pantheon// '04-'05 - saai

Page 1

pantheon// tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 3 / jaargang ’04’05

saai

50884-omslag.indd 1

21/02/2005 8:44:00


Redactioneel Kobe Macco Saai......?

colofon het Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. bestuur 111 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Sander Dekker secretaris / PR: Maudy Dekkers penningmeester: Marten Dashorst onderwijs bachelor: Wouter Homs onderwijs master: Wouter Oostendorp evenementen: Jouke Sieswerda paviljoen / debat: Laura Ubachs adres D.B.S.G. Stylos, kab. 1.01 Faculteit Bouwkunde Berlageweg 1 2628 CR Delft telefoonnummers bestuurskamer 015 2783697 commissiekamer 015 2784168 secretariaat 015 2781369 fax 015 2783059 internet mail@stylos.nl http://www.stylos.nl lidmaatschap Stylos 10 euro per jaar gironummer 296475 donateurschap Stylos Stichting 45 euro per jaar eerste twee jaar 25 euro per jaar bedrijven 90 euro per jaar gironummer 1673413 Stylos Bookshop geopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45

pantheon// tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos jaargang 8, editie 3, februari 2005 oplage: 2000 leden van Stylos en donateurs van de Stylos Stichting ontvangen Pantheon vijf maal per jaar redactieadres Berlageweg 1, kab. 1.01 2628 CR Delft pantheon@stylos.nl redactie Dennie Jansen Jeroen Borst Kim van Klooster Kobe Macco Kria Djoyoadhiningrat Marien Daamen Marten Dashorst Sanne van Manen aan dit nummer werkten mee Anthony Tom Bas de Boer Carien Akkermans Caspar Frenken David de Bruijn Edwin Gardner Jouke Sieswerda Keith, Goh Jih Huei Marlies Swart Maurice Nio Michiel van Raaij Nick Albers Patrick Healy Wouter Oostendorp Yinyin Au advertenties Marten Dashorst druk Koninklijke De Swart foto omslag Marien Daamen Dirk Costerplein, Delft

Een moeilijk begrip, vaststaat dat Saai voor iedereen iets anders inhoud. Wat voor de één saai is, kan voor de ander heel interessant zijn. In deze twee begrippen zit maar een klein verschil en dat maakt dit Pantheonnummer nu juist zo interessant. Het onderwerp saai is actueel in alle onderdelen van een maatschappij, wat doet en deed de overheid, in zowel binnen- als buitenland, met Saai? Hoe gaan ontwerpers om met Saai? Wat vinden studenten Saai? Hoe gaan bewoners in een buurt om met Saai? Al deze nogal Saaie onderdelen komen aan bod in dit nieuwe nummer van de Pantheon. Gaat het Pantheon-jaar onder deze nieuwe redactie Saai worden? Nee, in tegendeel het gaat juist heel interessant worden, oude rubrieken zijn behouden een nieuwe is toegevoegd, het 'Pantheon// forum'. Via de website van Stylos kan er op stellingen gereageerd worden, de beste//mooiste// opvallendste //interessantste meningen worden in de Pantheon gepubliceerd! Al met al is deze Pantheon dus nogal spannend, en misschien is saai dus ook juist heel spannend? Hoewel dit natuurlijk heel persoonlijk is...//

Van de voorzitter Sander Dekker

Bouwkunde is weer ontwaakt uit haar winterslaap. Zes weken lang lag het complete onderwijs stil op de faculteit. Maar niet alleen het onderwijs, ook alle aanverwante activiteiten stonden op een laag pitje. Toch vreemd voor een opleiding die gekenmerkt wordt door de dynamiek van het ontwerpproces. Wat toetsen en misschien een presentatie zijn het enige contact geweest tussen student en faculteit voor bijna anderhalve maand. En om in thema te blijven wil ik deze periode tussen de twee semesters in, bestempelen als saai. Ook dit merken we op Stylos. Er leek geen einde aan te komen aan de tentamenperiode. Een periode waarin je moeilijk activiteiten kan plannen. Studenten zijn allen bezig met hun tentamens welke prioriteit krijgen, logisch. Maar wanneer je een geschikte datum in deze periode kunt vinden, dan kamp je met het probleem; hoe bereik ik mijn deelnemers. Aangezien de studenten alleen tijdens hun toetsen aanwezig zijn, is het heel moeilijk deelnemers voor je activiteit te krijgen. Desalniettemin heeft Stylos niet stil gestaan, wat zal resulteren in vele activiteiten komend semester. We zijn het semester al gestart met het Grote GroepsGrootte Debat en een excursie naar Hamburg. Verder zal het voorjaarssemester bol staan van Stylos-activiteiten. Workshop Kijken nog in februari, diverse excursies, Styloscafé met een nieuwe debattenreeks, een lezingenreeks etc. etc. Met uiteraard als klapper INDESEM2005 en misschien, heel misschien nog een zeer grote lezing, maar daarover later meer. Wij hebben er zin in, hopelijk jullie ook. Hou de website in de gaten of lees de Stijloos Spiegel om op de hoogte te blijven van de activiteiten, tot dan!//

50884-omslag.indd 2

21/02/2005 8:44:04


Stylos

Thema// saai

2 INDESEM2005: a political act

6-

26 Bouwkunde is niet saai

David de Bruijn

Marien Daamen

Marten Dashorst

28 De saaiste straat van Delft

3 Facing reality

7 Eenduidigheid hoeft niet saai te zijn

De decaan op de werkvloer; een verslag

Interview met Maurice Nio

Wouter Oostendorp

Dennie Jansen

Jouke Sieswerda

4 Na kritiek komt... Edwin Gardner

5 Amsterdam Winterchill

Kim van Klooster

Marien Daamen

30 Jo Coenen, je bent een beschuitlul Michiel van Raaij

10 Eén grote camping Kim van Klooster Sanne van Manen

Carien Akkermans Marlies Swart

14 Maffia in de Polder? Dennie Jansen Jeroen Borst Kria Djoyoadhiningrat

Algemeen

17 Serie 137 nieuwe stijl

34 DommelschStenen

Sanne van Manen

Caspar Frenken

20 That's Boring!

Nick Albers

37 Libero

Patrick Healy

22 Boredom, across the Universe Keith, Goh Jih Huei

24 Een Rietveldstoel voor de prijs van een Billy

Redactie

38 'Du machst das fertig am Wochenende, oder...?' Bas de Boer

40 Pantheon//forum

Kobe Macco

Lezers

41 Agenda Redactie

I N H O U D S AO LP GG EA MV EE E N

50884-p001-005.indd 1

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

1

21/02/2005 7:54:43


INDESEM2005: a political act June 4 - 10 David de Bruijn Jouke Sieswerda

From Saturday 4th until Friday the 10th of June a new edition of INDESEM (INternational DEsign SEMinar) will take place. During this week you can enjoy lectures, debates and the workshop… This year INDESEM is a political act, and sets out to debate the role of architects in political, ethnic and religious conflicts. The seminar will confront participants with questions like: · How can or should architects work in political, ethnic and/or religious conflicts? · How do spaces and buildings function in these conflicts? · Should or can architecture propagate a certain political message or ideology? · Is 'neutral' architecture that avoids conflict desirable or even possible? · Should a building, built in a democratic society, impart a democratic message? · Is architecture able to build a bridge between different ethnic and sociopolitical groups? · Should an architect engage in politics or religion, or confine himself

2

50884-p001-005.indd 2

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

to aesthetical considerations only? Further, are aesthetic and ethical judgements really that unequivocally distinguished? · What role can symbolism play in this architecture? · What are the implications of the safety concerns that are, considering current circumstances, required for such a building? For more information on the latest developments around the theme, tutors and lecturers, check www.indesem.nl or drop by (room 7.51 or 1.01). Participate The number of participants for the workshop is limited to 80 people, 40 from Holland (including exchange students) and 40 from abroad. People studying in Holland will be selected for the workshop through a small competition: hand in an object that expresses 'conflict' or 'controversy'. The only restriction is that it must be made on a foam board panel of 30cm by 30cm and 1cm thick. This 'work of art' can be a photo, a (CAD)drawing, a collage, or something completely different. Anything goes, as long as it’s

S A A I

controversial and fits on the panel… The deadline for the competition is Tuesday the 12th of April. A professional jury will judge the entries, and Thursday the 14th the winners will be announced. The 40 best entries may participate in INDESEM2005. Go to www.indesem.nl and sign up. The lectures, debates and presentations are, of course, open for everybody, so watch for the ticket sales (somewhere in May) in the hall… Students from abroad will have to sign up on the website that will be online very soon.// >Want more info? indesem@bk.tudelft.nl INDESEM, room 7.51 Stylos, room 1.01 www.indesem.nl www.stylos.nl

A L G E M E E N

21/02/2005 7:54:44


Een grote groep studenten wil dat de decaan, Hans Beunderman, beter inzicht krijgt in de praktijk van het onderwijs op de faculteit. De decaan heeft voor de kerst van studenten en docenten het Cadeau gekregen.

Facing reality

De decaan op de werkvloer; een verslag

Wouter Oostendorp Dit cadeau stond naast de bookshop en bevatte de grootste knelpunten van deze faculteit. Behalve oplossingen voor problemen als groepsgrootte, de verschotting en de masterprogramma's, zat er ook een uitnodiging in het cadeau. Een uitnodiging voor de decaan om een dag, of aantal dagdelen mee te draaien in het reguliere onderwijs en in het systeem van onze faculteit. Hiervoor gebruiken we de formule van 'het dagje op de werkvloer'. In het cadeau zaten drie vouchers die aan de decaan zijn overhandigd. · Voucher 1 een dag als visiting critic Bsc 1. · Voucher 2 een dag als visiting critic Bsc 4. · Voucher 3 een dag als informatiepunt voor studenten. 14 januari j.l. mocht onze decaan zijn eerste voucher verzilveren. "De decaan bezoekt de werkvloer" en "faces reality". Voucher één bestond uit een bezoek van de decaan als visiting critic bij de BSc 1 eindbeoordeling en een evaluatiegesprek met studenten van deze twee groepen over hun ervaringen vanaf september 2004. Om half tien begon de eindpresentatie. De decaan heeft een uur mee beoordeeld bij de eindpresentatie van BSc1 in het atelier van Aimee de Back en Mikel van Gelderen, op 6N5. Het was een gezamenlijke presentatie van twee ontwerpgroepen. In de groepen waren duidelijk verschillende prestaties van studenten in een Bsc1ontwerpproject te zien.

Hans Beunderman moest bij deze projecten kritische vragen stellen en ontdekte zo waar mogelijke knelpunten in het project zitten en wat het aandeel van de student en docent daarin is. Het was goed om te zien hoe de decaan zich tussen de 27 studenten begaf en vervolgens per student de dialoog aanging over zijn of haar project. Een uur later en vier studenten verder moest hij alweer naar zijn volgende afspraak! 's Middags om drie uur, als alle beoordelingen voorbij zijn, zou hij terug keren om een evaluatiegesprek met de volledige groep aan te gaan. Het was de bedoeling dat Hans Beunderman in een groepsgesprek met de studenten zou zien wat een eerstejaarsstudent allemaal tegenkomt in zijn of haar studie. De decaan kan hierbij natuurlijk handige tips geven, maar de studenten kunnen de decaan ook adviseren over wat er anders kan of wat absoluut niet moet veranderen. Helaas waren de beoordelingen om drie uur nog lang niet voorbij en om vier uur ging de drukke agenda van Hans Beunderman weer verder. Gelukkig waren er vijf studenten die het kantoor van de decaan graag van binnen wilden zien en daar hun verhaal aan Hans Beunderman kwijt konden. De decaan sprak juist hierover zijn genoegen uit richting de docenten.

Het geven van een reëel beeld van de faculteit aan de heer Beunderman is, met de eerste Voucher, in gang

gezet. Dit jaar zullen de andere vouchers ook verzilverd worden. Wij nemen aan dat dit met hetzelfde enthousiasme gebeuren gaat. Hij heeft kunnen merken dat een goed en rustig contact tussen docent en student de faculteit maakt en kwaliteit bevordert. Hans Beunderman heeft veel problemen en adviezen gehoord en ondervonden. Wij hopen de oplossingen en besluiten gauw te vernemen.//

Ik citeer: 'Ook mocht ik 5 studenten lenen voor een eerste semester evaluatie: "nuttig" is hier een understatement. Ik gaf bevindingen intern al door. Een ding staat vast: "de docent maakt het verschil" De studenten gaven duidelijk aan dat zij de aandacht van docent voor een

A L G E M E E N

50884-p001-005.indd 3

goede feedback op hun eigen werk erg belangrijk vinden. Dit zorgt ervoor dat de studenten weten wat de kwaliteit is van het zelf ontdekte probleem en de zelfstandig bedachte oplossing bij de opgave. Verder concludeerde de decaan dat de informatie nooit genoeg is en ook de student het verschil op de faculteit maakt. Een mooie conclusie!

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

3

21/02/2005 7:54:45


Recent zoemen er een aantal 'buzzwords' door de ether van de architectuur. Slechts voor de gespitste luisteraar hoorbaar. Soms is een prediking te horen van een post-critical-tijdperk. Af en toe beluister je bezorgde geluiden waar het toch naartoe moet met kritische architectuur. Dit artikel zal een korte inleiding zijn op een ambitieus project van Stylos dat een onderzoek instelt naar de meest recente ontwikkelingen in de architectuurtheorie.

Na kritiek komt... Edwin Gardner

Architectuurtheorie houdt zich zolang ze bestaat al bezig met de vragen wat architectuur is of kan zijn en hoe ze zich verhoudt tot de tijd waarin ze acteert. Die vraag wordt nooit definitief beantwoord en moet dus steeds opnieuw worden geformuleerd. Zo ook vandaag. In de afgelopen jaren beginnen er zich rond deze vraag nieuwe antwoorden te formuleren. Antwoorden die een verhouding schetsen over hoe de ontwerper opereert in onze laat-kapitalistische geglobaliseerde wereld met haar eigen problematiek. Deze antwoorden worden vooral op schrift gesteld aan de andere kant van de Atlantisch Oceaan, door Amerikaanse architectuurtheoretici en critici. Bijzonder is dat de inspiratie hiervoor weer aan onze kant van de oceaan ligt, in Europa en in het bijzonder ook in Nederland. Zoals Koolhaas en zijn tovenaarsleerlingen, onze ‘blobmeisters’, Droog Design en alle andere frisse Hollandse conceptontwerpers, welke allen Nederland ‘hot’ maken in het hedendaagse architectuurlandschap. Met Stylos proberen wij de vinger er op te leggen waar onze Amerikaanse vakbroeders het over hebben, waar het vandaan komt en wat we er uiteindelijk mee moeten? Er zijn rond dit vertoog een aantal ‘buzzwords’ zoals post-critical, performative, emergent, projective e.a. Vanaf het begin van de twintigste eeuw heeft architectuur verschillende strategieën gehad om geëngageerd en kritisch met de wereld bezig te zijn. Eerst waren er de modernen die een utopie voor ogen hadden en het geloof hadden

4

50884-p001-005.indd 4

pantheon 3 ’04’05

dat architectuur de maatschappij kon veranderen. Na de desillusies van de ‘totalitaire verleiding’ (het derde rijk en de Sovjet unie) koos de architectuur voor meer onschuldige tactieken zoals kleinschalig humanistisch engagement, voor een postmoderne architectuur die zichzelf als een taal representeert en te lezen is of de intellectueel deconstructie en fragmentatie van het deconstructivisme. De architectuurtheorie houdt zich bezig met de vraag hoe deze verschillende strategieën zich in de praktijk verhouden tot elkaar en de maatschappij. Daarbij speelt de vraag of er in deze praktijken een vorm van kritiek aanwezig is een grote rol. (Althans tot voor kort, Nu klinkt er een ander geluid aan de overkant van de oceaan. )

maatschappijkritische inslag. Met als vroegste ijkpunt Koolhaas.

Een post-kritisch tijdperk voor de architectuur wordt het daar soms genoemd. Dus geen paternalistische dogma’s, of maatschappijkritiek. Niet als architect de hele tijd de wereldverbeteraar hoeven uithangen. Delft heeft in dit geval nog steeds een zware erfenis van de heren Van Eyck en Hertzberger als humanistische en maatschappijkritische wereldverbeteraars. In de nieuwe voorgestelde (en al actuele) situatie speelt de oneindig veel interessantere voortdurend veranderende realiteit de hoofdrol. De realiteit heeft een oneindig potentieel van inspiratie, voor aangrijpingspunten en strategieën. Zolang je maar weet waar je moet zoeken. Zoals bijvoorbeeld met de Paranoid Critical Method van de Surrealisten die Koolhaas toepast in Delirious New York. Hierbij wordt de werkelijkheid geïdealiseerd waardoor er onvermoede mogelijkheden aan het licht komen. De recente Nederlandse architectuur heeft zich bevrijd van de verlammende dogmatiek van het humanisme en de

Deze benadering heeft in de V.S. nu een reactie gekregen, want uiteindelijk is dit ook een model wat op de wereld geprojecteerd wordt en waarbinnen een dogmatiek aanwezig is. Notes on the Doppler effect and other moods of modernism is een artikel van Robert Somol en Sarah Withing welke een reactie vormt op dit perspectief en in het bijzonder op het genoemde artikel van Hays. Zij formuleren onder de term ‘projective’ een omschrijving van een nieuwe architectuurpraktijk die zoals hiervoor al omschreven alle potenties van de realiteit wil uitbuiten en architectuur wil inzetten als een instrument dat gebruik maakt van onze laat-kapitalistische werkelijkheid. Op deze manier ontstaat er in de discussie de polariteit ‘projective’, ‘critical’. Hoewel de theorieën voor een groot deel uit Amerika komen, is dezelfde polariteit herkenbaar en aanwezig in de Nederlandse en Europese situatie.

S T Y L O S

In Amerika heeft zich in de geschiedenis een zelfde tendens afgetekend, alleen heeft dat een ander gedaante gekregen. In de V.S. ontwikkelde ze na de genoemde desillusie van de totalitaire utopie geen maatschappijkritische dogmatiek zoals dit in Nederland gebeurde. Zij ontwikkelden een dialectisch model. Zoals K. Michael Hays in 1984 het in zijn artikel Critical Architecture: between Culture and Form, het omschrijft: “a critical architecture that claims for itself a place between the efficient representation of preexisting cultural values and the wholly detached autonomy of an abstract formal system”.

term te fungeren voor een veelheid aan nuances die uit deze positie voortvloeien. Met als werktitel ‘Projective Landscape’ gaan we samen met een kleine twintig studenten de uitdaging aan om inzicht in deze ontwikkelingen te krijgen en hoe deze hun weerslag hebben op de hedendaagse architectuurpraktijk. Dit doen we door in tien sessies een reeks teksten en artikelen te lezen, te behandelen en te bediscussiëren. Vervolgens moet er in het najaar van 2005 een conferentie komen waar de verschillende hoofdrolspelers in deze aan de tand gevoel worden. Waarna in het voorjaar van 2006 een publicatie in de vorm van een heus uitgegeven boek gestalte zal krijgen. Dit alles doen we met de onmisbare ondersteuning van Lara Schrijver, Jasper de Haan en onze trouwe adviseurs Hans van Dijk en Roemer van Toorn. We zullen jullie op hoogte blijven houden van onze ambitieuze onderneming. Aan het eind van de zomer is er een speciale Pantheon editie te verwachten welke als voorpublicatie van de conferentie zal fungeren. Hierin zullen we pogen jullie duidelijkheid te verschaffen in deze nieuwe wendingen in de architectuur.//

> Koolhaas, R., Delirious New York: A Retroactive Manifesto for Manhattan, Monacelli Press, New York 1994 > Somol, R., Whiting, S., Notes Around the Doppler Effect and Other Moods of Modernism, Perspecta 33: The Yale Architectural Journal, New Haven, 2002 > Hays, K.M., Critical Architecture: between Culture and Form, Perspecta 21: The Yale Architectural Journal, New Haven, 1984 > Toorn, van, R., No more dreams?, Harvard Design Magazine Fall 2004/Winter 2005, 21, The MIT Press, Cambridge 2004 > Dialectiek – 1 kennisleer die van de dialoogvorm gebruik maakt, het denken van stelling via tegenstelling naar een synthese 4 (fil.) (hegeliaans) synthese van de innerlijke tegenstelling van een begrip of van een toestand in een hogere eenheid. Van Dale

‘Projective’ is de term die Sylos gekozen heeft om als overkoepelende

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 7:54:47


Vrijdagochtend drie december stonden we met 50 man op de stoep van het station om de vroege trein naar Amsterdam te nemen. We begonnen onze excursie die dag bij het Arcam, het architectuurcentrum van Amsterdam. Dit is gevestigd in een gebouw van René van Zuuk aan de Prins Hendrikkade in hartje Amsterdam.

Amsterdam Winterchill Carien Akkermans Marlies Swart Arcam; blob aan het water Het ontwerp van René van Zuuk is een compact en plastisch gebouw. Het heeft drie lagen die met elkaar in verbinding staan door vides. De werkplekken zijn op de bovenste verdieping. Op de middenverdieping, ter hoogte van de prins Hendrikkade, bevinden zich het informatiepunt en de expositieruimte, waar een tentoonstelling over de uitbreiding van Schiphol te bezichtigen was. Op de onderste verdieping, aan het water, is een multifunctionele ruimte waar vergaderingen en discussies kunnen worden gehouden. Het gebouw is bekleed met een verzinkte aluminium huid, die er omheen is gevouwen als een doorlopend vlak. Aan de straatkant ontstaat hierdoor in combinatie met glas een bijzondere sculpturale entree. Aan de kade bestaat de gehele gevel uit glas, het gebouw is van deze kant transparant. Voor de bouw is een stalen frame opgezet waarin de vorm van het gebouw al goed te herkennen is. Deze is aan de buitenkant bekleed met geprofileerde staalplaten en daaroverheen is de aluminium huid gelegd. Aan de binnenkant zijn gipsplaten gezet, deze zijn gepleisterd, waardoor de sculpturale vorm wordt benadrukt. Nadat we het Arcam met een bezoekje vereerd hadden en de expositie over de uitbreiding van Schiphol bestudeerd hadden, gingen we aan boord van de Anna-Maria, een antiek vrachtscheepje. Zij voerde ons via de Oostelijke Handelkades, het Java- en KNSMeiland, BorneoSporenburg en daarna door de oude grachten weer terug naar het Centraal Station. Tot onze verbazing bleek de schipper behoorlijk in architectuur geïnteresseerd en kon

ons zodoende nog het een en ander bijbrengen. Ook Hein de Haan was van de partij en gaf zijn visie op dit nieuwe deel van zijn stad.

met het water vanit alle hoeken van het gebouw. Juist de drijvende constructie geeft nog eens extra dynamiek aan het gebouw.

Waterstad IJburg Na onze lunch te hebben genuttigd op de prachtige Anna-Maria vertrokken we met de bus naar het IJburg-informatiecentrum. Hier kregen we een lezing over het Oostelijk Havengebied en het spiksplinternieuwe IJburg door ir. Hein de Haan, en met dank aan meneer Kaatee die de lezingenzaal op het informatiecentrum aan ons ter beschikking stelde.

Lambert Architecten BNA Tot slot waren we deze dag nog welkom in de woning en het bureau van architect ir. Aad Lambert voor een rondleiding door de ontwerper himself. En ook de honden van de familie Lambert leverden hieraan een enthousiaste bijdrage.

Het drijvende informatie-centrum van IJburg, dat is opgericht voor de toekomstige bewoners van de nieuwe wijk IJburg is afgemeerd aan de punt van het Zeeburgereiland. Het uit drie delen bestaande complex -een tentoonstellingsgebouw, een auditorium en een uitkijktoren- is ontworpen door Attika Architekten. Het fundament wordt gevormd door een samengesteld drijvend platform met positief drijfvermogen. Het platform is opgebouwd uit een kern van polystyreen-EPS (styrofoam), die voorzien is van inwendige dwars- en langsschoten, buitenwanden en een dekvloer van gewapend beton. Deze constructie is uiterst stijf, duurzaam, zeer stabiel, optimaal isolerend, milieuvriendelijk, onzinkbaar en heeft een enorm draagvermogen. De opbouw op het platform is uitgevoerd in houtconstructiebouw (HCB). De combinatie HCB en drijvend bouwen is optimaal: de duurzame, flexibele en milieuvriendelijke bouwmethode garandeert een lichte maar zeer solide bouwwijze, die een gezond binnenklimaat koppelt aan een buitengewoon energiezuinig beheer.

S A A I

SMCS van Zwarts en Jansma

Uiteindelijk keerden we om zes uur in totale duisternis en mist uit het nog grotendeels braakliggende IJburg terug naar de bewoonde wereld van Amsterdam. Daarmee kwam er een einde aan de eerste, geslaagde excursie van de Excie 04/05.//

Het informatiecentrum heeft een open houtconstructie. Hierdoor heeft het gebouw een organisch karakter, waarbij de raampartijen zorgen voor een bijzonder visueel contact

A L G E M E E N

50884-p001-005.indd 5

Het Arcam van René van Zuuk Het gehele huis heeft een driehoekige plattegrond, is circa 40 meter breed en ondiep. Alle kamers kijken uit op de brede tuin en over het water. Je komt binnen via een entreehof in het midden. De entree is meteen de scheiding tussen het architectenbureau en het woonhuis. Het woongedeelte op de begane grond is een deel van de driehoek. De woonkamer ligt aan de tuingevel.. De eerste verdieping is vergaderruimte en atelier. De tweede verdieping is een klein atelier met badkamer en keuken en wordt ook gebruikt als gastenverblijf. Overal heb je een gevoel van ruimte door de lange zichtlijnen en de volledig glazen tuingevels. Opvallend is ook de precieze detailering op bepaalde punten en de ruwe afwerking van andere onderdelen van de woning. Ook al het meubelwerk, keukens, trappen, wastafelbladen etc. zijn door Lambert Architecten BNA ontworpen.

S T Y L O S

De Enneüs Heermabrug naar IJburg van Nicholas Grimshaw Architects

pantheon 3 ’04’05

5

21/02/2005 7:54:50


Marien Daamen

maar voor veel irakezen is dat – dat allemaal in costa – heb je al aan de bevoegdheid van de rechter gedacht de nieuwe moszkowicz – ja dat ik bijna bezeten was van de geesten en het is me uiteindelijk gelukt me daarvan los te maken – we gaan spelen ans waar speel je voor – de keus is aan de trainer ik kan op deze twee posities prima uit de voeten – drop your weapon damn it drop your weapon – monty powel deze man goed gemaakte low kick – nu op twee cd’s bäng boom bäng – oh is dat die nieuwe straatnaam – we vroegen vrouwen de ariël doe het zelf test te doen – i don't want anything movin' on that fucking river – de nieuwe fles van calvé blijft – we will honour their request – let me see you get low shake it babe – missy's mom wasn't so into rap – raise your voice nu in de bioscoop – where’s teal'c? i'm here o'neill – but mister crabs...that’s the way captain – die gedenkwand für die - the d-dree is stable – mont

blanc fire charges – en tenslotte komt alles samen in het postkantoor – wat was het beroep van de vader van pim fortuyn bij een fout antwoord val je twaalfduizend euro terug – en psv krijgt ook nog de champions league – shot fire did anyone see – de hele beruchte loopbrug – i'm listening to it on tape – langs de mississippi – hij komt soms heel kleinerend over – mijn kind heeft een vader nodig – ik weet niet of je daar op mag lopen – he's gonna fuck with every single fucking one of you - want natuurlijk is dat vreselijk voor een jonge voetballer – the wife is here – you owe me for twentyfour years – de nieuwe stevige antirimpel verzorging – soros will remain critical of government policies – and that's making me sick – een avond over het leven – a place to call home – seven seconds away – die toten und vermisten – i'm still alive motherfucker Jan, ik verveel me. Ik ook Marien, ik ook.//

Ter nagedachtenis Een jaar geleden is Eelko overleden. Een vriend en bestuursgenoot. Hij liet ons zijn spirit na: "geniet van elk moment, doe wat je het liefst wil doen en doe het nu." Dat hebben we gedaan en blijven we doen, maar er gaat geen dag voorbij dat we niet aan je denken. De herinnering blijft jong, het gemis groot. Eén van ons, blijf je voor eeuwig; die 7e persoon, de draad van de ketting, die de verschillende kralen bij elkaar houdt. Wij gaan je nooit vergeten. Stylos bestuur 110, Paul, Luc, Sietze, Onno, Corine en Edwin

6

50884-p006-013.indd 6

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 7:59:01


Steeds vaker wordt er geprobeerd door architecten een eigen stempel te drukken op hun ontwerpen door telkens nèt even iets anders te willen doen dan de buurman. Toch zijn er ook ontwikkelingen gaande waarbij eenduidigheid volledig lijkt geaccepteerd. Zo nemen we het schijnbaar voor lief dat we overal in Nederland staan te wachten in dezelfde 'saaie' bushokjes langs de weg. Een van de architecten die zich met het probleem 'saaiheid' in het openbaar vervoer heeft bezig gehouden is architect Maurice Nio. Wij waren benieuwd wat saaiheid voor hem betekende en hoe hij hiermee is omgegaan bij onder andere zijn ontwerp voor de bushaltes van de Zuidtangent.

Eenduidigheid hoeft niet saai te zijn Dennie Jansen Kim van Klooster

Voor veel TU studenten bouwkunde staat de Rotterdamse architect Maurice Nio bekend als de ontwerper van Fluid Vehicle. Deze bushalte in Hoofddorp is geenszins te vergelijken met de alom bekende catalogus-bushaltes die in heel Nederland te vinden zijn. In principe staat deze halte los van de Zuidtangent, ofwel de hoogwaardige openbaar vervoer verbinding die letterlijk over het landschap is gelegen tussen Schiphol en de Haarlemmermeer. In tegenstelling tot de stations en haltes die we tijdens het reizen met het openbaar vervoer in Nederland gewend zijn te zien, is de Zuidtangent in het bezit van enkele afwijkende bushaltes die opvallen door hun vorm en kleur. Dat deze haltes zijn ontworpen door dezelfde ontwerper als die van Fluid Vehicle lijkt daarmee bijna voor de handliggend, maar wat heeft de architect bezig gehouden bij het maken van deze ontwerpen? Wat was de visie van de opdrachtgever ten aanzien van dit traject? En belangrijker nog: wat heeft 'saaiheid' met het ontwerp te maken gehad?

"Het werk verandert niet op het moment dat de Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt, om maar iets te noemen." Maurice Nio heeft een duidelijke visie losgelaten op de Zuidtangent, waarbij de eindpunten een belangrijke rol hebben gespeeld. Hij ziet Schiphol als een plaats waar efficiency hand in hand gaat met hightech-architectuur, wat volgens hem tegengesteld is aan het pittoreske en natuurlijke karakter van de Floriade, waar één van de (tijdelijke) haltes van de Zuidtangent is gesitueerd. De vormentaal van de bushaltes bezit een

combinatie van deze kenmerken. Hij zegt hierover: "Door de dakvorm zo te maken zijn we in staat geweest een soort hightech-beeld te injecteren met iets plantaardigs. Daardoor is dat hele soort lappendeken of dat gecrashte ding tevoorschijn gekomen. We hebben elke halte van een andere kleur voorzien, waardoor je ook iets plantaardigs krijgt, weet je wel... elke keer groeit er iets anders." Deze oplossing wijkt af van de geheel contextloze architectuur zoals die is te zien bij normale bushaltes. Maar als de eindpunten dan zo belangrijk zijn, wat is dan nog de rol van de tussenhaltes? Volgens Maurice Nio is er bij het concept uitgegaan van het traject als één geheel. De tussenhaltes spelen daarin dus geen aparte rol, zodat het ontwerp van de bushaltes niet wordt beïnvloed door de directe omgeving. "Het speelt niet in op Bornholm of Beukenhorst..." Maurice vervolgt: "de gemeente had een prachtig boek gemaakt met alle stations en die was wél zo te werk gegaan. De stedebouwkundige had al wat impressies gemaakt voordat wij aan de slag waren gegaan en die had hij aan ons gegeven met de bedoeling... 'Kijk, zo hadden wij dat in gedachte'. Maar wij zijn heel erg vanuit de systematiek van de lijn gaan werken. [...] Het werk verandert niet op het moment dat de Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt, om maar iets te noemen." Maar als de gemeente een visie had op deze haltes waarbij de directe omgeving een belangrijke rol speelde, waarom hebben ze dan toch voor jullie ontwerp gekozen? "Er waren in ieder geval vijf bureaus gevraagd om een presentatie te geven. Ik was toen nog in loondienst bij VHP Stedebouwkundigen, >

Fluid Vehicle in Hoofddorp

A L G E M E E N

50884-p006-013.indd 7

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

7

21/02/2005 7:59:01


maar abri'tjes staan. Je weet wel, net zo als hier..., nou eigenlijk zoals overal, dus zoals hier bij de tramhaltes in Rotterdam. Die hoef je niet echt te ontwerpen. Die kun je gewoon uit de catalogus pakken en neerzetten." Toch hoeft de standaard catalogus-bushalte niet altijd een slechte oplossing te zijn. De beste oplossing is per lijn en dus per opdracht verschillend. Zo stelt Maurice Nio voor dat bij een verlenging van de Zuidtangent een doorzetting van de huidige bushaltes wenselijk is. Op het moment dat er in de toekomst nieuwe takken aan de Tangent gemaakt worden, ziet hij daarin een duidelijk andere vormentaal voor zich dan bij deze buslijn is gebruikt. "Op het moment dat je van de Zuidtangent afslaat, moet je merken dat je op een andere lijn zit. Dus dan moet je niet met hetzelfde principe doorgaan." Maurice vervolgt: "voor de Zuidtangent was er gelukkig budget beschikbaar om iets bijzonders te maken. Dus ik kan me voorstellen dat bepaalde lijnen met zodanig weinig middelen gemaakt moeten worden, dat je niet eens iets bijzonders kunt maken. Dan moet je dat niet doen en dan moet je dat niet willen. Ja, op het moment dat de gelegenheid zich er toe aandient dan zou ik dat meteen aanpakken."

Een van de tussenhaltes van de Zuidtangent

Een van de hoofdknooppunten van de Zuidtangent

> Architecten en Landschapsarchitecten. En VHP werd samen met onder andere het bureau dat voor de gemeente Rotterdam werkt, uitgenodigd, maar ook Kuiper Compagnons, om een presentatie te geven." Hoe zien jullie dat ingevuld? "Wij hadden toen dat boekje nog niet gezien van de gemeente Haarlemmermeer. We hebben die lijn zo zien zitten en zo is die uiteindelijk ook geworden. En dat sprak de gemeente aan, blijkbaar. Vervolgens kregen wij te horen, 'we hadden eigenlijk gedacht dat het zo en zo zou gebeuren'." Er werd dus uitgegaan van een situatie waarbij de knooppunthaltes in grootte en ambitie sterk verschilden met de tussenhaltes, die volgens het gegeven programma van eisen de vorm moesten krijgen van een standaard abri. De ambitie van de Zuidtangent om een hoogwaardige busverbinding te worden komt niet overeen met het plaatsen van standaard bushaltes langs deze vrije busbaan. Dat is een verkeerde opvatting naar je potentiële klanten, oftewel de reizigers. "Wij vonden het belangrijk dat de hele lijn gewoon heel bijzonder

8

50884-p006-013.indd 8

pantheon 3 ’04’05

zou zijn in zijn totaliteit. Dus niet dat je alleen bij de knooppunthaltes iets moois krijgt... dat je daar geld in stopt en vervolgens de rest heel saai ontwerpt. Dus het hele programma hebben wij verdeeld en ook het budget hebben we helemaal verdeeld. Herverdeeld eigenlijk, over alles, waardoor de knooppunten wel wat groter zijn, maar dan alleen in formaat en niet in aanzien of uitstraling. Dat is eigenlijk de grootste truc die we hebben toegepast. Dat vind ik eigenlijk nog steeds het beste van het hele ontwerp. Vervolgens hebben we natuurlijk een mooi ontwerp gemaakt, maar dat is dan na die beslissing." Toch zijn er verschillen tussen de hoofd- en tussenstations. Zo zijn de stations bij de hoofdknooppunten groter en hebben deze meer zitplaatsen, wat terugkomt in het ontwerp door bijvoorbeeld een grotere overkapping, een verbreding van de perrons en meer zitplaatsen. "De kwaliteit hebben we nu dus eigenlijk overal neergelegd. En dat is het bijzondere, denk ik, aan dit project. Anders zouden er bij de kleinere, en dat zijn dan negen van de veertien haltes, alleen

S T Y L O S

S A A I

Bij de ontwerpen van de Zuidtangent speelde de invloed van de directe omgeving geen grote rol. Dat wil overigens niet zeggen dat de invloed van de omgeving moet worden verwaarloosd bij het maken van een ontwerp. Een analyse van de context is volgens Maurice Nio noodzakelijk, maar bij de vertaling van de analyse naar een ontwerp moet wel met een zekere kritische houding met deze context worden omgegaan. "Ik vind niet dat de architectuurstijl of de lokale opvattingen direct terug te vinden hoeven zijn. Dat hoort bij een bepaald tijdperk en bij bepaalde opvattingen die misschien helemaal niet meer actueel zijn. Je hoeft daar niet al te slaafs op in te gaan." [...] "het lijkt me wel zinvol om daar goed naar te kijken, maar om het dan vervolgens op een andere manier op te lossen. We maken stedebouwkundig gezien geen stempels meer vind ik, dus ik vind het een beetje zinloos om nou ineens weer... ja, misschien wel... weer stempels te maken, althans in de VINEX-locaties is dat misschien wel aardig als tegenhanger." Op de website van het architectenbureau NIO Architecten staan enkele projecten, waaronder het ontwerp voor een bedrijfsgebouw van WASCO, genaamd 'black mothafucka'. Dit gebouw breekt duidelijk met zijn omgeving die bestaat uit een standaard bedrijvenpark, waarbij de vele vormen en kleuren de aandacht van de passanten opeisen. "Hier vroeg de opdrachtgever eigenlijk niet eens iets heel bijzonders of iets speciaals. Ze wilden gewoon daar zitten omdat dit strategisch goed was. Alleen de gemeente eiste dat er een mooi gebouw zou komen. De opdrachtgever had dus al een ontwerp liggen voor de gemeente. Alleen de

A L G E M E E N

21/02/2005 7:59:04


welstand vond het niet goed. Dus ze moesten wel naar een 'architect' gaan om door de welstand heen te komen. En wij hebben toen gezegd: 'Ja, we willen dat wel doen, het ontwerp maken, maar dan willen we er ook bij betrokken blijven. Anders gaat het naar een aannemer.' Dus de opdrachtgever wilde eigenlijk helemaal niets, want daar was alles te veel. Wij zijn wel door de welstand heen gekomen en we hebben dat gebouw gemaakt. Het WASCO-gebouw, dat is gelegen op het bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam, fungeert als een soort blinde vlek in de omgeving. We kwamen uit op een minimaal gebouw met alleen wat gevelmaterialen en een heel simpel concept eigenlijk, waarbij het kantoor ook niet een apart onderdeel was ten opzichte van de hal. Je ziet maar één gebouw. Je ziet niet èn een kantoor èn een hal. Het is een tegenstelling tot al die andere gebouwen, weet je wel... waarbij de ingang iets speciaals heeft en waarbij de ruitjes een speciaal kleurtje hebben en dat soort dingen. We hebben geprobeerd om alles tot een minimum terug te brengen. Een beetje Zwitserse, puristische aanpak misschien, achteraf gezien." Voor Maurice Nio is het belangrijk om bij elke opdracht goed naar de situatie te kijken om op die manier zo specifiek mogelijk in te gaan op de vraag. "Ik denk dat dat hèt belangrijkste is. Want elke keer kijk je naar de vraag: 'hoe kan ik dat, ten opzichte van het budget, zo goed mogelijk oplossen en hoe kan ik het zo specifiek mogelijk maken zonder dat je dat heel geforceerd heel bijzonder wil maken?' Daar gaat het uiteindelijk ook niet om. Het wordt uit zichzelf al bijzonder omdat het zo'n specifiek antwoord is. Bij het WASCO-gebouw vond ik het ook erg vervelend dat de opdrachtgever dat eigenlijk niet wilde. Voor wie doe je het dan? Voor de gemeente... voor de welstand? Maar dat zijn niet de partijen waarvoor dat zou moeten gebeuren."

grafische vormgeving, media, alles eigenlijk. Ook in de politiek weten ze helemaal niet wat ze willen en dat vind ik eigenlijk best wel goed. Best een spannende tijd eigenlijk."

"Nou, wat ik echt heel saai vind is dat als je de verschillen te veel wilt opvoeren" Een ander ontwerp van het bureau is dat van een woningblok genaamd 'Eleventh House'. Toch lijkt dit ontwerp veel op de bestaande flats uit de omgeving die door vele mensen als saai worden bestempeld. "Wat ik goed vind is, dat ze niet hebben besloten om alles te slopen, maar om gedeeltelijk te slopen en te herontwikkelen. Het is natuurlijk ontzettend makkelijk om kritisch te zijn ten opzichte van die saaie woonbuurten en dan maar gewoon lekker alles plat te gooien en iets hips ervoor terug in de plaats te zetten, wat nog saaier is. Dan gaan we naar die VINEXwijken. Als je het dan hebt over saaiheid, dan..." Maurice vervolgt: "in principe is er elke keer weer hetzelfde programma. Een huisje met een keuken, een woonkamer en de slaapkamers daarboven, en een tuintje... en een parkeerplek. Maar dat die hele wijk in partjes van vijftig woningen wordt verdeeld en dat elke architect vervolgens ongelooflijk zijn best doet om anders te zijn, dat vind ik zo ontzettend, gruwelijk, saai...!" Er zijn volgens Maurice Nio twee manieren

om saai te analyseren. "Je ziet saai als iets dat steeds weer uitkomt op hetzelfde... een soort vermenigvuldiging van steeds weer hetzelfde ding. Maar je kunt ook zeggen dat saaiheid ontstaat als je te veel verschillen hebt. Dat de verschillen er eigenlijk niet meer toe doen. En wat ik zo mooi vind van het eerste, is dat je door toevoegingen juist die saaiheid op een hele bijzondere manier kunt doorbreken, waardoor het saaie juist veel sterker of eigener wordt. En dat is toch een beetje de kunst in die oude wijken." Maurice Nio verkiest dus eenvoud boven veelvoud waarbij de saaiheid van de repetitie dus slechts plaatselijk wordt doorbroken? "Ik vind het een val door te zeggen dat saaiheid bestaat uit het repeteren van één ding. Dat kan heel spannend zijn. Kijk maar eens naar 'minimal music', dat is ontzettend saai... op het eerste gehoor... ja, niet op het eerste gezicht. Eerst... klinkt het heel saai, maar als je er heel goed naar luistert is het heel interessant, juist door de leegten die er zitten... niet door het geluid, maar wat er zich tussenin afspeelt. Luister maar eens naar de muziek van Phillip Glass of dat soort dingen. Ja, ik vind dat ontzettend boeiend, nog steeds eigenlijk, het wordt steeds beter."//

> www.nio.nl > www.a-matter.com/eng/projects/bus-station-pr082-01-t.asp > www.philipglass.com

Over de welstand praat Maurice Nio met gemengde gevoelens, omdat er sprake is van tweeslachtige verhouding. "Soms hebben ze projecten echt kapot gemaakt en soms hebben ze projecten gered. Het ligt heel erg aan de kwaliteit van de welstand, ook in een bepaalde gemeente. Je hebt sommige welstanden, daar zitten echt mensen in die moeten zo snel mogelijk iets anders gaan doen. En sommige welstanden zijn heel erg goed. Niet alleen inhoudelijk, maar ook qua daadkracht." Rotterdam wordt vaak door bouwkundestudenten gezien als een vrije architectuurstad. Toch is dit niet de reden dat Maurice Nio juist hier is gevestigd met zijn bedrijf. Volgens hem hangt er in deze stad een speciale sfeer. "Rotterdam is nog zo blanco, nog zo saai...hahaha. Het is nog zo open. Ik moet er niet aan denken om in Amsterdam te gaan zitten, want iedereen weet daar al precies wat er moet gebeuren en wat ze willen. Dat is echt vreselijk vervelend. In Rotterdam weten ze gewoon nog niet wat ze willen. Op het gebied van

A L G E M E E N

50884-p006-013.indd 9

de 'Black Mothafocka' in Rotterdam

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

9

21/02/2005 7:59:05


Hoezo ontwerpen moeilijk en tijdrovend? Men neemt een catalogus en kiest een of meerdere gevelpanelen uit. Deze worden over de gehele gevel van het te ontwerpen gebouw herhaald, waarbij de naden tussen de panelen niet weggewerkt hoeven te worden. Het uiterlijk van het nieuwe gebouw is klaar. Tien minuten werk.

Serie 137 nieuwe stijl Sanne van Manen

Chroestjov aan het woord tijdens de conferentie

Het begon allemaal zo mooi, de Oktoberrevolutie van 1917. Rusland stond strak van de idealen. Rusland zou de Tros van Europa worden, een grote blijde familie, waarin alle leden gelukkig zijn. Waarin iedereen gezamenlijk werkt voor het land en voor hen, die door ziekte niet in staat zijn te werken. In tegenstelling tot de Tros zou Rusland door haar bloeiende economie en grote tevredenheid onder de bevolking veel aanzien genieten van de rest van Europa. Maar helaas, dan komt het moment dat je moet kiezen om óf je in te zetten voor deze idealen en je macht te delen óf de idealen grotendeels te laten varen en de totale macht naar je toe te trekken. Lijkt me geen moeilijke keuze...

Conferentie van Bouwers, Architecten en Werkers in de Bouwmaterialen Industrie, Werktuigbouw voor Constructie en Wegen, en Ontwerp en Onderzoeksorganisaties, de eerste steen van de 'panelenbouw'. Chroestjov begint zijn speech met de enorme groei van de massa-industrie die het land sinds de oorlog heeft doorgemaakt. Hij trekt een parallel van massa-industrie naar de massa-huisvesting. Als de industrialisatie van de constructie van woningen net zo zou groeien heeft binnenkort elke Sovjetburger een woning. Volgens Chroestjov waren daar een aantal zaken voor nodig. Alle gebouwen moeten op zo'n manier gestandaardiseerd worden, dat elk gebouw uit een pakket van een aantal onderdelen was samen te stellen. Niet alleen moesten de onderdelen gestandaardiseerd worden, de gevel moest dit feit ook nog eens uitstralen. Zodoende was er geen plaats voor ornamenten of andere elementen die de gevel interessant zouden kunnen maken. Pijnlijke woorden voor architecten. De architecten die in het Sociaal-Realisme nog wel ergens hun creativiteit kwijt konden, zagen hun toekomst in duigen vallen. "Wij zijn niet tegen schoonheid, maar tegen nutteloosheid", begint Chroestjov zijn kritiek tegen Alexander Vlasov, de stadsarchitect van Moskou. De Sociaal-Realisten gebruikten te veel ornamenten, zowel wat betreft de gevel als de gehele vorm van het gebouw. Chroestjov beschuldigt de architecten ervan dat ze dit slechts doen om hun eigen stempel op de skyline van de stad te drukken. Verder vindt Chroestjov dat de realisten hun ontwerpen enkel goedkeuren met hun afkeur voor het constructivisme. Deze uitspraken betekenden het einde van het sociaal-realisme in de architectuur. (De posters met blijde arbeiders werden nog gewoon in hoge aantallen gedrukt.)

Zo geschiedde het ook op architectonisch gebied. De avant-garde architecten uit de jaren twintig en dertig hadden grote plannen met Rusland. El Lissitzky zegt over de architectuur van die tijd: "Het is de opgave van de architectuur de nieuwe ontwikkelingen te doorgronden, om actief deel te nemen aan de totstandkoming van de nieuwe wereld, door het creëren van passende architectonische vormen. Architectuur voor een wereldrevolutie." Ook Europese architecten, veelal verbonden aan het Bauhaus trokken naar Rusland om hieraan mee te werken. Hoogtepunt persoonlijk vind ik het monument voor de Derde Internationale van Tatlin. Naast grote projecten, stortten zij zich ook op de woningbouw en de stedebouw. Grote nieuwe steden, die geheel in het teken van de arbeider stonden, hadden ze voor ogen. Kantines en kinderopvang maakten het leven van de arbeider een stuk makkelijker. De architecten waren zich bewust dat het uiterlijk van deze enorme gebouwen, het uiterlijk van de 'nieuwe maatschappij' vormde. Reden te meer om hier veel aandacht aan te besteden. Helaas bieden dictaturen over het algemeen weinig ruimte voor een experimentele zoektocht naar nieuwe woonvormen. Onder Stalin moesten de wilde plannen van de Avant-Garde plaatsmaken voor het sociaal-realisme. Een kunstvorm die geheel in het teken stond van het uitdragen van de macht en succes van het communisme. De vele posters met lachende arbeiders zijn onderdeel van het sociaal-realisme. De klassieke stijl, die al vaker in de geschiedenis heeft moeten opdraven om macht en succes uit te stralen, werd hiervoor door de architecten gebruikt. Het type woningbouw waar ik het over wil hebben, is van iets latere tijd, om precies te zijn, van 7 december 1954. Op die dag legt Nikita Chroestjov, partijvoorzitter en dus leider van de Sovjet-Unie (1958-1964), op de Nationale

10

50884-p006-013.indd 10

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

"Architectuur voor een wereldrevolutie" Deze woorden vormen tevens de geboorte van het hoogtepunt van saaie architectuur. Ik zeg wel saai, maar aan de andere kant ook fascinerend, omdat de panelenbouw zo'n belangrijk deel van de geschiedenis van Rusland vertegenwoordigt. De gebouwen die hieronder vallen worden Chroestjovka's genoemd. Hun belangrijkste herkenningpunt zijn de opvallende naden tussen de panelen. Er wordt geen moeite gedaan om deze netjes weg te werken, maar deze naden, in het Engels 'honesty gap' genoemd, zijn juist toegevoegd om de prefabricatie en massa-industrie te benadrukken. Dit bleef ook na Chroestjov bestaan. Verschillende catalogi werden in deze tijd ontwikkeld. In 1976 kwam in Moskou een

A L G E M E E N

21/02/2005 7:59:06


Bladzijde uit een catalogus

De 'honesty gap' catalogus op de markt met 1500 producten, waarmee tien gebouwen konden worden 'ontworpen'. Zo'n gebouw kreeg een bepaald nummer en hoorde thuis binnen een serie. Bijvoorbeeld de 1-335 serie of de 1-464 serie. De saaiheid bevindt zich op meerdere niveaus. De woning, het woongebouw en de wijk. In de 1-335 zijn alle keuzes in het 'ontwerpproces' van de plattegrond het gevolg van het streven naar zo'n klein mogelijk functioneel appartement. De appartementen bieden geen enkele mogelijkheid tot flexibiliteit, door de kleine ruimte is de plaats van de meeste meubelen bij voorhand al bepaald. De parallel tussen huisvesting en economie blijft aanwezig, hoe slechter het ging met de economie, hoe kleiner de appartementen. De meubelindustrie sprong hier op in en ontwierp allerlei 'Alice in Wonderland'-meubels, al dan niet opklapbaar. Het uiterlijk van het woongebouw, putte haar saaiheid uit de gevel, met zijn grijze, identieke panelen, gescheiden door opvallende naden. Op stedelijk niveau is het de herhaling. Zo'n gebouw komt niet een keer voor, maar vormt soms wel tien procent van de totale woningbouw in een stad. Elk gebouw van de serie is precies hetzelfde. Russen kennen in de meeste gebouwen van hun stad feilloos de weg. Naar de wc vragen is slechts een formaliteit. Door de snelheid waarin nieuwe technieken werden ontwikkeld en waarmee de woonblokken uit de grond werden gestampt, was de kwaliteit niet erg groot. Waar Chroestjovka's vroeger deden denken aan nette en betaalbare woningen voor iedereen, vormen ze nu de achterbuurten van steden.

"wij zijn niet tegen schoonheid, maar tegen nutteloosheid" Na de val van het communisme raakten de woningen in handen van particulieren, soms werden bewoners eigenaar van hun eigen woning. Gevolg hiervan was dat mensen met hun woning konden doen wat ze wilden. Veel mensen bouwden bijvoorbeeld hun balkon dicht, of schilderden zelfs hun deel van de gevel. Dit levert weliswaar een rommelig, maar ook een stuk interessanter gevelbeeld op. Helaas schiet dat niks op voor de huidige status van de gebouwen. Er zal op niet al te lange termijn echt iets moeten gebeuren, renovatie of nieuwbouw, maar daar zijn de autoriteiten zich wel bewust van. Slopen kost ongeveer 100 dollar per vierkante meter. Een stad als Sint-Petersburg heeft al 891.200 vierkante meter bebouwing die stamt uit de eerste serie paneelbouw. In vergelijking met renovatie is slopen veel

A L G E M E E N

50884-p006-013.indd 11

duurder. De bouwfysische status van de woonblokken is erg slecht. De gebouwen kunnen niet veel warmte vasthouden. Door renovatie kan het verlies van warmte met 40 procent worden teruggebracht. Wat een energievermindering van zeker 15 procent betekent. Hoe eerder er dus gerenoveerd kan worden, hoe beter. Inmiddels is er wel mee begonnen, maar het komt maar langzaam op gang. In de iets welvarendere ex-Sovjetlanden zoals de voormalige DDR en Tsjechië is men daar al langer mee bezig. De eerste prioriteit gaat naar de bouwfysische en technische gebreken. Daarna komt de architectuur. Niet minder belangrijk, want de troosteloze gebouwen vormen niet bepaald een mooi visitekaartje voor een stad. De architectonische renovatie neemt verschillende vormen aan. Soms is het slechts 'opleuken' en wordt de gevel in een mooi kleurtje geschilderd. Maar ook schakelen steden architecten in om het uiterlijk van het gebouw helemaal om te toveren.

'Het schip' in originele staat

In 2002 vond er een masterclass plaats in Sint-Petersburg. De masterclass ging over de renovatie van een aantal series woonblokken uit de jaren '60, '70 en '80 in verschillende wijken van de stad. De uiteindelijke concepten waren het resultaat van een samenwerking tussen Russische studenten, die begeleid werden door zowel Russische als Duitse architecten (Philipp Meuser, Cornelius Mangold, Tobias Neifer en Sergey Grishin). Vier series gebouwen zijn door de deelnemers onder handen genomen. Een van hen is de G-i3 serie, een lang bouwblok van vijf verdiepingen hoog, met een appartement aan de voorkant en de achterkant. Dit type neemt 10 procent van de totale paneelbouw in Sint-Petersburg in beslag. Van belang was dus om een concept te verzinnen wat te gebruiken is bij al deze gebouwen. Een soort gestandaardiseerde renovatie die toch de mogelijkheid tot differentiatie open laat, waarbij de technische aspecten gestandaardiseerd worden en de uitwerking verschilt, al naar gelang ligging of bijvoorbeeld gebruik. Andere uitgangspunten waren de modernisering van de gevels, waarbij vooral de ingang extra aandacht kreeg en de draagconstructie. De ingangen van deze gebouwen zijn meestal niet prettig. Ze liggen in de gevel weggestopt en zijn klein en donker. Vaak ligt de ingang ook niet aan de kant van de weg, maar aan de achterkant van het gebouw. De draagconstructie is opgebouwd uit dragende gevels en dragende binnenwanden. Veel gebouwen zijn overgedimensioneerd en kunnen nog wel twee extra verdiepingen dragen. De appartementen in de gebouwen kunnen niet veel veranderd worden, vanwege de dragende wanden, de twee extra >

S A A I

S T Y L O S

Toren uit de G-5 serie in originele staat

Flat uit de 137-serie in orginele staat

pantheon 3 ’04’05

11

21/02/2005 7:59:07


Gerenoveerde flat uit de jaren '60 in Tsjechië. De balkons zijn dichtgemaakt.

Toren uit de G-5 serie na renovatie

> verdiepingen bieden zo de mogelijkheid om een ander woningtype toe te voegen. Luxere en grotere appartementen.

kan zodoende oplopen tot 80 procent! Meuser en de studenten hebben nog iets heel slims bedacht. Ze hebben de eerste twee lagen voor openbaar gebruik bestemd. In deze lagen ligt dan een ruime ingang (verplaatst van de achterkant naar de voorkant) die leidt naar de hogere woonlagen. Nu is er geen sprake meer van nare onpopulaire woningen op de eerste etage en de woonlagen hebben nu ook een eigen identiteit. Dit wordt versterkt doordat de eerste twee lagen een stukje teruggelegd zijn ten opzichte van de woonlagen. Uiteindelijk is nu een gebouw ontstaan dat wat weg heeft van een schip en in principe wel doet denken aan de oude panelenbouw, maar wat nu een modern uiterlijk heeft en waarvan aan de buitenkant goed de functies in het gebouw zijn af te lezen.

Het type 137 neemt wel 15 procent van de totale paneelbouw van Sint-Petersburg in beslag. Deze serie bevat gebouwen van verschillende hoogte, maar allemaal hebben ze gemeen dat de gevel al enige differentiatie bevat. Sommige delen van het gebouw steken een stukje uit en deze serie heeft ook balkons. Een nieuw uiterlijk van de gevel is hier veel minder noodzakelijk, maar het interieur kan wel een flinke opknapbeurt gebruiken. Bij dit gebouw gaat de aandacht vooral uit naar het vergroten van de woningen en het verbeteren van de plattegronden. Ook hier ligt het plan om bovenop het gebouw nog een paar lagen met penthouses te maken.

Gebouw uit de 137-serie na renovatie

'Het schip' na renovatie

12

50884-p006-013.indd 12

pantheon 3 ’04’05

Het wildste plan en daarmee ook het plan waarbij nog het minst van het oorspronkelijke gebouw over is, is de renovatie van een blok uit de 1LG-600a-7 (LG staat voor Leningrad, de vroegere benaming van Sint-Petersburg). Negen verdiepingen hoog, 195 meter lang en 12 meter diep. Onder de bewoners staat het gebouw bekend als 'het schip'. Het schip bevat 322 appartementen met een gemiddeld oppervlak van 34,2 vierkante meter. Het totale vloeroppervlak komt op 17.023 vierkante waarvan 64 procent appartementvloer is. Anders dan andere gebouwen bestaat de gevel van deze serie uit twee panelen per woning. Tussen de twee panelen bevinden zich de ramen. Van een afstand lijkt het een gebouw met ramen waartussen zich een borstwering bevindt. Philipp Meuser leidde deze renovatie. Het eerste belangrijke punt was het behoud en zelfs versterken van het karakter van 'het schip'. Het tweede belangrijke punt was om architectonische en constructieve elementen toe te voegen die het monotone stedelijke landschap om het gebouw heen relativeren. Dit wordt bewerkstelligd door twee verdiepingen bovenop het gebouw toe te voegen, met een open gekromd dak, waarvan de staalconstructie zowel water opvangt als water door het gebouw pompt. Dit is mogelijk door de zonnepanelen (het blijft immers panelenbouw) die aan het lagere deel van de stalen constructie bevestigd zitten. De energiebesparing

S T Y L O S

S A A I

Persoonlijk trekt mij dat wel aan. Hoe saai de architectuur op het eerste gezicht ook kan zijn, het weerspiegelt wel een periode uit de geschiedenis. Het weerspiegelt theorieën waar mensen erg lang over na hebben gedacht en waarvan ook is gedacht dat zij de enige juiste waren. Het weerspiegelt politieke stromingen, een maatschappij van vroeger en ga zo maar door. Dit geldt niet alleen voor Rusland of de voormalige Sovjetlanden, maar ook voor bijvoorbeeld Nederland. In Nederland staat genoeg woningbouw uit bijvoorbeeld de jaren '50 of '70, waarover we het allemaal eens zijn dat het een grote saaiheid uitstraalt. Maar ook deze gebouwen weerspiegelen politieke en architectonische stromingen. Het lijkt me goed dat deze niet allemaal gesloopt worden, maar op zodanige manier gerenoveerd, dat het aangenaam is om er te wonen en er naar te kijken, maar dat de tijdgeest van vroeger nog wel aanwezig is.//

> Russia Prospekt, nr. 25 > De Westerse Architectuur; Een geschiedenis, Watkin, D., Uitgeverij SUN, Nijmegen, 1994 > Dat is Architectuur; Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Heynen, H. ed., 010 publishers, Rotterdam, 2001 > Foto's uit Tsjechië: Jurriën van Duijkeren, 2005

A L G E M E E N

21/02/2005 7:59:17


A L G E M E E N

50884-p006-013.indd 13

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

13

21/02/2005 7:59:25


Hier op Bouwkunde heeft VINEX een negatieve bijklank. De woningen zijn allemaal hetzelfde, de plattegrond is niet flexibel indeelbaar, het programma eenzijdig en überhaupt valt er af te vragen of het wel architectuur genoemd mag worden. Toch wonen er ruim anderhalf miljoen mensen, die bewust naar deze wijk zijn getrokken en hier over het algemeen prima wonen.

Eén grote camping Sanne van Manen Kim van Klooster

Deze vooroordelen zitten aan VINEX gekoppeld. Is dit wel terecht, vroegen wij ons af, omdat toch zoveel mensen hier gaan wonen en belangrijker, blijven wonen. Tijd voor nader onderzoek. Wij reisden af naar Emerald-Delfgauw, een VINEX-wijk aan de rand van Delft. Deze wijk is een stuk kleiner dan Ypenburg of Leidsche Rijn. De wijk heeft 2400 woningen ten opzichte van respectievelijk 11.000 en 60.000 woningen. De bewoners omschrijven de wijk als 'gelegen in een groen en waterrijk gebied, landelijk en ruim van opzet'. De woningen zijn gerealiseerd vanaf 1998 en de laatste worden binnenkort opgeleverd. Hiermee is Emerald een van de eerste VINEX locaties die voltooid is. De wijk bezit een aantal voorzieningen, zo is er een winkelcentrum van 1000 vierkante meter, met onder andere een supermarkt, apotheek en een bank. Verder zit er een gezondheidscentrum, een woonzorgcentrum, een dagopvang en een kinderopvang. Daarnaast is er ook nog een complex waarin zich een sporthal, drie basisscholen, een peuterspeelzaal en ouderenwoningen bevinden. De wijk bestaat uit verschillende delen. Elk deel heeft zijn eigen uiterlijk. Het deel waar wij ons op hebben gericht is het oudste deel van de wijk, de mensen die hier wonen hebben dus lang genoeg de min- en pluspunten kunnen ervaren. Het wijkdeel bevat twaalf blokken van tien à elf huizen. Volgens de vastgoedbeheerder is dit deel ontworpen door van den Broek en Bakema (bekend van de faculteit Bouwkunde), op hun site is hier echter niks van te vinden. In ieder geval is het stedebouwkundig plan van het bureau Plein 11 en een deel van de

bebouwing ontworpen door D+E architecten. Maandagochtend is overigens geen erg geschikte dag voor een buurtonderzoek in een VINEX-wijk. Bijna overal wonen tweeverdieners met kinderen. Gelukkig zijn er nog wel een paar mensen die maandag vrij hebben. Afgezien van een aantal mensen die geen interesse hadden om iets te kopen, werden we vriendelijk ontvangen. Als eerste legden we uit dat er in het algemeen een negatief beeld rondom het VINEX-concept hangt. Een enkele bewoner wist niet wat VINEX was, maar de rest reageerde noch verbaasd noch geschokt hierover. De meeste ondervraagden wonen al vanaf het begin in deze wijk. In eerste instantie was meer ruimte een reden tot verhuizen. Deze VINEXwijk is dan erg aantrekkelijk. De huizen zijn niet bijzonder groot, drie slaapkamers en een zolder, maar ook zeker niet klein. De belangrijkste redenen om in deze buurt te gaan wonen waren naast de ruimte, de kindvriendelijkheid, de aanwezigheid van voorzieningen, waaronder vooral de scholen, de bereikbaarheid van Den Haag of Rotterdam, de rust en het feit dat nieuwbouw in goede staat verkeerd. Een bewoner van de Schellingstraat had hiervoor in het Laakkwartier ("bekend van het journaal") in Den Haag gewoond en vergeleken met die wijk, was dit nu een oase van rust "ik wilde gewoon huisje, boompje, beestje". Iemand anders merkte op: "ik woonde eerst in een ouder huis in Den Haag, maar daar zou ik mijn kinderen niet buiten laten spelen." Dit maakt dat iedereen het heerlijk vindt om in deze wijk te wonen, beter dan hun vorige woonsituatie. De mensen zijn zich ook niet heel erg bewust dat ze in een VINEX-wijk wonen, wat dan ook geen rol heeft gespeeld bij de keuze. "Deze wijk is ruim opgezet en dus heel anders dan bijvoorbeeld Ypenburg, daar zou ik nooit willen wonen".

"Ik wilde gewoon huisje, boompje, beestje" Ondanks de duidelijk positieve houding van de mensen ten opzichte van hun woning, hebben wij ze toch gevraagd een minpunt op te noemen. Hier moest langer over nagedacht worden dan over de positieve kanten. Elke bewoner had wel zijn eigen persoonlijke kleine minpunt, zoals het gebrek aan parkeerplaatsen, gebrek aan berging, aan de kleine dakkapel en de geringe keuze aan supermarkten (alleen een Albert Heijn). Toch hadden de bewoners een gezamenlijk minpunt, wat zelfs voor een gezin de reden tot verhuizing was. De gemeente staat weinig aanbouw, opbouw, verbouw en andere bouwsoorten toe. Het is wel toegestaan de >

De Schellingstraat

14

50884-p014-021.indd 14

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:00:40


> woonkamer twee meter uit te bouwen, maar daar blijft het bij. Veel mensen vinden hun dakterras nutteloos en zien dat liever als deel van hun zolder. De plattegronden van VINEX woningen worden door critici vaak als minpunt genoemd. Deze zouden niet flexibel zijn. Uiteraard hebben wij gecontroleerd of dit zo was. Enkele bewoners beaamden dit en beschouwden dat ook als een, weliswaar niet sterk, maar toch negatief punt. De andere bewoners vonden hun woning erg flexibel, ze konden immers de bank nog wel een meter verplaatsen en de eettafel ergens anders neerzetten, al was dit laatste bij nader inzien niet handig wat betreft de toegankelijkheid van de keuken. De interieurs van de huizen straalden sowieso al weinig flexibiliteit uit, omdat in alle huizen waar wij binnen zijn geweest de bank en eettafel op dezelfde plek stonden. Flexibiliteit werd overigens niet gezien als toevoeging aan de waarde van het huis.

"VINEX? Hoe bedoelt u?" Ook al is het exterieur en deels het interieur gelijk met dat van de buren, de bewoners hebben wel het gevoel dat ze hun eigen identiteit in het huis kwijt kunnen. Binnen blijven het toch je eigen meubels en spullen die misschien wel op dezelfde plek staan, maar wel degelijk verschillen. De voortuin biedt voor het exterieur grote mogelijkheid tot variatie. Bij bijna elk huis is aandacht besteed aan de voortuin. Stoepjes, hekjes, struiken en zelfs hele cowboys flankeren de gevel. Ook de deur is zeer persoonlijk getint, deels door de aanwezige

A L G E M E E N

50884-p014-021.indd 15

accessoires als naambordjes, brievenbus en plantjes, en deels door de kleur. Ondanks dat het van de gemeente waarschijnlijk niet mag, hebben veel mensen hun deuren en kozijnen een ander kleurtje gegeven. Geen enkele bewoner ziet hierdoor zijn huis hetzelfde als de buren.

"In de zomer is het hier één grote camping" Het contact met de buren ligt niet op niveau van de wijk, of een wijkdeel, maar echt op het niveau van de straat. Er zijn grote verschillen tussen de straten. In de ene straat is het gemeenschapsgevoel groter dan in de andere. Met trots deelde een van de bewoners ons mee, dat hun straat, in tegenstelling tot de andere, ‘s zomers één grote camping is. Een ander wist te vertellen dat in zijn straat met oud en nieuw geld wordt ingezameld om gezamenlijk illegaal vuurwerk en opklaptafeltjes te kopen. In de meeste straten was in het begin veel contact, in de vorm van buurtcommissies, over het plaatsen van schuttingen en meer belangrijke zaken, maar nu is dat langzaam weggeëbd. De bewoners beschouwen hun woning niet als saai, waarbij ze ook aangeven dat in de lopen der jaren er veel veranderd is. In het begin was de rest van de wijk nog niet af en de voortuintjes stelden nog niks voor. Nu is dat er wel allemaal. Elk huis heeft zijn eigen karakter en de wijk oogt bewoond. Kortom de bewoners zijn positief over hun woning en de buurt. De vraag is dan waarom wij ons allemaal zo druk maken over deze VINEX-wijken, als de bewoners dolgelukkig zijn in hun woning.

S A A I

S T Y L O S

Wie zijn wij om op deze manier van bovenaf te bepalen dat woningen saai of niet goed zijn? Wie zijn wij om ons zelf als ontwerper belangrijker te achten dan de bewoners? We kunnen dus gewoon Nederland volbouwen met deze woningen, de bewoners zijn toch gelukkig met hun woning. Zij staan neutraal tegenover de architectuur, als hun woning maar praktisch is. De behoefte om zich te uiten door het uiterlijke ontwerp van de woning, is er niet. Wonen speelt zich binnen de muren af. Je zou dus kunnen stellen dat bewoners liever een VINEX-woning hebben, dan een bijzondere architectonisch sprekende woning. Hierbij speelt geld natuurlijk ook een grote rol. Toch is het belangrijk dat er kritiek gespuid blijft worden. Er zijn nog vele punten waarop zulke wijken verbeterd kunnen worden, want om eerlijk te zijn, wij vinden deze wijk architectonisch niet erg interessant. Qua stedenbouw is het een soort cirkel met spaken, waardoor de wijk een samenraapsel van kleinere wijkjes wordt, die elk hun eigen uiterlijk hebben. De openbare ruimte rondom het plein stelt weinig voor. Er zijn alleen parkeerplaatsen. De woningen zijn nogal standaard. Bakstenen, kleine ramen en lage plafonds. We moeten blijven zoeken naar mogelijkheden voor een stedenbouwkundig en architectonisch interessanter plan, wat toch binnen de eisen van de bewoner blijft. Zodoende mogen we best afgeven op andere projecten als we zelf ook maar verder kijken dan alleen ons eigen belang.//

> met dank aan de bewoners van de Schellingstraat en de Schildstraat >www.delfgauw.nl

pantheon 3 ’04’05

15

21/02/2005 8:00:45


de S

de O

16

50884-p014-021.indd 16

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:00:53


Reeds vanaf de oprichting van 'de Schoonheidscommissie' aan het eind van de 19e eeuw, wordt ze achtervolgd door ruzies en verdachtmakingen. In de tijd van de Amsterdamse School heeft een welstandscommissie bestaande uit Amsterdamse School-architecten er voor gezorgd dat vrijwel uitsluitend hun eigen architectuur gebouwd werd. Maffia! Vele veranderingen aan de vorm van de commissies ten spijt; het imago van de achterkamertjespolitiek bleef overeind.

Maffia in de polder? Jeroen Borst Dennie Jansen Kria Djoyoadhiningrat

de Spaarndammerbuurt van Michel de Klerk

de Openluchtschool van Johannes Duiker

Sinds juli 2004 moet iedere gemeente volgens de woningwet een individuele welstandsnota hanteren bij het beoordelen op 'wel-staan'. De nieuwe woningwet moet vooral zorgen voor meer transparantie en duidelijkheid naar buiten. Om inzicht te krijgen in de werking van het nieuwe systeem is het zaak te kijken naar de praktijk. Verwacht mag worden dat de grote steden hun beleid wel op orde hebben. Tijd om te kijken hoe het er in de kleinere plattelandsgemeenten aan toe gaat. De Ronde Venen De gemeente De Ronde Venen, middenin het Groene Hart en gelegen onder de rook van Amsterdam. Hoger gelegen veenweidegebied, plassen en lintdorpen kenmerken het gebied. Volgens de VVV zijn er in De Ronde Venen "talloze fiets- en vaartochten te maken." [...] "De jarenlange veenafgravingen hebben De Ronde Venen een toeristische trekpleister van formaat gegeven: de Vinkeveense Plassen. Van de drie kernen is Mijdrecht de meest dynamische. Er is een fraaie winkelboulevard rondom het vernieuwde gemeentehuis, met winkels waarvoor een grote stad zich niet zou hoeven te schamen." Vinkeveen staat dan bekend om haar plassen, maar misschien nog bekender om het feit dat André Hazes hier zijn thuisbasis had. Het eens zo typerende veendorp Vinkeveen, is overgenomen door de waterscootercultuur die menig Jordanees iedere zomer naar de plassen trekt. Grote landhuizen met marmeren zuilen op de stoep vormen nu dan ook grotendeels het beeld. Men hoeft niet lang te zoeken om bouwwerken tegen te komen die nou niet echt opvallen door hun oogstrelende uiterlijk. Hoe heeft de welstandscommissie dit kunnen goedkeuren? Misschien woont iemand van de welstand hier zelf wel. In ieder geval bestaat de welstand uit leden die geen smaak hebben en zelf mislukt zijn als architect. Toch? Bovendien kunnen ze al dat marmer wel bekostigen van de vele 'relatiegeschenken' die ze toekomen. Tja, de vooroordelen komen makkelijk de wereld in. Eruit, dat is een andere zaak. (Een verdere verkenningstocht door de gemeente vraagt om een bezoek aan de leden van de welstandscommissie.) De welstandsnota van de gemeente De Ronde Venen telt 160 pagina's; ondanks dat het te downloaden is van de gemeentelijke website is dat nou niet echt wat je zegt toegankelijk. De gemeente is bezig met het opknippen van het bestand, zodat delen gekoppeld kunnen worden

A L G E M E E N

50884-p014-021.indd 17

S A A I

S T Y L O S

met gemeentelijke bestemmingsplannen. Toch ziet het geheel er verzorgd uit. Termen als 'verfijnde detaillering' en 'veelal' komen nog steeds voor, maar de gemeente De Ronde Venen heeft toch 'een heel aardig beleid' op papier gezet, beaamt ook Anthony Tom, directeur van de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit 'Welstand en Monumenten Midden-Nederland'. Jawel, de gemeente behandelt niet haar eigen welstandszaken, maar besteedt dit uit aan een extern bureau. Dat dit geen uitzondering blijkt te zijn, wordt duidelijk uit het gegeven dat van de 33 gemeenten die de Provincie Utrecht telt, er 28 hun welstandszaken uitbesteden aan het bureau 'Welstand en Monumenten Midden-Nederland', gevestigd in Bunnik. Met dank aan Berlage De welstand hebben we feitelijk te danken aan Berlage. Eind 19e eeuw stond Amsterdam voor de opgave om de stad ingrijpend te vernieuwen en uit te breiden om in het spoor te blijven van steden als Parijs en Wenen. Architect H.P. Berlage riep het gemeentebestuur op, om dit alles in goede banen te leiden, een commissie van kunstenaars aan te stellen "wier advies in dergelijke aangelegenheden wordt gehoord." De geboorte van de welstandscommissie was een feit. Al spoedig bleek het geen succes. De commissieleden klaagden herhaaldelijk dat B&W hun advies telkens negeerden. Niet zo verwonderlijk gezien de indrukwekkende waslijst aan bouwwerken die het stempel goedgekeurd niet meekregen; het ontwerp voor het Tropenmuseum had in de prullenbak moeten belanden, de Openluchtschool van Duiker verbrak de eenheid in het Plan-Zuid en het Spaarndammerplantsoen van Michel de Klerk was al helemaal niet om aan te zien. De welstandszorg, zoals wij die kennen is allang niet meer dezelfde als 100 jaar geleden. Bijna elke verandering ging gepaard met een naamsverandering; schoonheidscommissie, welstandscommissie, welstandstoezicht, welstandszorg, en tegenwoordig, kortweg welstand. Wat is overgebleven zijn de vele vooroordelen die de welstand met zich meezeult. De overheid had er klaarblijkelijk ook genoeg van. In 1999 heeft J. Remkes, toendertijd nog in de functie van staatssecretaris voor VROM, een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, voor een modernisering en verdere professionalisering van het welstandstoezicht. De bedoeling was om meer duidelijkheid en transparantie te verschaffen naar de verschillende partijen toe, zodat de >

pantheon 3 ’04’05

17

21/02/2005 8:00:56


> vooroordelen bestreden konden worden. Mislukte architecten? Hoogste tijd om de vooroordelen te toetsen. We vragen de directeur, Tom van Welstand en Monumenten Midden-Nederland of hij zelf ooit als architect heeft gewerkt en hoe hij bij de welstand terecht is gekomen. "Ik heb architectuur en restauratie gestudeerd aan de TUDelft. Dat bevredigde mij niet echt. Ik ben mij daarna gaan toeleggen op de architectuur. Vlak na mijn afstuderen ben ik na verloop van tijd via via in aanraking gekomen met een organisatie die zich met monumentenzorg bezighield. Vanuit mijn studie heb ik daar al verwantschap mee gehad, dus de stap was al snel gezet. De organisatie bleek zich echter meer met welstand bezig te houden dan met monumentenzorg." Zijdelings zegt Tom wel een korte periode als architect te hebben gewerkt, een eigen bureau heeft hij echter nooit gehad. Zouden de vooroordelen dan toch waarheid zijn? Het huis aan de Groenlandse Kade naast die van André Hazes is in ieder geval niet van hem. Een vraag die wel vaker in menig discussie naar voren is gekomen, is die van de noodzakelijkheid van de welstand. Nederland is eigenlijk het enige land waar de welstand in deze vorm wordt toegepast. "Welstand gebeurt ook wel in andere landen om ons heen, maar in een andere vorm. In Duitsland bijvoorbeeld, kijkt een ambtenaar naar het project en beoordeelt het dan voornamelijk op het uiterlijk. In België is er voor ieder bouwwerk een architect nodig. Hetgeen er dan gebeurt is dat architecten zichzelf verkopen en alleen een handtekening onder de plannen zetten. Nederland is eigenlijk het enige land waar men voor een soort polderoplossing heeft gekozen. De gemeenten voeren hun eigen beleid en dat staat schriftelijk vastgelegd in hun welstandsnota. Indien een bouwwerk niet voldoet aan het opgestelde beleid, kunnen we alleen op grond van dat beleid een negatief advies uitbrengen. Wij zijn altijd gesprekspartner, het is echter belangrijk dat de gemeenten het niet meer op ons afschuiven." 480 gemeenten, 480 welstandnota's Het gegeven dat iedere gemeente een eigen welstandsnota moeten voeren, maakt het niet meer dan logisch dat er grote verschillen kunnen bestaan tussen de gemeenten onderling. Nieuwegein en Amerongen zijn daar een sprekend voorbeeld van. "Nieuwegein is een 'New Town' uit de jaren '70. Daar denkt men mee met de burger die iets wil bouwen. Daar is ruimtelijke kwaliteit een heel ander begrip dan in Amerongen, waar men het kleine historische dorpshart koestert en waar men in de gemeenteraad al kan vallen over de kleur van een voordeur." De welstandsnota van de gemeente De Ronde Venen is wat liberaler dan die van Amerongen, dat hadden we zelf reeds ondervonden in Vinkeveen. "De gemeente

18

50884-p014-021.indd 18

pantheon 3 ’04’05

De Ronde Venen valt meer onder het Hollandse zoals we dat noemen. Er heerst daar een gedachte over het ruimtelijk beleid dat meer aansluit bij de cultuur van Noord-Holland, dan bij het Utrechtse." Bestaan er grote verschillen tussen de diverse gemeenten, in het beleid van De Ronde Venen bestaan er zelfs grote verschillen tussen de diverse deelgebieden. Zo kan het zijn dat de Groenlandse Kade, waar ook de villa van André Hazes is gelegen, onder een liberaal beleid valt, dan het even verderop gelegen dorpscentrum. Het gevolg is dat waar iedere willekeurige bouwkundestudent zich al snel zal afvragen welke welstandscommissie dit nou heeft kunnen goedkeuren, de gemeente het wettelijk zo heeft vastgelegd.

van Veenendaal en Rhenen, komt er bij elke vergadering een journalist van de plaatselijke krant verslag doen. Dat brengt de discussie naar de mensen toe. De openbaarheid is van groot belang en wij proberen dat wel te stimuleren."

Het bureau van A. Tom heeft de gemeenten niet meegeholpen te schrijven aan de nota die voor 1 juli 2004 klaar diende te zijn. "Er zijn collega-organisaties geweest die zichzelf hebben aangeboden om gemeenten te helpen bij het opzetten. Wij zelf hebben dit expres niet gedaan, omdat ik van mening ben dat je niet je eigen toetsingsbeleid moet opstellen. Het is beter om dat aan anderen over te laten. We hebben wel hier en daar advies gegeven. Wij zijn dus wel altijd partner geweest in het proces van de ontwikkeling."

"'In deze buurt wordt veelal rood metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar erg weinig mee." Binnen afzienbare tijd zullen de eerste grondige evaluaties de deur uitgaan. Het is natuurlijk een slag geweest dat in een keer ruim 480 gemeentes een eigen welstandsnota moesten gaan hanteren. Daardoor is het niet meer dan logisch dat er nog wel het een en ander te verbeteren valt. "De nota van de Ronde Venen ziet er over het algemeen goed verzorgd uit, maar tekstueel valt er nog wel het een en ander te verbeteren. Als we kijken naar termen als 'veelal', 'in deze buurt wordt veelal rood metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar erg weinig mee. Dat zijn dingen die door de jaren heen er nog wel uit zullen worden gezuiverd." Eventuele aanpassingen in de welstandsnota gaan echter niet zo eenvoudig, dit moet eerst weer langs de gemeenteraad ter goedkeuring. Sinds kort zijn de commissievergaderingen verplicht openbaar, opgeschrikt door woedende buurtbewoners worden ze echter nog niet. Raar? Ondanks dat de commissievergaderingen gewoon op het gemeentehuis zelf plaatsvind, is de belangstelling niet overweldigend. Waaraan ligt dat dan? "De openbaarheid van de vergaderingen is nog vaak niet optimaal. Dat is de taak van de gemeente." [...] "Bij de commissievergaderingen

S T Y L O S

S A A I

Dat de rol van de welstandscommissies door de jaren heen wel heel verschillend is opgevat blijkt wel uit een artikel van architect A.J. Westerman uit 1923: "In het zweetkamertje van Bouw- en Woningtoezicht zitten vaak zeer bekwame architecten, die als leerlingen de nodige terechtwijzingen van 'de meesters' ontvangen en met een goed- of afkeuring blij of teleurgesteld weer worden weggestuurd. De overdreven macht die aan deze commissie is verleend, noodzaakt bijna iedereen aan haar eischen gevolg te geven." Inmiddels weten we dat dit niet meer aan de orde is toch? Wat blijkt, Tom weet te melden dat, "ondanks dat dit niet de bedoeling is, sommige éénmansbureaus het juist wel prettig vinden om hun werk door de welstand te laten toetsen. Op deze manier krijgen ze toch een soort feedback die ze ergens anders niet zouden krijgen. Dit is dan in de vorm van een principeadvies dat we uitgeven, voordat er een definitief oordeel wordt uitgesproken." Smaken verschillen Wat maakt nou eigenlijk een goede architect? "Een beetje goede architect kijkt naar wat hij om zich heen ziet, houdt rekening met hetgeen eromheen gebeurt en laat zich daardoor inspireren, dan kun je met elkaar erover discussieren." De dagelijkse werkelijkheid is zo dat de kwaliteit van de architecten die bouwplannen indienen in de kleinere gemeenten, niet overweldigend is. "Men moet echter niet vergeten dat wanneer een opdrachtgever bij een architect komt hij of zij al in vergaande mate beïnvloed is door foldermateriaal of foto's van bouwers uit het oosten van het land. De architect staat dan voor het dilemma dat hij of zij toch brood op de plank moet zien te krijgen. Voordat mensen met hun droomhuis bij de welstandscommissie komen is er al een heel proces van discussie voorafgegaan." Een andere ontwikkeling waar men in de welstand mee te maken heeft, is de opkomst van de projectontwikkelaar. "Als er al een architect aan te pas komt, mag deze vaak alleen maar een schetsje inleveren. De architect wordt er vaak al in een vroeg stadium uitgegooid, waardoor we met het probleem komen dat het oorspronkelijke plan in de uitvoering drastisch afwijkt van hetgeen dat is besproken in de welstand." De welstand heeft alleen in de fase van de aanvraag voor de bouwvergunning een adviserende rol, alles wat na de aanvraag geschied, is de verantwoording van de gemeente. Als er iemand is die de laatste jaren een kruistocht heeft gehouden tegen de welstand, dan is dat >

A L G E M E E N

21/02/2005 8:00:56


De 'Passage' in Mijdrecht

> wel Carel Weeber. In een interview met het NRCHandelsblad van 4 april 1997 deed hij onder meer de uitspraak; "Nederland is saai en de esthetische controle van de welstand zorgt voor orde en netheid." Saaiheid heeft volgens Tom niet zozeer te maken met de welstand, maar meer met de ontwikkelingen daaromheen. "Ik denk juist dat het goed is dat een welstandscommissie de regionale identiteit bewaakt. Indien je mensen de vrijheid geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het pas saai." In de praktijk Nou één ding kunnen wij wel vertellen, saai is het allerminst in de gemeente De Ronde Venen. Menig gerealiseerd bouwplan is onderhevig aan kritiek. Als we alleen al kijken naar een onlangs geplaatste GSM-mast midden in een woonwijk. De mast is weliswaar geplaatst op een sportterrein in een parkje, dit parkje ligt echter temidden van drie woonwijken. Dat het gevaarte niet de schoonheidsprijs verdient, is Tom het wel over eens, maar op de vraag of dit goedgekeurd is door de welstandscommissie kan hij geen antwoord geven. Tom is zelf geen rayonarchitect in de gemeente. Als we de welstandsnota erop naslaan, dan lezen we: "De sportcomplexen en recreatiegebieden zijn groene terreinen met bebouwing in een veelal terughoudende architectuur. De gebouwen hebben meestal een eenvoudige, rechthoekige plattegrond en zijn veelal gericht op het belangrijkste veld. Ze bestaan in hoofdzaak uit één of twee bouwlagen met een plat of licht hellend dak." Nou dat dit niet helemaal opgaat voor het enorme gevaarte, dat veel gelijkenis vertoont met een boortoren, lijkt ons duidelijk. Een ander plan in het sportpark dat onlangs werd gelanceerd is een enorme sporthal, Tom weet te vermelden dat de welstand hier wel een negatief advies heeft uitgesproken. De gemeente heeft namelijk bepaald dat de plaats waar de sporthal gepland staat, als een groene zone vermeld staat in de gemeentelijke nota. Als we een kijkje gaan nemen in het centrum van Mijdrecht, "de meest dynamische van de drie kernen", komen we de 'fraaie winkelboulevard' tegen, met 'winkels waarvoor een grote stad zich

A L G E M E E N

50884-p014-021.indd 19

GSM-mast midden in een woonwijk, Mijdrecht

niet zou hoeven te schamen.' Te midden van de lange Dorpstraat die het centrum kenmerkt, wordt de winkelstraat omgeleid door een overdekte 'Passage'. Aan de zijde waar het verkeer doorrijdt en waar de oorspronkelijke wandelroute gewoon doorloopt, vinden we alleen nog dichte gevels terug, met 'handige' inhammen. Ook hier kunnen we niet de welstand de zwarte piet toe spelen. Stedebouw is de taak van de gemeente, wat volgens Tom een aspect is dat zeker de laatste jaren niet of nauwelijks aandacht heeft gekregen van de gemeenten. Juist de rol van een stedenbouwer is van uitermate groot belang. De plaatselijke drogist die een tiental meters verderop lag, was buiten de routing geplaatst en heeft het dan ook niet overleefd.

"Indien je mensen de vrijheid geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het pas saai." Naast Vinkeveen en Mijdrecht, vormt Wilnis de derde grote kern in de gemeente. Wilnis geniet voornamelijk bekendheid vanwege de dijkdoorbraak van een jaar geleden. Het beeld wat we hier krijgen is vergelijkbaar met dat van Vinkeveen. De bebouwing op de ringdijk, die een dominerende rol speelt in de structuur, werd van oudsher getypeerd door kleinschalige dijkwoningen en veenhuizen. In korte tijd heeft er echter een slag plaatsgehad in de koop en verkoop van kavels. Zuilen vormen ook hier veelal het straatbeeld. In een reactie hierop, reageert Tom; "Ik heb het gevoel dat veel kleinere gemeentes helemaal niet uit zijn op ruimtelijke kwaliteit, of dat helemaal niet in hun gezichtsveld hebben. Ze hebben meer in gedachte dat de ondernemer wil bouwen en die onderneming zorgt voor arbeidsplaatsen en het zal ons een worst wezen hoe het gebouw er uitziet. Door de welstandsnota zijn de gemeenten nu verplicht om eens naar hun eigen gemeenten te kijken. Welstand is maar een klein onderdeel van ruimtelijke kwaliteit." Met de invoering van de nieuwe Woningwet op

S A A I

S T Y L O S

Rieten daken in Wilnis

1 januari 2003 is de taakomschrijving van de welstand er een stuk duidelijker op geworden. Met de nieuwe nota krijgen de gemeenten wat het op papier heeft gezet; in het geval van De Ronde Venen zijn dat zuilen. Toch bestaan er nog steeds ontsnappingsclausules; de haast waarmee sommige gemeentes hun welstandsbeleid hebben samengesteld, zorgt voor nogal wat juridische gaten. Gemeenten op hun beurt maken nogal eens gebruik van de Artikel 19-procedure; het veranderen van het bestemmingsplan. Het gevaar van dit soort situaties veroorzaakt vaak een een onomkeerbaar proces, waarin het welstandsbeleid geen vat meer op de situatie heeft. Ontwikkelingen waarin verstrengelde belangen een grote rol spelen, drukken een belangrijke stempel op de ruimtelijke kwaliteit. De welstand kan de ontwikkeling van architecturale iconen zoals de Openluchtschool van Duiker en het SpaaRndammerplantsoen van Michel de Klerk niet meer tegenhouden, de gemeente wel. Het huis naast dat van André Hazes is niet van Tom zelf. De vooroordelen zullen echter blijven bestaan. Het is zaak om meer te publiceren, misschien moet er wel een expositie worden gehouden van projecten die langs de welstand zijn gegaan. Hier ligt echter niet alleen een taak weggelegd voor de gemeenten, maar met name ook voor de welstand. Het huis aan de Groenlandse Kade blijkt van een plaatselijke architect te zijn, verantwoordelijk voor negentig procent van alle bouwplannen in de gemeente van de afgelopen jaren. Het huis daarnaast is van zijn vriend, de plaatselijke aannemer. Maffia in de polder?//

> met dank aan dhr. Tom, directeur Welstand en Monumenten Midden-Nederland. > Architect 1988-5 p.89-93 Onderzoek naar welstand in west-Europa > Archis 1996-12 p.46-53 Overwegingen bij het beeldkwaliteitsplan > Archis 1999-8 p.64-69 Analyse kwaliteitscontrole > Archis 2000-5 p.61-65 Begin van welstand? > Ons Amsterdam 1991-11 p.262-266 Eerste jaren > Platvorm 1995-29 p.1-48 Goed-fout > Stedebouw & ruimtelijke ordening 1997-1 p.16-28 > Jaarverslag PUWC 2003 > Welstand met beleid, voorbeelden uit de gemeentelijke praktijk, Federatie Welstand en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Nov. 1999 > www.architectenwerk.nl > www.dedigitalewelstandsnota.nl > www.derondevenen.nl

pantheon 3 ’04’05

19

21/02/2005 8:00:59


Next to boring architecture there are a lot of things that can be described as boring, but what is boring and is it possible to prevent something to become boring? We asked philosopher Patrick Healy to talk about his vision on boredom in a philosophical context.

That's boring! Patrick Healy

The most complete philosophical treatment of boredom is to be found in the winter semester lectures of Martin Heidegger, of 1928-1929, and published as 'Die Grundbegriffe der Metaphysik/ WeltEndlichkeit-Einsamkeit' by Vittorio Klostermann, in 1983. There are several guiding threads in Heidegger's enquiry. Firstly whether profound boredom was the concealed and fundamental attunement for 'Dasein', that is a letting be open of something which is worthy of questioning, and which does not pre-suppose ego, consciousness, or some abstractions even as the self. It is a letting be of the question as something that prevails. Heidegger cites Novalis; "Philosophy is really homesickness, an urge to be at home everywhere." Not being at home we await the character of the wholeness of world. This is to say we are underway and away. But, to understand this finitude we need to be gripped by something. This is what Heidegger calls 'Stimmung', and we translate it as attunement. This being underway and away, releases in the question of homesickness an attack on man. The question of dwelling here awaiting the wholeness of the world. The attack is the fact that man is what is already caught up in questioning. The question is how this is launched, awoken, not as a philosophy or theory, but in our essential ground which lets the prevailing of the whole be? "We shall see that we must not only put in question the venerable conception of being, but also cause it to shatter in its very foundation." Such an awakening of attunement cannot be ascertained as a fact. There is a need to be there in order to be away and hence this 'there and not there' is odd. The attunement is connected in some obscure way with this peculiar manner of being. For Heidegger the question is why a philosophy of culture is necessary. "Are we so uninteresting", he asks, "or do things stand in such a way that profound boredom draws back and forth, like a silent fog in the abysses of 'Dasein'?" The word 'Langeweile', on which Heidegger meditates, already says in Alemannic 'to have long time', and it means the same as 'to be homesick'. Boredom then, in listening to the wisdom of language, is a profound attunement of philosophising. Then the question; boredom, what is it? We speak of boring things, becoming bored by boring things, so that we are thereby 'bored'. We have then what is boring, becoming bored by, being bored with and boredom itself. How do they belong together? Just to ask what the distinction is in 'being bored' and 'being bored with'? Heidegger draws a structural

20

50884-p014-021.indd 20

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

comparison which also shows their relation to profound boredom. Being bored by (BBB) and being bored with (BBW) have the following relational comparative interpretative possibility. In BBB we have merely the absence of any fullness for an emptiness that is at hand. In BBW the emptiness is first forming itself. In BBB we are held in limbo, detained by what is dragging in time, which we need somehow. BBW is that we are not released and we are set in place by standing time that has been left behind. Heidegger gives the example of smoking a cigar at a party. In BBB we are stuck in a particular situation, limited by external circumstances. In BBW we are not bound to the happening unfolding in the situation; the wisps of cigar smoke, a lazy eye over other guests. With BBB an attempt to pass time in inconspicuous occurrence of a passing time, hidden from the self, that is bored in our around in the boredom. With BBW there is an evasion in the face of boredom, and boredom is a 'letting oneself be bored'. In BBB you are being stuck in 'somethings', among 'things', impersonalisation. In BBW there is dissipation, floating. In BBB boredom is an extrinsic arrival. BBW arises from within and out of 'Dasein' BBB arises from a mere fidgeting. In BBW we are drawn into the specific gravity of boredom. It is a captivation, a being captured. None of this is a definition. It is rather a learning orientation in how to live and move in boredom. This guides the question towards profound boredom. It occurs at the telling refusal of beings as a whole. They recede into an indifference. Everything is, or becomes equally much and little. Something happens to time in that refusal; there is something left over. The horizon of time is a time of entrancing. Boredom is fascinating. It arrests and makes empty. It offers the contingent experience that we do not have time, that time has us, not as an extensive quantity, a measure, but also what does not appear even in the manifestness of things without which, things could not be. Like the shock of the question, it's only the moment of vision that opens up everything again for disclosure and thus for 'Dasein', its own possibility, its relation to the world, to time, to being finite among things. Questioning the difference among beings only as the capacity for that question. Boredom becomes profound as temporality. We while away the way as we are underway. Entranced in time, but this lets the moment, >

A L G E M E E N

21/02/2005 8:00:59


>'Augenblick', of vision, vanish. And that is the authentic possibility of 'Dasein's' existence, which is only possible among beings as a whole, and in the telling refusal of themselves. Is our 'Dasein' so profoundly bored, that it is experienced as emptiness as a whole, so that no one stands with someone else, and there is no community with any other in the rooted unity of essential action? "Who is the custodian of the inner greatness of 'Dasein'?", Heidegger asks. The lack of mystery causes the terror of faith, even in oneself. It is the fundamental emptiness that bores us. Danger is suffocated, our contentment is the great refusal that does not see the challenge of the withholding refusal of beings. Thus our homesickness and the attunement of philosphising. Thus for architecture the seriousness of the question of dwelling where there is a disclosive resolution of the moment of vision. It is individual action that moves us from possibility to actuality, which as event restores the real. Now we can return to think about something that is so everyday, spontaneous forms of banality like waiting for the plane. The monotony of the demented arcades at airports is well known; the aimless wandering through goods. While waiting we are so bored that we start reading the back of someone elses newspaper, we ask for gate confirmation, we look at the ticket again to check what time we are leaving. Not for the last time, the clock-time seems slow. Anything can be annoying, or maybe if you are lucky, one can walk out of the bad air of airports, to light a cigarette near a taxirank. It's only five minutes later when I return. The 'tax free' is optically perfect, because my eyesight seems to pilot sharply. I sit somewhere else, reading the signs against carrying radioactive material and notice that there is no graffiti to be seen. The immense overhead lighting, the halfhouse-mall, the deadly noises, the looking at the clock while you are going nowhere. "Please wait for gate..." We try to propel time, to get rid of it in time, but looking at the clock is not waiting. The precision of seconds, noting the various clocks that show us the time-zones. Being bored is not the clock-time, it is also not the waiting, because the waiting itself is a suspense. We need to start thinking. We still need to ask what truth belongs to this attunement. How do we see boredom as it bores us, or grasps it as it occupies us? Whenever we make boredom an object, if one can speak like this, from the very beginning we need to see that it is something we turn against. Not in some offhand way of time in which a confrontation with boredom somehow occurs. It is this peculiar unity we now approach. There is something we approach beyond individual experience that is given over the to the unity of its passing with time. But… we are closer in some way to this, and we constantly reside in it. In passing the time we rescue ourselves from boredom. We need to ask what is 'being passed' here. We pass or drive away boredom by driving on time. What opresses us in this concrete situation is the peculiar waiting that we want done with.

A L G E M E E N

50884-p014-021.indd 21

But waiting and boredom are not identical. Waiting can have the character of boringness, yet it doesn't necessarily have to be so. We experience many things, but boredom itself we cannot grasp. We can speak of dying of boredom and in this expression we hint indeed of something profound at the root of 'Dasein'. What is at issue in boredom is a whileing, a tarrying for a while, a peculiar remaining, enduring…and so, after all, it is time. Boredom is after all time. It is an intervention into time as a confrontation with time.

of time lacks a precise goal. We want it to go more quickly. We cannot just see the singular event of being there, the being of ourselves. In boredom we grasp nothing, see nothing, we are in fact precisely bound by nothing… we want to overcome the vacillation of time, even if it has no speed or slowness.//

> photo: www. jeff-phillips.com/atlanta_airport/waiting.jpg > Patrick Healy is philosopher and assistant professor Architecture Theory at the Faculty of Architecture of the TUDelft

The question than is what our relation to time is, and what is happening to time, in this confrontation? The looking at our watch is not the passing of time, not like the flow we think of time in general. When the plane will leave, our killing

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

21

21/02/2005 16:01:40


"And what is Dumas crying about?" asked the mother. "Dumas is crying because Dumas has tears," replied the six-year old child.

from the Mémoires of Alexandre Dumas, 1802-1870

Boredom, across the Universe Keith, Goh Jih Huei Boredom can be such that one is weeping from being sheer jaded. As our days climb towards the inevitable salience of modern science and technology, boredom becomes an even more global phenomenon. Boredom, across the universe endeavours for a universal understanding. Wasn't there a time when you stared in vigil at your mobile phone before beginning to play the senseless games on it? Wasn't there a time when you missed the train and you had to literally gaze at the clock, hoping that you could make time go faster? And wasn't there a time when you gawked mindlessly at your desktop before running your mouse around the screen, thinking of conjuring something up? These are moments of boredom, across the world, filling up the nuances of our own absence. What could be more intriguing then? The following contains an interesting interview with several MSc International Students studying Architecture/Urbanism in TUDelft, from across the world (or the universe). The questions seek to unravel the candid and personal definition of boredom to them while being here in the Netherlands. 1. What was the first connection to your thoughts when you heard of the term 'boredom'? It can be an image in your mind... or a word... 2. What does boredom mean to you when you are here in the Netherlands? 3. How and what would you think of boredom and architecture? 4. What do you find most boring in architecture? 5. There are always two sides of a story and two faces to a coin. Thus, what is the opposite of boredom to you, in context of the architectural field? 6. Any concluding comments?

Maria Ludovica Rogers, Italy MSc 1 Architecture 1. To me boredom is the lack of will to act. It happens so often that we complain that we are bored, but for me it is not caused by the fact that one's life isn't interesting, but rather that one doesn't have the will to make it interesting. Natalia Busch, Chile MSc 1 Architecture 1. I could define boredom as the kind of mental state in which nothing encourages you to explore life any further. 2. I think boredom is very much connected to motivation. According to that, it would only arrive if this country (in the cultural, university, everyday life) wouldn't motivate me, which is not the case. That's why I don't see a specific connection between both. 3. I could think of them as the endless repitition of a singular dimension. I have the impression that multicultural influence (and the necessity to accommodate it) has become a very powerful catalyser to overcome possible monotony in Dutch cities. 4. I don't think architecture could become boring. Nevertheless, it might produce boredom if it gets pretentious enough to try anticipating people's behaviour.

5. The unexpected and spontaneous behaviour of people. Architecture might of course encourage those reactions at different levels, from flexible planning policies at the urban scale to mixed-use programming at a smaller level.

2. The weather! It really has a bad effect on me. First of all daylight... it is always the same colour... I have been living here only a few months, so maybe spring is different, I hope! But also the rain; when you wake up and it's a gloomy day, it really makes you lose any will to do anything. 3. Boredom in architecture to me is the absence of experimentation and innovation. The passive application of acquired knowledge without questioning it.

4. Low quality minimalism. 5. Any architecture or theory that poses some questions, not necessarily answering them, but forcing us to have an awareness of the complexity of reality. This is one of the main reasons why I am studying architecture in the Netherlands. I like the way the Dutch architects are questioning what architecture means in today's complex reality. I do not necessarily approve the solutions given, but experimenting is always a positive activity, and one learns whatever the outcome. 6. Boredom is one of the worst states of the soul...

6. ...

22

50884-p022-027.indd 22

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:03:33


Grace Lam Pui Chi, Hong Kong MSc 1 Architecture 1. (...emptiness...) 2.

Keizo Okamoto, Japan MSc 1 Urbanism

Boredom is in the air as it is always part of us. Boredom in life stems from the very little things and repetitions that we do everyday; absence of innovativeness in architecture examplifies boredom; does it not also reflect the monotonous experiences in life?

1. I don't like what I feel ugly and mean. 'Boredom' is not attractive to me and I don't feel anything such as 'I like' or 'I don't like'. This 'boredom' comes either out of anonymousness; what we can find everywhere or in common, or elaborated design; what is hidden and we cannot notice.

2. Any Dutch architecture looks considerably artistic and I like it. However, I sometimes don't feel anything when I watch it lately. In the Netherlands, such artistic architecture is found everywhere and therefore I feel them as anonymous buildings.

Interestingly enough, Boredom as a judgement of taste though subjective yet highly coherent among the interviewees. Kant was right. 3. They should not be in the same family. And they should not be friends! However, they are infiltrating into each other through the living of architects. 4. Repetition of something without characters and variations! 5. Something or someplace can kindle the curiosity inside people. It can attract your exploration. It can make you feel excited and moved!

3. 'Less is a bore' was coming up as soon as I heard the word 'boredom'... this 'less is a bore' doesn't mean that modern architecture is boring... in the Netherlands, we tend fo focus on the process of design rather than on the form of the building. From this aspect, the buildings without the process would end in the first aspect of boredom; lessconsideration. 4. Another aspect of boredom is seen inside a building. The restroom is normally hidden even though it has a clear circulation to get there. If the restroom itself stands out more than other functions, we say the design is not sophisticated or definitely sucks! We should not be lead until we don't want to get there. We don't have to perceive the location of the restroom at all times. In architecture, there is much of this kind of boredom; what is not necessary to be seen. 5. In order to create ingenious architecture the boring aspect in the building is essential in addition to the research process.

A negative sensation, a silence in our repose. Can boredom be joyful too? Or is boredom necessarily agonizing? It seems like we would need a heteronym like Pessoa, in order to express the felicity of boredom, if there is any. To me, boredom becomes a space in us, a space that hungers for a state of euphoria; a void that needs to be filled constantly, the search for the spark. Similar to architecture, architects as designers of space, not wanting low quality minimalism; 'Less is Bore'; mindless repetitions; the truth is we want a free-play of spaces and spontaneity. These spaces are the universal understanding of boredom, no matter, 'nothing's gonna change my world'.//

"An echo's annexes overgrow the empty house. I run for the doorstep into the valley

6. Boredom is so empty that it doesn't even leave a trace. If it lasts for a long time, you can still recall the feeling of being bored but the context will be left over. Or maybe it's too empty to be named or mentioned!

that is quiet, as if no one owned it, already an anachronism. Why there's still all this space inside me, I don't know."

Wislawa Szymborska, 1923-

6. This 'less' doesn't mean less-expression of the building but less-consideration during the design process. Among the architecture, less-considerate buildings, even though they have artistic expression, are also boring to me.

A L G E M E E N

50884-p022-027.indd 23

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

23

21/02/2005 8:03:35


Er is al jaren een discussie tussen ontwerpers, filosofen en academici gaande omtrent design. Wat is nu wel design en wat is geen design? Deze discussie zal ten allen tijde actueel blijven daar elke periode, elke stroming, elke cultuur zijn eigen definitie van design herontdekt.

Een Rietveldstoel voor de prijs van een Billy “Our role is to act as a mediator between the designer and the needs and dreams of the market.” Alberto Alessi, directeur Alessi

Kobe Macco

'Design' is een theoretisch en lastig te definiëren begrip, een heel persoonlijk begrip en het kan dan ook op allerlei manieren geïnterpreteerd worden. Wel is er de mogelijkheid om het kader af te bakenen door het begrip 'design' concreet te omschrijven. Een enigszins bruikbare omschrijving is uitgewerkt door het Internationale Design Centrum (IDZ) van Berlijn: - design mag geen omhullingstechniek zijn. Het dient de specifieke kenmerken tot uitdrukking te brengen; - design moet de functie van het product en de wijze waarop het gehanteerd dient te worden voor de gebruiker duidelijk zichtbaar en begrijpelijk maken; - design moet de laatste stand der technische ontwikkeling inzichtelijk maken; - design dient zich daarbij niet tot het product zelf te beperken, maar dient zich tevens bezig te houden met de vragen op terreinen van milieubescherming, energiebesparing, recycling, duurzaamheid en ergonomie. - design moet de relatie tussen mens en product als uitgangspunt voor het ontwerpen nemen, in het bijzonder met het oog op aspecten van arbeidsomstandigheden en perceptie. Het is voor veel mensen lastig om te onderscheiden wat design is, veel fabrikanten schreeuwen dat hun producten design zijn terwijl dit vaak niet geheel terecht is. Aan de andere kant is van veel ontwerpen die we thuis hebben staan niet eens bekend dat het eigenlijk design is. Het is zo gewoon geworden dat het ons niet eens meer opvalt, en misschien hoort het met design ook wel zo te zijn. Neem bijvoorbeeld de witte tuinstoel van Sjef de Vries, een stoel die iedere Nederlander wel ergens in de tuin heeft staan. Inmiddels zijn er van deze stoel al miljoenen gemaakt en wordt hij gerekend tot de designklassiekers. Een multifunctionele stoel die geschikt is voor allerlei doeleinden, voetbalhooligans gebruiken de stoel als projectiel maar hij is ook prima geschikt om gezellig met de familie een avondje te barbecuen.

24

50884-p022-027.indd 24

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

Deze stoel is ontwikkeld met de destijds nieuwe 'spuitgiettechniek'. De stoel is gemaakt van polypropyleen en na het toevoegen van krijt en talk waren ook de eerste initiële doorzakproblemen opgelost. Bij het productieproces ontstond geen gram afval en de stoel kwam in één stuk uit de matrijs, destijds een ware revolutie. Het uitgangspunt van deze zogeheten ‘Bali’ stoel was de stapelbaarheid, dit was van belang om de transportkosten zo laag mogelijk te houden. Vier stapels stoelen pasten destijds precies op een europallet. De Vries heeft nooit prijzen gewonnen met zijn stoel maar het feit dat het ontwerp iedereen zo aansprak gaf voor de Vries genoeg voldoening. Zo zijn er tegenwoordig ook nog veel voorwerpen te vinden die niet het predikaat design hebben maar dit misschien wel verdienen. Zo is er de winkelketen Ikea. Veel mensen vinden het fantastisch om lekker een dagje te slenteren door het fictieve doolhof van de woongigant, terwijl anderen er niet aan moeten denken om zich in deze drukte te begeven. De algemeen heersende opvatting van de Nederlander over de Ikea is in het algemeen niet een hele positieve. Veel gehoord commentaar is dat de Ikea saai en nietszeggend is, het zou een soort 'nepdesign' zijn. De Billy boekenkast is bij de Ikea al jaren een goed verkocht product, ontwikkeld door middel van een slim concept. Het kernmateriaal van de kast is spaanplaat waaroverheen een laag gelakt beukenfineer zit. Op deze manier wordt enorm bespaard op het materiaalgebruik en de kwaliteit is voldoende om jarenlang mee te gaan. Bovendien zijn de kasten bijna niet te onderscheiden van kasten die volledig bestaan uit beukenhout. De kasten zijn onbeperkt te combineren met allerlei andere kastelementen. Ze worden verkocht in platte pakketten en dienen door de koper zelf in elkaar gezet te worden zodat de transportkosten en montagekosten zo laag mogelijk gehouden worden en de kast voor een relatief laag bedrag de deur uit gaat. In elk huishouden is wel een meubelstuk of gebruiksvoorwerp van de Ikea terug te vinden. Vaak zijn deze spullen niet in de woonkamer te aanschouwen, de complete catalogus is in

A L G E M E E N

21/02/2005 8:03:35


de slaapkamer echter vaak aanwezig. Schamen kopers er zich voor dat ze meubelen van de Ikea hebben, zou het te goedkoop zijn? Laat je op deze manier blijken dat je niet draagkrachtig genoeg bent om een 'echte' kast aan te schaffen? Waarom worden de meubelen van de Ikea niet tot design gerekend, terwijl de meubelen van bijvoorbeel Rietveld dat wel worden? Ze voldoen allebei aan de defintie van design, veel verschil in concept is er tussen de twee uitersten niet te vinden. Gerrit Rietveld (1888-1964) leerde het vak van meubelmaker van zijn vader en in 1918 opende hij zijn eigen meubelmakerij in Utrecht. Hij werkte volgens de opvatting van De Stijl met als kenmerken het gebruik van primaire kleuren en strakke en lineaire vormen. Niet lang na de opening van zijn meubelmakerij ontwierp hij de fameuze Rood-Blauwe stoel. De leden van De Stijl waren er enthousiast over, het leek werkelijk mogelijk de ideeën van De Stijl praktisch toe te passen.De Rood-Blauwe stoel bestaat uit 15 beukenhouten latten en twee triplex panelen, die zonder schroeven aan elkaar zijn bevestigd. De stoel wordt vaak als kunstobject gezien maar dit was totaal niet het idee van Rietveld achter deze stoel. Het moest een stoel worden voor de massa en zo dus zo goedkoop mogelijk zijn. Verschil is er qua concept dus niet tussen de bekende Rood-Blauwe stoel van Rietveld en de Billy-kast van de Ikea. Rietveld ontwierp ook voor de massa en wilde zijn meubelen ook zo goedkoop mogelijk houden. Is het toegankelijk maken van design voor alle lagen van de bevolking niet hetgeen wat de Ikea ook beoogt? Een breed assortiment woonartikelen met een goed en functioneel ontwerp, en ook nog voor een betaalbare prijs. 'Designartikelen' worden ontwikkeld door middel van slimme en goedkope oplossingen. Massale verkoop en het inpakken van de meubelen in platte kartonnen verpakkingen zorgen ervoor dat de producten tegen een schappelijke prijs verkocht kunnen worden. Dit is het concept dat al vele jaren door de Ikea wordt gehanteerd. Dit concept heeft het concern dan ook geen windeieren gelegd, de omzet is het afgelopen jaar wederom gestegen met dertien procent naar 12,8 miljard euro. Met inmiddels tweehonderd vestigingen in de hele wereld en twaalf vestigingen in Nederland krijgt de Ikea een steeds stevigere machtspositie in de woonmarkt. Het probleem van de Ikea omtrent het imago van 'nepdesign' zit

A L G E M E E N

50884-p022-027.indd 25

hem in de verkrijgbaarheid. Duizenden Hollanders weten wekelijks de blauw-gele blokkendoos langs de snelweg weer te vinden. De meubelen zijn meestal direct mee te nemen en te bezichtigen. Ze kunnen dezelfde middag nog door de klant thuis gemonteerd worden. De Bali-tuinstoel is tevens bij elk tuincentrum in Nederland te koop voor het schamele bedrag van 3,50 euro. Deze verkrijgbaarheid zorgt ervoor dat de Billy-kast en de Bali stoel niet dezelfde status hebben gekregen als de meubelen van Rietveld. Hier zit dus de kink in de kabel. Is het niet zo dat de algemeen heersende opvatting over de Ikea kunstmatig in stand wordt gehouden en dat op die manier de 'haute couture' van de designwereld ook nog enig leven wordt geschonken? Laat de ontwerpers die design maken eerst maar eens kijken hoe ze hun meubels betaalbaar kunnen maken. Dan pas zou het eventueel mogelijk worden hun ontwerpen ook tot design te rekenen. De Ikea-meubels verdienen dus niet het predikaat 'saai' maar juist de eer die ook de meubels van Rietveld toekomt. Ikea meubels zouden die fameuze status kunnen krijgen mits ze moeilijk verkrijgbaar en niet te betalen zijn. De Ikea moet deze status helemaal niet willen hebben, het concern wordt nog steeds groter en maakt het mogelijk voor iedereen design in huis te hebben. Het besef dat design niet duur hoeft te zijn hebben de 365 miljoen klanten in de wereld al ingezien. Misschien moeten de ontwerpers van het huidige design accepteren dat de Ikea een goed concept te pakken heeft.

Bali stoel van Sjef de Vries

Billy-kast van de Ikea

(Overigens moet er geen afbreuk worden gedaan aan het ontwerp van Rietveld Het ontwerp was met de middelen van toen erg vernieuwend bovendien voldoet het nog steeds aan de criteria van design. Ze zouden de stoel moeten eren door Ikea de stoel opnieuw te laten produceren en hem dan wereldwijd aan te bieden voor de prijs van een Billy!)// > Design,Geschiedens, theorie en praktijk van de productontwikkeling, Bernard E. Burdek, 1996, uitgeverij ten Hagen en Stam bv. > www.ikea.com > NRC-Handelsblad, Rietveld-stoel van legoblokjes, vrijdag 3 september 2004 > D-sign, http://home.tiscali.be/d.side/ > Algemeen Dagblad kater Wonen, Rood-Blauwe stoel zaterdag 5 oktober 2002 > Algemeen Dagblad katern Wonen, Stapelen is essentieel, zaterdag 5 april 2003

Rood-Blauwe stoel van Rietveld

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

25

21/02/2005 8:03:36


Een van de mooiste aanblikken van bouwkunde is, ironisch genoeg, te vinden op de bovenste verdieping van haar naaste buur Civiele Techniek. Vanaf daar gezien lijkt onze faculteit op een grote oceaanstomer die hoog boven de wilde golven uittorent. Een aanblik die het gebouw in een heel ander daglicht zet.

Bouwkunde is niet saai Marten Dashorst

In 1956 werd er een prijsvraag uitgeschreven voor nieuwbouw van de toenmalige Afdeling Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft. De afdeling was toen nog gevestigd aan de Oude Delft in het centrum van Delft en kampte met veel ruimtegebrek. Professor J.H. van den Broek nam deel aan de wedstrijd, hoewel hij zelf ook in de jury zat. Uiteindelijk werd hij ook de winnaar van de prijsvraag en werd de ontwikkeling van het nieuwe gebouw in gang gezet. In eerste instantie zou de faculteit gebouwd worden waar nu (helaas?) Elektro zit, maar door de trage planvorming is het gebouw uiteindelijk terechtgekomen waar het nu staat, schuin aan het eind van de Mekelweg, tegenover het sportcentrum. Tijdens het ontwerpproces is er veel aangepast, is het programma uitgebreid, en zijn uiteindelijk tijdens de bouwfase nog extra vloeren in de dubbelhoog uitgevoerde tekenzalen gehangen. In 1970 werd het bouwproces afgerond en na de zomer van 1971 trokken de eerste gebruikers van de nieuwe faculteit der Bouwkunde in. De bezettingsgraad was ondertussen gegroeid van 750 personen tot 1250 na de ingebruikname. Tegenwoordig delen wij dit gebouw met zo’n 3200 mensen, studenten én personeel.

50884-p022-027.indd 26

zijn van beton, de bruggen en balustrades zijn van beton en de ingeschoven dozen zijn van beton. Mensen vinden dit vaak een beetje teveel van het goede. Toch voorkomt een nadere blik op deze hoeveelheid beton een hoop verveling. Er is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de schijven en kolommen die de hoogbouw dragen en de betonnen wanden van de dozen. Zo is de draagstructuur van de hoogbouw gematerialiseerd met veel ruwer beton dan de laagbouw. 2. Een zoektocht door Bouwkunde Zo af en toe kom je op Bouwkunde doorkijkjes tegen die door toevalligheid uitblinken. Het lijken vaak kleine samenspelletjes tussen materialisatie, zichtlijnen en licht en donker te zijn, die op de een of andere manier niet de intentie hebben op te vallen, maar het toch doen. Zo is er op de eerste verdieping, in de mannentoilet naast de tentoonstellingszaal, een hooggeplaatst raam, dat niet primair voor uitzicht bedoeld is maar slechts voor daglichttoetreding. Toch is het beeld dat zij biedt een interessante. Ze geeft een kijk op nieuw en oud, op beton en staal. Als je erdoorheen kijkt, wordt vaag de noodbrandtrap zichtbaar die in 2002 aangebracht is. Samen met het paarse van de onderkant van de hoogbouw en het beton van de constructie een spannend beeld. Een van de aspecten waaruit blijkt dat er achter dit gebouw een diepe technische kennis schuilgaat is de geleding van de gevels. Aan de buitenkant van het gebouw is duidelijk de draagstructuur af te lezen, en ook de functies van de verschillende delen zijn aan de buitenkant goed zichtbaar. Plaatsen waar dit goed te zien is zijn de balkons op de even verdiepingen. Deze zijn bijna altijd afgesloten, maar als je voor de liften op zo'n verdieping staat, krijg je bijna hetzelfde beeld voorgeschoteld als op een balkon.

Bouwkunde als oceaanstomer

26

1. Entrée De hal van Bouwkunde is ontworpen als een lange straat die algemene voorzieningen verbindt met hoogbouw, en binnen met buiten. In feite is het een grote glazen doos, waar voorzieningen als kantine, bibliotheek en maquettehal als dichte betonnen dozen ingeschoven zijn. Door de loopbrug op de eerste verdieping ontstaat een interessant spel van zien en gezien worden. Doorkijkjes zijn om elke hoek te vinden en het spel tussen licht en donker is op elk moment van de dag anders. Het feit dat de hal een tussenruimte tussen binnen en buiten vormt wordt nog eens extra benadrukt door de vloertegels die, via de entree, van buiten naar binnen ononderbroken doorlopen. Een veel gehoorde opmerking over de hal is de ontzettende aanwezigheid van beton. De schijven

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:03:37


grof en fijn beton

Aan de rechterkant is het beton van de vertictale ontsluiting te zien, terwijl tegenover je de kleine ramen van de kabinetten te zien zijn. Deze gevels krijgen een 'reliëf' door toepassing van de windverbanden, en een 'beweging' door beton dat dan weer tot bovenaan loopt, en dan weer slechts een borstwering vormt. Achter je liggen de dubbelhoge ateliers, vaak vergezeld van een collegezaal. Aan een kant beton, aan de andere kant glas. Het concept van de hoogbouw komt hier op een plek samen. 3. Gebruik en beleving Ook in haar gebruik is bouwkunde over de jaren veel veranderd. Toen zij in de jaren zestig opgeleverd werd waren computers in feite nog grote rekenmachines. Van de desktop-PC had nog nooit iemand gehoord. Ontwerpen werd gedaan achter tekentafels en met pen en papier. Alle ateliers waren zalen met rij na rij aan tekentafels, en op de hele faculteit was misschien één computer te vinden. Tegenwoordig is dat wel anders. Je moet goed zoeken naar een tekentafel, overal zijn zij verdrongen door het stille geruis van computers in alle soorten en maten. Je merkt het goed in lage ruimtes, die aanzienlijk warmer zijn door de continu draaiende computers en beeldschermen. De plek waar tegenwoordig de grote computerzalen zitten, was vroeger het epicentrum van alle tekenactiviteiten. Hier zaten eerstejaars zij aan zij gebogen over hun schetsrollen en vellen kalkpapier. Het is ook te merken aan de ruimtes. Laag, breed en diep, om zoveel mogelijk bruikbaar volume te creëren, waren zij ooit ingericht om de aandacht te richten op het ontwerp. Na talloze verbouwingen is deze eens ruimtelijk mooie locatie verworden tot een labyrint van tussenwanden en glazen klapdeuren. Hoewel je zou kunnen zeggen dat dankzij de computer steeds vernieuwender architectuur beoefend wordt, de ruimtes waarin dat gebeurt zijn bijzonder saai en inspiratieloos.

A L G E M E E N

50884-p022-027.indd 27

voorzieningen als ingeschoven dozen

4.Teveel? Tijdens de bouw bleek al dat de geboden hoeveelheid ruimte te weinig zou zijn om alle studenten bouwkunde te kunnen huisvesten. Waar in het oorspronkelijke ontwerp nog gedacht werd aan een studentenpopulatie van ongeveer 750 mensen, tijdens de constructie van de hoogbouw moesten extra vloeren ingehangen worden om aan de vraag te kunnen voldoen. Vlak na oplevering namen circa 1250 studenten hun intrek in de nieuwe faculteit. Dat aantal was een goed aantal studenten. Door de hoeveelheid ruimte konden de studenten atelier houden op hun eigen faculteit. Je kwam dus mensen tegen met andere denkbeelden en ideeën over architectuur. Juist door dat contact met de gemeenschap leverde bouwkunde in die tijd vernieuwende en nonconformistische architecten en bouwkundigen af. Als je tegenwoordig door de faculteit loopt is het soms moeilijk voor te stellen dat er al meer dan 3000 bouwkundestudenten in Delft zijn. Je komt op een doordeweekse dag de faculteit binnen en de hal kan zo goed als uitgestorven zijn. Alleen bij ingewikkelde colleges of tijdens speciale activiteiten komen er uit alle hoeken en gaten mensen tevoorschijn. Is ons gebouw dan zo dynamisch dat dat het juiste gebruik is? Is de indeling zo dat mensen overal hun ding kunnen doen? Vroeger misschien, maar tegenwoordig ligt de uitgestorven uitstraling van bouwkunde, hoe paradoxaal ook, juist aan de overbevolking van het gebouw. Omdat er zoveel studenten zijn, en zo weinig werkplekken of computers, kiezen veel studenten ervoor om thuis te gaan werken of ergens anders atelierruimte te huren. Ze kunnen het gewoon niet aan om elke keer op een andere plek te moeten zitten, elke keer hun spullen op te moeten ruimen en elke keer te wachten tot een luidruchtige bespreking in een aangrenzende ruimte afgelopen is.

S A A I

S T Y L O S

het nieuwe trappenhuis Deze manier van gebruik is een onderschatting van de eigenschappen en filosofie van het oorspronkelijke ontwerp. Daarin werd uitgegaan van een symbiose tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Vergelijken met anderen om je heen is immers de beste manier om tot een goed ontwerper te komen. Doordat de overbevolking deze filosofie onwerkbaar maakt, wordt zij eigenlijk een groot onrecht aangedaan. De overloop op de eerste verdieping is nu een van de weinige plaatsen waar groepjes studenten elkaar kunnen ontmoeten, waar het dynamische bouwkunde echt zijn gezicht laat zien. Waarom vinden wij dit niet terug in de hoogbouw, of in de blokkenhal? 5. Saai? Nee toch? Bouwkunde is een groot gebouw, ook al is het nu tegenwoordig te klein om de uit haar voegen gegroeide studentenpopulatie te kunnen huisvesten. Toen van den Broek en Bakema eind jaren '50 het gebouw ontwierpen, stond al voorop dat bouwkunde een studie is die heel erg om personen gaat. Je bent als architect vaak één-op-één bezig met opdrachtgevers, het is een overdrachtelijke studie. Bouwkunde is ook een overdrachtelijk gebouw. De architecten probeerden ons te leren dat door detaillering en regelmaat toch een spannend gebouw gemaakt kan worden. Is Bouwkunde saai? In mijn ogen niet. Door de kleine plekjes van het gebouw evenveel aandacht te geven als de grote, publieke ruimtes, is een gebouw ontstaan dat, ondanks haar imposante grootte, toch klein blijft. Je voelt je nooit bekeken, maar kan altijd anderen bekijken. Ik ben hier weleens in de collegebanken in slaap gevallen, maar dat lag in geen enkel geval aan het gebouw.//

>Breen, J. & Olsthoorn, B., De Wand, Publikatieburo Bouwkunde, Delft, 2002 >Ibelings, H., Van den Broek en Bakema, 1948-1988, Architectuur en stedebouw, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2000

pantheon 3 ’04’05

27

21/02/2005 8:03:39


Delft is beroemd om haar mooie binnenstad. Beroemd door haar grachten, het huis waar Willem van Oranje is neergeschoten, de scheve kerk met de grootste klok van Nederland en de begrafenissen van Claus, Juliana en Bernhard.

De saaiste straat van Delft Marien Daamen

Waar Delft minder bekend om staat, is de Eduard du Perronlaan, de Derde Werelddreef, en de Buitenhofdreef. Logisch, het is niet spannend of spraakmakend, niet mooi of speciaal. Maar Delft heeft veel meer plekken à la Eduard du Perronlaan, dan dat het plekken heeft als de Nieuwe Kerk. Buiten de binnenstad is Delft eigenlijk niet zo speciaal. Het is misschien zelfs een ietsiepietsiebeetje saai. In kader van het thema saai ben ik op zoek gegaan naar de saaiste straat van Delft. Deze straat is te herkennen aan het ontbreken van kleur, van groen, van variatie, en het ontbreken van differentiatie in de materialisatie. Met deze checklist op zak ben ik in de wagen gestapt en op onderzoek uitgegaan. De kunst is saai niet met minimaal te verwarren. Het ontbreken van, elementen, draagt in een minimalistische straat bij aan de kracht van het ontwerp. Een saaie straat gaat vervelen. En is dus niet krachtig, maar voorspelbaar. Het leek een makkelijke klus de saaiste straat te vinden, maar dat viel tegen. Jeugdige overmoed van mijn zijde bleek tijdens de rondrit. Het is niet saai in Delft. Helemaal niet zelfs. Het is gewoon spuuglelijk, maar ja, daar was ik niet naar op zoek. De echt saaie straten zijn die straten die zo groot zijn opgezet dat er niet of nauwelijks mensen lopen en fietsen. Denk hierbij aan de Voorhofdreef of de Buitenhofdreef. Van dit soort straten ben ik niet uitgegaan in mijn onderzoek, ik zocht juist naar de straten waar wel mensen lopen, fietsen en leven en desondanks toch presteren saai te zijn. Met deze randvoorwaarden kwam ik al snel in de woonwijken terecht. In Tanthof vond ik wat ik zocht: de saaiste straten van Delft.

een van de leukste straten van Delft: de Chopinlaan

Op nummer drie van saaiste straat van Delft: de Sadatweg. De Sadatweg heeft een erg breed straatprofiel; een brede stoep en parkeerplaatsen die haaks op de weg staan. Oh ja, en natuurlijk

wat bomen. Door de weg zo breed te maken heb je weliswaar alle ruimte en is alles goed te overzien, maar er lijkt ook minder te gebeuren. Een smal steegje met vier mensen is druk, een Sadatweg met vier mensen is nagenoeg leeg. Maar niet getreurd, de bomen zijn hier goed geplaatst waardoor het niet al te leeg wordt. De Sadatweg heeft aan weerszijden van de weg verschillende bebouwing, ik noem het: variatie. Binnen het bouwblok zelf zit weinig variatie. Op de voorportaaltjes na is het moeilijk te onderscheiden wanneer een nieuwe woning begint of eindigt. Die voorportaaltjes zijn trouwens een goede methode om wat reliëf (coulissen) in de straat te krijgen. Het breekt de lengte van het blok een beetje, en het brengt wat diepte in het straatbeeld. Reliëf is een belangrijke factor is mijn eerste conclusie. Op nummer twee: de Israëllaan. De Israëllaan heeft hetzelfde 'probleem' als de Sadatweg , een lang bouwblok, met het verschil dat hier geen reliëf is gebruikt. Vandaar de hogere notering voor deze straat. Het risico van de lange vlakke blokken is dat de maatverhouding zoek raakt. Wordt het bouwblok te lang doorgetrokken, dan wordt de straat voorspelbaar. Wat betekent dat hij saai wordt. Helaas voor de Israëllaan gaat de eerste plaats aan zijn neus voorbij, daar de ontwerpers rekening hebben gehouden met de lengte. Jammer hoor. De huizen zijn allemaal grijs, en er zit geen reliëf in de gevel op een luifeltje na. Toch is het nog niet echt saai. Dat heeft te maken met de breedte van de straat. Er gebeurt te veel tussen de bebouwing: de groene grasstrook met de tramrails doet het saaiheidsgehalte van de straat geen goed. En dan nummer één; in het verlengde van de Israëllaan, de Aziëlaan. In mijn optiek een saaie straat, al moet ik toegeven dat het veel erger kan. De straat is te kort en er is nog teveel variatie in de straat om echt saai te kunnen zijn. Aan

met stip op één: de Aziëlaan

28

50884-p028-033.indd 28

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:06:15


een goede tweede: de Israëllaan

beide zijden van de straat staat dan wel dezelfde bebouwing, maar het is wel in een andere kleur uitgevoerd, beige en grijs. De bomen weliswaar zonder bladeren fleuren de straat toch op. Het vrije stukje grond voor de huizen, waar mensen zelf mogen weten wat ze er mee doen, brengt ook wat variatie met zich mee. Dit heeft wel als risico dat het er verpauperd uit gaat zien. Niet iedereen vind het belangrijk om zijn rommel netjes op te ruimen. De top drie bevindt zich volledig in Tanthof-West. Een reden om eens wat achtergrondinformatie over deze wijk op te zoeken. Tanthof-West is een wijk uit de jaren '80 en '90. Het is een wijk met veel ééngezinswoningen dus veel kinderen en relatief weinig jongeren. Op de website www.tanthof.nl is te lezen dat het een topwijk betreft, louter tevreden burgers in Tanthof. Of toch niet? De vier grote problemen van afgelopen jaar die zouden worden aangepakt waren verkeersveiligheid, overlast van jongeren(!), vuil in de openbare ruimte, en stank uit de sloten. Het probleem 'jongerenoverlast' is het enige punt dat mijn saaiheids-stelling lijkt te willen ondersteunen. Zouden deze jongeren misschien last veroorzaken omdat zij zich vervelen? De jongerenoverlast is bestreden met activiteiten en strengere controle. Niet met bouwen, dat lijkt me ook een beetje te ingrijpend voor dit probleem. De reden dat het niet saai is in Delft is dat ze hier meester zijn met de saai-opheffende middelen. Bomen planten valt onder de anti-saai-mores. Het brengt wat kleur en diepte in de straat. Een ander veelvuldig gebruikt middel in Delft is het aanleggen van een gracht of vijver. Leuk, met eendjes. Het enige nadeel is dat het gaat stinken wanneer het stilstaand water betreft. Zoals we in de Sadatweg en Israëllaan hebben kunnen zien is het ook een goede oplossing om reliëf toe te passen in de gevel. In de Bantulaan is dit reliëf niet alleen voorbehouden aan de gevel, maar ook in

de bouwhoogte toegepast. Naar mijn mening een uitstekende saai-opheffende maatregel. In Delft wordt sinds vorig jaar de Leukste straat van Delft-wedstrijd gehouden. Deze jury beoordeelt de inzendingen op sociale betrokkenheid; worden er activiteiten binnen de buurt georganiseerd, wat voor activiteiten zijn er, is er voor jong en oud iets te doen, worden omliggende straten er bij betrokken? De winnaar was een hoge middenmoter in de saaiheids-competitie: drie straten (waaronder de Bizetstraat) uit de Componistenbuurt hebben de Leukste straat-prijs gewonnen met hun actie voor een buurtfeest waarbij zij ook de bewoners van de Chopinlaan hadden uitgenodigd. De leukste straat-prijs heeft niets van doen met de vormgeving van de straat of wijk, het gaat puur om de bewoners. Dus nu de hamvraag: is de sociale cohesie van een wijk te beïnvloeden of zelfs afhankelijk van het stedebouwkundig ontwerp? Misschien geldt wel hoe suffer de vormgeving van de straat hoe minder sociale activiteiten binnen de wijk? Na één telefoontje met Ans van Berkel, de organisator van de wedstrijd, kan deze vraag ontkennend beantwoord worden. Er waren niet opvallend veel meer inzendingen uit de binnenstad dan uit een willekeurig minder goed uitziende buurt. De inzendingen waren ongeveer gelijk over de stad verdeeld. Wellicht een teleurstelling voor de jonge aanstormende stedebouwers en architecten die de maatschappij willen vormen, maar helaas, hier hebben wij (zo lijkt het na één leukste straatwedstrijd) geen invloed op. Bij diverse ontwerpgroepjes heb ik gemerkt dat er altijd wel een paar idealisten aanwezig zijn die koste wat kost een wijk bouwen met als einddoel 'gezelligheid'. Bij deze wil ik die mensen uit de droom helpen; het kan wel gezellig worden, maar niet door jou.//

de Eduard du Perronlaan

de Voorhofdreef

A L G E M E E N

50884-p028-033.indd 29

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

29

21/02/2005 8:06:17


Benthem Crouwel heeft straks de vijf belangrijkste spoorwegstations in de Randstad ontworpen: Amsterdam CS, Rotterdam CS, Utrecht CS, Den Haag CS en Station Schiphol. Als dit geen keuze is om al deze stations volgens een Randstad-huisstijl te ontwerpen, waarom dan wordt juist Benthem Crouwel telkens weer gevraagd voor deze opdrachten?

Jo Coenen, je bent een beschuitlul Michiel van Raaij

Het Amsterdamse architectenbureau Benthem Crouwel is bekend van hun ontwerpen voor Schiphol. Ze realiseerden daar terminals, Schiphol Plaza, kantoren en een spoorwegstation. In de afgelopen jaren heeft het bureau de ene na de andere opdracht voor een nieuw spoorwegstation binnengesleept; eerst de opdracht voor Amsterdam CS in 1997, toen in 2003 Utrecht CS en Den Haag CS en tenslotte in de zomer van 2004 Rotterdam CS. Waarom wordt steeds Benthem Crouwel gevraagd voor deze opdrachten? Het Monopoly-bordspel heeft maximaal vier stations en Benthem Crouwel heeft er straks vijf gebouwd. En dat allemaal binnen de Randstad. Terwijl de vier grote steden – G4 – hoog opgeven over citybranding en het unieke karakter van hun stad nodigen ze wel alle vier dezelfde architect uit voor één van de belangrijkste publieke gebouwen van de stad. Buitenlanders zouden denken dat Benthem Crouwel de staatsarchitecten zijn met Schiphol en alle belangrijke spoorwegstations op hun naam. Waarom zijn er geen andere architecten gevraagd? Het Rijk stelt zichzelf tot doel om de architectuur in Nederland te stimuleren en heeft daarvoor onder andere een Rijksbouwmeester, een architectuurnota en een Stimuleringsfonds opgetuigd. De vier stations die in de planning staan – Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag – vertegenwoordigen een investering van ruim 1,2 miljard euro. Als we hierbij de waarde van de ontwerpen voor de metrostations voor de Noord-Zuid-lijn in Amsterdam optellen, vertegenwoordigt de orderportefeuille van Benthem Crouwel ruim 1,4 miljard euro aan overheidsinvesteringen. Dat is 0,3 procent van ons BBP. Mijn vraag aan de rijksoverheid en de betrokken steden; wordt de architectuur gestimuleerd door 1,4 miljard aan opdrachten aan een enkel architectenbureau te gunnen?

Utrecht Centraal

Ontwerpt Benthem Crouwel dan misschien hele goede stationsgebouwen? Helaas is dit niet het geval. Er zijn een aantal argumenten aan te voeren waarom de architectuur van Benthem Crouwel minder geschikt is voor stationsgebouwen. Shape De aanleiding voor de nieuw- of verbouw van Utrecht CS, Rotterdam CS en Den Haag CS is de aanleg van de HSL en Randstadrail. Voor Amsterdam CS geldt dit niet; de aanleiding is hier de aanleg van de Noord-Zuid lijn. Hoewel de HSL nu nog op Amsterdam CS stopt zal deze vanaf 2006 Amsterdam WTC aandoen. De HSLZuid zal stoppen in Rotterdam en Amsterdam

Utrecht Centraal interieur

30

50884-p028-033.indd 30

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

met tussenstations in Breda en Den Haag. De HSL-Oost zal in Arnhem, Utrecht en Amsterdam stoppen. Deze zes stations die aangepakt worden zijn door het Rijk Nationale Sleutelprojecten (NSP) genoemd en worden door het Rijk met 1,1 miljard ondersteund. Benthem Crouwel ontwerpt drie HSL-stations – Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Het nieuwe station van Arnhem is ontworpen door UN Studio en is inmiddels grotendeels klaar. De opdracht voor het nieuwe station van Breda is zomer 2004 naar het team van Koen van Velsen & Atelier Quadrat gegaan. Voor het zesde HSL-station Amsterdam WTC zijn nog geen concrete plannen, omdat de politiek nog geen keuze heeft gemaakt over hoe de Amsterdamse Zuid-As ingericht gaat worden in de toekomst. De verschillende ontwerpen voor de stations zijn onder te verdelen in twee groepen; de ontwerpen van vóór 2001 en die erna. De eerste groep zijn de ontwerpen voor Arnhem uit 1997 van UN Studio en het ontwerp voor Rotterdam uit 2000 van Alsop Architects. Deze twee ontwerpen zijn nog gemaakt tijdens de economische hoogconjunctuur en weerspiegelen een enorme ambitie, die vertaald wordt in een spraakmakende architectuur. Het ontwerp van UN Studio wordt gekenmerkt door gebogen dakvlakken voor de stationshal en V-vormige schachten die toegang bieden tot de ondergrondse parkeergarage. Het ontwerp van Alsop is vooral bekend door bebouwing in de vorm van champagne-glazen boven het huidige stationsplein. Kijk je door de champagneglazen heen dan combineert het plan een heldere logistiek met een enorme hoeveelheid aan gemengd programma – kantoren, culturele voorzieningen, lounges, een parkeergarage, etc. Volgens zijn eigen website ging Alsop uit van een project van 1,3 miljard euro (het huidige plan is 486 miljoen euro). Nadat Leefbaar Rotterdam in 2002 de gemeenteraads-verkiezingen had gewonnen is het plan van Alsop van tafel geveegd. Deze actie markeert een shift in het denken over de HSLstations. De plannen die na 2001 zijn gemaakt zijn een stuk soberder van opzet, maar er wordt ook gekozen voor een heel andere architectuur. In drie van de vier gevallen wordt gekozen voor de architectuur van Benthem Crouwel. Een architectuur die sommigen high-tech zullen noemen, maar er vooral technologisch uitziet. Het is een sobere architectuur van glas, staal en beton, die vergelijkbaar is met de architectuur van Foster and Partners.

A L G E M E E N

21/02/2005 8:06:20


Amsterdam Centraal busstation Architectuurcriticus Kenneth Frampton ziet de architectuur van Foster als exemplarisch voor de jaren zeventig en tachtig.1 Na het Mediterane Modernisme van Le Corbusier en het monumentaliseren van het technische in de architectuur door Louis Kahn, ziet Frampton de architectuur van Foster als een logische vervolgstap. Terwijl Le Corbusier en Kahn nog met één voet in de architectuurtraditie staan, legt Foster zich neer bij de modernisering. Onder invloed van Le Corbusier en Kahn moest Foster zich wel richten op de rationele productie van gedematerialiseerde, lichtgewicht, modulaire structuren. De houding van zich uiteindelijk neerleggen bij en leren omgaan met de modernisering heeft volgens Frampton zijn beperkingen, hoewel het technologisch briljant, poëtisch en met opzet populair is. Foster heeft de meest lucide en verbeeldingsvolle ontwerpen gemaakt wanneer de omstandigheden vroegen om een rationele productie van 'well-serviced anonimity', om Cedric Price aan the halen, daar waar het productie-proces in kwestie gereduceerd kan worden en ondergebracht in één grote open loods, zoals oneindige kantoorlandschappen (Climatroffice, 1971), industriehallen (Renault, 1983) en airport-terminals (Stansted Airport, 1987). Daarentegen zijn deze homogene megastructuren inadequaat voor (semi-)publieke gebouwen en de openbare ruimte, gezien de matige projecten van Foster voor musea, stedelijke gebouwen en woningbouw. In de jaren negentig heeft de modernisering een nieuwe stap gemaakt. Het is belangrijk te beseffen dat het de laatste decennia onmogelijk was om vorm te maken, laat staan sexy vormen. Aaron Betsky stelt dat de laatste vorm-makers tragische figuren waren, zoals Louis Kahn, die hun shapes zo fundamenteel en heroïsch moesten maken om te rechtvaardigen dat ze zoveel materiaal en geld kostten. Deze architecten werden achtervolgd door het feit dat hun werk irrelevant werd, omdat het zo duur was en omdat de sociale theorie vroeg om 'bevrijdende' systemen in plaats van monumenten. Aldo Rossi was volgens Betsky de eerste die weer vorm maakte.2 Om de architectuur uit de vormloze positie te halen maakte hij weer architectuur die iconisch was en herkenbare plaatjes opleverde. Oude vormen en typologieën konden volgens hem op een nieuwe plek wederom toegepast worden en hoefden alleen maar aangepast te worden aan de fysieke condities van de plek. Rossi realiseerde zich echter niet dat de vertaling van deze types naar

A L G E M E E N

50884-p028-033.indd 31

Amsterdam Centraal interieur nieuwe schalen de transformatie van deze types noodzakelijk maakt. Uiteindelijk was het Frank O. Gehry die met het Guggenheim Museum in Bilbao erin slaagde vormen te maken die origineel, sterk en fotogeniek genoeg waren om een plaats in te nemen in het aanbod van de globale cultuur. Gehry bewees dat architectuur kan verkopen. Binnen de nieuwe economische condities draait alles om de verpakking. Ook architecten ontkomen hier niet aan. Beelden, iconen en merken zijn de focuspunten. Architecten zullen eigentijdse schoonheid moeten inzetten als middel tot verleiding, aantrekking en identificatie. Het draait uiteindelijk om het aanspreken van de emotie. In het emotietijdperk heeft iedereen besloten dat ze recht hebben op gelukkig zijn. Gevolg is dat keuzes worden gemaakt op basis van emotie. Onderdeel hiervan is de beleveniseconomie, waarin consumenten geen product meer kopen, maar een gevoel. 3 Eén van de beste illustraties van ervaring en emotie in de architectuur is het werk van Neutelings Riedijk. De ervaring van het exterieur heeft twee hoofd-componenten; shape en materiaal & textuur. In de woorden van Neutelings Riedijk: "Gebouwen zijn sculpturen in de stad. Ze hebben een eigen karakter, ze zijn nors, vrolijk, saai of serieus. Ze zijn kort van stuk of breedgeschouderd. Ze hebben een torso, een rug, een kop of een staart." [...] "Gebouwen horen zwierige kuiven te hebben. Tegen wolkenluchten tekent een silhouet zich af en dit silhouet verleent het gebouw zijn herkenbaarheid." [...] "Gebouwen moet je met alle zintuigen kunnen waarnemen. Je moet ze kunnen horen, ruiken, voelen, proeven. Een gebouw moet briesen, fluisteren, dampen, kraken, walmen, tochten." 4 Het is precies deze tegenstelling tussen Foster en Gehry die terugkomt in de ontwerpen voor de HSLstations voor en na 2001. Terwijl de architectuur van Foster en Benthem Crouwel inadequaat is voor publieke gebouwen is de architectuur van Gehry, UN Studio en Alsop dat juist wel. Het is het verschil tussen massa-productie en masscustomization, het is het verschil tussen een anonieme, technologische structuur en gebouwen met shape en materiaal & textuur die de emotie aanspreken. Stedelijkheid Een traditioneel spoorwegstation in de 19e eeuw was een stedelijk gebouw, dat de entree vormde tot de stad. Het station in de 21e eeuw is vooral een overstapstation tussen alle verschillende

S A A I

S T Y L O S

verkeersmodaliteiten; HSL, treinen, metro, trams, bussen en taxi’s. Slechts een deel van de reizigers gebruiken het stationsgebouw nog in traditionele zin als entree naar de binnenstad. Een puur overstapstation hoeft in theorie helemaal niet in de binnenstad te liggen, het kan ook in de periferie liggen. In Frankrijk heeft men dit goed begrepen en een aantal weilandstations gerealiseerd aan de HSL-lijn naar Marseille. Een overstapstation heeft wel wat van een vliegveld-terminal met zijn ultieme doelmatigheid. De gebruikers van het spoorwegstation kunnen we onderverdelen in twee groepen met elk hun eigen wensen; de forensen en de reizigers/ toeristen. De eerste groep, de forensen, gebruikt het station dagelijks en routineus. Voor deze groep is reizen een noodzakelijk kwaad, dat vooral efficiënt moet gebeuren. Zij gebruiken het station veel om over te stappen tussen de verschillende verkeersmodaliteiten. Een neutraal terminal-gebouw is voor deze groep gebruikers voldoende. De tweede groep gebruikers zijn de (zaken)reizigers, dagjesmensen en toeristen. Voor hen is het reizen een positieve ervaring. Zij gebruiken het station onregelmatig en voor hun is met name de verbinding met de stad van belang. Deze groep gebruikt het station dus op zijn 19e eeuws vooral als een stedelijk gebouw. Voor de Nederlandse sleutelprojecten heeft het Rijk gekozen voor een compromis tussen het tradtionele, stedelijke station en het overstapstation. De ontwerpen voor de vier HSL-stations van Benthem Crouwel laten neutrale hallen zien. Het zijn flexibele en efficiënte terminals, overstapstations, die de forens niet zullen irriteren, maar ook geen emotie zullen brengen. De reizigers en toeristen zullen zich echter vanaf aankomst afvragen waarom ze hier naartoe zijn gereisd. De neutrale hallen bieden door hun gebrek aan shape en materiaal/textuur nul emotie, nul richting. Een architectuur die vooral geen weerstand wil bieden, maar zich daardoor ook niet uitspreekt en geen richting kan geven aan de stad. Benthem Crouwel heeft al eerder terminals op Schiphol ontworpen. De titel 'OV-Terminals' die de sleutelprojecten hebben meegekregen dekt absoluut de lading. Het is echter ook een misleidende titel, die suggereert dat een open hal het goede antwoord zou zijn op de vraag. Een self-fulfilling prophecy. Het aspect van het stedelijke gebouw, het monument, een poort naar de stad, krijgt in de architectuur van Benthem Crouwel te weinig vorm. >

pantheon 3 ’04’05

31

21/02/2005 8:06:22


Den Haag Centraal > De gevel naar de stad is in alle vier ontwerpen simpelweg het eind van de repeterende halstructuur. Waar de structuur ophoudt verschijnt een glazen gevel. In plaats van shape en textuur/ materiaal is er alleen het immateriële glas dat zoveel mogelijk transparant is en zo weinig mogelijke emotie oproept. De stations van Benthem Crouwel kiezen er niet voor met hun body aanwezig te zijn in de stad, als monument de stad te structureren. In plaats daarvan ontkennen de open, transparante hallen hun aanwezigheid in de stad, door zich zo neutraal mogelijk op te stellen. Hoewel dit misschien acceptabel is voor de dagelijkse routine van forensen, is het desastreus voor reizigers en toeristen. En is dat niet de groep reizigers die de HSL nemen? En was het niet juist de aanleg van die HSL die de aanleiding was voor de vernieuwing van de stations? Meer van hetzelfde Als we verder inzoomen op de individuele ontwerpen valt op hoeveel de ontwerpen van Benthem Crouwel lijken op de gebouwen die er nu staan. In Amsterdam wordt de structuur van bogen over de stations aan de IJ-zijde doorgezet in een extra boog, waaronder het busstation zal komen op dezelfde hoogte als de perrons. In Rotterdam wordt de huidige structuur van een tunnel onder de sporen die uitkomt in een hal aan de stadkant bijna 300% opgeblazen. In Utrecht wordt de hal boven de sporen vervangen door een langere hal. En in Den Haag ten slotte wordt het dichte platte dak vervangen door eentje die meer licht doorlaat en wordt de glazen gevel iets verplaatst. In abstractie verandert er niet werkelijk iets aan de gebouwen die er al staan, behalve dat de capaciteit wordt vergroot. Is er dan niets werkelijk verandert in het denken over stationsgebouwen tussen de tijd dat deze gebouwen zijn opgeleverd en onze huidige tijd? Er is wel degelijk wat veranderd. Behalve het al besproken aspect van de emotie (shape + textuur/ materiaal) is er ook iets fundamenteels veranderd in het programma. De stedelijke context van de stations is qua programma enorm geïntensiveerd. Dit komt het best tot uitdrukking in het huidige gebouw van Rotterdam Centraal uit 1957 van stationsarchitect Sybold van Ravesteyn. Om het kleine programma van het stationsgebouw enige body te geven heeft de architect de twee kantoorverdiepingen voorzien van vier lagen ramen, waardoor het gebouw twee keer zo hoog lijkt, en werden grote poorten aan weerszijden van het gebouw geplaatst. Het toen nog kale en lege Weena is inmiddels veranderd in een gebied met een enorm hoge dichtheid, die nog verder

32

50884-p028-033.indd 32

pantheon 3 ’04’05

Arnhem Centraal zal stijgen. In de huidige stedelijke context past een verdere intensivering met nieuw programma uitstekend. Ook op dit punt verschillen de ontwerpen van UN Studio en Alsop Architects van de ontwerpen van Benthem Crouwel. Arnhem Centraal is geïntensiveerd met een enorme parkeergarage, winkels en veel kantoorruimte. Alsop plande voor Rotterdam Centraal cultureel programma, kantoren, winkels en lounges boven de sporen. In de plannen die Benthem Crouwel mocht maken is er geen sprake meer van een dergelijk uitgebreid programma. In plaats van een voortzetting van de intensiteit van de stad zijn de stations van Benthem Crouwel zo een onderbreking ervan. De stad begint niet in het stationsgebouw, maar pas bij het verlaten ervan. Als er dan niet werkelijk iets verandert met de ontwerpen van Benthem Crouwel, waarom worden de bestaande gebouwen dan niet (deels) hergebruikt? Het is toch absurd dat de stationshal in Utrecht eerst wordt afgebroken, om er vervolgens een net iets andere hal voor in de plaats te zetten. Ook in Rotterdam is het absoluut niet nodig het bestaande stationsgebouw te slopen. Het kan ook budgetair voordeel opleveren. In januari 2005 verscheen er een bericht in de kranten dat één van de ontwerpvarianten voor Rotterdam Centraal die overwogen werd geen perronoverkappingen had. Je zou dus in de regen op de HSL moeten wachten. En dat terwijl er gewoon overkappingen staan als je ze niet sloopt. In plaats van een stedelijke hybride van oude en nieuwe bebouwing, historische gelaagdheid, vinden het Rijk, ProRail, de gemeente en de architecten dat het helemaal nieuw moet. Excellentie Waar is de visie? Waarom is er geen durf? Zoekend naar antwoorden op al deze vragen komt de belangrijkste partij van het project weer in beeld: de Rijksoverheid. Degene die het Rijk vertegenwoordigt als het gaat om architectonische kwaliteit is de Rijksbouwmeester, toen nog Jo Coenen. In een nota over de sleutelprojecten stelt Coenen: "Stations moeten uitstraling hebben. Ze moeten een eigen gezicht hebben als gebouw." Maar hoewel Coenen op dat moment (2003) wel het gevoel heeft de architectonische visie van de verschillende partijen verbetert, blijft hij sceptisch over het geringe vermogen in Nederland om in het belang van de publieke ruimte te denken. "Ik zou wel aan de bel willen trekken, maar waar moet ik dat doen? Er is geen adres meer, omdat de overheid zoveel uit handen heeft gegeven aan de marktpartijen en de ministeries zwaar moeten bezuinigen. Uiteindelijk zou ik mijn pleidooi van

S T Y L O S

S A A I

de grond af aan moeten opbouwen: door het te richten op de Nederlandse burger. Dat is degene die uiteindelijk de stad en het station moet gebruiken, moet beleven. Het is het enige adres dat nog over is." 5 Jo Coenen zelf blijkt echter ook geen garantie voor goede architectuur. Meneer Coenen was voorzitter van de selectiecommissie die uit 48 architectenbureau's zes architecten selecteren die een ontwerp mogen maken, waaronder OMA. Van de zes voorstellen is het ontwerp van Benthem Crouwel verreweg het degelijkst en met het minste risico. Saai dus. In de toelichting bij de keuze voor Benthem Crouwel wordt geen woord gerept over dat er al andere stations door dezelfde architect worden ontworpen. En zo komt de aap toch uit de mouw: Jo Coenen is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat Benthem Crouwel vier HSL-stations bouwen de komende jaren. Een citaat over het ontwerp van OMA voor Rotterdam Centraal wil ik jullie niet onthouden: "Het netvormige dak geeft volgens de selectiecommisssie een prachtige verbeelding van de richtingloosheid van het huidige netwerktijdperk." Daar wordt je gewoon stil van. "De Nederlandse overheid blijft volhouden dat excellentie bereikt kan worden met middelmatigheid. Om excellentie te bereiken moeten we constant vernieuwen en risico’s durven te nemen," aldus Roel Pieper. De architectuur van Benthem Crouwel is risicoloos, net als de architectuur van Jo Coenen zelf. Maar als Nederland niet definitief in de economische periferie van Europa terecht wil komen, zullen er keuzes gemaakt moeten worden, zal er risico genomen moeten worden. De mainports Schiphol en de Rotterdamse Haven zijn duidelijke keuzes. De aanleg van de HSL is dat ook, maar de importantie van deze projecten wordt niet doorgezet in de architectuur. De HSL is belangrijk. De toekomst van onze bedrijvigheid zit immers in de creatieve internationale bedrijvigheid in de steden van de Randstad, die zit niet in een bedrijventerreintje in Zuid Laren. De aanleg van de HSL ligt in het verlengde van Schiphol. De NS werkt niet voor niets samen met KLM als de exploitant van de HSL. Schiphol heeft inmiddels een enorme spin-off gegenereerd aan bedrijvigheid rondom de luchthaven. De HSL-stations zullen – zij het in mindere mate – eenzelfde effect teweegbrengen. Kun je een project met een dergelijke importantie half doen? Het laatste HSL-station waar nog een ontwerp voor gemaakt moet worden is het ingewikkeldste, maar ook het belangrijkste station van allemaal; Amsterdam

A L G E M E E N

21/02/2005 8:06:23


Het ontwerp van Alsop Architects voor Rotterdam Centraal

Rotterdam Centraal interieur stationshal

Rotterdam Centraal interieur passage WTC. Dit station moet de poort worden tot wat dé bedrijfslocatie van Nederland moet worden, de Zuid-As. Een kans die we niet mogen laten liggen. Laten we opportunistisch blijven, ook al is de huidige Rijksbouwmeester niemand minder dan Mels Crouwel.//

> 1 Duin, Leen e.a. (eds.), Constructie en Stijl, Publikatiebureau Bouwkunde, Delft 1996 > 2 Berkel, Ben van & Bos, Caroline, UN Studio UN Fold, NAi Publishers, Rotterdam 2002. > 3 Piët, Suzanna, De Emotiemarkt, Pearson Education, London 2003 > 4 Neutelings Riedijk Architecten, Aan Het Werk, 010 Publishers, Rotterdam 2003 > 5 Schaap, Peter-Michiel, Verbinding, VROM Den Haag 2003 > Benthem Crouwel Architekten BV bna is auteur van de afbeeldingen van Utrecht Centraal, Amsterdam Centraal en Den Haag Centraal.

A L G E M E E N

50884-p028-033.indd 33

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

33

21/02/2005 8:06:33


Dommelsch en Felix Meritis organiseerden in 2004 voor het derde opeenvolgende jaar de Café Cultuurprijs. De prijs is ontstaan vanuit de gedachte dat met de verandering van de Nederlandse samenleving ook de cafécultuur verandert. Dit jaar werd gevraagd een toekomstvisie op het café als ontmoetingsplaats te geven. De inzending van fling bestond uit een 170 pagina's tellend boekwerk, voorzien van tekst en uitleg over onze visie op het café van de toekomst.

DommelschStenen Caspar Frenken Nick Albers

Bij het ontwerpen en bedenken van 'het café van de toekomst' loop je het risico verzeild te raken in fantasierijke dromen, ideeën en idealen; eerdere toekomstverwachtingen over de huidige tijd en de nabije toekomst maken duidelijk dat men geneigd is te overdrijven betreffende de veranderingen die plaats zullen vinden. Daarom hebben we ervoor gekozen om in plaats van het café ván de toekomst, een café vóór de toekomst te ontwerpen. Hierbij staat het begrip flexibiliteit centraal. Juist het feit dat het gaat om een café of uitgaansgelegenheid maakt dit ontwerp met betrekking tot de toekomst interessant. Het café is een veelzijdig begrip met veel verschillende verschijningsvormen en het vervult een speciale functie binnen de samenleving. Ten eerste is er sprake van een commerciële instelling. De klant vormt de bron van inkomsten en het café moet inspelen op de wensen van potentiële klanten. De gast staat centraal. Dit heeft tot gevolg dat er sprake is van een instelling die sterk afhankelijk is van de samenleving en moet inspelen op wat er in de samenleving gebeurt. Ze is economisch gevoelig en daarmee ook trendgevoelig. De economie die hapert, trends als 'loungen' die komen en gaan, wetswijzigingen omtrent het gebruik van tabak in openbare gelegenheden... het zijn maar een paar voorbeelden. Daarnaast verzorgt het café een sociaalmaatschappelijke functie waarbij het een omgeving conditioneert waarin mensen elkaar ontmoeten, met elkaar afspreken, nieuwe contacten leggen. Volgens het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal is een café een 'openbare gelegenheid waar men zowel koffie en thee als bier, sterke dranken en likeuren kan verkrijgen en gebruiken'. Enkel het woord 'openbaar' houdt verband met het café als ontmoetingplaats. Dit aspect van het cafébezoek is volgens ons de basis van het begrip café, een stabiele basis die niet weg te denken is als onderdeel van onze samenleving. Al vanaf het moment dat het idee van ons ontwerp ontstaan was, waren we het er over eens dat het in deze context de naam 'DommelschStenen' zou gaan dragen. De huidige ambities van het merk Dommelsch sluiten naadloos aan op de mogelijkheden die ons concept biedt. Dommelsch, dat samen met Felix Meritis de prijsvraag heeft georganiseerd, heeft de afgelopen jaren een imagoverandering ondergaan, mede door zich te richten op een jonge en trendy doelgroep en dient

34

50884-p034-040.indd 34

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

daarom als een logisch voorbeeld van een bedrijf dat baat zou kunnen hebben bij het gebruik van het Dommelschstenen-project. De DommelschSteen is de drager van een sfeer en associatie, bouwsteen van een grotere structuur binnen een willekeurige locatie en op grote schaal de basis voor een netwerk aan plaatsen die constant in ontwikkeling zijn. Een café van DommelschStenen is aanpasbaar aan vrijwel alle denkbare factoren die een verandering in de verschijningsvorm van het café wenselijk zouden kunnen maken. De DommelschStenen bestaan uit aluminium frames waarop platen kunnen worden bevestigd, zó dat ze een schijnbaar massief blok kunnen vormen. Het frame is op iedere locatie een vast gegeven dat door zijn elementaire vorm een kenmerkend en tijdloos ontwerp biedt. De ribben van een steen zijn respectievelijk 40, 60 en 100 centimeter. Op deze manier zijn ze eenvoudig orthogonaal op elkaar aan te sluiten in verschillende ritmen, waarbij de ribben aan elkaar bevestigd kunnen worden. Met het oog op de vereiste flexibiliteit, die de filiaalhouders in staat moet stellen zonder al te veel moeite de opstelling van de blokken geregeld te veranderen, hebben we gekozen voor een combinatie van een bout- en een kliksysteem. Het boutsysteem is met name voor constructieve en permanente doeleinden. De hoeveelheid aanwezige stenen per locatie staat niet vast, waarmee meer of minder ruimte kan worden geschapen. Wel hebben we een minimum gesteld dat gelijk is aan het vloeroppervlak van de horecagelegenheid. Ieder blok kan eenvoudig verplaatst worden. Een eventueel teveel of tekort aan blokken kan worden opgelost door uitwisseling met andere vestigingen. De afmetingen van de blokken zelf zorgen ervoor dat de stenen alle gangbare elementen uit de inrichting van een café kunnen vervangen. De verschillende zijden sluiten op elkaar aan. Aan de hand van de oneindige reeks van materialen, bekleding en afbeeldingen die de stenen kunnen dragen, staat de DommelschSteen geen enkele ondernemer in de weg bij het creëren van diens eigen café. Doordat de stenen op zichzelf en als geheel in hun verschijningsvorm en kwantiteit oneindig kunnen variëren zijn ze geschikt voor iedere locatie en vormen ze de perfecte basis om iedere gewenste sfeer te bewerkstelligen, voor ieder publiek en elke trend.

A L G E M E E N

21/02/2005 8:10:52


Omdat het de bedoeling is dat het interieur van de betreffende horecagelegenheid in zijn geheel opgebouwd moet kunnen worden uit de stenen, zal de producent de standaard horeca-apparatuur in blokvorm verschaffen. De blokken kunnen functioneren als lichtbronnen, voorzien van hiervoor bestemde platen. Er zullen lichtdoorlatende platen zijn, waardoor er de mogelijkheid bestaat grote delen van het interieur op te laten lichten of juist te verduisteren. Ook de klassieke discovloer is natuurlijk een optie. Een locatie die overdag dienst doet als hip eetcafé kan met kleine moeite veranderd worden in een jazzcafé of discotheek. Leidingen lopen door speciale geperforeerde platen of langs de ribben. De tap is geïntegreerd in een combinatie van stenen, waarvan de beplating eveneens is te vervangen. Verder kan men denken aan platen die voorzien zijn van bijvoorbeeld computers, glazenrekjes, spoelbakken. De vlakken zijn eenvoudig te vervangen en kunnen naar eigen voorkeur worden opgevuld of leeg gelaten, waardoor er ook half open stenen kunnen ontstaan. Men kan zo ook een financiële afweging maken met betrekking tot welke platen er worden aangeschaft. Het is de bedoeling dat de techniek door de hoge oplage betaalbaar blijft, zodat ook kleinere bedrijven gebruik kunnen maken van de frames. Zo kan je eenvoudige platen met een afbeelding of textuur voorstellen, maar ook platen die bedoeld zijn om op te zitten. Deze kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn van een doorbuigend vlak met pluche. Voor een groter budget bieden de frames de mogelijkheid in plaats van een plaat een LCD in te bouwen. Met licht op een armatuur aan het frame kunnen transparante platen het effect geven dat we in onze modellen hebben bereikt.

hiervan. Het bedrijf kan zich in de toekomst aan de hand van de flexibiliteit die de Stenen bieden internationaal profileren door in te gaan op wisselende locale trend; in disco's, cafés, malls, overal ter wereld. De stenen komen het best tot hun recht wanneer deze als totaalconcept ingezet worden. De eenvoud van het concept zal de tijd overleven, de manier waarop het er gebruik van zal worden gemaakt kan voortdurend veranderen. Het is aan de gebruikers om elkaar en het publiek te blijven verrassen met de onophoudende reeks combinaties en ideeën voor nieuwe toepassingen

van de stenen en hun verschijning. De inzending van fling was goed voor de eerste plaats bij de Café Cultuurprijs. Voor eind 2005 staat het ontwerp van een jazzpodium op het programma. Op dit moment hebben we commissie voor een besloten prijsvraag voor het ontwerp van een Villa in Oostenrijk, samen met vier andere architectenbureaus.//

> fling bestaat uit: gastdocent ir. Tim van den Burg en de studenten Nick Albers, Caspar Frenken, Lieke van Hooijdonk, Timothy Vanagt, en Anna Weilhartner. > www.dommelschstenen.nl > www.cafecultuurprijs.nl

Een café is niet langer een op zichzelf staand begrip, het wordt meer en meer ingezet als onderdeel van een groter geheel. Steeds vaker vindt men een horecagelegenheid die gekoppeld is aan een andere openbare instelling waar potentiële gasten hun tijd kunnen doorbrengen, te denken aan winkelcentra, bioscopen, tankstations, maar ook dance-events. Een bedrijf als Dommelsch kan inspelen op deze plaatselijke en vaak tijdelijke behoefte door op deze locaties en events herkenbaar aanwezig te zijn middels het creëren van een locale gelegenheid. Zeker wanneer het gaat om het meegaan met de heersende trends bieden de stenen uitkomst. Enkele jaren terug resulteerde de plotselinge behoefte van mensen die wilden 'loungen' in een omvangrijke reeks nieuwe clubs en verbouwingen in bestaande cafés die hierop probeerden in te spelen. Nu, enkele jaren later, is die hype over en zijn de clubs van toen niet langer the place to be. Hieruit kun je afleiden dat het aantrekken van een trendy en jong publiek, een populaire doelgroep, niet automatisch resulteert in het behouden

A L G E M E E N

50884-p034-040.indd 35

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

35

21/02/2005 8:10:54


36

50884-p034-040.indd 36

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

A L G E M E E N

21/02/2005 8:10:59


Libero Learning from Las Vegas Revised Edition Toen dit boek in 1972 verscheen, veroorzaakte het gelijk een gezonde discussie over het nut van modernisme en minimalisme in de architectuur. Via een analyse van Las Vegas en een essay over the Duck en the Decorated Shed, komen Robert Venturi, Steven Izenour en Denise Scott Brown tot een conclusie die ook in 2005 nog interessant en goed beargumenteerd is. Las Vegas wordt door velen gezien als de meest oppervlakkige plek op aarde. Honderden reclameborden en duizenden lichten schreeuwen om de miljoenen bezoekers die elk jaar naar de stad komen om hun geld uit te geven in één van de talloze casino’s of hotels. Geschreven in een tijd waarin minimalisme in kunst en 'form follows function' in architectuur de dominante opvattingen waren, gooiden Venturi, Izenour en Scott Brown de knuppel in het hoenderhok door te zeggen 'Less is a bore' (in tegenstelling tot de lijfspreuk van de modernisten 'Less is more'). De auteurs bewijzen door middel van veel foto’s en schema’s dat niet alleen de identiteit van de plaats zelf belang heeft maar ook de symbolen en signalen die de plaats markeren. Dit boek zou de ogen moeten openen van een ieder die tegenwoordig nog steeds bevooroordeeld de snelwegarchitectuur veroordeelt. Het daagt ons uit met een frisse blik naar dit landschap te kijken, hetgeen te zien en te begrijpen dat wij altijd uit gewoonte als triviaal negeerden. Het enige waar het boek misplaatst is, zeker 25 jaar later, is het gebrek van deze vernieuwende ideeën in hun eigen architectuur. Hun werk lijkt slapjes vergeleken bij de implicaties die uit hun teksten voortkomen.

Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCL

Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland

Unit 20 is een boek met een verzameling van projecten van studenten van de Barlett School of Architecture in Londen. De eerste indruk die je krijgt van het boek is een chaotische samenstelling van veel 'drukke' illustraties, animaties en springende teksten. Het boek bevat meerdere inhoudsopgaves die over het hele boek terugkomen.

Het boekje 'Onmoderne architectuur' is een onderdeel van de boekenreeks 'Fascinaties' die is uitgebracht door het Nederlands Architectuur Instituut. Het algemene thema, dat door de auteur wordt omschreven als het 'hedendaagse traditionalisme', valt direct te combineren met het boekje 'Supermodernisme, architectuur in het tijdperk van globalisering'.

De eerste 50 bladzijdes zijn voorwoorden van de directeur en professoren. De 250 bladzijdes daarna zijn alleen projecten. Unit 20 is een interessante combinatie van grenzen overschrijden in de traditionele architectuur en ontwikkelingen in innovatieve architectuur.

Dit verband wordt duidelijk op het moment dat de auteur het hedendaagse traditionalisme gaat verklaren aan de hand van het supermodernisme, of beter gezegd het verzet tegen de modernistische drang tot vernieuwen. Wat daarbij opvalt is dat het beeld van traditionele architectuur dat wordt toegepast in nieuwe (stedelijke) ontwerpen niet wordt beperkt tot de architectuur van huisjeboompje-beestje.

De projecten zijn van studenten die zich meer hebben verdiept in de wetenschap en kunst. Elke student wordt gestimuleerd om zich te ontwikkelen in zijn of haar kader of interesse, wat zich ontwikkeld in een een onderzoek van één of twee jaar. De interesses en onderzoeken lopen uit van bio-medisch onderzoeken, kleinschalige intelligentie, licht constructieve creaties en toepassingen van machines en robots. Onderwerpen die in het dagelijkse leven meer aandacht aan zou moeten worden geschonken. Architectuur is opgebouwd uit verschillende wetenschappelijke kennis, kleinschalige intelligentie en objecten. Sommige van deze onderwerpen worden over gediscussieerd in Unit 20.

Learning from Las Vegas is een boek dat druipt van de relevante en belangrijke opmerkingen over architectuur, ook tegenwoordig nog, het is alleen jammer dat de architectuur van Venturi en Scott Brown dit nooit echt heeft laten zien. Maar dat is misschien dan een taak voor ons…//

Het duurt even voordat je door hebt hoe het boek in elkaar zit. Het is wel chaotisch geordend, maar doordat het uit veel illustraties bestaat heb je zo door hoe het in elkaar is gezet. Als bio-medische en futuristische wetenschap in combinatie met architectuur je interesseert is dit een ideaal boek voor je. Anders is het ook leuk om er doorheen te bladeren voor inspiraties. Het is toch interessant om te zien hoe de projecten verschillen van elkaar, terwijl het vaak om hetzelfde gaat.//

Marten Dashorst

Yinyin Au

Learning from Las Vegas - Revised Edition: The Forgotten Symbolism of Architectural Form Robert Venturi, Steven Izenour & Denise Scott Brown MIT Press/1977/192 blz./eng/€ 25,00 ISBN: 0 2627 2006 X

Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCL Marcos Cruz & Salvador Perrez Arroyo Actar Editorial/2002/288 blz./eng/€ 18,00 ISBN: 84 9705 275 7

A L G E M E E N

50884-p034-040.indd 37

S A A I

S T Y L O S

Interessant is de relatie die Ibelings legt tussen het supermodernisme en traditionalisme maar ook de opvattingen die heersten ten aanzien van traditionele architectuur en stedenbouw in de vorige eeuw en op dit moment. Dit maakt het boekje tot een informatief maar ook subjectief essay dat met z'n vele foto's van voorbeeldprojecten prettig doorleest.// Dennie Jansen Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland Hans Ibelings NAi Uitgevers/2004/144 blz./nl/€ 17,50

pantheon 3 ’04’05

37

21/02/2005 8:11:06


Afgelopen semester liep Bas de Boer, student MSc Architecture en Msc Building Technology aan de faculteit Bouwkunde in Delft, stage bij Behnisch, Behnisch & Partner in Stuttgart, Duitsland. Hier een verslag van een stage in het land van volksfeesten, bier, dure auto's en gründliche Architektur.

'Du machst das fertig am Wochenende, oder..?' Bas de Boer

Na vijf jaren aan één stuk in Delft aan de TU te hebben doorgebracht, werd het eens tijd voor iets anders. Tijd voor een kleine studiepauze, tijd om te ruiken aan het beroepsleven, tijd om naar het buitenland te gaan! Hoezeer ik ook van Delft hou en hoe graag ik ook studeer, niets zou volgens mij verfrissender en motiverender kunnen werken dan op stage gaan in het buitenland. Ik kwam als stagiar terecht bij Behnisch, Behnisch en Partner in Stuttgart, Duitsland. Er waren verschillende reden om bij Behnisch te gaan werken. Ten eerste wilde ik sowieso graag naar het buitenland. Je leert simpelweg meer, niet alleen over het vak architect, ook over een land, de cultuur en de taal. Wat natuurlijk ook zwaar weegt is dat de gebouwen die ik van Behnisch kende me aanspraken; daarbij leek het bureau niet in één bepaalde stijl te ontwerpen, maar eerder per project pragmatisch te werk te gaan. Een andere reden was dat Behnisch weliswaar zeer beroemd is (vooral in Duitsland)¹ , maar, zo ver ik kon inschatten, niet tot de absolute top league behoort. Los van de vraag of ik überhaupt zou worden aangenomen bij, om maar iets te noemen, Herzog & De Meuron of Norman Foster, leek het me beter om bij een iets kleiner bureau te werken dat niet uitsluitend bezig is met het aantal publicaties in de internationale media. Een bureau waar men niet alleen een klein radertje in het grote geheel is, maar waar men daadwerkelijk in aanraking komt met de verschillende aspecten van het vak. Daarnaast bood het bureau een mooie stagevergoeding. Dit laatste zou ik persoonlijk nooit als hoofdreden gebruiken, maar het kan je natuurlijk wel degelijk over het laatste drempeltje der twijfel helpen. Het is natuurlijk ook belangrijk dat het bureau jou wil hebben! Dat klinkt uiteraard makkelijker dan het is! Als ik een kleine tip mag geven: draai een goed portfolio in elkaar, niet te lang, en verstuur deze met een mooie brief en een cv naar een aantal bureaus (niet te weinig!) die jou aanspreken. Verdeel en heers, is daarbij het devies! Het bloed, zweet en tranen die het kan kosten zijn het zeker waard. Wees daarnaast kritisch en zorg ervoor dat je van tevoren weet wat en hoe groot je rol bij een bureau wordt. Dit laatste is belangrijk! Mij bracht het uiteindelijk in Zuid-Duitsland, bij Behnisch, Behnisch & Partner.

38

50884-p034-040.indd 38

pantheon 3 ’04’05

S T Y L O S

S A A I

Het was me meteen na aankomst in Stuttgart duidelijk dat ze er bij Behnisch geen gras over laten groeien. Vanaf het eerste moment was het knallen geblazen. Maar het harde werken vond ik geen probleem, integendeel, het was namelijk meteen duidelijk dat er behoorlijk interessante projecten waren om aan te werken. Bij Behnisch wordt gewerkt in projectteams. Aan de leiding van een team staat een projectarchitect die soms ook projectpartner is. Daarnaast bevinden zich meestal dan nog één of twee extra architecten en één of meerdere stagiaires. Een groot voordeel van deze werkwijze is dat je meteen betrokken wordt bij alle facetten van het ontwerpproces waarin het project zich bevindt. En aangezien je normaal gesproken langer bij een team zit, leer je je collega's goed kennen. Daarnaast neemt iedereen een deel van de verantwoordelijkheid op zich. Men werkt echt samen aan een project en je was niet alleen een soort 'opdrachtenuitvoerder' van de projectarchitecten. Naast dat wat ik hierboven besprak, bestond mijn stage uit nog twee positieve verassingen. Ten eerste kwam ik binnen op een moment dat er twee grote prijsvragen liepen waarbij de concurrentie bestond uit namen als Hadid, Pelli, Foster, Fuksas, Shafdie. Dit maakte mij in eerste instantie een beetje nerveus, maar eigenlijk is het natuurlijk alleen maar erg gaaf als je in die gelederen je steentje bij mag dragen. Het werd me duidelijk dat het bureau langzaam uit de subtop wilde groeien. Met het ambitieniveau van Stefan Behnisch en partners was in elk geval niet zo veel mis! Ik kwam vrij snel terug van de gedachte dat het misschien niet zo goed zou zijn bij een bekend internationaal opererend bureau te werken. Wat ik bij Behnisch heb gezien en gedaan smaakt naar meer. Ten tweede: ik mocht echt meteen ontwerpen. 'Lees je een beetje in, bekijk de ontwerp- en presentatiemaquettes goed en ga los op dit en dit onderdeel van het gebouw', dat was ongeveer het eerste wat ik te horen kreeg. Niks AutoCAD-feut; tekenen en maquettes bouwen, ontwerpen! Je kunt het zo veel slechter treffen, lijkt mij. Zoals gezegd, beviel de gehele werkwijze mij heel erg goed. Bij elk project kijkt men opnieuw welke invalshoeken en concepten men nodig heeft en analyseert men het programma en de situatie grondig. Het ontwerpen zelf gebeurt met alle

A L G E M E E N

21/02/2005 8:11:08


middelen die ik op de TU ook heb gebruikt. Het enige verschil is dat alles, maar dan ook echt elke belangrijke ontwerpstap of verandering aan het ontwerp in maquette wordt gebouwd en uitgetest. Ik had dat nog nooit zelf in deze mate gedaan. Ik heb echt ongelooflijk veel maquettes gebouwd. Meer dan in mijn complete studie bij elkaar. Die maquettes (en de tekeningen, conceptschetsen, referenties etc.) worden altijd besproken met de projectleider en om de zoveel tijd ook gepresenteerd aan de twee chefs, Stefan Behnisch en Günther Schaller. Er wordt bij Behnisch echt de tijd genomen voor ontwerpen, proberen en uittesten. Ik heb geen enkel moment gezien dat er een of ander kant-en-klaar onderdeel uit de kast werd getrokken, of dat men bijvoorbeeld plattegronden tekende zonder dat het gebouw eerst in maquette werd onderzocht. Door het meemaken van die hele ontwerpcultuur was mijn stage eigenlijk al geslaagd. Het mooie van het werken bij Behnisch was dat de projecten groot en internationaal aansprekend waren, maar dat men tegelijkertijd nog steeds persoonlijk contact met de projectleiders en chefs had én gedeeltelijke verantwoordelijkheid kreeg.

Duitsers zijn zo gek nog niet... in eerste instantie zijn ze wellicht een beetje gereserveerder dan wij Hollanders met onze grote bek, maar achter die facade lagen een paar goede vriendschappen voor mij verborgen. Daarnaast viel mij de algehele 'als je iets doet, doe het dan goed'-cultuur in Duitsland op. De gebouwen zitten grotendeels goed in elkaar en zijn goed gedetailleerd. Iedereen rijdt in een (te) dikke, degelijke auto en de straat wordt elke dag schoongemaakt. Er is een bakker in elke straat en bier drinkt men in halve liters, om maar een paar kleine voorbeelden te noemen. Mijn tijd in Duitsland zit erop. Ik kan iedereen aanraden een stage in het buitenland (of voor mijn part bij een bureau in Nederland) te volgen, wanneer je er mogelijkheid toe en tijd voor hebt. Ik kan echt geen reden verzinnen waarom niet. Mijn stagetijd was voor mij in alle opzichten verfrissend en motiverend. De praktijk biedt andere inzichten en het is soms ook gewoon heerlijk om hard te moeten werken en veel te leren in plaats van altijd maar in die gezapige universiteit te zitten. Ik zeg hierbij onze oosterburen nu gedag en ik verheug me er op om weer in Nederland te zijn, te

studeren, mijn 'eigen' projectjes te hebben om aan te werken en vooral om niet elke dag van negen tot half acht op het bureau te zitten. Daar is später nog tijd genoeg voor.//

¹ Het huidige Behnisch, Behnisch & Partner onder leiding van Stefan Behnisch komt voort uit Behnisch & Partner, het bureau van zijn beroemde vader, Prof. Günther Behnisch. Het oorspronkelijke bureau ontwierp onder andere het Olympiastadion en –park in München voor de Olympische Zomerspelen in 1972 (onder andere met Prof. Frei Otto) en het parlementsgebouw van de West-Duitse Bondsregering dat in 1992 werd opgeleverd. Bekende gebouwen van Behnisch, Behnisch & Partner zijn het hoofdkantoor voor de Norddeutsche Landesbank in Hannover, het laboratorium- en kantoorgebouw voor IBN-DLO in Wageningen en het Genzyme Centre in Boston. Behnisch, Behnisch & Partner wordt gezien als één van de meest gerenommeerde architectenbureaus in Duitsland en was een leerschool voor veel huidige Duitse architecten. Een aanzienlijk deel van het personeelsbestand bestaat dan ook ten allen tijde uit (internationale) stagiaires. Behnisch, Behnisch & Partner heeft bureaus in Stuttgart, Duitsland en in Los Angeles, Verenigde Staten. > www.behnisch.com

Daarnaast kan men nog een beetje extra geluk hebben met waar je terecht komt in het bureau en vooral met wie je chef wordt. Ik heb geluk gehad bij een van de hoofdarchitecten van het gehele bureau terecht te komen. Ik heb echt ongelooflijk veel van hem geleerd. Ik zou hem bijna mijn leermeester willen noemen. De projecten die hij en ik hebben gedaan waren interessant en we werkten er meestal met zijn tweeën aan. Dat betekent dat ik de rechterhand van de projectarchitect was en overal bij betrokken werd. Daar komt nog bij dat een van onze projecten een prijsvraag was. Wat betekent dat je meteen de nodige essentiële prijsvraag-ervaring opdoet. Echter, als je heel erg veel pech hebt kom je in een team terecht waarvan het project al bijna klaar is en het gebouw bijna wordt opgeleverd. Dat zou in het uiterste geval betekenen dat je bij wijze van spreken alleen maar administratieve bezigheden hebt en dan ziet je stage er toch een beetje anders uit. Dit neemt niet weg dat stagiaires bij Behnisch in verhouding veel mogelijkheden en vrijheid hebben. Het enige wat van ze wordt verwacht is serieus en kneiterhard te werken. En dat was soms wel even slikken. Het contract van 'officieel' 42 uur in de week betekende vertaald: werken van negen uur 's ochtends tot zeven of acht uur 's avonds en daarbij meerdere weekenden en nachten tot drie uur 's nachts doorwerken. Het is goed te beseffen dat de stagiaires voor een bureau als Behnisch ook van levensbelang zijn: het zijn gewoon goedkope arbeidskrachten. Soms kreeg ik serieus het gevoel dat het bureau bijna door de stagiaires wordt gerund en staande gehouden. Wat me ten slotte erg goed beviel, was het leven in een vreemde stad met vreemde mensen en andere gewoontes. Ik denk dat dit goed vergelijkbaar is met mensen die gaan studeren in een andere stad. Ik heb me zo snel mogelijk de taal eigen gemaakt en meteen veel ondernomen. Naast het werken, werd Stuttgartste nachtleven onveilig gemaakt. Die

A L G E M E E N

50884-p034-040.indd 39

S A A I

S T Y L O S

pantheon 3 ’04’05

39

21/02/2005 8:11:10


Het debat op Bouwkunde is dood! Leve het debat op Bouwkunde! Pantheon heeft besloten hier een eind aan te maken, met jullie hulp. In de stijl van de Volkskrant een lopende discussie over het wel en wee van ons onderwijs en de architectuurwereld in het algemeen. Een eerste poging. De discussie omtrent de groepsgroottes van het ontwerponderwijs is het afgelopen jaar een heikel punt geweest binnen de faculteit, naar aanleiding van het groepsgroottedebat tussen de heer de Haan en de heer van Weeren is er op het Pantheon//forum gepeild wat de mening van de studenten is omtrent de stelling dat een massastudie als bouwkunde saaie architecten oplevert. Kria vindt dat het niet zozeer relevant is dat een massastudie saaie architecten oplevert, een massastudie levert saaie gebouwen op en daar zit het probleem in. Alexandra is het hier mee eens, als studenten niet persoonlijk gemotiveerd worden dan ontstaan er saaie gebouwen. Een massastudie kan ook wel wat opleveren, in de grote poel der saaiheid is er, volgens Edwin, zoveel om je tegen te verzetten dat dit wel bijzondere architectuur moet opleveren. Volgens Dennie is de oorzaak van saaiheid dat bouwkundestudenten in hun opleiding te weinig tijd krijgen om met begeleiders een discussie aan te gaan. Dit gebrek aan discussie levert saaiheid op. Carel Weeber zorgt vaak voor een hoop commotie door een controversiële stelling aan te nemen. Het is niet zozeer belangrijk dat hij gelijk heeft, het is veel belangrijker dat door het aanslingeren van de discussie er in ieder geval nagedacht wordt. Studenten worden niet meer uitgedaagd door het tijdstekort, en hebben geen tijd meer om in te gaan tegen de mening van hun docenten. Studenten ontwikkelen tijdens hun studie geen eigen visie meer. Jeroen is van mening dat een massastudie in een massaal gebouw, waar de architectuurgeschiedenis gericht is op de uitwassen van de CIAM, saaie architectuur oplevert. "een duidelijkere propaganda is niet denkbaar."// Hoeveel studenten zijn er aanwezig bij een college architectuurgeschiedenis? Bij het eerste college zijn er nog een groot aantal geïnteresseerden maar naarmate de colleges vorderen zijn er steeds minder studenten te vinden in de colleges. Moet architectuurgeschiedenis niet in een andere vorm gegoten worden om de aandacht van de studenten vast te houden?

40

50884-p034-040.indd 40

pantheon 3 ’04’05

Alexandra is van mening dat de tentamens vaak al van te voren bekend zijn, dit nodigt niet uit om naar de colleges te gaan. De tentamenvragen zijn vaak volgens de 'goed- en fout-methode', dit stimuleert niet om daadwerkelijk iets actiefs te doen aan dit vak. Er is ook wel een voordeel (weliswaar niet voor studenten) aan dit systeem want bouwkunde kan door de schrapkaarten de tentamens 'lekker' snel met de computer nakijken.//

De meningen over welstandcommissies zijn altijd verdeeld. Op het gebied van 'afschaffen of niet' begeven we ons niet. De argumenten hiervoor en tegen zijn al zo uitgemolken. Vooral de tegen argumenten. De vraag is juist of er ook een positieve kant aan welstandcommissies zit. Zodoende de stelling: welstandcommissies zijn een goed middel tegen saaiheid. Deze stelling deed flink wat stof opwaaien. Daan houdt niet van de welstandcommissie. "De welstandscommissie zorgt nu juist voor die lullige eenheidsworst! Meer vrijheid zorgt toch voor meer diversiteit?" Maar afschaffen gaat hem toch iets te ver. De commissie inperken en gedogen, maar niet afschaffen is zijn advies. Edwin sluit zich hierbij aan "Welstand is prima, alleen wat minder macht graag. Een grote marge voor burgelijke rariteiten en de commissie om excessen te voorkomen. Wel(zo) (ver)stand(dig)." Toch heeft de commissie zijn nut, meent Marten: "Een opvallend/afwijkend huis als het oranje THONIK-huis van MVRDV was afgebrand door allerlei welstandscommissies, is uiteindelijk toch gebouwd, maar nu moeten de bewoners het van de rechter toch in een iets conservatiever kleurtje verven. Iets wat de welstandscommissie al die tijd al zei..." Saaie architectuur komt niet zo zeer door de welstandscommissie alswel door de welstandsnota's (die elke gemeente moet

S T Y L O S

S A A I

opstellen) en het bestemmingsplan die voor de saaiheid zorgen vindt Michiel. "Dat zijn allemaal regels en die bevriezen simpelweg elke dynamiek. Maar die welstandsnota’s zijn objectief en helder. Dat is belangrijk." Michiel denkt dat met de Nota Ruimte mensen vast geëmancipeerder worden ten opzichte van architectuur. "Iedereen heeft inmiddels een eigen mening over de inrichting van woningen en keukens (al die woningprogramma's op tv!). Volgende stap is dat iedereen een visie krijgt op architectuur. Architectuur wordt democratisch." Ook Kria gunt zijn medelander een stem "Het lijkt me wel goed om een breder spectrum beroepsgroepen in de commissie te krijgen; power to the people!" schrijft hij. Sanne neemt een andere invalshoek bij deze stelling. "Welstandscommissies zouden best een goed middel tegen saaiheid kunnen zijn. Maar aangezien dit een subjectief onderwerp is, wordt dat heel lastig. Wanneer de welstandcommissies zich puur richten op objectieve richtlijnen, worden er daardoor ook 'saaie' ontwerpen goedgekeurd die wel aan de objectieve normen voldoen, maar niet aan de subjectieve." Alle modale burgers willen volgens Dennie hetzelfde: een huisje in een tuintje met een hekje. "dan wordt het wel heeeeel saai in Nederland. Het lijkt me daarom logisch dat we de keuze van wat we bouwen dan ook over moeten laten aan de professionals, ofwel de architecten. Architecten en stedenbouwkundigen kunnen zelf wel kunnen bepalen wat het beste is voor een bepaalde locatie, daar hebben zij geen welstandscommissie voor nodig. Ik zie de welstandscommissie eerder als een instantie die de architecten behoedt voor de opdrachtgevers die hun eigen (onkunde) weten door te drukken bij de ontwerpers."//

> Blijf je mening geven! Deze pagina is een pilot om te kijken of het debat op Bouwkunde niet dood is. Wij zullen dan ook elke twee weken twee nieuwe stellingen op internet zetten. > Waar op internet? www.stylos.nl, en dan pantheon//forum. > Zelf een interessante stelling? Mail hem dan naar pantheon@stylos.nl en hij zal op de site komen.

A L G E M E E N

21/02/2005 8:11:11


Agenda

apr

mar

vanaf 24 feb

locatie: zie www.nai.nl

t/m 25 feb

film

'My Architect' portret van Louis Kahn info: www.myarchitectfilm.com

prijs: variabel

tentoonstelling

Integraal Ontwerpen locatie: VIBA EXPO, 's-Hertogenbosch

info: www.viba-expo.nl_tel: 073 – 6216943

prijs: 4,-

Oeuvre tentoonstelling van prof. ir. Jón Kristinsson

t/m 26 feb

beurs

Bouwbeurs 2005 locatie: Jaarbeurs, Utrecht

t/m 27 feb

info: www.bouwbeurs.nl

prijs: 20,-

Fresher Facts

tentoonstelling

locatie: NAi Rotterdam

info: www.nai.nl_tel: 010-4401200

prijs: 4,-

Tentoonstelling over de winnaars van de AM NAi Prijs 2004; de beste jonge architecten van Nederland

t/m 5 mrt

tentoonstelling

Ontmoeting in het Noorderpark locatie: Buiksloterkerk, Amsterdam-Noord

info: www.noord.amsterdam.nl

prijs: gratis

Tentoonstelling omtrent het winnende ontwerp van West 8 over de herstructurering van het stadspark Amsterdam

18 mrt

locatie: Heerlen en Maastricht

22 mrt

excursie

Heerlen en Maastricht info: excie.stylos@gmail.com

prijs: onbekend,-

David Mangin

lezing

locatie: de Brakke Grond, Amsterdam

info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878

prijs: 7,50,-

Lezing van De Franse architect David Mangin die onlangs de prijsvraag voor de herinrichting van het Parijse gebied Les Halles won

t/m 26 mrt

Zó zit dat locatie: ARCAM, Amsterdam

tentoonstelling info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878

prijs: gratis

Twintig Amsterdamse architecten en vormgevers hebben een stoel ontworpen speciaal voor deze tentoonstelling.

4 apr 26 t/m 28 apr

beurs

Urban Design locatie: RAI, Amsterdam

t/m 8 mei

deadline

Pantheon// buren

info: www.urban-design.nl

tentoonstelling

No. 250. An Exhibition locatie: NAi, Rotterdam

prijs: gratis

info: www.nai.nl_tel: 010-4401200

prijs: 4,-

Beauty and waste in the architecture of Herzog & de Meuron

t/m 17 mei

tentoonstelling

Ads & Architects locatie: NAi, Rotterdam

info: www.nai.nl_tel: 010-4401200

prijs: 4,-

Tentoonstelling omtrent de architect als marketinginstrument.

50884-omslag.indd 3

21/02/2005 8:44:06


50884-omslag.indd 4

21/02/2005 8:44:11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.