De abstracte kunst in Belgie (sample pages)

Page 20

56

L’émergence du surréalisme et les imprécations lancées contre le constructivisme dès 1924 par Nougé ont probablement contribué à déchoir l’abstraction au sein des avant-gardes. Toujours est-il que le milieu des années vingt correspond à une série de reconversions. Certains reviennent à la figuration : c’est le cas de Félix De Boeck et de Prosper De Troyer. D’autres, comme Karel Maes et Marcel Baugniet, se consacrent aux arts appliqués. Maes se dirige en effet vers le design en 1924 avant de reprendre les Ateliers Victor De Cunsel. En 1927, Baugniet s’associe avec l’architecte hollandais Ewaud Van Tonderen pour fonder une maison de décoration appelée L’Intérieur moderne, qui deviendra Baugniet et Cie en 1929. Peeters et Donas arrêtent de peindre, momentanément pour la seconde. Flouquet tente une reconversion dans le milieu littéraire. La dernière livraison de 7 Arts en 1929 peut être considérée comme le point final du constructivisme belge. La crise économique des années trente est également un facteur d’explication. La décennie des « années folles » qui suivent l’armistice constitue un temps de répit dont la crise économique apparue dans la foulée du krach de 1929 a bru­talement sonné le glas. Cette crise a des conséquences sur le monde de l’art. Le marché s’effondre. Faute d’acheteurs, les galeries ferment. Les groupes se disloquent et les revues se sabordent. C’est en France qu’une échappatoire semble s’ouvrir. En 1930, Michel Seuphor et Joaquín Torres-García réunissent autour d’eux, à Paris, des peintres meteen het einde van Het Overzicht. Peeters zet zijn uitgeversactiviteit voort met De Driehoek, waaraan echter geen lang leven beschoren is. De opkomst van het surrealisme en de scheldpartijen van Nougé tegen het constructivisme in 1924 hebben waarschijnlijk bijgedragen tot het verval van de abstractie binnen de avant-gardes. Hoe dan ook, omstreeks het midden van de jaren 1920 doet zich een reeks omschakelingen voor. Sommigen keren terug naar het figuratieve : dat is het geval met Felix De Boeck en Prosper De Troyer. Anderen, zoals Karel Maes en Marcel Baugniet, wijden zich aan de toegepaste kunsten. Maes legt zich in 1924 toe op design en neemt daarna de Ateliers Victor De Cunsel over. In 1927 associeert Baugniet zich met de Nederlandse architect Ewaud van Tonderen ; samen stichten zij een interieurzaak L’Intérieur moderne, die in 1929 Baugniet et Cie wordt. Peeters en Donas houden op met schilderen, laatstgenoemde

slechts beperkte tijd. Flouquet probeert een reconversie in het literaire milieu. De laatste afleve­ ring van 7 Arts in 1929 kan worden beschouwd als het eindpunt van het Belgische constructivisme. De economische crisis van de jaren 1930 is eveneens een verklarende factor. Het decennium van de années folles dat volgde op de wapenstilstand vormt een periode van verademing, waaraan brutaal een einde komt door de economische crisis in het kielzog van de krach van 1929. Die crisis hee gevolgen voor de kunstwereld. De markt stort in elkaar. Bij gebrek aan kopers moeten de galeries sluiten. De groepen vallen uiteen en de tijdschrien heffen zichzelf op. De ontsnappingsroute lijkt zich in Frankrijk te bevinden. In 1930 brengen Michel Seuphor en Joaquín Torres-García in Parijs een aantal schilders samen die uit de belangrijkste Europese avant-gardebewegingen afkomstig zijn, zoals Mondriaan, Van Doesburg, Kandinsky, Schwitters,


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.