Adaptief Bouwen
GROOT INTERVIEW
MICHA DE WINTER
Over opvoeding, samenleving en doorlaatbare plekken
COMMENTAAR DEBAT ONDERWIJSHUISVESTING Er is een probleem, maar is systeembouw de oplossing?
ADAPTIEF BOUWEN
MICHA DE WINTER
Over opvoeding, samenleving en doorlaatbare plekken
COMMENTAAR DEBAT ONDERWIJSHUISVESTING Er is een probleem, maar is systeembouw de oplossing?
ADAPTIEF BOUWEN
Onze adviseurs en bouwprojectmanagers brengen ambities tot leven op het gebied van zorg, onderwijs, sport en welzijn. 088 235 04 27 icsadviseurs.nl
ICSadviseurs biedt huisvestingsadvies en projectmanagement voor maatschappelijk vastgoed. Ruim tachtig professionals werken vanuit Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Eindhoven aan efficiënte, duurzame en inspirerende omgevingen.
Fijne plekken om naar hartenlust te leren, leven, spelen, werken, zorgen en ontmoeten.
Vestiging Amsterdam Contactweg 66 1014 BW Amsterdam
Vestiging Eindhoven Klokgebouw 263 6e verdieping 5617 AC Eindhoven
Vestiging Zwolle Burgemeester Drijbersingel 25R 8021 DA Zwolle
Vestiging Rotterdam Van Nelleweg 1 Ingang 1 | Unit 2.4 3044 BC Rotterdam
Dat vind ik nu een mooi thema waarmee we de jaargrens over gaan; op weg naar een spannend 2023. Hoe zal de wereld er aan het einde van het jaar uitzien? Iedereen hoopt natuurlijk op een oplossing in Oekraïne en het terugkeren naar enigszins genormaliseerde verhoudingen, voor zover mogelijk. Het thema past ook in deze tijd, waarin huisvestingsvraagstukken in relatie staan tot de omgeving, zowel ruimtelijk als ook maatschappelijk. Dat maakt dat je een programma van eisen maakt waarbij de gebouwde omgeving veranderingen in het onderwijs mogelijk maakt. Dat gaat dus verder dan flexibel of multifunctioneel bouwen. Inmiddels is er vanuit een bouwfysisch perspectief en met intelligente bouw- en installatiesystemen heel veel mogelijk. Koppel dat aan de mogelijkheden om losmaakbaar en deels circulair en biobased te bouwen en we mogen de ontwerp- en bouwopgave van vandaag en morgen in een heel mooi perspectief plaatsen.
Deze Schooldomein speelt daarom ook in op het thema adaptiviteit, met een prachtig groot interview met hoogleraar pedagogiek Micha de Winter die het belang van de civil society bepleit. Daarnaast mooie bijdragen in het debat over adaptief ontwerpen en bouwen. Het monumentale Stedelijk Gymnasium in Haarlem wordt liefdevol getransformeerd tot een prachtige leeromgeving van de 21e eeuw. Dit nummer gaat ook in op het grote
Schooldomein is een verrassend magazine voor managers en beleidsmakers die relevante beleidsinformatie, praktijkvoorbeelden en productinformatie vertalen in een optimale leer-, werk- en leefomgeving. Schooldomein biedt informatie rond de infrastructuur, organisatie en huisvesting van instellingen. Schooldomein is bedoeld voor iedereen die op het niveau van overheid,
instellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties betrokken is bij het vinden van oplossingen voor samenhangende vraagstukken in de non profit en profit sector.
Schooldomein wordt zes keer per jaar gratis verstrekt aan alle onderwijsinstellingen en gemeenten in Nederland. Het blad wordt gefinancierd uit de exploitatie van advertenties, advertorials, artikelen en de bijdragen
wordt mede mogelijk gemaakt door:
huisvestingsdebat van minister Wiersma. Hij komt met de oplossing om gestandaardiseerd te bouwen waarbij meerdere projecten in mandjes worden aangeboden om zo meer efficiencyvoordelen te halen. Schooldomein reageert op deze oplossingsrichting, waarbij het overigens goed is dat de scholenbouw een financiële impuls krijgt. Architect Bart van Kampen bepleit adaptief bouwen in zijn bijdrage. Hij stelt: “Om de wereld niet verder te belasten mogen we geen gebouwen meer slopen. Dat vraagt om een andere benadering van de huisvestingsopgave, waarbij adaptief bouwen de oplossing is. Dat is iets anders dan gestandaardiseerd en modulair bouwen, want elke opgave blijft uniek.” Projectmanager Simon de Ruig van Draaijer betoogt dat gestandaardiseerd bouwen juist wel tot meer keuzevrijheid leidt. Schooldomein is daarom ook een platform voor een goed debat, waarbij iedereen zijn mening kan geven. Groepsleerkracht Johan Hof van OBS West in Capelle aan den IJssel benaderde Schooldomein met zijn visie op grote lokalen, waarbij ook de buitenruimte actief meedoet. Dit jaar bestaat Schooldomein alweer 35 jaar en mede om die reden organiseren we op 20 april het symposium waar ook het nieuwe boek Kindcentra in hun omgeving wordt gelanceerd. Meer dan 50 verbindende gebouwen die laten zien dat de scholenbouwopgave ook tegelijk een gebieds- en omgevingsopgave is. Met prachtige resultaten, waardoor we ons terecht onderscheiden van veel voorbeelden in het buitenland. Veel leesplezier gewenst en een gezond en krachtig 2023.
Sibo Arbeek Hoofdredacteur Schooldomeinvan partners. Schooldomein fungeert als een netwerk, waarbij partijen een meerwaarde genereren door een samenhangend product te bieden. Schooldomein fungeert als een platform voor alle partijen die een bijdrage willen leveren aan de kwaliteit van de onderwijsinfrastructuur.
UW MENING Wij stellen uw mening zeer op prijs. Voor reacties kunt u mailen naar sibo.arbeek@schooldomein.nl.
U kunt ook reageren via de site www.schooldomein.nl. Praktische informatie vindt u in het colofon.
INTERNET
Voor meer informatie over Schooldomein en dit nummer kunt u kijken op www.schooldomein.nl.
Via deze site kunt u onder meer alle artikelen van de afgelopen jaargangen opvragen, winkelen in onze rubrieken en relevante marktinformatie zoeken.
Als maatschappelijk verantwoorde onderneming stimuleert Schooldomein doelen die goed zijn voor mens en milieu:
Adaptief Bouwen is iets anders dan flexibel bouwen. Flexibel is een bouwkundige manier om handig met ruimten om te kunnen gaan; zo kan een flexibele wand twee klaslokalen verbinden. Flexibel is een facilitair middel, adaptief heeft met visie te maken. Zo weet je eigenlijk niet hoe het gebouw en de ruimten daarin over een aantal jaren gebruikt gaan worden; dus moet je een gebouw bedenken dat mee kan groeien met toekomstige ontwikkelingen, zonder dat er tussentijds dure bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Adaptief heeft met visie te maken. Of zoals de architect Alfonso Wolbert het formuleerde: “de kunst is een onaf gebouw te maken, dat zichzelf kan blijven vormen.” Dat is pas adaptief.
Groot interview Micha de Winter
Over opvoeding, samenleving en het belang van doorlaatbare plekken 10
Innovatielab Adaptief Bouwen Inspirerend debat over aanpasbaar en adaptief bouwen 15
Toezichthouders maken het verschil De vraag is wie op de toekomststoel zit 18
Commentaar debat onderwijshuisvesting Er is een probleem, maar is dit de oplossing?
Adaptief bouwen is een noodzaak Waarbij elke opgave uniek is 33
Natuurlijke ontwikkeling in De Nieuwe Draai Integrale aansturing onderwijs en opvang 36
De school voor de toekomst Grote lokalen voor een integrale ontwikkeling van het kind 38
MijnSchool
Standaardisatie met maatwerk 40
Nieuwbouw Bossche Vakschool Zichtbaarheid en verbinding uitgangspunt 42
Adaptief bouwen
Het doorbreken van de illusie van keuzevrijheid
Renovatie De Regenboog
Weinig tijd, beperkt budget, veel resultaat
Als we scholen en leerprocessen zo inrichten dat het alleen om persoonsgericht en individueel leren gaat, krijg je een samenleving waarin het individu nog meer dan nu centraal staat en samen leven nauwelijks aandacht krijgt. Dat vraagt om scholen of kindcentra die op een natuurlijke manier verbinden, zodat er vanzelf doorlaatbare plekken ontstaan.
k ben als pedagoog al heel lang betrokken bij de vraag hoe we als samenleving onze kinderen opvoeden”, opent emeritus hoogleraar en pedagoog Micha de Winter het gesprek.
“Hoe richten wij opvoeding in en welke ruimte scheppen we voor onze kinderen om ze goed toe te rusten. Ik werk als hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken, waarbij de relatie tussen opvoeding en samenleving centraal staat. Die relatie heeft twee kanten; allereerst hoe beïnvloedt de samenleving de opvoeding van kinderen? De huidige samenleving is geïndividualiseerd en de individuele vrijheid staat centraal. Individualisering is zeker een groot goed, zeker als het gaat om de aandacht voor de persoonlijkheid en de talenten van elk afzonderlijk kind. Dat is ook begrijpelijk omdat we uit een tijd komen waarbij we kinderen als een massaproduct benaderden en er nauwelijks aandacht was voor de ontwikkeling van het individuele kind. Toch is het idee van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid naar mijn smaak te sterk weggeëbd.”
“Een samenleving bestaat niet alleen bij de gratie van individuele behoeften en verlangens, maar wordt gevormd door de onderlinge ontmoeting en ook confrontaties om die samenleving vorm te geven. Die individualisering beïnvloedt ook de opvoeding. Ouders zeggen al snel ‘mijn kind heeft
dat nodig’, maar zeggen niet ‘de kinderen in de straat hebben dat nodig’. We lijken steeds minder waarde te hechten aan gemeenschappelijke belangen. Dat is voor mij een bepalend motief waarom we meer aandacht moeten hebben voor de community, waar de opvoeding onderdeel van is. Via opvoeding en onderwijs beïnvloeden we de samenleving. Als we aan de basis scholen en leerprocessen zo inrichten dat het alleen om persoonsgericht- en individueel leren gaat, krijg je een samenleving waarin het individu centraal staat en samen leven nauwelijks aandacht krijgt. In opvoeding en onderwijs stellen we niet alleen kennisdoelen, maar werken ook aan de sociaal-emotionele en maatschappelijke ontwikkeling. Het doel van onderwijs en opvoeding is niet alleen de ontwikkeling van de eigen identiteit, maar ook de ontwikkeling van sociaal burgerschap. De educatieve rol van de samenleving noem ik de pedagogische civil society. Er is zoveel wetenschappelijk bewijs dat de opvoeding van kinderen gediend is bij de betrokkenheid van de sociale omgeving die verder strekt dan de voordeur van de ouders en de school. Daar kunnen we niet omheen. De evidence based didactiek richt zich maar op een heel smal deel van de ontwikkelingstaken waar kinderen voor staan en die de samenleving nodig heeft. Een samenleving waar mensen elkaar respecteren en waar diversiteit kan bestaan is niet vanzelfsprekend. Daar moet je elke dag actief aan werken en dat betekent een bewuste houding in de manier waarop we kinderen groot brengen.”
“Een democratie kun je niet afdwingen. We kunnen niet vanzelfsprekend verwachten dat iedereen zomaar meekrijgt hoe een democratie werkt en wat je eigen rol daarbij is. Het enige instrument om aan een gezonde democratie te werken is via opvoeding en onderwijs. Scholen en kindcentra zijn oefenruimten voor de democratie. De school is een plek waar je met kinderen onderzoek doet naar sociale processen en daarmee een actieve bijdrage aan wijk en maatschappij levert. Daarom is het zo belangrijk dat de deuren en ramen van de school open staan. De leefomgeving van kinderen is zelf een belangrijke omgeving om te leren. Je kunt veel in de klas of uit een boek leren, maar je moet het ook in de wereld zelf leren, om te weten hoe die functioneert. Die leeromgeving is veel breder dan de school alleen. Stel dat in de buurt een verzorgingshuis staat, dan is het belangrijk dat kinderen leren om die relatie te leggen en om te zetten naar activiteiten. Samen lezen, koken of muziekavonden organiseren. Het milieu of klimaat
leer je niet alleen uit een boek, maar juist buiten de school en in verbinding met de omgeving. Tegelijk moeten we ons realiseren dat we als samenleving in een omgekeerde beweging zijn beland, met bubbels, eigen identiteiten, tegenwoordig zelfs met omgevingen waaruit kinderen expliciet worden geweerd, zoals kindvrije restaurants. Er is een beweging de andere kant uit. Dat is zorgelijk, omdat dat de samenhang uit de samenleving haalt. Ook bij ouderen is de individualisering toegeslagen, met vooral oog voor de eigen belangen en behoeften. Je zult dus met kinderen en ouderen samen moeten ontdekken hoe je aan een betekenisvolle relatie kunt werken.”
“We zien in de scholenbouw mooie voorbeelden waarbij activiteiten geclusterd worden en onderwijs samen gaat met kinderopvang, de bibliotheek en het wijkgebouw. Dan betreft het niet alleen een fysieke of een ruimtelijke opgave, maar ook een maatschappelijke. Daar heb je verschillende stakeholders voor nodig, maar wil je het tot een succes maken, dan moet je het er met kinderen over hebben; wat vereist het om met verschillende leeftijden en doelgroepen om te gaan en wat respect voor elkaar is. Dat hebben we bijvoorbeeld met het initiatief de Vreedzame School bedoeld; dat kinderen zelf leren en ervaren hoe je complexe relaties vorm en inhoud geeft. Een leerkracht heeft een brede taak om kinderen niet alleen cognitieve, maar ook sociale en maatschappelijke vaardigheden te leren. Mijn nieuwe boek gaat over samenlevingspedagogiek. De kern is dat opvoeding en onderwijs er zijn voor de ontplooiing van kinderen, maar ook voor de versterking van een humane en rechtvaardige samenleving. Het leer- en ontwikkelproces is niet alleen voorbehouden aan de leerkracht; je moet die samenleving de school in halen. Denk aan jongerenwerkers die de school binnen komen, om over problemen van jeugd in de buurt te praten en daar vooral ook met de leerlingen zélf over te praten. Veel ouders hebben een vak of spelen maatschappelijk een rol. Betrek die bij de school en organiseer projecten in de buurt of wijk.”
“Als pedagoog ben ik tegelijkertijd hoopvol over moderne ontwikkelingen. Het feit dat kinderen al zo jong met sociale media vertrouwd zijn leidt ook tot veelvormigheid en nieuwe gemeenschapsvorming. Dat zie je ook bij volwassenen, die via appgroepjes met elkaar in contact staan en activiteiten organiseren. Dat maakt me ook optimistisch, omdat je het ook als een tegenbeweging kunt zien tegen een te ver doorgeslagen geïndividualiseerde samenleving. Via apps kun je de relatie tussen wijk en school ook helpen bevorderen. We hebben veel gecategoriseerd;
maar de moderne samenleving eist ook dat kinderen in meerdere domeinen ervaringen opdoen. De kern is dat je ruimte creëert waarbij de educatieve omgeving meer is dan de fysieke school. Als je aan een gebouw denkt maak dan een gebouw waarin veel mogelijk is en de grenzen doorlaatbaar zijn.”
“Het gevolg van de verlichting en de industriële revolutie is dat we de wereld functioneel hebben ingericht. Vanuit de ontwikkeling van kinderen heeft dat veel leer- en ontwikkelmogelijkheden ingeperkt. In een Vinex wijk zien kinderen weinig wat hun ouders aan dagelijks werk doen; die relatie tussen leven en werken is in veel gezinnen onzichtbaar geworden. Binnen het onderwijs loopt de scheiding tussen hoofd en handen tegen zijn eigen grenzen aan. Een belangrijk voordeel van het doorbreken van die scheiding is dat kinderen ervaren hoe leuk en zinvol het is om dingen te maken. Het is daarom goed om vakmensen in de school te halen, waardoor de scope van kinderen verruimt. In het ontwerpen en bouwen van scholen is het belangrijk dat de processen begrijpelijk en zichtbaar zijn. Een nadeel van bijvoorbeeld prefab bouwprocessen en smart buildings is dat je als gebruiker afhankelijk wordt van het eindproduct. Moderne technologieën geven ons de indruk dat dat de moderne werkelijkheid is. Dat geeft aan kinderen een partieel beeld van hoe iets in elkaar zit. Voor kinderen is het belangrijk om de evolutionaire gang naar dat eindproduct te leren begrijpen. Veel kinderen denken dat eten uit de supermarkt komt, maar hebben geen idee dat groente en fruit ergens groeien of hoe de seizoenen werken. Ik vind het belangrijk dat kinderen leren dat
processen verschillende natuurlijke fasen kennen. Anders ben je overgeleverd aan de eigenaar van het eindproduct.”
“Wanneer het gaat om onze gebouwde en maatschappelijke omgeving is het van belang dat gebruikers betrokken zijn, handelingsvermogen hebben en zelf invloed kunnen uitoefenen. Het is daarom noodzakelijk dat we kinderen agency bijbrengen. Dat je van jongs af aan onderdeel van een community bent en leert een actieve bijdrage te leveren. Ik vaar vaak op een bootje; je komt bij een brug, maar er is bijna nooit meer een brugwachter. Ergens op een kantoor in Leeuwarden zit dan iemand achter een scherm de brug te bedienen. Laatst kwam ik bij een brug die vast zat. Er moest een team uit Zeeland komen om het probleem op te lossen. De oude brugwachter wist gelijk hoe het opgelost had moeten worden. Door de menselijke schakel er uit te halen, werd het probleem ineens erg ingewikkeld. Dat inzicht heeft ook consequenties voor onderwijs en opvoeden. De evolutie gaat door, maar waar ik me zorgen over maak is dat de technologische
ontwikkeling mensen van elkaar vervreemdt. Het is een soort metafoor voor de samenleving. Maken wij een samenleving van mensen die een algoritme beheersen of stellen wij de mens centraal? Dat is niet de samenleving zoals we ons die voorstellen. Daar is meer democratische controle op nodig en dat veronderstelt dat mensen leren hoe ze daar een bijdrage aan leveren. Daarom zijn onderwijs en opvoeding ook zo belangrijk. Leer kinderen niet alleen de eindknop te bedienen, maar geef ze ook greep op het proces.”
Hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Micha de Winter publiceerde een groot aantal boeken en artikelen op zijn vakgebied. Daarnaast adviseerde hij verschillende overheden over jeugd- en gezinsbeleid en opvoedingsvraagstukken. De Winter was van 2001 tot en met 2012 kroonlid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), een adviesorgaan van de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement.
“Je kunt veel in de klas of uit een boek leren, maar je moet het ook in de wereld zelf leren, om te weten hoe die functioneert”
Adaptief bouwen is anders dan multifunctioneel bouwen; het heeft te maken met op zo’n manier bouwen dat toekomstige aanpassingen mogelijk zijn, zonder bouwkundige ingrepen. Een mooi thema om met experts in debat te gaan!
• Adaptief bouwen of inrichten is niet hetzelfde als multifunctioneel bouwen of inrichten.
• Adaptief bouwen vraagt om innovatieve bouwtechnieken.
• Veel opdrachtgevers blokkeren toekomstige aanpassingen door hun visie vooraf niet goed te doordenken.
• Een TCO-benadering is nodig om adaptief te kunnen denken.
• Adaptief bouwen en inrichten helpt om mijn organisatie te ontwikkelen.
Adaptief bouwen of inrichten is niet hetzelfde als multifunctioneel bouwen of inrichten Harry: “Klopt; multifunctioneel bouwen of inrichten betekent veelal het (kunnen) huisvesten van meerdere functies in één gebouw. Daar hebben we
het hier niet over. Meervoudig functioneel bouwen nadert het adaptief bouwen meer: het creëren van gebouwen met ruimten die elk voor meerdere functies geschikt zijn (te maken). De filosofie van het Living Building Concept beschrijft adaptief bouwen en inrichten als één van de eersten. Gebouwen die als het ware als een levend organisme meebewegen of aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Daardoor zijn ze eenvoudig aanpasbaar aan nieuwe functies of wijzigingen in hoe een gebruiker een ruimte wil gebruiken, bijvoorbeeld door vernieuwingen in het onderwijs.”
Stefan: “Adaptief bouwen gaat over de levenscyclus van het gebouw en multifunctioneel over meervoudig gebruik in het heden. Onze activiteiten in het ontwerpen en bouwen van scholen gaan ruim 40 jaar terug. Toen waren we met twee IFD betonsystemen
van Systeem Montage Tilburg en Matrix in een kolommen structuur al bezig met adaptief bouwen. Vanaf 2010 zijn we adaptief bouwen gaan toepassen volgens het Living Building Concept van emeritus hoogleraar Hennes de Ridder. In het ROC A12 te Veenendaal is dit concept in de volle breedte toegepast. In feite is het eerste uitgangspunt dat de hoofddraagstructuur minimaal 80 jaar kan meegaan en daarbinnen het gebouw een verschillend primair proces kan huisvesten in de tijd.”
Klaas Paul: “Wat mij betreft heeft adaptief bouwen vooral te maken met architectonische kwaliteit en is multifunctioneel bouwen vooral een gebruikskwaliteit. Een multifunctioneel gebouw wijzigen in een woongebouw levert geen ‘multifunctionele’ woningen. Een multifunctioneel gebouw is bij uitstek een karakterloos gebouw en veelal rommelig van opzet omdat immers alle gebruikers zich in een eigen deel moeten kunnen herkennen. Voor het niveau van het adaptief gebruik is naast opzet van de plattegrond, de diepte van het gebouw ook vooral de verdiepingshoogte van belang. De ruimtelijkheid van een gebied wordt met name bepaald door de hoogte van het plafond en de langste diagonaal. Het menselijk lichaam wordt gemiddeld niet veel groter, wel de groepsgrootte en daarmee de behoefte aan grotere en daardoor hogere ruimtes. Vanuit een technische invalshoek is er bij veranderend gebruik behoefte aan het toevoegen van techniek en daarvoor is vooral veel ruimte onder het constructieve plafond veelal de geëigende plek. De dwarsdoorsnede van een gebouw is daarmee vooral van belang voor het adaptief vermogen.”
Vera: “Naar mijn mening heeft multifunctioneel inrichten betrekking op het tegelijkertijd gebruiken van een ruimte/gebouw door diverse gebruikers. Er zouden op één dag drie verschillende organisaties met uitlopende activiteiten gebruiken moeten kunnen maken van een multifunctioneel gebouw. Bij een adaptieve inrichting wordt er nagedacht over een heel breed tijdspad. Niet alleen een oplossing vinden
voor de vraag van nu, maar hoe kan dit gebouw/ inrichting functioneren als de oorspronkelijke vraag niet meer van toepassing is. Ook de oorspronkelijke vraag kan binnen een organisatie na verloop van tijd veranderen.”
Irmo: “Eens. Adaptief bouwen gaat erover hoe gemakkelijk het is om een gebouw aan te passen aan een veranderende vraag bijvoorbeeld klassikaal onderwijs versus unit onderwijs. De basis hebben wij twaalf jaar geleden neergelegd door Het Perron in Veenendaal te realiseren met het Living Building Concept van Hennes de Ridder. Focus lag hier op maximalisering van het functioneel gebruiksoppervlak door een eenduidig gebouw en een eenduidige installatiestructuur en ook de toepassing van flexibele wanden onder het plafond waardoor de ruimten maximaal flexibel zijn in te richten.”
Adaptief bouwen vraagt om innovatieve bouwtechnieken
Harry: “Dat is de vraag en ook de vraag wat je onder innovatieve bouwtechnieken verstaat. Hennes de Ridder heeft als vervolg op zijn Living Building Concept in de leergang Legolisering van de Bouw beschreven wat nodig is om tot adaptieve gebouwen te komen. Met Legolisering als metafoor hoe je tot eenvoudig aanpasbare gebouwen moet komen door het terugbrengen van het gebouw tot een verzameling van componenten en elementen met gestandaardiseerde verbindingen tussen
De deelnemers aan het debat:
Harry Vedder M3V
Stefan Jansen Peters Bouw & Onderhoud
Klaas Paul de Boer KPB architecten Vera van Tienen Eromesmarko
Irmo Jansen
Zenzo Maatschappelijk Vastgoed
die componenten en elementen. Dat kan met het gebouw, dat kan met inrichting. En dat soort innovatieve producten blijken allemaal al lang op de markt beschikbaar. Het gaat dus meer om het borgen dat die worden toegepast en dat het bouwen ontwerpproces daarop wordt gericht. Maar dus ook dat een andere vraag wordt gesteld door de opdrachtgever dan deze nu via aanbestedingen doet.”
Stefan: “Het toepassen van een verregaand gestandaardiseerde hoofddraagconstructie met grote overspanningen brengt een flinke reductie van de bouwkosten met zich mee. In de jaren 60 en 70 was dat een stramien van 3,6 x 7,2 meter, maar bij de nieuwbouw van de Bossche Vakschool is een stramien van 7,2 x 5,4 gehanteerd met een Deltabeam © staal-betonligger. Deze bouwmethode heeft dezelfde voordelen als geheel in prefab beton; geen extra onderstempeling en vlakke onderzijde van de vloeren. Daardoor kan de installateur meteen starten met de montage van luchtkanalen en kabelgoten. Door de geïntegreerde balken in de vloeren en daardoor vlakke onderzijde kan de gebouw- en gebruiksinstallatie zonder sparingen in de constructiedelen worden ontworpen en gemonteerd. Vervolgens kun je de gevelopbouw en afbouwpakketten op de gelijke geïndustrialiseerde wijze ontwerpen, waardoor grote voordelen te behalen zijn.”
Klaas Paul: “Adaptief bouwen vraagt niet zozeer innovatieve bouwtechnieken, het vraagt om bewustwording van ontwerpers en van de eerste gebruikers die veelal niet beseffen dat zij slechts de voorhoede zijn van een lange stoet van gebruikers met specifieke eigen eisen.”
Vera: “Adaptief bouwen heeft een hoog duurzaam karakter. Om ruimtes geschikt te maken voor een nieuwe functie, zullen ruimtes soms een nieuwe vorm moeten krijgen. Wanneer men op traditionele wijze gaat slopen en/of optrekken, verlies je het adaptieve karakter. Materialen worden tijdelijk gebruikt en kunnen niet meer hergebruikt worden. Met innovatieve bouwtechnieken kan deze verspilling van materiaal tegen gegaan worden. Sterker nog met innovatieve bouwtechnieken zouden ingrepen ook weer teruggedraaid kunnen worden zonder dat er een sloophamer aan te pas komt. Hierdoor zal het adaptief karakter verder verhoogd worden.”
Irmo: “Het is ook mogelijk met traditionele bouwtechnieken innovatief te bouwen. Vooral belangrijk dat er op de tekentafel voldoende aandacht is voor flexibiliteit. Er zijn een aantal vaste componenten in het gebouw aanwezig zoals techniek, sanitair en draagstructuur. Dit is de basis voor ieder ontwerp. De flexibiliteit wordt bepaald door de eenduidige situering van deze componenten zodat er maximaal functioneel nuttig oppervlak over blijft. De innovaties zitten hem vooral in de
installaties door gebruik te maken van een installatie backbone door het gebouw. Vanuit deze backbone zijn eenvoudig wijzigingen door te voeren.”
Veel opdrachtgevers blokkeren toekomstige aanpassingen door hun visie vooraf niet goed te doordenken
Harry: “Dat vind ik een negatieve benadering. Dat doen ze wel degelijk als het gaat om hoe ze een gebouw willen gebruiken (op basis van bijvoorbeeld hun onderwijsvisie). Veel opdrachtgevers weten echter niet wat allemaal mogelijk is op de markt. En veel adviseurs en zeker bouwprojectmanagers hebben die kennis ook niet en/of hebben geen belang om die kennis richting opdrachtgever te ontsluiten. De huidige traditionele bouwprocessen vergen namelijk een intensieve inzet van adviseurs en projectmanagers voordat daadwerkelijk gebouwd kan worden. Bij een andere aanpak verandert hun rol en de intensiteit van hun inzet (en omzet..).”
Stefan: “Over het algemeen is een opdrachtgever natuurlijk ook vooral bezig met haar huidige primaire proces en huidige onderwijsvisie en daarvoor wordt het gebouw ontworpen. Ondanks dat het primaire proces toch wel het geven van onderwijs blijft, zien we in de tijd de onderwijsvisies veranderen, hetgeen weer om de nodige aanpassingen van het gebouw vraagt. In veel gevallen wordt gekozen voor een traditioneel proces waarbij een architect het gebouw ontwerpt en de constructeur daarna de prachtige architectuur in een constructie probeert te vangen. Met het gevolg dat er constructie onder architectuur achter de wanden en plafonds zit, hetgeen een vermogen kost in de uitvoering en niet adaptief is naar de toekomst. En dan mogen bouwbedrijven en installateurs vervolgens een prijs maken voor een werk, dat ze niet hebben bedacht en ze met al hun productie ervaring zelf echt anders zouden doen. Wijzigen gaat dan niet meer vanwege de tijdsdruk voor de oplevering.”
Klaas Paul: “Dat veel opdrachtgevers toekomstige aanpassingen veelal blokkeren door een beperkte visie klopt in het licht van het voorgenoemde. De termijn van een huisvestingsvisie is veelal niet veel langer dan een jaar of 10. Installatiedelen worden afgeschreven in 20 jaren terwijl het gebouw voor 40 jaren ‘op de balans’ blijft staan. De economische gebruiksduur van een adaptief gebouw kan zomaar honderd jaar zijn.”
Vera: “Niet vooruit kijken, maar alleen naar een oplossing zoeken voor de vraag van nu, kan het aanpassen belemmeren wanneer een gebouw een nieuwe functie behoeft. Het duidelijk verwoorden
een goede visie kan dat voorkomen. Om een juiste visie te ontwikkelen, is het van belang dat niet alleen de opdrachtgever hier zich over buigt, maar ondersteund wordt door ontwikkelaar, architect, interieurontwerper en het bouwbedrijf.”
van
“Wat mij betreft heeft adaptief bouwen vooral te maken met architectonische kwaliteit en is multifunctioneel bouwen vooral een gebruikskwaliteit”
Irmo: “Veel opdrachtgevers bouwen éénmalig een nieuwe school in hun leven. Focus moet dan vooral zitten in hoe ga je kwalitatief onderwijs faciliteren voor nu en in de toekomst. Het gebouw moet dit faciliteren. Onze taak om opdrachtgevers het comfort te geven dat aanpassingen in de toekomst relatief eenvoudig zijn door te voeren.”
Een TCO-benadering is nodig om adaptief te kunnen denken
Harry: “Het is niet per sé nodig, maar het helpt wel. Een adaptief gebouw is per definitie geschikt voor meerdere functies of om wijziging in functioneel gebruik eenvoudig te faciliteren. Dat is onmogelijk of alleen steeds met hoge kosten mogelijk in traditionele gebouwen. Wanneer je je daarvan bewust bent en niet alleen je huidige visie maar ook toekomstige mogelijke ontwikkelingen meeneemt in je investeringsbeslissing en die laatste baseert op de levensduurkosten van het gebouw (dus investeringsén exploitatiekosten), zul je zien dat een adaptief gebouw over zijn levensduur goedkoper is dan een traditioneel gebouw. Een TCO-benadering maakt dat dus snel inzichtelijk.”
Stefan: “Het huidige aanbesteding-denken is gericht op een enkelvoudig lineair planontwikkelingsproces. Het is vooral gericht op een mooi ontwerp en mooie plaatjes. Het hebben van een prijsvergelijk voor de diensten of het gebouw is feitelijk een schijnoptimalisatie voor dat moment. Gelukkig zien we in toenemende mate dat er mooie bouwteam constructen zijn, waarbij architect,
constructeur, onderwijsadviseurs, installatieadviseur, bouwbedrijf en installateur gezamenlijk het planontwikkelingsproces doorlopen. Ook dan blijft voorop staan dat we mooie en aansprekende gebouwen maken, die recht doen aan de identiteit van de school en passen in haar omgeving, maar er is vanaf dag één een proactieve houding en een positief conflict over andere belangen, zoals flexibiliteit, circulariteit, duurzaamheid, onderhoudskosten, energiekosten, klimaat, installatieconcepten en bouwkosten. Het planontwikkelingsproces verloopt dan meer in learningloops dan lineair, met tussentijds een aantal toetsingsmomenten. En in de financiële benadering wordt niet alleen gekeken naar de oprichtingskosten, maar worden alle kosten met betrekking tot de looptijd van het gebouw in ogenschouw genomen.”
Klaas Paul: “Een TCO benadering kan helpen om voor een redelijk overzienbare periode het voordeel van ‘korte termijn adaptie’ in beeld te brengen, bij een complete functiewijziging is dat lastig. Beschouw het adaptie vermogen als een goede fundering, welke waarde en betekenis heeft die voor de economische waarde van een gebouw?”
Vera: “Wanneer niet goed nagedacht wordt over welke eventuele kosten er bij een nieuwe functie van een gebouw kunnen komen kijken, kan dit ten koste gaan van de nieuwe functionaliteit. Het budget zal begroot moeten worden over een veel breder tijdspad dan regulier begroot wordt. Zo voorkom je dat het budget bij aanpassingen niet toereikend is en er concessies gedaan moeten worden.”
Irmo: “Dat denken we wel. We kunnen nu een keuze maken voor het goedkoopste bouwsysteem met allemaal dragende wanden of nu nadenken over een flexibel gebouw. Zou fijn als hier ook een restwaarde aan gekoppeld kan worden zodat het gebouw in de toekomst andere functies kan krijgen. Op deze manier kan het geld in het onderwijs blijven in plaats van de stenen.”
Adaptief bouwen begint met een visie op de veranderende vraag
Harry: “Een volmondig ja. Wat wel de vraag is of je die veranderende vraag zelf al concreet in beeld moet hebben. Het gaat meer om een visie dat de vraag nu eenmaal per definitie in een snellere cyclus verandert dan de technische levensduur van een gebouw. Hoe die vraag verandert, blijkt niet altijd voorspelbaar, wel dus dat die zal veranderen. Bij een adaptief gebouw borg je in principe dat je elke en dus ook nu nog onbekende veranderingen aankan.”
Stefan: “Zeker, als de directie of het bestuur van een onderwijsinstelling de visie heeft dat lesgeven blijft, dan hoef je je alleen maar te richten op de meest economische bouw. Heden ten dage is iedere directie of bestuur zich bewust van de noodzaak tot adaptief bouwen. Er is een hele goede benchmark voor bouwkosten en daarmee is het hoog tijd dat we de traditionele aanbesteding gaan verlaten en de makers laten meedenken in het ontwerp.”
Klaas Paul: “De visie op de veranderende vraag is lastig vanwege de korte termijn, adaptief bouwen heeft meer te maken met de visie op economische waarde en betekenis van de plek op lange termijn. Adaptief bouwen en inrichten gaat uit van een andere visie op adaptief bouwen dan mijn meer bouwkundige, architectonische of zelfs stedenbouwkundige visie daarop. Dit bouwen/inrichten is meer van de korte termijn en in mijn ogen niet, nauwelijks wezenlijk voor de toekomstwaarde van het gebouw. Het neigt meer naar multifunctioneel gebruik.”
Vera: “Absoluut. We kunnen niet in de toekomst kijken, maar veel zaken zijn te voorspellen / analyseren, zoals bijvoorbeeld leerlingaantallen in een groei- of krimpregio. Wanneer er een duidelijk beeld is geschetst van de veranderingen die plaats kunnen vinden, kan er ingespeeld worden op het ontwerp van gebouw en inrichting. Een praktijkvoorbeeld: een startende basisschool startte hun onderwijs met 10 kinderen. Er werd een schoolgebouw gebouwd dat later zou kunnen gaan functioneren als wooneenheden. Tien jaar later was de school enorm gegroeid en trok tezamen met een andere basisschool in een multidisciplinair gebouw. Het oude schoolgebouw werd na kleinschalige aanpassingen in gebruik genomen als appartementencomplex, de functie die er vóór de bouw al aan gegeven was.”
Irmo: “Het is voor iedereen moeilijk om in de toekomst te kijken. Volgens ons is het belangrijk om het gebouw binnen kaders zo flexibel mogelijk te maken.”
Adaptief bouwen en inrichten helpt om mijn organisatie te ontwikkelen
Harry: “Dat zou je inderdaad kunnen zeggen als het dus gaat om de visie dat een adaptief gebouw een organisatie optimaal faciliteert en nooit belemmert om in gewenste richtingen te ontwikkelen. Je kunt als bijvoorbeeld onderwijsorganisatie ook makkelijker ‘experimenteren’ met nieuwe onderwijsontwikkelingen. Lukt het? Ga je door. Lukt het niet? Geen probleem, je gaat gewoon snel terug naar de vorige of nog weer een andere leeromgeving. Je hoeft dus niet bang te zijn dat je visie op vernieuwing letterlijk in beton gegoten wordt en daarmee bang te zijn om die vernieuwing aan te gaan met de vraag: wat als het toch niet werkt? Adaptief bouwen neemt daarmee veel drempels om te vernieuwen en te ontwikkelen weg.”
Stefan: “Er zijn nog te veel bouwteams die niet leiden tot een succes, omdat de deelnemers in hun oude traditionele afwachtende rollen vervallen. Daarom juichen wij toe dat er steeds meer op personen wordt geselecteerd met hun persoonlijk CV en hun persoonlijke competenties en niet alleen op ondernemingen met referenties in stenen in prachtige glossy brochures. Organisatieontwikkeling is ook reageren op veranderingen. We moeten die houding niet alleen van onze opdrachtgever vragen maar ook wij moeten adaptief zijn in ons handelen. Door niet alleen betrokken te zijn bij de planontwikkeling en bouw, maar ook aangehaakt te blijven tijdens de operationele en onderhoudsfase, leren we veel van elkaar en kunnen we deze ervaringen inbrengen, zodat gebouwen meer en meer adaptief gebouwd gaan worden en onze rol in de samenwerking nog meer waarde brengt.”
Vera: “De regelgeving over bouwen is in Nederland heel stevig neergezet. Wanneer een gebouw adaptief gebouwd is en dus eenvoudig aanpasbaar is, scheelt dit diverse instanties een heleboel tijd, kosten en administratieve werkzaamheden. Er is meer tijd/geld voor andere zaken, waardoor een organisatie zich verder kan ontwikkelen. Adaptief inrichten binnen de onderwijssector vraagt ook om een duurzame en flexibele kijk op interieur en meubilair. Keuzes voor materiaal, vorm, kleur zullen allemaal gemaakt moeten worden voor een breder tijdspad en voor meerdere functies. Dit dwingt onze organisatie om duurzaam, functioneel meubilair te ontwikkelen van goede kwaliteit.”
Irmo: “Out of the box denken zorgt voor ontwikkeling. Het net weer even iets anders of beter doen dan de vorige keer. Letterlijk in beweging blijven. Dat kan een (adaptief) gebouw minimaal van ons eisen.”
“Adaptief inrichten binnen de onderwijssector vraagt ook om een duurzame en flexibele kijk op interieur en meubilair”
De training ‘Toezien op huisvesting’ wordt twee keer per jaar door VTOINVTK academie aangeboden. Leden van de Raden van Toezicht worden bijgespijkerd over hun rol bij huisvestingsvraagstukken. Het gaat vooral om het juiste perspectief.
De Raad van Toezicht heeft in feite drie rollen: formeel werkgever van het bestuur, klankbord van de bestuurder en de rol van toezichthouder. Leden worden vaak vooral vanuit een bepaalde portefeuille benoemd. “Maar de portefeuille huisvesting gaat ook over onderwijsbeleid, financiën en een goede werkomgeving voor medewerkers”, stelt Erna van Hest van Stichting Meer Primair, een bestuur met 17 scholen en 530 medewerkers in de omgeving Hoofddorp. In het dagelijkse leven is Erna onderwijsdirecteur van de faculteit
der maatschappij- en gedragswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is één van de elf deelnemers van de VTOI-NVTK training Toezien op huisvesting die in het Berghotel in Amersfoort aanwezig is, die door de docenten Sibo Arbeek en Bram van der Kleij van ICSadviseurs door de dag worden geloodst. “Gemiddeld komt een Raad van Toezicht zes keer in vergadering bij elkaar, met daarnaast commissies en schoolbezoeken. Was het vroeger gebruikelijk dat elk lid zich vanuit de eigen portefeuille en stukken voorbereidde; nu
zie je dat de RvT zich buigt over dilemma’s die de bestuurder proactief voorlegt. Uiteraard bereidt de portefeuille houder een agendapunt voor, maar er wordt integraal naar gekeken. Tegenwoordig is een huisvestingsvraagstuk veel meer een strategisch vraagstuk. Dat geldt voor nieuwbouw, maar ook bij renovatie gaat het in feite om transformatie, waarbij renovatie samengaat met onderwijs kundige aanpassing en verduurzaming.”
De Minister stelt dat de kwaliteit van onderwijshuisvesting versneld moet verbeteren, bijvoorbeeld op het aspect ventilatie en binnenklimaat. “In de praktijk zie ik dat er heel veel mooie dingen gebeuren omdat gemeenten en schoolbesturen en -directies elkaar weten te vinden”, stelt Sibo. “De kern van ons stelsel is dat de geldstromen en verantwoordelijkheden in het primair en voortgezet onderwijs gescheiden zijn. Vanaf het mbo is er sprake van een integrale lumpsum naar het bestuur. Middelen en taken voor de huisvesting gaan vanaf 1997 naar de gemeente in de vorm van een jaarlijkse algemene uitkering in het gemeentefonds. De gemeente kan de toekenning op basis van eigen beleidskeuzen bepalen. Om dat goed te sturen is vanuit de VNG de huisves-
tingsverordening vastgesteld, is er verplicht overleg tussen gemeenten en schoolbesturen en stellen zij samen een strategisch huisvestingsplan op vanuit een meerjarenperspectief. Het schoolbestuur heeft de verantwoordelijkheid voor de personele exploitatie en in eerste instantie het binnenonderhoud gekregen. Inmiddels zijn de verantwoordelijkheid en middelen voor het onderhoud helemaal bij het schoolbestuur komen te liggen en betreft het een lumpsum voor de personele en materiële exploitatie. Ook daar ligt er vrijheid van beleid om bijvoorbeeld een programma van eisen te maken dat goed bij de onderwijsvisie past. Beide partijen hebben dus vanuit de eigen rol een zwaarwegend belang voor een goed
voorzieningenniveau en hebben elkaar nodig om er iets moois van te maken. De gemeente kijkt vanuit de ruimtelijke en maatschappelijke omgeving naar een opgave en het schoolbestuur heeft die omgeving ook nodig om het onderwijs in het nieuwe of getransformeerde gebouw te verbinden met de omgeving. Een huisvestingsvraagstuk is dus in de eerste plaats ook een omgevingsvraagstuk en is uiteraard gerelateerd aan de onderwijskundige visie en vooral op een visie over het onderwijs van de toekomst. Daar speelt de bestuurder een belangrijke rol, samen met de wethouder en beleidsambtenaar. Het is van belang dat de Raad van Toezicht vanuit de strategische visie naar de opgave kijkt en de voorstellen van de bestuurder toetst.” Aucke van der Werff is voorzitter van de RvT van CVO Zuid-West Fryslân, met vier scholen, 3.500 leerlingen en 530 personeelsleden: “Wij zijn bezig met het opstellen van een strategisch huisvestingsplan, waar moeten we vooral op letten?” “Keek je vroeger vooral naar de harde factoren, zoals bouwjaar, bouwaard, staat van onderhoud en uiteraard de prognoses, nu denk je na over de ontwikkeling van het onderwijs in relatie tot de omgeving die daar het beste bij past. Dat kan ruimtelijk kansen bieden, ook al is een gebouw nog niet afgeschreven. Tijdens een in company training met een schoolbestuur speelde
vraag of een deels al uitgebreid vmbo-gebouw vernieuwbouw zou krijgen. Uiteindelijk koos het schoolbestuur en de gemeente voor een nieuwe locatie die in samenwerking met het bedrijfsleven werd bepaald, om op die manier een aantrekkelijk en volwaardig aanbod van beroepsonderwijs in stand te houden.”
de
“En wie van de RvT heeft de Toekomststoel, om vanuit dat perspectief naar elk vraagstuk op de agenda te kijken?”Aeres Hogeschool Almere
Sibo: “Elk stelsel heeft zijn voor- en nadelen. Het mooie van het systeem in Nederland is dat het schoolbestuur bouwheer is, tenzij partijen afspreken dat het bij de gemeente of een andere partij ligt. In het buitenland is dat vaak georganiseerd; in Duitsland ligt de verantwoordelijkheid voor financiering en instandhouding bij de gemeente en heeft de school weinig zeggenschap of inbreng vanuit een eigen onderwijskundige visie. De architect wordt door de gemeente geselecteerd en het komt voor dat de school met een gebouw wordt geconfronteerd dat niet bij de eigen visie past. Het nadeel van ons stelsel is de wederzijdse afhankelijkheid, het onvermogen om tijdig de goede keuzen te maken en uiteraard de discussie over geld. Maar partijen hebben de mogelijkheid om een duurzaam en adaptief gebouw te maken dat ruimtelijk en maatschappelijk past bij de omgeving. De meeste gemeenten kiezen inmiddels voor de vorming van kindcentra en een groene inrichting van de buitenomgeving. Ook in het voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs zien we dat de omgeving steeds vaker het vertrekpunt is van een opgave. Schoolbesturen kijken steeds meer naar een doorlopende leer- en ontwikkellijn en zoeken de betekenisvolle verbinding met de wijk, maatschappelijke partners of bedrijfsleven.
Bram behandelde het thema duurzaamheid: “We zitten in een onvermijdelijke transitieperiode. De noodzaak tot transformatie naar een volledig duurzame huisvestingsportefeuille is evident vanuit de klimaatopgave die we met elkaar hebben. Duurzaamheid is naast energie en materialen ook toekomstbestendigheid; een bewuste visie voor de leer- en werkomgeving van morgen. Je hebt als Raad van Toezicht de rol om duurzame keuzes voor de huidige gebruikers én de volgende generaties te maken. In hoeverre staat het thema standaard op de agenda? In dat verband komt de term ‘ecologische intelligentie’ langs, die professor Frank de Jong van de Universiteit
van Wageningen bezigt. Duurzaamheid is ook hoe je de volgende generaties op het goede spoor zet; een duurzaam gebouw in een groene omgeving kan daarbij een goed leermiddel zijn.” Bram geeft aan dat het op dit moment verplicht is om bijna energieneutraal te bouwen (BENG), maar dat het logischer is om minimaal voor energieneutraal te gaan en circulaire keuzes te maken, ook in verband met toekomstige Europese regelgeving: in 2030 49% reductie van uitstoot en 50% circulair, in 2050 95% reductie en 100% circulair. Het Nederlandse regeerbesluit gaat met 60% reductie van CO2 uitstoot in 2030 zelfs verder dan het Parijsakkoord. 100% circulair bouwen bestaat nog niet, maar daag de ontwerpers en leveranciers zoveel mogelijk uit. Het is zeker goed om na te denken over losmaakbaar bouwen en het gebruik van hernieuwbare en hergebruikte materialen. De doelstelling is het terugbrengen van de negatieve impact van gebouwen en het voorkomen van toekomstig afval. Het effect is dat een gebouw bij einde levensduur een bepaalde restwaarde vertegenwoordigt wat nieuwe mogelijkheden met zich meebrengt. Bram benoemt de rollen van de RvT: bepaal samen de stip op de horizon, waarbij de RvT richtinggevend mag zijn, biedt de bestuurder de ruimte voor voorstellen en het maken van goede keuzes ook op klimaatdoelstellingen. En bedenk dat besluiten gaan over de huisvesting voor nu én voor toekomstige generaties die nog niet aan tafel zitten. Stel daarom vooraf een doelstelling voor verduurzamen van portefeuille en object vast en maak duurzaamheid meetbaar en uitlegbaar. Werk die doelstellingen uit in scenario’s om er grip op te krijgen, ook in de onderhandelingen en vooral: betrek deskundigheid, want er is al veel kennis en expertise in het land. En wie van de RvT heeft de Toekomststoel, om vanuit dat perspectief naar elk vraagstuk op de agenda te kijken?
Voor meer informatie over een in company training neemt u contact op met Sibo Arbeek: 0622267795 of sibo.arbeek@ adviseurs.nl of kijkt u naar het aanbod van www.vtoi-nvtkacademie.nl en www.academievoorleiderschap.nl.
Alles wat helpt om de bouw van scholen kwalitatief te bevorderen is mooi meegenomen, maar aan de argumenten om te kiezen voor standaardisatie en door gemeenten te vullen mandjes valt wel te tornen. Sibo Arbeek, hoofdredacteur Schooldomein, reageert:
Voor het eerst sinds zeven jaar werd op 1 december van vorig jaar een serieus debat over onderwijshuisvesting gevoerd, waar naast de leden van de Vaste Kamercommissie Onderwijs ook de beide ministers Wiersma van OCW en De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aanwezig waren. Het was zeker historisch te noemen want het ging ergens over, na jarenlange stilte op dit dossier. De aanleiding en probleemstelling is dat veel schoolgebouwen in met name het funderend onderwijs verouderd zijn, niet meer toegankelijk en toereikend voor het onderwijs en voor de leerlingen van nu en morgen ook niet meer duurzaam en gezond. De besturenorganisaties en de VNG zitten de minister al jaren op de huid met de klacht dat er te weinig geld is om de slechte gebouwen aan te pakken, waarbij de huidige wet- en regelgeving en scheiding van geldstromen ook niet helpen. Het probleem is nog eens versterkt door Covid en de problemen rond gebrekkige ventilatie. Het beeld is dat te veel gemeenten en schoolbesturen kennelijk niet in staat zijn (geweest) om binnen het huidige stelsel, dat er vanaf 1997 is, het probleem afdoende op te lossen, waardoor er een forse achterstand is gegroeid. Het jaarlijks tekort is, mede door onvoldoende indexering, berekend op 730 miljoen euro en groeit tot 2030 tot een gigantisch bedrag van 20 miljard euro; geld dat nodig is om de voorraad op peil te brengen. In zijn reactie gebruikte minister Wiersma de beeldspraak waarin hij zich in een doolhof waant en er bij elke mogelijke uitgang wel een partij staat die geld van hem wil; de PO- en VO-
Raad, de VNG en ook de departementen van BZK, VWS en IW, die ook een belang of verantwoordelijkheid delen. De minister gaf aan dat hij eigenlijk niet meer over de huisvesting gaat, maar vooral over de kwaliteit van het onderwijs en voldoende goede docenten voor de klas. Toch toonde hij zich bereid om onderwijsmiddelen naar de huisvesting
te brengen, mits dat de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Voorwaarde is dat partijen actiegericht samenwerken vanuit een gezamenlijk belang.
Ik heb het debat van drie uur twee keer helemaal bekeken; de eerste keer vond ik het vooral vervreemdend omdat ik naar een minister en woordvoerders keek die meningen en oplossingsrichtingen ventileerden over een onderwerp dat voor mijn gevoel inmiddels al lang een andere lading en betekenis heeft gekregen. In de realiteit van de afgelopen jaren zijn er natuurlijk knelpunten rond schoolgebou-
wen, maar er is al geruime tijd sprake van een brede ontwikkeling die tot de vorming van kindcentra en brede voorzieningen heeft geleid, die maatschappelijk en ruimtelijk met de omgeving verbonden zijn. Uit mijn eigen onderzoek onder gemeenten en schoolbesturen blijkt dat op dit moment honderden kindcentra in ontwikkeling zijn; gemeenten kiezen er
in afstemming met schoolbesturen, kinderopvangorganisaties en andere maatschappelijke partners al voor om voorzieningen op maat te maken, die daarnaast ook een groene verbinding maken met het park of de buurt. Binnenstedelijke projecten en projecten in krimpgebieden waarbij onderwijs goed samenwerkt met opvang, sport, de bibliotheek, zorg- en welzijnspartijen, het CJG en bijvoorbeeld een grand café zijn legio. Daarnaast blijkt uit de lijvige overzichtswerken die Schooldomein heeft samengesteld dat steeds meer bestaande gebouwen getransformeerd worden tot vernieuwende leer- en werkomgevingen. Dat geldt ook voor het VMBO en zeker voor gebouwen binnen het MBO en hoger onderwijs. Kortom; er gebeurt juist heel veel in Nederland op het gebied van scholenbouw en volgens mij is elke gemeente actief bezig om de eigen voorraad op peil te houden. En natuurlijk zijn er altijd knelpunten.
De tweede keer dat ik het debat keek, was ik positiever, omdat er een actiebereidheid uit spreekt. Enigszins bijzonder was overigens dat de minister aangaf dat de problemen rond de verouderde voorraad kennelijk groot zijn, maar dat niet blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van het onderzoeksbureau Oberon, dat schoolbesturen ondervroeg over de kwaliteit van de huisvesting; slechts 10% van de respondenten reageerde. Ook vanuit de gemeenten en de VNG zegt de minister weinig klachten over de kwaliteit van de scholenbouw te krijgen. Los van deze waarneming is de vaste Kamercommissie Onderwijs
“Maar vooral ook het besef dat een gebouw zijn inhoud tot uitdrukking kan brengen. De opdrachtgever laat als het ware zijn zelfportret bouwen”Sibo Arbeek, hoofdredacteur Schooldomein
voorstander van een nationaal actieplan om de slechte staat van de onderwijshuisvesting aan te pakken. Uiteraard kwam in de discussie de keuze voor het huidige stelsel ook nog even aan de orde. Volgens enkele woordvoerders heeft het Rijk in 1997 op een hele ingewikkelde manier de huisvesting en financiering in het funderend onderwijs geregeld, door middelen en verantwoordelijkheden te splitsen. Verder bestaat de indruk dat gemeenten in hun aanpak van onderwijshuisvesting verschillen; in de uitvoering van het stelsel bepalen de goede bedoelingen van lokale bestuurders en de financiële middelen of schoolgebouwen in voldoende mate worden aangepakt. Het antwoord van minister De Jonge was afdoende: elke keuze heeft voor- en nadelen. Alles weer terug naar de Rijksoverheid is geen optie, alles naar de gemeenten is niet wenselijk en datzelfde geldt voor volledige doordecentralisatie naar de schoolbesturen. We moeten het met dit stelsel doen en kijken waar we het verder kunnen verbeteren. Persoonlijk vind ik het huidige stelsel zo slecht nog niet; de gemeente beoordeelt elke opgave vanuit een brede context en het schoolbestuur vertaalt de eigen visie in een uniek programma van eisen en is bovendien beoogd bouwheer en kan het proces met professionele ondersteuning naar eigen inzichten inrichten. Daarbij kan de verdeling van verantwoordelijkheden juist helpen om het beste uit elkaar te halen. De achilleshiel van dit stelsel is de afhankelijkheid van de gemeenten, die moeten willen investeren. Inmiddels is het verplicht om een strategisch huisvestingsplan
op te stellen, waarbij gemeente en schoolbesturen samenwerken. Met de hogere duurzaamheidseisen en nul op de meter gebouwen wordt het alleen maar belangrijker om afspraken te maken over investering en exploitatie (split incentive). Dit vraagt in veel gevallen maatwerk.
De slechte kwaliteit van de voorraad was voor de VVD en D66 voldoende reden om een motie in te dienen met als voorstel om een zogenaamd revolverend fonds in het leven te roepen. Die motie is aangenomen en inmiddels is er een Taskforce Financiën opgericht, met als kern dat gemeenten en schoolbesturen tegen redelijke voorwaarden geld kunnen lenen van de BNG, pensioenfondsen en institutionele beleggers, die daarmee hun maatschappelijke verantwoordelijkheid pakken. Omliggende landen laten zien hoe het kan, zoals Scholen van Morgen in Vlaanderen en het scholenprogramma in Engeland. Het idee is een publiek private samenwerking waarbij het ontwerp, de bouw, de financiering en het 30-jarig onderhoud in een DBFM vorm en organisatie worden ondergebracht. De minister oppert om met een aantal pilots op het niveau van gemeenten en/of provincies te starten, waarbij meerdere projecten in een mandje worden aangeboden om zo via standaardisatie bouwprocessen efficiënter en goedkoper en vooral ook sneller te laten verlopen. Dat zou niet via individuele aannemers moeten gaan, maar op een centraal niveau in een op te richten
“Elk project is er één en vooraf financieel moeilijk voorspelbaar vanwege de projectspecifieke kosten en de grillige markt van de afgelopen jaren”
organisatie gecoördineerd moeten worden. Door meerdere projecten aan te besteden zou bespaard kunnen worden op overhead, procesbegeleiding, faalkosten en de inkoop van materialen. De benodigde middelen zouden deels uit het Klimaatfonds kunnen komen en het Nationaal Groeifonds en deels ook uit de reserveposities van schoolbesturen zelf, die immers in de exploitatie voordelen gaan halen. En passant kunnen de doelstellingen rond binnenklimaat, een betere ventilatie en minder CO2 uitstoot dan ook worden meegenomen. Overigens is innovatieve financiering nu ook al mogelijk, waarbij gemeenten en schoolbesturen maar weinig voor deze vorm kiezen, zeker ook vanwege de juridische structuur, waarbij het eigendom en beheer bij een derde partij komt te liggen. Daarnaast is mijn opvatting dat elke opgave uniek is en projecten steeds meer op maat worden gevormd, inclusief een groene omgeving en samenwerking met partners in de buurt. Bovendien willen gemeenten en vooral schoolbesturen hun visie vertalen in een eigen programma van eisen en zeggenschap en beheer in eigen hand houden. Daarom vind ik mandjes met vergelijkbare projecten en de focus op het woord scholenbouw niet meer van deze tijd.
Ik betwijfel dus of standaardisatie de oplossing van het probleem is. In een recent nummer van Schooldomein debatteerden de huisvestingsadviseurs van adviesbureaus over de ontwikkeling van de (verplichte) integrale huisvestingsplannen die gemeenten met schoolbesturen opstellen. Was een IHP in 1997 nog een capaciteitsplanning, gericht op het goed plannen en gebruiken van de onderwijs-
meters, nu is het vooral een brede voorzieningenplanning geworden, waarbij verduurzaming een integraal onderdeel is. Niet alleen de materialisering van het gebouw, maar ook het binnenklimaat, de relatie met de maatschappelijke omgeving en uiteraard een groene en gezonde omgeving doen mee in de opgave. Dat is goed te zien in de ontwikkeling van kindcentra, die vanuit het kind gezien een antwoord bieden op behoeften uit de wijk of buurt. Een belangrijke constatering was verder dat de meerjareninvesteringsramingen en -planningen niet goed werkten. Elk project is er één en vooraf financieel moeilijk voorspelbaar vanwege de projectspecifieke kosten en de grillige markt van de afgelopen jaren. Beter is op het moment dat er een project is een business case op te stellen vanuit een total cost of ownership benadering (TCO). Tenslotte is duidelijk dat de meeste projecten al energieneutraal worden aangevlogen; focussen op alleen BENG is in de praktijk alweer achterhaald; hoewel meespeelt of het een nieuwbouw of renovatieopgave is. Naast renovatie/groot onderhoud wordt ook de onderwijskundige of maatschappelijke vernieuwing en verduurzaming meegenomen, zodat er sprake is van een duurzame transformatie. De adviseurs kwamen tot de conclusie dat het beter zou zijn wanneer gemeenten eerst kansrijke en ruimtelijk en maatschappelijk verbindende projecten zouden definiëren, voordat er een IHP voor alleen onderwijs wordt opgesteld. Dat zou tot een veel interessanter mandje kunnen leiden, waarbij gestandaardiseerd bouwen natuurlijk op onderdelen mogelijk is, maar meer als middel en niet als doel op zich. Doel is het vernieuwen en verduurzamen van de verouderde portefeuille, maar belangrijk daarbij is dat een integrale en brede visie leidend is en niet een bouwmethode of een mandje met vergelijkbare projecten.
DE ACTIES UIT HET DEBAT
Dan nu terug naar het debat zelf. Dit zijn volgens mij de speerpunten die de minister noemde:
• De oprichting van een speciale Taskforce en een zogenaamd revolverend fonds.
• Met middelen van pensioenfondsen en institutionele beleggers die daarmee tegen maatschappelijk acceptabele voorwaarden in scholenbouw gaan investeren.
• Er komt een heldere organisatievorm, waarbij (grotere) gemeenten of provincies mandjes met vergelijkbare projecten kunnen aanbieden.
• De minister spreekt van gestandaardiseerde bouw; te denken valt aan een DBFM vorm inclusief onderhoud, waarbij naast gemeenten ook schoolbesturen vanuit de eigen middelen bijdragen om energie neutrale en duurzame gebouwen te realiseren; daarmee besparen ze immers op de eigen exploitatie.
• Daarnaast komt er een wetsvoorstel waarbij de verantwoordelijkheden van gemeenten en
schoolbesturen op het gebied van bijdragen in de huisvesting verhelderd worden. De minister noemde dat schoolbesturen onder voorwaarden mogen (mee-)investeren in huisvesting (stenen).
• Ook wordt gekeken of gebouwen vanaf een bepaalde leeftijd (veertig jaar) verplicht aan de beurt kunnen komen, zodat schoolbesturen voor die gebouwen wat minder in een afhankelijke positie zitten en meer actief kunnen onderhandelen/meedenken over deze voorraad.
• Verder noemde de minister dat hij vaart wilde zetten in het overleg tussen onderwijs en kinderopvang om de vorming van integrale kindcentra te vergemakkelijken.
• Ten slotte noemde de minister het belang van groene (school-)pleinen, vanuit het perspectief van duurzaamheid, buiten spelen en leren en groene educatie. Hij gaf overigens aan dat de gemeenten daar leidend in zijn.
Het is goed dat er aandacht is voor de kwaliteit van de Nederlandse scholenbouw. Het zou alleen zonde zijn om de kwaliteitsslag die volgens mij is gemaakt niet mee te nemen. Daarom mijn commentaar:
• Het is een goede zaak dat schoolbesturen kunnen mee-investeren in hun duurzame huisvesting. Dat komt immers ten goede aan het klimaat op de school en de exploitatie ervan. Het gebeurt nu al en wordt gezien als een bijdrage in de exploitatie, die in de tijd terugverdiend wordt, afhankelijk van de maatregel. Hier kunnen veel geslaagde praktijkvoorbeelden en accountantsverklaringen bij helpen.
• Ook goed wanneer gebouwen vanaf een bepaalde leeftijd actief aangepakt worden. De vaste Kamercommissie noemde vanaf 40 jaar; in het verleden was er een maatregel algehele aanpassing/ ingrijpend onderhoud na 20 jaar. Dit kan mooi gekoppeld worden aan de wens om de renovatie/ transformatie van gebouwen beter te regelen in de verordening en leidt direct tot een meer actieve dialoog tussen gemeenten en schoolbesturen.
• Standaardisatie is het toverwoord, maar niet alle gebouwen en projecten zijn gelijk; er zijn gebouwen die op termijn verdwijnen, maar voor de korte termijn (0-10 jaar) verduurzaamd moeten worden, er zijn gebouwen die op de goede plek staan en prima gerenoveerd en verduurzaamd kunnen worden en er zijn opgaven waarbij nieuwbouw kansrijk is, vaak in combinatie met andere partners; zoals kinderopvangorganisaties.
• Wat dat laatste betreft; bijna alle gemeenten en schoolbesturen zetten in op kindcentra en kijken daarbij ook naar de mogelijkheden in de omgeving. Nu ligt dat ingewikkeld; zorg als ministeries dat die natuurlijke samenwerking makkelijker en vanzelfsprekender wordt. Er zijn legio voorbeelden waarbij dat al goed in het ontwerp is uitgewerkt, zowel
pedagogisch als qua eigendom- en beheermodellen.
• Kies niet voor systeembouw in een tijd waarin de bouwsector enorm snel innoveert, architecten en stedenbouwers samen met partners in het ontwerp- en bouwproces al gebruik maken van nieuwe bouwtechnieken en -methoden, er installatietechnisch steeds meer kan en daarnaast elke opgave toch echt uniek is; dat maakt juist onze scholenbouw zo bijzonder, in vergelijking met de kwaliteit van de scholenbouw (lees: maatschappelijke voorzieningen) in andere landen.
• Er ligt kennelijk een aandachtspunt op financieel gebied en op het gebied van tempo; stimuleer binnen het bestaande stelsel gemeenten en schoolbesturen om meer projecten aan te pakken. Natuurlijk is het dan aanbesteding- en proces technisch prima om daar combinaties en mandjes van te maken.
In 1992, vijf jaar voor de decentralisatie van middelen en verantwoordelijkheden voor de huisvesting vanuit het ministerie naar de gemeenten en de instellingen zelf, besloot het ministerie de Scholenbouwprijs te organiseren. De Scholenbouwprijs werd in het leven geroepen om professioneel opdrachtgeverschap te stimuleren, met als gevolg meer innovaties bij de ontwikkeling van schoolgebouwen. De periode daarvoor had vaak grijze en uniforme gebouwen laten zien. Behalve het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen droegen ook de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur bij aan de prijs. De Scholenbouwprijs werd elke twee jaar georganiseerd en is in totaal tien keer uitgereikt. De toenmalige juryvoorzitter professor Gunnar Daan schreef: “In het woud van wetten, gedurende een meestal lange voorbereidingstijd, het vaandel van kwaliteit hoog te houden vergt, zeker voor schoolbestuurders, uithoudingsvermogen, wilskracht, idealisme, doortastendheid en misschien nog veel meer. Maar vooral ook het besef dat een gebouw zijn inhoud tot uitdrukking kan brengen. De opdrachtgever laat als het ware zijn zelfportret bouwen.” Om met een mooi voorbeeld in eigen land af te sluiten; het scholenprogramma Groningen waar in samenwerking tussen de betrokken gemeenten, de Rijksoverheid en de NAM zo’n veertig duurzame kindcentra en scholen werden gerealiseerd, vaak met brede programma’s die ook reageerden op de krimp en aardbevingsbestendig werden gebouwd. Een kwalitatieve impuls waarbij samenwerking de basis vormde voor een verbetering van het voorzieningenlandschap.
Voor een reactie of commentaar neemt u contact op met de hoofdredacteur van Schooldomein: Sibo Arbeek. U kunt mailen: sibo.arbeek@schooldomein.nl of even bellen: 0622267795.
“Persoonlijk vind ik het huidige stelsel zo slecht nog niet; de gemeente beoordeelt elke opgave vanuit een brede context en het schoolbestuur vertaalt de eigen visie in een uniek programma van eisen”
Het nieuwe boek laat circa 60 inspirerende voorbeelden zien, die op elk niveau de moeite waard zijn. Het nieuwe boek wil toekomstige opdrachtgevers en partijen binnen de branche stimuleren om bij de start van het proces de juiste keuzen te maken, de goede partners te betrekken en een verbindend en daarmee vanzelfsprekend ontwerp te maken.
De komende jaren zijn of worden er honderden kindcentra gerealiseerd. Het doel is een doorlopende leerontwikkeling mogelijk te maken vanaf de vroegste jaren tot 13 jaar of verder. De essentie van een kindcentrum is dat het op alle niveaus verbindt. Niet alleen pedagogisch, maar ook in de lijn die van inrichting en architectuur naar de -groeneomgeving leidt. De opgave voor een kindcentrum is in de meest brede zin een maatschappelijke en ruimtelijke opgave. Wanneer aan de voorkant de verkeerde keuzen worden gemaakt blijft het gebouw een solitair volume dat los staat van die natuurlijke omgeving en geen verbinding maakt met de buurt of de wijk.
Op donderdag 20 april 2023 wordt het boek tijdens een middagsymposium gepresenteerd. Naast enkele inleidingen zijn er workshops waarbij praktijkvoorbeelden worden uitgelegd. Bezoekers krijgen het boek na afloop mee. Bestellen kan via de webshop van Ten Brink Uitgevers www.tenbrinkuitgevers.nl/product/kindcentra-in-hun-omgeving ISBN nr. 978-907-786-6870, prijs € 38,50 incl. btw en excl. verzendkosten.
De bestuurders van vier verschillende schoolbesturen in Amsterdam hebben de handen ineengeslagen om aan het nijpende tekort aan technisch geschoolde vakmensen een einde te maken. Dat doen ze met de oprichting van de nieuwe techniekschool TASC die september 2023 in AmsterdamZuidoost van start gaat. Onlangs hebben ze een convenant gesloten waarin is afgesproken dat ze intensief gaan samenwerken om van de nieuwe school een succes te maken.
Het doel van de samenwerking tussen de besturen van Esprit Scholen, Montessori Scholengemeenschap Amsterdam, de Open Schoolgemeenschap Bijlmer en het Voortgezet Onderwijs van Amsterdam is dat veel meer vmboleerlingen de komende jaren voor een technisch profiel kiezen. De scholen hebben afgesproken om leerlingen warm te maken voor techniek en ze te wijzen op de kansen die TASC biedt. De nieuwe vmboschool valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van Esprit Scholen. De vier scholen die nu op vmboniveau de technische profielen Bouwen, Wonen en Interieur (BWI) of Produceren, Installeren en Energie (PIE) of het profiel Mobiliteit en Transport (M&T) aanbieden, hevelen die over naar TASC. Dat betreft het Mundus College, het Bredero Beroepscollege, het Montessori Lyceum Oostpoort en de Open Schoolgemeenschap Bijlmer. Ook techniekdocenten stappen dan over naar TASC en zij nemen in ieder geval een deel van hun huidige leerlingen mee. Elke week werken de docenten nu al samen aan de ontwikkeling van het nieuwe curriculum. Leerlingen krijgen op TASC modern projectonderwijs, ze leren aan de hand van concrete vragen uit de samenleving en van bedrijven, en werken met de modernste machines en gereedschappen. Ook met de mboinstellingen in de stad wordt intensief samengewerkt om doorlopende leerlijnen vorm te geven waardoor leerlingen straks versneld een mbodiploma kunnen halen. Basisschoolleerlingen uit groep 8 uit heel Amsterdam met interesse voor techniek zijn vanaf volgend schooljaar welkom op TASC. Ook leerlingen die al op een vmboschool zitten kunnen overstappen naar TASC. Geïnteresseerde leerlingen en hun ouders zijn welkom op de open dag op 25 januari 2023. Met TASC hopen de besturen het techniekonderwijs in Amsterdam nieuw leven in te blazen. Dat is hard nodig. De behoefte aan technisch geschoolde vakmensen is enorm. In de metropoolregio Amsterdam worden de komende 20 jaar maar liefst zo’n 12.000 vakmensen per jaar gezocht! Vanaf januari is een campagne gelanceerd om techniek en de nieuwe techniekschool TASC te promoten. Er zal dan onder andere een tram gaan rijden, er komen abri’s en natuurlijk ook filmpjes op TikTok en Instagram.
Overal om je heen hoor je het woord klimaatverandering; als iedereen erover spreekt dan moet het wel een actueel en urgent onderwerp zijn. Kritisch denken is één van de 21e eeuwse vaardigheden in het onderwijs. Moeten we in dit verband ook een verschil maken tussen ons eigen dagelijkse milieu en het mondiale klimaat? Het heeft natuurlijk met elkaar te maken, maar toch is het niet hetzelfde. Klagen over hitte en droogte en vervolgens de tuin vol stenen gooien en geen regenton aanschaffen om bijvoorbeeld de planten in warme dagen van water te voorzien. Dan gaat het over jouw eigen milieu. En heel makkelijke maatregelen die je zelf kunt uitvoeren. Ook dat is een onderdeel van techniek; want waar plaats je zo’n apparaat en hoe sluit je het aan? Niet iedereen kan dat en is er zich bewust van. Het begint dus met die bewustwording in relatie tot het eigen gedrag. Een belangrijk punt is verder hoe je vervuiling van de eigen omgeving voorkomt; misschien met de ‘papier hier’ prullenbakken van de Efteling als metafoor? Hoeveel gooien we weg wat nog best her te gebruiken is? Ook daar komen technisch inzicht, probleemoplossend vermogen en kritisch denken om de hoek kijken.
Al met al heb ik de indruk dat we op een redelijk eenvoudige manier zelf veel kunnen doen, in ieder geval meer dan je denkt. We denken vaak te groot en te ingewikkeld, waardoor we het probleem ook heel erg abstract en ver weg maken. Of hebben we alleen maar een mening over de grote thema’s en zijn we niet bereid tot het nemen van kleine stappen in onze eigen omgeving? Kijk eens goed om je heen; wees je bewust van de dingen die je wel zelf kunt aanpakken. Dat is goed voor het milieu en feitelijk begint met die bewustwording ook het praktisch inzicht en het technisch denken. Een beter milieu begint bij jezelf.
En laten we eerlijk zijn; in een goed milieu verkeren geeft een heerlijk klimaat.
Adri Pijnenburg & Konra Buls Pijnenburg Techniek Scouting Innovatieversneller vmbo & mbo Techniek‘Adaptief Bouwen’ is het thema van deze Schooldomein. In de rubriek Architectuur en Verbeelding geven architecten, ontwerpers en inrichters beeldende voorbeelden.
Wat is adaptief bouwen? Adaptief bouwen is een sleutel voor de (toekomst)waarde van een gebouw. Het adaptief vermogen van een gebouw is de mate waarin een gebouw in staat is te reageren op veranderend gebruik. Gebouwen met toekomstwaarde! Onderwijs is voortdurend in beweging. Methodes veranderen en verbeteren en schoolgebouwen dienen aangepast te kunnen worden aan veranderende eisen. Flexibel en toekomstbestendig bouwen zijn daarbij essentieel.
IKC Middelsee; omarmen, verbinden, ontwikkelen!
Aan de zuidkant van Leeuwarden in de nieuwbouwwijk komt het nieuwe IKC Middelsee. Deze wijk gaat uit ca. 3200 woningen bestaan. In het IKC wordt de school van PCBO Leeuwarden e.o. gezamenlijk met Sinne Kinderopvang gehuisvest; opvang & onderwijs voor het kind van 0-14 jaar in een doorgaande leerlijn en het groepsdoorbrekend samenwerken. Eén toekomstbestendige onderwijsvoorziening voor Middelsee!
Het is een alzijdige locatie; van alle kanten kan je het gebouw zien en beleven. Dit vraagt, in combinatie met de eisen en wensen, om een compact, functioneel en herkenbaar gebouw maar ook een flexibel en aanpasbaar (toekomstbestendig) gebouw. De wijk is nog volop in ontwikkeling. In het ontwerp hebben wij daarom ook rekening gehouden met een uitbreidingsmogelijkheid, maar ook als er sprake zou zijn van krimp kan er afgeschaald worden, omdat het gebouw in clusters opgedeeld is met eigen nevenentrees. De centrale hal met tribunetrap kan worden gekoppeld aan het speellokaal door middel van een flexibele panelenwand, waardoor de ruimte voor diverse doeleinden gebruikt kan worden.
De visie van Wijbenga | Tromp architecten en adviseurs gaat uit van een integrale benadering: Mens – Gebied –Gebouw. Het gebouw is de schil om de activiteit heen; de ontwikkeling van het kind staat hier centraal. Het gebouw faciliteert en inspireert om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. “Met onze geavanceerde
3D programmatuur kunnen we de nieuwbouw goed inzichtelijk maken. We ontwerpen een duurzame, efficiënte, economische, toekomstbestendige structuur waarbinnen veel mogelijk is. Door onze integrale aanpak kijken we naar de verschillende facetten en zijn we in staat optimale keuzes te maken voor nu en in de toekomst.”
www.wijbengagroep.nl
Niet zomaar een basisschool, maar een plek om je talenten tot wasdom te laten komen. Een plek waar je volledig jezelf kan zijn vanaf het moment dat je je eerste stapjes zet, samen met je vriendinnetjes en je vriendjes tot aan het moment dat je naar het voortgezet onderwijs gaat: dat is De Achtsprong. Samen met kinderopvang De Rode Ridder van De Lange Keizer en basisschool De Achtsprong van het WSKO is het een modern Kind Centrum. In een heel open ruimte met overal plekken waar je nieuwsgierigheid wordt gestimuleerd en gedoceerd onder begeleiding van vakkundige mensen, wordt er een omgeving gemaakt waar je je direct thuis voelt. Je voelt je veilig in je eigen groep en je kunt heel gemakkelijk van de ene naar de andere groep als daar aanleiding voor is. Alle ruimten staan in dienst van het onderwijs. Je kunt werken in groepen maar ook zelfstandig. Er is ook ruimte om allemaal samen te zijn en feest te vieren. De Achtsprong is meer dan alleen een Kind Centrum. Het is ook een plek voor de
buurt, voor ouders en omwonenden. Van buiten zie je een gebouw met een regelmatige structuur, stoer en betrouwbaar. Van binnen is het adembenemend licht en open met een beetje een industriële look. Een klein onderwijs fabriekje maar wel met een menselijke uitstraling. Hier kun je heerlijk ontdekken, spelenderwijs leren en ja, zelfs glijden over een heuse glijbaan. Je wilt hier niet volwassen worden.
De basisschool, gelegen in de dorpskern van Gilze, voegt zich op een eigenzinnige manier in de context. Met zijn karakteristieke sheddaken verwijst het gebouw naar de verschijningsvorm van de voormalige leerlooierijen. Een industrie die lang heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en groei van het dorp.
De basisopzet van het programma bestaat uit twee zones. De eerste, gesitueerd aan het schoolspeelterrein, bestaat uit een cluster van 11 klaslokalen over 2 bouwlagen. Direct grenzend aan de lokalen, gericht op het centrum van het dorp, is een constellatie van gemeenschappelijke functies bedacht. Deze tweede zone, een fabrieksachtige, speelse ruimte met vides en doorzichten, biedt plek aan multifunctionele invulling en vrije onderwijsvormen, variërend in maat en schaal. Hier kunnen de leerlingen ontdekken, samenwerken en bewegen. Een transparante voorgevel met een sterk verticaal reliëf stelt de school open naar het dorp. En verheft het dorp tegelijkertijd tot het decor van de gemeenschappelijke ruimtes in de school.
Het schoolgebouw is volledig in hout gerealiseerd. Zowel het casco, de gebouwschil als het interieur. Een heldere constructieve opzet en een duidelijk onderscheid tussen dragend en niet-dragend, maakt de ‘Leerfabriek’ aanpasbaar in de tijd en daarmee flexibel in gebruik. Door het ontbreken van traditionele gangen en slim schikken van functies is een compact gebouw ontstaan. Samen met aanvullende isolerende en installatietechnische maatregelen scoort de school hoog wat betreft energiezuinigheid. Zo conformeert de school zich aan de manier van bouwen die de klimaatverandering van ons vraagt. Een lange levensduur is gegarandeerd.
www.grosfeldbekkersvandervelde.nl
GROSFELD BEKKERS VAN DER VELDEOm de wereld niet verder te belasten mogen we geen gebouwen meer slopen. Dat vraagt om een andere benadering van de huisvestingsopgave, waarbij adaptief bouwen de oplossing is. Dat is iets anders dan gestandaardiseerd en modulair bouwen, want elke opgave blijft uniek.
“De wereld verandert snel”, opent partner- architect Bart van Kampen van De Zwarte Hond, “na covid kwam de energie crisis en tegelijk vergrijst en transformeert de samenleving met gevolgen voor de inrichting van het publieke domein. We hebben allemaal typen en soorten onderwijs op alle niveaus, met vormen van traditionele tot heel open indelingen. Je ziet in het primair onderwijs dat steeds meer gemeenten en school besturen er met partners voor kiezen om kindcentra te maken, die goed aansluiten op vragen uit de omgeving. Hoe het gebouw van de toekomst eruit
ziet weet niemand. De waarheid zal ergens liggen tussen open concepten zonder lokalen en concepten met een combinatie van lokalen en leerpleinen.”
“Wat de klimaatcrisis ons leert is dat we oude gebouwen niet meer mogen slopen en dat geldt zeker voor de gebouwen die we nu neerzetten. Het slopen zelf, het transport en de bouwmaterialen hebben een enorme impact op de CO2 uitstoot. Het casco slopen is al helemaal not done en hetzelfde geldt voor de vloeren, die samen voor meer dan de helft van de uitstoot
verantwoordelijk zijn. Dat betekent dat gebouwen ruimtelijk en programmatisch interessant moeten blijven. Het is daarom belangrijk dat we scholen niet te krap plannen. Veel ruimteprogramma’s zijn in een te strak maatpak gegoten en te veel uit-geëngineerd. Het is niet raadzaam om uit te gaan van 5,03 m² per leerling in het basisonderwijs. Het bouwbesluit geeft ook verschillende eisen voor verschillende gebruiksfuncties en dat is ook niet handig en levert ook weer dat strakke maatpak op. Waarom maken we geen gebouwen waar alles in kan passen; wonen, sporten, leren en werken. Als je dat lukt heb je dus een adaptief casco. Het uitgangspunt moet volgens mij zijn dat je een pak maakt dat over twintig jaar nog goed zit. Dan heb ik het niet alleen over de meters, maar ook over de hoogte van ruimten. Juist door wat meer ruimte mee te geven maakt dat een gebouw adaptief is en mee kan bewegen met de veranderende vraag.”
“Wij werken met het zogenaamde chipi-model. Dat is een combinatie van Constructie, Huid, Installatie, Programma en Inrichting. Dat model laat zien dat een gebouw uit verschillende lagen bestaat met elk eigen afschrijvingstermijnen. Hoe dieper je in het gebouw komt; hoe korter de levensduur. Het is daarom eigenlijk gek dat gemeenten een schoolgebouw in veertig jaar tot 0 afschrijven. Een casco kan wel tweehonderd jaar mee, de buitengevel honderdvijftig jaar en de binnengevel vijftig jaar. Installaties gaan echt geen 40 jaar mee, dus dat betekent dat veel scholen en gemeenten over twintig jaar problemen gaan krijgen. Het interieur gaat gemiddeld vijf tot tien jaar mee en heeft weer veel met de beleving en visie te maken. Je hebt een casco met een flexibele stramienmaat nodig en een adaptieve hoogte die hoger is dan 3,6 meter. En vloeren waar je trapgaten en vides in kunt maken. Een geslaagd voorbeeld van schoonheid en adaptiviteit is het Van Nellegebouw in Rotterdam van architect
Brinkman en Van der Vugt. We moeten de ontwerpopgave anders benaderen, waardoor het casco langer mee gaat en de inrichting kan variëren. Je moet dus zorgen voor overmaat en mate van schoonheid, want dat leidt tot monumentaliteit. Het is verder van belang om compact te bouwen. Dat levert weer veel voordelen in het energieverbruik op. Installaties omvangen een enorm deel van een (school)gebouw en vragen om een slim ontwerp.”
“In Leiden transformeren we het gebouw van de Faculteit der Geesteswetenschappen; een gebouw uit eind jaren 70 van architect Joop van Stigt. Typisch een gebouw uit het structuralisme; een flexibel, generiek gebouw met kolommen. Het is veertig jaar oud en we leren tijdens het transformeren en renoveren van oude gebouwen hoe we nieuwe gebouwen kunnen maken. Hij wilde zelf ook een adaptief ontwerp maken, maar heeft dat toch niet handig gedaan, met voorgespannen vloeren, waar geen gaten en kanalen in kunnen. Hij dacht toen een installatieloos gebouw te maken, maar dat werkt in deze tijd niet meer. Hij dacht toen dat het adaptief en flexibel was, maar dat was het niet. We zijn ook bezig met IKC Meeroevers; met een ontwerp dat aansluit bij de onderwijsvisie, maar over twintig jaar zit er een andere directeur en een andere populatie en is de visie veranderd, met een ander programma. Dat moet het gebouw aankunnen. Daarom ben ik een voorstander van gebouwen die van kleur kunnen verschieten; een school kan een kantoor, een winkel, woning of een grand café worden. Dat zijn we aan de wereld verplicht omdat CO2 uitstoot zo’n enorme
“Je moet dus zorgen voor overmaat en mate van schoonheid, want dat leidt tot monumentaliteit”Nieuw
regiokantoor in Amsterdam voor AllianderFaculteit der Geesteswetenschappen ‘Cluster Zuid’ Universiteit Leiden
impact heeft. Ik vind het als architect vreselijk dat we daar aan mee werken. Het benaderen van gebouwen als gebruiksvoorwerp kan niet meer. De locatie speelt ook een belangrijke rol in het kiezen van materialen. We werken veel met hout en gebouwen die biobased zijn. Die kun je in 30 tot 40 jaar afschrijven en hebben geen negatieve impact op het milieu. In krimpregio’s kun je prima demontabel en circulair bouwen, zodat je het gebouw weer kunt verplaatsen. Op locaties dicht bij het openbaar vervoer kun je een gebouw van beton maken, dat 200 jaar meegaat.”
“Elke opgave reageert op de omgeving en is uniek. Dat is ook het mooie aan ons publiek vastgoed. Juist in de scholenbouw is het belangrijk dat kinderen, ouders en medewerkers trots op hun gebouw zijn en eigenaarschap voelen. Natuurlijk moet er meer geld komen om scholen te verduurzamen, als onderdeel van de ontwerpopgave. Ik geloof niet dat de oplossing in gestandaardiseerd en modulair bouwen ligt. Als je modulair bouwt krijg je een standaard gebouw. Het is niet goedkoper en nauwelijks sneller; je gaat dan naar een ketenaanpak, waarbij elke partij als schakel nodig is en op hetzelfde moment zijn product of dienst moet leveren. Als één schakel omvalt werkt het niet meer. Het is vooral een geld gestuurd model, waarbij vooral bouwers denken dat ze slimmer en efficiënter kunnen bouwen en daardoor meer controle hebben op de kwaliteit van het product. Ik vind het wel logisch dat dit idee van de minister ter discussie wordt gesteld. Als de markt straks weer genormaliseerd is, kan het bovendien niet concurreren met een traditioneel bouwproces omdat je gunstiger kunt inkopen. We werken als branche bovendien al modulair; met kanaalplaten, prefab gevels en slimme installaties. Al
die modulaire producten voegen we samen tot een bijzonder product waarbij de identiteit van de school een toegevoegde waarde is. Alle scholen staan op een andere plek en vragen om een eigen benadering. Meerstad is een waterstad waar we ervoor zorgen dat iedereen met een bootje naar het kindcentrum kan komen. Aannemers roepen dat gestandaardiseerd en modulair bouwen sneller gaat. Tegenwoordig zet je een school binnen een jaar neer en mogelijk win je twee of drie maanden met modulair bouwen. Het echte probleem ligt in de procedures en de traagheid bij de gemeenten, waardoor je soms vijf tot zeven jaar bezig bent. Juist in het voortraject zit veel meer tijdwinst; daar kun je tijd winnen. De verkorting van de bouwtijd leidt niet substantieel tot meer scholen en snellere scholen; als de minister zorgt dat de procedures versneld worden krijgen we sneller betere scholen.”
Kijk voor meer informatie op www.dezwartehond.nl.
Een integrale aansturing van opvang en onderwijs staat aan de basis van het ontwerp van IKC De Nieuwe Draai in Heerhugowaard. De vernieuwende kijk op pedagogiek en doorlopende leerlijnen zijn in nauwe samenwerking met aannemer en ontwerpers vertaald naar een grotendeels aanpasbaar ontwerp.
Het nieuwe IKC De Nieuwe Draai wordt in de zomer van 2023 in gebruik genomen. Directeur Maruska Kuin vormt samen met Duco Stam en Marianne Betjes het kernteam van De Nieuwe Draai: “We zijn onderdeel van de gemeenschap in nieuwbouwwijk De Draai in
ruimte voor kinderen om eigen keuzes te maken op basis van hun interesses en behoeftes. Elk kind heeft een persoonlijk ontwikkelplan en wordt begeleid door zijn mentor. Bij ons ontwikkelt ieder kind zich op zijn eigen tempo. Er is naast het verplichte aanbod, zoals Nederlands en rekenen
Heerhugowaard en werken nauw samen met de families en buurtgenoten. Kinderen leren hier, maar ze spelen hier ook, ontmoeten en maken nieuwe vriendjes; een belangrijke voorwaarde om op te groeien tot een zelfstandige wereldburger. We hebben acht uitgangspunten en het eerste is het thuis voelen. De achterliggende gedachte is dat je pas echt tot leren en ontwikkelen komt als je je ergens thuis voelt. Dat geldt voor de kinderen, maar ook voor de medewerkers en bezoekers. Dat thuisgevoel zit al in ons huidige gebouw, maar zie je straks zeker terug in ons nieuwe gebouw. Er komt een koffiecorner, een open deuren beleid en veel transparantie en ramen. Door het samensmelten van opvang en onderwijs ontstaat er nog meer
veel ruimte en aanbod op eigen interesse; we sluiten zo goed mogelijk aan op de behoefte van het kind en zijn familie. We vinden het directe contact met onze families erg belangrijk; dat gaat verder dan alleen de ouders. De familie is hier altijd welkom, om de kinderen weg te brengen en ook bij het ophalen even binnen te komen.”
“Het ontwerp van De Nieuwe Draai sluit aan bij de visie om kinderen in een huiselijke omgeving wegwijs te maken”, legt architect Jeroen Soer uit; “het gebouw is opgebouwd uit vier verschillende domeinen, ingedeeld op leeftijd. De domeinen grenzen alle vier aan het gezamenlijke deel waar kinderen van
Project Nieuwbouw IKC De Nieuwe Draai
Opdrachtgever
Stichting Blosse voor onderwijs en opvang i.s.m. de gemeente Heerhugowaard Adviseur
ICSadviseurs (aanbesteding en projectmanagement)
Architect GAJ/VBW architecten Aannemer De Groot Vroomshoop Omvang 1.500 m² Ingebruikname Augustus 2023
de verschillende leeftijden elkaar ontmoeten en bijvoorbeeld samen lunchen. Hierbij helpen de oudere kinderen de jongere als ze nog geen brood kunnen smeren.” Maruska: “Het wordt een gebouw in twee lagen en het hart ligt bij het speellokaal. De architect heeft een mooie draai in het gebouw gemaakt, om de doorgaande lijn te waarborgen. Dat begint vanaf de ingang voor de 0-3-jarigen naar het domein voor de 3-6-jarigen en dan via de trap naar de 6-9-jarigen en zo door naar de 9-12-jarigen en dan vlieg je via de deur weer uit. Het restaurantdeel is ook een mooie centrale plek waar de kinderen van 3 tot en met 12 jaar met elkaar lunchen.” Jeroen: “Door de samenhangende opbouw van de domeinen is er altijd een visuele connectie zodat medewerkers zien of kinderen toe zijn aan het volgende domein. Daardoor is maatwerk mogelijk en de indeling van het gebouw, de materialisatie van het interieur en van het exterieur dragen hier sterk aan bij. Er zijn verschillend ingerichte plekken waar kinderen elkaar op verschillende manieren kunnen ontmoeten en met elkaar samenwerken en spelen.” “Zowel binnen als buiten; want we vinden een natuurlijke speelomgeving belangrijk”, vult Maruska aan. “Ons bestuur Blosse heeft een mooie samenwerking met de gemeente Heerhugowaard, waarbij ons nieuwe
speelterrein zonder barrière overloopt in het park. We zijn nu samen het speel- en parkdeel aan het ontwikkelen. Mooi dat de gemeente die ruimte geeft.”
Projectmanager Arjen Huiden van ICSadviseurs: “Het huidige schoolgebouw is tijdelijk. Deze moet in de zomer van 2023 plaats maken voor woningbouw. Om een tweede tijdelijke locatie te voorkomen is eind 2021 gezocht naar een manier om de eerste fase van de nieuwbouw aankomende zomer gereed te hebben. Eind 2021 was er alleen nog maar een programma van eisen. We moesten snel, efficiënt en kwalitatief hoogwaardig voorbereiden, ontwerpen en uitvoeren waarbij ook in een gefaseerde bouw werd gedacht. Wij hebben het schoolbestuur geadviseerd te kiezen
voor een integraal UAV-gc contract en te kiezen voor een aanbesteding aan consortia die ervaring hebben met prefab bouwen en een snelle en uitbreidbare uitvoeringsmethodiek. De Groot Vroomshoop en haar partners sloten het best bij de vraag en het budget aan. Zowel het inschrijvingsontwerp als de aanpak overtuigden in hoge mate. Het ontwerp ontstond vervolgens in nauwe samenwerking tussen de betrokken partners en vooral met de bevlogen gebruikers. Na de aanbesteding is het winnende ontwerp verder aangescherpt, bijvoorbeeld door in vergaderingen van het ontwerpteam met een virtual reality bril door het gebouw te lopen zodat ruimtelijke verhoudingen en perspectief voor de gebruikers inzichtelijk werden gemaakt.” De buitengevel sluit wat betreft materialisatie aan bij de maatschappelijke en duurzame verantwoordelijkheid. Jeroen: “De gevel bestaat uit een uitermate duurzame materialisatie in de vorm van bamboe. Een gewas dat tot wel een meter per dag kan groeien en daarmee heel snel heel veel CO2 kan opslaan. Bamboe kan ook vaak geoogst worden en groeit in een mum van tijd weer terug. Dit past bij de duurzame relatie die De Nieuwe Draai aangaat met de gebruikers en omwonenden.”
Kijk voor meer informatie op www.icsadviseurs.nl.
“In het voortraject hebben de gebruikers en de opdrachtgever goed nagedacht over de visie en de verwachtingen van het nieuwe gebouw”
Veel scholen en kindcentra hebben kleine lokalen en leerpleinen die maar weinig gebruikt worden. Gevolg is dat kinderen te weinig ruimte hebben zich te ontwikkelen. Meester Johan Hof laat zien hoe het anders kan; de klas is een leerplein en daar heb je ruimte voor nodig.
Groepsleerkracht groep 7 Johan Hof stuurde de volgende oproep aan Schooldomein: “Openbare basisschool West in Capelle aan den IJssel is bezig met het ontwikkelen van een binnenbuitenlokaal. Met dit lokaal willen we schoolleiders, bestuurders en architecten laten zien dat binnen-buitenleren een nieuwe leeromgeving kan worden. Door schuifpuien in toekomstige schoolontwerpen is de buitenruimte gemakkelijk in te zetten tijdens de lessen met alternatieve werkplekken. Binnen-buitenlokalen hebben ook het voordeel om de bezettingsgraad van het schoolplein te verhogen, omdat een schoolplein voor 90 procent niet wordt gebruikt tijdens de lesuren. Het binnen-buitenlokaal is in ontwikkeling en de eerste fase is al te bezichtigen. Het lokaal is al voorzien van schuifpuien. We mogen met dit verhaal ook op de Nationale Onderwijs
Tentoonstelling in januari 2023 staan. Daar staan we met de School voor de Toekomst en ons binnenbuitenlokaal. Omdat jullie met het tijdschrift Schooldomein veel architecten bereiken en ik graag de architecten wil overtuigen om in nieuwbouwscholen de buitenruimte te benutten hoop ik dat jullie geïnspireerd zijn om hierover een artikel te willen schrijven.” Daar doen we als redactie natuurlijk graag aan mee!
“De OBS West staat in Capelle aan den IJssel en was ooit de grootste basisschool van Nederland met 1.400 leerlingen”, vertelt Johan. In het ruime en deels uitgebreide gebouw uit de jaren 70 bevinden zich verder nog de wijkbibliotheek en het wijkcentrum. “De wijk is aan het vergrijzen en er ontstond dus ruimte in het gebouw. Ik heb het altijd belachelijk gevonden dat we
kinderen als kippen wegstoppen in lokalen van 55 m² en vroeg of ik in het gebouw mocht experimenteren. De klas is een leerplein en daar heb je de ruimte voor nodig. Ik begrijp die kleine lokalen vanuit economisch perspectief, maar maatschappelijk is het niet acceptabel.”
“Wij hebben nu acht lokalen van 100 m², waarin de leerkracht kan kiezen voor coöperatieve werkvormen, instructie, groepswerk of een meer klassikale werkvorm. Iedereen is blij dat je in een ruim lokaal mag werken. Niet één werkvorm is heilig, maar je gebruikt wat je nodig hebt, soms digitaal, soms via meervoudige intelligentie opdrachten en soms coöperatief. Ga gewoon aan de slag en zorg dat je kunt switchen tussen verschillende werkvormen. In feite is het lokaal een leerplein dat de hele dag intensief gebruikt wordt. Wij willen een vliegwiel zijn om van Nederland een kennis- en innovatieland te maken en laten zien hoe je de klas van de toekomst bouwt waar kinderen de ruimte hebben om zich tot een volwaardig burger te ontwikkelen. Ik zie bij veel scholen dat de lokalen nog klein zijn en de leerpleinen weinig bezet. In mijn visie lijkt het primair onderwijs meer op het voortgezet onderwijs. Dat betekent dat je meer vakdocenten nodig hebt op gebieden als wetenschap en techniek, muziek en drama.”
We zijn naar partners gaan zoeken die mee wilden denken, om onze visie naar producten te vertalen. Zo hebben we met Heutink de LEGO Innovation Education Studio ingericht. In het nieuwe lokaal werken we samen met De Rekenwinkel/Eduwinkel. Met De Rekenwinkel gaan we nu de transformatie van het binnen-buitenlokaal doen. In Finland zie ik mooie voorbeelden van het vergroenen en binnenpleinen, waarbij je vanuit je lokaal met een schuifwand binnen en buiten kunt combineren. Architecten ontwerpen bijna altijd een plein aan de voor- of zijkant, maar bijna nooit in het midden, wat veel meer kansen biedt. Als we alle schuifwanden opengooien ben je buiten. Het wordt een binnenplein met veel groen en muren met kasten. In ons nieuwe
binnen-buitenlokaal komen zes huisjes van Westfalia Spielgeräte waarin kinderen in vaste groepjes kunnen werken. Het wordt een groen plein, dat na schooltijd voor scoutingactiviteiten kan worden gebruikt. We noemen het de Adventure Learning Classroom. Mijn ideale school is een lege hal met transparante wanden die je open kunt schuiven. Je kunt dan mobiele opstellingen variëren, zodat je telkens op de situatie kunt inspelen. Het enige wat je nodig hebt zijn vaste wc-units. Alles is modulair en losmaakbaar. Er komt een mobiele keuken in, die je ook buiten kunt gebruiken en mobiele techniek en computerunits. Ons verhaal mogen we inmiddels ook op beurzen laten zien, zoals op de NOT, IPON en de KindVak.”
Klaas Kuperus van De Rekenwinkel: “Een school wil zich bezighouden met op een zo goed mogelijke manier lesgeven en het creëren van een goede leeromgeving voor de leerlingen. Op basis van een gezamenlijk
plan zorgt ons team voor de plaatsing van het juiste meubilair, de keuze voor hardware, de juiste verlichting en visuals. We ontzorgen de school, ook na het realiseren van een techlab of dergelijk modern klaslokaal, of straks hier bij het buitenleerplein. We helpen ook met het trainen van docenten, beschikbaar stellen van lesmateriaal en samen zorgen we er zo voor dat het een succes wordt.”
U kunt met eigen ogen zien hoe het lokaal van de toekomst eruit ziet. Bel met OBS West en vraag naar Johan Hof. Voor meer informatie over de oplossingen van De Rekenwinkel kijkt u op www.eenmedialabopschool.nl of www.derekenwinkel.nl.
“Ik heb het altijd belachelijk gevonden dat we kinderen als kippen wegstoppen in lokalen van 55 m²”MIJN SCHOOL: STANDAARDISATIE MET MAATWERK
De urgentie om verouderde, energievretende en ongezonde schoolgebouwen te vervangen is hoog. Gezien de enorme vervangings en verduurzamingsopgave neemt de roep om standaardisatie op het gebied van onderwijshuisvesting toe.
Werken met gestandaardiseerde bouwc oncepten en technische oplossingen leidt wellicht tot goede gebouwen maar niet direct tot goede schoolgebouwen. Een schoolgebouw is meer dan techniek: het onderwijsconcept moet nu en in de toekomst optimaal gefaciliteerd worden, in een duurzaam, flexibel, circulair én toekomstbestendig gebouw met maatschappelijke meerwaarde. HEVO ontwikkelde op basis van onze jarenlange ervaring een compleet nieuwe visie op de ontwikkeling van een schoolgebouw: MijnSchool. Een geïntegreerd en interactief ontwikkelproces voor een schoolgebouw op maat.
Om adequaat invulling te geven aan thema’s als inclusie, leefbaarheid en kansengelijkheid, is het van belang om breder te kijken dan de school alleen en verbinding te leggen met de omgeving en organisaties rondom het kind. Hiervoor zijn gezonde en duurzame schoolgebouwen nodig, die in verbinding staan met de wijk of het dorp.
MIJNSCHOOL: VAN VISIE NAAR GEBOUWCONCEPT
MijnSchool is een methodiek die ontwikkeld is om beter en slimmer de vertaalslag te maken van onderwijsvisies en -dromen naar een maatwerk én toekomstbestendig gebouw.
De conceptuele aanpak maakt gebruik van beproefde concepten voor het primair onderwijs. De visie van de school vormt hierin het centrale uitgangspunt. MijnSchool wordt gekenmerkt door drie pijlers:
Met de gestandaardiseerde en geïntegreerde procesaanpak van MijnSchool worden de ontwikkeltijd en de ontwikkelkosten verkort respectievelijk verlaagd ten opzichte van een traditioneel proces. Dit stelt de onderwijsorganisatie in de gelegenheid zich volledig te focussen op de realisatie van de eigen onderwijsvisie. Het interactieve en gevisualiseerde proces in combinatie met een korte doorlooptijd zorgt voor een goede ‘flow’ in het projectteam én een schoolgebouw dat maatwerk is. Resultaat van het proces zijn goede, gezonde, duurzame en flexibele schoolgebouwen die antwoord geven op de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd én de toekomst.
• Concept – Tijdens een interactief en gevisualiseerd proces vertalen we samen met de school en haar samenwerkingspartners hun onderwijsconcept en visie op de toekomst van onderwijs naar huisvestingsoplossingen. HEVO ontwikkelde hiertoe diverse beproefde huisvestingsconcepten. Door middel van een kansenkaart wordt het concept verrijkt met kansen op het gebied van samenwerking met partners en voorzieningen, onderwijs(vernieuwing), verbinding met de wijk, financiering, locatiekwaliteiten etc. Het eindresultaat is een huisvestingsconcept op maat dat aansluit bij het onderwijs, de opgave en de omgeving van de school.
• Proces – HEVO neemt de school en haar samenwerkingspartners mee in een keuzeproces waarin voortschrijdend inzicht en (onderwijs)vernieuwing
worden gefaciliteerd. Naast de praktische invulling staan visualisatie en beleving centraal. Het doel is om weloverwogen en toekomstbestendige keuzes te maken die leiden tot een (concept voor een) maatwerk schoolgebouw. Op basis van het huisvestingsconcept en de gekozen technische concepten ontwikkelt en realiseert een multidisciplinair team met specialisten het schoolgebouw. HEVO regisseert het geheel en borgt zo de principes van het concept – binnen de projectkaders – in het gehele proces.
• SMART techniek – HEVO ontwikkelde een scala aan beproefde technische concepten op basis van de jarenlange ervaring in scholenbouw en kennis van duurzaamheid en techniek (waaronder circulariteit). Deze concepten staan garant voor goed functionerende, toekomstbestendige én duurzame schoolgebouwen met een goed en gezond binnenklimaat.
Een goed voorbeeld van een schoolgebouw waar het proces van MijnSchool heeft gewerkt in de vertaalslag van visie naar gebouw is KPO Kindcentrum
De Stappen in Wouw. De ambitie van Kindcentrum De Stappen was om opvang, zorg en onderwijs in één gebouw onder te brengen en de onderwijsvisie te wijzigen met de ontwikkeling van de nieuwbouw. De visie op onderwijs en de ontwikkeling van kinderen,
Kees Mens, schoolbestuurder bij KPO
waarbij uitgegaan wordt van talenten, vaardigheden en capaciteiten van het kind, heeft geleid tot de keuze voor het organisatiemodel om te werken met ‘units’. In de units ontstaat de mogelijkheid om het onderwijs flexibel en op maat in te richten voor elk kind. Het gekozen huisvestingsconcept, met een open structuur binnen de units, sluit hier naadloos op aan. Het gebouw is flexibel en kan meebewegen met toekomstige ontwikkelingen.
Kijk voor meer informatie op www.hevo.nl.
“Een nieuw schoolgebouw is hét moment voor onderwijsvernieuwing. Het is bijzonder dat er op deze manier écht gekeken is naar hoe een gebouw een meerwaarde voor en aanvulling kan zijn op het leerconcept.”
Gefaseerd slopen en nieuw bouwen terwijl het onderwijs doorgaat. Met als resultaat een modern gebouw dat het beroepsgerichte onderwijs en de samenwerking met bedrijven faciliteert en leerlingen en leraren, die trots zijn op hun nieuwe leer en werkomgeving.
Project:
Nieuwbouw Bossche Vakschool
Opdrachtgever:
Ons Middelbaar Onderwijs
Adviseurs: Advies en Ingenieursbureau Van de Laar Klictet Advies
HEVO | Experts in Huisvesting en Vastgoed
ZRi
Architect:
Rothuizen Architecten & Adviseurs
Directievoering: Centraal Bureau Bouwbegeleiding
Toezicht: BBC Bouwmanagement
Aannemer:
Peters Bouw & Onderhoud
Installaties:
Willems Uden Technische Installaties
Gabriels Elektro
Volume: 8.000 m²
Ingebruikname: Gefaseerd; eerste fase november 2022
“De nieuwe Bossche Vakschool is een vmboschool voor 700 leerlingen die we in nauwe samenwerking met de opdrachtgevers en alle betrokken partners in drie fasen opleveren”, legt Eefje Rikhof van Rothuizen Architecten & Adviseurs uit. “In 2019 is het ontwerp in nauwe samenwerking met de school, HEVO en het ontwerpteam tot stand gekomen, waarbij de fasering nadrukkelijk onderdeel van de opgave was. In juli 2021 is de bouw gestart en hebben we het hart uit het bestaande gebouw gesloopt. Terwijl de andere gebouwen voor het onderwijs in gebruik bleven werd de eerste fase van de nieuwbouw opgetrokken, die inmiddels is opgeleverd. Nu worden de twee bestaande gebouwen aan de straatzijde gesloopt en vindt daar nieuwbouw plaats. Tenslotte wordt het techniekgebouw gesloopt en wordt het complete terrein aangelegd. De bestaande gymzalen bleken na onderzoek constructief geschikt te zijn voor een duurzame renovatie en onder hetzelfde bestaande dak is ruimte gemaakt voor het creëren van een techlab. De uitbreiding met fitness complementeert het geheel. We verwachten eind 2023 helemaal klaar te zijn.” Directeur John van Gestel van Peters Bouw & Onderhoud vult aan: “Het gebouw
had wat overmaat, waardoor het onderwijs met flink passen en meten door kon blijven gaan tijdens de gefaseerde sloop- en nieuwbouw. Een complexe situatie, die grote uitdagingen met zich meebrengt en op momenten veel van alle partijen vraagt. Wil je in zo’n situatie goed met elkaar over de finish, dan is een goede samenwerking en inlevingsvermogen onontbeerlijk.”
Eefje: “In het Programma van Eisen zijn belangrijke thema’s als zichtbaarheid en verbinding opgenomen. Niet alleen binnen de school en tussen de verschillende afdelingen onderling, maar ook met de buren (Yuverta), de wijk en het bedrijfsleven.” “Het aantal leerlingen in de techniekvakken loopt terug terwijl de hele wereld om goede vakmensen schreeuwt”, vult Hoofd facilitair-ICT en huisvesting van de Bossche Vakschool Paul van de Maasakkers aan; “wij bieden hier techniek in de breedste zin en daarnaast D&P, Horeca en Zorg en Welzijn. Door dit nieuwe gebouw proberen we jongeren enthousiast te maken om voor dat mooie beroep te kiezen. Daar hebben we ook goed met de architect over gepraat; hoe willen we ons naar buiten
laten zien. De bestaande plek is goed, in de buurt van een bedrijventerrein waar veel autobedrijven zitten en op tien minuten van het centrum af.” “Daarom worden de praktijklokalen voor techniek en horeca aan de straatzijde gebouwd, zodat deze meer zichtbaar zijn”, reageert Eefje; “je zag een kantoorgebouw aan de straat met daarachter verstopt een jaren 70 schoolgebouw. Als straks alles gereed is, nodigen de ronde vormen je uit om het terrein op te gaan en naar binnen te kijken. Aan de straatzijde op de begane grond komen technieklokalen, met daarin bijvoorbeeld een brug voor het sleutelen aan auto’s. Ook Zorg & Welzijn, de keukens van de horeca-opleidingen, het restaurant en de bakkerij komen aan de voorzijde van de school. Op de eerste verdieping komen de afdelingen dienstverlening en producten. De leerlingen van de leerjaren 1 en 2 zitten bij elkaar op de tweede verdieping. Een andere blikvanger wordt de grote fietsenstalling die van de spoorzijde wordt verplaatst naar de zijde van Yuverta. De constructie van de sporthal blijft overeind maar wordt wel opgeknapt en krijgt met graffity-kunst ‘een nieuw jasje’, zodanig dat een moderne nieuwe sporthal ontstaat. Door het beroepsonderwijs te laten zien verwacht de school meer aandacht en populariteit voor het techniekdeel.”
John: “Het is een gebouw waar alles in zit; uiteenlopende materialen zijn door elkaar verwerkt en op onderdelen hergebruikt. Uitgangspunt was dat de techniek zichtbaar moest zijn in het gebouw. Het was een complexe opgave, omdat je verschillende aansluitingen hebt waar hout, staal en beton elkaar raken. Het gebouw moet vooral ook flexibel zijn, met grote overspanningen. We maken nu lokalen aan leer- en werkpleinen, maar dat moet over tien jaar één grote ruimte kunnen zijn, zonder al te veel bouwkundige aanpassingen.”
Eefje knikt: “Het moet makkelijk worden om ruimten aan te passen, mocht dat in de toekomst nodig zijn. We
hebben in ons ontwerp rekening gehouden met oplossingen ten aanzien flexibel gebruik. Denk aan meer of minder leerlingen, uitbreidbaarheid met bedrijfsruimten, het inpassen van nieuwe leerbedrijven met een andere opzet en het samen werken met bedrijven.”
“Het wordt een moderne school conform klasse B Frisse Scholen”, vertelt John; “de basis is een betonskelet met daarbinnen metalstud wanden die er makkelijk uit kunnen. Het is een uitdagende gebouwopgave, omdat je in het gebouw veel details en hoogteverschillen hebt. Je weet dat zo’n project drie jaar duurt. Dan moet je wel als partners en opdrachtgever intensief samenwerken en oplossingsgericht blijven denken. Dat is hier tot nog toe erg goed gegaan. De ronde lijn met de uitstraling van een winkelboulevard is natuurlijk een hele mooie eyecatcher.” Eefje: “Je moet continu integraal naar de opgave blijven kijken. Maar straks als het klaar is zie je vanaf de straatkant de aula, het restaurant en auto’s op de hefbrug. Hoe leuk is dat.” John tenslotte: “Het is toch geweldig dat we voor deze leerlingen zo’n mooi gebouw maken? Dat verdienen ze ook. Tijdens de eerste opening zag je hoe trots ze al door het nieuwe hart liepen. Het is mooi en ruimtelijk, iedereen die binnenkomt heeft een wow effect, omdat het aan de buitenkant nog niet echt zichtbaar is. Bovendien kijken onze leerlingen over de schouder mee met de nieuwbouw. Ze zien elke dag weer wat een geweldige vakmensen het zijn en hoe het beroep zich in de praktijk ontwikkelt.”
Kijk voor meer informatie op www.petersbno.nl.
“Het aantal leerlingen in de techniekvakken loopt terug terwijl de hele wereld om goede vakmensen schreeuwt”
Een angst bij meer gestandaardiseerd en adaptief bouwen is dat het zorgt voor beperkingen in de keuzevrijheid van een nieuw te realiseren onderwijsgebouw. Maar misschien worden bepaalde ambities juist wel makkelijker behaald dan bij een traditioneel bouwproces.
Simon de Ruig, projectmanager bij Draaijer, stelt dat standaardisatie juist leidt tot kwalitatief betere gebouwen tegen lagere kosten zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van keuzevrijheid: “De opgave voor onderwijshuisvesting is gigantisch. Het aantal schoolgebouwen dat de komende 20 jaar gebouwd moet worden, gaan we niet halen in het huidige bouwtempo. Er is stelselmatig geldtekort doordat het gat tussen het VGN budget en de bijdrage van de desbetreffende gemeente steeds groter wordt. Tel daar de prijsstijgingen, personeelstekorten en druk op de markt bij op. Als gevolg daarvan zie je dat het huidige systeem vastloopt: het bouwtempo ligt te laag en projecten
worden uitgesteld. Je ziet dat sommige gemeenten op basis van de prijsstijgingen minder projecten uitvoeren. Ze zouden er ook voor kunnen kiezen meer geld beschikbaar te stellen. Wat is er voor nodig om met de huidige uitdagingen toch de benodigde huisvesting te realiseren? Er moet iets gebeuren, het traditionele bouwproces voor onderwijshuisvesting moet op de schop.”
“Schoolbestuurders vinden over het algemeen dezelfde dingen belangrijk bij een nieuw schoolgebouw: het moet functioneel zijn, de Frisse Scholen norm moet gehaald worden, zowel de exploitatiekosten als de energiekosten moeten zo laag mogelijk zijn. Omdat onderwijsvormen constant in ontwikkeling zijn, willen ze een flexibel gebouw. Dit staat nog los van de inrichting. Vanuit de gemeenten wordt naast ‘duurzaamheid’ steeds meer nadruk gelegd op ‘circulariteit’. Nu zie je dat naarmate het ontwerp vordert de benoemde ambities vaak steeds verder uit beeld raken onder de noemer ‘we hebben er geen geld voor’.”
“Een gestandaardiseerd scholenbouwconcept zou voor 80% aan al die ambities kunnen voldoen. Adaptief bouwen zou daar een oplossing voor moeten zijn. Door een standaard, flexibel, gebouwconcept te ontwikkelen, kan dat overal toegepast worden. ‘Adaptief’ heeft ook iets circulairs in zich: het moet kunnen groeien en krimpen; het moet weer uit elkaar kunnen, waardoor je de materialen opnieuw kunt
gebruiken. Daarmee kunnen we op goedkopere wijze gebouwen neerzetten en het budgetprobleem opvangen. Bij Draaijer passen we de projectaanpak aan op de ambities.”
“We moeten af van de gedachte dat als je alles kunt kiezen, je dan ook alles kunt krijgen wat je wil. Het is een illusie dat je als schoolbestuur met traditionele bouwprocessen meer keuze hebt in het uiteindelijke ontwerp. Binnen onderwijshuisvesting is het budget altijd leidend en het werkt onbewust zeer beperkend in de keuzevrijheid tijdens het ontwerpproces. Door juist te kiezen uit gestandaardiseerde concepten is er een grotere voorspelbaarheid in bouwkosten. De kans op inefficiëntie en faalkosten in het ontwerpproces wordt beperkt. Hierdoor kan de focus komen te liggen op wat voor de school echt belangrijk is, zoals indeling, afwerking en uitstraling passend bij de identiteit en onderwijsvisie. Draaijer begeleidt schoolbesturen om de juiste ambities te bepalen, te definiëren en meetbaar te maken.”
“De transitie naar gestandaardiseerde scholenbouwconcepten begint al bij het IHP. Door het clusteren van opgaven wordt het voor marktpartijen interessant om mee te doen. Het daagt uit om
met innovatieve oplossingen te komen doordat innovatiekosten over meerdere projecten verdeeld kunnen worden. Als we verandering willen, moeten we zorgen dat we hoge ambities stellen. Er moet niet alleen gekeken worden naar innovaties in de realisatiefase, maar marktpartijen uitdagen te innoveren aan de ontwerpkant. Een groter aanbod aan conceptuele oplossingen voor scholenbouw vergroot daarmee weer de keuzevrijheid op een ander niveau.”
“Als je een adaptief gebouw ontwerpt, houd je er in de basis al rekening mee dat er heel veel moet kunnen. Daardoor ontstaat juist keuzevrijheid en dat biedt veel mogelijkheden.”
Meer weten: https://www.draaijerpartners.nl/oplossingen/ circulair-projectmanagement/.
“We moeten de illusie doorbreken dat traditionele bouwprocessen meer keuzevrijheid bieden”
n nauwe samenwerking met onze Design & Build-partner Meerbouw uit Rotterdam hebben we het ruim vijftig jaar oude, monumentale schoolgebouw duurzaam, gezond en toekomstbestendig gemaakt”, vertelt Henk de Gelder, architect-partner bij RoosRos en projectarchitect van De Regenboog, “e n dat met een zeer beperkt budget! De typische H-school uit 1959 is de laatst overgebleven van zijn soort in Utrecht. Als een van de pilotprojecten van het innovatieprogramma ‘Aardgasvrije en Frisse basisscholen’ moest het gemeentelijke monument duurzaam gerenoveerd worden. Het gebouw had veel kwaliteiten in zich: het uitzicht, de daglichttoetreding vanwege de vele ramen, de monumentale uitstraling. Maar die brachten ook randvoorwaarden met zich mee. Zo mochten we niets aan de gevel veranderen, terwijl het gebouw wel aan de BENG-eisen moest gaan voldoen. Ook mochten we niets doen aan de kozijnen. Tenslotte was het budget beperkt, dus moesten we met slimme oplossingen komen.”
In het overgrote deel van de gevallen is renoveren van een bestaand schoolgebouw sneller, voordeliger en rendabeler dan het slopen en nieuwbouwen ervan. Een mooi voorbeeld hiervan is basisschool De Regenboog in Utrecht.
“We besloten het gebouw een autonome, transparante injectie te geven die de helft van die patio in beslag zou nemen”
Die oplossingen werden gevonden door vanaf het begin zij aan zij op te gaan met aannemingsbedrijf Meerbouw en meer specifiek met projectleider Jeffrey Gilein. Hij vertelt: “De basis van de samenwerking tussen Henk en mij is dat we exact van elkaar weten waar we goed in zijn. We weten van elkaar wat we uit ieder project willen halen en geven elkaar de ruimte om dat ook te doen. Henk denkt als architect mee over simpele en betaalbare oplossingen, terwijl ik juist graag met hem meedenk in ontwerpkeuzes. Zo halen we er samen het maximale uit. Wat we ook delen is onze ambitie om de schoolkinderen centraal te stellen bij iedere keuze die we maken.”
Bij De Regenboog was dat een combinatie van een autonome, transparante uitbreiding en verduurzamende maatregelen. Henk: “De Regenboog was een gangenschool met lokalen. Daardoor miste het gebouw een hart, leerpleinen en een goed speellokaal. In het midden van het schoolgebouw zat een patio. We besloten het gebouw een autonome, transparante injectie te geven die de helft van die patio in beslag zou nemen. Door dit nieuwe, open volume in het hart van het gebouw toe te voegen, hebben we alle vraagstukken met betrekking tot uitstraling, beleving en de nieuwe onderwijsvisie ineens opgelost. En dat met behoud van de kwaliteit van het gebouw en het vele daglicht dat vanuit die patio de lokalen binnen schijnt. Met deze aanbouw hebben we de school echt een kloppend hart gegeven.”
De uitbreiding is hoger dan het bestaande gebouw, zodat je vanuit de nieuwe gevel en de hogere kopgevels extra licht en lucht het gebouw in krijgt. De gehele unit is zoveel mogelijk gebouwd van circulaire materialen. Door de indeling is hij flexibel en toekomstgericht, zodat de toepassing ervan in de toekomst kan meegroeien met veranderende eisen. Het resterende deel van de patio, de helft dus, is opnieuw ingericht. Dat is nu een prettige groene verblijfsplek geworden. Jeffrey: “De school heeft met warmtepompen een duurzame installatie gekregen. Een decentraal systeem zorgt per lokaal voor frisse lucht en de juiste temperatuur. Door daken en vloeren te isoleren is de schil voldoende opgewaardeerd zodat de installatie kan doen wat hij moet doen. Het glas was al HR++, dichte gevels hebben we geïsoleerd met voorzetwanden. Met deze ingrepen voldoen we ondanks al het glas aan de BENG-eisen.”
Door de succesvolle renovatie kan het gebouw van De Regenboog weer decennialang mee, voor een
fractie van de kosten van een nieuw gebouw. Henk en Jeffrey kijken dan ook tevreden terug. Henk: “Pragmatisch samenwerken met respect voor elkaars expertise betaalt zich dubbel en dwars uit. Omdat we vanaf dag één samen aan tafel zitten en collectief verantwoordelijk zijn voor het hele plaatje, gaat de kwaliteit van het eindproduct omhoog. Er gaat weinig tijd en geld verloren aan adviezen of plannen die nooit uitgevoerd worden. Dat scheelt gedoe en kosten en maakt het proces simpeler en leuker. Onderaan de streep wordt alles daar beter van.”
Kijk voor meer informatie op www.roosros.nl.
In een hele korte tijd een tijdelijke schoolvoorziening realiseren met de kwaliteit van een permanente school. Het lukt voor de onderbouw van Dick Bruna in Waddinxveen. Partijen vonden elkaar door snel te schakelen en vooral in oplossingen te denken.
Het project ‘nieuwbouw scholen Park Triangel’ in Waddinxveen bestond uit de realisatie van een kindcentrum waar de twee basisscholen Dick Bruna en TOV en de kinderopvang van Quadrant zijn gehuisvest. Door de explosieve groei in de wijk moest de gemeente snel acteren. Thijs Smit is gemeentelijk projectleider: “Wij zijn de snelst groeiende gemeente en willen uiteraard een goed voorzieningenniveau voor onze inwoners en dat geldt zeker voor onderwijs en binnensport. Park Triangel is een ontwikkeling waarbij een commerciële partij 50% van de aandelen heeft en de gemeente de andere helft. Door de snelle groei moest er een tijdelijk gebouw komen voor de kleutergroepen van Dick Bruna. We wilden geen noodlokalen voor vijftien jaar neerzetten, maar een tijdelijk en duurzaam gebouw dat ook past in de uitstraling van de omgeving.”
“Bij de start van dit project was de scope beperkt tot een uitbreiding met 10 klaslokalen. Door de snelle groei van Waddinxveen is de scope in 2021 echter
bijgesteld naar 3 fases. Fase 1 betreft de realisatie van de tijdelijke school met 10 lokalen. Fase 2 bestaat uit de realisatie van een schoolvoorziening met 8 lokalen, een gymvoorziening en een kinderopvang met 4 groepen. Fase 3 bestaat uit de herziening van het al gerealiseerde schoolgebouw,” legt projectmanager Mark Wevers van TwynstraGudde uit. “We hebben in 2021 Topos gevraagd om een scenariostudie op te stellen en een vraagspecificatie voor de tijdelijke school vorm te geven. Ondanks de benaming ‘tijdelijk’ was een schoolgebouw van permanente kwaliteit gewenst met een permanente uitstraling (Frisse scholen klasse B). Deze vraag naar permanente kwaliteit komt voort uit de wens om kinderen in een goed klimaat onderwijs te kunnen geven en ook om hergebruik voor een andere functie later in de tijd mogelijk te maken.”
Mark verder: “Na de goedkeuring op het ontwerp vanuit directies, schoolbesturen en gemeente is de opgave voor de tijdelijke school na de bouwvak van 2021 in een meervoudige procedure uitgevraagd
aan geïnteresseerde partijen. De planning voor de realisatie was ambitieus; de oplevering stond begin augustus 2022 gepland zodat het gebouw met de start van het schooljaar in gebruik kon worden genomen. Oplevering op deze datum was vanuit de prognoses en de signalen vanuit de schoolbesturen een noodzaak. In combinatie met de druk op de bouwmarkt en de schaarste in mensen en goederen zagen partijen deelname na uitgebreide bestudering echter niet zitten. Door een marktconsultatie te houden is verkend hoe de opgave alsnog tijdig gerealiseerd kon worden. Algeco bleek vanuit deze consultatie de beste partij voor de opgave.”
Projectmanager Carel van Staden van Algeco: “We zijn vanaf de DO-fase betrokken en kregen het project in november gegund. Na de marktconsultatie hebben we in samenspraak met de architect, gebruikers en partners de uitvoeringsfase ingericht. Daarbij konden we beeldbepalende en esthetische optimalisaties toepassen, zoals de puntgevels die overeenkomen met het permanente gebouw. De voorbereidingstijd was kort, dus in de afbouwfase hebben we nog besloten om de wasbakken in de lokalen in de wanden weg te werken.” Mark knikt: “Topos heeft in het ontwerp samenhang met het bestaande hoofdgebouw gezocht, maar dit gebouw toch onderscheidende elementen gegeven met verspringende ramen en een houten opbouw, terwijl het hoofdgebouw in baksteen is uitgevoerd. Het is duidelijk familie, maar met een eigenheid. Het heeft een mooi speelplein met een houten afrastering.”
Directeur Ibrahim Saribas van de Dick Brunaschool knikt: “Het is een compact en knus gebouw, waarbij we nu al op 260 kinderen zitten. Elke verdieping heeft vijf lokalen en een mooi leerplein. De 5 lokalen op de begane grond hebben een buitendeur en de lokalen zijn onderling verbonden met tussendeuren. De kinderen beginnen met een instructie in hun lokaal en werken die vervolgens op de leerpleinen zelfstandig of in groepjes uit. Het past precies in onze visie.”
Mark vult aan: “De flexibiliteit in dit proces was erg bepalend. In het begin was nog niet duidelijk dat Dick Bruna deze school volledig met de onderbouw kon vullen. Daarom is het gebouw ontworpen met het oog op eventueel dubbelgebruik door de naburige school TOV. Het was een proces waarbij iedereen snel en oplossingsgericht met elkaar heeft meegedacht. De korte realisatietijd is gehaald door een constructieve houding van alle partijen. Door korte lijnen te houden tussen gemeente, de omgevingsdienst Midden-Holland, het schoolbestuur en Algeco hebben we de mijlpaal bereikt. Daarbij is de beoogde kwaliteit gerealiseerd en zijn zelfs
gewenste aanpassingen in het ontwerp doorgevoerd.” “Het eindresultaat is niet alleen een kwalitatief hoogwaardig maar ook een duurzaam gebouw,” vertelt Carel, “het heeft een houten bekleding met een HSB-opbouw. Daarnaast is het gasloos met een CO2-gestuurde ventilatie, ligt het dak vol met zonnepanelen en heeft het een warmtepomp met vloerverwarming. Het gebouw levert op piekdagen zelfs energie terug. Doordat er is nagedacht over eventueel hergebruik naar de toekomst hoeft het gebouw bovendien niet gesloopt te worden na gebruik. De combinatie van prefab en on site bouwen is in deze opgave essentieel geweest om de gewenste kwaliteit en snelheid te behalen. De grote gevelonderdelen komen al compleet aan; de kozijnen met glas worden al in de fabriek geassembleerd, evenals de HSB wanden. Vervolgens valt het op de bouwplaats als een puzzel in elkaar. Voor de omgeving is dit prettig, omdat de overlast beperkt blijft, waardoor het onderwijs op de hoofdlocatie gewoon door kon gaan. Moet je nagaan, in november gunnen en in augustus is het geschikt voor het onderwijs. We zijn trots op het resultaat dat we hier gezamenlijk hebben bereikt!”
Kijk voor meer informatie op www.algeco.nl.
De vertaling van visie naar inrichting was de kern van het mooie gesprek met directeur Danielle Maas van KC Muiderkring en marketing & communicatie manager Ronald Burgers van Presikhaaf Schoolmeubelen. Danielle: “Het gebouw is voor 525 kinderen gebouwd en we zijn in een half jaar tijd van 220 naar 330 leerlingen gegroeid met deels een nieuw team met 14 mensen. Het kindcentrum is van ‘s morgens tot ‘s avonds in gebruik en het plein kan ook door de buurtbewoners gebruikt worden. Puur formeel zijn we geen IKC, maar ik ben wel directeur van zowel onderwijs als opvang en ben verantwoordelijk voor het beleid en het pedagogische klimaat. Dus eigenlijk zijn we heel integraal.”
Danielle verder: “Hier stond ooit een kruitfabriek en daarom werd ook voor het kindcentrum een industriële vorm gekozen. Het is een groot en open gebouw in drie lagen en ziet er niet uit als een schoolgebouw. We wilden graag grote ruimten die we efficiënt en vooral ook dubbel kunnen gebruiken. De teamkamer
is ook kookruimte voor de kinderen, het atelier wordt overdag voor onderwijs en na schooltijd door de BSO gebruikt. Ons concept is unitonderwijs; waarbij we nauw samenwerken. We hebben vier units; waarbij unit 1 voor de peuters op de begane grond ligt, unit 2 voor de kleuters op de begane grond en de eerste verdieping en unit 3 en 4 voor de hogere groepen op de eerste en tweede verdieping. Op de eerste verdieping liggen ook het atelier en het kinderrestaurant en op de tweede verdieping de bibliotheek. Elk kind heeft een eigen thuisgroep of nis, maar gedurende de dag kom je in meerdere groepen, afhankelijk van het thema of niveau. Leerlingen hebben veel bewegingsvrijheid, omdat ze gedurende de dag veel van plek en activiteit wisselen. Dat sluit veel meer aan bij het natuurlijke gedrag van de kinderen.”
VORMEN RONDE Danielle: “De kinderen beginnen in de thuisgroep met een eigen leerkracht die ook de gesprekken metHet kindcentrum oogt industrieel, maar het meubilair binnen is merendeels rond en geeft kinderen het gevoel dat ze erbij horen en elkaar kunnen zien. De kleurstellingen in het gebouw zijn rustig en warm, zij dragen bij aan de fijne en open sfeer.
de kinderen en ouders voert. De uitstraling in inrichting en meubilair zijn voor alle units gelijk. Centraal in de thuisgroep is de kring in de vorm van ronde bankjes die alle kinderen het gevoel geeft dat ze erbij horen en elkaar kunnen zien. De ronde elementen vind je in elke thuisgroep terug en dat geeft een gevoel van veiligheid en huiselijkheid. De kleuters zitten op een ronde bank en de units daarboven werken met ronde tafels en bankjes. Op de leerpleinen zie je een scala van mogelijkheden, kinderen kunnen in treinbanken zitten, in een groepje werken of alleen op een stilteplek. We hebben deskbikes en beweegkrukken. Dat maakt dat kinderen een keuze moeten maken; waar en met wie ga ik aan de slag.”
Ronald: “Je vindt hier veel type meubels uit ons assortiment. We ontwerpen vanuit de pedagogische vraag, waarbij we voor verschillende activiteiten typen meubilair hebben.” “De selectie voor meubilair voor unitonderwijs is lastig, omdat je nog niet zeker weet hoe het in de praktijk gaat werken,” reageert Danielle; “in de keuze voor een dynamische inrichting probeer je je in te leven in het gedrag van de kinderen en medewerkers. Kinderen vinden het fijn om een stoeltje te hebben met een rugleuning; zodat ze even achterover kunnen leunen of met hun voeten kunnen bengelen, maar dat doen ze niet de hele dag. De kinderen van unit 3 vinden de beweegkrukken leuk, maar de jongste kinderen vallen er steeds af. Je moet ook in het gebruik groeien. De Set-up in Circles bankjes vindt iedereen bijvoorbeeld weer fantastisch. Ronald: “Het begint met de visie en hoe je die vertaalt naar activiteiten en de inrichting van ruimten. Hier beginnen kinderen in een kring en waaieren vervolgens uit over de hele etage om opdrachten uit te voeren. Onze ontwerpstudio heeft voor elke unit een basistekening gemaakt en van daaruit ga je samen aan de slag. We kijken ook goed naar de sfeer van de organisatie en de omgeving van het gebouw. Het is een nauwe
samenwerking tussen de klant aan de ene kant en onze interieurontwerpers, inrichtingsspecialist en customer service medewerker aan de andere kant. We zijn er meerdere keren geweest en het ziet er fantastisch uit.”
Danielle tenslotte: “We merken dat ouders zo’n gevarieerde ruimte ook leuk vinden, omdat hun kind niet de hele dag achter hetzelfde tafeltje zit met dezelfde leerkracht er voor. De kleur van het meubilair sluit aan bij het industrieel karakter van het gebouw. Dat betekent dat frames en de stoelen en tafels zwart zijn. De kinderen brengen kleur; dat hoeft echt niet met felgekleurde meubels.”
Kijk voor meer informatie en inspiratie op www.schoolmeubelen.com.
DE BEHOEFTE CENTRAAL“Op de leerpleinen zie je een scala van mogelijkheden, kinderen kunnen op treinbanken of beweegkrukken zitten, in een groepje werken of alleen op een stilteplek”
Midden in de historische binnenstad van Haarlem wordt het historische pand van het Stedelijk Gymnasium gerenoveerd en verduurzaamd. Het gebouw was sterk verouderd en moest onderwijskundig ook aangepakt worden. Het resultaat wordt geweldig.
Het Stedelijk Gymnasium in het centrum van Haarlem is met zo’n achthonderdvijftig leerlingen een relatief kleine school. De sfeer is er ontspannen en veilig. Het gymnasium is op twee locaties aan het Prinsenhof in het hart van de Haarlemse binnenstad gevestigd; het rijks monumentale hoofdgebouw uit 1863 en de rijks monumentale uitbreiding uit 1925 waren niet langer geschikt voor het onderwijs van de 21e eeuw. Zowel technisch als onderwijskundig hadden de gebouwen een upgrade nodig. Schooldomein sprak met begeleider renovatie / uitbreiding Jelle Snoeks en projectmanager René van der Willigen van BOAadvies. Jelle: “We keken al jaren uit naar de renovatie van ons sterk verouderde pand aan het Prinsenhof. Dankzij extra subsidie van de gemeente Haarlem is het eindelijk gelukt. Het doel van het project was om dit historische gebouwcomplex weer geschikt te maken voor
het onderwijs van de 21e eeuw, met respect voor het verleden én met een blik op de toekomst. Het gebouw is zowel gerenoveerd als uitgebreid, na een gedeeltelijke sloop van de bestaande bouw. De grootste uitbreiding bevindt zich aan de achterzijde van het gebouw. Het bestaat uit drie bouwlagen plus een terugliggende dakverdieping. Kenmerkend is de houten draagconstructie; een prachtige techniek die we graag in het zicht houden.”
René: “Wij hebben ervaring met het liefdevol renoveren en verduurzamen van monumentale schoolgebouwen; zo ben ik bijvoorbeeld nu ook bezig met het monumentale Berlage Lyceum in Amsterdam. Bij dit soort opdrachten weet je van tevoren niet wat je tijdens het proces tegenkomt. Daarom hebben we een bureau opdracht gegeven om 3D scans van de twee gebouwen te maken, die
we vervolgens in een BIM-model hebben gezet. Daardoor kunnen we beter inschatten welke ingrepen op welke plekken nodig zijn. Verder is het ook een uitdagende klus; het Prinsenhof is een zeer binnenstedelijke locatie. Veel omringende straten zijn smal, kennen krappe bochten en zijn in principe niet aangelegd voor zwaar verkeer. Verder is de Jacobijnestraat een belangrijke fietsen voetgangersverbinding in de binnenstad van Haarlem en blijft de tweede onderwijslocatie aan de Jacobijnestraat in bedrijf. Dat vraagt veel aandacht voor bouwlogistiek en -veiligheid, zowel in de bouwteamfase als in de uitvoeringsfase.”
Belangrijk uitgangspunt is de nieuwbouwonderdelen als één geheel te ontwerpen, zodat straks ook de 21ste eeuw herkenbaar is naast de bestaande monumenten uit de 19e en de 20ste eeuw. Het ontwerp van Brique Architecten sluit aan bij het hedendaags onderwijsconcept: meer open, modern en waar mogelijk flexibel. Nataly Wierenga: “Aan de achterzijde van de school hebben we op een kleine binnenplaats een nieuw volume ontworpen, dat een aantal grotere ruimtes aan het gebouw toevoegt.
Helemaal geconstrueerd in hout, duurzaam én goed te bouwen op de kleine bouwplaats. De gevel wordt van een mooi warm roodbruin gekleurd zink, dat prachtig past bij het bestaande gebouw, mooi veroudert, geen onderhoud vraagt en laat zien dat het om een nieuwe aanbouw gaat. Op één plek aan het Prinsenhof sluit het nieuwe zinken volume aan op de monumentale gevel en is er een kleine verwijzing naar wat er aan de achterzijde gebeurt.”
Nataly verder: “Je komt straks binnen in de centrale hal van het symmetrische gebouw uit 1863. Door de wanden rondom en een zware monumentale bordestrap, oogde deze ruimte erg gesloten en weinig uitnodigend. Door deze ruimte aan één zijde te openen, maken we de verbinding met de nieuwbouw aan de achterzijde en met de kantoren van de medewerkers aan deze kant van de school. Een fantastische trap, in een lichte ruimte door een groot daklicht, verbindt de verdiepingsvloeren van de nieuwbouw met een eigen verdiepingshoogte met het bestaande gebouw en is daarmee ook een herkenbare transitie van oud naar nieuw, van vroeger naar nu. Het bestaande interieur is rijk, met getoogde deuren,
glas-in-lood, natuursteen en granito vloeren. Wij sluiten hierop aan door het toevoegen van een warm kleurenpallet en mooie materialen. Nieuwe grote ramen brengen daglicht in de gangen en openen de voorheen gesloten klaslokalen. Maatwerk meubilair en stijlvol los meubilair maken het beeld compleet.”
Jelle: “Deze renovatie, verduurzaming en uitbreiding wordt in bouwteamverband uitgevoerd. De renovatie wordt ook gebruikt om het gebouw weer te laten voldoen aan de huidige technische eisen. We gaan het gebouw sterk verduurzamen en de isolatie wordt verbeterd door het plaatsen van voorzetwanden en dubbele beglazing. Er is nog wel een piek gasgestookte ketel in het ontwerp
opgenomen. De installaties zijn geheel vernieuwd en in het monumentale pand is een centrale luchtbehandelingsinstallatie ingepast waarmee het binnenklimaat ten aanzien van de ventilatie voldoet aan Frisse Scholen Klasse B. Al deze ingrepen zijn met respect voor de monumentale waarde zoveel mogelijk uit het zicht ingepast. De uitbreiding is geheel opgetrokken uit houten onderdelen en afgewerkt met een zinken bekleding. Het is mooi te zien hoe de partners samenwerken om een nieuwe inspirerende en duurzame leeromgeving voor de leerlingen en docenten van het ‘Stedelijk’ te maken.”
Nataly tenslotte: “De uitdaging is om in zo’n monumentaal gebouw het Gymnasium van de 21e eeuw vorm te geven. We maken in de school plek voor verschillende leervormen; bijvoorbeeld een grote multifunctionele ruimte voor drama of als collegezaal, leerling-werkplekken voor projectmatig werken en een multimedia-ruimte om video’s op te nemen en beeldmateriaal te verwerken. Ook buiten de leslokalen komen meer plekken om individueel of in groepjes zelfstandig te studeren. Voor de medewerkers komen er meer werkplekken en prettige vergaderruimten. Het gebouw bereidt zo de leerlingen voor op het vervolgonderwijs op de universiteit of het HBO.”
Kijk voor meer informatie op www.boa-advies.nl. Voor het renoveren en verduurzamen van monumentale schoolgebouwen neemt u contact op met René van der Willigen: r.vanderwilligen@boa-advies.nl.
“Wij hebben ervaring met het liefdevol renoveren en verduurzamen van monumentale schoolgebouwen”
Een mooi compact systeem. Duurzaam en makkelijk in gebruik. Projectleider Richard de Rooij van BBA, conrector Petra van Dok en hoofd facilitair Walther Husman zijn zeer te spreken over de werkwijze van Bike Safe.
Het Jac. P. Thijsse College in Castricum valt onder Stichting Voortgezet Onderwijs Kennemerland, SVOK, en had al enige ervaring met de fietsenstalling van Bike Safe. Petra: “In 2020 hebben we stallingen van Bike Safe laten plaatsen bij het Castor College in Beverwijk en dat is ons goed bevallen. De fietsenstalling daar is er enorm van opgeknapt. Toen de stallingen van het Jac. P. Thijsse College vervangen moesten worden, kwamen we daarom al snel weer uit bij Bike Safe.” Nu staan er 1.900 Clips op het schoolplein en deze zijn genummerd, zodat er geen discussie meer is over het stallen van fietsen en de conciërges hebben er geen omkijken meer naar en dat bevalt prima. “De Clips zijn ideaal”, stelt Richard. “Het zijn eenvoudige en simpele rekken. Er zitten weinig toeters en bellen aan en er kan dus ook weinig kapot gaan. Echt een duurzaam systeem en mooi compact. We spelen hiermee meteen ook goed in op de populariteit van de huidige moderne fietsen, want die kunnen moeiteloos gestald worden in dit systeem.”
Een clip met hoh maat van 600 mm meer ruimte nodig?
“We hadden hiervoor een ander systeem met een hoh maat van 400 mm”, vertelt Walther, hoofd facilitair van het Jac .P. Thijsse College. “De stalling was daarbij ook niet optimaal voor de vele transportfietsen met mand voorop, waardoor de stalling slordig en inefficiënt gebruikt wordt. De Clips van Bike Safe met een hoh maat van 600mm kennen dat probleem niet, waardoor in de praktijk de fietsen niet meer ruimte in beslag nemen. Onze fietsenstalling is er echt door opgeknapt.”
1.900 Clips pronken nu op het schoolplein van het Jac. P. Thijsse College. “In één week is het systeem geplaatst”, vertelt Richard. “Dat verliep heel soepel, maar ook die ervaring hadden we al met Bike Safe. Het is een klein bedrijf en daardoor zijn de lijntjes kort. Ze kunnen snel schakelen en denken proactief mee.”
Kijk voor meer informatie op www.bike-safe.nl.
Om betere leeromgevingen en gebouwen te ontwerpen is het essentieel om de behoeften van toekomstige generaties gebruikers te begrijpen. Meer daglicht en een goede ventilatie dragen bij aan betere leerprestaties. De VELUX Daylight Visualizer helpt om daglichtniveaus te optimaliseren, conform het programma van eisen Frisse Scholen.
Een slecht binnenklimaat wordt steeds vaker genoemd als oorzaak van allerlei gezondheidsklachten zoals hoofdpijn, slaapproblemen, huidklachten en aandoeningen aan de longen zoals astma. Aangezien we tegenwoordig meer dan 90% van de tijd binnen verblijven is het belangrijk om daar eens bij stil te staan. “De fysieke kenmerken van basisscholen hebben dus een belangrijke invloed op de leerprestaties van leerlingen.” Dat was dan ook de belangrijkste conclusie uit het Clever Classrooms-onderzoek uit 2015¹, dat werd uitgevoerd door onderzoekers
van de Universiteit van Salford, Manchester. In dit onderzoek werden de resultaten van 3.766 leerlingen onderzocht. De onderzoekers concludeerden dat factoren als licht, temperatuur en luchtkwaliteit voor 16% verantwoordelijk zijn voor de verschillen in leerprestaties gedurende een jaar.
Omdat leerlingen het grootste gedeelte van hun tijd binnen doorbrengen, is het essentieel om te begrijpen welke invloed luchtkwaliteit heeft. De
kwaliteit van de binnenlucht is doorgaans een product van twee factoren: verontreinigende stoffen die in het gebouw ontstaan en verontreinigde lucht uit de directe omgeving van het gebouw. Binnenlucht met een hoge mate aan verontreinigende stoffen kan leiden tot algeheel ongemak en verschillende negatieve effecten op de gezondheid, zoals irritatie aan de ogen, neus en keel. Een goede binnenluchtkwaliteit zorgt voor een gevoel van comfort en welzijn. Het aangename gevoel van schone lucht en de positieve effecten ervan voel je zodra je een ruimte binnenkomt. Het kan het algemene welzijn en zelfs mentale prestaties bevorderen. Uit een recent onderzoek² dat werd uitgevoerd om de ventilatie in zestien klaslokalen te verbeteren, bleek dat een kwalitatief hoogwaardige binnenlucht de leerprestaties van leerlingen verbetert. Tweehonderd studenten die taken op hun laptop deden, hadden ’aanzienlijk snellere en accuratere antwoorden voor reactietijd, kleur-woordherkenning, beeldgeheugen en woordherkenning, als er vaker geventileerd werd’.
ppm of hoger zijn een indicatie van een slechtere luchtkwaliteit. Het wordt aangeraden om niet te lang in een omgeving met deze niveaus te verblijven. Nu we de sleutelindicator kennen, kunnen we kijken hoe ontwerpers en architecten de luchtkwaliteit in gebouwen kunnen verbeteren.
Er zijn drie veel gebruikte manieren om een goede binnenluchtkwaliteit te realiseren: uitstoot binnen minimaliseren, ruimtes drooghouden en goed ventileren. Daarnaast zijn er andere methodes die ontwerpers en architecten kunnen overwegen bij het ontwerpen van klaslokalen. Onderzoekers van de Universiteit van Salford beschrijven er een aantal in hun Clever Classrooms-onderzoek (2015)3
• Grote ramen op verschillende hoogtes en oriëntaties die kunnen worden opengezet, vergroten de luchtstroom en creëren ventilatiemogelijkheden voor verschillende omstandigheden. Ramen moeten eenvoudig te bereiken en te bedienen zijn.
• De plafondhoogte verhogen kan op korte termijn
Hoe meten we de binnenlucht op scholen en andere leeromgevingen? CO2, kooldioxide, is de belangrijkste indicator voor binnenluchtkwaliteit, omdat het direct te maken heeft met mensen in woningen, kantoren of scholen. CO2 wordt gemeten in delen per miljoen (parts per million, ppm). Het CO2-niveau binnenshuis stijgt door menselijke activiteiten en kan alleen worden verlaagd door ventilatie. Als er meer CO2 in een ruimte aanwezig is, hebben gebruikers ook meer last van vervuilende stoffen. De CO2-uitstoot buiten is ongeveer 400 ppm. Omdat ademhaling CO2 genereert, zal binnenlucht altijd een hogere concentratie CO2 bevatten als er mensen zijn. Een CO2-niveau tot aan ongeveer 1.150 ppm wordt beschouwd als kwalitatief goed. 1.400 ppm is in de meeste gevallen aanvaardbaar, maar niet voor langere periodes. CO2-niveaus van 1.600
leiden tot een betere luchtkwaliteit doordat er meer bedompte lucht wordt geabsorbeerd, maar goede ventilatie is nog steeds noodzakelijk.
• Met gecontroleerde ventilatie kunnen gebruikers de ruimte zelf goed ventileren. Idealiter kunnen de ramen ver worden opengezet.
• Met een CO2-meter in klaslokalen kunnen leraren en leerlingen eenvoudig zelf zien wanneer ze hun omgeving moeten corrigeren.
• Natuurlijke ventilatie door ramen en lichtstraten zorgt voor grote hoeveelheden frisse lucht wanneer daar behoefte aan is. Mechanische ventilatie kan ook leiden tot een betere luchtkwaliteit, wanneer er weinig ruimte is voor ramen.
Goed ventileren op scholen is belangrijk en draagt bij aan een gezond en prettig binnenmilieu. Om scholen te ondersteunen heeft het Ministerie van
“Innovatieve software voor het analyseren van daglichtniveaus als onderdeel van het ontwerpproces”
OCW, in samenspraak met de PO-Raad, VO-raad en VNG, een pakket van maatregelen georganiseerd om de ventilatie op scholen te optimaliseren. Onderdelen hiervan zijn het Hulpteam Optimaal Ventileren en de Maatwerkregeling Ventilatie op Scholen.
De opdracht om een nieuw schoolgebouw voor de Oasis Academy te ontwerpen omvatte een heldere ontwerpvisie: creëer een uitmuntende leeromgeving die leerlingen en de gemeenschap optimaal ondersteunt. Het ontwerp bestaat uit een groot blok met stalen frame, een compacte vloerplaat en ruimtes die over vier verdiepingen zijn verdeeld. In het hoofdgebouw baden de klaslokalen in daglicht dat binnenvalt via de verticale beglazing. De grotere gemeenschappelijke ruimtes, zoals de centrale hal, gangen, eetzaal en toneelstudio, bevinden zich in het hart van het gebouw. Het daglicht in deze ruimtes valt binnen door het dak. In de activiteitenruimtes, zoals de sporthal, gymzaal en bibliotheek, was behoefte aan specifieke daglichtniveaus, zodat
kon worden voldaan aan de vereiste specificaties van het Britse ministerie van Onderwijs. Voor centrale, grote, lage ruimtes was er ook behoefte aan berekende daglichtniveaus. Daarom nodigde Pozzoni Architecture VELUX Commercial uit om samen te werken aan het project en te helpen met het evalueren van de daglichttoetreding.
Het analyseren van daglichtniveaus maakt complexe ontwerpdoelen eenvoudig. Het oorspronkelijke ontwerp van de academie omvatte zes daken met 24 horizontale dakopeningen in verschillende vormen en maten. Voordat het gebouwontwerp werd geëvalueerd door TACE Engineering Practice om te controleren of het voldeed aan de voorschriften van het ministerie van Onderwijs, werd een 3D-model geanalyseerd door de Daylight Visualizer. De gesimuleerde daglichtfactoren konden de daglichtniveaus, -hoeveelheid en -verdeling en het aanzicht van de ruimte bij natuurlijk licht nauwkeurig voorspellen. De gegevens werden geïnterpreteerd en gepresenteerd in een daglichtrapport van VELUX Commercial en toonden onverwachte resultaten.
Een van de suggesties was om het aantal lichtstraten terug te brengen van 24 naar 18 en om in een bepaalde ruimte helemaal geen lichtstraat te monteren. De vermindering van 24 naar 18 verlaagde de kosten voor levering en montage met 33%. Uit de analyse bleek ook dat het verminderen van het aantal openingen en het wijzigen van afmetingen, type, invalshoek en oriëntatie de kwaliteit van het daglicht en de akoestiek aanzienlijk zou verbeteren. Dit leidde vervolgens tot een harmonieuzer geheel in het schoolgebouw. De conclusie is helder: inzicht in daglichtniveaus verbetert leerprestaties.
1. Clever Classrooms (2015), Summary report of the HEAD project, University of Salford, Manchester
2. Bakó-Biró, Z., D. J. Clements-Croome, N. Kochhar, et al. (2012), “Ventilation rates in schools and pupils’ performance.” Building and Environment 48 (0): 215-223.
3. www.ruimte-ok.nl/ventilatie
De Daylight Visualizer kunt u downloaden en biedt een innovatieve manier om daglichtniveaus te meten. U krijgt realistische virtuele voorbeelden die compatibel zijn met CAD/BIMsoftware. De Daylight Visualizer verbetert de commerciële haalbaarheid van een bouwproject omdat de planning minder foutgevoelig is. Uw ontwerp wordt een stuk helderder als u de daglichtniveaus beter kunt inschatten.
Kijk voor meer informatie op www.veluxcommercial.nl.
De onderzoekers concludeerden dat factoren als licht, temperatuur en luchtkwaliteit voor 16% verantwoordelijk zijn voor de verschillen in leerprestaties gedurende een jaar”
Vlak voor het studiejaar 20222023 werd het Jakoba Mulderhuis van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) opgeleverd. Dit open en lichte gebouw, met zijn uitnodigende ambiance, vormt het sluitstuk van de Amstelcampus van de HvA. Interieurarchitectenbureau EX INTERIORS tekende voor het stijlvolle, rustgevende interieur waarin Flotextegels een hoofdrol vervullen.
Jakoba Mulderhuis – Hogeschool van Amsterdam Aannemer
Visser & Smit Bouw, M.J. de Nijs en Zonen B.V., Unica
Architect
Marc Koehler Architects, Powerhouse Company, De Architecten Cie
Interieurontwerper
Ex Interiors, Studio Groen+Schild
Vloerenleverancier
Forbo Flooring, Maasdam en Vlaq Groep
Fotograaf
Sebastian van Damme
Al direct bij binnenkomst word je als bezoeker overweldigd door het imposante atrium. Licht en ruimte komen je tegemoet en de bedrijvigheid van docenten en studenten speelt zich hier af in alle rust. Voordat we het gebouw verder zullen betreden, gaan we eerst de coffee corner rechts van de entree binnen. Hier hebben we afgesproken met Hetty Keiren, interieurontwerper en projectleider namens EX INTERIORS. Accountmanager Daan Jonkhout is aangeschoven namens Forbo Flooring Systems.
Bij een verse kop koffie legt Hetty uit dat de keuze voor Flotex niet zomaar tot stand kwam: “Aanvankelijk wilden we iets ontwerpen met staal en beton, passend bij de techniek van de HvA-faculteit. Bijkomend voordeel is dat je dat ook eenvoudig kunt schoonmaken. Keerzijde bleek echter de akoestiek. Zeker in zo’n grote open ruimte als deze zijn beton
en staal dan een no-go. Toch wilden we vasthouden aan het basisidee van een betonuitstraling, maar dan met een prettige akoestiek. In overleg met Daan Jonkhout zijn we toen op een Flotex-vloerbedekking uitgekomen, naast vloerafwerkingen met Marmoleum, Colorex en Surestep in andere ruimten. Projectinrichters VLAQ Groep en Maasdam verzorgden de uitvoering. 17.000 m², verdeeld over dertien verdiepingen.”
“Flotex is een prachtig product”, vindt Daan. “Je ervaart het als textieltapijt, maar het heeft iets heel eigens. Groot voordeel is dat je het prima kunt reinigen, zowel droog als nat, en qua akoestiek is het perfect voor een toepassing zoals in dit gebouw. En niet in de laatste plaats: met Flotex boden we Hetty de vrijheid van ontwerpen. De Flotex-tegels die hier liggen, zijn voor een deel speciaal voor dit project geproduceerd.”
“Een gebouw waarin studenten als vanzelf hun weg vinden: hoe mooi wil je het als interieurontwerper hebben?”
Producten Forbo
Flooring: 17.500 m2
Flotex tegels 382031 en 3 kleuren grijs op maat
Marmoleum Cocoa 3582
Marmoleum Piano 3625, 3645, 3647, 3651
Surestep Laguna 181092 en 181482
Colorex SD 150206
Hetty beaamt dit: “Bij EX INTERIORS zijn we met onze ontwerpen altijd op zoek naar de verbijzondering van een ruimte. Dit gebouw is ontworpen om modulair te kunnen inrichten en er in zones te werken. Daar hebben we met ons vloerenontwerp op ingespeeld, maar bijvoorbeeld ook met kleuraccenten op wanden en scheidingsgordijnen. Over elk detail is nagedacht en samen vormen die een uitgebalanceerd interieur, waarin het plezierig werken, studeren en verblijven is. In Forbo Flooring Systems hebben we een partner die hierin meedenkt en meegaat. Er zijn wel zeshonderd
“Het scheiden van ruimten en die tegelijk met elkaar verbinden”, noemt Hetty dit. “Groepjes studenten zonderen zich af, maar zoeken elkaar ook op, afhankelijk van de activiteit waar zij mee bezig zijn.”
De vier Flotex-kleurtonen op de vloer sluiten mooi op elkaar aan en felle kleuraccenten in rood, geel en blauw op wanden en gordijnen zorgen voor speelse overgangen en onderbrekingen. Bijzonder ook is de afwerking van betonwanden van strekmetalen rasterwerk met daarachter gerecyclede jeansstof. Niet alleen past dit mooi bij de rest van het interieur, het draagt ook bij aan de prettige akoestiek. In de visie van Hetty: “Als je als bezoeker of gebruiker van een gebouw ervaart dat alles klopt, dan hebben wij ons werk als ontwerper goed gedaan. Zij zien echter niet wat voor processen daar allemaal achter schuilgaan. Voor ons dus prettig om met een partner te werken die je adviseert en met je meedenkt. Zo kwamen we in overleg met Daan ook uit op Flotex. Het biedt het comfort en de uitstraling van tapijt en het gemak van Marmoleum.”
standaardkleuren in Flotex leverbaar, maar toch gingen wij deels voor een special. Om daarvoor de door ons gewenste kleurnuance te bereiken, hebben sommige proeven het niet gehaald, maar Daan ging door tot wij helemaal tevreden waren. Dat is dus een van de redenen dat wij al sinds de oprichting van EX INTERIORS met Forbo Flooring Systems werken. Ze leveren altijd topkwaliteit, er is nooit gezeur en als je iets speciaals wilt, dan staan ze voor je klaar met raad en daad.”
Tijd voor een rondgang. We nemen de lift om van bovenaf het atrium in te kunnen kijken. Het lijnenspel geeft een prachtig beeld van Hetty’s vloerontwerp, steeds terugkerend op de terrassen en looppaden in de open ruimte, waarin routes en werkzones duidelijk herkenbaar zijn. Hiervoor zijn vier tinten Flotex-tegels gebruikt, die in afgescheiden vlakken toch een samenhangend geheel vormen.
We volgen Hetty trap op, trap af door het gebouw, waarbij zij wijst op ontwerpdetails. Ook voor haar geldt dat zij sommige delen van het gebouw nu pas voor het eerst ziet nu ze net opgeleverd zijn. We komen langs technische ruimten waar de vloeren zijn afgewerkt met het geleidende Colorex en in werkplaatsen waar Surestep op de vloer ligt. Een docent kijkt tevreden rond tussen zijn studenten: “Dit gebouw is zoveel aantrekkelijker dan het oude gebouw waar wij vandaan komen. Hier hoef je studenten niet te wijzen op de mogelijkheden om aan hun project te werken, ze weten het zelf wel te vinden.” Hetty hoort het allemaal tevreden aan. Een gebouw waarin studenten als vanzelf hun weg vinden: hoe mooi wil je het als interieurontwerper hebben?
Meer weten over Flotex vloerbedekking? Scan de QR-code of ga naar forbo-flooring.nl/flotex.
Vanaf 1 augustus 2023 gaan ROC Friese Poort en het Friesland College samen verder als Firda. Dat is onlangs op feestelijke wijze bekend gemaakt. De naam Firda is afgeleid van het Scandinavische woord voor ‘vieren’ en is het resultaat van een uitgebreide zoektocht, waaraan verschillende medewerkers en studenten van beide scholen hebben deelgenomen.
“Wat voor mens je wilt zijn, is minstens zo belangrijk als het vak dat je uitoefent.” Remco Meijerink, voorzitter van het College van Bestuur, is ervan overtuigd dat Firda veel aandacht moet hebben voor persoonlijke ontwikkeling, door studenten te
verbinden met de wereld om hen heen. Die wereld wordt duurzamer, inclusiever en diverser. Dat vraagt om andere vaardigheden. ”Bij Firda stellen we studenten dan ook in staat om veel meer te leren dan een vak alleen. We verbinden studenten met elkaar en met de regio. Om met elkaar te leren, maar vooral ook om van elkaar te leren.”
Leer jezelf het leven door Door open te staan voor andere inzichten word je wendbaar en blijf je weerbaar. Het zorgt ervoor dat je nooit uitgeleerd hoeft te zijn. Dat sluit naadloos aan bij het motto van Firda, aldus Carlo Segers, lid van het College van Bestuur. “Wij stellen: ‘Leer jezelf het leven door.’ Bij Firda leiden we niet alleen jonge studenten op. We willen ervoor zorgen dat ze vaardig zijn om altijd door te blijven leren.” Dan
blijf je ontdekken wat je belangrijk vindt, wat jouw leven de moeite waard maakt. “Want je leert een vak op school, maar je ontdekt in de praktijk waar je gelukkig van wordt.”
Slagen in je vak én in je leven Wat echt waardevol is, wordt niet alleen bepaald door geld. Alice Muller, lid van het College van Bestuur: “Daarom zoeken we, in ons persoonlijk leven én ons werk, naar betekenisvolle relaties. Door jouw eigen wereld beter te maken, maak je de wereld om je heen beter.” Zo draagt Firda bij aan de regio, en draagt de regio bij aan Firda. “Wij verbinden vakmanschap aan de gemeenschap. Kennis aan verantwoordelijkheid. Vaardigheden aan een betekenisvol leven. Bij Firda willen we niet alleen dat je slaagt in je vak, we willen dat je slaagt in je leven.”
In het afgelopen jaar ging een groep medewerkers en studenten van beide scholen in samenwerking
staat voor een enorme opgave rond onderwijshuisvesting: een groot deel van de gebouwen voor funderend onderwijs (po en vo) is sterk verouderd, slecht geventileerd en niet duurzaam. Uit onderzoek blijkt dat schoolorganisaties en gemeenten voor renovatie en nieuwbouw te weinig geld hebben. Er is een minimale structurele investering nodig van zo’n 730 miljoen euro per jaar. Met de oplopende inflatie loopt het bedrag zelfs richting een miljard. Mariken Brink was lang hoofd facilitaire zaken bij Stichting Lucas Onderwijs, inmiddels doet ze dit werk bij SCOPE Scholengroep. Vanuit haar rol zit ze in de ‘Kopgroep onderwijshuisvesting’.
Thera Verdam zit als hoofdbeleidsmedewerker huisvesting bij KPOA in de kopgroep. Aanvankelijk ging het vooral om innovatieve aanbestedingsvormen waarin een bestuur partijen langer aan zich zou kunnen verbinden. Zodat je niet bij elk project weer met een totaal ander bouwteam om de tafel zit. Brink: ‘We merkten dat we in onze bouwtrajecten dingen dubbel zaten te doen. Zou je bepaalde onderdelen van zo’n proces niet kunnen standaardiseren? Neem bijvoorbeeld de installatie.
Die blijkt in de praktijk vaak niet aan de gestelde
eisen te voldoen. Als je kunt uitkomen bij één installatie die wél goed functioneert, kopen we die elke keer weer.’
De PORaad ziet veel voordelen in standaardisatie. Het zorgt bijvoorbeeld voor beheersbaarheid en betaalbaarheid, ook in de exploitatiefase.
Door kortere aanbestedingstrajecten kun je de doorlooptijd van een bouwproject verminderen.
En het helpt je als schoolorganisatie om binnen de bekostiging minimaal tot een goede basiskwaliteit te komen, met een functioneel gebouw dat bovendien duurzaam en inclusief is. Brink en Verdam herkennen deze voordelen vanuit hun kopgroepervaringen.
Standaardisatie is geen bezuiniging, het is juist een manier om binnen je budgetten tot betere kwaliteit te komen.’ Verdam vult haar aan: ‘Een school zet je neer voor veertig jaar, en vaak nog langer. Het zou niet slim zijn om in te leveren op kwaliteit. Een kwalitatief hoogstaand gebouw is immers veel duurzamer, ook in onderhoud, beheer en exploitatie.’
Brink: ‘We zijn aan het lobbyen om daarvoor geld te krijgen uit het Nationaal Groeifonds, waarmee
het kabinet investeert in initiatieven die zorgen voor economische groei voor de lange termijn. Dan kunnen we standaardisatie veel breder gaan uitrollen. Stel dat je zo 10% bespaart. Bij die jaarlijkse bouwopgave van 730 miljoen win je dan een mooi bedrag terug, dat ten goede kan komen aan het onderwijs.’ De kopgroep is in eerste instantie een kennisnetwerk van negen schoolorganisaties. Maar het is zeker de bedoeling dat ook anderen van de opgedane kennis en ervaring gaan profiteren. Inmiddels zijn de krachten gebundeld met RuimteOK. Ook zijn marktpartijen betrokken bij het verder verfijnen van het standaardPvE, waarbij praktijkervaringen binnen de kopgroep worden meegenomen. Voor Brink is het duidelijk: door standaardisering kunnen we in Nederland meer scholen in een hoger tempo vernieuwen. Daar hebben uiteindelijk alle kinderen baat bij. De ‘Kopgroep onderwijshuisvesting’ wordt gevormd door beleidsmedewerkers van Stichting BOOR, Stichting Carmel, Innoord, KPOA, Lucas Onderwijs, PCOU Willibrord, Stichting RVKO, SPO Utrecht en SCOPE Scholengroep. Deze organisaties vertegenwoordigen ongeveer 10% van het totaal aantal scholen in het funderend onderwijs.
met externe bureaus Skriptor Zigila (naamgeving) en adviesbureau Total Design (merk en design) op zoek naar een passende naam voor ons nieuwe ROC. Gezocht werd naar een naam die past bij de ambities, met een noordelijke klank voor onze school in Friesland en Noordelijk Flevoland. Ook moest de naam kort en krachtig zijn. En bovendien: een woord dat een beeld oproept dat je samen vorm kunt geven. Dat alle ruimte biedt om zo’n naam zelf van inhoud te voorzien en er een begrip van te maken.
De keuze viel op Firda. De naam klinkt eerst abstract. “Maar door de klank geeft Firda direct een positief en goed gevoel”, aldus Remco Meijerink. “Stevig en nuchter, maar ook opgewekt.” Firda is afgeleid van het Zweedse woord voor ‘vieren’. “Bij Firda vieren we de verbinding. Wij verbinden ons graag met de omgeving.” Ambitie is om zoveel mogelijk mensen in Friesland en Noordelijk Flevoland verder op weg te helpen naar een brede welvaart, waarin economische voorspoed en welzijn hand in hand gaan. “Betrokken mbo, met sterk en eigentijds onderwijs in nauwe samenwerking met de praktijk, kan hierin een sleutelrol spelen. Wij sluiten graag aan bij initiatieven die wij kunnen versterken en nemen hierbij ook het voortouw.”
Goede gebouwen zijn een basisvoorwaarde om uw onderwijsvisie te kunnen realiseren. Of u nu gaat verhuizen, verbouwen, of nieuw gaat bouwen: wij kennen het hele proces. We begeleiden u van het initiatief tot en met de exploitatie bij het ontwikkelen, realiseren en gebruiken van onderwijsgebouwen.
bbn adviseurs heeft ervaring met primair en voortgezet onderwijs, MBO, HBO en universiteiten. We ondersteunen met vastgoedadvies, huisvestingsadvies, bouwmanagement, bouwkostenmanagement en advies op het gebied van onderhoud en beheer.
Waar blinken Nederlanders in uit? Waarom is onze economie decennia succesvol? Bij de beantwoording van deze vraag kom je vaak uit op onze creativiteit. Door deze creativiteit behoort onze economie tot de grootste van de wereld ondanks de schaal van ons land en het kleine aantal inwoners. Nederlanders combineren handelsgeest met technisch vernuft en weten daarbij internationale samenwerkingen aan te gaan. Daarbij worden vaak niet voor de hand liggende oplossingen gekozen. Is het dan niet logisch om juist in het Nederlandse Onderwijs op die creativiteit de pijlen te richten? Dat klinkt natuurlijk voor de hand liggend. Helaas moet ik u teleurstellen. Wanneer onze kinderen op 4 jarige leeftijd het Nederlandse onderwijs instromen is 98% van hen nog creatief. Op 8 jarige leeftijd, dus in slechts 3 jaar tijd, weten wij met ons onderwijssysteem dat percentage te laten kelderen tot 32%. Wanneer het Nederlandse kind doorstroomt naar het voortgezet onderwijs is van deze creativiteit nog slechts 10% over.
Zowel in de politiek als bij het onderwijs wordt tegenwoordig gehamerd op lezen, schrijven en rekenen. Dit geeft een extra druk met als gevolg nog minder ruimte voor creativiteit. Hoe mooi zou het zijn dat in het onderwijs het talent van het kind echt centraal staat. Want het is duidelijk dat naast het lezen, schrijven en rekenen wij andere kwaliteiten nodig hebben in onze maatschappij, nu maar ook in de toekomst! Deze kwaliteiten kunnen liggen op het vlak van bijvoorbeeld ambacht, sociale intelligentie, out of the box denken, muziek, kunst, sport.
Laten wij afstappen van een blauwdruk vormpje waardoor elk Nederlands kind geperst wordt. Laten wij kwaliteiten en talenten van onze kinderen versterken. Hen ruimte en mogelijkheden bieden om hun kwaliteiten uit te bouwen. Welkom in een creatieve toekomst!
Maarten van der Vaart | Tausch Onderwijs | Ambassadeur belevingsonderwijs maarten@tauschonderwijs.nl
Intelligent hergebruiken is het thema van nummer 4, dat begin maart 2023 weer in uw bus valt. Begrippen als onderhoud, renovatie of nieuwbouw hebben een andere betekenis gekregen. Intelligent verduurzamen staat voorop, waarbij ook naar de verbinding met de omgeving wordt gekeken; vervolgens vindt pas de afweging plaats of nieuwbouw of een duurzame renovatie of transformatie aan de orde is. De betekenis van de plek speelt in alle gevallen mee!
Hieronder een greep van de artikelen: Groot interview met Freddy Weima, voorzitter PO Raad: Over kwaliteit, continuïteit en gezonde gebouwen.
Nieuwbouw Dynamica XL Wormerveer: De beste akoestiek voor een bijzondere doelgroep.
IKC De Regenboog in Nieuwendijk: Nieuw kindcentrum verbonden met wijkfuncties. Ensemble van vier verbonden huisjes: Onderlinge verbinding kern nieuwe Hellenbroekschool.
Openbare Jenaplanschool Fridtjof Nansen: Een geweldig nieuw gebouw na jarenlang wachten.
Terugblik Nationale Onderwijs Tentoonstelling: Voor ontwikkeling en groei!
Facelift Zuiderzeemuseum: Nieuw leven voor gebouwen buitenmuseum. Nieuwe IKC Noord Roelofarendsveen: Sportpad verbindt vitale voorzieningen.
Schooldomein
Magazine voor de perfecte leef, leer en werkomgeving sinds 1988. Schooldomein verschijnt zes keer per jaar. Op internet: www.schooldomein.nl.
Schooldomein is een uitgave van Schooldomein Relaties en Ten Brink Uitgevers
Sibo Arbeek, Natascha Bruinstroop, Brenda Breems Vaste medewerkers
Adri Pijnenburg, Anje Romein, Kees Rutten (fotografie), en Martine Sprangers (fotografie).
De redactie en de partners van Schooldomein onder voorzitterschap van Edward van der Zwaag.
Contactweg 66, 1014 BW Amsterdam, tel 0682548370
Email: info@schooldomein.nl
Arrangementen partners Schooldomein. Voor het plaatsen van artikelen, advertenties of advertorials in het magazine Schooldomein, kunt u contact opnemen met Brenda Breems van Schooldomein Relaties, Contactweg 66, 1014 BW Amsterdam, telefoon 0682548370, brenda.breems@schooldomein.nl. Voor de online activiteiten van Schooldomein (website en sociale media) kunt u contact opnemen met Natascha Bruinstroop, natascha@fizz.nl.
De advertentietarieven en arrangementen van Schooldomein vindt u op www.schooldomein.nl. Abonnementen
Betaling, opgave, abonnement, opzegging en adreswijziging kunt u doorgeven aan Administratie Schooldomein, Postbus 1064, 7940 KB Meppel, tel (085) 27 36 36 7, email: sdo@tenbrinkuitgevers.nl. Schooldomein verschijnt zes keer per jaar in controlled circulation voor alle instellingen in het primair, voortgezet, middelbaar (ROC’s) en hoger onderwijs (hbo en wo). Elke instelling krijgt op instellingsnaam een exemplaar toegestuurd. Daarnaast krijgen alle gemeenten Schooldomein toegestuurd. Voor meerdere exemplaren alsmede voor abonnementen voor particulieren, instellingen en bedrijven geldt een abonnementsprijs van e 46,20 voor losse nummers e 8,20 incl. verzendkosten.
Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk 1 september van het lopende abonnementsjaar worden opgezegd bij de administratie van drukkerij Ten Brink. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.
Productie
Vormgeving en website: FIZZ | Digital Agency – fizz.nl Schooldomein wordt mede mogelijk gemaakt door een groot aantal partners. Een overzicht daarvan vindt u op pagina 3.
Volle klassen en capaciteitsproblemen.
Vrijwel iedere school heeft ermee te maken. Vrijwel iedere school zoekt er oplossingen voor. Met haar mobiele wandsystemen draagt BREEDVELD bij aan de zo gewenste oplossing. Door klassen te scheiden om in rust te kunnen werken of juist te openen zodat één docent twee klassen kan instrueren. Dat het werkt, blijkt uit de praktijk. Bekijk onze impressies op breedveld.com of bel onze deskundige op 0487 - 54 28 88.
Mobiele paneelwanden, geluidsisolerende schuifwanden, mobiele glaswanden of vouwwanden. Onze producten hangen op honderden scholen in Nederland en België.
www.breedveld.com