19 minute read

Technologie Internet of Medical Things

Internet of Medical Things waakt over je gezondheid

Advertisement

Drie generaties telezorg Telezorg begon als een toestelletje met een drukknop om de nek van de gebruiker. Die laatste kon het apparaat zelf activeren. Het noodsignaal werd verzonden via de telefoonlijn. Een volgende generatie van toestellen ging over het internet. Daarmee werd telezorg een van de vroegste toepassingen van het Internet of Medical Things. De nieuwste toesteltypes onderscheiden zich door een complexe leefstijlobservatie. De werking is zowel reactief als preventief.

Ziekenhuiskeuze: kwestie van kwaliteit? Netwerking en specialisatie moeten de kwaliteit van onze ziekenhuizen verhogen. Maar op basis van welke criteria kiezen patiënten hun behandelend ziekenhuis? Studies tonen aan dat ruim 70 procent eigenlijk helemaal geen actieve keuze maakt. De voorkeur gaat doorgaans uit naar het meest voor de hand liggende ziekenhuis, bijvoorbeeld het dichtstbijzijnde. Slechts 13 procent van de patiënten maakt een duidelijk overwogen keuze op basis van een kwaliteitsvergelijking. Het Internet der Dingen maakt onze huizen slimmer, onze industrie performanter, onze magazijnen veiliger. Nu speelt de technologie ook haar troeven uit in de medische zorg. De inzet: meer comfort en een betere preventie voor de patiënt.

Herinnering aan de intrede van het internet: ontstaan als een netwerk tussen computers waarop mensen informatie met elkaar uitwisselen in de vorm van e-mails en files. “Later zijn we ook objecten aan dat internet beginnen koppelen”, legt CEO Henk Schwietert van innovatief technologie-ontwikkelaar Evalan uit. “Apparaten en voertuigen gingen gegevens naar het internet sturen – en omgekeerd – om die data vervolgens te kunnen opslaan, verwerken en beschikbaar stellen. Dat fenomeen zijn we het Internet of Things gaan noemen. Als het om medische toepassingen gaat, heet dat vandaag Internet of Medical Things.”

Een aantal factoren hebben de evolutie in IoMT de afgelopen tien jaar opmerkelijk versneld, wijst Schwietert aan. “Er zijn enorme ontwikkelingen geweest op gebied van elektronica en datacommunicatie. Die hebben de mogelijkheden voor dataverwerking exponentieel uitgebreid, terwijl de kosten zijn gedaald. Intussen zijn we er ook allemaal zodanig aan gewend geraakt om dingen digitaal en vanop afstand te kunnen regelen, dat nu ook de medische wereld klaar lijkt voor verandering.” Die medische wereld is behoedzaam, weet Philip Hendrickx van healthcare scale-up Oxypoint. “Nieuwe technologie vindt makkelijker zijn ingang in andere domeinen. Iedereen kent wel de slimme polshorloges die sporters helpen om hun hartslag te meten of stappen te tellen. In de professionele zorgverlening duurt het wat langer voor zulke IoMT-applicaties de weg naar de gebruiker vinden. Eerst moeten diepgaande klinische studies

bewijzen of ze inderdaad relevant, veilig en effectief zijn.”

Maar eens die horde is genomen, ligt de markt open, beamen beide technologen. “Wereldwijd zie je nu toepassingen ontstaan van bijvoorbeeld de ‘elektronische neus’”, illustreert Schwietert. “We wisten al langer dat onze uitgeademde lucht interessante info bevat over onze fysieke gezondheid. Maar tot voor kort konden we betekenisvolle moleculen nog niet koppelen aan bepaalde ziektebeelden. Het Internet of Things biedt nu die technologie.” “Bij Oxypoint hebben we enkele jaren geleden een toestel ontworpen voor zuurstoftherapie,

dat de ademhaling volgt”, geeft Hendrickx als voorbeeld. “Van daaruit zijn we verder beginnen nadenken hoe we – letterlijk in één adem – ook andere nuttige data konden registreren. Zopas hebben we het prototype van een toestel gelanceerd dat automatisch een aantal vitale parameters als hartslag, temperatuur en bloeddruk gaat opmeten bij de patiënt. Die worden meteen weggeschreven in het elektronisch patiëntendossier.” Het resultaat is een hoger comfort voor de patiënt en een vermindering van de administratieve last voor het verplegend personeel, vat Hendrickx samen. Patiënten kunnen dankzij de technologie ook makkelijker thuis hun therapie uitzitten.

Een effectievere verzameling van data laat toe om problemen sneller te detecteren en behandelingen op maat te creëren, bevestigt Schwietert. “Zelf hebben we bij Evalan een slim paar sandalen ontwikkeld dat meet hoeveel belasting je uitoefent op het been terwijl je loopt. Uit die data kun je als arts of therapeut opmaken of iemand dan goed revalideert. Je kunt sneller bijsturen, waardoor de kans groter is dat de patiënt volledig zal herstellen.”

De inzet van IoMT leidt ertoe dat zorgprocessen efficiënter verlopen. “Dat geldt overigens niet alleen voor personen, maar ook op vlak van logistiek”, zegt Schwietert. “Vandaag maken allerlei sensornetwerken industriële gebouwen en kantoren slimmer. Als je dezelfde technologie zou inzetten in zorginstellingen, kun je bijvoorbeeld opvolgen waar alle infuuspompen zich bevinden en of ze ook allemaal gebruikt worden.”

“Waar volgens mij nog een versnelling zit, is in de samenwerking tussen technologiebedrijven en zorginstellingen”, klinkt het besluit. “Pas als die er samen in slagen om systematisch naar implementaties toe te werken, zullen we de echte toegevoegde waarde van IoMT zien.”

Samenwerkingen tussen woonzorgcentra: ziekenhuizen zetten de marsrichting

Sinds enkele jaren treden ziekenhuizen toe tot overkoepelende netwerken. Het lijkt logisch dat ook de woonzorgcentra deze samenwerkingsbeweging volgen, maar dan moeten er toch nog enkele obstakels opgeruimd worden, zeggen advocaten Tom De Gendt en Steven Matheï.

De ziekenhuizen die elkaar vinden in een ziekenhuisnetwerk, kunnen daar ongetwijfeld voordeel uit halen, zegt Tom De Gendt. “Alleen al pakweg de schaalvoordelen die je tegenover je leveranciers hebt, zijn niet gering. Op termijn kan het ook helpen om het personeelstekort op te vangen, door personeel fl exibeler in de verschillende ziekenhuizen te laten werken. Al zijn we nog lang zo ver niet. Er zijn ook nog wettelijke problemen die moeten opgelost worden. Als ziekenhuizen gaan samenwerken, moeten ze bijvoorbeeld in principe BTW aan mekaar doorrekenen. Die regeling is nog gebaseerd op een oude wet, toen het concept “ziekenhuisnetwerken” nog niet bestond. Dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn, dat moet de wetgever nog oplossen.”, zegt Steven Matheï.

Artsenkorps

Een groot verschil tussen ziekenhuizen en woonzorgcentra is alvast dat bij die laatste het artsenkorps ontbreekt. “Artsen zijn vaak een drijvende kracht achter die samenwerkingen”, zegt Tom . “Dikwijls nog meer dan de raad van bestuur van het ziekenhuis (lacht). Die motor ontbreekt wel een beetje in de woonzorgcentra. Desondanks zien wij ook daar toch heel wat baten bij een samenwerking, op netwerk-niveau.”

Wat ook meespeelt, is de vaak sterke verankering van woonzorgcentra met de lokale besturen, legt Steven uit. “Wat betekent dat er ook wel wat lokale politieke gevoeligheden meespelen. Die moet men natuurlijk kunnen overstijgen om er een succes van te maken. Niet dat dat onmogelijk is: zo zit de Limburgse

gemeente Peer al samen met drie andere gemeenten in een samenwerkingsverband voor hun woonzorgcentra.”

“Ik denk dat de marsrichting is ingezet en dat samenwerkingen, bijvoorbeeld in een netwerk, er op den duur wel zullen komen”, pikt Tom in. “Zal dat voor volgend jaar zijn? Waarschijnlijk niet. Maar binnen tien jaar zal het zorglandschap er heel anders uitzien dan vandaag, daar ben ik van overtuigd. Helemaal op je eentje werken, wordt almaar moeilijker. Iedereen beseft dat ze zullen moeten professionaliseren en opschalen.”

VZW versus commercieel

Nog een ander element dat samenwerkingen minder evident maakt, zijn de verschillende hoedanigheden waaronder woonzorgcentra werken. Er zijn pure overheidsinstellingen, er zijn woonzorgcentra die als VZW opereren en er zijn commerciële spelers actief, vaak zelfs als internationaal opererende groepen. “Ik kan me inbeelden dat spelers uit dezelfde categorie mekaar nog sneller zullen vinden dan pakweg een VZW en een commercieel opererend bedrijf”, zegt Steven. “Ik denk dat alle drie die groepen voordeel kunnen hebben bij het opschalen van hun activiteiten, maar tegelijk is de mind set bij allen een bétje verschillend.”

Toch zijn de eerste tekenen van toenadering al zichtbaar. “Er zijn al voorbeelden van publieke woonzorgcentra en vzw’s die mekaar gevonden hebben”, zegt Tom. “Samenwerking over de gemeentegrenzen heen is minder evident. We hebben ook al cliënten gehad die specifi ek in hun statuten hebben laten opnemen dat uitbreiding in deze of gene richting een optie is. Je voelt dus vaak wel dat zij die expansie al in hun achterhoofd hebben zitten. De commerciële spelers redeneren natuurlijk volgens een eigen businessmodel. Als je met hen praat, komt het heel vaak neer op: ook onze aandeelhouders moeten erin geloven.”

Rol van de overheid

De BTW-problematiek van de ziekenhuizen duidt al aan dat ook de overheid een belangrijke rol te vervullen heeft, als woonzorgcentra nauwer willen gaan samenwerken. Daarnaast is er bijvoorbeeld ook de pensioenproblematiek van statutaire ambtenaren. Omdat statutairen duur waren, zijn ze in de loop van de jaren steeds meer vervangen door contractuelen. Omdat hun aantal zakte, liep hun pensioenspaarpot steeds meer leeg. Dat is een probleem voor lokale overheden want zij zijn verantwoordelijk voor die spaarpot en moeten hem bijpassen. Een bijkomend gevolg is dat ziekenhuizen en woonzorgcentra met dergelijke onbetaalbare pensioenlast geen aantrekkelijke bruid zijn voor andere partijen.

“Voorlopig zou ik de rol van de overheid nog niet echt “faciliterend” noemen”, zegt Steven. “Daarvoor moet er toch nog wel een en ander aangepast worden. De cases die we al deden, vereisen zeer nauwgezet juridisch puzzelwerk. Daarbij moet je heel goed uitkijken dat alle voorwaarden goed zijn vervuld. De kleinste wijziging in de samenwerkingsconstructie tijdens de onderhandelingen tussen partijen kan heel verstrekkende gevolgen op een totaal ander vlak.”

Tom De Gendt begon zijn juridische carrière als assistent aan de KULeuven, gespecialiseerd in bestuursrecht en milieurecht. Na een doortocht bij een Leuvens advocatenkantoor, besloot hij om voor zichzelf te gaan werken. Een paar maanden later vervoegde Steven Matheï hem en overstapte vanuit een Limburgs advocatenkantoor. De Gendt Advocaten is inmiddels gespecialiseerd in alles wat met ziekenhuizen, woonzorgcentra, zorg, de medische wereld, het RIZIV en artsen te maken heeft. Er werken momenteel acht mensen, maar de zoektocht naar nieuwe krachten is permanent.

Patiëntenparticipatie in de zorg is anno 2020 niet meer dan logisch

We zien vandaag dat in alle aspecten van de samenleving de burger of consument meer inspraak krijgt bij beslissingsvorming – denken we maar aan de burgerplatformen in verschillende Vlaamse steden. Waarom zou dat in de zorg dan anders zijn? De patiënt mee laten beslissen over zijn zorg vormt met andere woorden een van dé fundamenten van gezondheidszorg in de 21e eeuw.

Volgend op de tendens van meer burger- en consumenteninspraak klinkt ook in de zorg steeds luider de vraag naar patiëntenparticipatie. Maar dat is niet zo evident als het misschien wel lijkt. “Patiëntenparticipatie beïnvloedt namelijk op een heel directe manier de relatie tussen zorgverlener en patiënt”, licht Hans Struyven toe. Hij is algemeen directeur van Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Tienen (RZ Tienen), een zorginstelling die al langer dan vandaag voluit de kaart trekt van patiëntenparticipatie.

“Het vertrekt vanuit het gegeven dat patiënten partner zijn in het kwaliteitssysteem, en niet louter ontvanger. Hun ervaringsdeskundigheid en beleving zetten we bijgevolg in voor de verdere uitbouw en organisatie van de zorg. Vanuit die visie kan zorg evolueren van een aanbod- naar een vraaggestuurde of zelfs dialooggestuurde zorg, gebaseerd op en rond de vragen, noden en suggesties van de patiënten. En kan het zorgtraject een samenspel worden tussen patiënten en professionals – zowel in de individuele zorg, de ondersteunende processen, als in de brede ziekenhuisorganisatie. Ik ben ervan overtuigd dat deze manier van werken de patiënt, zorgverlening en het ziekenhuis als organisatie sterker maakt.”

Open en direct communiceren

Een van de manieren om patiëntenparticipatie te realiseren, is door de knowhow van patiëntenverenigingen en zelfhulpgroepen maximaal te benutten. Dat laat toe om in nauwe samenspraak tussen zorgverleners en patiënten betere zorgtrajecten voor de patiënten uit te werken. “Dat vereist natuurlijk wel een patiënt die goed geïnformeerd is over zijn (na)behandeling”, gaat Hans Struyven verder. “Bovendien vraagt het om de creatie van een open disclosure cultuur, om bij een incident open en direct te communiceren met patiënten en hun naasten. Ook is het belangrijk rekening te houden met de mate waarin en de manier waarop patiënten hierin willen participeren. Dit verschilt namelijk van persoon tot persoon. Het is met andere woorden een uitdaging voor professionals om af te stemmen met patiënten en hun naasten over de deelname, inspraak en regie van zorg. Waarbij ze de grootste aandacht moeten hebben voor cultuur, eigenheid en taal.” Samen vorm geven

Conclusie: patiëntenverenigingen en ziekenhuizen kunnen elkaar echt versterken in hun ambities om betere zorg te realiseren. “Regelmatig interdisciplinair overleg en afstemming tussen professionals en patiënten is hierbij een absolute must”, besluit Hans Struyven. “Uit goede of minder goede ervaringen kunnen we namelijk verbeteracties in de zorg en hele organisatie ontwikkelen én verankeren. Patiëntenparticipatie is met andere woorden een actief gegeven, dat met met de hele ziekenhuis moet worden aangenomen. En waarbij patiënten, hun naasten en externe zorgpartners in de regio moeten worden uitgenodigd, om samen die visie vorm te geven.”

Meer over...

Het Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Tienen biedt iedere patiënt professionele zorg aan die als vriendelijk en inlevend ervaren wordt. Met zin voor initiatief gaan onze 800 personeelsleden en 150 artsen voor hoge kwaliteit en zeer tevreden patiënten. Ons ziekenhuis behaalde in 2017 het NIAZ accreditatie label en maakt samen met UZ Leuven, Heilig Hart Leuven en AZ Diest deel uit van het Plexus ziekenhuisnetwerk.

Zeg niet te gauw: ‘Weer een succesvolle vrouw’

Diversiteit, genderinclusie, aandacht voor de mens achter het personeelslid… Het zijn hippe termen, maar bij MSD Belgium blijft het daar niet bij. Het bekende farmabedrijf zet ze ook in de praktijk om. Nathalie Vion, Labor Relations Lead/HR Director Belgium en Cindy Op de beeck, HR Business Partner/Diveristy & Inclusion Lead bij MSD, leggen uit hoe.

MSD stelt in ons land ruim 1.200 mensen tewerk, in twee kantoren in Brussel en in een van de grootste fabrieken van de groep, in Heist-op-den-Berg. “In ons bedrijf is er altijd veel aandacht geweest voor diversiteit en gendergelijkheid, dat getuigt de aanwezigheid van de Employee Resource Groups”, zegt Cindy. “Dit initiatief wordt internationaal aangestuurd en bestaat uit vrijwilligersgroepen die mekaar vinden in dezelfde interesses, achtergronden en demografische kenmerken. De leden kunnen elkaar helpen en als één front naar buiten komen. Dat gaat veel breder dan enkel het geslacht; het verenigt ook mensen met bijvoorbeeld leeftijd, seksuele voorkeur en afkomst.” “Wij zijn inderdaad een behoorlijk gedifferentieerde firma”, pikt Nathalie in. “Inclusie is erg belangrijk, alle groepen moeten aan bod komen. De reden hoef je niet ver te zoeken: wij willen ieders ideeën een plaats geven, ongeacht hun achtergrond. Dat is een voordeel voor onze mensen, omdat ze zich dan goed voelen op het werk, maar het is evenzeer gunstig voor het bedrijf. Uit alle internationale onderzoeken blijkt hetzelfde: diversiteit is goed voor je business. Bij MSD vertaalt dit zich in het sneller op de markt brengen van medicatie, waardoor we de patiënten en onze klanten beter en sneller kunnen helpen. Hierdoor worden dan betere resultaten geboekt, wat leidt tot meer winst. Anders denken en ideeën laten botsen zorgt na geringe tijd voor betere oplossingen.”

Wat genderdiversiteit betreft, scoort MSD België alvast uitstekend. De balans tussen het aantal mannen en vrouwen is praktisch een perfecte 50-50. “België scoort goed, maar in bepaalde landen moeten we dat soort cijfers toch in de gaten houden”, zegt Cindy. “Dat betekent trouwens niet dat alles hier perfect is. Voor sommige vacatures krijgen we nog altijd opmerkelijk meer cv’s binnen van mannelijke kandidaten dan vrouwelijke. Dat heeft te maken met opvoeding, maar ook opleiding en de culturele achtergrond. Je ziet nog vaak stereotypen opduiken en daar zouden we absoluut vanaf moeten geraken.”

De balans mannen-vrouwen mag bij MSD dan goed zitten, tussen sommige divisies onderling zijn er nog stevige verschillen, merkt Nathalie op. “Hr is bijvoorbeeld zo’n typische vrouwenafdeling”, zegt ze. “Daar zijn mannen de vreemde eend in de bijt (lacht). Terwijl IT dan weer een traditioneel mannenbastion is. In de andere afdelingen speelt het wel minder. Manufacturing bijvoorbeeld is bijna perfect in balans.”

Tot slot: zijn er nog bepaalde quick wins die andere bedrijven van MSD kunnen leren? Cindy hoeft er niet lang over na te denken: “Zet vrouwelijk werknemers gerust eens in de belangstelling. Laat ze spreekbuis zijn of gebruik ze in je campagnes. Doorbreek die rolpatronen, en vooral: er is geen enkele reden om succesvolle vrouwen te vrezen (lacht).”

Nieuwe generatie hoortoestellen is kleiner dan ooit

Willen of niet: ouder worden gaat meestal gepaard met slechter horen. Problematisch hoeft dat weliswaar niet te zijn. Tegenwoordig bestaan er allerlei hulpmiddelen om een goede werking van je oren te ondersteunen. Hoorversterkers bijvoorbeeld, steek je in wanneer jij het nodig vindt. Ze zijn zo klein dat niemand er iets van merkt.

Staat je televisietoestel luider dan vroeger? Heb je moeite om gesprekken in groep te volgen? Moet je anderen vaak vragen om te herhalen? Wie op een of meerdere vragen ‘ja’ geantwoord heeft, kan maar beter eens bij de dokter of de audioloog passeren. Veel kans immers dat je met gehoorverlies kampt. Een enquête in opdracht van beMedTech (EuroTrak 2017) leert dat ongeveer een op de tien Belgen hiermee te maken heeft. Bij de 75-plussers gaat het zelfs om een op de drie.

Dat ons gehoor vermindert naarmate we ouder worden, staat vast. Eens de vijftig voorbij, beginnen vooral de hogere tonen weg te vallen. Zachte medeklinkers – zoals f, s en t – onderscheiden wordt lastig, waardoor woorden soms vervormen en misverstanden kunnen ontstaan. “Je zou verwachten dat mensen met dergelijke klachten snel naar de dokter gaan en de juiste ondersteuning zoeken, maar dat is zelden het geval”, zegt Aeldrik Pander, technisch manager van ExSilent, ontwikkelaar van hooroplossingen. “Vaak pas wanneer de klachten ernstiger worden, volgt er een bezoek aan de neuskeel-oorarts. Eigenlijk is dat jammer, want dan hebben de hersenen bepaalde signalen al heel lang niet meer gekregen, waardoor een hoorapparaat vaak een grotere stap is.” snel naar de dokter gaan en de juiste ondersteuning zoeken, maar dat is zelden het geval”, zegt Aeldrik Pander, technisch keel-oorarts. Eigenlijk is dat jammer, want dan hebben de hersenen bepaalde signalen al heel lang niet meer gekregen, waardoor een hoorapparaat vaak een grotere stap is.”

Pander ziet verschillende redenen waarom mensen aarzelen om hulp te zoeken en een hooroplossing aan te schaff en. Pander ziet verschillende redenen waarom mensen aarzelen om hulp te zoeken en een hooroplossing aan te schaff en. “Dat er vaak een aantal onderzoeken en consultaties bij komt kijken, is zeker en vast een eerste hindernis. Maar ook fi nanciële redenen spelen mee. De kosten kunnen snel oplopen, soms tot enkele

duizenden euro’s. In België moet er bovendien een gehoorverlies van minstens 40 decibel zijn voor de ziekteverzekering tussenkomt.” Andere argumenten die slechthorenden aanhalen zijn comfort, onnatuurlijk geluid en zichtbaarheid. “Ze vinden het vaak lastig dat anderen zien dat ze een hoortoestel dragen”, verklaart Pander. “Blijkbaar rust daar toch nog een stigma op.” Dankzij technologische consultaties bij komt kijken, is zeker en vast een eerste hindernis. Maar ook fi nanciële redenen spelen mee. De kosten kunnen snel oplopen, soms tot enkele

duizenden euro’s. In België moet er bovendien een gehoorverlies

vooruitgang kunnen veel van die argumenten intussen van tafel. De nieuwste generatie hoortoestellen is kleiner dan ooit en vaak zo goed als onzichtbaar. Pander, oorspronkelijk geluidstechnicus, verwijst naar QUBI, een hoorversterker die hij mee hielp ontwikkelen. “Een hoorversterker is een perfecte oplossing voor mensen met licht gehoorverlies. Het is bedoeld om af en toe te gebruiken, bijvoorbeeld bij een vergadering of een etentje met vrienden. Voor QUBI hebben we dezelfde techniek gebruikt als bij eerdere modellen, maar de onderdelen zijn nog kleiner en de pasvorm is verbeterd. Veel aandacht is ook besteed aan gebruiksgemak, waarmee QUBI zelfs een IF Design Award heeft gewonnen. Door de kleine afmetingen past het helemaal in het oor, niemand die ziet dat je er één draagt.” En ook handig: je kunt een hoorversterker zonder voorschrift kopen.

Meer over...

QUBI is een gehoorversterker ontwikkeld door ExSilent in Amsterdam. QUBI is speciaal geschikt voor mensen die last hebben van beginnend gehoorverlies. De ontwikkeling van QUBI is gebaseerd op de techniek en ervaringen van eerder ontwikkelde in-het-oor hoortoestellen door ExSilent. Deze toestellen kenmerken zich door de instant-fi t techniek waardoor deze direct gebruikt kunnen worden zonder oorafdruk. Door de diepe ligging in het oor kan het toestel vrijwel onopvallend gedragen worden. ExSilent wil met QUBI een groep gebruikers bereiken die nog niet voor een hoortoestel in aanmerking komen maar wel af en toe gehoorversterking willen gebruiken. Voor meer informatie: www.qubi.nl

Doneer voor blinden en slechtzienden BE43 7378 8877 7701 en krijg fiscaal attest (vanaf 40 EUR)

vlaamsoogfonds: blikopener voor innovatie en samenwerking

Blinde en slechtziende mensen ondersteunen naar een kwaliteitsvol en comfortabel leven: dat is de missie van het vlaamsoogfonds. De toekomst ligt in innovatieve projecten en samenwerking. Een wonderlijke tentoonstelling die je gratis kan ontlenen, biedt inzicht.

We leven in een digitale wereld. Internet is dé informatiebron voor zowat alle bevolkingsgroepen, ook voor blinden en slechtzienden. Toch zijn voor hen heel wat websites niet toegankelijk, zelfs niet die van overheden.

Het illustreert hoe blinde en slechtziende personen onwillekeurig voor een stukje worden uitgesloten van onze samenleving. Toch zijn zij geen lijdend voorwerp, zegt Jan de Smedt, opdrachthouder bij het vlaamsoogfonds. “Er zijn allerlei kansen om het leven van blinden en ernstig slechtziende mensen kwaliteitsvoller te maken, niet in het minst vanuit de toegevoegde waarde die zijzelf kunnen bieden aan onze maatschappij.”

Incubatieruimte Ruimte om te groeien en te vernieuwen: dat is wat het vlaamsoogfonds wil creëren bij hulporganisaties. “In de bedrijfswereld krijgen beloftevolle projecten vaak een injectie door het aanbieden van incubatieruimte en via fondsen. In het welzijnsveld is die hefboom evengoed nodig.” Heel wat organisaties spannen zich dagelijks in om de levenskwaliteit van blinden en slechtzienden te verbeteren, stelt de Smedt vast, maar voor vernieuwing of uitbreiding is vaak geen tijd of geld. “Daarom ondersteunt het vlaamsoogfonds verenigingen en organisaties niet alleen financieel, maar zetten we ook in op samenwerking en innovatie om projecten naar een hoger niveau te tillen.”

Kansen voor vooruitgang Moderne technologieën bieden een grote kans, signaleert het vlaamsoogfonds. “Een sprekend voorbeeld is de digitale boekenplank. Tot voor enkele jaren moest een blinde of slechtziende persoon die een braille- of luisterboek wou lezen nog een exemplaar opvragen per post. Vandaag kan hij het gewoon online downloaden. Dat is een van de projecten waaraan we als vlaamsoogfonds onze steun hebben verleend.”

Belangrijk is dat hulporganisaties nieuwe hulpmiddelen blijven ontdekken en gebruiken, aldus de Smedt. “Vandaag zijn er zoveel innovatieve tools op de markt die een waardevolle aanvulling kunnen zijn op de bestaande hulpmiddelen. Ik denk nu maar aan aangepaste navigatiesystemen voor blinden en slechtzienden. Daar kunnen ook mensen met een blindengeleidenhond veel baat bij hebben. Belangrijk is dan dat bijvoorbeeld blindengeleidehondenscholen samenwerken met experten in mobiliteits- en oriëntatietechnologieën.”

Empowerment Als hefboomorganisatie zet het vlaamsoogfonds in op potentieelverhoging bij verenigingen, maar ook op het versterken van blinden en slechtzienden in hun eigen verantwoordelijkheid. “Blinde en slechtziende personen worden nog te vaak gezien als voorwerp van hulp. Terwijl, al deze mensen kunnen de maatschappij heel wat bijbrengen, onder andere in de manier waarop zij de wereld observeren. Daarom ondersteunen wij als vlaamsoogfonds ook diverse inleef- en empowermentprojecten.”

Tentoonstelling In een reizende tentoonstelling belicht het vlaamsoogfonds hoe blinde en slechtziende mensen met kunst en vernieuwing bezig zijn. Enkele originele invalshoeken: een fotoreeks die illustreert wat een blinde persoon waarneemt, auditieve composities vergelijkbaar met visuele beelden en foto’s die door slechtzienden gemaakt zijn. De tentoonstelling is gratis te ontlenen door bedrijven en publieke organisaties.

This article is from: