3
Winst en verlies (A)
Achtergrond
Doelstellingen
Onze (vrije) economie draait op het ondernemerschap van individuen. Per jaar worden talloze nieuwe ondernemingen gestart, veelal door jonge mensen.
De kinderen leren enkele basisprincipes van een bedrijfsvoering.
Wil zo’n bedrijf slagen, dan moet er -zeker op langere termijn- winst worden gemaakt.
Met name raken ze vertrouwd met de begrippen kosten, opbrengsten en winst of verlies. Ze leren hoe je een resultatenrekening maakt.
Om kinderen hiermee vertrouwd te maken, is er deze les over kosten, opbrengsten en winst/verlies.
Ze krijgen enige notie van een goede bedrijfsvoering.
Gebruikte rekenvaardigheden
Aandachtspunten
• optellen en aftrekken met kommagetallen
Vanaf vraag 7 mag een rekenmachine worden gebruikt.
• delen en vermenigvuldigen met kommagetallen
Om vraag 14 te kunnen maken, moeten de antwoorden van 10b, 11, 12 en 13b gecontroleerd worden.
• rekenen met geldbedragen • afronden
14
De juiste antwoorden zijn: 10b winst € 33,92 11 verlies € 5,20 12 winst € 37,40 13b winst € 28,30