Een jaar voor zijn dood vat de grote filosoof Comenius (Jan Amos Komensky, Uhersky Brod, Moravië CZ 1592 – Amsterdam 1670) zijn levensweg samen in het geschrift ‘Unum Necessarium’ (Het ene nodige):
1 Bezwaar uzelf niet met dingen die buiten uw nooddruft vallen, maar stel u tevreden met het weinige dat uw gemak dient en prijs God.
2 Ontbreekt u alle gerieflijkheid, wees dan tevreden met het strikt nodige.
3 Wordt ook dit u ontnomen, zie dan uzelf te behouden.
4 Kunt ge uzelf niet behouden, laat dan uzelf los maar zie toe dat ge God vasthoudt. Wie God heeft, kan alles ontberen. Hij bezit het hoogste goed en het eeuwige leven met God en in God (…). Dit is het doel en het einde van al wat men begeren kan.
Een jaar eerder, in 1668, schreef Comenius zijn beroemde boek ‘Via Lucis’ (De weg van het licht) waarin hij in drie geschriften indringend de drievoudige stralingskracht en werking van het licht onder aandacht brengt. Hij verklaart de eerste tekst, het boek van God zelf, als het hoogste