tropische asfalt bries, een naar op houtskool geroosterde saté met kokosolie of naar de inheemse hemelssmakende stinkende plant Durian, maar ook naar de odeur van kreteksigaretten. Wees gewaarschuwd, de passieve roker krijgt het in dit land zwaar te verduren! Jong en oud lurkt overal aan de kreteksigaret, terwijl deze soms wel vier keer meer nicotine en teer bevat dan de normale sigaret. Kretek verleent zijn naam aan het ‘knetterende’ geluid, van de etherische oliën gemengd met kruidnagel en tabak, als de sigaret wordt aangestoken. Als ik mijn doorgerookte keel schraap en een hijs neem, merk ik dat het ‘m in de zoete beleving van de filter zit. Met mijn tong langs mijn lippen proef ik de sensatie van kruidnagel en andere kruiden. Mijn voorkeur gaat uit naar de witte kreteksigaretten met gouden randjes: Sampoerna’s. Deze milde variant van kretek pafte ik gemakkelijk weg. Aangezien er bijna geen gehoor wordt gegeven aan een rookverbod in Indonesië lijkt dit land wel een walhalla voor de gepassioneerde roker. Maar dit geldt niet voor de vrouw, zeker niet de Javaanse. In de kampong-gemeenschap in Klaten waar ik een tijd verbleef, was het totaal niet gebruikelijk om als vrouw te roken. Als wij te gast waren bij mensen, kwam er als eerste een invasie van aangeboden sigaretten, daarna werd er pas gesproken. Terwijl mijn vriend vanuit alle hoeken een kretek kreeg, werd ik overgeslagen. Totdat ik beduusd mijn eigen pakje uit mijn broekzak haalde en er één ongemakkelijk maar toch wat rebels opstak. Volgens de WHO (World Health Organization) rookt zeker 60 procent van de Indonesische mannen. Bij de vrouwen ligt dat percentage aanzienlijk lager, namelijk op 4 procent. Het lijkt erop dat de vrouw nauwelijks of bijna geen rookcultuur heeft ten opzichte van de man. Toch heeft de Indonesische vrouw duizenden jaren een grote rol gespeeld in de intoxicante cultuur, namelijk het kauwen van de betelnoot. De in kleine stukjes gehakte betelnoot of Arekannoot met het daaromheen gewikkelde betelblad staat vooral bekend om zijn verkwikkende maar ook medicinale werking. Daarnaast had het uitwisselen van betel ook een sociaal- economische functie bij bruiloften en begrafenisrituelen. Totdat het koloniale tijdperk zijn intrede deed. De komst van het beeld van een ‘modern’ economisch individu, gepaard met het specifiek mannenimago van sigaretrokers: ‘dutch fashion’, leidde naar een ommekeer in betelgebruik. Voor de vrouw was de kreteksigaret geen fatsoenlijke vervanger. De kalmerende en sociale rol die het kauwen van de betelnoot te bieden had werd niet door het roken van de sigaret vervuld. De meeste vrouwen hielden het dan ook bij het kauwen van de betelnoot. Van hieruit volgde een sociaal-culturele verschuiving van het gezamenlijk kauwen van de betel door beide seksen naar de zogenaamde exclusieve rookcultuur van de mannen. Op het eerste gezicht vond ik het gepruim en gespuug niet erg elegant voor een dame, maar misschien had ik toch de verdiensten van het betelkauwen nauwkeuriger moeten overdenken. Vermoedelijk had ik het gevoel van ergens toebehoren wel gevonden bij de betelkauwende oude dametjes. En mocht ik in de kampong verdwalen (aangezien mij dat vaak overkwam door het getrek en gesleep van alle familieleden), dan kon ik door mijn gespuug van de roodachtige betelpasta een roodgevlekt spoor achterlaten. Bovendien houdt de betelplant het hongergevoel tegen en had ik gemakkelijk de overtollige pondjes (door al het lekkere en vele Indonesische eten) kwijt kunnen raken. Hoewel, bij nader inzien, de gedachte van een etterbuil in m’n mond, irritaties aan m’n slijmvliezen, heftige diarree en een rood/zwart rottend gebit van het kauwen op de betelnoot, doen mij mijn pondjes eigenlijk wel vergeten…. Reid, A. 1985: ‘From betel-chewing to Tobacco-smoking in Indonesia’, in The journal of Asian Studies 44(3): 529-547 Rachèl Nieuwstede

CUL maart 2008

CUL is het tijdschrift voor studenten en docenten van de opleiding culturele antropologie & nietwesterse sociologie aan de UvA.

Redactioneel

Colofon

3


Shisha cafés: Slaat het rookverbod de plank mis?

CUL maart 2008

Dit jaar is het dan zover, vanaf juli 2008 geldt er een rookverbod voor de Nederlandse horeca. Helemaal onverwacht is dit niet te noemen: veel Europese landen, zoals Noorwegen, Ierland en Italië, hebben een paar jaar geleden al rookverbod ingevoerd. Sinds vorig jaar horen ook Engeland en Frankrijk bij dit gezelschap. Al gauw lieten critici binnen de laatstgenoemde landen veelvuldig hun stem horen: er was vooral verbazing ontstaan over het feit dat shisha cafés, waar speciaal waterpijp gerookt kan worden, onder het verbod vielen. Zowel in Engeland als in Frankrijk werd er geen uitzondering gemaakt voor deze cafés: het shisha publiek moest gewoon net als het andere volk maar buiten tabak gaan roken, want met roken schaad je de gezondheid van je medemens. Maar de eigenaren van deze cafés, vooral afkomstig uit het Midden-Oosten, India en Pakistan, vonden dat zij hiermee onterecht benadeeld werden. Men gaat juist naar een shisha café om op een sfeervolle, culturele plek te roken, met vooral mede rokers en weinig tot geen niet-rokers, zo redeneerden zij. Kortom: wordt er nu met het rookverbod de plank mis geslagen?

Shisha is het Arabische woord voor glas en samen met de woorden huqqa (Urdu) en narghile (Sanskriet), is dit het meest gebruikte woord voor de waterpijp. Niemand

worden. Juist in Engeland en Frankrijk, waar naast de eigenaren ook de meeste klanten afkomstig zijn uit het Midden-Oosten, India en Pakistan, wil men

Mensen uit verschillende culturen ontmoeten elkaar in de cafés, weg van alle dagelijkse stress, om zich even af te sluiten van de wereld om zich heen.

Bron: http://media.canada.com/idl/cahr/20070213/93045-29351.jpg

4

weet precies waar en wanneer de ontdekking van de waterpijp heeft plaatsgevonden. Hoewel de meeste theoretici denken dat de waterpijp oorspronkelijk uit India komt, verklaart de antropoloog Kamal Chaouachi in zijn boek Narghile (hookah): a SocioAnthropological Analysis dat ZuidAfrika, Ethiopië en gebieden behorend tot het vroegere Perzië ook de plaatsen kunnen zijn waar de eerste waterpijp werd uitgevonden. Vast staat wel voor hem dat de populariteit van de waterpijp vandaag de dag te danken is aan de opkomst van publieke koffiehuizen aan het eind van de 16e eeuw. De traditie om binnen een sociaal gezelschap de waterpijp te roken bestaat dus al ongeveer vier eeuwen en voorstanders van de shisha cafés willen het liefst dat deze traditie voortgezet kan

een traditie die al aanwezig was in het land van herkomst niet verloren laten gaan. Het opzoeken van shisha cafés draait volgens veel eigenaren ook niet alleen om het roken zelf: mensen uit verschillende culturen ontmoeten elkaar in de cafés, weg van alle dagelijkse stress, om zich even af te sluiten van de wereld om zich heen. Verder bezoekt niet alleen een bepaalde doelgroep de cafés: ouderen, jongeren en soms zelfs familieleden komen er bij elkaar. Het zou zonde zijn om mensen die juist samen willen roken buiten te laten staan. De café eigenaren begrijpen de invoering van het rookverbod maar al te goed, maar verklaren dat naar hun inzicht vooral niet-rokers beschermd dienen te worden en die zijn er maar weinig te vinden in shisha cafés. Iedereen heeft nog zoiets als een eigen


kankerverwekkende chemicaliën in aanwezig zijn. En hoewel er geen uitsluitende kennis bestaat over hoe schadelijk het roken van een waterpijp in vergelijking met het roken van sigaretten is, zijn er zeker redenen

De meeste vaste klanten en café houders hangen de islam aan, en het roken van de waterpijp is binnen deze gemeenschap nog toegestaan om de shisha cafés aan te pakken. Zo is het sociale aspect van de rooksessies in de cafés juist schadelijk te noemen: als verschillende mensen tegelijkertijd een waterpijp roken, ademen deze mensen dus niet alleen hun eigen rook in maar ook de rook van anderen. Ook kunnen rooksessies in gezelschap urenlang duren. Dit valt niet te vergelijken met gezelschappen waar een persoon één sigaret gedurende de hele avond opsteekt. Beide partijen hebben binnen dit debat serieuze punten aangekaart, maar er is een ding zeker: door het rookverbod op shisha cafés toe te passen, zal niet alleen een publiek wat vrijwillig voor roken kiest de effecten voelen, maar wordt ook een cultureel verschijnsel aangetast. Het traditionele shisha café is niet meer.

5 Bron: Internet

Voorstanders van het rookverbod in de shisha cafés verklaren dat de culturele aspecten rondom deze cafés niet opwegen tegen de risico’s van het roken. Zo hebben onderzoeken uitgewezen dat het idee dat alle schadelijke stoffen uit de tabak worden gefilterd door de waterpijp slechts een fabeltje is. Men ademt nog steeds rook in, waar onder andere koolmonoxide, nicotine en

CUL maart 2008

Bron: Internet

verantwoordelijkheid, zo redeneren zij, en als een persoon niet wil meeroken, dan moet degene niet een shisha café opzoeken. Bij dit betoog speelt ook religie een rol: de meeste vaste klanten en café houders hangen de islam aan, en het roken van de waterpijp is binnen deze gemeenschap nog toegestaan, in tegenstelling tot het drinken van alcohol of het roken van sigaretten. Bij de bekendmaking van het rookverbod ontstond er ook bezorgdheid met oog op de jongere shisha café bezoekers: als zij geen waterpijp meer konden roken in een relaxte, maar ook islamitische omgeving, waar moesten zij dan hun ontspanning vandaan halen? Velen waren bang dat de jongeren naar gewone cafés zouden gaan, waar ze dan toch nog alcohol of andere, voor Islamieten verboden, geestverruimende middelen tot zich toe zouden nemen. Naast deze redenen was er ook nog protest van een meer praktische aard: het rookverbod hoefde niet persé een faillissement voor elke café eigenaar in te houden, maar het was wel zeker dat de omzet van vele shisha cafés zou dalen. Zo kon er bij shisha cafés met terrassen nog wel buiten gerookt worden, maar dit zou alleen in de zomer echt klanten trekken, voorspelden de café eigenaren. In de winter zou het te koud zijn en in de cafés zelf zou er alleen maar voedsel en drinkwaren verkocht worden: hiermee zouden shisha cafés zich niet genoeg onderscheiden van andere cafés en zouden zij hun culturele kracht verliezen.

Stefanie Amirkhan


Zo zijn onze manieren... Visies op multiculturaliteit in Nederland

Dubbelrecensie en reactie van de auteurs:

CUL maart 2008 6

Multiculturaliteit: de Nieuwe Uitleg van ‘Cultuur’ Jasmijn Rana Het ‘multiculturalisme’ is de laatste jaren onderhevig geweest aan veel kritiek. In de politiek en media is hierdoor de toon verschoven van integratie naar assimilatie. De cultureel antropologen zijn zoals gewoonlijk weer opvallend stil geweest in dit debat. Onder redactie van Francio Guadeloupe en Vincent de Rooij is er nu een bundel ‘visies op multiculturaliteit in Nederland’ verschenen: Zo zijn onze manieren... In de inleiding zetten de auteurs zich ten eerste af tegen het begrip ‘multiculturalisme.’ Dit begrip duidt op een ideologie die zij niet kritiekloos zullen volgen en waar ze zich voor en deel zelfs tegen af zetten. ‘Multiculturaliteit’ daarentegen duidt niet op een ideaal, maar op de toestand waar Nederland zich in verkeert. Het is een feit dat er meerdere culturen in Nederland zijn en we moeten een manier vinden om daarmee om te gaan. De basis hiervoor ligt in het begrijpen dat cultuur geen vaststaand gegeven, maar altijd in beweging is. Dit basisidee van Zo zijn onze manieren... lijkt voor antropologen misschien een open deur, omdat wij vanaf dag één geleerd krijgen dat het essentialistische cultuur-idee achterhaald is. Zoals Peter Geschiere in zijn nawoord vertelt, kan deze bundel gezien worden als een poging om deze visie op het begrip cultuur onder het grotere publiek te verspreiden. De essays zijn hierdoor op een minder academische manier geschreven dan wat wij antropologiestudenten gewend zijn. Maar juist dit maakt het boek ook interessant voor ons. Zo krijgen we eindelijk eens te zien hoe onze docenten over alledaagse onderwerpen denken. We wisten wel dat

Matthijs van de Port van mening is dat ‘de Islam niet bestaat,’ maar op deze manier hebben we het hem nog niet horen zeggen. Thijl Sunier en Yolanda van Ede laten een stukje van zichzelf en hun eigen identiteit(en) zien, wat een verhelderende kijk biedt op identiteitsvorming in bredere zin. Geen theoretische hoogstandjes in deze essays, maar eenvoudige uiteenzettingen van antropologische meningen. Op deze manier is het boek breed toegankelijk, niet alleen voor antropologen, studenten en/ of autochtonen, maar ook voor mensen uit verschillende lagen van de samenleving met verschillende interesses. Mocht je als beginnend antropoloog willen weten hoe je je antropologische kennis kan omzetten in een leesbaar stuk voor een breder publiek, dan is Zo zijn onze manieren... een goede start om inspiratie op te doen. Wie weet is deze bundel essays dan het begin van meer maatschappelijke betrokkenheid én verantwoordelijkheid van antropologen.

Onze Manieren Zijn Niet Goed Kevin Levie Het boek Zo zijn onze manieren... over multiculturaliteit in Nederland, onder redactie van Vincent de Rooij en Francio Guadeloupe, is een goed initiatief, maar zal niet veranderen dat antropologen in het publieke debat over cultuur, religie en identiteit nauwelijks voet aan de grond krijgen. Daarvoor is meer nodig: antropologen moeten zich ook in de grote maatschappelijke debatten veel meer en politieker durven uitspreken. Laat ik voorop stellen dat ik Zo zijn onze manieren... een verdienstelijk boek vind. Als antropoloog heb ik niets aan te merken op de analyses


CUL maart 2008

verbindingen inderdaad durft aan te gaan, terwijl veel mensen en bevolkingsgroepen deze realiteit van een multiculturele samenleving niet op die manier ervaren. Geleidelijk zijn sinds begin jaren tachtig de onzekerheid en het onbehagen van mensen gegroeid – onder andere door globalisering en individualisering. De afkalving van de verzorgingsstaat en publieke voorzieningen, het feit dat de onderklasse een kleurtje kreeg, de problemen in de oude stadswijken die zich opstapelden: dat alles heeft geleid tot een explosie van onvrede in het integratiedebat sinds 2000 en de opkomst van het rechtspopulisme van Fortuyn tot Verdonk en Wilders. Daar hebben we nu de kritiek op ‘het multiculturalisme’ en de grote publieke debatten over cultuur, religie en identiteit aan te danken. Het boek lijkt het uitbreken van dat debat vooral als iets vervelends en onterechts te beschouwen. Thijl Sunier spreekt in zijn bijdrage zelfs van ‘een historische blikvernauwing die zijn weerga niet kent.’ Ik zou de grote debatten over de Nederlandse identiteit en over de plaats en betekenis van religie en cultuur in Nederland juist willen beschouwen als een uitdaging: een kans om als antropoloog een glansrol te spelen. De academici die in grote debatten als deze het woord mogen voeren bij NOVA of Buitenhof, maken erin een politieke keuze, reiken opties aan om het vraagstuk dat zij zien op te lossen en geven antwoorden op het onbegrip en onbehagen van mensen. Dat al die ‘nieuwe realisten’ aan het woord komen over thema’s waar antropologen eigenlijk het meeste van weten, heeft ermee te maken dat genuanceerde opvattingen in het huidige discours over integratie dreigen te worden gemarginaliseerd. Het heeft er echter ook mee van doen dat antropologen soms doorslaan in een postmodernistisch idee dat de wereld te complex is om eenduidige antwoorden te geven en zij zich daarom

Bron: http://users.fmg.uva.nl/vderooij/

over de mythe van een Nederlandse cultuur en de historische continuïteit van de homogene natiestaat, de essentialisering van de islam in het publieke debat en nog veel andere onderwerpen die in de bundel aan de orde komen. De vraag daarbij is wel wie de schrijvers met dit boek proberen te bereiken. Voor politici en beleidsmakers die iets uit de antropologie willen leren is het boek niet systematisch genoeg; voor het grote publiek blijft het te ingewikkeld en neemt het teveel academische discussies voor vanzelfsprekend aan. Ik ben daarom bang dat het boek te op geen enkele wijze gaat bijdragen aan een grotere rol voor antropologen en antropologische inzichten in het publieke debat. Een andere reden waarom ik dit denk is de politieke keuze die het boek toch impliciet lijkt te maken. In de inleiding stellen de initiatiefnemers dat Zo zijn onze manieren... geen uitspraak doet over de wenselijkheid van multiculturalisme als ideologie, maar slechts een beschrijving geeft van een bestaande multiculturaliteit. Peter Geschiere benadrukt dat aan het einde van het boek nog eens: we moeten eerder pragmatische verbindingen maken dan grote debatten voeren. Dat geluid staat op dit moment buiten spel in het publieke debat. Het debat wordt gedomineerd door wat Baukje Prins ‘nieuwe realisten’ noemt: mensen die ‘dingen willen benoemen’ en harde maatregelen voorstaan voor mensen die niet ‘integreren’ in de dominante cultuur. De nadruk op pragmatische verbindingen past niet in dit discours, maar het is ook de vraag of op die ‘kleine’ manier naar multiculturaliteit kijken een oplossing is. Niet omdat het om een foute denkwijze gaat, maar omdat hiermee de aandacht dreigt te verdwijnen voor de oorzaken van het losbreken van het integratiedebat. We moeten niet vergeten dat slechts een select gezelschap die pragmatische

7

vlnr: Francio Guadeloupe, gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen Paul Comenencia, minister Ella Vogelaar, Peter Geschiere, Vincent de Rooij


CUL maart 2008 8

geheel van antwoorden onthouden en, zoals Zo zijn onze manieren... voorstaat, het grote debat slechts gade slaan. Antropologen zouden wat minder bang mogen zijn om een minder genuanceerde, normatievere en politiekere mening te verwoorden – en om tegelijkertijd de onderliggende processen en oorzaken van conflicten bloot te leggen. Wat dat concreet betekent? Dat is moeilijk, omdat uw ongenuanceerde mening niet per sĂŠ de mijne is. Wat mij betreft betekent je uitspreken bijvoorbeeld de achterliggende oorzaken van de opkomst van het rechtspopulisme analyseren of wijzen op de gebrekkige toegang tot het publieke debat van sommige geluiden uit ‘allochtone’ hoek. Dat zijn mijn keuzes en anderen maken wellicht andere keuzes. Een quasi-waardenvrije reflectie op multiculturaliteit alleen is in ieder geval niet voldoende om het publieke debat in Nederland te keren: het gaat erom analyses door te laten werken in ideeĂŤn voor de praktijk, die toegankelijk te formuleren, en actuele grote debatten niet uit de weg te gaan.

Reactie van de Auteurs Vincent de Rooij Francio Guadeloupe Het is opvallend hoe twee recensies van hetzelfde boek zo van elkaar kunnen verschillen. De ene recensent heeft het over een boek dat voor een breder publiek toegankelijk is en ‘het begin [kan zijn] van meer maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van antropologen.’ De andere recensent stelt dat het boek voor ‘het grote publiek’ te moeilijk is en ‘[v]oor politici en beleidsmakers die iets uit de antropologie willen leren ‌ niet systematisch genoeg.’ Bovendien verwijt deze recensent de auteurs van het boek ‘het grote debat slecht gade [te] slaan’ zonder politieke standpunten in te nemen in het debat over de multiculturele samenleving en kritiek te leveren op politici die steeds maar weer gebruik maken van ‘culturalistische’ verklaringen van met name jongerencriminaliteit. De wijze waarop Levie het boek karakteriseert doet vermoeden dat hij het slechts zeer gedeeltelijk en met een sterke vooringenomenheid gelezen heeft. Culturalistische verklaringen van jongerencriminaliteit worden door ons bijvoorbeeld expliciet bekritiseerd (zie p. 11). Het boek als geheel is verder doordrenkt van politieke stellingname en maatschappelijk engagement en laat zich lezen als een kritiek op het dominante discours over de multiculturele samenleving dat uitgaat van vastomlijnde eendimensionale categorieĂŤn. Als alternatief voor dit denken pleiten we in de inleiding voor een politiek van ‘granulariteit’ die uitgaat van het leren herkennen en erkennen van meervoudigheid, complexiteit, flexibiliteit en veranderlijkheid van ieder mens. Hoe Levie het boek kan kenschetsen als een quasi-waardenvrije reflectie op multiculturaliteit is dan ook onbegrijpelijk. In de inleiding stellen we dat het boek niet de kritiekloze vertolker wil zijn van een specifiek politiek programma -in casu multiculturalisme- maar dat betekent natuurlijk niet dat we niet aan politiek willen doen. De pragmatische

weg die we kiezen is geen a-politieke weg; het is het in de praktijk brengen van het granulariteitsbeginsel dat ons steeds opnieuw in elke situatie noodzaakt tot kritiek van zelf en ander als beginvoorwaarde voor het creĂŤren van nieuwe manieren van samenleven. Daarvoor is de inzet van alle betrokken partijen nodig; soms lukt dat (zoals beschreven in de bijdragen van Guadeloupe en van Langen) maar soms ook niet (zie de bijdrage van Stengs). Vaste recepten zijn niet of moeilijk te geven; goedbedoelde beleidsmaatregelen pakken in de werkelijkheid, die inderdaad erg complex is, vaak op onvoorziene en ongewenste wijze uit. Wat de overheid wel kan en moet doen is beter zorgdragen voor gelijke kansen voor elke burger. Vooral door beter onderwijs, inter-cultureel onderwijs wel te verstaan, zodat kinderen van verschillende religieuze, sociale, en culturele achtergrond elkaar beter leren kennen en begrijpen. Levie is bang ‘dat het boek op geen enkele wijze gaat bijdragen aan een grotere rol voor antropologen en antropologische inzichten in het publieke debat.’ Ik kan niet in de toekomst kijken maar ben hoopvoller gestemd dan Levie omdat het boek zijn weg inmiddels al wel gevonden heeft naar het Nederlands Politie Instituut (dat 40 exemplaren bestelde) en HBO-instellingen. In de media is het moeilijk om als antropoloog je verhaal te doen maar als via instellingen het kritische geluid van Zo zijn onze manieren‌ percoleert naar de samenleving als geheel, hebben we geen reden tot klagen.

#2%! IS DE CULTURELE ORGANISATIE VAN DE 5V!

6OOR LEZINGEN FILM THEATER THEATERSPORT MUZIEK OPEN PODIUM EN NOG VEEL MEER

'EEF JE OP VOOR DE WEKELIJKSE AGENDA PER E MAIL EN KIJK OP

W W W C R E A U V A N L


Waarom roken wij?

Bron: http://www.spiegel.de

Roken is altijd al een sociale activiteit geweest. De oudste informatie die wij over roken van tabak hebben stamt af van de Maya’s, die het gebruik verspreid zouden hebben onder andere volkeren in Amerika. Tabak was voor de ‘indianen’ belangrijk bij veel rituelen. Het werd in hoge doses gebruikt door sjamanen en medicijnmannen, en ook vaak bij rites de passage en onderhandelingen. In Europa is daardoor tabak gerookt in de ‘vredespijp’ bekend geworden. Terwijl Columbus en de Spanjaarden de beschaving en het Christendom probeerden te promoten, namen ze de rookgewoonte van de oorspronkelijke bewoners over. In 1492 was het eerste contact tussen de Europeaan en tabak. De tabak werd meegenomen naar Europa, waar het in eerste instantie als tovenarij werd bestempeld, maar uiteindelijk voor veel mensen toch een nieuwe gewoonte en verslaving werd. Verschillende volkeren in Noord en ZuidAmerika maakten gebruik van tabak, en het roken (met een pijp) werd het meest toegepast. Daarnaast waren er echter talloze andere manieren: snuiven, pruimen, maar ook bijvoorbeeld drinken. En het tandvlees kan er mee ingesmeerd worden. Tegenwoordig wordt het vooral gerookt, maar hier en daar ook gepruimd. Roken gaat per pijp en tegenwoordig voornamelijk met de sigaret. Verschillende manieren van roken gaan gepaard met verschillende symboliek en status. Onder het grootste deel van de bevolking zijn sigaretten het populairst, maar om de kosten te drukken roken veel mensen shag. Shag geeft daardoor wel weer een andere status dan sigaretten. De marketing van sigarettenmerken heeft hier natuurlijk ook wel aan bijgedragen. Het duidelijkst zijn de ‘lady cigarettes’ die het idee probeerden te verkopen dat roken ook vrouwelijk en sexy kon zijn. Roken heeft niet altijd bekend gestaan om het ongezonde karakter ervan. Integendeel, in de 18e eeuw werd tabak nog voorgeschreven als medicijn tegen o.a. verkoudheid, reuma en syfilis. Pas sinds de jaren ‘60 van de vorige eeuw is er werkelijk met preventie begonnen tegen het roken. Steeds meer ziekten werden in verband gebracht met roken, zoals verschillende soorten kanker en ziektes aan hart en bloedvaten, en

luchtwegen. Om deze reden is reclame voor tabak in Nederland tegenwoordig verboden, en op de pakjes sigaretten moet gewaarschuwd worden voor de risico’s die je als roker loopt. In Nederland zijn we tot nu toe gespaard gebleven voor enge afbeeldingen van zwarte longen en keeltumoren op het pakje sigaretten of shag, maar in veel andere landen gebeurt dit wel. Roken is echter nog steeds stoer, dat is een belangrijke reden waarom jongeren hun eerste trekje nemen. Om mee te doen met ‘de rest’. In films, op tv en in magazines werden mooie mannen en vrouwen vaak afgebeeld met een sigaret in de hand of mond. Roken is door reclamemakers ook heel lang als stoer geprofileerd. Iedereen kent de marlboro man nog wel. De beroemde cowboy, compleet met hoed, lasso en... sigaret. Ondanks dat er geen tabaksreclames meer zijn en het zeldzaam is om iemand te zien roken op tv (is het echt zeldzaam? Misschien alleen reclames noemen!), beginnen er nog steeds mensen met deze nieuwe gewoonte. Tegenwoordig weten we dat roken een oorzaak kan zijn van een aantal ziekten, wat een goede reden is om te stoppen met roken. Tevens worden sigaretten elk jaar duurder, wat stoppen nog aantrekkelijker maakt. Veel rokers geven ook aan te willen stoppen, maar doen dit niet of houden het niet vol. Dit heeft echter niet alleen te maken met de verslavende stof nicotine in sigaretten. Om te begrijpen waarom mensen van roken houden, moeten we het roken ook zien als ritueel. Ten eerste doet de stof nicotine zijn werk door zijn mild opwekkend, maar tegelijk licht ontspannende werking. Maar daarnaast genieten rokers ook van de sigaret in de hand, de smaak in hun mond en het zien van de rook. Ten slotte is roken een sociale activiteit. Rokers hebben het gevoel iets te delen met elkaar. Niet-rokers houden zich vaak ook op in de gebieden waar gerookt wordt, omdat het daar gezelliger is en je eerder contact hebt met mensen. Door te stoppen leven we langer, maar door te roken is je leven socialer. Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Jasmijn Rana

CUL maart 2008

In veel Europese landen mag er vanaf 1 januari jl. niet meer gerookt worden: kroegbazen doen er werkelijk van alles aan om het rookverbod te omzeilen. Zo heeft een Duitse restauranthouder er voor gezorgd dat zijn klanten het pand niet hoeven te verlaten, maar enkel hun hoofd en armen naar buiten hoeven te steken voor een sigaret. Veel Franse cafébazen betalen simpelweg de boetes die ze krijgen, én die van hun klanten. Vanaf 1 juli 2008 mag er ook in Nederland niet meer in de horeca gerookt worden. Hoe zal Nederland omgaan met het rookverbod? Zoeken we andere manieren om dit eeuwenoude ritueel voort te zetten of zijn wij blij met deze maatregel die onze gezondheid zal verbeteren?

9


Smoking within the Lesbian and Gay Community: A Qualitative Study

CUL maart 2008 10

Homo-mannen en -vrouwen in CaliforniĂŤ roken opvallend meer dan de gemiddelde Californische man of vrouw. Dit verschijnsel, zo beargumenteerd Adrienne Bouard, master-studente in Toegepaste Antropologie aan de California State University, Long Beach, is lange tijd onderbelicht gebleven.

Globally, there are more than 1.2 billion smokers, investigates the intersections between individuals, resulting in 4 million tobacco-related deaths each year. their social worlds, and macrolevel influences such It is estimated that by 2030, smoking will be the leading as the economy and cultural ideologies. Research was cause of preventable death worldwide (Stebbins conducted between November 2006 and July 2007 in the 2001). Many sources (CHIS 2001) have documented Greater Los Angeles area and included eight male and that minority groups have a higher prevalence of nine female participants, all current smokers with the smoking than the majority and this trend is becoming exception of one gay male, who was a former smoker. apparent with the lesbian and gay community as well. One individual identified as neither male, nor female. An analysis of the California Health Interview Survey Due to the limited number of participants, this research (2001) conducted by the UCLA Center for Health Policy was meant to be purely exploratory, not allowing for Research on over 55,000 households in California any sort of generalizability. discovered that those who identified as members of the lesbian and gay population in California have Adolescence: Coming Out and Smoking a combined smoking rate of over 30%, a rate double When I started this research, I felt the best place to that of the general population. This survey reported a start would be at the beginning of the two variables smoking prevalence of 33% among gay men age 18-65, in question – sexual identity and smoking. I asked 54% more than Californian men of the same age group. participants to discuss their sexuality identity The same trend exists within the lesbian population development with the aim to uncover any relationship aged 18-65. Their smoking rate is 25%, which is 70% it might have with their first smoking experiences and more than Californian women of the same age. While present smoking. I was curious to see if sexual identity valuable statistics have been gathered on lesbian and gay smoking prevalence (Gruskin and Gordon 2006), no qualitative work has been conducted to determine why this health trend exists and how it may be changed. We must however stop ignoring this population, especially in terms of health and health care. If we are taking ethnicity and gender into account, so must we with sexual identities. While labels are an imperfect construct, this information can be used to paint a clearer picture of health trends within this community, providing public health officials with valuable information to aid in creating appropriate intervention and prevention programs for this population. In this study I investigate sexual identity development and smoking behaviors, using a holistic framework that Bron: http://www.friendster.com/


Bron: http://www.geocities.com

I was the 16 or 17 year old like, “Yeah you guys [older gay men] are accepting me” and I literally just I asked for a cigarette and I can admit it was not only peer pressure it was that I wanted to be cool and I wanted to fit in. I hated it but that’s what they all did so I continued to do so and I never felt bad about it… I wanted to make sure I wasn’t going to be rejected from them at all. Others willingly started smoking for relationships. Ironically, two gay male participants, Jared, and Ian, a 37-year-old bartender in Long Beach, started smoking because of girls. Ian said:

caused confusion or stress that prompted individuals to start smoking or if gay bars were a focal point of gay and lesbian socialization, leading to an increased rate of smoking. Coming Out Stories The people I spoke with described their sexual identity development in several different ways. Everyone told me they had mixed feelings while growing up - conflicts in trying to reconcile the United States’ heteronormative culture with their own feelings. For instance, some participants described positive experiences with their friends and family, with only brief difficulties, while others had their family’s kick them out of the house. Others still described coming out as a longer process. Jared, a 26-year-old actor/ bartender from Florida, described the lengthy process it was for him, explaining his connection with girls growing up, his mother confronting him about his sexual orientation at 16 and telling her he was gay, but not everyone at school until much later and some family still do not know. He reflected: You know, coming out, people think of coming out like you just do it, like you have a great big cotillion. Like it’s just, “Yeah, I’m here.” It’s not, it’s gradual, I don’t think of it as something you do once. There are still family members that I haven’t told. Reasons for not coming out mostly rested in protecting the family from hurt; for instance, one gay man who spoke with me has not come out to his family due to their religious beliefs and the pain such a revelation would cause them.

I met a girl and we became intimate and she was a secret smoker. I used to get so upset. I said, “If you keep smoking, I’m not going to kiss you anymore” and she said, “Well, start smoking or I’m not going to kiss you.” Hormones prevailed.

CUL maart 2008

First Smoking Experience The next question I asked was essentially a smoking life history. When did it start and why? The majority of the people who were interviewed started smoking before they came out, during their high school years or prior. Furthermore, only two people tried a cigarette while alone, whereas everyone else tried cigarettes with other friends or a significant other. No one felt any particular pressure to start smoking except Will, a university sociology student who said:

Interestingly, few people linked their smoking directly to participating in gay subculture, such as frequenting gay bars and clubs. However, Paul, a 26-year-old working, graduate student described how being gay and having gay friends creates an environment that is conducive for smoking. He said: I think that a lot of my gay friends smoke so as an affect I feel more comfortable smoking, I’m not as discouraged um in that environment, so maybe that that contributes to my smoking. Why Now? Across 17 interviews, with the exception of Will, not one linked their smoking uptake to any aspect of their sexual identity development. The only link between sexual identity and smoking that arose was age. The mean age for coming out to friends and family was 19 and 20 respectively and the mean age for smoking uptake was 18, not far behind. The common factor for coming out and smoking one’s first cigarette is the time frame – adolescence, not necessarily sexuality. Adolescence is a unique state in one’s lifecycle – not a child, nor an adult. This is also the time that most people attend college, which often means a great deal of freedom compared to living with one’s parents. Individuals are able to partake in activities, like smoking or drinking, which may not have had a chance to do on a regular basis at home. College represents a span of liminal time for young adults, a period of not being a child,

11


CUL maart 2008

under parent’s protection, nor an independent adult. Not only are adolescence and college a span of liminal time, but so is the time before coming out, when an individual is questioning their sexuality. Gay? Lesbian? Bisexual? Transgender? Queer? Coming out acts as a rite of passage to help end this unclear, liminal time. In short, coming out is ritualized, which can be seen various predetermined steps to coming out that are described in many stage models. (Cass 1979; Faderman 1984: McCarn and Fassinger 1996). For instance, not one of the participants in the study did not refer to “coming out.” Each one went through the coming out ritual to some extent. Coming out takes an individual from an unclear state of sexuality to a clearer one, from questioning, to gay, to lesbian, or neither. Smoking also represents another rite of passage. Smoking is a drug that is theoretically banned for childhood consumption, given the laws that regulate its purchase until the age of 18. As such, smoking is considered an adult activity and several people described how smoking made them feel not only cool, but more adult. Ryan, a 27-year-old, gay male said, “Going to college was like a big thing for me to feel independent…anyways I started smoking because it made me feel like an adult, it made me feel older.” Why Do You Smoke? Like most forms of consumption, people choose to partake in the activity for a reason. Research has been conducted to explain why people smoke, some reasons are considered positive (i.e. smoking with friends) or negative (i.e. reduce withdrawal) (Tomkins 1968). In this study, the two most prevalent reasons for smoking were stress and social interactions When asked in what situations they smoked most, 78% of the interviewees said “stress,” the highest of any situation mentioned. Several different types of stress were discussed, including relationships, work, family, and income. In these contexts, smoking is used as a coping mechanism, or an activity to deal with stress. The cigarette in an ideal, albeit dangerous, coping mechanism. First, as a drug delivery mechanism, it is incredibly efficient, delivering nicotine to the brain in less than ten seconds, and available at the nearest convenience store. During the interviews, everyone heavily discussed the situations in which they smoke and what these situations meant to them. Smoking was described in various social settings: out at bars,

12

Bron: Internet

while drinking, out with friends who smoke, or with significant others. Smoking was largely discussed in a positive light; many people said they enjoyed smoking and the people they smoked with. Ryan discussed the dynamics of smoking while out with a group of fellow smokers/friends. He said, “You get closer with the smokers in the room because you leave together to have a cigarette and that’s when you talk about people. Let’s just be honest, that’s how it works.” Paul said that eventually the smokers in a group, especially at a bar, will get on a “smoking clock,” saying, “It’s like you don’t even have to say anything, at some point in the conversation you’ll just hold up your fingers to your mouth and, ‘Ok, let’s go smoke.’” With everyone having a circle of friends who smoked as well, this social world became a reason to continue smoking. Jared tried to quit smoking with the help of the popular anti-smoking medication, Zyban. He describes his difficulty quitting below: The problem with the Zyban for me was that all of my friends smoked, Zyban works cuz it makes the physical taste and sensation of smoking a cigarette foul. But it also makes the smell of cigarettes absolutely nauseating, which meant that I couldn’t hang out with my friends, I couldn’t go to the places I was used to going, I just felt really isolated. Giving up smoking for him meant giving up his entire social world, for some people, smoking is not worth giving up if it means losing those relationships. These narratives fill a gap in the current antismoking literature, where smoking is nothing more than an addiction. Today’s anti-smoking campaigns do not include a discussion on the various personal relationships and social settings in which smoking occurs. The majority of the focus rests on the addictive aspect of tobacco. Advertisements for nicotine replacement therapies discuss the pain of breaking the nicotine addiction, ignoring the attachments individuals have to smoking that run deeper than addiction. In regards to the lesbian and gay community, there is even more emphasis placed on social environment due to the minority status of the group. The sexual and smoker minority/identity fosters a sense of community. Brand Choice and Identity Interestingly, several of the men and women I interviewed had stories to tell about how they came upon the brand they smoke, as well as how they feel about other brands. I was told how they started smoking with friends or lovers and accordingly adopted that person’s brand. For instance, Paul said, “I started smoking in between studying and I started smoking Marlboro Reds, which is the same brand he [ex-boyfriend] smoked.” Ryan described exactly why he smokes the brand he does: “I


why some gay and lesbian individuals do not smoke or speak with former smokers who quit, discussing why and how they quit. Second, I feel survey data in this area must be expanded, to date very few surveys have tackled this area, and none have done so on a national scope. Lastly, the situations in which smoking occurs must be looked at further, as anthropologists; we need to look past the medical addiction, into the cultural and social explanations for smoking, especially within the gay and lesbian population. Bronnen:

Bron: Internet

Cass, V. (1979): ‘Homosexual Identity Formation: Testing a Theoretical Model,’ Journal of Homosexuality 4: 219-235.

like to think Parliament is a little classier than others, I mean it is no Benson and Hedges, but I like to think so.” Ryan explained furthermore that Benson and Hedges were “old people cigarettes,” describing their gold packaging and that “anyone’s rich grandma would smoke Benson and Hedges.” In another interview, Paul described why he smoked Marlboro 72’s at one point in his smoking history, describing how he, “liked the color of the box, it was this gold color… I just had another choice and this cigarette is more my identity.” Cigarettes, thus, are something more than just cigarettes. Marketing efforts have taken a commodity, a drug, and made into something with meaning past its function for the millions of people who smoke worldwide. Conclusions With gay and lesbian smoking being double that of California’s general population; consideration must be given to the role sexual identity development (coming out) and smoking play in this population’s life. By examining the coming out process and smoking as rites of passage that end the liminal state of sexual ambiguity and adolescence, anthropologists provide a unique insight into this growing health concern. Furthermore, stress and social interactions were pointed out by gay men and lesbian women as reason for their past and continued smoking, showing that smoking itself is more than an addiction, but part of one’s identity. Lastly, while smoking and coming out occurred around the same time, no concrete link between sexual identity and smoking was discovered. Further Research Given the conclusion of this research, more research into the link between sexual identity and smoking should be explored to help uncover the reasons for the higher rates. First, I recommend that anthropologists examine

Faderman, L. (1984): The “New Gay” Lesbians,’ Journal of Homosexuality 10 (¾): 65-76. Gruskin, E. P. & N. Gordon (2006): ‘ Gay/Lesbian Sexual Orientation Increases Risk of Cigarette Smoking and Heavy Drinking Among Members of a Large Northern California Health Plan,’ BMC Public Health 6 (241). McCarn, S. R. & R. E. Fassinger (1996): ‘Re-visioning Sexual Minority Identity

CUL maart 2008

California Health Interview Survey (2001): CHIS 2001 Methodology Series: Report 1 – Sample Design. Los Angeles, CA: UCLA Center of Health Policy Research.

Formations: A New Model of Lesbian Identity and its Implications for Counseling and Research,’ The Counseling Psychologist 24 (3): 508-534. Stebbins, K. R. (2001): ‘Going Like Gangbusters: Transnational Tobacco Companies “Making a Killing” in South America,’ Medical Anthropology Quarterly 15: 147-170. Tomkins, S. (1966): ‘A Modified Model of Smoking Behavior,’ in: Smoking, Health, and Behavior, E. F. Borgatta & R. R. Evans (Eds.), Pp.: 165-186, Chicago: Aldine Publishing Company.

13

Adrienne Bouard (albouard@hotmail.com)


CUL maart 2008


Het doorrookmysterie

Gek genoeg roken bijna alle mensen met astma die ik ken. Dat het in mijn ‘brave-meisjes-hoofd’ nooit is op gekomen om ook maar een trekje van een sigaret te proberen, is misschien wat overdreven, maar waarom lijken alle andere mensen met astma, tegen beter weten in, stug door te roken? Dat het niet toevallig is dat ik zoveel mensen ken die astma en roken gewoon combineren, blijkt uit de cijfers. Op een website over astma wordt een onderzoek naar astma en roken besproken: het blijkt dat jongeren met astma net zo vaak roken als hun leeftijdsgenoten zonder astma (http://www.astmaaltijdanders.nl ).

doen. Toen ik laatst bij haar langs kwam, was er geen ontkomen aan. Ik moest en zou met haar waterpijp roken. Ze had alle voorbereidingen getroffen en wist me snel te overtuigen dat het roken hiervan absoluut geen kwaad kon. Daar trapte ik met open ogen in: hoe kan appeltjestabak nou slecht zijn voor een mens? Dus daar ging ik. Mijn eerste trekje, voor het eerst een echte rookwolk uitademen. Het voelde, vanaf de allereerste aarzelende hijs, alsof het altijd al zo had moeten zijn. Die avond was de waterpijp voor mij en voor mij alléén. Ik was niet te stoppen, blies dikke rookwolken uit mijn neus en mond. Ik zat te roken, lag te roken, roken, roken, roken. Toen ik naar huis fietste voelde ik me geweldig, ik kon heel diep inademen tot in de uiterste puntjes van mijn longen en ik wist het zeker: waterpijp roken is goed voor me! Bron: http://www.astmafonds.tv/

Een zwaar astmatische vriendin van me is er zelfs van overtuigd dat roken helpt: door het roken zegt ze veel minder last van haar astma te hebben. En ze is niet de enige, ik hoor het vaker; mensen die denken dat roken helpt tegen astma. Dat het moeilijk is om te stoppen, snap ik. Dat je toch minstens wel één slechte gewoonte mag hebben (al is het maar uit principe), snap ik helemaal. Maar hoe je het in je hoofd kunt halen dat

CUL maart 2008

Soms wilde ik dat ik rookte. Dan is het leven zo veel makkelijker! Zit je er op je werk even doorheen? Hup, meteen naar buiten voor een sigaretje. Liefst met een paar collega’s, leer je die mensen ook nog eens kennen. Ook in andere situaties lijkt roken me erg handig. Zoals wanneer je staat te wachten op de trein en niets te doen hebt. Of als je echt eens even ergens aan toe bent (en niet weer een zak chips leeg wil eten). Verder lijkt het me handig wanneer je nieuwe mensen leert kennen en je jezelf nog geen houding weet te geven: in plaats van zenuwachtig gefrutsel aan je tas of mobiel, op nonchalante toon om een vuurtje vragen, ideaal! Maar als je op je twaalfde hoort dat je ernstige astma hebt, en dat je lichaam daardoor zo afgetakeld is als dat van een vrouw van 75, dan denk je er wel even drie keer over na voor je een sigaret op steekt. Of niet?

Toen ik thuis een paar dagen later op zoek ging naar meer informatie over de waterpijp (zo’n ding móest ik hebben), bleek dat roken van de waterpijp nog

Het is net een ademhalingsoefening je astma minder wordt door roken: begrijp ik helemaal niet. Of eigenlijk: begreep ik helemaal niet, want laatst is bij mij het licht gaan schijnen. Ik heb altijd iets met roken gehad: als klein meisje maakte ik samen met vriendinnetjes een pijp van klei en hout en gingen we ‘peukie roken’. Op familiefeestjes ging ik tussen de rokende ooms en tantes staan, met een papieren sigaret in mijn mond. Zelfs nu nog kan ik het niet laten om elk jaar rond sinterklaas een pakje chocoladesigaretten te kopen, om stoer op te roken. Als ik droom ben ik regelmatig een doorgewinterde roker en verbaas ik me er ‘s morgens over hoe vanzelfsprekend dat had geleken. Maar nog nooit heb ik ook maar een trekje van een echte sigaret genomen. Dus hoe roken nou eigenlijk voelt: geen idee. Daar besloot mijn beste vriendin (al ruim vijf jaar verslaafd én astmatisch) nu eindelijk eens wat aan te

ongezonder is dan een gewone sigaret roken. Nu begon er een lampje bij mij te branden: opeens begreep ik waarom zoveel mensen met astma roken, want hoe kan iets dat zo goed voelt nou slecht voor je zijn? Ik denk dat roken juist voor mensen met astma extra lekker is. Omdat je als je rookt bewust bezig ben met ademhalen. Je haalt met elke trek diep adem en blaast het rustig weer uit. Het is net een ademhalingsoefening, als je dat maar lang genoeg doet, voel je je veel beter, ontspannen en kun je ademhalen tot in het puntje van je longen, iets wat mensen met astma niet zo vaak meemaken. Zo is het doorrookmysterie voor mij opgelost, het enige probleem is nu nog: hoe stop ik met mijn nieuwe slechte gewoonte: hoe stop ik met waterpijp roken?

Kaya Rosa Bouma

15


Nkyink

Naar het centrale thema in deze editie terugkerende dubbele column ’Nkyinkyim rooksignalen onder de loep genomen. Beid willen u aansporen tot kritisch, maar ook cr geroepen voelt bent u meer dan welkom u doen toekomen

CUL maart 2008

Sjoerd van Grootheest Het besef van de langzaam veranderende meningen over roken heeft mij er als antropoloog aan doen twijfelen de sigaret definitief uit te drukken. Als antropoloog weten we dat gedragingen en gewoontes veelal context gebonden, tijdelijk en veranderlijk zijn. Zo ook het fenomeen ‘roken’, het centrale thema binnen deze editie van de CUL. In diverse media werd mij onlangs duidelijk hoe de beeldvorming hieromtrent ook bij mijzelf aan verandering onderhevig is. Enkele verouderde beelden schoven voorbij die er niet meer dan aller-lulligst uitzagen. In de kleine opleving rondom de jubilerende Koos Postema werden oude beelden van stof ontdaan. Zo was er het fragment te zien van de Elfstedentocht presenterende, shag rokende dertigjarige Koos. De in polygoon stijl uitgesproken tekst ging volledig langs me heen daar ik me alleen nog kon richten op de in zwart-wit gloeiende sigaret. Nonchalant bungelde het samengevouwen tabak tussen de onvolleerde rokersvingers van Postema. Bizar. Een week later ergerde ik me, zoals vaker, aan Jeroen Pauw – naast Matthijs van Nieuwkerk de meest zelfingenomen ‘tv persoonlijkheid’ op de publieke omroep van dit moment. Het liefst negeer ik Jeroen en zap maar al te graag langs hem heen. Wat mij betreft is hij grotendeels verantwoordelijk te houden voor de degradatie van gerespecteerd gespreksleider Paul Witteman, maar dit terzijde. Onlangs heb ik desondanks een twintigtal minuten gekeken naar Jeroen, nu jonger, drinkend en sigaret rokend, bij Theo van Gogh aan tafel in een herhaling op tv zender ’Het Gesprek’. Daar zaten de twee heren, quasi emo-intellectueel te praten over de grootsere zaken des levens; de liefde, de dood, enzovoorts – met die sigaret! De ene lag nog nasmeulend in zijn daarvoor bestemde glazen bakje of de volgende stond alweer in vuur en beeld. Het door de redactie of Theo ingefluisterde verzoek tot zoveel mogelijk roken had hoogstwaarschijnlijk de bedoeling bij te dragen aan een ‘air’ van ontspanning en ‘oude jongens krentenbrood’. Ik ging er met elke hijs ongemakkelijker bij zitten en hoorde steeds minder.

16

Nu vind ik roken zelf ook fantastisch. Soms functioneel zelfs. Bang voor het verlies van 50% van de onderzoekspopulatie besluit menig antropoloog toch op zijn minst op de wekelijkse donderdag – borrel - avond het pakje Marlboro Lights uit de bodem van de tas te vissen. Ik zie echter dat roken en rokers naar de marges van de hedendaagse samenleving worden geschoven en iemand met een sigaret, in tegenstelling tot wellicht één of meer decennia geleden, langzamerhand niet meer serieus genomen kan worden. Het is gedaan met de kunst van het perfect gerolde “shaggie”. Niet alleen wordt het steeds minder “cool”, dankzij allerlei overheidsmaatregelen wordt het “ons” binnenkort simpelweg verboden om nog te roken. Misschien moet ik er maar mee ophouden, dacht ik onlangs bij mezelf. Niet alleen om mijn eigen waardigheid te behouden maar ook om in de toekomst niet het contact met “de samenleving” te verliezen vanwege het stigma van de sigaret. Ach… nog eentje dan, de laatste!


yinkyim

Daniel Steinmann Als ik in Amsterdam op de trein sta te wachten, sta ik met een sigaretje bij een zogenaamde rookpaal. Samen met mijn mederokers en de paal, waar de stoom werkelijk uit alle gaten naar buiten komt, spreken wij een taal van rook. Wanneer ik naar het perron tegenover mij kijk zie ik eenzelfde paal met een groep rokers en het lijkt alsof wij samen een klaaglied zingen, soms allen tegelijk ‘Pffffff…..’ Het lijkt er echter op dat de rooksignalen die de rokers uitwisselen langzaam uit het dagelijkse beeld verdwijnen door de nieuwe wind die door de moderne wereld waait.

CUL maart 2008

in deze editie van de CUL wordt in de mn ’Nkyinkyim’ ditmaal de hedendaagse genomen. Beide auteurs geven een visie en ch, maar ook creatief denken. Indien u zich dan welkom uw reactie aan de redactie te doen toekomen.

Ook in het vroegere Amerika communiceerden de oorspronkelijke bewoners met rooksignalen. Belangrijk was wel dat er sprake was van een kraakheldere hemel en geen stormachtige wind, anders ging de boodschap in rook op. Ook rookten de zogenaamde indianen de vredespijp om conflict te beslechten en tot een overeenkomst met de tegenpartij te komen. De communicatieve functie van rook wordt steeds duidelijker! Maar op een gegeven moment heeft men het schrift uitgevonden en op deze manier werd het mogelijk om over grotere afstand te communiceren. Hierop volgde de telegram, de telefoon en natuurlijk zeer recentelijk het Internet. Samen met de verdwijning van de oorspronkelijke Amerikaan, werden ook hun rooksignalen overbodig. Echter, rook bleef een belangrijk aspect van communicatie, maar dan in de vorm van een vervelend bijproduct. De rook die de moderne communicerende mens produceert is een groot probleem, want naast alle andere schadelijke stoffen die er worden uitgestoten is er bij ieder verbrandingsproces sprake van uitstoot van broeikasgassen. Dit zorgt voor de opwarming van de aarde waardoor er uiteindelijk een hoop extra rook in de lucht te zien zal zijn in de vorm van wolken. De nieuwe vormen van communicatie zorgen er dus ook weer voor dat oude vormen verdwijnen. Door het nieuwe klimaat op aarde en het nieuwe klimaat van communicatie zijn de rooksignalen van onze voorvaderen weggeconcurreerd. Maar zoals bijna alle hedendaagse uitvindingen zijn de vernieuwingen niet echt nieuw, want trends komen vaak weer in een andere vorm terug. Zo is dit ook het geval met rook– en met name communicatieve rook– want de oude rooksignalen zijn vervangen door nieuwe, in dit geval door de eerder genoemde rookpalen. In mijn leven is rook een cruciaal middel dat mij helpt te communiceren met anderen, vooral via de non-verbale kanalen. Waar de verbale communicatie de overhand lijkt te nemen in de communicatie over het internet en de telefoon, is bij de werkelijke interactie tussen personen non-verbale communicatie nog steeds het belangrijkste deel waar informatie wordt overgebracht. De rooksignalen van de oude bewoners van de wereld zijn in mijn wereld nog niet helemaal verdwenen. De nieuwe paus wordt nog steeds met rook aangekondigd, met oud en nieuw overschaduwt de rook het vuurwerk en in de morgen stinkt mijn kamer zo vreselijk naar sigarettenrook dat ik me gedwongen voel om mijn sociale contacten aan te spreken om buiten de deur een kopje koffie te drinken. Koffie en een sigaretje, nu mag het nog!

17


De Keuze van Bert...

Behaarde verwanten CUL maart 2008 18

Frans de Waal is een Nederlandse primatoloog die in de Verenigde Staten een wereldreputatie heeft opgebouwd. Hij heeft veel geschreven over verzoenend en ‘politiek’ gedrag bij chimpansees en het kan geen kwaad dat antropologen daarover iets weten. Zijn The Ape and the Sushi Master, cultural reflections by a primatologist (Basic Books 2002) is een toegankelijke en autobiografische introductie tot zijn werk. In A Primate’s Memoir (Scribner 2001) vertelt Robert M. Sapolsky over zijn langdurig veldwerk onder bavianen in Kenia. Hij heeft een avonturenboek geschreven dat echter tragisch afloopt. ‘Zijn’ bavianen lopen een besmettelijke ziekte op en plotseling sterven de meesten. Af en toe heeft Sapolsky de neiging bavianen enigszins te vermenselijken. Zo beschrijft hij een ‘onaantrekkelijke’ puberbaviaan: “puberty had hit (…), and all she could think of was male baboons - but no one was interested in her.” Tussen de bedrijven door vertelt hij over zijn ontmoetingen met de Masai, voor wie hij al snel een soort dokter wordt. Het observeren van apengedrag heeft veel gemeen met de observatiemethoden van antropologen. In 2000 publiceerde Current Anthropology een artikel van drie Japanse primatologen die participerende observatie onder chimpansees in het wild hadden verricht. Ze volgden die chimpansees de gehele dag door het oerwoud en noteerden systematisch wat die zoal aan planten en fruit aten. Het meeste vonden de onderzoekers zelf ook wel lekker, maar soms plukten chimpansees bladeren die mensen oneetbaar bitter vinden. Het kernwoord in dit onderzoek is ‘systematisch’. “To marry intuitive insight with systematic data collection is both the challenge and joy of the study of animal behavior,” schrijft De Waal.

Een gedachte waar ook antropologen hun voordeel mee kunnen doen. De Waals hoofdthese is dat primaten een cultuur hebben in de ruime betekenis van gedrag dat alleen door leren kan worden overgedragen. Een goed voorbeeld zijn chimpansees die noten kunnen kraken. Een techniek die overigens niet bij alle chimpanseegroepen in het wild bekend is. Zo eenvoudig is het niet om met twee stenen, de een als hamer en de ander als aambeeld, een noot stuk te krijgen. Kleine mensenkinderen kunnen dat ook niet vanzelf. Chimpanseekinderen leren die techniek door jarenlang hun moeder af te kijken. Zoals in Japan een leerlingkok zijn vak leert door jarenlang een sushi meesterkok gade te slaan. Pas dan mag hij het zelf proberen. Chimpansees en mensen hebben een gemeenschappelijke voorouder en hebben onafhankelijk van elkaar een evolutie van miljoenen jaren achter zich. Dat de homo sapiens bestaat is een schitterend toeval, zoals de evolutionist Stephen Jay Gould het ooit noemde, want de evolutie van primaten had met een beetje pech ook anders kunnen verlopen, of zelfs kunnen mislukken. Onze behaarde verwanten zijn weliswaar anders, maar niet zoveel ondanks die miljoenen jaren van gescheiden evolutie. Sommige vormen van gedrag lagen kennelijk al genetisch vast bij de gemeenschappelijke voorouder. Door chimpansees te bestuderen leren we iets over mensen, is tegenwoordig een door veel primatologen uitgedragen gedachte. Dat is niet altijd zo geweest. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw vierde het behaviorisme hoogtij met zijn exclusieve aandacht voor waarneembaar gedrag. Van duiven en ratten werd toen het stimulusresponsegedrag bestudeerd, waarbij een handeling


vrouwen met een hoge status want zij zijn de enigen die de omgeving goed kennen omdat zij altijd bij de groep zijn gebleven. En merkt hij op: “You never want to be an ex-alpha male baboon in the troop where you were once alpha.” Alphamannen zijn een mooie metafoor voor de lotgevallen van politici in mensenmaatschappijen. De grootste fout die iemand kan maken, is het gedrag van apen met een menselijke moraal te beoordelen. Isaac is een erg ontspannen baviaan die ieder machtsspel met de alphaman vermijdt, een invoelende metroman die het liefst optrekt met jonge vrouwen bij wie hij af en toe een kind verwekt. Maar juist als zijn boezemvriendin Rachel het moeilijk krijgt gaat hij veel tijd doorbrengen in een naburige groep. De vrouw van Sabolsky is woedend: “ just when Rachel needs him most (…) he’s off checking out the junior high school girls in the next troop.” Waarop Sabolsky antwoordt dat je Isaac niet kunt verwijten dat hij zich als een baviaan gedraagt. Is dat bij antropologisch onderzoek ook niet steeds een probleem: andere culturen afmeten aan onze eigen westerse maatstaven? Bonobo´s, chimpansees en bonobo´s hebben een ongeveer miljoen jaar oude gemeenschappelijke voorouder, zijn door De Waal dikwijls als heel vreedzaam omschreven, waarbij hij voor hun gedrag liefkozend een hippieleuze uit de jaren zeventig gebruikt: “Make love, not war”. Bij de bonobo’s sluiten vrouwen soms ook een coalitie om een onaangename man een lesje te leren. Het weinige en moeizame onderzoek naar bonobo´s in het vrijwel ontoegankelijke Kongolese oerwoud suggereert overigens dat ook zij heel agressief kunnen zijn. De duistere kant bij chimpansees is dat zij bloeddorstig agressief zijn tegen vreemde soortgenoten die hun terrein binnendringen. Agressief gedrag is iets dat we ook bij mensen goed kennen, zeker in hun relatie tot buitenstaanders. Vergelijkend antropologisch onderzoek naar agressie tegen buitenstaanders bij alle vijf soorten primaten, naast de drie genoemde ook nog gorilla’s en orang oetans, zouden mooie studies kunnen opleveren.

Bert Schijf

CUL maart 2008

Bron: http://www.emory.edu/

werd verklaard als reactie op een stimulus. In de tijd dat De Waal nog onderzoek deed in Arnhem ontmoette hij een psychologiestudente die onderzoek wilde doen naar verzoenend gedrag bij chimpansees. Haar hoogleraren psychologie waren behavioristen die niet geloofden dat apen zich zo gedroegen. Ze hadden immers ratten getest en verzoeningsgedrag niet waargenomen. Ze vonden het ook niet nodig zelf in Arnhem te komen kijken want dat zou hen maar beïnvloeden bij hun eigen testen. De Waal geeft een mooie verklaring waarom Japanners in het begin zoveel betere waarnemers van apengedrag waren dan Westerlingen. Een belangrijke voorwaarde om apengedrag grondig te observeren is het inzicht dat primaten individueel handelende wezens zijn met ieder een eigen karakter. Dat is een punt dat door de behavioristen geheel buiten beschouwing werd gelaten. Met hun van het Westerse denken afwijkende verbondenheid met de natuur geloven Japanners dat dieren een eigen ziel hebben en ze hebben dus geen enkele moeite met de gedachte dat iedere aap een eigen karakter heeft. Sapolsky is een bioloog en neuroloog en zijn belangstelling gaat uit naar de vraag of stressvolle situaties leiden tot een verhoogde kans op bepaalde ziektes. Uiteraard bestudeerde hij daarvoor het gedrag binnen de bavianengroep, maar hij was ook druk in de weer hun bloed af te nemen om ze op ziektes te onderzoeken. Om dat te kunnen werd hij, zoals hij zelf zegt, een wereldkampioen in het neerschieten van bavianen met verdovende pijltjes. De bavianen waren echter slim genoeg om te snappen wat er gebeurde en maakten het hem steeds moeilijker hen te raken. Een van de resultaten van zijn jarenlange onderzoek is de ontdekking dat stresshormonen vooral voorkomen bij mannetjes met een lage plaats in de hiërarchie. Pas later realiseert hij zich dat niet alleen die positie van belang is maar ook de verschillen in hun persoonlijkheden. In bavianengemeenschappen vertrekken de jonge mannetjes naar elders. Ze sluiten zich aan bij een andere groep. Sommigen bereiken daar de status van alphaman, anderen blijven steken in lagere posities. Geestig beschrijf Sapolsky hoe een alphaman parmantig de groep leidt maar eigenlijk niet weet wat hij moet doen. In werkelijkheid volgt de groep de oudere

19


Mario Rutten:

Huib

CUL maart 2008 20

Ik heb nog nooit zo vaak de rug van mijn broer Huib gezien als tijdens onze reis naar India afgelopen januari. Huib is fotograaf en al vele jaren waren we van plan een fotoboek over globalisering in India en Nederland te maken. Begin januari vertrokken we naar India voor het eerste deel van ons project. Drie weken lang bezochten we steden en dorpen waar ik de afgelopen vijfentwintig jaar regelmatig voor onderzoek was geweest. Het was Huib’s eerste bezoek aan India. Vanaf het begin keek hij zijn ogen uit en liep de hele dag te fotograferen. Mijn taak bestond uit het vinden van geschikte locaties, het leggen van contacten en het daarna vooral zoveel mogelijk proberen uit beeld te blijven. Vaak stelde ik me achter hem op en keek over zijn schouders mee. Na verloop van tijd gaf Huib er soms de voorkeur aan zelf rond te lopen op een locatie, terwijl ik ergens achteraf ging zitten om achterstallig leeswerk in te halen. Het was niet alleen gezellig om een aantal weken intensief met mijn broer op te trekken, maar ook erg leerzaam. Hoe langer onze samenwerking duurde, hoe meer mij de overeenkomsten in werkwijze opvielen tussen een fotograaf en een antropoloog. Huib bracht een groot deel van zijn tijd wachtend door, wachtend op het juiste moment om het juiste beeld te kunnen vastleggen. Hoewel er in vrijwel geen enkel methodologisch handboek aandacht aan wordt besteed, is wachten een van de belangrijkste tijdsbestedingen van een antropoloog tijdens veldwerk: wachten om toegang te krijgen, wachten tot een informant tijd voor je heeft, wachten tot je in een lang gesprek eindelijk de voor je onderzoek relevante informatie te pakken krijgt. Huib maakte gedurende onze drie weken in India vele duizenden foto’s die aan het eind van de dag op mijn computer werden opgeslagen. Ter voorbereiding van het vele werk dat hem nog thuis in Nederland te wachten stond – het selecteren van de foto’s, het uitsnijden en bijwerken ervan – bekeek Huib iedere avond het materiaal van die dag. Op basis van zijn analyse maakten we dan een plan voor de volgende dag. Soms keek ik hierbij over Huib’s schouder mee. Huib voelde zich daar duidelijk ongemakkelijk bij. “Dit materiaal krijgt nooit iemand te zien,” zo gaf hij meerdere malen aan. “Anderen krijgen alleen de foto’s

te zien die ik heb geselecteerd en die bewerkt zijn. De foto’s die jij nu ziet zijn niet voor anderen bestemd. Er zitten veel foto’s bij waarvan ik op het moment dat ik de knop indruk al weet dat ze niet goed zijn. Ik maak ze om mensen vertrouwd te maken met de camera of om het licht te testen. Uiteindelijk zullen wij van al deze duizenden foto’s die hier op de computer staan maar een paar voor ons project kunnen gebruiken,” zo benadrukte hij. Ik moest op dat moment direct denken aan de vele dozen met interviews en aantekeningen in mijn kamer op het Spinhuis, waarvan uiteindelijk maar een heel klein deel in mijn boeken en artikelen terecht is gekomen. Net als Huib een enorme hoeveelheid foto’s nodig heeft om een goede selectie te kunnen maken, heb ik een grote hoeveelheid observaties en gesprekken met mensen nodig om een interessant betoog te kunnen opbouwen. En net als bij Huib is de oorspronkelijke vastlegging van die informatie niet altijd bestemd om door anderen gelezen te worden. Een deel schrijf ik op als vingeroefening, veel gegevens en gedachten die ik noteer blijken op basis van latere informatie niet juist te zijn, terwijl sommige opmerkingen meer tegen mezelf zijn gericht dan tegen een toekomstige lezer. Tijdens onze reis maakte Huib vaak de mooiste foto’s als hij over goede contacten beschikte. In zulke situaties was hij in staat heel dicht bij de mensen te komen en lang genoeg rond te kunnen hangen om het juiste beeld vast te leggen. Dit bleek het duidelijkst toen wij bij mijn vriend Shantudas in zijn dorp verbleven. Vlak na onze aankomst had Shantudas besloten dat Huib dezelfde hulp nodig had voor zijn werk als hij mij destijds bij mijn onderzoek voor mijn masterscriptie had gegeven. Het leek wel alsof ook Shantudas direct de overeenkomst had gezien tussen de werkwijze van een antropoloog en een fotograaf. Hij legde gedurende ons verblijf de noodzakelijke contacten zodat Huib de foto’s kon maken die hij wilde. Zoals ik van Shantudas gewend was had hij al snel Huib’s fotoproject tot zijn persoonlijke activiteit gemaakt, dat hij vol trots aan anderen wilde laten zien. Hij nam hem overal mee naartoe en zonder uitzondering werd Huib daarbij geïntroduceerd als “de beroemde internationale fotograaf uit Nederland.” Shantudas’ hulp had echter ook een keerzijde die ik


niet poseerde en wilde ons helpen. Voordat Huib zijn lens had scherp gesteld schoot hij langs hem heen en begon iedereen naast elkaar te zetten. Huib probeerde Shantudas nog op andere gedachten te brengen maar zag al snel in dat er geen redden meer aan was. Vol trots keek Shantudas in Huib’s richting in afwachting van de foto die hij zou gaan maken. Ondanks zijn teleurstelling over het verlies van een mooie foto maakte Huib een paar foto’s van dit door Shantudas in scène gezette tafereel. Deze foto’s halen de eindselectie zeker niet. Ze behoren tot de grote hoeveelheid materiaal die een fotograaf of een antropoloog nu eenmaal nodig heeft om uiteindelijk te komen tot een mooi en interessant resultaat. Om dat te bereiken bestond mijn taak in het dorp niet alleen uit het zelf uit beeld zien te blijven, maar vooral ook uit het afleiden van mijn te enthousiaste vriend Shantudas, zodat Huib de foto’s kon maken die hij nodig had voor ons project.

Mario Rutten

Indianen uitroken Holtwijk, I (2006): Rooksignalen. Op zoek naar de laatste verborgen indianen in Brazilië, Amsterdam: Atlas.

Met haar makkelijke leesbare schrijfwijze neemt Holtwijk, journalist en correspondent vanuit Zuid-Amerika voor onder andere de NOS en de Volkskrant, je in het boek Rooksignalen mee op expeditie door de oerwouden van Brazilië. Al lezend voel je haast de muggen prikken, de zweetdruppels langs je lichaam glijden en hoor je de geluiden van wilde dieren om je heen. In Brazilië wordt met aanzienlijke snelheid een gigantische hoeveelheid land, voornamelijk in het oosten en westen, geëxploiteerdwaarbij de oorspronkelijke bewoners van hun land worden weggejaagd. Holtwijk volgde tien jaar lang de overheidsorganisatie Funai, die probeert de inheemse bevolking te lokaliseren en te beschermen. Via Funai komt de auteur in contact met een groep van elf oorspronkelijke bewoners van het gebied Rondônia. Deze groep indianen, bestaande uit een mengeling van de stammen Akuntsu en Kanoê, werd pas in 1995, op nog geen twintig kilometer van de bewoonde wereld, ontdekt. In de periode dat de auteur regelmatig in het gebied verblijft volgt zij de ontwikkelingen die deze stammen na hun ‘ontdekking’ doormaken: hun leefwijze verandert drastisch door het contact met de buitenwereld. Holtwijk snijdt diverse probleemstukken aan en zet eveneens vraagtekens bij grote morele kwesties. Naast een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de indianen door de grootgrondbezitters van hun land zijn verdreven, vraagt Holtwijk zich in haar boek af of het wel goed is om een groep indianen kennis te laten maken met een samenleving die zo ver van hen af staat. Hoewel het boek door een journaliste is geschreven vertelt Holtwijk dat ze ook diverse antropologische verslagen gebruikt heeft. Zo passeert Lévi-Strauss, die in de jaren ‘30 onderzoek deed in ongeveer hetzelfde gebied, regelmatig de revue. Bovendien bevat het boek prachtige kleurenfoto’s, waardoor het voor iedereen, antropoloog of niet, prettig is om te lezen. De verschijning van het boek Rooksignalen is dan ook niet geheel onopgemerkt gebleven. Al snel na de publicatie werd het boek genomineerd voor de short-list van de beste tien Nederlandse non-fictie boeken op de Frankfurter Buchmesse. Rooksignalen – een interessante en ideale combinatie tussen een informatief boek en een roman – is uitermate geschikt voor op de bank met een kop thee als frisse afwisseling van studieboeken. Annika van Oostveen

CUL maart 2008

herkende van eerdere bezoeken. Shantudas helpt graag, maar gaat daarin soms iets te ver. Als je niet oppast, bepaalt hij wie moet worden geïnterviewd, wat er moet worden gevraagd en als het even kan geeft hij zelf ook nog de antwoorden. Bij een bezoek aan een ziekenhuis in het naburige stadje werd ook Huib met deze kant van Shantudas’ hulpvaardigheid geconfronteerd. Tijdens onze wandeling door de gangen van het ziekenhuis zag Huib een mooi beeld in een van de zalen. Rond het bed van een zieke jongen zat een familie van tien mensen. Er heerste een ongedwongen sfeer waarin iedereen zijn eigen gang ging: een paar familieleden zaten op een stoel en praatten wat met de patiënt, anderen zaten iets verderop te eten uit bakjes die ze zelf hadden meegebracht, twee kinderen speelden onder het bed, terwijl een ouder familielid een dutje deed op de grond. Het geheel had meer weg van een huiskamer dan van een ziekenzaal en Huib wilde daarvan graag een foto maken. Shantudas bleek het echter heel anders te zien. Hij zag een ongeorganiseerde groep mensen die

21


Op de bank met… Peter Geschiere Sinds 2002 werkt Peter Geschiere als onderzoeker voor de UvA. In zijn lange carrière was hij voornamelijk gericht op Afrika en heeft hij lang veldwerk gedaan in Kameroen. In 2002 werden zijn prestaties beloond met de Distinguished Africanist Award van de US African Studies Association. Tijdens zijn loopbaan is hij er vaak achter gekomen dat zijn terrein van onderzoek niet zozeer wordt bepaald door zijn eigen interesse, maar dat hij vaak bij onderwerpen terecht komt waar hij niet omheen kan. Min of meer tegen wil en dank is hij gespecialiseerd geraakt in omstreden onderwerpen als hekserij en autochtonie.

CUL maart 2008

Hoe ben je bij de UvA terecht gekomen? Vanaf 1988 tot 2002 ben ik hoogleraar in Leiden geweest. In die tijd was ik ook geassocieerd met die Amsterdamse Onderzoeksschool, omdat een heleboel van de projecten die ik deed goed sporen met de onderzoeksschool. In 2002 ben ik met pensioen in Leiden gegaan – dus ik leef eigenlijk van mijn pensioen in Leiden – maar sinds 2001 heb ik een nul-nul-aanstelling. Nul-nul betekent buiten de begroting, dus ik krijg geen salaris, maar ik krijg onderzoeksgeld. Niet veel, maar ik had ook niet gedacht dat ik hier zo hard zou werken. Ik heb al een stuk of tien promoties afgeleverd. Ik ben dus een kip met gouden eieren (lacht). Dat is dus een bijzondere positie. Ik geef ook nauwelijks college, maar ik doe wel eens wat in de research master, geef soms gastcolleges en ik gaf altijd colleges aan de ASSR.

Je bent goed bekend met de universiteit van Leiden en Amsterdam. Zijn er grote verschillen tussen beide universiteiten? Ja, er zijn hele grote verschillen. De studenten zijn heel anders. Studenten antropologie in Leiden zijn vaak een stuk jonger. De studenten hier zijn veel zelfbewuster. Ik denk dat het er mee te maken heeft dat Leiden altijd de naam had dat het heel goed georganiseerd was, bijna schools. Amsterdam heeft de naam dat het een soort chaos is. Dat trekt een ander soort studenten aan. De studenten in Amsterdam zijn veel mondiger. Daarnaast zijn er in Leiden altijd veel Belgen, want in Vlaanderen kun je niet echt antropologie doen. Die werkten veel harder dan Nederlandse studenten. Die zijn goed getraind denk ik (lacht). Er was ook altijd een tegenstelling dat Leiden zogenaamd conservatief was en Amsterdam heel erg links. Dat hele linkse

De studenten in Amsterdam zijn veel mondiger dan in Leiden.

van Amsterdam kun je nu ook ver zoeken. Dat is wel veranderd. Er is ook een verschil in bestuurscultuur. Vooral op hoger niveau was dat in Leiden erg een heren-onder-elkaar cultuur . De faculteit van sociale wetenschappen in Leiden deed altijd heel erg zijn best om alles in orde te hebben. Als er bezuinigingen moesten worden doorgevoerd, dan waren zij de eerste die het af hadden. Ze waren altijd heel braaf. Niet erg slim vond ik. Hier is het toch veel meer een beetje een chaos. Alles heeft zijn voordelen en nadelen.

Bron: Peter Geschiere

22

In je afscheidsspeech die je gaf in Leiden vertelde je hoe spijtig het was dat de Afrikaanse politiek steeds meer om autochtonen en allochtonen draait. Waarom ben je hier bezorgd over? Afrika is nu bijna overal aan het democratiseren. Daarvoor waren er meer dictatoriale staten die ook door het Westen gesteund werden in het kader van de Koude Oorlog. Toen ging alles over nationbuilding en eenheid. Er moest één natie gevormd worden en één volk en nationaal burgerschap. Je mocht helemaal niet


Deze Afrikaanse conflicten rondom autochtonie klinken als een bekend verhaal voor iedere Nederlander.. Precies. Die autochtonie interesseerde me eerst niet zo. Ik vond het vreselijk, want je dacht dat er een mooie democratie zou komen, maar in plaats daarvan gaat het ineens over ‘ik hoor hier en jij hoort hier niet.’ Toen ik thuis kwam, zette ik de radio aan en toen realiseerde ik mij dat ik hier precies dezelfde taal hoorde van Filip de Winter. ‘Eigen volk eerst.’ Wat mij interesseert is

Het lijkt in alle gevallen een heel erg vanzelfsprekende leus: ‘wij zijn hier geboren, zij niet.’ Het is een soort natuurlijke vanzelfsprekendheid, daarom werkt het zo mobiliserend. Als je beter kijkt, zit het natuurlijk vol onduidelijkheden. In Nederland komt het vooral naar voren in dat migranten moeten integreren, maar waarin ze nou moeten integreren kunnen we helemaal niet zeggen, want dan ga je terug naar een soort van nationalisme dat ik nog herinner van de lagere school: ‘Wien Neerlands bloed door d’aderen vloeit,’ en ‘oh dierbaar plekje grond’ en weet ik wat. Dat waren de liederen uit de negentiende eeuw, toen Nederland ook nationalisme moest hebben. Is er in Afrika ook sprake van (her)uitvindingen van zulke tradities? In Afrika bijvoorbeeld heeft het opmerkelijk genoeg tot een gigantische groei van begrafenisrituelen geleid. De plaats waar je begraven wordt is het criterium voor waar je thuis hoort. Veel mensen die al generaties lang in de stad wonen, willen nog altijd in een dorp begraven worden. Dat lijkt dan erg traditioneel, maar in werkelijk is dat neo-traditioneel. Waar ik werk in Kameroen waren er tot aan de koloniale verovering tot 1910 semi-nomaden. Dat waren groepen die door de bossen heengingen en als de grond na tien jaar was uitgeput, dan gingen ze weer ergens anders dorpen bouwen. Die zijn nu ineens heel erg bezig met begrafenissen thuis. Ze doen alsof het erg traditioneel is, alsof ze het altijd al hebben gedaan, terwijl het gewoon niet kan, want ze waren altijd in beweging.

CUL maart 2008

over verdeeldheid praten. Na de Koude Oorlog kwam er van binnen en buiten steeds meer protest tegen die autoritaire één partij staten. Hierop volgde democratisering. Het eerste jaar was dat ook een veelbelovende ontwikkeling, maar dit is doodgelopen in wat je autochtonie noemt. Als je het heel simpel wilt zeggen, in Kameroen dreigde de oppositie te winnen en de regeringspartij hield heel erg stevig vast aan de macht. Die heeft toen heel slim die autochtoniekaart gespeeld. Daarmee hebben ze overal hele kleine conflicten aangewakkerd Bron: Peter Geschiere zodat de oppositie iedere keer afbrokkelde. Met name aan de kuststreek, het meest ontwikkelde deel van Kameroen. Daar zijn veel mensen uit het binnenland naartoe verhuisd om geld te verdienen. In bijna heel Afrika zijn in de kuststreken de oorspronkelijke bevolking een minderheid geworden en zijn de immigranten, in Kameroen vaak mensen uit het eigen land, de meerderheid geworden. Democratisering is vooral voor die lokale groepen erg gevaarlijk, want die worden dan weggestemd. Er zijn nu veel demonstraties, omdat er mensen zijn die niet willen dat immigranten douaneambtenaar of burgemeester kunnen worden, of omdat ze willen dat de immigranten weer terug moeten gaan naar hun eigen geboortedorp als ze willen stemmen. De regering speelt op die kleine conflicten in. In plaats van nationbuilding gaat het nu over de bescherming van minderheden. De bescherming van de lokale bevolking.

Waar komt je belangstelling voor Afrika vandaan? Vroeger lag het voor een antropoloog voor de hand om naar Nederlands-Indië te gaan, maar in de jaren zestig kon dat niet meer. Toen waren er nog de naweeën van Soekarno, dus Nederlandse antropologen kwamen er niet in. Veel antropologen gingen toen in Afrika werken. Ik vond dat heel erg interessant, maar na de coup van

Je dacht dat er een mooie democratie zou komen, maar in plaats daarvan gaat het ineens over ‘ik hoor hier en jij hoort hier niet.’ hoe diezelfde taal opgaat in volstrekt verschillende omstandigheden. Je ziet dat overal ter wereld iedereen het heeft over ‘belonging.’ Dat is eigenlijk niet wat je verwacht. We hebben altijd de mond vol van globalisering en kosmopolitisme, maar in werkelijkheid slaan mensen elkaar de hersens in over wat je vroeger parochiale identiteiten noemde. Als je in de jaren zeventig gezegd had dat wij in Nederland ons nu druk zouden maken over wat de Nederlandse identiteit is en over een canon van Nederland, dan had iedereen je voor gek versleten. Toen hadden wij het over klasse.

Soeharto ging Indonesië weer open. Rond 1970 konden Nederlandse antropologen weer terecht in Indonesië. Ik had inmiddels door dat de Nederlandse antropologie in Indonesië in die tijd ontzettend structuralistisch was. Het was heel erg gericht op Lévi-Strauss, op de diepte structuren van de menselijke geest. Ik wilde liever een ‘modernere’ vorm van antropologie bedrijven en me richten op de manier waarop lokale gemeenschappen in contact waren gekomen met de markt en staat. Toen heb ik mij vastgeklampt aan Afrika om vooral niet bij het structuralisme terecht te komen. Nog steeds lijdt de

23


Nederlandse antropologie van Indonesië onder die erfenis. Heel lang kozen studenten ook voor Afrika en LatijnsAmerika, en veel minder of nauwelijks voor Indonesië. Je ziet hetzelfde in Frankrijk, daar willen de studenten juist weer niet Afrika doen. Misschien is dat toch een soort erfenis van het koloniale verleden. Maar die hele grote grip van structuralisme heeft de Nederlandse antropologie van Indonesië een beetje verstikt.

alle kanten uit, omdat het zowel accumulerend als nivellerend is.

CUL maart 2008

Je bent vaak ontevreden dat Afrika als exotisch continent wordt afgeschilderd, maar tegelijkertijd schrijf je veel over de hekserij in Afrika. Is dit een dilemma waar je regelmatig tegenaan loopt? Ten eerste wil ik graag onderstrepen dat ik er een beetje genoeg van begin te krijgen dat ik de laatste tijd veelal als hekserijdeskundige word neergezet. Het blijft een heel netelig onderwerp. In de 19de eeuw werd Afrika als het ‘heart of darkness’ gezien, het primitieve van Afrika In je boek ‘The Modernity werd altijd benadrukt. Hekserij of Witchcraft’ lazen we dat was altijd een groot onderwerp het in West-Afrika steeds tot begin jaren ’60, daarna hebben meer voorkomt dat mensen antropologen zich heel erg vervolgd worden voor Bron: Peter Geschiere afstandelijk gehouden. Toen werd hekserij. Hoe komt het dat dit Afrika zogezegd modern, dus werd er niet of nauwelijks steeds meer voorkomt? nog over onderwerpen als hekserij gesproken. Ik Hekserij is inderdaad veel meer aanwezig in de vind het belangrijk te benadrukken dat het helemaal publieke ruimte. Er wordt veel meer dan vroeger niet alleen in Afrika speelt, in het Westen heb je nu over gepraat. Je kan het misschien verbinden met de ook groepen die zich met soortgelijke onderwerpen teleurstelling in de ontwikkeling en de modernisering. bezighouden. Denk maar aan Wicca verwijzingen Het hele idee van development is ironisch geworden of in menig slaapkamer. Toen ik in ’71 naar Kameroen zelfs cynisch. Het is allemaal zo tegengevallen. Dat zou ging wilde ik allerminst hekserij bestuderen. In die een reden kunnen zijn dat hekserij nu zo naar voren

Ik heb mij vastgeklampt aan Afrika om vooral niet bij het structuralisme terecht te komen.

24

komt, hekserij is tegen de ontwikkeling. In Kameroen bleek op een gegeven moment de overheid zelfs bereid om heksen te veroordelen. Je moet ook altijd rekening houden met het probleem van vertaling, we omschrijven bepaalde lokale verschijnselen in Afrika als hekserij, terwijl het om het een heel ander soort heksen gaat die wij hier kennen. Maar de basisvoorstelling lijkt eigenlijk precies op de Europese. Dat is wel interessant, dat bijna overal hekserij wordt verbonden met vliegen en uit je lichaam treden. Als je daar in Afrika vraagt waar ze nou in geloven, lijkt het net of je het over de ‘witte wieven’ in Drenthe hebt. In Kameroen vliegen ze via de spinnendraden naar een nachtelijke ontmoeting, dat is bij ons de bezemsteel. Maar de Westerse antropologen denken bijna altijd dat het vrouwen, en dan vooral oude vrouwen, zijn, maar als je kijkt naar de gegevens over de heksenvervolging in Europa zie je dat het ook vaak mannen waren, ook wel mannen in de bloei van hun leven. Via de officiële beschuldigingen en roddel is het makkelijker om de zwakkere te beschuldigen, maar in werkelijkheid is hekserij overal dubbel. Het gaat om jaloezie en machtsongelijkheid. Dus dat arme mensen jaloers zijn op de rijken, maar vaak denken ze ook dat die rijken alleen maar zo rijk zijn omdat ze allerlei krachten hebben. Dit laatste zie je in Europa ook wel, aan rijke mensen zit toch vaak wel een luchtje. Hekserij kan

tijd was ik vooral politiek antropoloog. Ik wilde me concentreren op hoe de lokale gezagsverhoudingen beïnvloed waren door staatsformatie. Macht is natuurlijk niet alleen maar politiek of economisch, er zit altijd een idee, een achtergrond, achter, dat is bij ons net zo goed het geval. Waar ik werkte was macht ontzettend nauw verbonden met hekserij. Ze wilden nooit met mij over politiek praten want dat was gevaarlijk. Kameroen was in de tijd van de politiestaat, politiek was van de president en daar mocht het volk niet over praten. Maar als je het dan breder probeerde op te zetten, met ook gezag, autoriteit en protesten, dan ging het onmiddellijk over hekserij. Ik werd als het ware de hekserij ingetrokken. Hekserij gaat altijd over machtsverschillen en jaloezie. Dat wil zeggen dat hekserij een heel universele menselijke basis heeft. Het is zeker van belang dat onder andere antropologen zich bewust zijn dat ze een niet te stereotyperend beeld creëren. Maar als het speelt, vind ik, moet je het wel onder ogen zien.

Annika van Oostveen Rogier Vlaar


Nieuwsbrief

Nieuwsbrief

Opleidingscommissie

OC momenteel even niet Elke opleiding heeft een opleidingscommissie. Deze bestaat bij antropologie uit een voorzitter, drie docentleden en vier studentleden. Afgelopen december heeft onze voorzitter, Rob van Ginkel te kennen gegeven te stoppen met de OC. Ook een van de docentleden, Mattijs van de Port maakt niet langer deel uit van de commissie, hij is voor langere tijd op onderzoek. Het is de taak van het AIM, het overkoepelende orgaan van de studies antropologie, sociologie en politicologie, om opvolgers voor deze functies te vinden. Vooralsnog is er geen vervanging gekomen voor Rob van Ginkel en Mattijs van de Port. Dit betekent dat er geen volledige OC is en wij feitelijk sinds december op non-actief staan. Wij proberen er ondertussen alles aan te doen om weer aan de slag te kunnen, maar staan machteloos aangezien wij afhankelijk zijn van de beleidsvoering van het AIM.

Bedankt! Rob van Ginkel bedanken we heel erg voor zijn jaren voorzitterschap en bezielde instelling. Onze dank gaat ook uit naar Mattijs van de Port die eveneens veel heeft betekent voor de OC Antropologie.

Graduateschool Een van de dingen waar wij ons de afgelopen maanden mee bezig hebben gehouden, is de verandering van de BAMA structuur naar de graduateschool naar Amerikaans model. Wij zijn het tot op heden niet helemaal eens met alles wat er zal veranderen, maar aangezien wij een docentlid en een voorzitter missen kunnen wij geen advies uitbrengen namens de OC. In de tijd dat wij geen actie hebben kunnen ondernemen is er al praktisch een besluit genomen dat de graduateschool wordt doorgevoerd.

Met deze overgang komen ook veranderingen voor de OC’s, welke dat zullen zijn is voor ons nog niet echt duidelijk.

Oproep

Wij hebben in de afgelopen maanden klachten binnengekregen van studenten, waar wij vooralsnog weinig mee hebben kunnen doen. De klachten betroffen zaken die met het gehele OC tijdens een vergadering besproken hadden moeten worden. Echter, door het gebrek aan een voorzitter en ĂŠĂŠn van de docentleden, hebben we sinds december geen vergadering meer gehad. Wij willen zo snel mogelijk achter de klachten aan die wij hebben binnengekregen maar hebben hiervoor jullie hulp nodig. Op het moment dat wij overspoeld worden met klachten en berichten van studenten hebben we een steeds groter vlak om op de staan en het AIM onder druk te zetten, zodat er hopelijk iets gebeurt aan deze schrijnende situatie. Wij roepen daarom iedereen op om ons een brief te schrijven! Als je een klacht hebt met betrekking tot je studie, aarzel niet om ons dat te vertellen. Bovendien willen wij graag jullie mening over de huidige situatie van de OC. Op het moment dat meer mensen laten merken dat ze het hier niet mee eens zijn worden wij enorm geholpen. Elke opleiding heeft recht op een OC! Groetjes, Willem, Bodil, Carlijn en Sanna

CUL maart 2008

De Opleidingscommissie geeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen die spelen binnen de opleiding. De OC bestaat uit docentleden (Yolanda van Ede en Thijl Sunier) en studentleden (Willem Willems, Bodil Stelwagen, Carlijn van de Meulenhof en Sanna Burggraaf). Bij deze weer een update voor jullie over de ontwikkelingen:

25


Rellen of ‘digitale knuffels’ De film van Geert Wilders zal desastreus uitpakken voor de Nederlandse samenleving, zo is de algemene verwachting. Maar in werkelijkheid zou de invloed van Fitna wel eens positief kunnen zijn.

CUL maart 2008

De film die Geert Wilders maakt over de Koran zal rampzalige gevolgen hebben voor Nederland. Dat denken veel politici en bestuurders althans. Als Fitna (Beproeving) in maart verschijnt, zullen moslims woedend reageren op de verwachte beledigingen aan het adres van hun geloof. Zeker als er inderdaad ‘’iets’’ gebeurt met een foto van de profeet Mohammed, zoals de PVV-leider begin februari in een interview met de Geassocieerde Pers Diensten aankondigde. De relatie tussen moslims en niet-moslims zal nog verder verslechteren. Niet voor niets riep minister Guusje ter Horst (Binnenlandse Zaken) burgemeesters al in november op alert te zijn op etnische spanningen wanneer de film uitkomt. De Amsterdamse politie voert al weken gesprekken met imams over hoe ze de gemoederen het beste in bedwang kunnen houden. In Alkmaar nodigde de burgemeester moslimsorganisaties uit op het stadhuis. En uit een eind januari uitgelekt document blijkt dat het ministerie van Binnenlandse Zaken zelfs rekening houdt met dagenlange ongeregeldheden. Politiekorpsen die dat zelf niet aankunnen, kunnen een beroep doen op het leger. Maar is die vrees voor grote ongeregeldheden wel terecht? Inderdaad is het niet ondenkbaar dat enkele extremisten de film aangrijpen om hun achterlijke

De onlangs opgerichte stichting Mirsab wil het beledigen van de islam juridisch gaan aanpakken. Een van de oprichters van deze club is Mohammed Jabri, de man achter de inmiddels niet meer bestaande website Elqalem, een islamitische versie van Geenstijl. Jabri verwacht niet dat hij veel rechtszaken gaat winnen, maar hoopt dat slechts enkele overwinningen voldoende jurisprudentie scheppen om het onnodig kwetsen van moslims tegen te gaan. Verder houden alle Marokkaanse moskeeën een open dag als Fitna uitkomt, heeft het Landelijk Beraad Marokkanen aangekondigd. Zo kunnen autochtonen met eigen ogen zien dat moslims niet uit zijn op de stichting van een islamitisch kalifaat in Nederland. En zowel de Arabisch Europese Liga als het MarokkaansNederlands Tweede Kamerlid Tofik Dibi (GroenLinks) gaat een tegenfilm maken. Deze rolprenten moeten juist de mooie kanten van de islam laten zien. De manieren waarop moslims tot nu toe reageren, zijn bepaald niet angstaanjagend. Integendeel, het sturen van ‘digitale knuffels’ en een gang naar de rechter zijn volstrekt legitieme, zelfs oer-Hollandse manieren om je ongenoegen te uiten. Sterker nog, islamieten laten zien over een grotere mate van beschaving te beschikken dan Wilders zelf. Die beledigt immers continu mensen. Zo tonen moslims

''We zijn van mening dat Geert Wilders zo af en toe een flinke knuffel nodig heeft''

26

ideeën met de bom of het zwaard in de praktijk te brengen. Ook is het goed mogelijk dat het straattuig de gelegenheid benut om eens flink huis te houden in de buitenwijken van Nederlandse steden. Maar tot nu toe zijn de reacties van moslims van een heel andere aard. Zo begon Marokko Media, het communicatiebedrijf achter de website Marokko.nl, eind januari een ‘knuffelactie’ tegen Wilders. Bezoekers van de website www.knuffelgeert.nl kunnen een digitale kaart aan de politicus sturen. Er zijn verschillende opties. Één plaatje toont een afbeelding van het Tweede Kamerlid dat een knuffelbeer teder omarmt. Op een andere kaart staat een vers uit de Koran dat zegt dat je mensen die je haten alleen van mening kunt doen veranderen door aardig tegen ze te zijn. ‘’We zijn van mening dat Geert Wilders zo af en toe een flinke knuffel nodig heeft,’’ legde initiatiefnemer Abdelhafid Bouzidi van Marokko Media uit bij de officiële start van de campagne. ‘’Die man heeft liefde en genegenheid nodig. Daar is het hem in zijn jeugd aan ontbroken, dus dat willen we compenseren.’’ Een week later had Wilders al drieduizend ‘knuffels’ gekregen.

andersgelovigen dat die helemaal niet bang voor hen hoeven te zijn. Ook het feit dat de film, nog voordat hij is uitgekomen, zo’n massale reacties uitlokt, is een hoopvol teken. Volgens veel sociaalwetenschappelijke modellen verloopt de integratie van immigranten in de ontvangende samenleving via verschillende fases. Eerst gaan de verschillende bevolkingsgroepen elkaar uit de weg. Daarna komen ze met elkaar in conflict omdat de nieuwkomers dezelfde rechten opeisen als de mensen die al in een land woonden. Later ontstaat een nieuwe consensus en neemt de minderheid een volwaardige plek in de maatschappij in. Dat islamieten nu zo luid van zich laten horen, duidt erop dat ze een mondig en geïntegreerd deel van Nederland worden. Als de reacties uit islamitische hoek op de film van Wilders ook de komende maanden zo’n beschaafd en vreedzaam karakter hebben, kan Fitna wel eens positief uitpakken voor de integratie van moslims en hun relatie met andersgelovigen. Tom Kikken


Star Ferry:

In 1898 zocht in Hong Kong de eerste Star Ferry haar weg naar de overkant van Victoria Harbour. In 2005 opende in Amsterdam het café-restaurant ‘Star Ferry’ haar deuren in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Dat de twee naamgenoten zijn is geen toeval. Sterker nog, de ‘Star Ferry’ in Amsterdam is de enige ter wereld die zowel de naam als het logo van de beroemde scheepsrederij uit Hong Kong mag dragen. Jan Wolff, artistiek directeur van het Muziekgebouw aan t’ IJ, vertelt over de Star Ferry, het IJ en zijn voorliefde voor Hong Kong.

De historische Star Ferry Dertien groene veerponten die onder de naam ‘Star Ferry’ heen en weer gaan over de Victoria Harbour in Hong Kong. Sinds de eerste afvaart hebben ze als transportmiddel een bekendheid verworven die vergelijkbaar is met die van de rode dubbeldekkerbussen

er even helemaal niks meer, enkel het schip en de stilte. Een moment van overweldigende rust midden in een enorme stad. Je komt even los van de drukte aan de ene kant, en vaart dan langzaam naar de drukte aan de andere kant toe. Het is een merkwaardig verschijnsel, niet te vergelijken met bijvoorbeeld een tochtje op

CUL maart 2008

aan het water van een wereldstad

Een moment van overweldigende rust midden in een enorme stad.

in Londen en de tuktuks in Bangkok. En ondanks het feit dat er inmiddels ook andere manieren zijn om de overkant van de haven te bereiken, is een tochtje met de Star Ferry onder zowel inwoners als toeristen nog steeds erg populair. Ook Jan Wolff, algemeen en artistiek directeur van het Muziekgebouw aan ’t IJ en voormalig directeur van de IJsbreker in Amsterdam, was bij aankomst in Hong Kong gelijk onder de indruk van deze unieke schepen. ‘De eerste keer dat ik zelf in Hong Kong was en zowel de stad als de Star Ferry begon te ontdekken, was ik meteen verkocht. Ik merkte langzaam dat de aanwezigheid van de veerboot midden in Hong Kong iets charmants heeft, maar ook iets spannends. De Star Ferry leidt in die hectische stad tot rust. Je komt uit de chaotische drukte, stapt op een schip, en ineens gaat iedereen zitten. Dat is al opvallend Bron: Internet rustig voor Hong Kong. Dan begin je aan de overtocht, die ongeveer zeven minuten duurt. Maar wanneer je in het midden bent is

een veerpont hier in Amsterdam. Die enorme stad en dan de constant heen en weer varende veerboten van Star Ferry, dat rustpunt in het midden, dat vond ik prachtig.’ ‘En ik vind het ook een mooi schip. De kapiteins lopen na een oversteek altijd stoïcijns van de voorkant - die de achterkant is wanneer ze aanleggen - naar de andere kant van het schip, en weer terug. Er zijn twee stuurhutten, dat is een Engels idee. Ik heb zelf al 32 jaar een sleepboot als hobby: toen ik voor het eerst een oversteek maakte met de Star Ferry was ik totaal verrast over het feit dat je de rugleuning om kunt zetten, zodat je meteen weer terug kan varen. Als kenner zag ik meteen dat er gebruik werd gemaakt van een speciale Dieselmotor, zonder koppeling. Aan allebei de kanten van het schip zit een schroef, ze hoeven niet om te draaien. Al meer dan honderd jaar varen die schepen heen en weer, zetten vlak voor ze stoppen de motor uit, en wanneer ze hem weer starten zetten ze de andere

27


Bron: Internet

CUL maart 2008

schroef in werking en gaat de veerpont de andere kant op. En dat afremmen doen ze niet zo zuinig ook, ze komen behoorlijk hard aanvaren!’ ‘De schippers zelf hebben ook veel indruk op me gemaakt, die varen op het scherpst van de schede en doen dingen die ik nooit zou durven. Het is bijna een biljartspel met schepen waar je naar zit te kijken, ze zijn buitengewoon goed. En toch heb nergens kunnen lezen dat er ooit een aanvaring is geweest – die zullen er trouwens wel geweest zijn, ongelukken gebeuren, maar toch zeker niet veel. Iedereen kent de beroemde matrozenmannen aan de kant, men ziet ze elke dag bij de dagelijkse overtocht. Wanneer ik in Hong Kong ben steek ik het water altijd over met de Star Ferry, ik neem nooit een taxi door de recentelijk aangelegde tunnels. Ik raakte gefascineerd door deze prachtige schepen.’ Het IJ in Amsterdam ‘Ik zat hier op de kop van de Oostelijke Handelskade te kijken, toen het Muziekgebouw aan ’t IJ er nog niet was.

te maken had elke Amsterdammer het IJ terug. En op een manier waarop ze het IJ nog niet hadden gezien. Ze kennen het namelijk alleen van de korte oversteek tussen Zuid en Noord, en dat maakt het tot een klein watertje, wat het helemaal niet is. ‘S avonds zie je er alle lichtjes, binnenkort komen er nog meer: vanaf dit punt zie je dat Amsterdam een stad is. En het leuke van Amsterdam is dat het relatief niet erg groot is, zeker niet voor globale begrippen, maar als je vanuit hier ’s avonds over het IJ kijkt weet je dat het een wereldstad is. Dus toen ik daar op het terrasje uit zat te kijken over de lengte, moest ik opeens denken aan de oversteek die je maakt in Hong Kong. Het wachten en het uitzicht over het water in een wereldstad. Dat vond ik zo leuk aan dit punt en daarom wilde ik de link te leggen: zo is bij mij het idee ontstaan om op deze plek de Star Ferry te maken.’ Toestemming en infrastructuur ‘Maar dat wilde ik niet zonder toestemming doen, ik wilde de Star Ferry in Hong Kong niet passeren. Ik ben er een paar jaar mee bezig geweest, permissie krijgen voor het gebruik van de naam. Elke keer als ik Hong Kong bezocht was ik alsmaar op zoek naar de goedkeuring die in nodig had. Toen ze begrepen dat ik in Amsterdam meer wilde met de Star Ferry, mocht ik een keer op een tocht ook onderdeks komen, in de machinekamer. Een soort heilige der heiligen: normaal gesproken mag je daar helemaal niet komen. Toen zag ik de oude Engelse motor, die niemand anders meer gebruikt: Star Ferry is eigenlijk een geweldig stukje geschiedenis van Hong Kong.’

Dit is eigenlijk een van de mooiste plekken van Amsterdam.

28

Ik was toen nog met de gemeente aan het onderzoeken of we een nieuwe concertzaal konden gaan bouwen. Op dat moment was de kop van de Oostelijke Handelskade een gebied wat voor Amsterdammers heel ver weg was, een desolaat stuk in Oost waar je voor teveel geld je weggesleepte auto weer kon komen ophalen. Een onsympathieke, gure windhoek waar je het liefst helemaal niet zou komen. Ik zou deze plaats na overleg met de gemeente overwegen en daarom zat ik er dus een paar dagen. Er stond toen een enorme hijskraan, als bungeejump. Daar kon je afspringen. Dat heb ik nooit gedaan, daar ben ik niet echt voor te vinden. Ik ben wél op het bijbehorende kleine terrasje gaan zitten en toen zag ik het, de kwaliteit van dit kleine stukje grond. Het is typisch zo’n vertekend beeld van Oost, maar dit is eigenlijk een van de mooiste plekken van Amsterdam. Je hoeft helemaal niet naar Zandvoort als je naar het water toe wil, dat heb je hier al. Het was fantastisch, als we dit tot publiek domein wisten Foto: Mardjan Abidian

‘Uiteindelijk heb officieel toestemming gekregen van de multimiljonair die de eigenaar is van Star Ferry én delen van de tunnels in de stad. Star Ferry is – toen ze in Hong Kong ondergrondse netwerken gingen aanleggen – heel slim aandeelhouder geworden van die tunnels. De hele infrastructuur van de stad is gebaseerd op openbaar vervoer: alles komt aan bij het


het moment dat er een tunnel was, hadden de inwoners dat excuus niet meer: ze konden niet langer zeggen dat ze een nacht op een ander eiland moesten doorbrengen omdat er geen boot meer ging. En daarom heet die tunnel nu de ‘no excuse tunnel’. Een diep drama voor mensen met verhoudingen. Ik had me niet eerder

Als je dan ’s avonds langs de haven zit, voel je de kracht van mensen

Hong Kong ‘Mijn eerste indruk van de aard van Hong Kong kreeg ik toen ik een rondritje maakte door de stad met een tourbus. We reden op een gegeven moment door een tunnel waarvan de gids vertelde dat de bijnaam ‘no excuse tunnel’ was. Later vroeg ik waarom. Ze legde uit dat vroeger, wanneer mensen relaties en liefdesaffaires op andere eilanden hadden, ze vaak expres de boot misten om niet naar huis te hoeven komen. Maar op

gerealiseerd dat een veerboot als de Star Ferry zoveel kon betekenen in het sociale leven van de mensen die haar gebruiken.’ ‘Ik heb altijd bewondering gehad voor Hong Kong. Bewondering voor de manier waarop de mensen er hun gang zijn gegaan in het bouwen van een stad. Dan krijg je gebouwen die zo ontzettend hoog en indrukwekkend zijn, je krijgt een trots voor stedenbouw. En die trots zie je ’s avonds in de lichtjes terug. Ik weet dat we milieubewust wat minder licht moeten gebruiken, maar het is toch een feest om te zien hoe ze hun gebouwen eren en laten zien met duizenden lichtjes. Als je dan ’s avonds langs de haven zit, voel je de kracht van mensen. En dat vind ik zo bijzonder, de kracht die je voelt in Hong Kong.’

Foto: Mardjan Abidian

CUL maart 2008

water, waar de oversteek volgt. Door het aanleggen van die tunnels is het zeker dat die infrastructuur langzaam gaat veranderen en mensen steeds meer gebruik gaan maken van manieren buiten boten om aan de overkant te komen. Je kunt ook zien dat de Star Ferry minder gebruikt wordt, maar toch zetten ze geen gebouwen neer op de pier. Dat kunnen ze ook niet doen, want naast historische waarde speelt de Star Ferry vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol in infrastructuur en het dagelijks leven van de inwoners.’ ‘Ik heb toen Bron: Internet ik toestemming had gekregen uit dank en als eerbetoon een Nederlandse modelbouwer een heel groot model van de Star Ferry laten maken, dat staat nu in het café. Daar heeft in Hong Kong zelfs een foto van in de krant gestaan, omdat er nergens in de wereld iets dergelijks te vinden is.’

Rebecca Bego

29


Analyse als Actie bij het Scheren van Schapen James C. Scott in Felix Meritis, 14 februari 2008

In de Zuilenzaal van Felix Meritis sprak donderdag 14 februari James C. Scott, de aan Yale University verbonden auteur van onder andere het boek Seeing Like a State. Deze bijeenkomst was de eerste van de reeks ‘Masters of Intervention,’ een serie waarbij het Office for Social Engineering, in samenwerking met het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de UvA en de gemeente Amsterdam, vragen behandelt over sociale interventie in de Amsterdamse metropool.

CUL maart 2008 30

Ondanks dat Scott zelf opgeleid is tot politiek komen. De bedoeling van deze avond was daarom ook wetenschapper, zo begon hij de twee uur waarin dat de praktische kennis van de aanwezigen naar boven hij vragen van zowel de Amsterdamse gemeentezou komen tijdens het debat met Scott. Dit kwam echter ambtenaar Erik Gerritsen als het publiek beantwoorde, niet altijd even goed uit de verf, met name dankzij de is hij vereerd hier als deskundige over de antropologie gebrekkige regie van het debat. De moderator, Gerritsen, van steden te mogen spreken. Met name de ideeën die weigerde als ‘maakbaarheidsdeskundige’ in te gaan op hij heeft uitgewerkt in Seeing Like a State kwamen deze vragen van het publiek en snoerde meer dan eens een avond aan de orde – ideeën die, zo legde Scott ons uit, vragensteller de mond. Op een bepaald moment vroeg evengoed toepasbaar zijn op steden zoals Amsterdam hij zelfs of Scott, sinds hij zijn beroemde boek schreef, als op het Tanzaniaanse platteland. nog wel verder had nagedacht. In Scott’s onderzoek naar het rationeel Het bleek dat Scott toch nog enkele modernistisch maakbaarheidsdenken concludeert hij ontwikkelingen op dit gebied had doorgemaakt na het dat overheden, in hun grote plannen voor ontwikkeling, schrijven van zijn boek. Op de vraag wat hij eventueel leesbaarheid aan het volk moeten opleggen. Het zou willen toevoegen aan Seeing Like a State antwoordde opleggen van deze leesbaarheid, hij dat hij de rol van multinationals zoals het beroemde voorbeeld van het zou willen analyseren, waarbij hij veel toekennen van een eenduidige, statische overeenkomsten ziet met de werkwijze achternaam, gaat echter ten koste van van overheden. Zoals de Franse staat de lokale kennis van de bevolking zijn burgers heeft moeten creëren door (mētis). Hierdoor hebben zulke plannen van Normandiërs en Bourgondiërs desastreuze uitwerkingen. Een van de ‘Fransen’ te maken, zo heeft McDonald’s belangrijkste uitkomsten van Scott’s zijn wereldwijde restaurants ‘leesbaar’ werk is dan ook het voorstel om analyse moeten maken om zijn markt uit te als vorm van actie te beschouwen. Een breiden. succesvolle planning van sociale ruimten – zowel agrarisch als urbaan – berust Gedurende de avond lag de nadruk niet niet op het opleggen van doordachte uitsluitend op de successen en rampen plannen en theoretische concepten, van staatsinterventie. Wanneer iemand maar juist op het analyseren van wat een beledigende uitspraak doet over er lokaal precies gebeurt. Door extreem een schaap voelt Scott zich persoonlijk zorgvuldig te kijken naar hoe mensen Bron: http://www.partizanpublik.nl/ aangesproken. Is het niet bijzonder zelf oplossingen hebben gevonden arrogant, zo redeneert hij, om eerst en telkens weer vinden op bestaande problemen in gedurende tienduizend jaar telkens dàt schaap te complexe situaties, kunnen ontwikkelaars van dit soort slachten wat uit de wei breekt en dàt schaap te prijzen plannen kennis op doen van de lokale cultuur en dit, zij wat netjes rustig blijft en dan vervolgens te zeggen dat

Wanneer iemand een beledigende uitspraak doet over een schaap voelt Scott zich persoonlijk aangesproken. het uiterst terughoudend, toepassen in hun projecten. Dit belang van lokale kennis is eveneens een van de speerpunten van het Office for Social Engineering. Kennis, zo is het uitgangspunt, moet vanuit de praktijk

gedomesticeerde schapen zo dom en volgzaam zijn?! Scott vindt mentale rust in het, niet te onderschatten, scheren van schapen. Niet alleen kan het bijzonder prettig zijn om


De interdisciplinaire collegecyclus ‘Maakbaarheid in de Grote Stad’ wordt verzorgd door het IIS in samenwerking met de Balie en het Office for Social Engineering op initiatief van UvA-medewerker Martijn van Tol en ‘Partizan’ Joost Janmaat. De reeks ‘Masters of Intervention’ is vrij toegankelijk na reservering. Meer informatie: zie www.iis.uva.nl/ interdisciplinaire_collegecycli en www. partizanpublik.nl.

De problematiek die Scott bespreekt zien we ook dicht bij huis terug. Met behulp van tegenstrijdige argumenten, vage besluitvorming en onduidelijke einddoelen laten – op enkele meters afstand van het Spinhuis – grote, van bovenaf bedachte plannen die geen rekening houden met de situatie ter plaatse de Amsterdamse wallen – een unieke omgeving – in rook opgaan. Veel beter, echter, zou de stads-ingenieur zich eens op straat moeten begeven. Hij zou contact moeten maken met de lokale bewoners en zich inleven in hun wereld. Kortom, door gebruik te maken van de antropologische methode zou hij vanuit de praktijk meer kennis opdoen dan de beste ambtenaar in het stadhuis. Freek Janssens

CUL maart 2008

Bron: http://keur.eldoc.ub.rug.nl/wetenschappers/2/753/

je even los te maken van de dagelijkse intellectuele bezigheden, ook het losbreken uit de wetgeving is belangrijk, aldus Scott. Op een punt in je leven, zo legt hij uit, zul je een belangrijke wet moeten breken. Een voorbeeld hiervan kunnen de partizanen zijn, die, om het fascisme te bestrijden, de wet moesten breken. Echter, het is altijd onbekend welke wet dit zal zijn en wanneer het zal gebeuren. Om te voorkomen dat je straks te veel verrast wordt door deze gebeurtenis, adviseert Scott om alvast zo-nuen-dan een wet te breken. Door de ene dag te hard te rijden en de volgende dag op straat te plassen, kortom, door een beetje anarchistisch te zijn, zal de dag dat je de grote wet breekt beter door te komen zijn. Het polsbandje, wat toegang gaf tot de Zuilenzaal, leest dan ook: ‘The Bearer Of This Wristband Is Exempt From All Laws Forced Upon Him/Her By Society.’

31


Kookcul Even wat cultuur oproken

CUL maart 2008

Met een aanhoudende nekpijn zit ik op de bank te wachten tot mijn huisgenoot terug komt. Gisteren had ik, tijdens een feestje, te lang voor het open raam gezeten, waardoor de wind ongemerkt naar binnen blies. In plaats van ibuprofen te nemen, zou mijn huisgenoot voor mij even de straat oversteken om een joint te kopen. Al na enkele trekjes wordt de pijn minder. Het oproken van een natuurlijk product heeft, zo merkte ik, een zeer gunstig effect. Ook de andere betekenis van roken – het in rook hangen van voedingsmiddelen – is een belangrijk cultureel verschijnsel. De ontdekking die ik hier heb gedaan wil ik u niet onthouden, vandaar dat ik u met overtuigend bewijs – dat wil zeggen, aan de hand van de stappen genomen door een der Grote Antropologen – zal introduceren in de gastronomische cultuur van het roken. Evenals het laten drogen in de buitenlucht is roken een oude manier om eten te conserveren. Echter, dat het roken een belangrijke manier van garen is constateerde ook Lévi-Strauss al. In zijn beroemde culinaire triangel beargumenteert hij dat roken een bereidingswijze is wat een zeer ‘cultureel’ resultaat oplevert. Elke vorm van voedsel, zo begint één van de antropologische grondleggers, wordt op elke hoek van de triangel geconsumeerd. Zo drinken we melk rauw, maar lusten we ook graag vla en rotte kaas. Echter, doordat we ons voedsel altijd op een of een andere manier bereiden, komen deze extremen nooit in hun pure vorm voor. Als we rauwe sla eten, dan wassen we deze op zijn minst en scheiden we de mooie van de lelijke blaadjes. Meestal doen we er dan ook nog wat zout en olijfolie overheen. Hetzelfde geldt voor gegaard en rot voedsel. Om van het ene stadium naar het andere te komen, zo gaat Lévi-Strauss verder, zijn er verschillende mogelijkheden die danwel ‘cultureel’ zijn, danwel ‘natuurlijk.’ Daarnaast is het resultaat van al dit kokkerellen soms vrij onbewerkt – wat ik ‘natuurlijk’ noem – en andere keren meer bewerkt – dus ‘cultureel.’ Roosteren, ten eerste, is volgens LéviStrauss een manier die erg ‘natuurlijk’ is. Ons eten komt tijdens het roosteren in direct contact met de natuur – het vuur. Daarnaast is ook na het roosteren het eten niet helemaal zijn rauwe status kwijt. Een goede biefstuk is immers nog rood en bloederig van binnen. Het resultaat van roosteren is dus, evenals de methode zelf, ‘natuurlijk.’ Zo wisten ook de cultureel zeer ontwikkelde Grieken al dat in vroegere tijden de mens, barbaars dat hij was, slechts roosterde.

32

Koken, daarentegen, is volgens onze klassieke antropoloog een zeer ‘culturele’ methode om voedsel van zijn rauwe status naar zijn gegaarde status te brengen. Immers, om te koken hebben we een pan nodig, wat een cultureel object is. Daarnaast gebruiken we hierbij water, wat een direct contact van het eten met het natuurlijke vuur voorkomt. Het resultaat is echter, zeker bij te lang koken, een product wat enigszins bedorven lijkt en daarmee terug komt naar de natuur: het proces van koken doet de aardappel uit elkaar vallen. Dit verklaart wellicht ook, aldus LéviStrauss, waarom kannibalen hun vijanden roosteren terwijl ze hun eigen familie koken: mensenvlees wordt door de culturele praktijk van het koken terug gebracht tot het natuurlijke, het eetbare. Bovendien, zo gaat Lévi-Strauss verder, verliest de kannibaal niets tijdens het koken, terwijl er bij het roosteren een grote hoeveelheid lekker vet weg druipt. Zowel het roosteren als het koken leveren dus, ondanks dat de tweede een meer culturele methode behelst, een ‘natuurlijk’ eindresultaat. Het roken, tenslotte, is de enige kook-techniek die een cultureel product voortbrengt, aldus Lévi-Strauss. Ondanks dat het roken op zich een vrij natuurlijk proces is neigt het toch ook enigszins richting


Omdat we gezien hebben dat het het eindproduct is wat telt in termen van cultuur, zal ik in deze Cul voor de verandering geen recept of bereidingswijze geven. Om snel een beetje cultuur te kunnen consumeren, adviseer ik u allen naar de Wittenburgergracht 303 te gaan, waar Frank allerlei soorten eten op ‘authentieke’ wijze – dus zonder tussenkomst van grote, cultuur-verpestende fabrieken – zelf voor u rookt. Onlangs nog ontbeet ik, cultureel bewust dat ik ben, met gerookte Gruyère, gerookte wilde zalm uit Schotland en biefstuk van wild zwijn – gerookt wel te verstaan. Het feit dat bovengenoemde culinaire triangel buitengewoon arbitrair is – en zowel empirisch als analytisch niet lang stand houdt – doet hier niets aan af. Ook Lévi-Strauss zal wel eens nekpijn hebben gehad. Roken is cultuur – al bijna honderd jaar lang.*

CUL maart 2008

de kant van cultuur, aangezien we de worsten ergens aan moeten ophangen om te garanderen dat er lucht tussen de warmtebron en het vlees blijft. Het resultaat, van koud roken boven smeulend hout danwel van warm roken in een verhitte ruimte, is een smaakvolle, precies evenredig en goed gegaarde rookworst; het culturele product bij uitstek. De culinaire triangel die we naar aanleiding hiervan kunnen tekenen, toont volgens Lévi-Strauss de universele structuren van het koken, waarbij er een fundamentele dichotomie bestaat tussen ‘natuur’ en ‘cultuur.’ Alleen het roken, zo geeft de triangel aan, levert een echt cultureel eindproduct op. Het is dus niet zo vreemd dat de Zweden graag gerookte zalm bij het ontbijt nuttigen en de Schotten zich ‘s ochtends verheugen op overheerlijke kippers – gerookte haring. Zelfs de Engelsen, toch niet bekend om hun gastronomische hoogstanden, maken waarschijnlijk binnenkort de introductie van een rokerij net onder London Bridge mee, waar zij hun zojuist op de markt gekochte heerlijkheden kunnen laten roken.

Ashley, B., J. Hollows, S. Jones & B. Taylor (2004): ‘Hoofdstuk 2: The Raw and the Cooked,’ pp: 27–40. In: Food and Cultural Studies, New York & Londen: Routledge. Lévi-Strauss, C. (1997): ‘The Culinary Triangle,’ pp: 28–35. In: C. Counihan & P. van Esterik (Eds.) Food and Culture: A Reader, New York: Routledge. *

Claude Lévi-Strauss viert eind dit jaar zijn honderdste verjaardag. Freek Janssens

De CUL zoekt Zwevende Schrijvers!!! Heb je ideeën voor onderwerpen die aandacht verdienen in CUL of heb je een interessant artikel geschreven wat je graag wilt delen met andere CUL-lezers? Mail de redactie op cul_redactie@ yahoo.com. Zorg ervoor dat je artikel niet meer dan 2000 woorden bevat. Minder mag natuurlijk ook en foto’s worden eveneens zeer op prijs gesteld. Ook als je net een briljante film, prachtige muziek, of fantastisch boek hebt gezien, gehoord of gelezen en je wil het iedereen aanraden: schrijf een recensie met tussen de drie en vierhonderd woorden en stuur hem op!! De redactie ziet je bijdrage graag tegemoet!

33


-De Cul Agenda-

CUL maart 2008

Culturele Agenda

Cinema

17 april 2008 Les Routes du Vent: from India to the Swahili Coast De geschiedenis en cultuur van de Swahilikust is nauw verbonden met de moussons. Deze documentaire toont de Swahilikust door twee zulke moessons: de noordoostelijke moesson is een reis van Gujarat, via Oman naar de Lamu-archipel naar de noordkust van Kenya en dan verder naar Mombasa en Pemba-eiland. De tweede reis vangt aan met Kusi, de zuidwestelijke moesson van de Comoren tot Kilwa en verder tot Zanzibar. Along Mekong Productions/ Duitsland/ 2001/ 2 x 58 min. www.tropentheater.nl 18 april 2008 Poetry in Motion: 100 years of Ikhwani Safaa of Zanzibar Poetry in Motion’ vertelt het verhaal van de Ikhwani Safaa Musical Club, die in 2005 zijn honderdjarig bestaan gevierd heeft. Een poëtisch en muzikaal portret van één van de oudste orkesten ter wereld. Ron Mulvhill / Verenigde Staten/ 2006 / 52 min Engels gesproken www.tropentheater.nl

4 april 2008 Akiko Fujii Romantische zangkunst uit Japan Jiuta is een vocaal genre dat in de 17e eeuw ontstond in privé huizen en de amusementswereld rond Kyoto en Osaka. Kenmerkend zijn het verfijnde timbre en de subtiele lyriek, waarin de schoonheid en breekbaarheid van de liefde, eenzaamheid en verlies, en de natuur in al zijn facetten terugkerende thema’s zijn. www.tropentheater.nl 6 april 2008 Tito Paris Warme klanken uit Kaapverdië Tito Paris is de bekendste zanger en gitarist van Kaapverdië. Op jonge leeftijd kwam hij terecht in Portugal waar hij onder andere voor Cesaria Evora prachtige liederen componeerde. www.tropentheater.nl

22 en 23 april 2008 Shadows of Time Een Indiase film omtrent het thema ‘food’. Dit Bengaals liefdesdrama gaat over Ravi en Masha. Het zijn kinderarbeiders die in een tapijtfabriek werken in de buurt van Calcutta, in het India van vóór de onafhankelijkheid. Florian Gallenberger \ India/Duitsland \ 2004 \ 106 min www.tropentheater.nl

Muziek

34

22 maart 2008 Furieuze Turkse en Balkan Roma Beats Klarinettist Selim Sesler is een buitengewoon musicus; niet alleen is hij de schatbewaarder van de rijke Romacultuur uit West-Turkije, ook laat hij de hedendaagse verklankingen daarvan zien. Selim Sesler wordt bijgestaan door een vijfkoppige band. www.tropentheater.nl

Bron: http://www.tropentheater.nl

11 april 2008 Rogerio Bicudo Ensemble Virtuoze Braziliaanse gitarist/zanger Rogerio Bicudo vertolkt met grote virtuositeit de lyriek en rijkdom van de ‘choro’ (een kruising tussen Europese klassieke muziek, Afrikaanse en Braziliaanse ritmes). www.tropentheater.nl


28 maart 2008 Aditi Mangaldas Vernieuwende Indiase Kathak-dans Aditi Mangaldas is één van de onbetwiste grootheden van de Indiase kathak-dans, een stijl die als voorloper van de flamenco wordt gezien. Op inventieve wijze voegt zij nieuwe dansinvloeden toe en weet zo een nieuwe inhoud te geven aan deze traditionele dansvorm. www.tropentheater.nl

Tot en met 1 juni 2008 Tentoonstelling ‘Asmat’ Historische en hedendaagse foto’s geven een beeld van de het Asmat-volk uit de Indonesische provincie Papoea (het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea). www.tropenmuseum.nl

29 en 30 maart 2008 Royal Ballet of Cambodia Veertig dansers en musici. In de Cambodjaanse danstraditie vloeien alle bewegingen in elkaar over, waarbij de gecontroleerde bewegingen gebruikt worden om drama en intensiteit uit te drukken. www.tropentheater.nl

12 april 2008 Mugiyono Dance Company Verbluffende eigentijdse dans uit Indonesië Momenteel wordt Mugiyono Kasido beschouwd als een van de krachtigste choreografen van de eigentijdse dans in Indonesië. Met zijn tienkoppige dansgezelschap brengt hij Mugi Works, een voorstelling op electronisch vervormde gamelanmuziek van de onvoorspelbare maar immer verrassende componist Dedek Wahyudi. www.tropentheater.nl

Tentoonstelling Tot en met 13 april Bisjpalen, een woud van magische beelden De Lichthal van het Tropenmuseum wordt een woud van monumentale palen. De bisjpalen, sommige meer dan 12 meter hoog, worden gemaakt door het Asmatvolk uit de Indonesische provincie Papoea (voormalig Nederlands Nieuw-Guinea). www.tropentheater.nl

CUL maart 2008

Dans

Tot en met 20 april 2008 Tentoonstelling ‘Verborgen Afghanistan’. Afghanistan is niet alleen een land van oorlog en vernietiging. Het is vooral een land waar verschillende culturen hun sporen hebben achtergelaten. Dat komt duidelijk naar voren door de archeologische vondsten die er zijn gedaan. www.nieuwekerk.nl

Culturele Agenda

24 april 2008 Badi Assad Duo Braziliaanse gitaarelegantie van de hartstochtelijke zangeres Zij is een opmerkelijke podium­persoonlijkheid die, al zingend en gitaarspelend, met haar benen en voeten ook nog een aantal percussie-instrumenten weet te bespelen. www.tropentheater.nl

35

Bron: http://www.tropenmuseum.nl


AT H E N A E U M B O E K H A N D E L CUL maart 2008

At h e n a e u m B o e k h a n d e l , Sp u i 1 4 - 1 6 A m s t e rd a m

Mary Douglas Amiria Henrare (ed.) Thinking in Circles. An Essay Thinking Through Things. on Ring Composition. Theorising Artefacts Yale U.P. 169 blz. 31,30 Ethnographically. Mary Douglas argues in this Routlegde. 232 blz. 34,80 controversial study of ring This text demonstrates the composition, a technique which quiet revolution growing in places the meaning of a text in anthropology and its related the middle, framed by a begindisciplines, shifting its philoning and ending in parallel. To sophical foundations. It also exread a ring composition in the pands on the concerns about the modern linear fashion is to misinterpret it. place of objects and materiality in analytical strategies, and the obligation of ethnographers to question their assumptions and approaches.

W W W. A T H E N A E U M . N L


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.