Bakkuhs…[Bak-kuhs]• Gezicht. Bakra…[Ba-kra]• Nederlander (als scheldwoord door surinamers gebruikt) Balle…[Bal-le]• Bij afscheid nemen van iemand, tot ziens Balleefd…[Bal-leefd]• Dank U. Ballen…[Bal-len]• Guldens Balletje…[Bal-le-tje]• 1. student 2. zat, bezopen.” Bammetje…[Bam-me-tje]• Boterham Bamzaaien…[Bam-zaai-en]• Gokspelletje om te kunnen kiezen, wie er een rondje moet geven” Banjeren…[Ban-je-ren]• Lopen zonder doel. ‘Wat ga je doen?’ Beetje rondbanjeren. Bankie…[Bank-ie]• Bankje Bargoens …[Bar-goens]• Is een term voor de geheimtaal die in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw werd gehanteerd door daklozen, landlopers, rondtrekkende handelaren, (markt)kooplieden, kermisklanten en onderwereldfiguren (penoze). Deze taal werd tot de Tweede Wereldoorlog in het centrum van Rotterdam veel gesproken. Door het Bombardement van Rotterdam en de daarop volgende grote brand is de taal met het uitverhuizen van 25.000 gezinnen en families voor Rotterdam grotendeels verloren gegaan. Barrels…[Bar-rels]• Stukken, aan
barrels = in stukken vernield Bassa…[Bas-sa]• Bar en kassa Batje…[Bat-je]• Achterlijk batje, om extra duidelijk te maken, dat men die persoon gestoord vond” Batsies…[Bat-sies]• Zwarte dure gympen, zwarte gymschoenen” Bavianen…[Ba-via-nen]• Vreten. Bebobhaar…[Be-bob-haar]• Zeer kort geknipt haar, `crew cut `, broche” Beddepisser…[Bed-de-pis-ser]• Pissebed Beeren…[Beer-en]• Vol voor gek zetten. Beethouden…[Beet-houd-en]• Vasthouden, beetnemen” Beffen…[Bef-fen]• Rechters Behuizenbikker…[Be-huiz-enbik-ker]• Souteneur Beiaardier…[Be-iaar-dier]• Kerkorganist. Beis…[Beis]• Twee Beissie…[Beis-sie]• Dubbeltje (oud) Bejje…[Bej-je]• Ben je Bek…[Bek]• Mond Bekaaid…[Be-kaaid]• Slecht, Ternauwernood” Bekant…[Be-kant]• Bijna, bijkans, haast” Bekken…[Bek-ken]• Tongzoenen Belatafeld…[Be-la-ta-feld]• Ben je gek geworden, belazerd” Bellobom …[Bel-lo-bom]• Bij-
B