Werkvorm 7; levensvragen
Levensvragen zijn existentiĂŤle vragen , zijns-, of wezensvragen, aangaande verschillende aspecten van het leven. Ze kunnen overstijgend zijn (mensheid), maar ook gericht op het eigen leven (mens).
Een mogelijke ordening van levensvragen: -
oorsprong
(waar komen we vandaan)
-
bedoeling
(wat is de zin van het leven)
-
lijden
(wat is de zin van het lijden)
-
ziekte
(wat is de essentie van ziekte)
-
dood
(wat is de essentie van de dood)
-
bestemming
(waar gaan we naar toe?)
stellingen;
Oorsprong: -
De mens stamt in feite van de aap af.
-
God heeft de mens geschapen.
-
God stuurt de evolutie van de mens.
-
We hebben altijd bestaan, ook voor de geboorte.
-
Het leven begint pas bij de bevruchting.
-
Het leven is puur toevallig ontstaan.
-
God heeft als een klokkenmaker het leven in gang gezet. Hij kijkt van een afstand toe.
-
God zit in alle dingen en mensen. Alles is goddelijk in zichzelf.
Bedoeling: -
Het leven heeft een doel. Dat doel ligt in jezelf (zelfverwezenlijking)
-
Je bent mens, maar moet het ook nog worden.
-
Het leven is zinloos zolang de mens geen zelf geen doelen stelt. Alle doelen zijn goed.
-
Het leven is zinloos.
-
Het doel van het leven is om te beantwoorden aan Gods plan met je leven.
-
God heeft alles voorbestemd.
-
Alles is door het lot van te voren beschikt.
-
Alles wat gebeurt, berust op toeval.
33