Zondag 23 mei 2021, ochtend
Op de luchthaven van Athene, tijdens het boarden van Ryanair-vlucht FR4978 naar Vilnius, de hoofdstad van Litouwen
Ik beëindig mijn telefoontje met papa en probeer mijn nekspieren los te krijgen door mijn hoofd te bewegen. Hij doolde weer door zijn oorlogsjaren en vertelde over het konvooi dat in 1945 op de vlucht was voor het Rode Leger. Hij beschreef zijn barre tocht als een onbewogen nieuwslezer en met opvallende details. En dat raakt me nog het meest: hoe de dementie zijn jonge jaren oplicht, terwijl zijn huidige leven in de nacht verdwijnt.
Uit de intercom schalt opnieuw het verzoek om snel onze plaats op te zoeken. Ja, ja. Ik stop mijn mobiel terug in mijn buiktasje en loop verder. Terwijl ik mijn rolkoffer langzaam door het gangpad duw, valt mijn blik op de jongeman voor me. Er is iets met hem. Hij stopt om de zoveel meter en bekijkt schichtig de mensen achter ons. Ook ik draai me om en laat mijn blik over de boardende passagiers dwalen. Een zee aan mondkapjes en vermoeide ogen. We schuifelen verder, maar we moeten na een paar meter alweer wachten. Nu op een gezin dat zich installeert. De jongeman pakt ondertussen zijn telefoon uit zijn broekzak, tikt wat in, brengt het apparaat naar zijn oor en begint opgewonden te praten in een mij onbekende taal.
Ik hef mijn hoofd en luister naar de vreemde woorden. Er gebeurt iets met me. De tonen en timbres resoneren als een schot in een winters woud en ze raken een ader in mijn geheugen. Ik begin te wankelen en grijp de stoel naast me vast voor steun. Herinneringen komen boven met beelden en geluiden. Een winters dennenbos verschijnt. Het schemert en het licht is kobaltblauw. Sneeuwvlokken wervelen om me heen en een huilende wind blaast tegen mijn oren. Ik kijk naar beneden en rennende kinderlaarsjes verschijnen. Ze zijn roze en afgezet met een dun wit schapenbontje.
Iemand duwt tegen mijn schouder. De ijle luchten vervagen en de wanden van de cabine verschijnen weer. Gedesoriënteerd laat ik de stoel los, zoek houvast bij de hendel van mijn rolkoffer en sjok verder door het gangpad. De geur van transpiratie dampt van mijn lijf. De jongeman voor me beëindigt zijn gesprek op een fluisterende toon en loopt door. Mijn ademhaling is onregelmatig en mijn hart bonkt tegen mijn borstkas. Wat gebeurde er met me? Waar was ik? Wat zei hij? De jongeman bereikt zijn rij en neemt plaats op een stoel aan het gangpad. Ik zet nog enkele stappen en vind een paar meter verderop mijn plek, eveneens aan het gangpad. Ik til mijn handkoffer in het bagagecompartiment, ga zitten en leg mijn rugzak op mijn schoot. Net wanneer ik mijn boek wil openslaan, naderen acht jonge meiden mijn rij. Ze verspreiden een baldadige energie. Twee van hen wijzen kwekkend naar de stoelen naast me en terwijl ik opsta om ze te laten passeren, valt mijn blik op het achterhoofd van de jongeman van net. Naast hem zit niemand en zo te zien komt er ook niemand meer. Die plek is beter! In een reflex schiet ik omhoog, loop met mijn spullen naar voren, en vraag hem of ik aan het raam mag zitten. Hij is alweer aan het bellen. Deze keer in het Engels. Hij knikt, staat op en ik schuif langs hem heen en ga zitten.
24 mei 2024: Première van de documentaire De Grensman
Het publiek kijkt naar een wetenschapper. Hij beschrijft de creativiteit van de inwoners van de DDR in het bedenken van methoden om hun land te ontvluchten. Hij geeft vervolgens uitleg bij opnamen van ondergrondse gangenstelsels, zelf genaaide luchtballonnen en in elkaar geknutselde motorbootjes.
Hij sluit af met de constatering dat de meeste vluchtpogingen mislukten. De betreffende republiekvluchtelingen wachtte een lange gevangenisstraf.
Hierna zwenkt de camera naar de man. Hij neemt een slok van zijn water.
De interviewer neemt weer het woord. ‘U vertelde dat u de grens naderde en dat u zag dat er aan die besneeuwde drie meter hoge stalen platen een touwladder hing. Wat zag u nog meer?
’‘Nou ja. Ik zag iemand in een wit habijt die iets over het hekwerk tilde. Nog even en hij is in het Westen, ging het door me heen. En alleen ik kan dat nog voorkomen. Ik schreeuwde dat hij zijn republiekvlucht moest staken en dat ik zou schieten als hij niet stopte. Maar hij luisterde niet.
Ik bleef mijn commando maar herhalen.’
De frustratie van de man is duidelijk hoorbaar.
‘Welke herinneringen hebt u aan het moment van het schot zelf?’
De man wrijft weer over zijn gezicht en gaat iets verzitten. ‘Ik herinner me alleen nog het vizier van mijn geweer, een cirkel met daarin een horizontale en een verticale lijn met in het midden een stip en die was gericht op een donkere schoen. Ik hoor ook nog het gebrul van Klaus, ergens ver achter me, die “Schieten!” schreeuwde. “Nu!” Ja. Nú! Ik moest het nú doen. Maar er blokkeerde wat. Ik kon het niet! Ik bleef maar doorlopen en ik bleef maar het commando herhalen. Bijna smekend. Ik zette stap na stap, maar ineens trapte ik in een
kuil. Door de schrik bewoog mijn wijsvinger en ging het geweer af.’
Maandag 24 mei 2021, late avond In de bossen van Kurapaty, een gedenkplaats en voormalig executieterrein nabij Minsk, de hoofdstad van Belarus
Vier geblindeerde zwarte SUV’s rijden het bos van Kurapaty in. Het terrein is verlaten op dit late uur. De lage avondzon valt over de lukraak geplaatste kruisjes en gedenkstenen die herinneren aan de ontelbare mensen die Stalin hier liet doodschieten en in massagraven gooien. Af en toe hoor je een auto op de snelweg die deze voormalige executieplaats nabij Minsk passeert.
Uit de voorste en laatste auto stappen elk vier beveiligers. De mannen verkennen het terrein en na enkele minuten geven ze het signaal dat de kust veilig is. Twee oudere heren in een donker pak stappen uit de middelste auto’s en begroeten elkaar kameraadschappelijk.
Qua postuur en kleding zie je overeenkomsten. Ze zijn allebei lang en slank met diepliggende blauwe ogen in een gerimpeld gezicht met hoge jukbeenderen. Ze hebben ook dezelfde kwieke tred, maar toch houd je ze goed uit elkaar, want de een is helemaal kaal en de ander heeft nog een volle bos witgrijze haren. De kale man houdt een boeket gele rozen in zijn rechterhand. Ze steken af tegen de marineblauwe stof van zijn pak. Beide mannen mijmeren kort over vroeger.
Nietsontziend en met puntige ellebogen werkten beiden zich op de communistische carrièreladder van de USSR omhoog, bekleedden hoge posities binnen de KGB, gingen in 1992 na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie terug naar hun geboortegrond en werden zakelijk en politiek actief binnen de nieuwe staat Belarus. Via maffiose praktijken ontpopten beiden zich tot succesvolle ondernemers.
De heren starten een wandeling over de lange laan met links en rechts houten kruizen. De man met de witte haren meldt opnieuw dat hij deze plek niet zo handig vindt voor een geheime ontmoeting. Het is immers een politiek beladen oord met het nodige bekijks. Maar de kale man wuift de bezwaren weg en toont de rozen. Hij heeft een persoonlijke relatie met
Kurapaty. Zijn vader kreeg hier in 1941 een nekschot, omdat hij wiskundeleraar was en dus kon nadenken. Hij werd ’s nachts van zijn bed gelicht, in een vrachtwagen gezet en afgevoerd. En weg was hij. Zomaar. De mannen filosoferen over Stalin en zijn afkeer van mondige mensen. Iets wat ze ook menen te herkennen bij de huidige dictator van Belarus, Aleksandr Loekasjenko. Al slenterend praten ze over de beginjaren van Belarus, toen anarchie regeerde over de puinhopen van de Sovjet-Unie. Beiden legden toen de basis voor hun zakelijk imperium. De kale man investeerde in de opkomende ICT-sector en verdiende later een fortuin met digitale spionage en trollenlegers. De man met de witte haren startte zijn carrière in de particuliere beveiliging en breidde zijn werkterrein vervolgens uit naar de vastgoedbranche. Maar achter de schermen bezit hij ook nog een wereldwijd opererend huurlingenleger dat hij voor de bühne laat leiden door een voormalige Servische warlord.
Met hun nieuw vergaarde vermogen spekten beiden in 1994 de campagnekas van de destijds nog jonge en onbekende Aleksandr Loekasjenko, de man die zich na het winnen van de verkiezingen zou ontpoppen tot een dictator en die Belarus inmiddels een kwarteeuw met harde hand regeert. Lange tijd waren beiden tevreden over hun machtsgeile pupil, want hij bracht stabiliteit na de chaos van begin jaren negentig.
Maar recentelijk gingen zij zich steeds meer ergeren aan de tiran. Het wispelturige beleid, de tanende economie en de aspiraties van Loekasjenko om via zijn jongste zoon, de pas zestienjarige Nicolai, een dynastie op te bouwen. Vooral dat laatste deed de irritatie-emmer overlopen, want ondanks hun egoïsme en geldhonger voelen beiden zoiets als vaderlandsliefde voor de jonge Belarussische natie. Ze willen niet dat Belarus afglijdt naar eenzelfde obscure status als Noord-Korea. Ze zijn allebei al in de tachtig en willen met het zicht op hun einde het land nog een duw in de goede richting geven. En na een aanmoediging van hun Grote Vriend uit de Russische Federatie namen ze het besluit tot het plegen van een staatsgreep.