14 * 1

Page 1

A n t r o p o l o g i s c h V e r a n t w o o r d

Op de bank met…. Gerd Baumann ‘Antropologie aan de UvA het beste van Nederland’

Tomboy in Kampala

Jaargang 14, Nummer 1, november 2006


Inhoud Things Christians need to know about Muslims

5

Cows, Pigs, Beer and Beaches; het introductieweekend op Texel

6

Slachtoffers vechten voor wederopbouw na de aardbeving op Java

11

Doe jij ook mee met de AIVD?

14

Kiezen voor de Islam: Saida’s verhaal

16

“Islamic Clothing for Fashionable and Modest Muslimahs”

18

Column Mario Rutten

22

Donkere wolken boven Guatemala

24

Schuldkwijtschelding heeft zin

26

Samen een gescheiden wereld

28

Muziek in de Andes, een interview met antropologe Sharis Coppens

33

De keuze van Bert

36

Kookkul

37

Het bestuur stelt zich voor

38

Antropologie aan de UvA het beste van Nederland

4 Op de Bank met… Gerd Baumann

8 Tomboy in Kampala

30


CUL is het tijdschrift voor studenten en docenten van de opleiding culturele antropologie & niet-westerse sociologie aan de UvA. OZ Achterburgwal 185 1012 DK Amsterdam cul_redactie@yahoo.com www.kwakiutl.nl Hoofdredacteur Rogier Vlaar Medewerkers Sanna Burggraaf, Marieke van Buuren, Miriam Driessen, Eeke Jagers, Inge Linsen, Thomas Mulder, Rachel Nieuwstede, Mario Rutten, Bert Schijf, Bianca Simons, Taninay Strehl, Liza Titawano, Rogier Vlaar, Nikki de Zwaan Eindredactie Inge Linsen, Rachel Nieuwstede, Talinay Strehl, Jenda Terpstra Lay-out Martine Luijten, Freek van der Vet, Merle Zwiers PR Miriam Driessen, Elin Landkroon, Inge Linsen Penningmeester Thomas Mulder Secretaris Nikki de Zwaan Drukker Drukkerij Wilco b.v. Amersfoort Oplage 500 Foto omslag Rachel Nieuwstede

Redactioneel Antropologie blijft te vaak in het verleden steken. Zo heerst er een obsessie met de voorouders van het vak. Na drie jaar antropologie te hebben gestudeerd weet ik dat Malinowski in zijn vrije tijd graag kunstenaars als gezelschap had. Ik weet nu dat Racliffe-Brown een ijdeltuit was die eigenlijk Brown heette, maar Radcliffe aan zijn naam toevoegde om interessant te doen. En ik weet nu dat Talal Asad de zoon is van een tot de islam bekeerde jood. We krijgen maar liefst 2 vakken die over de geschiedenis van de discipline gaan: Geschiedenis en Theorie van de Antropologie, annex Lees- en Schrijfpracticum en DMI: Theorie en Geschiedenis van de Antropologie. Eigenlijk kun je Inleiding Culturele Antropologie daarbij optellen, aangezien dat vak alleen de antropologie tot de jaren zeventig behandelt. En M&T I, een vak dat de suggestie wekt dat antropologisch onderzoek niets anders is dan een jaar in een dorpje met de natives te leven. De wereld van nu is niet meer de wereld waarin de old school antropologie bestond. De afgezonderde, primitieve stammen die het onderzoeksobject waren van de old school antropologie zijn aan het verdwijnen, terwijl het aantal antropologen alleen maar toeneemt. Er valt nu voor antropologen een nieuwe wereld te winnen. De actualiteit wordt geregeerd door globalisering, vermeende cultuurverschillen, communalisme, uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen, armoede en onderdrukking. We blijven echter naar de klassiekers van de antropologie refereren. De studies van de bergdorpjes en steppedorpjes worden nog steeds als even relevant beschouwd, zij het dat ze nu aangehaald worden als voorbeeld hoe het niet moet. Wat ervoor in de plaats moet komen blijft helaas onduidelijk. Wellicht wordt het tijd om te overwegen of de gebruikelijke basis die antropologen meekrijgen wel de juiste is. Krijgen antropologen wel de juiste intellectuele bagage mee door in het eerste jaar te lezen over theorieën van Harris over kannibalisme en van Levy Bruhl over de logica van primitieven? Gelukkig zijn de eerste stappen genomen om bij de opleiding inderdaad een nieuwe basis van kennis op te bouwen. Bij het Lees en Schrijfpracticum zijn de monografieën over de afgelegen dorpjes vervangen door monografieën over het stadsleven en vluchtelingenkampen. DM1 behandelt Marx, Weber en Durkheim, drie sociologen die in vergelijking tot de meeste old school antropologen wel veel interessants te vertellen hebben over de wereld waar antropologen nu meestal onderzoek doen. Nu antropologen weinig interesse meer hebben voor afgelegen exotische dorpjes als locatie voor veldwerk, betreden ze steeds meer de onderzoeksvelden die gedeeld worden door sociologen, politicologen, psychologen en economen. Dit leidt tot de confrontatie met nieuwe ideeën. Ook schept het onduidelijkheden over de precieze identiteit van de discipline. Soms geeft het een veilig gevoel om aan een oude en vertrouwde basis vast te houden, maar vaak is het een stuk spannender om op zoek te gaan naar nieuwe inzichten. Rogier Vlaar, Hoofdredacteur

CUL NOVEMBER 2006

Colofon


‘Antropologie aan de UvA het beste van Nederland’

CUL NOVEMBER 2006

S

4

inds 3 oktober is het rapport van de visitatie commissie antropologie verschenen. Dit rapport maakt een vergelijkende studie van alle antropologie opleidingen in Nederland. De opleiding aan de UvA werd bijzonder positief beoordeeld. ‘De commissie vindt dat de opleiding een goed doordacht en uitgewerkt concept heeft,’ aldus het rapport over de samenhang van het programma. In eerdere rapporten werd er ‘chaos’ waargenomen, nu ‘gestructureerde vrijheid.’ Ook is het rapport positief over onder meer de bekwaamheid en het enthousiasme van docenten, materiele voorzieningen en de scripties van studenten. De visitatie commissie is aangesteld om opleidingen te toetsen volgens de criteria van de Nederlandse en Vlaamse Accredatie Commissie. Opleiding die niet aan de eisen voldoen, zullen in het uiterste geval geen subsidiering meer krijgen en diploma’s zullen dan ook niet meer erkend worden. Het onderzoek was deels gebaseerd op voornemens en plannen zoals die zelfstudies door het personeel van de verschillende opleidingen zijn gegeven, deels op gesprekken die de commissie met betrokken heeft gevoerd en deels op basis van een beoordeling van scripties. De commissie beoordeelde verschillende facetten en onderwerpen van de opleidingen, zoals onder meer niveau, studeerbaarheid, studielast en kwaliteit van het personeel. Als deze zaken in orde waren, konden ze er een ‘v’ voor krijgen, wat staat voor ‘voldoende’ of naar ‘behoren’. Alleen als er ‘bijzonder positieve punten’ te melden waren, viel er een ‘g’ voor goed te verdienen. Veel onderwerpen en facetten van de antropologische bachelor en masters aan de UvA kregen bijzonder vaak een ‘g’, waar andere opleidingen aan andere universiteiten slechts een ‘v’ voor voldoende/ naar behoren kregen. Volgens Peter van Rooden, afdelingsvoorzitter Sociologie en Antropologie, mogen we hieruit concluderen dat de UvA de beste antropologie opleiding van Nederland heeft. ‘Dan overdrijf ik niet. Waar wij het hoogste bij scoren zijn de belangrijkste aspecten van de opleiding, zoals het bereikte niveau bij de studenten en de kwaliteit van het personeel. Dat is belangrijker dan dat je een G-tje krijgt voor zoiets als oriëntatie van doelstellingen.’ De UvA doet het ook opvallend goed wat de kwaliteit en beoordeling van antropologie scripties betreft. De commissie heeft zelf ook een aantal scripties van zowel de UvA als andere

universiteiten onder de loep genomen. Vaak kwam het cijfer dat de commissie aan de UvA scripties zou geven overeen met wat ze werkelijk van docenten hebben gekregen, terwijl scripties van andere universiteiten van de commissie een lager cijfer kregen dan dat docenten hadden gegeven. Dit terwijl de cijfers die docenten voor scripties geven tussen universiteiten weinig verschillen. De commissie heeft niet alleen de taak om te beoordelen of de opleiding naar behoren functioneert, maar ook om verbeterpunten aan te wijzen. Bij de antropologie opleiding aan de UvA vallen er volgens het rapport zeker nog een aantal zaken ten goede te veranderen. Allereerst heeft de bachelormaster structuur ertoe geleid dat studenten het leeronderzoek en de voorbereidingen van het leeronderzoek in één jaar moeten afronden. Dit vergt intensieve bemoeiing van de staf en maakt academische bezinning voor de student zeer moeilijk. Ook is het zeer moeilijk om een stage in de master in te passen. Het rapport pleit daarom voor een master die anderhalf jaar zou duren. Ook beschrijft het rapport dat studentenaantallen toenemen terwijl de stafbezetting terug loopt. De commissie constateert dat docenten enthousiast zijn, en meer tijd besteden aan het doceren dan zij in uren toebedeeld krijgen volgens het bestaande reglement. Het probleem is dat hier door de staf ‘teveel onderzoeksruimte moet inleveren en zo aan een langzaam proces van burn-out onderhevig raakt.’ Van Rooden zou graag verbetering zien. ‘Bij sociologie is de situatie nog veel ernstiger. Daar is de student-docent ratio de helft kleiner geworden vergeleken met de situatie van enkele jaren daarvoor. Maar in principe ben ik gematigd optimistisch. Er komt een nieuw universitair allocatiemodel, een model om het geld te verdelen. Daardoor zal de FMG er op den duur op vooruit gaan. Ook zal het geld binnen de FMG anders worden verdeeld.’ Dit kan betekenen dat het AIM meer kan investeren in personeel.

In eerdere rapporten werd er ‘chaos’ waargenomen, nu ‘gestructureerde vrijheid.’

Rogier Vlaar


‘Hausa’s zijn niet ontwikkeld’, vertelt Ayo. ‘Ze sturen hun kinderen niet naar school, zijn agressief en geven niets om mensenlevens. De lijken die je soms langs de kant van de weg ziet liggen zijn allemaal Hausa’s. Ze denken dat het Allah’s wil is als mensen doodgaan en dus ook als ze van een vrachtwagen af vallen. Daarom laten ze de lijken ook liggen’. Ayo is een Christen die in het zuiden van Nigeria woont, zoals de meeste christenen. In het noorden, waar de meeste Hausa’s wonen, zijn de meeste mensen moslim. Ik ga met Sidikat naar Sabo, het Hausa-getto in de zuidelijke stad Ibadan. Sabo wordt wel ‘Little Kano’ genoemd, naar de grootste stad in het noorden van Nigeria. Voor we de wijk ingaan moeten we eerst toestemming vragen aan de Sultan. De sultan is niet aanwezig maar zijn assistent komt naar buiten en nadat Sidikat hem heeft uitgelegd dat ik alleen rond wil kijken is het goed, ‘Je kunt overal heengaan waar je wil in onze wijk’. Hoe letterlijk dat ‘overal’ is merk ik al snel. We lopen huizen van mensen binnen, praten met ze en pakken dingen op. Sidikat loopt ongevraagd de slaapkamers en de badkamer van mensen in. ‘Kijk dit is een typische Hausa-kast voor vrouwen, en kijk, dit bewaren vrouwen in hun kast’. Ik krijg een Hausa-outfit aan en een aantal vrouwen leggen me uit hoe ik pepers moet pletten. Op straat komt een jongeman naar ons toelopen om te vragen wat we hier doen. Sidikat vertelt dat we toestemming hebben van de Sultan. De jongen knikt, tevreden gesteld, en stelt zich voor als Karim. Voor we onze weg vervolgen geeft hij mij een pamflet mee, ‘Things Christians need to know about Muslims’. Ik bedank hem maar leg uit dat ik geen christen ben. Ik neem het pamflet wel graag mee, ik heb een vriend die christen is en er misschien wat van kan leren. Karim loopt tevreden weg en wij vervolgen onze rondleiding door de wijk. Hausa’s zijn in de minderheid in het zuiden van Nigeria en vrijwel alle Hausa’s die moslims zijn, wonen in Sabo. Naast een leerbewerker zijn er een mattenmaker en een besnijder, die allemaal grote messen op een tafel heeft liggen. Bij de grote moskee verkoopt een man talismannen met koranteksten erin verwerkt. Hij verkoopt ook geneeskundige kruiden en drankjes die elke ziekte kunnen genezen met de hulp van Allah, verzekert hij me. Op een bovenverdieping

CUL NOVEMBER 2006

Things Christians need to know about Muslims

van een woonhuis worden koranlessen gegeven aan oudere vrouwen. Vijftig vrouwen zitten een kleine kamer op de grond met hun koran te studeren, ze onderbreken hun studie om me welkom te heten. Ik krijg een stoel en zij zitten op de grond. Als ik thuiskom vertel ik tegen Ayo hoe gastvrij ik ontvangen ben en waar ik allemaal ben gweest, ook bij de mensen thuis. Misprijzend zegt hij: ‘Typisch Hausa, ze doen alles wat hun leider zegt wat ze moeten doen en denken zelf niet na’. Op mijn kamer sla ik de folder open. ‘Things Christians need to know about Muslims: 1. Muslims believe in the same God as Christians. 2. Muslims also believe in Jesus and also love him. 3. Muslims love Jesus even more as Christians because they see him as the real prophet he is. 4. The only way to God is through his Prophet Muhammed. 5. Allah is Great and Muhammed is his Prophet. Ik besluit dat ik het pamflet toch niet aan Ayo geef.

Nikki de Zwaan

5


CUL NOVEMBER 2006

Cows, Pigs, Beer and Beaches; het introductiewee

6

“Ik denk dat ik weet waar de vlag is!” “Ja dat was toch Malinowski ofzo?” “Ja wie is dat eigenlijk?” “Weet niet, ze zeiden dat we daar later nog wel om zouden kunnen lachen” “Whatever, kom we gaan naar de vlag toe. Welk team ben jij eigenlijk?” “Blauw” “Ah, laat maar, ik ben tegen jou”

de geur van vers gemaaid gras van het aangrenzende speelveld je keer op keer weer een gevoel van lente. Als klap op de vuurpijl is er op deze boerderij een afwasmachine aanwezig die verbazingwekkend veel

Levend stratego op Texel. In het pikkedonker rennen we door elkaar met mobiele telefoontjes als schamele lichtbron. “Tikkie, wat ben jij?” “Ik ben een bom! Oh...BOEM!” “Ik geloof je niet” “Kijk dan met je telefoon” “Ah shit, Ik was maarschalk” “Lekker, ga maar een nieuw kaartje halen” Waar zijn die vlaggen? Ruim dertig mensen rennen nog steeds door bosjes die louter uit brandnetels bestaan. De vlaggen zijn niet op het speelveld, is na ruim een uur spel en brandende en jeukende kuiten de conclusie. En Merijn had nog zo gezegd dat de vlaggen op het speelveld moesten blijven! Merijn, die tot ieders blijheid de hele dag heeft zitten broeden op eigenlijk de enige activiteit waar bijna iedereen uitbundig aan meedoet, probeert ervoor te zorgen dat het spel goed blijft verlopen. Mission impossible, dat had je kunnen weten als je je bedenkt wat deze mensen hier eigenlijk doen. Antropologen op introductieweekend! Veertig eerstejaars vergezeld door tien ouderejaars studenten spenderen traditiegetrouw aan het begin van het studiejaar een weekend met elkaar in een boerderij met het doel ‘elkaar beter leren kennen’. Het lijkt een behoorlijk standaard formule: een boerderij, slaapzakken, eten, veel muziek, zingen, dansen en bier. Maar toch pakt het ieder jaar weer anders uit. De accommodatie is dit jaar beduidend beter dan voorgaande jaren. Moest men bijvoorbeeld een jaar geleden nog op een zolder op de grond slapen, dit keer zijn er warempel bedden. En werd je vorig jaar nog tot misselijkheid gedreven door de mestgeur van stier Herman naast het eetvertrek, op deze boerderij geeft

plezier brengt in het schoonmaken van vijftig borden, glazen, bakjes en honderd stuks bestek. Wat een luxe. Jammerlijk feit is dat er maar twee douches zijn voor vijftig man, maar enfin, niet alles kan je meezitten. Het is zaterdagavond en naast de met kaarsen verlichte boerderij staat een vuurkorf waar door de boer gekapt hout in ligt te fikken. Brandende fakkels zorgen voor aanvullende verlichting. Sfeer alom. Iemand speelt gitaar, iemand neuriet wat mee, mensen praten, mensen lachen, de drank vloeit rijkelijk. Een enkeling is vanochtend heldhaftig op de fiets gestapt en het


eiland gaan verkennen, maar het merendeel heeft na een tussenstop, bestaande uit een drankje in het dorpscafé, de dag op het strand doorgebracht. Immers, we zijn op Texel, en dan moet je naar het

verwarring als blijkt dat er geen verkenners, serganten en kolonels in het spel zijn, maar dat deze zijn vervangen door Margaret Mead, Gerd Baumann en Yolanda van Ede. Malinowski mag in het spel niet ontbreken en wordt als oppergod van de Antropologie als vervanger van de vlag benoemd. Er wordt gemompeld; “wie is Malinowski?” Tja, hoe leg je dat uit. “Kom je nog wel achter” is de respons van lachende tweedejaars. Wil je een goede grap maken onder Antropologen, zorg dan dat Malinowski het onderwerp is en hoe flauw het ook is, je zit gebakken. Maar natuurlijk niet bij mensen die Argonauts of the Western Pacific nog niet is voorgeschoteld. Het mag anderhalf uur duren voordat men de handdoek in de ring gooit. “Au, brandnetels” “Ja wie heeft die daar neergezet?” “Al enig idee waar de vlag is?” “Nee, maar hij stuurt wel de hele tijd sms-jes dat-ie nog een biertje wil” “Wie brengt dat naar ‘m toe dan?” “Ja het wordt geprobeerd, maar zelfs z’n eigen team weet niet waar hij uithangt” “Da’s niet eerlijk, ik kap er mee” “Ja, jongens! Laten we stoppen!” “Goed idee, ik lust wel weer een biertje” “Wel een leuk spel” “Absoluut...”

strand. Het doel was om lekker uit te waaien, het was lekker weer, maar niet lekker genoeg om met z’n allen te gaan zwemmen. Vier helden hadden hier toch geen boodschap aan en zijn de zee ingedoken, tot hilariteit van de rest van de groep. Het leek erop dat iedereen genoot van het strand, en na een overheerlijke maaltijd is men naar buiten gegaan om zich wederom rond de vuurkorf te scharen. Het is een mooie avond. Tijd voor levend stratego. De spelregels worden uitgelegd aan de rustende menigte rond het kampvuur, maar leiden tot complete

CUL NOVEMBER 2006

ekend op Texel

Een paar oudejaars die dit jaar ‘maar niet meer mee zouden gaan’ konden zich toch niet bedwingen en verbleven dit weekend in een huis in het dorp. Deze introweekend-veteranen-pur-sang hebben zich inmiddels voor de tweede avond aangesloten bij de groep. De sfeer is goed en dat zal de rest van de avond zo blijven. Antropologen op Texel, een waar spektakel. Een nieuwe generatie Antropologen wordt warm verwelkomd, althans, dat is de bedoeling. Vermoeid, katerig, maar toch voldaan kom ik zondag thuis en denk: “Levend stratego, is dat niet meer iets voor schoolreisjes?” Kan mij het schelen, het was geweldig.

Sanna Burggraaf

7


Op de Bank met…. Gerd Baumann

CUL NOVEMBER 2006

Gerd Baumann (spreek uit Kherd, niet Gert) introduceert samen met Alex Strating alle eerstejaars in de wereld van de initiatierituelen, het wiel van cultuur en de beruchte acht stromingen, de ‘ismes’. Een man die veel vragen oproept. Hoe is deze Nederlandstalige Engelse Duitser hier op de UvA terechtgekomen? Waarom zijn er zoveel ismes? Is de antropologie links? Hieronder de antwoorden!

H

8

oe kwam u bij de UvA terecht? De werkomstandigheden in Engeland werden slechter en slechter en hoewel Engeland mijn tweede natie was geworden, want ik ben daar twintig jaar als student en als docent geweest, leek het onmogelijk om daar verantwoord werk te doen. Ik had toen de keuze tussen een baan in Duitsland, professor over 80 mensen, of een baan in het zuidwesten van de VS als docent. De baan in Frankfurt zou mij een enorme macht maar geen vrijheid geven en de baan in de VS een enorme vrijheid maar geen macht. Ik kon daartussen niet kiezen en daarom heeft een collega een advertentie van Amsterdam in mijn postvakje gelegd en gezegd: ‘Misschien, omdat je tussen deze twee niet kunt kiezen, moet je het derde doen’.

In Amsterdam was toendertijd, op initiatief van Peter van der Veer, een nieuw onderzoekscentrum opgericht, Religie en Maatschappij. Ik heb toen een brief geschreven aan professor Van der Veer, die ik nog helemaal niet kende, waarin stond: ‘ Now that I see your advertisement, I suddenly realize, I’ve been working on religion and society all my life.’ Toen schreef hij terug: ‘Ja, dat klopt, ik ken je werk. Maar iedereen weet toch dat je of naar Duistland of naar Amerika gaat?’ Ja, iedereen weet dat behalve ik, want ik wil het één niet en het ander niet. Wat ik liever wil is werken bij het researchcentre religion and society. Ik had toen nog wel een misconceptie over Nederland: ik dacht dat Nederland prachtig was met English social skills en German efficiency. Nu weet ik dat het net omgekeerd is.


Wat zijn volgens u belangrijke criteria voor de literatuurkeus voor de inleiding CA? Er zijn twee criteria. Het eerste is de studenten een kompas te geven, waarmee ze door het hele vak heen kunnen navigeren. Bijvoorbeeld in de tweede

brachte culturen beschouwd als oorzaak van allerlei maatschappelijke problemen. In veel van uw boeken beargumenteert u dat cultuur niet een statisch en homogeen geheel is. Kunnen we die stelling als een kritiek op rechts beschouwen? Ja. Het is opvallend dat vanuit de antropologie rechts erg vaak wordt aangevallen. Is de antropologie een linkse wetenschap? Sommige collega’s lijken antropologie ook wel te gebruiken om rechtse argumenten door te zetten. Als de rechtse politici het over probleemculturen hebben, dan denk ik, waarom zijn de culturen met ‘M’, de Marokkaanse of Moslim cultuur, problematisch en de culturen met ‘N’, de Nederlandse, niet problematisch? Het verbaast mij toch wel. Als ik dan hoor, het probleem van het cultuurverschil wordt zo geïnterpreteerd dat het hier niet meer gaat om een multiculturele samenleving, maar de integratie van minderheden, de ‘M’-culturen, dan vraag ik mij

Het Spinhuis is niet ons kantoortje, maar het Spinhuis is waar je ‘s nachts over droomt les behandelen Alex Strating en ik de acht ismes van de antropologie. Dit is harde kost, dit is niet simpel te eten, dit is zwart brood. Functionalisme, structureel functionalisme, functionalisme structureel geverfd, cognitief structuralisme, noem maar op. Toch willen wij zorgen dat de studenten zeggen: ‘ik ben niet meer bang voor grote theorieën en lange woorden’. Het tweede is ‘conflict’. Alex en ik hebben bewust een controversieel boek uitgezocht met het eenzijdige cultureel materialisme van Marvin Harris. Het boek is samen met Eriksen en een reader de stof voor de les. In die reader zijn er weer zulke dwarskoppen als Leach. Je moet conflictcultuur leren kennen; de antropologie is een debat. In een debat staan twee standpunten tegenover elkaar die niet te verenigen zijn, behalve door ze allebei serieus te nemen. Antropoloog worden is een manier van wezen, niet alleen denken, maar ook zijn en doen. Je ziet het al bij de eerstejaars, iedereen die daar zit heeft eigenlijk een antropologische vraag. Die kunnen ze nog niet antropologisch verwoorden maar het is een antropologische vraag, want anders zouden ze accountancy doen, of de tandartsopleiding. Vanuit rechts worden de door migranten meege-

af, hoeveel Nederlanders ken ik eigenlijk die geïntegreerd zijn? Om eerlijk te zijn, heel weinig. Ze zijn de meest onintegreerbare personen in hun eigen land die ik ken. Dus ik denk niet dat alle antropologen links zijn, maar ik denk wel dat de betere antropologen zich iets herinneren van de oorsprong van antropologie. Dat is de Franse Revolutie. Saint-Simon wordt in de sociologische boeken altijd als voorouder genoemd, bij ons helaas niet, hoewel hij ook onze voorouder is. Tylor, de eerste hoogleraar antropologie in de hele wereld zei: ‘anthropology is the reformers science’. Nou, wat is reform? Reform is opnieuw nadenken. Antropologie is van oorsprong een emanciperende wetenschap, want je probeert de ander in zijn eigen termen te begrijpen. Antropologie is ook altijd emancipatorisch in de zin dat zelfs onze sleutelbegrippen als rationaliteit, maximalisering, onderhandeling en legitimiteit van macht, onderhandelbaar zijn. Er is een andere wereld mogelijk. Als ik steeds die Scheiße, dat mag je gewoon schrijven in het Duits, Scheiße hoor van mensen die geen één woord Arabisch kunnen en dan over integratie lullen... en dan nog nooit iemand hebben begrepen die toevallig van die ‘M’-culturen is en niet van die ‘NL’-cultu-

CUL NOVEMBER 2006

Met welke docenten en/of onderzoekers aan de UvA werkt u graag samen? De mensen die zich voor het gemeenschappelijke leven in het Spinhuis inzetten. Dat zijn collega’s met allerlei soorten functies, van wat mensen bureaucratie noemen tot wat mensen onderzoek noemen. Dat zijn mijn vrienden. Er zijn ook mensen, zoals overal, die zich niet inzetten. Die zien dit als een gemakkelijk pad om pensioen te krijgen over dertig jaar. Dat zijn niet mijn vrienden. Het Spinhuis is niet ons kantoortje, maar het Spinhuis is waar je ‘s nachts over droomt. Voor mij is dit een huiskamer. Er zijn genoeg mensen in het Spinhuis die een community spirit mogelijk maken en daarom vind ik het behoud van het Spinhuis zo belangrijk. Dat is op het Roeterseiland een heel andere vraag.

9


CUL NOVEMBER 2006

ur, ja sorry dan schaam ik mij. Dan vraag ik me af: is dit sociale wetenschap? Laat ze liever bij de Telegraaf artikeltjes schrijven.

10

Waarom hebt u ervoor gekozen om een eerstejaars vak te geven? Eén van de dingen die aan docenten nooit onderwezen wordt is pedagogiek. Hoe spreek ik tot een zaal van 180 mensen, waarvan er dertig op de trappen en de vensterbanken zitten? Dat krijgen wij niet. Daarop worden wij ook bijna niet beoordeeld. Toevallig heb ik, toen ik werkeloos was, aan het einde van mijn Oxford fellowship 600 pond geïnvesteerd om leraar Engels te worden. Ik heb daar geleerd hoe ik een blackboard gebruik, of een overhead white board of een dit of dat. Hoe moet ik brullen zodat 180 mensen dat kunnen verstaan? Hoe moet ik dingen doceren, niet alleen doceren als in docent maar ook doceren als in tabletten? Ik wist dat ik dat kon. Het is een bijzondere verantwoording als iemand na zes maanden antropologie zegt: ‘dit vak is niets voor mij of ik ben niets voor dit vak’, dan voel ik mij aangesproken. Je moet liefde voor het vak wekken, als je dat niet doet, krijg je ook degenen die het zonder liefde doen. The Multicultural Riddle, een boek voor studenten, valt op door de vrije en humoristische schrijfstijl, terwijl je wetenschappelijke publicaties in een neutralere taal zijn geschreven. Is dit omdat humoristisch taalgebruik niet in de wetenschappelijke wereld wordt geaccepteerd? Een boek kiest zijn eigen taal. Ik kan populair schrijven, ik kan provocatief schrijven, of ik kan eng schrijven. Het eerste wat ik doe met een boek is de table of contents. Die formuleer ik soms drie, vijf of acht dagen lang totdat ik de stijl heb van hoe de hoofdstukken eruit moeten zien. Dat betekent soms drie dagen lang niet eten, niet slapen, maar gewoon rondlopen binnen je eigen woonruimte totdat je de taal van de table of contents hebt. Die taal is de taal van het boek. De stijl moet aan de inhoud voldoen. Soms is de inhoud ironisch, soms donderend. Je schrijft voor het bepaalde type lezer dat je voor ogen hebt. Eén van de problemen die antropologen altijd hebben

is de vraag hoeveel ze van de waarheid kunnen schrijven, zonder de mensen die ze beschrijven te schaden. Toen ik die etnografie over Soedan schreef was er elke week een nieuwe ongelukkige ontwikkeling in dat gebied. Aan het eind werd het een islamitisch fundamentalistisch… Zo zou ik het niet uitdrukken… Aan het eind werd het gewoon een Nazi-staat. Toevallig islamitisch, dat heeft er niets mee te maken. Ik heb elke week weer zinnen uit mijn boek moeten schrappen, want als de regering in Soedan die zou lezen, dan zouden er mensen in de gevangenis worden gezet. Maar die dingen zijn wel waar en moeten wel geschreven worden. Tenslotte doen we aan wetenschap en niet aan journalistiek. Waar moet je die artikelen publiceren? De dingen die mensen hun bloed zouden kosten schrijf je niet in een boek van Oxford University Press, die schrijf je in The Journal of African Studies. Welke twee boeken zou u aan iedere persoon op aarde willen geven? De eerste is The Social Construction of Reality van Berger en Luckmann uit 1967, waarin ze zeggen dat de hele sociale realiteit, inclusief machtsstructuren, door mensen samen geconstrueerd is. Die verbeelde macht sloeg wel aan bij mij, want ik had als puber Sartre gelezen. Die zei: ‘de politieke gevangene in zijn kerker is vrij.’ Gewetensvrijheid… Dat heeft op mij een waanzinnige indruk gemaakt. Berger en Luckmann spelen daar op in. De dwang die mensen zichzelf opleggen is misschien gewoon een sociale constructie. Misschien kun je eruit breken? Antropologen doen dat, dat is onze job. Als tweede zou ik de absolute tegenhanger daarvan kiezen. Ik ben ervan overtuigd dat binnen jullie generatie het marxisme weer tot de rang zal komen die het altijd heeft verdiend. Dat is één van de weinige disciplines die de wereld waarin wij nu leven verklaart. Maar welke van Marx? Dat is een beetje moeilijk. Ik denk dat ik tegen Berger en Luckmann zou zeggen: ´Lenin’s Imperialism, the Highest Stage of Capitalism´. Het is het eerste boek over globalisering, geschreven bijna honderd jaar voordat de globalisering begon. Waanzin, pure rationalistische waanzin. Kijk, Lenin als politicus hoef ik niet, maar Lenin als denker… Dus die twee misschien. Dan heb je conflict. En als je die allebei op dezelfde dag leest, wordt je gek. En gekte is beginnen te weten.

Thomas Mulder en Rogier Vlaar


Slachtoffers vechten voor wederopbouw na de aardbeving op Java

H

et is alweer 4 maanden geleden dat de aardbeving (6.3 op de schaal van Richter) 150.000 huizen heeft verwoest in Yogyakarta en omgeving. Maar meer dan honderdduizend mensen slapen nog steeds elke nacht onder een plastic geïmproviseerde tent. Er zijn 5.800 mensen omgekomen en 50.000 gewonden. De regering van Indonesië hoopt de in totaal 1,2 miljoen slachtoffers te voorzien van een droog onderkomen voordat het regenseizoen in november nadert. Terwijl we door de straten van Yogyakarta rijden op weg naar Klaten zijn we met stomheid geslagen door de vele scheuren in de wegen en huizen. De stapels puin met bakstenen langs de wegen

Aangezien we een beperkt budget, tijdbestek en energie hebben moeten we onze prioriteiten stellen. We hebben er vier in gedachten; een dak boven hun hoofd, goede voorziening van water en hygiëne, en ontspanning. De twee kampongs tellen 600 bewoners en bestaan voornamelijk uit puin, tenten en barakken. De tenten waarin de meeste mensen nu leven kunnen in de volle zon wel 50 graden Celsius warm worden. Soms verblijven er 2 families in een tent van 15 vierkante meter. Dit is onmenselijk als je kijkt naar het gebrek aan privacy en ruimte. Er is grote vraag naar ‘gedegs’ (geweven bamboematten), waarmee een tijdelijk onderkomen kan worden gebouwd. Op

CUL NOVEMBER 2006

Rachèl Nieuwstede, eerstejaars studente Antropologie, heeft samen met haar vriend een project opgezet voor de slachtoffers van de aardbeving 27 mei jl. op Java. Zij zijn in augustus naar Klaten gegaan, 20 km ten oosten van Yogyakarta, een district dat het meest wordt genegeerd en verwaarloosd door de regering.

‘Donated by our friends from Holland’ staat er op de nieuwe kamar mandi en de hoeveelheid verwoeste rumah (kleine barakken) maken het nog verdrietiger. In de kampongs ‘Bicak’ en ‘Gnunud’ worden we samen met onze contactpersoon Sari ontvangen door de lokale bevolking. Sari is een 30-jarige lokale vrouw uit Yogyakarta die samen met haar Australische vriend al geruime tijd bezig is om voor de slachtoffers donaties te werven in Londen en Australië. Ze is journaliste en weet veel over de politieke situatie op Java met betrekking tot de vergoeding van de wederbouw. We zijn met haar in contact gekomen door mijn tante, die regelmatig emailcontact had met haar zus en zelf ook bezig was met een project op Java. Het is heel belangrijk dat je iemand kent uit de omgeving die jou helpt bij het communiceren met de dorpshoofden en al een vertrouwensband heeft met de bewoners. Om corruptie zoveel mogelijk te vermijden en goed te kunnen onderhandelen met de verkopers heb je iemand nodig die de taal goed beheerst en daar bekend is. Door de donaties ( wel 3.000 euro!) die we bij onze familie en vrienden hebben verworven, kunnen we een goed budget opmaken voor de twee dorpen.

basis van Sari’s gegevens van de bewoners, kunnen we de truck met de rollen gedegs de eerste dag al distribueren! Ons volgend project komt nu aan de beurt. Dit is het voorzien van momentgebonden levensbehoeften. Met behulp van Sari komen we erachter dat 320 kinderen allemaal een tekort aan melk hebben. Ook zijn medicinale producten als; tijgerbalsem, aspirines, voetschimmel crème, hoestsiroop en hygiëne pakketten met shampoo, babypoeder en zeep erg gewild. In de Mata hari, een immens groot winkelcentrum in Klaten, doen we al deze inkopen. We hebben winkelwagens vol met bijvoorbeeld 320 pakken melkpoeder en 160 blikken gecondenseerd melk. De producten worden uitgedeeld op twee plekken in de kampong en het kan wel een paar uur duren voordat iedereen uiteindelijk voorzien is. Onze derde prioriteit is het vernieuwen van de kamar mandi, de vier wasruimtes verspreid over de twee dorpen waar vele families zich wassen. Deze zijn door de aardbeving verwoest. Je ziet oude dametjes zich onbeschermd zonder enige privacy wassen in een open ruimte. Bij de metselaar kopen we zakken zand

11


CUL NOVEMBER 2006

en cement voor de putten. De mensen hebben zelf al bakstenen gemaakt in hun ovens. Het materiaal komt in de morgen binnen en in de middag is men al bezig met het herstellen en aanbouwen van de waterputten. ‘Donated by our friends from Holland’ staat er op de nieuwe kamar mandi.

12

De onafhankelijkheidsdag van Indonesië wordt altijd gevierd op 17 augustus. Wij willen er dit keer iets bijzonders van maken! We hebben een spellendag in ons hoofd met goed bruikbare cadeaus die de bewoners van de dorpen kunnen winnen. Voorts mogen een Javaanse traditionele band en niet te vergeten lekker eten niet ontbreken. Hiervoor moeten we met de dorpshoofden en lokale jongeren afspreken en toestemming vragen. ’s Avonds zitten we met z’n allen op de grond in een grote tent onder het genot van kreteksigaretten en hapjes. Iedereen is erg enthousiast en wil al meteen beginnen met het bedenken van de spellen. Traditionele spellen als; in een met olie en zand gesmeerde bamboe klimmen, voetbalcompetities in zwangerschapsjurken, munthappen in papaja’s die besmeurd zijn met roet, touwtrekken, spijkerpoepen met flessen en sleelopen. Het feest is een groot succes en er wordt veel gelachen en gedanst. Door de verscheidenheid aan spellen krijgt iedereen de kans een cadeau te winnen.

Er worden kussens, matrassen, lakens, kookgerei, gedegs, zakken olie en rijst, hygiëne pakketten en tapijten met vreugde ingenomen door de winnaars. Later geniet iedereen van de Javaanse muziek en worden er veel ‘jolly good’ liedjes gezongen waardoor men niet meer stil kan zitten. De dorpsgek, die altijd grapjes maakt, komt naar ons toe en vertelt serieus, dat de mensen eindelijk even zijn vergeten dat ze geen huis meer hebben. En daar doen we het uiteindelijk voor. De mensen kunnen even hun leed en verlies loslaten. We zijn een maand in Klaten geweest en het was voorbij voordat we er erg in hadden. Voordat we weggingen hebben we als herinnering twee fotoalbums van het feest gegeven aan de dorpshoofden van Ngunud en Bicak. Zo kunnen ze het gevoel en geluk van die dagen weer makkelijk ophalen. Het viel op dat we op de afscheidsavond pas echt hun vertrouwen hadden gewonnen. We hadden onze beloften waargemaakt. Ze zeiden dat ze eerst met vragen zaten als; ze komen helemaal uit Nederland, ze kennen ons niet, maar waarom? Na een uitgebreide uitleg (met behulp van Sari) over onze Indonesische achtergrond en empathie, werd het hen duidelijk. We hadden nu echt een deurtje geopend bij hen. Maar helaas moesten we nu weer terug naar het koude kikkerlandje. Mensen hebben wel eens tegen


De Wereldbank en de Indonesische regering zeggen dat het herstel van de huizen alleen al 700 miljoen dollar zal kosten. De totale wederopbouw zal 4 biljoen dollar bedragen. Dit maakt deze aardbeving tot een van de duurste natuurrampen van de derdewereldlanden in een tijdbestek van 100 jaar. De vergoedingen van de Indonesische regering aan de slachtoffers van de aardbeving gaan zeker niet rap genoeg en er is veel ontevredenheid over de aanpak van de distributie. Yusuf Kalla, de vice president van Indonesië, verkondigde een paar dagen na de aardbeving dat elk slachtoffer per huishouden 30 miljoen roepia ( = circa € 2.550.-) zou krijgen. Maar dit veranderde later in 40 miljoen roepia voor de slachtoffers die geen huis meer hadden, 30 miljoen voor de mensen met een zwaar beschadigd huis en 20 miljoen voor diegene met een minder beschadigd huis. Na twee maanden werd er nog steeds geen geld vrijgegeven, totdat er demonstraties kwamen op 19 juli jl. en de mensen de vergoeding opeisten waar ze recht op hadden. Kalla zei dat hij zijn belofte na zou komen en zo spoedig mogelijk 15 miljoen roepia (de helft minder dan eerst beloofd werd ) aan de mensen zou uitkeren. Er gingen drie maanden voorbij en uiteindelijk op 6 oktober ( volgens de lokale krant van Yogyakarta genaamd Kedaulatan Rakyat) startte de Indonesische regering via de lokale regering de distributie aan de mensen in de plaatsen Bambangglipuro, Bantul, en Yogya. Maar de criteria voor een vergoeding aan de slachtoffers is erg verwarrend. Ze moeten een groep maken van 15 families en diegene waarvan het huis het meest getroffen is krijgt de donatie als eerste. Het geld wordt niet in een keer uitgegeven maar in 3 stappen. Het hele bedrag is 15 miljoen roepia, maar ze krijgen eerst 5 miljoen (= circa € 425,-) uitgekeerd. Ook moet men volgens bepaalde regels het geld uitgeven; het huis moet bestand zijn tegen een aardbeving van 4.3 op de schaal van Richter. Voor advies en bouwconstructies zijn er architecten door de regering aangesteld. Maar volgens een vriend, een lokale NGO die in Yogyakarta zit, zijn er tot nu toe nog geen architecten in de rampgebieden te bekennen. Men kan niet meteen aan de slag! De eerste huizen moeten wel volgens dit beleid gebouwd worden, anders heeft dit gevolgen voor de andere slachtoffers in de groep van deze 15 families. Als er een familie

is die niet goed met het geld omgaat dan is de rest hiervan de dupe. Verontrustend zijn de distributies van de grootste krant van Indonesië, de Kompas. Naast de donaties van hout, gereedschappen en scheppen worden er ook asbestdaken in de kampongs geleverd. Dit is natuurlijk goedkoper en sneller voor de opbouw dan bijvoorbeeld dakpannen en andere materialen. Kinderen speelden voor onze neus in de rondte tijdens de zaagactiviteiten van het asbest en hadden totaal geen weet. Angstaanjagend! Hierbij zijn de gezondheidcondities niet optimaal door de hoeveelheid stof door de aardbeving en de actieve vulkaan Merapi, die 15 km van Klaten verwijderd is. Door slechte funderingen en giftige asbestdaken te gebruiken bij de wederopbouw lijkt het een uitzichtloze situatie. De wanorde van het distribueren van de vergoedingen maakt het er ook niet beter op en doordat de beloftes keer op keer worden uitgesteld neemt dit het vertrouwen weg bij de slachtoffers. In een land vol corruptie, armoede en ongelijkheid gaan er helaas 5 maanden overheen voordat de Indonesische regering eindelijk haar verantwoordelijkheid op zich neemt. Toch wordt deze vergoeding door de slachtoffers met blijdschap geaccepteerd. Nou ja, men zegt vaak ook; ‘Beter laat dan nooit’.

CUL NOVEMBER 2006

ons gezegd dat deze situatie een druppel op een hete plaat is. Een bodemloze put. Maar toch geloven wij in die ene druppel.

Rachèl Nieuwstede Voor meer verhalen en foto’s in Klaten: www. helpjavadanenra.waarbenjij.nu Sari’s site met een verslag over het project: http:// kerabat-yogya.blogspot.com/ En verdere info over de wederopbouw: www. suarakorbanbencana.org

13


Doe jij ook mee met de AIVD?

CUL NOVEMBER 2006

E

14

nkele jaren geleden ging ik op mijn oma’s verjaardag met de hele familie naar een tentoonstelling over de jaren vijftig. Voor de oudere generaties een feest van herkenning, voor mijn nichtjes en mij een feest van hilariteit. Wij dwaalden een uurtje rond in een andere tijd en verwonderden ons over de jukeboxen, droogkappen en stichtelijke kinderboeken. Zoals wij echter gauw bemerkten waren de jaren vijftig niet alleen maar kneuterige gezelligheid, er werd ook aandacht besteed aan ‘het dreigende gevaar van het communisme’. Een onderdeel van de tentoonstelling bestond uit een verzameling van verstrekte gasmaskers, posters en folders, waarin uitgebreid stond uitgelegd wat men moest doen in het geval dat de bom zou vallen (op de grond gaan liggen, bij voorkeur onder een tafel).Wij waren het er met elkaar over eens dat we gelukkig wel wat vooruitgang hebben geboekt in de afgelopen vijftig jaar. Van deze vooruitgang bleef ik overtuigd, totdat ik enkele maanden geleden verhuisde (van container naar container, zoals het een moderne student betaamt). Hoewel de postbank, TPG en UPC hier nog veel moeite mee hadden, wist de Nederlandse regering mijn nieuwe adres gelukkig wel snel te vinden. Enkele dagen nadat ik mijn container was ingetrokken lag er namelijk een gloednieuwe folder ‘terrorismebestrijding’ in mijn brievenbus. Voor degenen die deze nog niet hebben ontvangen: in deze folder is te lezen hoe heel Nederland druk aan het werk is om een terroristische aanval te voorkomen. Tot mijn verbazing bleken niet alleen de AIVD, politie en regering zich hiermee bezig te houden, maar ook tramconducteurs en zelfs schooljuffen. Jij, als oplettende burger, kan hierbij natuurlijk niet achterblijven en onder het kopje ‘wat u kunt doen’ werden dan ook enkele suggesties gegeven hoe wij met z’n allen de terroristen kunnen tegenhouden. Onze belangrijkste taak hierbij is het letten op verdachte rugzakken (voor andere suggesties kijk op www.nederlandtegenterrorisme.nl). Al deze suggesties heb ik vervolgens snel naast me neer gelegd om over te gaan tot de orde van de dag. Ik ging ervan uit dat de regering het zonder mij ook wel zou redden. Blijkbaar dachten meerdere burgers dit. In een tweede poging mijn aandacht op het dreigende gevaar van het terrorisme te richten,

verschenen er namelijk vrij snel televisiespotjes, waarin nogmaals duidelijk werd gemaakt hoe heel Nederland bezig was met terrorismebestrijding. In colleges van het vak macht en identiteit werd ons uitgelegd wat één van de motivaties achter terrorisme kan zijn. In een conflict zijn terroristen in eerste instantie de minst machtige partij. In een open oorlog zal Al-Qaida immers niet het Amerikaanse leger (en dat van haar bondgenoten) kunnen overwinnen. Terroristen wijken daarom uit naar andere manieren om de macht van de tegenstander te breken. Door aanvallen te plegen op burgerdoelen proberen ze de macht van de staat te ondermijnen. Wanneer deze aanvallen succesvol zijn blijkt immers dat de staat niet goed in staat is haar eigen burgers te beschermen. Op deze manier toont een terroristische aanslag de kwetsbaarheid van de staat. In Nederland is hiervoor echter geen terroristische aanslag nodig. De staat heeft immers de hulp van al haar burgers nodig om een aanslag af te wenden. Een machtige staat zou dit toch zelf moeten kunnen? Het lijkt me erg kwalijk burgers hiermee lastig te vallen. Los van het feit dat ik persoonlijk liever lees in de trein, dan de hele tijd om me heen te kijken of iemand verdacht gedrag vertoont (één van de andere suggesties, zie de website), is het niet bevorderlijk voor het samenleven. Wanneer wij burgers echt volgens ‘de folder’ zouden gaan leven, is er een kans dat we verworden tot een stel paranoïde xenofoben. Dit lijkt me geen prettig straatbeeld. Daarnaast komt de angst op mij wat overdreven over. Ik kan me niet


het geval is. Ignorance is bliss, ik krijg liever geen informatie over de ernst van terrorismebestrijding via folders of tv. Ik geef er de voorkeur aan door te gaan met mijn dagelijkse bezigheden, zonder een ander te wantrouwen op basis van tas of baard. Mocht het echter zo zijn dat door mijn gebrek aan inzet onze staat in ernstige problemen komt te verkeren, dan put ik troost uit het feit dat we in ieder geval een folder in de bus zullen krijgen, waarin uitgelegd wordt wat we moeten doen in het geval van een terroristische aanslag: op de grond gaan liggen (bij voorkeur onder een tafel) schijnt te helpen!

(Adertentie)

Marieke van Buuren

CUL NOVEMBER 2006

herinneren dat er in de afgelopen jaren zoveel mis is gegaan, omdat niemand op rondslingerende tasjes heeft gelet. Misschien heb ik het verkeerd en zijn er in de afgelopen jaren veel aanslagen voorkomen, zonder dat dit bekend is gemaakt. Misschien wil de overheid ons nu voorzichtig erop attent maken dat het ditmaal wat moeilijker is, maar dat ze er alles aan doen om ons te beschermen. Toch denk ik dat in dit geval dit soort campagnes niet werken. Door de bevolking op het hart te drukken voorzichtig te zijn en goed om zich heen te kijken, vooral wanneer er een terreuralarm is (wat de verschillende alarmfases betekenen zou ik overigens wel graag willen weten), wekt de overheid de indruk dat de dreiging ernstiger en groter is dan in werkelijkheid

������������������������������������������������������������������

����������������������������������������� ��� �������������������������������������

� � �� � � � � � � � � � � � 15


CUL NOVEMBER 2006

Kiezen voor de islam: Saïda’s verhaal

Er zijn steeds meer jonge, hoogopgeleide, in Nederland geboren moslims die geloviger worden. Studenten willen gebedsruimtes en verdedigen vol vuur de islamitische basisprincipes; ze `islamiseren´ zoals het in het publieke discours heet. Deze islamisering, die sommigen uitleggen als radicalisering, heeft een negatieve bijklank en roept bij autochtone Nederlanders soms angst op. Eén van de moslimjongeren die de afgelopen tijd een religieuzer leven is gaan leiden is de Marokkaanse studente Saïda. Hier vertelt ze over de beweegredenen voor haar stap en over de reacties van de buitenwereld.

S

aïda is een 22 jarige moslima van Marokkaanse afkomst; haar ouders zijn als immigranten naar Nederland gekomen. Ze is elegant gekleed, het donkergroen van haar hoofddoek komt terug in het patroon op de rok die ze over een zwarte pantalon draagt. Als we bij haar thuis binnenkomen is het eerste wat ze doet naar boven rennen en juist die hoofddoek afdoen. Als ze weer beneden is schudt ze haar hoofd met zwarte krullen en zegt: `Heerlijk.´ Ze schenkt thee in en we eten Marokkaans honinggebak. Ze begint te vertellen.

haar geloofsovertuiging sindsdien onder andere uit in haar kleding, waarin ze verschilt van haar zussen en broers. Op de universiteit kreeg ze voor het eerst Turkse en Marokkaanse vrienden, die veel met geloof bezig waren. `Ik voelde me weleens dom, omdat zij er zoveel meer over wisten. Ze waren ermee opgegroeid. Maar ze gaven me boeken en vertelden me dingen. Ze waren er heel open over. Het begon me meer te interesseren. Ik begon vijf keer per dag te bidden en nam Koranles.’ Een invloedrijke vriendin begon een hoofddoek te dragen, maar Saïda wilde daar eerst

Toen ze ging studeren kwam er een moment waarop ze bewust koos voor de islam Saïda is opgegroeid in een klein dorp in Brabant, voornamelijk omringt door autochtone Nederlanders. Ze is niet erg religieus opgevoed. Dat heeft ze, zo vertelt ze, vaak als een gemis ervaren. `Ik wist gewoon niet zoveel van geloof af. Daar schaamde ik me soms wel voor. Dan zag ik mijn kleine nichtje van vier in Marokko bidden en ik kon zelf niet eens bidden. Ik wist niet wat ze zei.´ In Marokko voelde ze zich anders dan haar familie, maar in Nederland ook, bijvoorbeeld bij haar Nederlandse vriendinnen als zij tijdens de Ramadan vastte. Dat de islam geen grote rol in haar jeugd speelde, kwam volgens haar onder andere doordat haar vader was overleden en ze grotendeels opgroeide zonder vaderfiguur: `Als je een vader hebt kan je hem dingen vragen over het geloof´.

16

Toen ze ging studeren kwam er een moment waarop ze bewust koos voor de islam. Ze draagt

goed over nadenken. ‘Het is niet zomaar iets, je moet het niet enkel doen omdat je het mooi vind staan.´ Toen ze een hoofddoek ging dragen voelde ze zich zekerder, ze stond sterker in haar schoenen en had het idee echt ergens bij te horen. Het paste bij de manier waarop ze was gaan leven. ‘Eén van mijn broers zei: Dat houd je toch niet vol, je doet hem toch weer af. De andere broer was positief, hij vond het wel goed. Mijn moeder was bang dat ik problemen zou krijgen nu ik zo duidelijk bij de islamitische gemeenschap hoorde, ze was bang dat ik bij sollicitaties minder snel zou worden aangenomen. Zelf dacht ik: Dat komt wel. Het belangrijkste was dat iedereen wilde dat ik het voor mezelf deed en niet voor anderen.´ Mensen begonnen haar anders te behandelen, merkte ze. Dat was een vreemd gevoel, omdat ze niet het


bezig. Verder probeert ze zoveel mogelijk nadruk te leggen op de positieve aspecten van de Marokkaanse cultuur. De familie van haar verloofde doet dat ook, `Ze zijn gastvrij en geven de vrouw een eigen plaats. Ze zorgen ervoor dat vrouwen de vrijheid hebben om ook te feesten onder elkaar, zich mooi aan te kleden, hun haar te doen… Dat vind ik mooie dingen.´ Volgend jaar gaat ze trouwen. Ook wil ze haar opleiding sociologie

De islam heeft een positieve invloed in haar leven, zegt Saïda de Nederlandse samenleving is ook verhard. Mensen maken opmerkingen, dat deden ze vroeger nooit. Mijn moeder gaat soms op de fiets boodschappen doen. Ze kan wel fietsen maar niet heel stabiel, want ze heeft het op latere leeftijd geleerd. Dan versperren ze de weg, of roepen dingen. Dat vind ik echt erg.´ Door die negatieve ervaringen is de verleiding soms groot te gaan denken dat iedereen zo is, vertelt Saïda. `Je hebt het idee dat je je steeds moet inspannen om mensen ervan te overtuigen dat je `goed´ bent. Je moet extra beleefd zijn, extra je best doen. Als je één keer iets verkeerds doet, denken mensen meteen dat het komt omdat je bij die bepaalde groep hoort.´ Met dat laatste doelt Saïda op de Marokkaanse allochtone bevolking in Nederland. `Het probleem is dat mensen cultuur en religie niet los van elkaar zien. Ze zien Marokkaanse jongens die crimineel zijn en denken: dat zijn moslims. En dan krijgen ze daar een negatief beeld van. Terwijl die jongens echt niet bidden of vasten. Het zou goed zijn als er iemand was die het geloof aan hen zou uitleggen, iemand die structuur in hun leven aanbrengt. Een gelovig persoon doet die dingen niet; een christen hoor je toch ook niet schelden? Zo iemand heeft een bepaalde rust in zich.´ De islam heeft een positieve invloed in haar leven, zegt Saïda. Het leven als religieuze moslima gaat nu vanzelf, ze is er niet meer de hele dag actief mee

gaan afmaken in de komende jaren, `Daar steunt mijn verloofde me in. Het liefst zou hij willen dat ik daarna nog een opleiding ga doen. Hij zegt: “Waarom zou je al gaan werken? Je bent toch nog jong.” Zelf studeert hij ook nog.’ We beëindigen ons gesprek, Saïda moet snel weg. Ze rent naar boven om haar hoofddoek op te doen. `Als ik haast heb wil `ie nooit goed zitten!´ hoor ik haar roepen. Met een glimlach staat ze even later weer beneden. Ze neemt afscheid op de Marokkaanse manier, met vier in plaats van drie zoenen. Dan haast ze zich richting de bus. Wil je meer lezen over de Marokkaanse cultuur of levensverhalen lezen van moslima´s in Nederland? Marjo Buitelaar bracht onlangs de studie “Islam en het dagelijks leven. Religie en cultuur onder Marokkanen” uit.

CUL NOVEMBER 2006

idee had dat zijzelf was veranderd. Ze had het gevoel dat vanaf dat moment mensen eerst een hoofddoek zagen en dan pas haar eigenschappen als persoon. `Ik heb vaak het idee dat mensen mij aanstaren en soms krijg je vijandige blikken. Mensen denken gewoon dat je `slecht´ bent. Het heeft er misschien ook mee te maken dat ik in een dorp woon en niet in de Randstad. Daar is men er meer aan gewend. Maar het klimaat in

Inge Linsen

17


“Islamic Clothing for Fashionable and Modest Mu Over Moderniteit en Islam

CUL NOVEMBER 2006

D

e bloeiende verkoop van Islamitische kleding is een ware booming business. Hoewel wellicht het tegendeel wordt verwacht, groeit de commercie in islamitische kleding gestaag. Ook de jonge moslima wil er mooi uitzien. Ze schijnt behoefte te hebben om zelf haar kledingstijl en ‘looks’ uit te kiezen en in te vullen binnen de grenzen van haar geloof. Op deze behoefte wordt slim ingespeeld door diversie kledingbedrijven. Islamitische kledingwinkels met een gemixt assortiment - dat wil zeggen: de blote naveltruitjes en hoofddoeken hangen naast elkaar in het rek - en multiculturele detailhandels schieten als paddenstoelen de grond uit. En als het weer even niet mee zit, kan de moslima tegenwoordig ook

moslima, naast de georganiseerde modeshows in wijkcentrum Noord en de islamitische basisschool in de Baarsjes, tegenwoordig óók haar ogen de kost geven aan het uitgebreide kledingaanbod van één van de Nederlandse, Britse en Amerikaanse online kledingwinkels. Aazra.com is één van de vele islamitische kledingsites. Boven de vage, donkerblauwe afbeelding van een statige moskee met ondergaande zon op de achtergrond, staat op de startpagina van Aazra. com ‘Islamic clothing for fashionable and modest Muslimahs’. Op de pagina is met grote letters geschreven: ‘Let’s See What We Have Here’ met daaronder de nieuwste aanbieding: het starterpakket

De blote naveltruitjes en hoofddoeken hangen naast elkaar in het rek. vanuit de luie leunstoel online shoppen en op haar gemak het uitgebreide kledingassortiment op het Net aanschouwen. Echter, de nieuwe commercie roept ook vragen op met betrekking tot de relatie tussen mode en Islam. Kan men überhaupt spreken van ‘islamitische mode?’ Islamitische kleding wekt namelijk de verwachting op van bescheidenheid en ingetogenheid. De kleding staat immers dikwijls symbool voor een religieuze overtuiging en praktijk. Staat deze associatie niet in fel contrast met het hedonistische beeld van kleding als mode-item? En belangrijker, waar komt deze associatie vandaan? Kan een hoofddoek ook niet modieus zijn?

18

De verkoop van islamitische kleding op het Net is een groeiende branche. Verschillende internetondernemers spelen handig in op een gat in de markt. Waar vraag is, is aanbod, en omgekeerd. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan islamitische mode in diverse multiculturele televisieprogramma’s en modeblaadjes, maar ook op verschillende kledingsites op het Net. Zo kan de Amsterdamse

van Georgette Hijabs is afgeprijst van $104.95 naar $99.95 en aan te schaffen via de button ‘Buy Now!’. Naast de ‘bestsellers’ en de ‘specials’ kan de bezoeker van Aazra.com eveneens ‘reviews’ van de aangeboden kledingstukken bekijken. De keur aan islamitische kleding én kledingwinkels op het Net is grenzeloos. Met gulle aanbiedingen proberen verkopers klanten te lokken. Zo krijgt de online klant met de Ramadan-coupon bij kledingwinkel Artizara.com 20 % korting bij besteding van tenminste $150 dollar, bij eJilbab.com kan ze met het invullen van de prijsvraag 10 % korting krijgen op het hele assortiment, en kledingwinkel Shukr biedt zelfs twee hijabs aan voor de prijs van één. Hoewel de meeste winkels voor ‘haar’ zijn, heeft shukronline. com ook kleding voor ‘hem’ en de kinderen in het assortiment opgenomen. Naast de diverse islamitische kleding zoals onder andere hijabs, abaya’s, dishdash’s en thoubs, kan de moslima bij de online kledingwinkels ook terecht voor onderbroeken, sexy strings en bh’s. Overigens, dat er net zoveel vraag is naar ondergoed als naar hoofddoeken en lange tunieken wordt bijna vergeten na de heftige discussies en debatten


betreffende islamitische kledij. Er zijn een aantal verschillen tussen de gemiddelde islamitische online kledingwinkel en de grootste ‘westerse’ online kledingaanbieders, zoals Fashionstore.com of Otto.com. Ten eerste vervullen de meeste islamitische kledingwinkels op het Internet naast de verkoop van goederen óók een sociale functie. Bij eJilbab.com kan de moslima niet alleen terecht voor kleding, ze kan ook chatten en discussiëren op het kledingforum. Op de fora wordt niet alleen gesproken over nieuwe trends maar ook over ‘wat kan en wat niet kan’ binnen de grenzen van het geloof. Eveneens vindt ze bijvoorbeeld op de homepagina van de Islamitische Boetiek verschillende links naar andere islamitische sites, zoals de Moslim Huwelijk Site en de homepage van het Irakese nationale museum. Ten tweede komt de klant, wanneer hij goed zoekt, enkele religieuze symbolen tegen op de sites van de islamitische kledingwinkels. De foto van een moskee op de achtergrond bij Aazra.com is hiervan een voorbeeld. Echter, de religieuze symbolen zijn alles behalve prominent aanwezig. Daarnaast zijn de gezichten van modellen op de meeste sites weggeknipt vanaf de kin en voor het tonen van de diverse hoofddoeken is gekozen voor het hoofd van een paspop. Ondanks de bovengenoemde verschillen zijn de overeenkomsten met de ‘westerse’ kledingwinkels groot. De verkoop van islamitische kleding is een typische groeiende branche met alle kenmerken van dien, zoals het gestunt met prijzen, het showen van nieuwe modellen kleding en het gebruik van uitbundige kleuren, grote letters en uitspraken om de potentiële klant binnen te lokken én te laten kopen. Aan de ene kant roept de nieuwe branche vragen op met betrekking tot de relatie tussen mode en islam: staat de online kledinghandel niet in contrast met datgene waar “moslimkleding” voor staat? Op wat voor manier lijkt deze bloeiende commercie, zowel zichtbaar op straat als online, tegenstrijdig met de islam? Aan de andere kant zijn de diverse online kledingwinkels juist het bewijs dat mode en islam perfect samen kunnen gaan.

CUL NOVEMBER 2006

uslimahs”

19


CUL NOVEMBER 2006 20

In het artikel Islam and Fashion on the Streets of San‘a, Yemen, verschenen in het themanummer ‘Mode’ van Etnofoor1, onderzoekt Annelies Moors de paradox tussen mode en Islam. Ze stelt dat mode veelal verbonden wordt aan moderniteit, waarbij moderniteit onlosmakelijk gekoppeld wordt aan ontwikkeling. Zo stelt Wilson, ‘fashion, in a sense is change…’ (Wilson, in Moors 2003: 51). De meeste westerse modehuizen bepalen niet alleen wat modieus is: wat ‘in’ en wat ‘uit’ is. Mode ís verandering. Kenmerkend voor mode is namelijk de continue verandering van stijl. Kleding is nooit ‘uít de mode.’ Kleding is ‘ín de mode.’ Terwijl ‘verandering’ klakkeloos verbonden wordt aan moderniteit, wordt traditionele islamitische kleding gekoppeld aan traditie en continuïteit. Deze associatie is te danken aan de religieuze leiders en auteurs van islamitische kledingvoorschriften. Najagers van de voorschriften refereren naar vroeger

is mode? Volgens de Van Dale is mode een ‘tijdelijk, voorbijgaand, maar op zeker tijdstip algemeen gevolgd sociaal of artistiek gebruik…’. Samengevat is mode een gebruik dat algemeen gevolgd wordt en aan verandering onderhevig is. Mode blijkt uit de definitie van Van Dale een breed begrip. Toch wordt mode dikwijls gezien als een westers fenomeen en speelt mode volgens velen in islamitische landen een kleine of geen rol. Waarom is de associatie die berust op Simmels conceptualisering onjuist? Kunnen de hijab en abaya niet óók modieus zijn? De jonge slanke vrouw op stilettohakken, met strakke spijkerbroek en leren riem, kleurrijke top en kralenketting à la jaren ‘60 is hip en past perfect in het moderne straatbeeld. Wanneer je aan mode denkt, denk je aan esthetiek, kleur, uitbundigheid en het tonen van het lichaam. Het lichaam neemt een

Het zijn met name de mannen en de religieuze autoriteiten, die de kledingstijl van de vrouwen opleggen en de religie in haar pure verschijningsvorm. De moslima dient zich aan bepaalde religieuze normen te houden in haar kledingkeuze. Pas dan is ze ingetogen en toegewijd. Maar niet alleen de klassieke dichotomie van traditie versus moderniteit maakt mode en islam onverenigbaar. Er zijn nog meer kenmerken van mode die indruisen tegen de religieuze ethiek. Hier zal ik later op terugkomen. Waar komt deze dominante opvatting vandaan? Simmel stelde aan het begin van de 19e eeuw dat mode zowel het individuele, als het gevoel tot een gemeenschap te behoren tot uitdrukking brengt. Deze ontwikkeling schrijft hij toe aan de moderne industriële maatschappij. In tribale samenlevingen zou deze drang tot individualisering niet bestaan. Hoewel nieuwe ontwikkelingen anders doen vermoeden, blijft de beeldvorming van destijds in stand. Simmels conceptualisering zorgt er volgens Annelies Moors voor dat mode en islam nog vaak worden gezien als tegengesteld. Deze opvatting past volgens haar perfect in het oriëntalistische plaatje van de conservatieve moslim gemeenschap waarin het samenleven volledig gedomineerd wordt door structuren van verwantschap en religie. Het zijn met name de mannen en de religieuze autoriteiten, die de kledingstijl van de vrouwen opleggen. Omdat mode veel associaties opwekt is het belangrijk stil te staan bij de definitie van mode. Wat

centrale plaats in en moet er optimaal en op haar best uitzien. De vrouw drukt persoonlijkheid uit door middel van haar stijl en kledingkeuze. Ze presenteert zichzelf aan een publiek. Individualiteit en eigenheid zijn hierbij een groot goed. Datgene wat iemand aanheeft, weerspiegelt de individuele ‘zelf.’ Kleding drukt uit, ook islamitische kleding. Kleding kan zowel een religieuze identiteit als eigenheid en persoonlijkheid uitdrukken. Religiositeit en eigenheid hoeven elkaar niet per definitie uit te sluiten. Zowel de groepsidentiteit, als de eigen identiteit kan met kleding tot uitdrukking worden gebracht. Mode is immers volgens de definitie een algemeen gebruik, ongeacht of deze religieus of seculair is. Wanneer een moslima ervoor kiest zich meer te bedekken, is dit meestal een teken van zelfdisciplinering, niet zozeer van dwang of oplegging van buitenaf, aldus Annelies Moors. Mode kan zowel persoonlijkheid en individualiteit uitdrukken, als ook toewijding en bescheidenheid. Moors is van mening dat het idee van kledingkeuze in het westen als autonome individuele keuze, met daar tegenover de islamitische kledingstijl als opgelegd door de gemeenschap, geproblematiseerd moet worden. De jonge vrouw op stilettohakken met strakke spijkerbroek, wordt wel degelijk in haar kledingkeuze beïnvloed door de omgeving, zoals de moslima vaak vrijheid geniet in de keuze voor bepaalde kleding. Ze kiest binnen de


die niet goed verkopen en wellicht ‘uit de mode zijn’ worden uit het assortiment gehaald. Mensen die denken dat de islam en mode niet samen kunnen gaan, zoals Westerse wetenschappers en bedenkers en navolgers van religieuze kledingvoorschriften, vallen terug op de oude aanname van de contradictie tussen religie en traditie versus seculariteit en moderniteit, aldus Annelies Moors. Tevens wekken verschillende andere associaties van westerse mode en islamitische kleding de indruk dat mode en islam onverenigbaar zijn. De internetondernemers van de verschillende islamitische online kledingwinkels die een gat in de markt gretig uitbuiten, rekenen voorgoed af met de opvatting dat mode en islam niet samen kunnen gaan. De islamitische kledingsites zijn het bewijs dat het begrip ‘islamitische mode’ wel degelijk bestaansrecht heeft. Ook de hoofddoek is modieus.

CUL NOVEMBER 2006

grenzen van haar geloof, die ze overigens dikwijls zelf bepaalt. In westerse landen speelt de esthetische, fysieke verschijning een belangrijke rol. Het lichaam wordt getraind, mooi gemaakt en uitgedost, publiekelijk getoond, op dieet gezet en jong gemaakt, oftewel, het lichaam wordt in sterke mate gecultiveerd. Het lichaam van de moslima staat daarentegen voor onschendbaarheid en bescheidenheid, en is onderworpen aan de regels van de islam. Islamitische kleding staat veelal symbool voor geloofsovertuiging. Hoewel de cultivering van het Westerse lichaam op het eerste gezicht tegenstrijdig lijkt met religieuze bescheidenheid en ingetogenheid, hoeven ook mode en esthetiek elkaar niet per definitie uit te sluiten. Ook de moslima wil er mooi uitzien, getuige het grote afwisselende aanbod van verschillende kledingwinkels online en op straat. Volgens Van Dale is mode een artistiek gebruik. De manier waarop esthetiek of artisticiteit tot uitdrukking komt doet er niet toe. Smaak is immers cultuurafhankelijk. Ook is moslimkleding net als westerse kledij tijdelijk en voorbijgaand, ofwel, aan verandering onderhevig. De diverse kledingsites op het Net laten zien dat de handel in kleding niet alleen in Europa en Amerika bloeit, maar ook in India, China, Japan én het Midden-Oosten. Kleding blijkt niet aan plaats gebonden te zijn – wanneer een Jordaanse moslima een hijab bestelt bij Aazra.com, ligt deze binnen vijf dagen op haar deurmat - en mode wordt, gezien de groeiende commercie, niet langer bepaald door lokale ‘structuren van verwantschap en religie’. Het aanbod van eJilbab.com verandert met de week. Nieuwe modellen abaya’s en hijabs worden met regelmaat toegevoegd aan het assortiment, oude modellen

Met dank aan Nanke Verloo.

Miriam Driessen

(Footnotes) 1 Moors, Annelies (2003), Islam and Fashion on the Streets of San’a, Yemen, Etnofoor XVI (2): 41-56.

21


CUL NOVEMBER 2006

Mario Rutten/Alakh

22

D

e deur van Prof. Alakh Sharma’s kamer stond open toen ik op een zondagochtend om 11.00 uur het Institute for Human Development (IHD) in Delhi binnenliep. Alakh Sharma is directeur van het IHD en ik werk samen met hem aan een onderzoeksproject naar de informele sector in India. Toen ik in de deuropening verscheen was Alakh aan de telefoon. Hij wenkte me naar binnen, gaf me een hand en wees naar een van de twee banken waar nog een plaats vrij was. Er zaten op dat moment al drie mensen in zijn kamer. Twee ervan kende ik goed. Het waren Reddy en Deshpande, twee gepensioneerde hoogleraren uit Bombay en Hyderabad die Alakh hielpen bij een onderzoeksproject dat het IHD voor de International Labour Organisation (ILO) uitvoerde. De derde persoon was een assistent van Alakh die op een stoel voor zijn bureau, met een blocnote in zijn hand, op instructies zat te wachten. Ik begroette Prof. Reddy en Deshpande en al snel waren we in een geanimeerd gesprek verwikkeld. Alakh was nog steeds aan de telefoon. Die week organiseerde het IHD twee conferenties en hij was druk bezig op het laatste moment nog extra voorzitters en discussianten te vinden. Ondertussen bladerde hij door wat stapels papier op zijn bureau en corrigeerde twee conceptbrieven, die hij daarna aan zijn assistent overhandigde. Die bezigheden weerhielden hem er niet van om af en toe ook deel te nemen aan ons gesprek. Na een paar minuten ging zijn mobiele telefoon. Die nam hij er ook nog bij. Het bleek een gezamenlijke bekende van ons uit Ahmedabad te zijn. Alakh riep me bij zich en zei tegen onze collega uit Ahmedabad: “Mario Rutten komt net binnenlopen, hij wil je even gedag zeggen.” Voor ik het goed en wel wist had ik Alakh’s mobiele telefoon in mijn hand. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om het gesprek op zijn andere telefoon af te ronden en bemoeide zich

tussendoor ook nog met mijn telefoongesprek. Een uur later gaf Alakh aan dat het tijd was voor de lunch. Iedere dag lunchen de medewerkers van het IHD gezamenlijk aan een tafel in de gang. Iedereen neemt een zelfgemaakte lunch van huis mee in een speciale lunchbox. Voor Alakh en zijn gasten wordt boven op het dak van het instituut eten gekookt, vaak bestaande uit roti’s, rijst en groeten. Eigenlijk is dat niet echt nodig, regelmatig krijg je als gast tijdens de lunch iets toegestopt door de medewerkers van het IHD. Zij zijn uit verschillende delen van India afkomstig en willen graag dat je iets van hun gerechten proeft. Met Alakh in de buurt is het voor gasten niet mogelijk te weigeren, hij zorgt er persoonlijk voor dat zij van ieder meegebracht gerecht iets nemen. Alakh Sharma is een opmerkelijke collega. Ik ken eigenlijk niemand met zoveel energie en een zo uitgebreid netwerk in India en daarbuiten. Alakh is in staat om veel activiteiten tegelijk te ondernemen en daarbij een enthousiasme uit te stralen dat aanstekelijk werkt. Zijn manier van werken leidt tot grote betrokkenheid onder zijn medewerkers. Zelfs op een zondag zijn vaak meerdere stafleden aanwezig die met grote inzet bezig zijn iets af te ronden. De werkkamer van Alakh is een zoete inval en fungeert daarbij als het centrum van activiteiten. Bijna altijd zijn er bezoekers met wie Alakh zich, tussen andere werkzaamheden door, bezighoudt. Regelmatig neemt hij zijn gasten ’s avonds mee uit eten. De volgende ochtend is hij weer vroeg op het instituut. Na al die jaren kijk ik nog iedere keer met bewondering naar zijn wijze van opereren en vraag me vol ongeloof af hoe hij dit leven volhoudt. Vlak na mijn terugkomst uit Delhi hadden wij aan de UvA de accreditatiecommissie van de antropologie opleidingen op bezoek. Na twee dagen van


als altijd gaf Alakh in eerste instantie aan dat het niet meer dan een periodieke controle was geweest. Toen ik wat langer aandrong vertelde hij dat hij de laatste tijd wat sneller moe was en daarom naar de dokter was gegaan. Na verschillende testen had deze hem een duidelijke waarschuwing gegeven. Zijn bloeddruk en cholesterol bleken veel te hoog zijn en hij moest rustiger aan gaan doen. Hoewel Alakh hierover aan de telefoon nogal luchtig deed, hoorde ik later via een collega in Delhi dat hij de waarschuwing van de dokter gelukkig toch ter harte heeft genomen. Hij heeft extra personeel aangenomen en ook neemt hij op zondag wat vaker vrij. Het is te hopen dat wij, naar aanleiding van de conclusies van de accreditatiecommissie, dat binnenkort ook kunnen doen.

CUL NOVEMBER 2006

gesprekken gaf de voorzitter van de commissie tijdens de slotbijeenkomst aan geschokt te zijn over de enorm toegenomen werkdruk binnen onze afdeling. De student-docent ratio bleek sinds het vorige bezoek van de commissie acht jaar geleden te zijn verdubbeld. Nog meer verbaasd was men dat tijdens de gesprekken met de commissie hierover niet werd geklaagd door de docenten. Was dit misschien onderling afgesproken, zo vroeg de voorzitter zich af. Zelf denk ik dat de verklaring hiervoor eerder moet worden gezocht in het feit dat op iedere afdeling binnen de UvA meerdere Alakh Sharma’s rondlopen. Een paar weken na het bezoek van de commissie hoorde ik via een kennis in Delhi dat Alakh voor controle naar het ziekenhuis was geweest. Ik belde hem meteen op om te vragen wat er aan de hand was. Optimistisch

(Advertentie)

ATHENAEUM BOEKHANDEL Arnold van Gennep The Rights of Passage. A Classic Study of Cultural Celebrations. Chicago UP - 212 blz. - Ingenaaid - € 17,00

Arnold van Gennep (1873-1957) was the first anthropologist to note the regularity and significance of the rituals attached to the transitional stages in man’s life, and his phrase for these, “the rites of passage,” has become a part of the language of anthropolog y and sociolog y.

WWW.ATHENAEUM.NL

23


Donkere wolken boven Guatemala

CUL NOVEMBER 2006

Amnesty International bericht: “On 27 July 2005, 20-year-old university student Cristina Hernández was forced into a grey car outside her home by four men. Neighbours witnessed the abduction … her father who later related: ‘… I went to San Juan police station and begged the police to try to stop their car. After two hours of searching everywhere I went back to the police station to see if they had any news…they claimed I hadn’t reported anything and so they’d done nothing. They said many young girls run off with boyfriends…’ Cristina’s body was found the next morning. She had been shot four times and bitten all over her body.”

24

A

ntigua, Lago Atitlan, Quetzaltenago, Chichicastenago, Montericco en natuurlijk niet te vergeten de toeristische trekpleister Tikal. Plaatsnamen die menig cul-lezer bekend voor zullen komen, plaatsen waar menig avontuurlijke backpacker zijn paradijs gevonden heeft. Denken we aan Guatemala, dan denken we aan prachtige bergen, uitgestrekte koffie- en macadamia-plantages, indrukwekkende Maya-tempels, hete salsamuziek, schattige indigena-dorpjes, kleurrijke markten en last but not least de goedkope Spaanse taalcursussen. Tot nog geen tien jaar geleden werd dit land geteisterd door een gruwelijk gewelddadige burgeroorlog, maar tegenwoordig schijnt alle rust te zijn wedergekeerd, althans in de media hoort men er zelden iets over.

Echter, schijn bedriegt en de beëindiging van de burgeroorlog heeft jammer genoeg geen beëindiging van geweld met zich meegebracht. Uit een rapport dat door Amnesty International in juli 2006 is uitgebracht (Guatemala: No protection, no justice: killings of women (an update)), blijkt dat er sinds 2001 meer dan 2200 vrouwen en meisjes op gruwelijke wijze vermoord zijn, waarbij ze mishandeld, verkracht en met haatdragende teksten in hun lichaam gekerfd, teruggevonden worden in vuilniszakken, containers of langs de weg. Door de lakse ongeïnteresseerde houding van de Guatemalteekse politie, de media en de regering Berger die vorig jaar het bestuur overnam, lijkt dit dodenaantal alleen maar te stijgen en zijn er alleen in de eerste maanden van 2006 al 229 vrouwen


die wel een project voor preventie van huiselijk geweld met 1,5 miljoen euro steunt, trekt, evenals de Verenigde Staten, de handen af van de politiek gevoelige kwestie van de vrouwenmoorden. Een vergelijkbare situatie van ‘femicidio’ in Ciudad Juárez, Mexico, heeft de afgelopen jaren wél steeds meer internationale aandacht gekregen, voornamelijk als gevolg van de acties van de vrouwen zelf, meestal moeders van de slachtoffers en hun vrouwelijke medestanders. Ook de Mexicaanse lokale en nationale autoriteiten reageerden aanvankelijk negatief en ontkennend op de ‘femicidios’, maar tien jaar later lijkt er toch enig schot in de zaak te zitten dankzij de inzet van lokale organisaties. Hoewel veel oude moorden vaak onopgelost en niet onderzocht blijven, worden de recente moorden veel serieuzer benaderd en door een adequatere aanpak zelfs ook wel eens opgelost.

In Guatemala worden de vrouwen zich steeds meer bewust van het feit dat ze het heft in eigen hand moeten nemen In een artikel op dezelfde website zegt Nicole Rietvelt hierover: “Een klimaat van straffeloosheid en een gebrek aan adequaat overheidsoptreden hebben het probleem alleen maar verergerd.” De moordenaars lijken ongestoord hun gang te kunnen gaan, ze weten toch dat de kans dat ze gepakt worden nihil is. Rietvelt verklaart het gebrekkige functioneren van het Guatemalteekse rechtssysteem vanuit “een gebrek aan middelen, ervaring en mankracht”, en vanuit de “discriminerende visie op vrouwen in de Guatemalteekse samenleving. Een tekenend voorbeeld is dat geweld tegen vrouwen binnen de familie niet strafbaar is, inclusief verkrachting binnen het huwelijk. Wel is het strafbaar om een seksuele relatie te hebben met een minderjarige, mits de minderjarige ‘deugdelijk’is.” Hilda Morales stelt dat de vrouwenhaat in Guatemala te verklaren is vanuit de interpretatie van het katholieke geloof, de Bijbel verkondigt immers dat de man het hoofd is van de familie en dat de vrouw zijn ondergeschikte is, die hem te allen tijde dient te gehoorzamen. Daarbij zijn de Guatemalteekse vrouwen zich na de beëindiging van de burgeroorlog steeds meer in het publieke leven gaan begeven en dat wordt ze door de machomannen niet in dank afgenomen. Het lijkt erop dat de vrouwen in Guatemala in een uitzichtloze situatie verkeren, in een neerwaartse spiraal die tot nog toe weinig internationale bekendheid en steun heeft gekregen. Ook Nederland,

CUL NOVEMBER 2006

vermoord, een stijging ten opzichte van 2005. Vooral opvallend aan deze gruwelijke situatie is dat de Guatemalteekse politie er niets aan doet om dit geweld te stoppen of de daders op te sporen. Zo werden er in totaal slechts 14 moordenaars voorgeleid aan de rechter en worden de meeste aangiftes van vermissing afgewimpeld met een “ze zal wel bij haar vriend zijn” of “ze zal wel zijn weggelopen”. Hilda Morales, een Guatemalteekse strijdster voor vrouwenrechten, vertelt in een interview op de website van Noticias dat “de plaats van misdaad en bewijsmaterialen niet worden beschermd. Er is geen laboratorium waar DNA onderzoek en autopsie kan worden gedaan of waar achtergebleven sperma en bloed kunnen worden vergeleken met sporen van mogelijke daders. De nabestaanden worden slecht behandelt en de slachtoffers worden denigrerend als hoer of crimineel bestempeld”.

Ook in Guatemala worden de vrouwen zich steeds meer bewust van het feit dat ze het heft in eigen hand moeten nemen. Sobrevivientes en Sector de Mujeres zijn twee van deze organisaties waarbinnen moedige vrouwen hun krachten bundelen om andere vrouwen bewust te maken van hun rechten in de strijd tegen de straffeloosheid en het geweld. In samenwerking met de Nederlandse organisatie Ojalá hebben zij het radioprogramma ¡En Vivo! op touw gezet, dat uitgezonden zal worden op de zogenaamde radios communitarios, een voor ieder toegankelijke mediavoorziening. Echter, door het gebrek aan medewerking van de autoriteiten en angstaanjagende bedreigingen van tegenstanders is deze strijd zwaar en zijn de resultaten karig. Gelukkig laten deze vrouwen met hun onuitputtelijke kracht zich niet van de straat jagen en zal dankzij hen hopelijk binnenkort een moedige zonnestraal zich door het donkere wolkendek heen kunnen persen.

Talinay Strehl Bronnen: - www.noticias.nl - Amnesty Internacional: Guatemala: no protection, no justice: Killings of women in Guatemala (an update) (Juli 2006)

25


CUL NOVEMBER 2006

Schuldkwijtschelding heeft zin!

26

Afgelopen juli reisde ik met zeven andere Nederlandse studenten door Ghana om te onderzoeken of de gedeeltelijke kwijtschelding van de schulden van Ghana helpt tegen armoede. Ghana valt onder het Highly Indebted Poor Countries Initiative (HIPC), een plan waarbij arme landen een deel van hun schuld niet meer terug hoeven te betalen. Normaal betalen arme landen elk jaar veel geld aan schuldaflossing en rente. Het doel van de reis was om te ontdekken of de bevolking van Ghana baat heeft gehad bij HIPC-schuldkwijtschelding en of het geld dat is vrijgekomen dankzij schuldkwijtschelding is geïnvesteerd in armoedebestrijding.

D

e schuld van Ghana is met meer dan 2 miljard Amerikaanse Dollar verminderd. Elk jaar komt er een gedeelte van dit geld vrij en tachtig procent daarvan komt op een aparte rekening voor armoedebestrijding. Het geld dat Ghana nu jaarlijks overhoudt, wordt momenteel geïnvesteerd in het bouwen van scholen, ziekenhuizen en openbare toiletten. Dit is een zeer positieve verandering! In Nederland weten wij niet beter dan dat al “onze” kinderen naar school gaan; dit is zelfs verplicht. In Ghana, echter, hebben veel kinderen geen toegang tot onderwijs, simpelweg omdat er niet voldoende scholen zijn. Door de bouw van HIPCscholen gaan nu meer Ghanese kinderen naar school en zijn de omstandigheden beter. Voorheen kwam het regelmatig voor dat er in de schaduw onder een boom werd lesgegeven. Kinderen zaten op de grond en hadden geen schoolboeken. Nu zitten de kinderen op een stoeltje achter een bureautje in een klaslokaal én krijgen ze les uit officiële boeken. Schuldkwijtschelding wérkt voor Ghana Het kwijtschelden van de schulden van Ghana heeft een positieve invloed op de armoedebestrijding in Ghana. De Ghanese overheid bestuurt het land goed en zet zich in voor het bestrijden van de armoede. Zij besteedt zélf het geld, maatschappelijke organisaties en een anticorruptie groep controleren of het geld daadwerkelijk bij de bevolking terecht komt. De bevolking kan haar wensen en behoeften kenbaar maken waardoor zij meebeslist in waar het geld aan wordt besteed. De media heeft een grote rol in het

kenbaar maken van de uitgaven. En last but not least; er vindt een goede samenwerking plaats tussen al deze actoren. Méér schuldkwijtschelding voor méér landen! Omdat schuldkwijtschelding in Ghana werkt, zou het ook in andere landen kunnen werken. Helaas krijgen nu nog maar 18 landen forse schuldvermindering, terwijl er zeker 60 landen zijn waar de schulden een grote belemmering zijn voor armoedebestrijding, economische ontwikkeling en het halen van de Millenniumdoelen. Elke drie seconden sterft een kind aan de gevolgen van armoede! Elke drie seconden betalen de armste landen meer dan 2,8 duizend dollar aan rijke landen (zoals Nederland), aan internationale instellingen (zoals de Wereldbank en het IMF), en aan buitenlandse commerciële banken. Dit is geld dat de landen hard nodig hebben voor gezondheidszorg, onderwijs, veilig drinkwater en andere basisvoorzieningen. Zelfs de landen die de hoogst mogelijke schuldvermindering krijgen, moeten ieder nog steeds tientallen miljoenen dollars per jaar aan buitenlandse schulden aflossen. Er is daarom extra schuldkwijtschelding voor een grotere groep landen nodig. Eerlijk!? (…) Niet alleen de schuldenlanden zijn verantwoordelijk voor hun financiële problemen, ook schuldeisers dragen verantwoordelijkheid. Zij leenden geld uit voor - veelal zelfbedachte – projecten en programma’s, zoals de bouw van grote stuwdammen, die vaak niet tot het gewenste resultaat leidden én zelfs schadelijk waren voor mens en milieu in arme landen. Tevens werd financiële steun gegeven aan dictoriale regimes, die het geld in eigen zak staken of hiermee hun eigen bevolking onderdrukten. Westerse regeringen wisten van dit soort praktijken, maar bleven steun geven uit politieke of economische (olie!) overwegingen. Het is alleen maar eerlijk als schuldeisers hun verantwoordelijkheid onder ogen zien en schulden wegstrepen. We kunnen de kinderen van nu toch niet straffen omdat regeringsleiders tientallen jaren geleden leningen hebben afgesloten?!


Schuldkwijtschelding alléén is niet genoeg! Het kwijtschelden van schulden is een eerste stap in de goed richting, maar tegelijkertijd moeten ook andere problemen worden aangepakt. In Ghana realiseerde ik me dat armoede niet zomaar is opgelost. In Ghana is er bijvoorbeeld sprake van braindrain. Dit betekent dat hoogopgeleid personeel zoals doktoren, verplegers en leraren naar het buitenland vertrekken om daar voor een hoger loon te gaan werken. Hierdoor zijn er te weinig leraren en medisch personeel in Ghana. Deze braindrain is een groot probleem voor

Ghana, net als voor vele andere ontwikkelingslanden. Het zou goed zijn als de Nederlandse overheid zich inzet voor het aanpakken van de schadelijke gevolgen van braindrain. Nederland zou zich tevens moeten inzetten voor een betere positie van ontwikkelingslanden op de wereldmarkt. Als landen geen goede exportmogelijkheden hebben – en de binnenlandse markt wordt overspoeld door gesubsidieerde buitenlandse goederen – blijft een groot tekort aan geld en middelen bestaan’.

Bianca Simons

De waarnemerreis door Ghana is onderdeel van de campagne ‘Geld maakt WEL gelukkig’ en werd georganiseerd door Jubilee Nederland in samenwerking met Stichting Oikos en ICCO.

CUL NOVEMBER 2006

Corruptie Corruptie is veelal een gevoelig onderwerp. In Ghana is ons duidelijk geworden dat de mate van corruptie en de mate van corruptiebestrijding van belang is. Corruptie mag daarom volgens ons op voorhand geen reden zijn om een land geen schuldkwijtschelding toe te kennen. Alleen in gevallen van extreme corruptie dient dit een negatieve invloed te hebben op de besluitvorming. Voorwaarden die door donoren gesteld worden moeten flexibel zijn, zodat de landen de prioriteiten van ontwikkeling mede kunnen bepalen. Meer zeggenschap van overheden leidt tot ownership en betrokkenheid. Dit komt armoedebestrijding ten goede. Het is terecht om te stellen dat fondsen besteed moeten worden aan armoedebestrijding, maar de besteding moet intern worden gecontroleerd door maatschappelijke organisaties en het parlement - niet of in mindere mate door buitenlandse donoren.

27


Samen een gescheiden wereld

CUL NOVEMBER 2006

M

idden in de nacht worden ze op een duivelse wijze verrast. De inwoners van het bergdorpje Soya di Atas op Ambon, liggen al uren te slapen wanneer ze worden opgeschrikt door stemmen. “Hier wonen ze”, sist een bekende stem. Gestommel. Gegil. Paniek. “Waarom gaat het licht niet aan?!” “Wat gebeurd er?! Wie zijn het?!” Het geluid van geweerschoten snijden door de nacht. Mensen rennen in het donker naar buiten. Nergens is licht te bekennen en toch lijkt het alsof deze inval, met de nachtkijkers van een kat, zich sluiks door het dorp een weg weet te banen. En dan is daar opeens

“Een waterkruik kun je vullen zo lang hij mee gaat, maar op een gegeven moment zal hij een keer barsten”. De Javaan die deze uitspraak deed refereerde aan de zogenaamde ‘heilige’ oorlog op de Molukken. Het mocht dan geuit worden in een heftige strijd tussen Moslim en Christenen, eigenlijk was er al, sinds periode dat president Suharto aan de macht was, al van alles gaande. Corruptie genoot hoogtij dagen en achter de schermen werden mensen tegen elkaar opgezet. Naast de gruweldaden onder het bewind van deze voormalig machthebber,

“Een waterkruik kun je vullen zo lang hij mee gaat, maar op een gegeven moment zal hij een keer barsten”. licht. Het eerste huis staat in lichterlaaie. De volgende ochtend wordt de schade pas zichtbaar. Mannen, vrouwen en kinderen hebben de dood gevonden. Huizen zijn verwoest en in as gelegd. De dorpsbewoners leven in een raadsel. Hoe kan de vijand op deze manier toeslaan terwijl de enige weg die de berg opleidt, het dorp in, goed bewaakt wordt en alleen dorpsgenoten de weg kennen in de jungle er omheen?

28

werden nu twee werelden gecreëerd.

Verhalen als deze zijn geen uitzondering als je de bewoners van de Molukse provincie in Indonesië mag geloven. Jaren lang werd deze eilandengroep verscheurd door onlusten tussen Moslims en Christenen. Hele dorpen werden overvallen, neergeslagen en verwoest. Dorpelingen die overleefden vluchtten de bossen in om daar maanden lang in de jungle rond te trekken, op zoek naar een veiliger oord. Waar Moslims gesteund werden door het leger, riepen Christenen hun voorouderen op en zo werd er menig ongelijke strijd geleverd. De pela, een verband tussen verschillende dorpen onderling, werd teniet gedaan en waar Moslim en Christen vroeger naast elkaar leefden,

speelde onrust geen onbelangrijke rol voor hem na zijn aftreden in 1998. Een landelijke noodtoestand tijdens het regeren van zijn nieuwe opvolgers zou voor Suharto geen slechte situatie zijn. In zulke gevallen zou er immers weer gezocht moeten worden naar een nieuwe opvolger… Daarnaast waren de Molukken een voor de hand liggende locatie voor een beginnende brandhaard. Dit temperamentvolle volk leefden als Moslims en Christenen in gelijke aantallen met elkaar samen. En een gelijke strijd houdt toch het langste stand…? Tussen 1999 en 2001 was de onrust het grootst, maar ook de jaren daarna stonden de gemoederen nog lang op springen. In 2004 is er een laatste uitbarsting geweest en ook bij deze gebeurtenis waren vele doden te betreuren. Inmiddels is de rust grotendeels weer terug gekeerd op de Molukken. Men is voorzichtig begonnen aan de wederopbouw en overal groeien nieuwe dorpjes als paddenstoelen uit de grond. Her en der zet de regering een nederzetting neer, maar de kwaliteit van de, vaak veel te kleine, huizen laat veelal te wensen over. Anderen bouwen met de schaarse middelen die


Vroeger als je Molukse kinderen vroeg wat ze later wilden worden droomden ze er altijd van om dokter, leraar of zelfs piloot te worden. Tegenwoordig willen de jongens het leger in en de meisjes bij de politie. Vechten tegen die anderen, met dat andere geloof. Het is bijna als een ideaal geworden. En als je vraagt waarom ze dat zo graag willen worden vertellen ze over die anderen, diegenen die hun

meeste mensen alles kwijt zijn en nauwelijks een inkomen hebben om van rond komen. Sommigen proberen terug te gaan naar de plek waar ze vandaan komen, maar vaak zijn deze plekken ‘ingepikt’ door anderen en houdt de politie zich buiten deze zaken. Waar vroeger Moslim en Christen samen in een dorp woonden, is het nu enkel Moslim óf Christen wat de klok slaat. Beiden komen wel weer in elkaars gebied, maar toch blijft de spanning soms te snijden. De vele militaire posten bevestigen dat de situatie nog lang niet de oude is en de zwakke support vanuit de regering en de strijd om grond en bezit maakt het er al niet makkelijker op.

huizen kapot maakten en hen op de vlucht joegen. Het broederschap van vroeger is niet meer. Maffiose praktijken en stokers van buitenaf zaaiden verdeeldheid in een onschuldige wereld. Al werkend aan een betere toekomst zijn velen positief gezind, maar de weg er naar toe is lang en moeilijk begaanbaar. Men staat weer open voor elkaar, maar de littekens van het verleden tekenen zich af, zelfs bij de jongste generaties. Hoe lang zal het nog duren eer deze gescheiden werelden weer een worden..?

Liza Titawano

CUL NOVEMBER 2006

ze rijk zijn en de gelukkigen worden gesteund door familie in Nederland. Ook al is het nu al lange tijd rustig, nog leven er duizenden gezinnen in vluchtelingenkampen verspreid over het eiland Ambon. Vaak krijgen ze van de regering een deadline om zich uit deze tijdelijke opvangplaatsen te verwijderen, maar telkens wordt deze noodgedwongen weer verlengd omdat de

29


CUL NOVEMBER 2006

Tomboy in Kampala ‘Mijn moeder accepteert me wel zoals ik ben. Mijn vader heeft daar meer moeite mee, maar je weet hoe moeders zijn. Die nemen het altijd voor hun kinderen op. Ik woon ook nog bij mijn moeder in huis’. Jamie en ik zitten in een van de vele barretjes in Kampala. Ze draagt een herenpantalon, een baggy t-shirt en bruine platte schoenen. Haar haren zijn ingevlochten, op de manier zoals hippe mannen het soms dragen. Bij binnenkomst begroet ze iedereen en schudt een paar handen, ‘ik kom hier elke dag om te poolen met de jongens, ik ben behoorlijk goed’. Jamie noemt zichzelf een tomboy, ‘dat betekent dat ik me kleed als een man en me ook zo probeer te gedragen. Ik voel me daar meer bij op mijn gemak. Ik val wel op vrouwelijke vrouwen, hoor. Maar dat schijnt vaak zo te zijn, soms noem ik mezelf een lesbienne, andere keren een tomboy, ik ben het gewoon allebei’.

Hoewel Kampala niet te vergelijken is met Amsterdam, is er hier ondanks het verbod op homoseksualiteit een kleine gay-scene aanwezig. ‘Er zijn twee barretjes voor gays. Hier komen ook alleen maar gays en lesbiennes. Daarnaast gaan we met een groep lesbische vrienden vaak uit in westerse tenten waar veel witte mensen komen. Daar kun je gewoon met elkaar dansen en elkaar aanraken. Witte mensen hebben geen moeite met gay-people en de Oegandesen die er zijn laten je daar ook met rust. In deze bar (wijst om zich heen) word ik ook gewoon geaccepteerd. De jongens hier vinden me misschien een beetje raar, maar ik kan goed poolen en ik ben relaxed dus ze mogen me wel’. Jamie is trainer van een jeugdvoetbal team en speelt daarnaast professioneel voetbal. De meeste van haar vrienden zijn ook gay. ‘Bij de meeste mensen heeft de familie er moeite mee. Sommigen

Soms noem ik mezelf een lesbienne, andere keren een tomboy, ik ben het gewoon allebei’.

30

In Oeganda is homoseksualiteit onder een sodomiewet, die geërfd is van de Britse koloniale macht, verboden en bij bewezen homoseksualiteit kan een maximum celstraf van levenslang worden opgelegd. De Oegandese president Museveni gaat geregeld tekeer tegen homoseksualiteit en ontkende in 2002 dat er homoseksuele Oegandezen bestaan1. Dit leidt vaak tot conflicten tussen de Oegandese overheid en buitenlandse donors en ontwikkeling sorganisaties. Zo ontstond er bijvoorbeeld in 2004 een conflict tussen de Oegandese overheid en een Nederlandse diplomaat toen deze kritiek uitte op de positie van homo’s binnen Oeganda 2. ‘De Nederlandse ambassade is altijd kritisch geweest op dit beleid omdat mensenrechten voor ons het hoog op de agenda staan’, vertelt Catherine Guma, de genderspecialist van de Nederlandse ambassade in Oeganda. ‘Dit leidt geregeld tot conflicten met de Oegandese overheid. We proberen hen steeds opnieuw te benaderen om iets aan de wet te veranderen en zo de situatie van homoseksuelen te verbeteren’.

vertellen niet dat ze gay zijn, anderen wel. Voor mannen is het moeilijker om aan hun omgeving te vertellen dat ze homo zijn. Zoals een van mijn vrienden, hij is arts in een ziekenhuis en hij heeft niet aan zijn collega’s verteld dat hij homo is. Maar mensen weten het heus wel, als je op zijn leeftijd niet getrouwd bent zegt dat genoeg. Zolang hij er zelf niet over begint is het geen probleem’. Zowel in de westerse media als door ngo’s wordt de nadruk gelegd op de slechte situatie van homoseksuelen in Oeganda. Zo ondersteunt de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie HIVOS het All-African Rights Initiative (AARI) , een organisatie die zich bezig houdt met gelijke rechten voor homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen in heel Afrika3. Op de site van HIVOS valt het verhaal te lezen van Ronald Lwabaayi en Majid Batambuze; beiden eind twintig, woonachtig in Oeganda en actief in het AARI. ‘Homo’s en lesbo’s worden totaal genegeerd. Er is geen veilige plaats waar men elkaar kan ontmoeten en ervaringen kan uitwisselen. Het is een grove schending van de mensenrechten, men wordt verbannen uit en gestigmatiseerd door


CUL NOVEMBER 2006

de samenleving. Je zou openlijk homo kunnen zijn in Oeganda, maar alleen tegen een hele hoge prijs. Je kunt dan geen werk krijgen en de familie en gemeenschap zullen je uitstoten, terwijl de Afrikaanse gemeenschap juist gebaseerd is op familiecohesie. Niemand zal je een huis verhuren en je hebt geen toegang tot de gezondheidszorg. Artsen weten niets van homoseksualiteit en zeker niet over ziektes gerelateerd aan een homoseksuele leefstijl. Om te overleven als homo moet je dus een dubbelleven leiden en dat is heel moeilijk’. Gelijksoortige verhalen zijn te lezen in krantenberichten en in rapporten van andere ngo’s4. Onlangs trok Human Rights Watch weer aan de bel toen in de Red Pepper van 8 augustus 2006, een Oegandese tabloid, een lijst werd gepubliceerd met mannen waarvan werd aangenomen dat ze homo zijn5. De Red Pepper wil eenzelfde lijst publiceren met veronderstelde lesbiennes. ‘Sinds ongeveer twee jaar is de overheid begonnen met het bedreigen en lastigvallen van homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen in Oeganda’, aldus Human Rights Watch. ‘De kranten die in handen zijn van de overheid roepen continu op tot strengere maatregelen tegen homoseksualiteit’. ‘ Ik schrok me kapot toen ik al deze berichten las voor ik naar Oeganda zou vertrekken. Ik dacht dat ik me compleet anders zou moeten voordoen’, vertelt Kate, een Britse lesbienne die als lerares in Kampala werkt. ‘Maar al vrij snel kwam ik in contact met de locale gay-scene en ik heb nu al een paar jaar een Oegandese vriendin. Natuurlijk gebeurt er wel eens wat, ik ben wel eens op straat uitgescholden. Maar in Engeland werd ik ook wel eens uitgescholden. Zolang je rustig je gang gaat kun je leven als lesbienne in Oeganda’. Ook Jamie is het hier mee eens, ‘De kranten en vooral de Red Pepper schrijven zoveel’. In Oeganda lijkt het er op dat als je rustig je gang gaat, en vooral niet in de publiciteit treedt, niemand je echt lastig valt. Ook lijkt het in de realiteit wel mee te vallen met de harde vervolging, mits je uit de publiciteit blijft. Aan de verschijning van het Red Pepper artikel werd niet veel aandacht besteed, behalve in de internationale media. Het argument van mensenrechten en homo-organisaties is echter

dat iedereen het recht zou moeten hebben om openlijk voor zijn of haar seksuele voorkeur uit te komen. De vergelijking wordt vaak getrokken met de situatie zoals deze ‘vroeger’ in Europa was. Activisme zou nodig zijn om meer gelijke rechten voor homoseksuelen te creëren en daarom stimuleren organisaties hen zoveel mogelijk. Dit standpunt is zeer goed te begrijpen, in een ideale situatie zouden homoseksuelen en lesbiennes in Oeganda inderdaad in de openbaarheid moeten kunnen treden. Het zijn echter niet alleen de rechten van homo’s en lesbiennes die onder druk staan, ook de rechten van vrouwen, kinderen en armen worden niet al te nauw genomen. In de media worden vrouwenrechten-activistes dagelijks onder vuur genomen. Daarnaast zet Museveni, en met hem veel andere Afrikaanse leiders, homoseksualiteit neer als een westerse invloed en als on-Afrikaans. Hoe meer westerse organisaties de Oegandese overheid onder druk zetten, hoe meer deze geneigd is om de westerse negatieve invloed van homoseksualiteit te benadrukken. In de Oegandese situatie lijkt de inmenging van internationale organisaties en overheden een averechts effect te hebben. Hoewel de situatie van homoseksuelen verre van ideaal is, worden mensen niet continu op straat in elkaar geslagen zoals sommige organisaties beweren

31


CUL NOVEMBER 2006

in hun pogingen om de aandacht te trekken (zie artikel volkskrant). Een geleidelijke discussie binnen de Oegandese samenleving over rechten voor homoseksuelen, maar ook voor kinderen en vrouwen, is waarschijnlijk effectiever dan de politieke discussie die nu uitgebuit wordt door Museveni en de zijnen om zich te kunnen profileren als ‘echt-Afrikaans’ en onbeïnvloedbaar door het westen. Voor Jamie maakt het niet zoveel meer uit, ‘ik ga naar Europa toe om in een dameselftal als prof te voetballen, ik heb al een aanbieding van een Italiaanse club. In Europa kan ik waarschijnlijk makkelijker mezelf zijn. En ik denk dat het daar ook makkelijker wordt om een vriendin te vinden’. Ik vertel haar maar niet dat een kwart van de Italianen homoseksualiteit als een ziekte beschouwt.

Nikki de Zwaan

+http://www.ssonet.com.au/display. asp?ArticleID=5751 2 Trouw, oktober 22, 2004, Oeganda berispt Nederlander 3 http://www.hivnet.org/Hivnieuws/HN92/ A04%20HOMOHIVINTERNAT.htm 4 Algemeen Dagblad, juli 6, 2004 ‘Homohaat steeds vaker overheidsbeleid’, Haagsche Courant, juni 26, 2004, INT3 (bijlage Intermezzo), ‘Geheime mannenliefde’, Volkskrant, March5, 2005, het Betoog, ‘Verbod op vaginamonologen’, Sex, love and homophobia, Vanessa Baird , juli 2004, publicatie van Amnesty International UK, Human Rights Watch, ‘especially vulnerable persons’, http://hrw.org/ reports/2005/uganda0305/6.htm 5 Human Rights Watch, ‘Uganda: Press Homophobia Raises Fears of Crackdown’ Government Campaign Against Gay and Lesbian Community Escalates http://hrw.org/english/ docs/2006/09/08/uganda14154.htm

Pr0-Museveni demonstratie van scooter-taxi’s in Kampala

32


Muziek in de Andes een interview met antropologe Sharis Coppens

Peru is een land van verdeeldheid, zowel op geografisch als op cultureel gebied. Zo heb je de costa (kustgebied), de sierra (Andesgebied) en de selva (Amazonegebied) en bevinden zich alleen al in de sierra en de selva ruim 56 etnische groepen met allen hun eigen talen en dialecten, culturele wortels en godsdiensten. Daarnaast worden de grote steden veelal geregeerd en overheerst door de op het Westen georiënteerde ’blanke’ elite, de criollos, die zichzelf verre boven de ‘donkere’ indios plaatsen. Sinds de jaren 40 en 50 van de twintigste eeuw kwamen de verschillende bevolkingsgroepen steeds meer met elkaar in contact, doordat zoals de Peruanen het zeggen ‘de bergen naar beneden kwamen’, miljoenen arme Peruanen uit de bergdorpen trokken massaal naar de grote steden, om de armoede en honger te ontvluchten. Zo is Peru binnen 50 jaar van een overwegend rurale samenleving veranderd naar een grotendeels stedelijke samenleving, waarbij de hooglandmigranten zich voornamelijk in de groeiende buitenwijken, pueblos jovenes, van de steden vestigden. De migranten moeten hard werken voor een laag inkomen, missen hun thuisdorpen en familie, worden gediscrimineerd en voelen zich ontheemd. Binnen deze situatie kwam rond de jaren tachtig een nieuw muziekgenre op, de chicha, een mengvorm van Colombiaanse cumbia, westerse rock en de uit de Andes afkomstige traditionele huayno. In 1999 trok Sharis Coppens, als nog onervaren antropologiestudente, met haar notitieblokje en cassetterecorder naar de hooglanden van Peru om in Arequipa, de tweede stad van Peru, onderzoek te doen naar de populariteit van deze muzieksoort. Haar hoofddoel was vragen als ‘Wat maakt de chicha zo interessant voor de hooglandmigranten?’ en ‘Waarom is er zo’n afkeer voor de chicha bij de ‘oorspronkelijke’ bewoners van Arequipa?’ te beantwoorden, maar daarvoor moest ze eerst de betekenis van deze muziek

voor de mensen zelf achterhalen. Zo laat zij in haar onderzoek zien in welke mate de chicha bijdraagt aan de identiteitsvorming van de hooglandmigranten in Arequipa, waarbij ze zich vooral richt op de tweede generatie andinos (hooglanders). Deze groep bestaat uit de kinderen van de migranten uit de hooglanden, die wel in de Grote Stad geboren en opgegroeid zijn, maar die op basis van hun huidskleur en afkomst toch nog altijd als indios bestempeld worden en om deze reden niet als volwaardige medeburgers door de Arequipeños worden beschouwd. Een gevolg van dit was dat deze groep jongeren in een identiteitscrisis kwam te verkeren: al beschouwden zij zichzelf als stedelingen, toch voelden ze zich niet thuis in deze steden en hadden ze het idee noch bij de indios, noch bij de Arequipeños te horen. Binnen deze context ontstond de chicha-muziek, welke deze dwalende groep jongeren een middel verschafte om zich te binden en een identiteit te vormen. Chicha, wat van oorsprong ook de naam van een rituele alcoholische maïsdrank van de Inca’s is, weerspiegelde feilloos de kijk op de wereld, normen en waarden, levenservaringen, verwachtingen en identiteit van deze jongeren. Zo schrijft Sharis in haar boek: “muziek is een krachtig symbool voor identiteit, omdat zij grote groepen mensen kan samenbrengen in verschillende verbanden ... de jongeren hadden behoefte aan iets dat hun grondvesten verstevigde en vorm gaf; iets dat hen een gevoel van saamhorigheid zou kunnen verschaffen.” De chicha is net als de tweede generatie hooglandmigranten een mix tussen het traditionele (de huayno) en het moderne (de elektronische instrumenten en de rock) en de teksten zijn heel herkenbaar, omdat zij gaan over de dagelijkse situaties van deze migranten. Hieronder twee refreinen uit het chicha-nummer Mi Pueblito van één van de bekendste chicha-bands Los Shapis:

CUL NOVEMBER 2006

De vrolijke klanken van het keyboard, het opzwepende ‘tropische’ ritme van de drum en de congas, het nasale stemgeluid van de zangers en natuurlijk de sentimentele teksten over het wel en wee van de Andes migranten in de Grote Steden. Dat is de chicha, een relatief nieuw muziekgenre in Peru, waar antropologe en documentairemaakster Sharis Coppens haar eerste boek aan gewijd heeft, Het is niet de schuld van de chicha, Chicha-liefhebbers in Arequipa (Peru). Ik praat met haar over haar boek, haar veldwerkervaringen en haar passie voor documentaires maken.

33


Mi pueblito Qué será de mi pueblito lejano y triste Mi corazón pregunta qué será, qué será de mi terruño

CUL NOVEMBER 2006

Cuánto extraño a mi pueblito y a los amigos de mi niñez Qué será del pueblo mío tan añorado, siempre querido

Het Veldwerk Voordat Sharis op veldwerk vertrok heeft zij via via een gastgezin in Arequipa kunnen regelen, waar ze de gehele tijd van haar onderzoek kon verblijven. Al hielden deze mensen zelf helemaal niet van chicha, toch zijn zij van essentieel belang geweest voor het soepele en aangename verloop van haar onderzoek. Niet alleen boden zij steun en toeverlaat in moeilijke tijden, een warm ‘thuis’ en een goede praktijkoefening voor het leren van het Spaans, ook hadden zij al een heel netwerk van vrienden en kennissen ‘klaarliggen’ wat het maken van de eerste contacten voor het

Mijn dorpje Hoe zal het met mijn dorpje zijn ver en triest Mijn hart vraagt hoe het zal zijn, hoe het met mijn lapje grond zal zijn Ik mis mijn dorpje zo en de vrienden uit mijn jeugd Hoe zal het met mijn dorp zijn zo gemist, altijd geliefd

was wel veilig. Verder stonden er politieagenten aan de deur en die letten wel extra goed op mij, of dan zei de band ‘We hebben hier iemand uit Nederland en dat is een vriendin van ons’, dan was het ook wel goed.’ Over het algemeen reageerden de chicha-fans altijd heel erg leuk op het feit dat ze onderzoek naar hen aan het doen was en werd ze al snel bij hun thuis of op het werk uitgenodigd. Juist omdat de chicha een door velen veracht muziekgenre is en er veel negatieve vooroordelen over de chicha-fans bestaan, vonden haar informanten het fijn dat er eindelijk eens naar hun geluisterd werd en dat ze serieus werden genomen.

Ik zette gewoon mijn oogkleppen op en ging lekker dansen.

34

onderzoek een stuk makkelijker maakte. Het regelen van een leuk gastgezin is dan ook de belangrijkste tip die Sharis aan ons, toekomstige antropologen, wil meegeven: ‘dat scheelt een hoop werk, in plaats van dat je op de bonnefooi dat nog allemaal moet gaan uitzoeken’. Sharis begon haar onderzoek met het leggen van contacten bij de vertegenwoordigers van de chicha-muziek, zoals de radiostations, de zaaleigenaren van de chichadromos, de managers van de bands en de bandleden zelf. Met hen hield ze vooral formele interviews om een duidelijke basiskennis van de muziek en de situatie rondom de muziek te krijgen. Al vond ze het in het begin best moeilijk om op de chicha-fans af te stappen, toch kreeg ze ook met hen langzaamaan steeds meer contact tijdens de concerten. Ze vertelt hierover: ‘In het begin keken mensen wel raar naar me, zo van ‘wat moet die hier’, maar ik zette gewoon mijn oogkleppen op en ging lekker dansen, alsof ik er elke week kwam. De neef van mijn gastgezin ging ook altijd met me mee en die had ook een auto dus dat

Sharis heeft eigenlijk alleen maar goede herinneringen aan haar veldwerkperiode en ze genoot in volle teugen van alle ongebruikelijke en grappige situaties waar ze in terecht kwam: ‘Zo reisde ik een tijdje mee met een vrouw die schoenenverkoopster was. We trokken samen de hooglanden in om de schoenen die ze thuis in haar fabriekje maakte te verkopen, dus we gingen heel ver weg, naar Puno, Cusco, Andahuayla, om daar midden in de nacht die schoenen te verkopen langs de weg. Dan zaten we daar met al die vrouwen, in lagen dekens gewikkeld, pannenlappen te haken. Dat was echt heel leuk en bijzonder, dat maak je anders nooit mee.’ Al staan de chichadromos bij de meeste Arequipeños bekend als gevaarlijk en crimineel en durven zij hier niet eens in de buurt te komen, Sharis heeft zich nooit echt bang gevoeld: ‘Toen ik daar was, was er wel een afrekening in het criminele circuit, er werd iemand doodgeschoten en later, na mijn vertrek, is er ook een cameraman vermoord in de chichadromo waar ik altijd kwam. Tja, die dingen gebeuren wel,


Ikzelf heb het boek Het is niet de schuld van de chicha, Chicha-liefhebbers in Arequipa (Peru) met veel plezier gelezen en kan het een ieder aanraden die geïnteresseerd is in thema’s als muziek, identiteitsvorming en migratie. Sharis behandelt gedreven en enthousiast alle aspecten van de chicha en de immigrantencultuur in Peru, en weet dit op een makkelijk leesbare wijze uiteen te zetten.

Talinay Strehl

Sharis Coppens – Het is niet de schuld van de muziek Te bestellen bij de boekhandel of via uitgeverij Het Spinhuis Te leen bij het CEDLA Euro 14,50 ISBN 90 5589 244 0, 145 pp., geïll.

CUL NOVEMBER 2006

maar echt niet elke week en ik was ook helemaal niet bang, daar was echt geen reden voor. Het was ook wel belangrijk dat ik nooit in m’n eentje was’. Met de afstudeerscriptie die uit dit veldwerk ontstaan is studeerde Sharis in 2002 aan de UvA af. In 2003 ging zij nogmaals terug naar Arequipa voor een aanvullend onderzoek, waaruit dit interessante boek ontstond. Ook heeft zij tussendoor nog een documentaire gemaakt over hetzelfde onderwerp, Vivir la Chicha, die zowel op het filmfestival in Brazilië als op het Beeld voor Beeld festival in Amsterdam is vertoond. Al heeft ze veel plezier gehad in het schrijven van het boek, toch ligt haar echte passie bij het maken van documentaires. Je moet er bij het filmen alleen wel rekening mee houden dat de aanwezigheid van de camera heel erg het gedrag van de informanten kan beïnvloeden: ‘Je moet zorgen dat je met de camera een soort van behang wordt… Uiteindelijk vind ik filmen veel leuker, dan durf ik veel meer, kan ik me echt achter die camera verschuilen. Je komt in zoveel situaties terecht waar je anders niet terecht zou komen, je hebt altijd een leuke tijd als je aan het filmen bent.’.

35


De Keuze van Bert

CUL NOVEMBER 2006

Muziek en Brussel

36

De tegenstelling tussen platteland en grote stad is niet een direct gevolg van de mondialisering, maar wordt daar wel door versterkt. De massale trek van het platteland naar de grote stad is echter niet zo zeer mondiaal, maar regionaal en heeft zijn uitwerking vooral op lokaal niveau. Dat is het centrale thema van het boekje van Sharis Coppens, ‘Het is niet de schuld van de muziek’ Chicha-liefhebbers in Arequipa (Peru) (2006). Een intrigerend gevolg van de mondialisering is dat er steeds meer transnationale huwelijken worden gesloten, waarbij het echtpaar dikwijls in een ander land woont dan één van de landen waar de partners zijn opgegroeid. Zo ontstaan er bijvoorbeeld Europese burgers die in Brussel wonen, bij de Europese Unie werken, hoog opgeleid zijn en een ruim inkomen hebben, maar weinig met Belgen omgaan, terwijl hun kinderen nog nooit in de landen van hun ouders hebben gewoond. Naar zo’n onderwerp valt door antropologen veel onderzoek te verrichten. Voorlopig moeten we het echter doen met de wel erg journalistieke portretten van Caroline de Gruyter, De Europeanen. Leven en werken in de hoofdstad van Europa (2006).

D

e stad waar Coppens haar onderzoek heeft gedaan is de zuid-Peruaanse stad Arequipa, die door de Spanjaarden in 1540 is gesticht. Deze stad, met een Europees uiterlijk, veranderde sterk van aanzien met de komst van grote aantallen provincianos uit de Andes. Er ontstonden sloppenwijken en er was veel werkeloosheid onder de recent gearriveerden. Ze leveren echter ook een culturele aanwezigheid op, want de nieuwkomers gaan naar festiviteiten waar hun eigen ‘roots’ centraal staan. Eten, drank en muziek vormen daarbij een sterke binding. In het huidige Amsterdam is dat niet veel anders met migrantengroepen. Coppens laat zien hoe belangrijk de liedjes voor de tweede generatie migranten van rond 1980 zijn. Chicha is een uit maïs gegist bier waaraan de Inca’s verschillende bestanddelen toevoegden tot een smakelijk brouwsel. Zo is het ook met de muziek en de liedjes: een mengsel van allerlei stijlen. Coppens heeft veel liedjes in vertaling opgenomen en ze hebben – ik kan het niet anders zeggen – een hoog André Hazes gehalte. Ze hebben werkelijk niets van de poëtische kracht van de composities van de Dijk om maar iets te noemen. Maar daar gaat het natuurlijk niet om bij antropologisch onderzoek naar de functie en de betekenis die deze liedjes hebben voor de toehoorders. Wel besteedt de schrijfster veel aandacht aan de ontwikkeling van de liedjes en het mengen van allerlei muziekstijlen. De liedjes hebben zo’n belangrijke functie voor de tweede generatie migranten omdat de teksten vaak gaan over de

realiteit van hooglandmigranten in de stad en de schrijfster illustreert dat door migranten zelf aan het woord te laten in korte levensverhalen. Maar de ‘witte’ bewoners van Arequipa zien dat heel anders. Voor hen is de populariteit een negatief teken dat de migranten aan belangrijkheid hebben gewonnen. Wie zich voor zulke lokale cultuurontwikkelingen en hun functies interesseert heeft Coppens een mooi boekje geschreven, goed voorzien van behulpzame illustraties en opgenomen in een reeks van bewerkte scripties die de uitgeverij Het Spinhuis uitgeeft.

C

aroline de Gruyter presenteert portretten van de nieuwe Europeanen, die vrijwel allemaal bij de instellingen van de Europese Unie in Brussel werken en volgens haar de nieuwe ‘kosmopolieten’ van de eenentwintigste eeuw vormen. Een kosmopoliet is iemand die nergens in de wereld een vreemdeling is, zo luidt een klassieke definitie van Diderot. Zich overal thuis voelen is niet zo moeilijk, maar willen we ook overal wonen en ons aldaar aanpassen aan de lokale omstandigheden? De Gruyter laat zien hoe paradoxaal de positie van de nieuwe Europeaan is. Partners hebben elkaar op hun werk in Brussel ontmoet, blijven daar wegens hun werk wonen, voelen zich thuis in de stad en mooie huizen zijn goed betaalbaar voor deze welgestelden. Tegelijkertijd blijkt overduidelijk dat de meesten weinig geïnteresseerd zijn in Belgen of de Belgische samenleving en sommigen hebben daar zelfs een uitgesproken hekel aan. En niet iedereen spreekt de


Kookkul

Bert Schijf

E

én van de klassieke aanpassingsproblemen waar antropologen op veldwerk mee te maken hebben, zijn de lokale maaltijden. Antropologen zijn net mensen, en ook zij hebben elke dag voedsel nodig. Dit levert in verre en exotische bestemmingen nog al eens problemen en vooral stoere verhalen op: ‘Ik ging helemaal local, man’. De verhalen over gekookte geitenkoppen, geroosterde spinnen en yak-boterthee vliegen je om de oren. Hoewel steeds minder studenten antropologie naar exotische bestemmingen vertrekken voor hun veldwerkonderzoek (zo vertelde iemand mij laatst dat twee derde binnen Europa en één derde zelfs binnen Nederland blijft), ook dichter bij huis kun je tegen problemen oplopen. Balkenbrij, kruudmoes en papnat (recepten in de volgende CUL), het zijn maar een paar van de vele Nederlandse gerechten die aan smaak gebonden zijn. Daarom voor alle antropologen, of ze nu naar ver-weggistan gaan of dicht bij huis blijven, hieronder alvast een recept om te wennen aan wat nieuws en wat ook nog eens lekker is.

CUL NOVEMBER 2006

talen die in Brussel van pas komen, Vlaams en Frans, zodat ze terug vallen op het gemeenschappelijke Engels en in een soort van Engelse enclave leven. Omdat de kinderen lang niet altijd goed de talen van hun ouders spreken is het moeilijk voor hen de Europese scholen in Brussel te bezoeken, waar immers veel vakken in de vader- of moedertaal worden gegeven. Maar welke talen zijn dat? Ook weten veel kinderen geen raad met hun eigen identiteit, bijvoorbeeld een jongen die wel kan opschieten met de Griekse familie van zijn moeder, maar niets op heeft met de in zijn ogen stijve Deense familie van zijn vader. Vele andere onderwerpen komen ter sprake, zoals de mening van de oude Belgische adel over de hoogbetaalde Europese elite, een interessant gesprek met een deskundige voor psychische problemen van expats, goed verdienende ambitieuze vrouwen die maar geen partner kunnen vinden en dan maar voor een arme Afrikaanse migrant kiezen, en nog veel meer. Dat gaat helaas vaak gepaard met een nogal kletserige stijl, antropologen zouden betere levensverhalen hebben genoteerd. Toch is het boek de moeite waard, omdat over deze nieuwe Europeanen weinig bekend is. Wel verwijst de schrijfster naar interessante literatuur die echter nauwelijks in de Nederlandse bibliotheken te vinden is. Het boek is ook interessant omdat het niet gaat over zielige migranten, maar over een nieuwe opkomende elite, waarbij het nog niet duidelijk is wat dat voor nuttig cultureel en sociaal kapitaal voor de kinderen zal opleveren. Er is in Brussel een geheel nieuwe stedelijke ‘stam’ aan het ontstaan en voor antropologen valt er dus veel te onderzoeken. Dit boek is een goede aanrader om zich te oriënteren op interessante vraagstellingen. En zover weg is Brussel nu ook weer niet en je kunt er lekker eten.

Gebakken sprinkhaan Ingrediënten: - sprinkhanen (kunnen levend worden gekocht in de dierenspeciaalzaak) - gesnipperde uitjes - blokjes paprika - peper - zout - eventueel knoflook - boter - scheutje witte wijn - vers gehakte peterselie en bieslook. Bereiding: Eerst de sprinkhanen kort invriezen om ze te doden. Vervolgens in de koeling laten ontdooien. Poten en vleugels verwijderen. Zachtjes bakken met de uitjes, blokjes paprika, peper en zout. Voor de liefhebbers knoflook uit de pers toevoegen. Afblussen met een scheutje witte wijn. Strooi er voor het serveren peterselie en bieslook overheen. Nikki de Zwaan

37


Het bestuur stelt zich voor

CUL NOVEMBER 2006

Op deze pagina stelt het nieuwe bestuur van studievereniging Kwakiutl zich voor. Ze zijn sinds september verantwoordelijk voor onder meer de feesten, studiereis, liftwedstrijd en alle mogelijke studie-gerelateerde activiteiten. Zie hier de foto’s van het bestuur van vroeger en van nu en lees hoe ze hun medebestuurders omschrijven.

Mardjan – voorzitter

Omschreven als: Levensgenieter Eeuwige flipflop-spirit Chimmy charming Gezelligheidsdier Scherp Assertief

Danielle – secretaris

Door: Barbara Danielle Sanna Marieke Rogier Nadia

Door: Nadia Mardjan Barbara Rogier Sanna Marieke

De voorzitter is het aanspreekpunt voor onze externe contacten. Zij is degene die de knopen doorhakt tijdens vergaderingen. She’s the boss.

In tegenstelling tot de bruisende functies van de verschillende commissies steekt de functie van secretaris er magertjes bij af. Mailtjes lezen, notuleren en de site bijwerken, that’s her job!

Barbara – penningmeester

Sanna – activiteitencommissie

Omschreven als: Doorzetter Zwoele zomer Spontaan Wereldreiziger Peace Lovable lively

Omschreven als: Pittig Enthousiast Heerlijk helder/hooi op je vork Fabulous fanatic Doldwaas Betrokken

Door: Marieke Danielle Nadia Mardjan Rogier Sanna

De boekhouding en boekenverkoop. Kortom, alles met boek! Eh… correctie, alles met geld.

38

Omschreven als: Adrem Bikkel Vlaamse Vreugde Grapjurk Heerlijk hilarisch Betrokken

Door: Nadia Rogier Barbara Mardjan Danielle Marieke

Zin in tripjes zoals het introweekend, de studiereis en de liftwedstrijd?Sanna maakt het voor u mogelijk.


Omschreven als: Ons zoet water visje Creatief Weet wat ze wil Levenslust(ig) Exotische engel Lief

Marieke – SCO Door: Danielle Marieke Barbara Mardjan Sanna Rogier

De leukste feesten op de hipste locaties van Amsterdam voor weinig entree; dit is te danken aan… Nadia!

Rogier – Redactie CUL. Omschreven als: The man with the plan Our man-ager Rechtvaardig Gezellige gentleman Charmeur Funky firestarter

Door: Marieke Danielle Nadia Barbara Mardjan Sanna

Omschreven als: Bijzonder bewust Diepe gronden Behulpzaam Beredeneerd impulsief Gedreven Vastberaden vogel

Door: Mardjan Barbara Nadia Danielle Rogier Sanna

SCO staat voor studentencommissie. Deze commissie regelt symposia, lezingen, debatten, en studiegerelateerde activiteiten. Ook neemt ze de klachten over onderwijs in behandeling.

CUL NOVEMBER 2006

Nadia – feestcommissie

Hoofdredacteur van de Cul. De Cul?- Ja, het blad dat je nu aan het lezen bent.

39



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.