OPEN BRIEF AAN DE NATIONALE ASSEMBLEE INZAKE: Het constitutioneel kiesrecht in Suriname naar gender en naar algemeenheid Geachte voorzitter en leden van de Nationale Assemblée, Naar aanleiding van informatie op de website van De Nationale Assemblée over het actief en passief kiesrecht in Suriname, onderverdeelt naar gender en naar algemeenheid, gelieve u mij te vergunnen om mij middels deze open brief tot uw geacht college te richten. Op de website worden in de sub-rubriek “Geschiedenis DNA”, onder de rubriek “Jeugd”, over de periode 1866 tot en met 1966, een aantal onjuistheden vermeld waarop ik in het epiloog terugkom. Democratie in Suriname Sinds 1865 heeft het Surinaams staatsrecht de basiselementen van een democratische rechtsstaat, te weten een uitvoerende macht, een wetgevende macht en een rechterlijke macht, zij het toen in een rudimentaire vorm of zo u wilt in een embryonale fase. Tot die basiselementen wordt gerekend een volk vertegenwoordigend lichaam, met wetgevende bevoegdheid en waarvan alle leden gekozen zijn. Van een volwaardige constitutionele democratie wordt gesproken wanneer die verkiezingen (i) vrij en geheim zijn, en waarbij in beginsel (ii) alle ingezetenen die nationalen zijn, ongeacht hun geslacht, economische positie of opleiding, (iii) mogen stemmen en (iv) gekozen kunnen worden. In Suriname heeft de democratie zich vanaf 1865 ontwikkeld tot wat het heden is, namelijk een volwaardige constitutionele democratie. Over het algemeen bestaat de indruk dat die ontwikkeling min of meer geleidelijk in opgaande lijn heeft plaatsgevonden. Met name wordt vaak gedacht dat aanvankelijk vrouwen geen kiesrecht hadden en ook dat het census- en capaciteitskiesrecht successievelijk zijn afgeschaft. Dat beeld is volgens mij niet geheel scherp, zeker niet wanneer daarbij ook het onderscheid tussen actief en passief kiesrecht wordt betrokken. Constitutioneel kiesrecht In deze open brief wordt uitsluitend het constitutioneel kiesrecht in beschouwing genomen, zoals vastgelegd in de respectieve constitutionele regelingen sinds 1865, te weten: 1. Het Reglement op het Beleid der Regering in de Kolonie Suriname van 1865 (G.B. 1865 no. 12); 2. De Surinaamsche Staatsregeling van 1936 (G.B. 1936 no. 156); 3. De Surinaamse Staatsregeling van 1948 (G.B. 1948 no. 73); 4. De Landsregeling van Suriname van 1950 (G.B. 1950 no. 12); 5. De Staatsregeling van Suriname van 1955 (G.B. 1955 no. 53); 6. De Grondwet voor de Republiek Suriname van 1975 (S.B. 1975 no. 2); 7. Het Algemeen Decreet A van 1980 (S.B. 1980 no. 59); 8. De Grondwet van de Republiek Suriname van 1987 (G.B. 1987 no. 116 zoals gewijzigd bij S.B. 1992 no 38). De Interimregeling voor Suriname van 1950 en het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 1954, die eveneens als constitutionele regelingen moeten worden beschouwd, worden hierbij echter buiten beschouwing gelaten omdat die regelingen geen betrekking hadden op het constitutioneel kiesrecht. Kiesregelingen Het kiesrecht in Suriname is sinds 1865 constitutioneel verankerd en in alle constitutionele regelingen is dwingend een organieke wet voorgeschreven ter verdere uitwerking en uitvoering van de in die regelingen gegeven constitutionele kiesrechten. Sinds 1975 is er tevens het voorschrift dat die organieke wet met 2/3 meerderheid dient te worden goedgekeurd, als een waarborg voor stabiliteit en rechtszekerheid ter zake de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht in Suriname.
1