

LANDSCHAP VAN IEDEREEN
VIJF JAAR LIVING LAB
OOIJPOLDER-GROESBEEK
Colofon
interviews | Luc Dinnissen (studio ds) redactie | Luc Dinnissen, Noelle Aarts, Hans de Kroon, Huub Ploegmakers vormgeving | Luc Dinnissen
cover | Döro Krol, Licht in de polder (2022) foto’s | Paul Breuker (interviews), Piet Levering (Land van Ons), Hans de Kroon, Huub Ploegmakers en Luc Dinnissen kaart ooijpolder | Anton van Tetering (studio Haverstraat) druk | DPN Rikken Print uitgave | Radboud Universiteit
Het Living Lab Ooijpolder-Groesbeek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied, gefinancierd door NWO en het Ministerie van LVVN, met aanvullende steun van de provincie Gelderland en het Platform Natuurinclusieve Landbouw.
We willen de provincie Gelderland en het Platform Natuurinclusieve Landbouw bedanken die dit experiment mogelijk hebben gemaakt.
Voor vragen ideeën, neem contact op met hans.dekroon@ru.nl



Samen voor biodiversiteit
Opzet van het Living Lab

Wat vooraf ging...
Het verhaal van Via Natura
Logisch boeren
Een ontmoeting met Jacco van Haaren en Rosa Boone
Biodiversiteit als verdienmodel
Barton Arnts en Robin Lexmond in gesprek
Wetenschap en boerenverstand
Een interview met William Nillesen en Bib Witvliet
Van leeg veld tot levendig netwerk
Hert verhaal van De Biesterhof
Samen leren van het landschap
Arno van der Kruis
De Groene Mantel
Een gesprek met wethouder
Twan van Bronkhorst
slot
LANDSCHAP VAN IEDEREEN
VIJF JAAR LIVING LAB OOIJPOLDER-GROESBEEK
Samen voor biodiversiteit
Samen voor biodiversiteit, hoe doe je dat? Deze vraag vormde het startpunt voor een onderzoeksprogramma ‘Living Labs voor Biodiversiteitsherstel’.
In het Living Lab Ooijpolder-Groesbeek hebben wetenschappers, boeren, natuurbeschermers en beleidsmakers in de afgelopen vijf jaar nauw samengewerkt om de biodiversiteit in het gebied nog verder te versterken.
In vier onderzoeken is gekeken naar natuurherstel bij aangelegde landschapselementen, naar de bodem in relatie tot graslandbeheer, hoe programma’s voor agrarisch natuurbeheer boeren motiveren voor maatregelen voor biodiversiteitsherstel, en hoe verschillende partijen in de regio in de afgelopen decennia hebben samengewerkt om tot mooie resultaten te komen.
Natuur op het erf: mooi én betekenisvol
In de gesprekken die in en om het Living Lab werden gevoerd ontdekten we al gauw veel boeren die zich met hart en ziel inzetten voor herstel van biodiversiteit op hun bedrijf. Niet omdat het moet, maar omdat ze dat zélf willen. Ieder op een eigen manier. Boeren vertellen dat werken aan biodiversiteit niet alleen belangrijk is, maar hen ook plezier en voldoening geeft. Ze kennen de natuur op hun land en genieten zichtbaar van bijzondere vogels, insecten of planten op hun land. Het idee dat hun bedrijf bijdraagt aan een levendig, gezond landschap maakt hun werk mooier en spannender.
Maar… de financiële basis ontbreekt nog
Uit recente evaluaties van het agrarisch natuurbeheer blijkt dat maatregelen pas echt succesvol worden als ze op grotere schaal en binnen hetzelfde gebied worden uitgevoerd. De ervaringen in de Ooijpolder-Groesbeek laten zien wat hiervoor nodig is: langjarige, maar vooral ruimhartige financiering.
Maatregelen voor agrarisch natuurbeheer gericht op kruidenrijk grasland en de aanleg van landschapselementen kosten tijd en geld. BoerenNatuur, provincies, agrarische collectieven en andere instanties werken hard aan regelingen die dat mogelijk moeten maken – maar de praktijk blijft voorlopig weerbarstig en de financiële tegemoetkoming instabiel. Hier is werk aan de winkel!
Boeren produceren wat de samenleving vraagt Hier ligt dus ook een rol voor de samenleving. Als de samenleving meer natuur, meer landschap en meer duurzaamheid vraagt, dan zijn de meeste boeren bereid om daarop in te spelen. Boeren zeggen: “Vraag niet wat wij produceren, wij produceren wat u vraagt.” Deze houding maakt hen tot waardevolle partners in het werken aan een natuurinclusieve landbouw. Velen van hen zien het herstel van biodiversiteit ook als kans om hun bedrijf toekomstbestendig te maken, nieuwe kennis op te doen en in te spelen op ontwikkelingen die de sector verder helpen.
Boeren zeggen:
“Vraag niet wat wij produceren, wij produceren wat u vraagt”
Living Labs: kennis, erkenning en samenwerking
In het Living Lab is veel gebeurd. Niet alleen zijn er vier verschillende onderzoeken uitgevoerd, er is ook een groot aantal bijeenkomsten georganiseerd en zijn praktijkexperimenten gestart. Zo hebben melkveehouders onder begeleiding van experts van Louis Bolk kruidenrijk grasland ingezaaid, kennis opgedaan over ecologische processen op het bedrijf, over hoe maatregelen op effectieve wijze uitgevoerd kunnen worden en wat slimme vormen van samenwerking zijn. De bijeenkomsten waren er ook op gericht om te leren van elkaar. Boeren wisselden kennis, ervaringen, zorgen en ambities uit. Het Living Lab heeft aan dit sociale netwerk een positieve impuls gegeven en boeren zijn het Living Lab zelfs als studiegroep voor biodiversiteit gaan zien.
“De wetenschap zegt dat het werkt!” Die onderbouwing geeft zelfvertrouwen en draagvlak
De samenwerking met wetenschappers helpt volgens de boeren ook om de effecten van hun maatregelen te onderbouwen: “De wetenschap zegt dat het werkt!” Die onderbouwing geeft zelfvertrouwen én draagvlak, ook in gesprekken met gemeenten en andere partijen waar boeren van afhankelijk zijn. Zo groeit er niet alleen natuur op het land, maar ook verbondenheid en vertrouwen in de sector en in de regio om met elkaar te werken aan een duurzame toekomt!
In de brochure geven wij een indruk in woord en beeld van de activiteiten die in en om het Living Lab Ooijpolder-Groesbeek hebben plaatsgevonden.
Veel leesplezier!
Living Labs voor Biodiversiteitsherstel
In 2017 werd duidelijk dat biodiversiteit ook binnen beschermde natuurgebieden flink onder druk staat. Goed natuurbeheer alleen is niet genoeg om biodiversiteit te behouden en te herstellen. Er is meer nodig: samenwerking in het hele landschap.
Daarom werd in Nederland het Deltaplan Biodiversiteitsherstel gelanceerd, een breed initiatief waarin overheden, boeren, onderzoekers, burgers en natuurorganisaties samen optrekken voor een veerkrachtige natuur (www.samenvoorbiodiversiteit.nl).
In 2020 ging het onderzoeksprogramma ‘Living Labs voor Biodiversiteitsherstel’ van start, gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De regio Ooijpolder-Groesbeek werd gekozen als een van de onderzoeksgebieden, omdat hier al jarenlang met succes wordt samengewerkt aan natuur en landschap. Vijf jaar lang onderzochten wetenschappers, boeren en andere betrokkenen samen hoe biodiversiteitsherstel in de praktijk werkt.
Centraal stonden de volgende vragen:
• Wat heeft het herstel van het landschap opgeleverd? Zijn insectenpopulaties hersteld?
• Hoe kan er binnen de bedrijfsvoering gewerkt worden aan biodiversiteitsherstel? Welke rol spelen bodemprocessen bij extensiever beheer of het gebruik van kruidenrijk grasland?
• Wat zijn de voorwaarden voor succesvol agrarisch natuurbeheer? Hoe kunnen programma’s agrariërs motiveren om maatregelen te nemen en die op effectieve wijze uitvoeren?
• Hoe verliep de samenwerking? Wat waren succesfactoren en hoe werden lastige onderhandelingen tot een goed einde gebracht

De Ooijpolder in 1978


De Ooijpolder in 2025

In de afgelopen 25 jaar is in de regio Ooijpolder-Groesbeek, in samenwerking met De Ploegdriever, Via Natura, VNC en andere aanjagers, geëxperimenteerd met verschillende vormen van biodiversiteitsherstel. Er zijn houtwallen en bloemrijke stroken aangelegd, op verschillende plekken zijn landbouw en natuur met elkaar verweven en er is hard en succesvol gewerkt aan een groen-blauwe dooradering van het gebied. Een belangrijke succesfactor hierbij is dat boeren, natuurbeschermers en overheden samen hebben gewerkt aan integrale gebiedsontwikkeling.
Wat vooraf ging...
Het verhaal van Via Natura
In de Ooijpolder en Groesbeek is het landschap de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Natuurvriendelijke oevers, kruidenrijke stroken, hagen en poelen vormen samen een nieuw netwerk waarin natuur, recreatie en landbouw hand in hand gaan. Sinds de oprichting van Via Natura heeft Tiny Wigman zich hiervoor ingezet. Zij vertelt hoe boeren, burgers en gemeenten elkaar vonden, welke uitdagingen overwonnen moesten worden en waarom samenwerking de sleutel tot succes bleek.
Van links naar rechts: Arno van der Kruis van De Ploegdriever, Tiny Wigman van Via Naura en Jaap Dirkmaat van Vereniging Nederlands Cultuurlandschap.


“Je moet het wel samen doen”
TINY WIGMAN
Hoe is Via Natura begonnen?
“Via Natura is officieel opgericht op 27 april 2005, maar het idee ontstond al eerder. We vroegen ons af: hoe kun je samen met boeren het landschap ontwikkelen, op zo’n manier dat zij daar vrijwillig aan meewerken? Het eerste project was de Proeftuin Ooijpolder-Groesbeek, een verkenning met boeren uit de Ooijpolder, Groesbeek en de Duffelt. Het idee van de groen-blauwe dooradering – landschapselementen en natuur verweven met landbouw – stond daarbij centraal. We zeiden: dit is zo waardevol, dit moet onderdeel worden van de landschapsvisie van de gemeente. Als projectleider werkte ik samen met Arno van der Kruis en Zeger Stappershoef van De Ploegdriever en met Jaap Dirkmaat van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC). Zo konden we echt van onderop beginnen.”
Hoe reageerden de gemeenten?
“Met steun van een provinciaal ambtenaar inspireerden we gemeenten tot een landschapsontwikkelingsplan. Zo’n plan is een kader: je kunt nooit over andermans grond regeren, dus boeren moeten meedoen. Om uitvoering mogelijk te maken, richtten de gemeenten Via Natura op; de stichting bleef onafhankelijk.”
“Belangrijk was respect voor de bedrijfsvoering: Wij bepalen niet hoe een
boer zijn bedrijf runt”
En de boeren?
“Dat was niet eenvoudig. We organiseerden dorpsavonden met boeren en inwoners. Met een landschapsarchitect hadden we drie scenario’s uitgewerkt, letterlijk gepresenteerd als kwartetspel. Zo ontstond een open gesprek over het gewenste landschap: aantrekkelijk om te wandelen, goed voor natuur en water, en uitvoerbaar voor boeren. Belangrijk was respect voor hun bedrijfsvoering; wij richten ons op randen langs wegen, sloten en akkers. Als die aaneensluiten, ontstaat een netwerk dat natuur en landbouw ondersteunt.”
Wanneer konden jullie echt beginnen?
“In de beginjaren ontbrak het geld. Burgemeester Wilbers van Ubbergen zei: ‘Als er geld is, komen we bij jullie terug.’ Dat gebeurde in 2010 met het project Voorbeeldgebied Ooijpolder-Groesbeek, gefinancierd door ministeries, provincie, gemeenten en de Postcodeloterij, met hulp van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. “We gingen met boeren in gesprek: welke streekeigen elementen passen hier –knotwilgen, houtwallen, poelen, bloemrijke akkerranden? Boeren kennen hun grond het best: ‘Die hoek is altijd nat, daar kan best een poel komen.’
Er kwamen dertigjarige beheercontracten, goed voor continuïteit. In 500 hectare ontwikkelden we een netwerk van paden en natuurstroken; waar het vroeger niet toegankelijk was, kan nu worden gewandeld, terwijl boeren doorgaan met hun werk.”
Waarom zocht je contact met het Living Lab?
“In 2017 las ik Hans de Kroon over een afname van 75% van insecten. Ik zocht contact en startte samenwerking met het Living Lab, waar wetenschappelijk werd onderzocht wat onze groen-blauwe dooradering bijdraagt aan biodiversiteit. Boeren waren nieuwsgierig: ‘Doe ik het goed?’ Sindsdien is ook de aandacht voor bodem sterk gegroeid.”
Kruidenrijk grasland, wat maakte dat bijzonder?
“Het ging niet alleen om akkerranden, maar om complete percelen. Boeren zaaiden kruidenrijk gras in plaats van raaigras en onderzochten wat dit betekent voor de bodem, de opbrengst en de smaak van de melk. Met steun van het Louis Bolk Instituut konden ze experimenteren met begeleiding en vergoeding. Dat project loopt nog steeds – altijd in samenwerking met de boeren.”
Hoe toepasbaar elders in Nederland?
“Dat wordt mij vaak gevraagd. De aanpak kan elders zeker werken, maar vraagt langdurige financiering. Dat is de bottleneck. Want je weet het: de politiek is maar voor vier jaar. Tegenwoordig is dát zelfs een uitdaging. En het beleid vanuit de Europese Unie –waar toch veel geld vandaan komt – geldt vaak voor zes jaar. Ik hoef niet uit te leggen dat dat veel te kort is voor de natuur en weinig zekerheid biedt aan de boer.”

“Naast bijdragen van het ministerie, de provincie en de gemeente, hebben we 1,6 miljoen euro gekregen van de Postcodeloterij. We hebben meteen Tiny Wigman en Paul Wilbers, de burgemeester van Ubbergen, gebeld en gezegd: ‘We kunnen starten.’ Dat is de sleutel naar het succes geweest: dat er geld is gekomen van alle kanten.”
JAAP DIRKMAAT
Vereniging Nederlands Cultuurlandschap





POELEN
RUIGE SLOTEN HAGEN
Bloemstroken, ruige sloten, houtwallen, poelen, struwelen, hagen en heggen. In 100 jaar is 60% uit het Nederlandse landschap verdwenen. Landschapselementen zijn dé bouwstenen voor een gevarieerd, gezond en biodivers landschap, waar het fijn is om in te verblijven voor mens en dier. Dat is goed voor de biodiversiteit, het bodemleven, de waterkwaliteit én onze eigen gezondheid.
Bron: Aanvalsplan Landschap (2022)

LANDSCHAPS ELEMENTEN

In
de Ooijpolder is in de loop der jaren een netwerk van boerenlandpaden en hagen
ontwikkeld

Logisch boeren
Onderzoeker Rosa Boone en melkveehouder Jacco van Haaren
ontmoeten elkaar rond hun gezamenlijke passie: de bodem.
Waar Jacco zijn bedrijf runt vanuit ‘logisch boeren’, onderzoekt Rosa hoe het bodemleven reageert op verschillende vormen van beheer.
Samen ontdekken ze overeenkomsten, verschillen en de waarde van langdurige zorg voor grond.
Logisch boeren
Op een boerderij in het buitengebied runt Jacco samen met zijn vrouw Yvonne een melkveebedrijf met akkerbouw. “We hebben zo’n 130 melkkoeien en bijbehorend jongvee,” vertelt Jacco. “Ons bedrijf omvat 76 hectare landbouwgrond: 40 hectare grasland en de rest akkerland. We streven naar kringlooplandbouw: het aantal dieren stemmen we af op de hectares, zodat de voederopbrengst en mest weer terugkomen op eigen land. Wij zijn geen biologisch en ook geen gangbaar bedrijf; wij noemen het ‘logisch boeren’. Je doet wat nodig is – en dat is de bodem voeden.”
Onderzoek aan de keukentafel
Een paar jaar geleden kreeg Jacco bezoek van Rosa, onderzoeker bij het Living Lab. “Ze stond hier op de stoep,” herinnert hij zich. “Ik was benieuwd of de koers die ik vaar klopt. Ik strooi al twintig jaar compost, maar ik wilde weten: doe ik het goed? Laat een ander er eens naar kijken.”
Rosa lacht bij de herinnering. “Ik vond het spannend in het begin. Ik wilde niemand tot last zijn als onderzoeker. Het idee was dat ik even een half uurtje langs zou komen. Uiteindelijk zaten we anderhalf uur aan de keukentafel te praten over de bodem. Ik kom zelf uit een dorp en ben tussen boeren opgegroeid, dus het voelde meteen vertrouwd.”

JACCO
VAN HAAREN & ROSA BOONE:
“De bodem is mijn leven”
“Ik
wilde weten: doe ik het Laatgoed? een ander
er eens naar kijken!”
De drie pijlers van het bedrijf “Mijn bedrijf bestaat uit drie pijlers,” zegt Jacco. “De jonge koeien, dat doet mijn vrouw Yvonne. Dan de koeienstal met de melkkoeien. En dan het land – misschien wel het meest waardevolle onderdeel. Daar moet je zorg voor dragen. De bodem is mijn leven.”
Rosa knikt instemmend. “Ja, dat zag ik meteen. Dat geldt ook voor mij. Wij onderzochten schimmels en bacteriën in de bodem. In eerste instantie werkten we met categorieën als ‘gangbaar’ en ‘semi-natuurlijk’, maar gaandeweg ontdekten we dat boeren zo verschillend zijn dat die hokjes niet werken. Uiteindelijk hebben we een gradiënt gemaakt, van meest gangbaar tot meest semi-natuurlijk. Jacco zit aan de extensieve kant van gangbaar – en dat zie je terug in de data. Voor veel boeren, waar ik onderzoek deed, was het wel een open deur, al kregen ze wel de bevestiging dat beheer ertoe doet. Maar de bodem blijft een complex verhaal. We weten eigenlijk nog maar heel weinig.”
De bodem als levenswerk
Voor Jacco is goed bodembeheer geen project van een paar jaar, maar een levenslange opgave. “De bodem naar de klote helpen, dat kan in één jaar. Maar hem goed houden, dat is een levenswerk. Wat je vandaag strooit, heeft niet morgen effect. Dat hele bodemleven moet je voeren en dat duurt gewoon even. Zoals Nick van Eekeren van het Louis Bolk Instituut zegt: ‘Een grasland is als een mammoettanker: als je eraan trekt, duurt het even voordat het beweegt.’ Daarom kijken wij alleen naar graslanden die minimaal tien jaar hetzelfde beheer hebben gehad. De effecten van beheer zie je niet van de ene op de andere dag.”

Stabiliteit boven opbrengst
Voor Jacco draait het niet alleen om productie. “Wat ik belangrijk vind, is de stabiliteit van de productie. Als je je bodem goed beheert, kan die beter tegen droogte of juist veel regen. Dan is je bodem weerbaarder. Dat is wat ik wil bereiken.”
De resultaten van het onderzoek
De resultaten van het onderzoek bevestigden voor Jacco dat hij op de goede weg zit. “Het gaf mij een beeld dat ik goed bezig ben. Door het onderzoek en de gesprekken met Rosa ga je anders kijken. Ik hoef niet biologisch of gangbaar te zijn. Wij doen ‘logisch boeren’ – gewoon zoals ik in de loop der jaren heb geleerd dat het werkt.”
Natuur en landschap
Naast zijn werk op het land besteedt Jacco veel aandacht aan natuur en landschap. “We hebben hagen, heggen, sloten, een stukje kruidenrijk grasland en akkerranden. Niet voor de vergoeding, maar omdat ik wil weten wat het oplevert. En het is prachtig om te zien hoeveel wild erop afkomt: reeën, hazen – het leeft gewoon. Dat vind ik mooi. Ik ben natuurliefhebber, dus dat past helemaal bij mij.”

“De bodem naar de klote helpen, dat kan in één jaar. Maar hem goed houden, dat is een levenswerk”
JACCO VAN HAAREN
Het Living Lab heeft een experiment opgezet waarbij melkveehouders 20 hectare kruidenrijk grasland hebben ingezaaid.

engels raaigras
De boeren waren enthousiast en hebben samen met onderzoekers geëxperimenteerd met verschillende kruidenmengsels.
Ze hebben gekeken naar het effect op de bodem en op de koeien.

kruidenrijk grasland
Inmiddels loopt er een vervolg: vollegrondstelers doen nu mee en zaaien akkerranden in met diverse mengsels.
Biodiversiteit als

“Hoe gevarieerder het landschap, des te meer insecten er voorkomen”
ROBIN LEXMOND
verdienmodel
Familiebedrijf Ooijs Moois
Het familiebedrijf ‘Ooijs Moois’ combineert akkerbouw, kleinfruit, zorg en landschapsbeheer. Barton Arnts en onderzoeker Robin Lexmond vinden elkaar in biodiversiteit: hagen, kruidenstroken en knotwilgen creëren nieuwe habitats voor insecten. Samen ontdekken ze hoe praktijk en wetenschap elkaar versterken, maar ook hoe lastig het blijft om biodiversiteit een verdienmodel te geven.
Een multifunctionele onderneming
“Ik heb eigenlijk een multifunctionele onderneming, zo noem ik het de laatste tijd,” vertelt Barton, eigenaar van Ooijs Moois. “Het is een familiebedrijf: akkerbouw, kleinfruit zoals bramen, frambozen, rode bessen, witte bessen en zwarte bessen.
Alleen met de pluktuin konden wij onze boterham niet verdienen. Dus daarnaast werken we samen met Pluryn, voor jongeren en ouderen met dementieproblemen. En er kwam een stukje landschapsbeheer bij, waar wij met groen-blauwe dooradering aan hebben meegewerkt. Als één van de voorlopers werd 5% van de akkerbouw ingezet voor gras, kruidenstroken, hoogstamfruit, boerenlandpaden, knotwilgen, hagen – dat soort dingen.”
Groen-blauwe dooradering
Groen-blauwe dooradering verbindt natuur en water tot één samenhangend netwerk. Bloemstroken, houtwallen, sloten en beken versterken de biodiversiteit.

Onderzoeker Robin in het veld met naast haar de Diopsis insectencamera. Insecten worden aangetrokken tot het gele scherm en dan gefotografeerd.
De onderzoeker in het veld
Voor onderzoeker Robin was het spannend om bij een boerenbedrijf aan de slag te gaan. “In het begin dacht ik: ik ga naar boeren toe, dat wordt misschien lastig, want ik wil meer natuur en dat zullen zij niet willen. Maar dat was gewoon helemaal niet waar. Ik merkte al snel dat, als ik hier met de boer door het veld loop, we allebei kunnen zeggen: ‘Oh kijk, de smeerwortel, en daar loopt een haasje.’”
Robin deed onderzoek naar landschapselementen zoals hagen en bloemstroken. “En dan zie je dat die hagen echt heel veel toevoegen. Ze bieden voor veel verschillende diersoorten een schuil-
plaats of een plek om te overwinteren. Een plek waar ze voedsel kunnen vinden. Dat zijn allemaal onderdelen die in het agrarische landschap schaars zijn. Als je naar mijn onderzoek als geheel kijkt, zie je eigenlijk: hoe meer variatie je hebt in een landschap, des te meer soorten zo’n landschap kan ondersteunen.”
Kruidenstroken
“De Ooijpolder is tot proeftuin in Nederland gebombardeerd; daar hebben heel veel boeren aan meegedaan. Heel veel gangbare boeren hebben een kruidenstrook langs hun perceel. Je hebt spuitvrije zones, je hebt driftarme doppen. Je hebt middelen die gewoon groener zijn dan de traditionele gewasbeschermingsmiddelen. Dus ik denk dat Nederland ook in die gangbare teelt echt vooroploopt, ten opzichte van Europa, misschien wel ten opzichte van de wereld,” aldus Barton.
Wetenschap en praktijk dichter bij elkaar
Het Living Lab-project biedt een kans om wetenschap en praktijk te verbinden. “Die samenwerking met het Living Lab probeert ook te kijken waar we ons verhaal beter naar buiten kunnen brengen. Dat er ook gekeken wordt van: we lopen nu wel over de velden heen, maar wat zien we, wat gebeurt hier? En dat is het mooie van het Living Lab-project: dat wetenschap en praktische bedrijfsvoering dichter bij elkaar komen,” legt Barton uit.
Robin vult aan: “Ja, we zijn er nog niet helemaal. Maar we komen wel dichter bij elkaar.” Barton tot slot: “Als boer ben je altijd op zoek naar kennis. Kennis delen is kennis vermenigvuldigen.”
“Kennis delen is kennis vermenigvuldigen”
BARTON ARNTS
IN 30 JAAR TIJD IS 75% VAN DE INSECTEN VERDWENEN

De patrijs was vroeger een veelvoorkomende vogel op het boerenland, maar de aantallen zijn sterk afgenomen door intensieve landbouw. Daarom hebben boeren in de Ooijpolder kruidenrijke akkerranden met bloemen en zaden aangelegd. Die bieden voedsel in de winter, insecten in de zomer voor de kuikens en veilige dekking tegen roofdieren.
Naast de patrijs profiteren ook de steenuil, kerkuil, veldleeuwerik en gele kwikstaart van deze akkerranden.

de patrijs

“Toen het Living Lab op ons pad kwam, met het idee van kruidenrijk grasland, zagen we meteen de voordelen voor de biodiversiteit”
WILLIAM NILLESEN
Wetenschap en boerenverstand
Een kijkje in de keuken
Op het melkveebedrijf van William Nillesen is het een drukte van belang: melkvee, akkerbouw, recreatie, kinderopvang én zorg. Vier jaar
geleden kwam onderzoeker Bibi Witvliet hier binnen, nieuwsgierig naar de keuzes en afwegingen van boeren om een bijdrage te leveren aan natuur en landschap. Samen bespreken ze biodiversiteit, kruidenrijk grasland en het delen van kennis, en laten ze zien hoe landbouw, natuur en wetenschap hand in hand kunnen gaan.
Multifunctionele boerderij
Wat ooit begon met 17 koeien en 10 hectare grond, is uitgegroeid tot een bloeiend melkveebedrijf met 180 koeien op 130 hectare. “Elke dag die we doen, die doen we goed,” zegt William, terwijl hij over zijn land uitkijkt. Naast melkvee en akkerbouw ontvangt de boerderij jaarlijks 12.000 bezoekers, biedt het onderdak aan 32 kinderen in de kinderopvang en zorgt het voor drie cliënten van Pluryn. “Elk familielid heeft hier zijn eigen rol,” vertelt hij.
Nieuwe koers met het Living Lab Vier jaar geleden stond onderzoeker Bibi op het erf. William: “We deden al mee aan allerlei projecten. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in natuurlijke processen en ruwvoerwinning. Toen het Living Lab op ons pad kwam, met het idee van kruidenrijk grasland, zagen we meteen de voordelen voor de biodiversiteit. Dat sprak ons aan.”
Studiegroepen
“De boeren zijn erg enthousiast over de studiegroepen, waarin zowel biologische als gangbare boeren zitten – een diversiteit die zorgt voor een inspirerende en waardevolle uitwisseling. Ze zijn soms best kritisch op elkaar, maar altijd op een constructieve manier waardoor ze echt van elkaar leren. En dat je met collega’s kunt overleggen.
Het zou mooi zijn als dat breder uitgerold zou worden naar meer veehouders in het gebied. En dan niet alleen door het Louis Bolk Instituut, maar ook door de meer conventionele adviseurs. Dat productief kruidenrijk grasland meer de norm wordt, omdat het er financieel gezien goed uit ziet.”
Pedro Janssen, Louis Bolk Instituut
Bibi keek vooral naar de keuzes die boeren maken. “William en zijn collega’s hebben me meegenomen in de afwegingen die zij maken en door welke condities deze worden beïnvloed,” vertelt ze. “Mijn onderzoek richt zich op instrumenten die boeren helpen bij biodiversiteitsherstel. Denk aan financiële ondersteuning, wet- en regelgeving of studiegroepen. We onderzoeken wanneer deze instrumenten het beste werken.”
Kennis over biodiversiteit
De kennis over biodiversiteit ontstond niet alleen uit onderzoek, maar vooral door samenwerking met collega-boeren. “Samen met andere boeren uit de buurt zat ik in een studiegroep ‘Productief Kruidenrijkgrasland’ van het Living Lab,” zegt William. “We gingen bij elkaar kijken: hoe doet iedereen het? Waar lopen we tegenaan? Het is altijd fijn om ideeën uit te wisselen. Ik vond ook dat de kennis vanuit het Louis Bolk Instituut, met name van Pedro Janssen en Nick van Eekeren, heel waardevol was. Dat zijn mensen die ongelooflijk veel kennis en onderzoekservaring hebben. Daar heb je gewoon echt iets aan.”
Bibi vult aan: “Ze bezochten elkaars percelen en kwamen vaak dezelfde uitdagingen tegen. Wanneer
gebruik je kunstmest? Hoe kun je het uitstellen? Dat zijn concrete beslissingen, maar cruciaal voor biodiversiteitsherstel.”
Win-win voor natuur en bedrijf
Het resultaat van die keuzes is duidelijk zichtbaar. William: “Wij gebruiken kruidenrijk grasland. Het heeft een hoge voederwaarde voor de koeien, staat prachtig in het landschap en is goed voor bodem en biodiversiteit. Uit metingen blijkt dat er twee keer zoveel insecten zitten, en ook twee keer zoveel soorten.” Hij glimlacht: “En dat alles zonder dat de melkproductie eronder lijdt. Minder kunstmest is goedkoper en vermindert CO2-uitstoot. Het is een natuurlijk proces dat alleen maar winnaars heeft. Dat je ecologisch en economisch goed bezig bent, dat vind ik prachtig.”
Samenwerking die blijft
De studiegroepen blijven actief, mede dankzij Tiny Wigman. William: “Zij zorgt ervoor dat de boeren die ooit zijn begonnen, ook blijven doorgaan. Vaak stopt een project als het geld op is, maar Tiny weet telkens nieuwe kansen te vinden. Daar ben ik haar erg dankbaar voor.”
“Dat je ecologisch én economisch goed bezig bent, dat vind ik prachtig”
Productief kruidenrijk grasland,
is dat wat voor mij?

Ben je boer?
Wil je boer worden?
Weet je zeker dat je een boer bent?
Neem contact op met De Biesterhof!
Is wel een mooi beroep hoor!
Deze beslisboom
Hou je van natuur?
Wil je daar tijd voor vrij maken?
Wil je een bijdrage leveren aan biodiversiteit?
Dan houdt het op!
Krijg je een vergoeding voor agrarisch natuurbeheer?
Dan houdt het op!
Hou het dan maar bij Engels raaigras!
Sluit je aan bij een studiegroep!
Heb je voldoende kennis?
Je kunt gaan beginnen! Neem contact op met VNC, de Ploegdriever of Via Natura!
Engels raaigras
“Bij productief kruidenrijk grasland hoef je minder kunstmest te gebruiken. Je kunt dezelfde opbrengst halen met minder mest. De biodiversiteit is ook hoger door klavers, smalle weegbree en cichorei. Daarnaast heeft het een positief effect op de bodem, waardoor deze beter bestand is tegen droogte en een betere waterafvoer heeft bij veel regen”
Pedro Janssen, Louis Bolk Instituut


Cichorei
Witte klaver
Smalle Weegbree


Tekeningen: Kutschera, L.; Lichtenegger, E., Wurzelatlas mitteleuropaeischer Gruenlandpflanzen. Gustav Fischer Verlag. (1982)
Van leeg veld tot
Het verhaal van De Biesterhof
In de Duffelt, net buiten Millingen aan de Rijn, begonnen Claudi Rudorf en Howard Koster in 2022 als pachters van de burgercoöperatie ‘Land van Ons’ een regeneratieve, biologische gemeenschapsboerderij. In 2023 sloot Eline Wielemaker aan als tuinder en lid van het kernteam. Zonder machines of infrastructuur bouwden ze stap voor stap aan een bedrijf waarin biodiversiteit, gezonde voeding en gemeenschapszin centraal staan. Samen met onderzoeker Sabine Baumgarten vertellen ze over samenwerking, buurtbetrokkenheid, het Living Lab én hun hoopvolle blik op de toekomst.
Biodiversiteit als fundament
De Biesterhof is vanaf het begin opgezet met een duidelijke missie: gezond voedsel verbouwen, de bodem verbeteren, de biodiversiteit bevorderen en een gemeenschap opbouwen. Naast de akkerbouw en een bruisende tuinderij vormt agroforestry de kern van hun systeem, waarbij eenjarige gewassen, fruiten notenbomen en kruiden worden gecombineerd op hetzelfde perceel. Daarnaast is tien procent van het land gereserveerd voor natuurontwikkeling.
Land van Ons
Land van Ons is een burgercollectief dat landbouwgrond opkoopt om die duurzaam te laten beheren door boeren. De leden investeren samen in grond, zodat boeren kunnen werken met respect voor natuur, bodem, biodiversiteit en landschap. Zo draagt Land van Ons bij aan een toekomstbestendige landbouw waarin voedselproductie en natuurherstel hand in hand gaan.
De jonge ondernemers richten zich op de productie van plantaardige eiwitten, zoals bonen en noten, en experimenteren met klimaatadaptieve gewassen als sorghum. Dieren hebben een ondersteunende rol in het ecosysteem.
Samenwerking is de sleutel
Samenwerken met de natuur is het startpunt van De Biesterhof. Maar wie als buitenstaander een gemeenschapsboerderij wil oprichten, ontdekt al snel dat samenwerking met de omgeving minstens zo belangrijk is. Howard: “Als je tonnen gerst van het land haalt, moet het ergens opgeslagen worden.”
Naast infrastructuur en machines was er ook behoefte aan landbouwkundige kennis en praktische ondersteuning. Het team besefte al snel hoe belangrijk de boeren in de buurt zijn – hun families werken al decennialang in Millingen aan de Rijn. “We vonden een akkerbouwer hier in de buurt, Wouter Vierboom, die ons met raad en daad bijstaat.”
levendig netwerk

“Mensen komen hier hun groentepakketten ophalen. Zo brengen we consument en producent dichter bij elkaar”
CLAUDI RUDORF
Onderzoek
De sociale inbedding van De Biesterhof werd onderwerp van het onderzoek van Sabine Baumgarten. De vraag was hoe een nieuw initiatief met hoge ambities voor biodiversiteitsherstel zich kan wortelen in bestaande netwerken. “Traditionele boerenbedrijven zijn vaak diep verankerd in lokale netwerken. Jullie moesten je sociale netwerk van de grond af opbouwen.” Sabine zag hoe de open houding van Claudi, Howard en Eline hieraan bijdroeg: “Ze toonden respect voor de geschiedenis van het gebied en de gevestigde boeren. Zelf boeren ze op een andere manier, maar mét hun hulp.”
De Biesterhof als ontmoetingsplek
Vanaf het begin wist Claudi de buurt en omliggende boeren te betrekken: “We zijn gewoon gaan aanbellen. We organiseerden een buurtborrel en een boerderijlunch. Zo leerden buren ons kennen.” Gaandeweg is de boerderij uitgegroeid tot een ontmoetingsplek voor vrijwilligers, geïnteresseerden uit het hele land, de buurt en de bredere omgeving. Volgens Claudi speelt de tuinderij, beheerd door Eline, daarbij een belangrijke rol: “Dat is het hart van de boerderij: mensen komen hier hun groentepakketten ophalen en ontmoeten elkaar. Zo brengen we consument en producent dichter bij elkaar,” zegt ze.
Een belangrijke inspiratiebron
Hoewel De Biesterhof niet actief deelnam aan de veldbijeenkomsten van het Living Lab – die waren met name gericht op melkveehouders – vormde het project een belangrijke inspiratiebron. Howard: “Ik ben één keer naar een veldbijeenkomst geweest en vond het mooi dat zoveel boeren vrij hun mening gaven.”
Claudi: “In het dagelijks contact hoor je niet zoveel over het Living Lab, maar het is belangrijk dat boeren bij elkaar komen.”
“Geïnspireerd door het Living Lab kijken we nu of we iets aan gebiedsontwikkeling kunnen doen. Gangbaar en biologisch boeren gaat hier in de Ooij best door één deur. Samen met akkerbouwers en veehouders verkennen we oplossingen voor problemen in het gebied en werken we zo aan een plan dat uit het gebied zelf komt – van onderop, met de boeren. Dat is wat wij willen gaan doen.”
Zaaien voor de toekomst
De Biesterhof is volop in ontwikkeling. Howard: “We zitten nog in de zaaifase, letterlijk en figuurlijk. We zaaien bomen, vergunningen, sociale relaties en circulaire ketens.” Claudi sluit af: “Ik hoop dat we straks vooral bezig zijn met oogsten, en niet meer met het regelen van financiering en vergunningen. Het voelt soms onzeker, maar we hebben vertrouwen dat de oogst gaat komen.”


De Biesterhof laat zien dat herstel van biodiversiteit, voedselproductie en samenwerking hand in hand kunnen gaan. Het is een mooi voorbeeld van een nieuw landbouwinitiatief dat ecologisch én sociaal bijdraagt aan een veerkrachtig landschap.

“Met de Ploegdriever zijn we al 25 jaar met natuur en landschap bezig. En toen kwam Living Lab voorbij. Het is niet uniek, maar de samenwerking met de universiteit, is dat wel. Ik zeg altijd: ‘Dat wisten we eigenlijk al, maar nu is het opgeschreven. Dat is toch mooi.’ “
Zeger Stappershoef De Ploegdriever

“Kijk, als je iets doet, wil je wel weten of het zin heeft. Ik heb knipscheer heggen op mijn land gezet. Dat is goed voor de insecten. Living Lab heeft dat onderzocht en dat bleek een postitief effect te hebben. Dat doet het Living Lab heel goed.”
Johan Poelen
Melkveehouder


“Doelsturing Melkveehouderij Gelderland helpt melkveehouders duurzamer te werken en geeft daar een vergoeding voor. Een gezondere bodem, meer biodiversiteit, minder uitstoot, dat soort dingen. En alle Groesbeekse boeren doen mee. Je moet wel meegaan met de stroom!”
Ivo Poelen Melkveehouder

“Van de vier beoogde gebieden om landschapselementen aan te leggen, lukte dat alleen in de Ooijpolder, dankzij de inzet van de mensen hier uit de streek, die allemaal de schouders eronder hebben gezet.”
Jaap Dirkmaat Vereniging Nederlands Cultuurlandschap

“Het hele gebied hier schiet er meer mee op als alle gangbaar beheerde gronden een beetje richting bio opschuiven dan dat er één biologische boer bij komt.”
Mieke van den Hengel Biologische melkveehouder


“Al die dingen die in het Living Lab gebeuren, zoals kruidenrijk grasland en akkerranden, daar zijn de meeste boeren heel enthousiast over”
Pedro Janssen
Louis Bolk Instituut

“De echte kracht van het Living Lab zit hem in de dialoog tussen boeren en wetenschappers. Het heeft misschien niet direct tot veel concrete maatregelen geleid, maar wel tot een groter inzicht, bij de wetenschappers én bij de boeren. En dat is veel waard.”
ARNO VAN DER KRUIS

Samen leren van het landschap
De impact van het Living Lab
Het Living Lab in de Ooijpolder heeft volgens Arno van der Kruis van De Ploegdriever vooral gezorgd voor meer inzicht en samenwerking tussen wetenschap en praktijk. “Wat heel positief is, is dat de wetenschap erbij betrokken is,” zegt hij. “Dat men is gaan meten en wegen wat natuurlandschapsbeheer daadwerkelijk oplevert.”
Het project leidde tot waardevolle praktijkexperimenten, zoals het gebruik van kruidenrijk grasland. “De experimenten met boeren leiden weer tot kennisoverdracht aan die boeren,” vertelt Van der Kruis. Toch is het volgens hem niet eenvoudig om via onderzoek direct bruikbare resultaten te krijgen. “Als je vragen stelt en oplossingen probeert te vinden, roep je ook weer nieuwe vragen op.”
De echte kracht van het Living Lab zit volgens hem in de dialoog tussen boeren en wetenschappers. “Het heeft misschien niet direct tot veel concrete maatregelen geleid, maar wel tot een groter inzicht, bij de wetenschappers én bij de boeren. En dat is veel waard.”
Over de toekomst van de Ooijpolder en Groesbeek is Van der Kruis optimistisch. “Er is in de afgelopen 25 jaar een stevige basis gelegd voor een robuust, natuurrijk boerenland. Ik kan me niet voorstellen dat we dat kwijtraken.” Hij ziet in de regio veel energie en samenwerking: “Bij boeren, natuurbeschermers en met de Radboud Universiteit op de achtergrond.”
Wat hier is opgebouwd, mag volgens hem ook elders navolging krijgen. “Zo’n Groene Mantel vind ik echt een aangrijpingspunt. Om wat wij hier in de Ooijpolder en in Groesbeek hebben bereikt uit te breiden naar andere gebieden, waar wij niet zelf actief zijn, maar waar ook organisaties druk zijn met natuur- en landschapsbeheer. Daar zijn ook boeren die een omslag willen maken in het licht van de hele landbouwtransitie. Ik hoop dat onze ervaringen daarbij inspirerend kunnen zijn.”
De Groene Mantel
Samenwerken voor een duurzame regio
Twan van Bronkhorst, wethouder Fysieke Leefomgeving in Wijchen, vertelt over het ontstaan van de Groene Mantel: een samenwerkingsproject van gemeenten, boeren en natuurorganisaties. Geïnspireerd door de Ooijpolder werken zij aan een groen-blauw netwerk rondom Nijmegen waarin natuur, landbouw en leefkwaliteit samenkomen.
Hoe is de Groene Mantel ontstaan?
“Als wethouder Fysieke Leefomgeving kreeg ik te maken met protesten tegen toeristische ontwikkelingen rond het natuurgebied van Alverna en de toekomstige druk vanuit de woningbouwopgave. Die kwesties speelden op de achtergrond toen we in augustus 2022 met een aantal collega’s de Ooijpolder bezochten, waar al twintig jaar succesvol wordt samengewerkt tussen boeren, natuurorganisaties en recreanten. Dat was ons grote voorbeeld. Wij vroegen ons af hoe we dit ook rond Nijmegen konden vormgeven.
Ik heb toen de stoute schoenen aangetrokken en een tour

gemaakt langs mijn collega’s in de regio: Berg en Dal, Heumen, Beuningen, Druten, om te kijken hoe wij samen zoiets als de Ooijpolder konden organiseren. Want uiteindelijk stopt de natuur niet bij een gemeentegrens. En met z’n vijven staan wij sterker. Daar ontstond het idee van een ‘Groene Mantel’ rond Nijmegen. Uiteindelijk is dit plan opgenomen in de Groene Metropoolregio en later ook in het provinciale regioarrangement richting Den Haag.”
De Groene Mantel is een initiatief van zeven gemeenten rondom Nijmegen om ruimtelijke, ecologische en klimaat uitdagingen in de regio aan te pakken.
De Groene Metropoolregio is een bestuurlijke samenwerking van 18 gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen, die samenwerken aan ruimtelijke ontwikkeling, economie, duurzaamheid en mobiliteit.
Wie zijn er allemaal betrokken?
“Belangrijk is dat vanaf het begin boeren en hun organisaties, zoals ZLTO en het Agrarisch Natuurcollectief, zijn meegenomen. Boeren bezitten veel grond en moeten een verdienmodel be-

houden. Dat kan via langdurige contracten en compensatie, zoals in de Ooijpolder, waar 30-jaarsafspraken zijn gemaakt. We krijgen ook input van de Radboud Universiteit en natuurorganisaties.”
Wat is de huidige status van de Groene Mantel?
“Er is een intentieovereenkomst en binnenkort volgt een samenwerkingsovereenkomst. De provincie heeft middelen toegezegd en het project is ondergebracht in de gebiedsontwikkeling Rijk van Nijmegen. Inmiddels doen zeven gemeenten mee; naast Nijmegen is ook West Maas en Waal aangesloten. Het doel is een blauw-groene dooradering van het landschap, met aandacht voor natuur, landbouw, recreatie en klimaatadaptatie.”
Welke uitdagingen liggen er?
“De grootste uitdaging is de balans tussen natuur en de economische positie van boeren. Zonder garanties voor hun inkomen is deelname lastig. Daarnaast spelen andere ruimtelijke claims, zoals woningbouw, bedrijventerreinen, energietransitie en mobiliteit. Daarbovenop komen wettelijke verplichtingen rond natuur, bijvoorbeeld de bescherming van dassenburchten, die bouwprojecten kunnen vertragen. Het vereist voortdurend afstemmen tussen belangen.”
Wat is de rol van de gemeente?
“Gemeenten zijn bestuurlijk partner en bewaken dat plannen passen binnen de kaders van ruimtelijke ontwikkelingen. Samenwerking tussen meerdere gemeenten geeft kracht en een overkoepelend perspectief. Financiering kan deels lokaal komen, maar steun vanuit provincie en Rijk is essentieel.”
Hoe ziet de toekomst eruit?
“De Groene Mantel is een project van de lange adem, zeker vijftien jaar. Er zijn nu goede stappen gezet, maar er moet worden doorgepakt om te voorkomen dat het bij praten blijft. Het beeld is dat van een ketting die langzaam sluit tot een cirkel van aaneengesloten natuur- en landbouwgebieden rond Nijmegen.”
Ik merk dat u gepassioneerd bent. Waar komt die passie vandaan?
“Ik ben opgegroeid op het platteland, in Hernen, op een klein agrarisch bedrijfje. Dat heeft mijn liefde voor natuur en boeren gevormd. Ik begrijp hun belangen en wil juist inzetten op samenwerking. De Ooijpolder laat zien dat landbouw, natuur en recreatie prima kunnen samengaan. Mijn ambitie is om die ervaring te vertalen naar onze regio en zo een duurzame balans te vinden.”

“De grootste uitdaging ligt in de balans tussen natuur en de economische positie van boeren”

Tot slot
Met deze brochure hebben we een indruk gegeven van de activiteiten voor biodiversiteitsherstel die in en rondom het Living Lab OoijpolderGroesbeek hebben plaatsgevonden en wat die hebben teweeggebracht. Boeren willen graag bijdragen. Vanuit verschillende bedrijfsvoeringen en met verschillende ambitieniveaus hebben zij in de Ooijpolder-Groesbeek regio met ondersteuning vanuit de Ploegdriever en Via Natura al heel veel bereikt.
De onderzoekers en de agrariërs die in de afgelopen jaren in het Living Lab hebben samengewerkt delen een passie en een gretigheid om samen te leren en te werken voor biodiversiteitsherstel. Dit vormt de grondslag voor het creëren en onderhouden van een mooi landschap met hoge natuurwaarden. In de regio Ooijpolder-Groesbeek komen energie, kennis en motivatie van boeren tot bloei. De uitdaging ligt nu bij het realiseren van een stevige financiële en beleidsmatige basis.
Op dit moment wordt de werkwijze die Ooijpolder-Groesbeek kenmerkt, verder ontwikkeld en uitgebreid via de Groene Mantel, een samenwerkingsproject van overheden, boeren en natuurorganisaties in zeven gemeenten rondom Nijmegen. Zo werken we aan een landschap waar we met zijn allen trots op kunnen zijn. Een voorbeeld voor iedereen.
Een landschap van iedereen!

