Wielrenblad #1 2014 Preview

Page 50

wielrenblad 2014 #1

met u en mama?’durfde ik nu opeens te vragen. ‘Ach, tuurlijk, je moeder moet gewoon een beetje wennen. Maar het komt echt goed. Ik doe dit ook voor haar. En weet je we houden heel veel van elkaar’.

Dan bent u verkeerd geïnformeerd’ antwoordde mijn vader, ‘ik doe echt alleen maar in racefietsen en heb het behoorlijk druk. Tot ziens!’

Kees van Bemmel Er waren meer wielrenners die richting Ippel fietsten. Af en toe kwam er een auto voorbij met fietsen op het dak. We kwamen bij het dorp en hoorden muziek. Langs de straat stonden dranghekken. Even later stonden we langs het parcours bij de materiaalzone waar de renners hun reservewielen neerzetten. ‘Daar is Kees!’ riep mijn vader en hij zwaaide naar een man met een rode trui. Ik herkende hem uit de krant en van de keren dat ik hem in de winkel zag. ‘Zin in?’ vroeg pa. Kees haalde zijn schouders op en zei dat het niet meer dan een voorbereiding op het echte werk was. ‘Zit je goed?’ wilde mijn vader nog weten. Kees zei dat de fiets heerlijk reed. Hij zette zijn wielen voor ons neer en reed het parcours weer op. De wedstrijd ging van start en het werd een waar spektakel. Toen de kruitdampen, zo noemde een dikke man met een microfoon het begin van de wedstrijd blijkbaar, opgetrokken waren, reed er een kopgroep van zes man door de straten van Ippel. ‘Kees zit er ook bij! ’riep mijn vader en hij sloeg me op mijn schouder. De speaker zag het ook en vertelde dat Kees een nieuwe sponsor, Rijwielspeciaalzaak Van Dijk, gevonden had. Daarna muziek van Andre Hazes. ‘Stel je eens voor’, zei mijn vader; ‘Kees in mijn shirt op de voorkant van de krant. Dat zou eventjes geweldig zijn!’ Er klonk een bel; volgens de speaker ging er gesprint worden om de superpremie beschikbaar gesteld door vetveredelaar Verheij uit Grammerdam. De zes kwamen nu op volle snelheid voorbij en hangend over het hek zagen we dat Kees als eerste richting de finish stoof. Opeens het verschrikkelijke geluid van knappende spaken en krakende frames. Kees vloog met zijn rode shirt door de lucht en knalde op de jurybus. Zijn fiets schoof in het publiek, aan zijn voet hing nog een pedaal. Zijn stuur lag weer een paar meter verderop. Mijn vader rende lijkbleek naar de plek waar Kees op zijn buik op de klinkers lag. Onder zijn knieën vormde zich een plas bloed, zo rood als zijn shirt. De koers werd gestaakt, een man van de krant nam foto’s

50

van de ravage en Kees werd met een ambulance en een nekkraag afgevoerd. Daarna fietsen we zwijgend naar huis. In de weken daarna gebeurde er veel. Mijn vaders dromen, waren op de finishlijn in Ippel vervlogen en nadat hij zich de eerste drie dagen na het ongeluk onafgebroken in zijn winkel had opgesloten, verkocht hij de zaak. Via via kwam hij aan een baantje bij de plantsoenendienst in Raspel, twee dorpen verderop. Thuis kregen we weer wat meer lucht en mama hoefde nog maar om de dag naar Verheij. De geldzorgen waren weg, maar om nou te zeggen dat mijn vader gelukkig was; zuchtend at hij elke morgen zijn boterhammen, zuchtend trok hij zijn schoenen aan en zuchtend stak hij zichzelf in zijn oranje jas om naar zijn werk te gaan.

Dromen kan altijd Het werd zomer, Kees van Bemmel maakte bekend te stoppen met marathonschaatsen, in de weilanden rondom het dorp graasden zwartbonte koeien en de vertrouwde geur van gesmolten vet hing zwaar in de straten van het dorp. Op de televisie, die weer netjes op het kastje tegenover de bank stond, reden renners via Milan en San Remo naar Brugge, Luik, Valkenburg en Parijs. Fietsend over bonkige keien, felle heuvels en eindeloos hoge bergen lieten ze ons verlangen naar de fiets. Nog altijd voelde ik mijn vaders hand in mijn nek en de frisse wind langs mijn gezicht. Opeens vroeg mijn vader of ik hem vertrouwde. Ik knikte. Daarna trokken we allebei een rood jasje met witte letters aan. Even later passeerden we Dorpsstraat 98, waar de uit de stad teruggekeerde zoon van De Graaf een gitaarspeciaalzaak begonnen was. ‘Pa, daar zit toch niemand op te wachten?’ vroeg ik aan mijn vader die voor even gestopt was met zuchten. ‘Ach, ’antwoordde hij, ’Een mens mag altijd dromen’. Daarna zwaaide hij naar de zoon van De Graaf die vanuit het etalageraam de Dorpsstraat in keek. We verlieten het dorp en reden in de richting van de horizon die slechts gebroken werd door de contouren van een dorp en de acht windmolens die lang tegengehouden waren, maar er uiteindelijk toch waren gekomen.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.