Deel 2 Orgaanstelsels
wordt de functie van de chordae tendineae duidelijk: ze verhinderen dat de slappe kleppen door de hoge druk te ver teruggeslagen worden en het bloed alsnog in de atria terugstroomt. De papillaire spieren helpen hierbij, door-
5
1
dat ze met de ventrikels mee samentrekken en de 7 6
peeskoordjes strak trekken.
Arteriële kleppen 8
De arteriële kleppen zitten aan de basis van de truncus pulmonalis en van de aorta. Elke klep bestaat uit drie
2
9
10
kleine zakvormige vliezen, ook hier slippen genoemd. Deze slippen hebben de vorm van een halve maan, van-
3
daar dat ze valvulae semilunares (halvemaanvormige slippen) heten. Wanneer bloed vanuit de ventrikels de longslagaders respectievelijk aorta ingepompt wordt, slaan de slippen open. Als de ventrikels zich ontspannen, dreigt
4 1 2 3 4 5
het bloed naar het hart terug te stromen. Dit wordt ver-
bovenste holle ader aortaklep drieslippige klep onderste holle ader aorta
Figuur 6.3
6 7 8 9 10
truncus pulmonalis linkerlongslagader pulmonaalklep anulus fibrosus tweeslippige klep
De anuli fibrosi cordis en de kleppen 2 3
atrioventriculaire klep tussen linkeratrium en linkerven-
5
6
trikel heeft twee bindweefselslippen en wordt valva
6
bicuspidalis (tweeslippige klep) genoemd. Een andere naam voor deze klep is valva mitralis (mitralisklep). De basis van elke atrioventriculaire klep zit vast aan het
5
4
1
bindweefsel van de anulus fibrosus cordis. Aan de andere kant zijn de slippen door middel van dunne peesdraden, de chordae tendineae, verbonden met kleine spierbundels. Deze spierbundeltjes steken uit in de ventrikelholte en worden musculi papillares (papillaire spieren) genoemd. De atrioventriculaire kleppen worden opengeduwd door
1 tweeslippige klep (tussen linkeratrium en linkerventrikel) 2 truncus pulmonalis met pulmonaalklep
het bloed zelf op het moment dat het vanuit de atria
3 aorta met aortaklep
naar de ventrikels stroomt. Wanneer de ventrikels dit
4 drieslippige klep
bloed vervolgens met kracht in de grote vaten pompen, slaan de kleppen door de hoge bloeddruk weer dicht, zodat het bloed ook echt in de aorta en de longslagaders terechtkomt en niet terugstroomt in de atria. Hierbij
96
(tussen rechteratrium en rechterventrikel) 5 kransslagaders 6 kransaders
Figuur 6.4
Bovenaanzicht van de hartkleppen