Legenda Symbolen
De diverse vaardigheden en de vele afwisselende oefeningen per vaardigheid worden in de docentenhandleiding uitvoerig beschreven.
Lezen
Bij de vaardigheid ‘lezen’ zijn er veel én gevarieerde opdrachten samengesteld. Hierbij is ook enige aandacht voor ‘Deutschlandkunde’.
Luisteren
De audiofragmenten kunnen vanaf de Scholar-site met een computer, laptop of smartphone worden beluisterd. De opnames zijn niet al te lang en ‘opgeknipt’ in korte fragmenten.
Spreken
De vaardigheid ‘spreken’ wordt geoefend aan de hand van Nederlandse woorden en korte zinnetjes of naar aanleiding van vragen in het Duits.
Gesprekken voeren
Nadat een bepaald onderwerp meerdere keren in lees- en luisteroefeningen, bij de theorie en/of in een idioomlijstje aan de orde is geweest, volgen de gesprekken.
Schrijven
Bij de schrijfopdrachten worden bepaalde regels toegepast in oefeningen, appjes en e-mailtjes. Verder moeten korte Nederlandse zinnetjes, appjes en e-mails worden vertaald, waarbij de Duitse woorden in een kader door elkaar staan.
Theorie
Bij ‘theorie’ wordt de uitspraak zeer uitvoerig behandeld. Verder komen enkele algemene onderwerpen en de basisgrammatica aan de orde. Deze onderwerpen en grammatica worden aangegeven in de voorafgaande inhoudsopgave van de hoofdstukken.
Idioom
Er zijn diverse woordenlijsten D-N en N-D en verder nog woordenlijsten (N-D) die door de student moeten worden samengesteld bij enkele leesopdrachten.
de uitspraak 1
1.01 THEORIE
Het goed kunnen uitspreken van woorden en klanken bij een vreemde taal is erg belangrijk. Daarom begint dit eerste hoofdstuk met het bespreken van de uitspraak.
Wanneer je Duits praat, is het belangrijk dat je goed articuleert. Dat wil zeggen dat je bij het praten heel goed met je lippen beweegt. Daardoor ga je duidelijker en ook veel krachtiger praten. Wanneer je Duits praat, moet je het gevoel hebben, dat je overdreven aan het praten bent. Door zo nadrukkelijk te praten, worden sommige medeklinkers zoals p, t en k anders uitgesproken dan in het Nederlands. Doe je lippen maar eens stevig op elkaar en spreek maar eens
een ‘p’ heel krachtig uit. Dan hoor je achter deze ‘p’, ‘t’ en ‘k’ een ‘h’. De naam ‘Peter’ wordt in het Duits uitgesproken als ‘P(h)et(h)er’ en ‘een kopje koffie’ spreek je uit als ‘eine T(h)asse K(h)affee’.
Om je bij de uitspraak van het Duits te helpen, staan in dit hoofdstuk best wel veel uitspraakoefeningen. De oefeningen kun je ook beluisteren op de site. Je luistert eerst naar de uitspraak van een woord. Dan is er een pauze waarin jij hardop
“Om je met de Duitse uitspraak te helpen, staan op de site van Scholar enkele oefeningen”
het woord uitspreekt. Daarna hoor je dit woord nog een keer. Merk je dat je het woord precies zo hebt nagesproken, dan herhaal je de uitspraak en ga je verder met het volgende woord. Maar hoor je dat je het woord niet goed hebt uitgesproken, dan streep je dit woord aan of je kleurt dit woord met een marker. Aan het eind van de oefening of
Plaats een kurk tussen je tanden. Spreek één minuut over een willekeurig onderwerp. Klank en uitspraak klinken dan heel gek. Als je de kurk tussen je tanden vandaan haalt, zul je merken dat je ineens heel veel ruimte in je mond ervaart. Jouw articulatie past zich vanzelf aan. En nu klinkt het heel duidelijk en pittig!
“Wanneer je Duits praat, moet je zelf het gevoel hebben dat je erg overdreven aan het praten bent.”
op een later tijdstip oefen je deze woorden nog een keer en controleer je of je de juiste uitspraak goed hebt onthouden. Het beste is om samen met een medestudent de uitspraak te oefenen waarbij je elkaar verbetert.
Om je nog beter bij het oefenen van de uitspraak te helpen wordt in deze methode nog een extra ‘hulpmiddel’ gebruikt. Achter het Duitse woord staat dan tussen vierkante haakjes [ ] hoe het woord wordt uitgesproken. Dat ziet er een beetje gek uit en je zult hier even aan moeten wennen.
Tot slot nog twee hulpmiddelen bij deze aparte manier, om je te helpen bij de uitspraak: bij woorden met meer dan één lettergreep - wordt tussen de lettergrepen een verbindingsstreepje geplaatst en - de lettergreep waarop de klemtoon ligt, wordt onderstreept.
Voorbeeld: Het woordje ‘mooi’ vertaal je in het Duits met ‘schön’. Hierachter staat dan de uitspraak geschreven als [sjeun].
schön is de manier hoe je dit woord schrijft. [sjeun] is de manier hoe je dit woord uitspreekt.
Voorbeelden: de uitspraak die Aussprache [aows-sjpraa-che] de omgeving die Umgebung [oem-gee-boeng] vertrekken abfahren [ap-faa-ren] Duitsland Deutschland [doitsj-lant] de leraar der Lehrer [lee-rer] de lerares die Lehrerin [lee-re-rin]
Het is belangrijk, dat je in dit hoofdstuk al meteen veel leert over hoe je woorden in het Duits correct uitspreekt. Oefen de woorden bij de theorie en uitspraakoefeningen met behulp van de audio-opnames op de website van Scholar: www.scholarvof.nl. Lees de woorden, luister tegelijkertijd naar de audio en spreek de woorden dan hardop na.
“De uitspraak van het woordje ‘schön’ wordt aangegeven als [sjeun].”
woordenlijsten (D-N) 2.01
Leer de woordenlijsten Duits-Nederlands
die Sehenswürdigkeit de bezienswaardigheid
die Stadt - die Städte de stad - de steden
das Bundesland de deelstaat
die deutsche Einheit de Duitse eenwording
das Gebirge het gebergte
wandern lange wandeltocht maken
das Schloss het kasteel
das Märchen het sprookje
die Kreidefelsen de krijtrotsen der Freizeitpark het attractiepark die Achterbahn de achtbaan der Bau de bouw
dauern duren
die Insel het eiland wunderschön prachtig bis tot (bij tijd en plaats)
Duitsland: steden, bezienswaardigheden en feesten (1) 2.02
Bekijk de kaart van Duitsland met de deelstaten en de foto’s die betrekking hebben op bezienswaardigheden, attracties en een feest. Lees daarna de omschrijvingen a-h en zoek eventueel verdere informatie op internet. Vul nu de tabel in. Schrijf achter elk cijfer van de foto de letter van de omschrijving en daarnaast de Duitse naam van de bezienswaardigheid, attractie of feest.
a Diese sehr bekannte Sehenswürdigkeit in der Hauptstadt von Deutschland ist für viele das Symbol für die deutsche Einheit.
c Dieses Schloss in Bayern sieht aus wie ein Märchenschloss. Jedes Jahr besuchen 1,5 Millionen Touristen diese Sehenswürdigkeit.
e Dieser supergroße Freizeitpark hat mehr als 100 Attraktionen, darunter dreizehn (!) Achterbahnen.
g Diese Kathedrale ist eine der größten in der Welt. Der Bau hat vom Jahr 1248 bis 1880 gedauert.
b Dieses 2.962 Meter hohe Gebirge ist das höchste Gebirge in Deutschland. Hier kann man herrlich wandern und Ski fahren.
d Der größte Seehafen von Deutschland steht in Europa hinter Rotterdam und Antwerpen auf Platz 3.
f Dieses größte Volksfest in Europa wird mit viel Bier und Musik gefeiert und dauert 1618 Tage.
h Auf dieser Insel in der Ostsee befinden sich diese wunderschönen Kreidefelsen, die bis 118 Meter hoch sind.
foto letter a-h de Duitse namen van bezienswaardigheden, attracties of feesten
werkwoorden (1) - de tegenwoordige tijd
Wanneer we een Duits werkwoord vervoegen, gaan we steeds uit van de stam. We vinden de stam van een werkwoord door ‘-en’ van het hele werkwoord af te halen.
wonen - wohnen - stam = wohnkomen - kommen - stam = komm-
Achter de stam komen dan de uitgangen. Bij de vervoeging van werkwoorden gaan we steeds uit van de volgende personen:
ik ich
jij du persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud hij / zij / het er / sie*1 / es
wij wir
jullie ihr persoonlijke voornaamwoorden in het meervoud u / zij Sie*2 / sie*3
De vervoeging van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
ich wohn - e du wohn - st
er / sie*1 / es wohn - t
wir wohn - en
ihr wohn - t
Sie*2 / sie*3 wohn - en
Opmerkingen:
zij - sie*1 een vrouwelijk persoon
Mijn vriendin uit Duitsland heet Erika
ich komm - e du komm - st
er / sie*1 / es komm - t
wir komm - en
ihr komm - t
Sie*2 / sie*3 komm - en
Meine Freundin aus Deutschland heißt Erika en zij woont in Aken. und sie wohnt in Aachen.
u - Sie* 2 beleefdheidsvorm
Meneer Bachmann, woont u in Düsseldorf? Herr Bachmann, wohnen Sie in Düsseldorf?
zij - sie* 3 meerdere personen
Mijn vrienden uit Duitsland heten Bernd
Meine Freunde aus Deutschland heißen Bernd en Jürgen en zij wonen in Keulen. und Jürgen und sie wohnen in Köln.
2.04
werkwoorden (1) - vervoegen in de o.t.t. (rijtjes)
Vervoeg de werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. (o.t.t.) Schrijf steeds de hele werkwoordsvorm op.
bezoeken - besuchen zeggen - sagen
opbellen - anrufen
ich rufe an du er/sie/es
wir ihr Sie/sie
schrijven - schreiben leren - lernen
meedelen - mitteilen
ich teile mit du er/sie/es
wir ihr Sie/sie
welkom in mijn leven
3.14
woordenlijsten (N-D)
Leer de woordenlijsten Nederlands-Duits
de opleiding die Ausbildung (-en)
de basisschool die Grundschule (-n)
het voortgezet (NL) / die Sekundarschule (-n)
secundair (B) onderwijs
de VMBO-school die Hauptschule (-n)
de havo die Realschule (-n)
het atheneum, das Gymnasium
het gymnasium
het vwo-eindexamen das Abitur
de MBO-school die Berufsschule (-n)
het vak das Fach (“-er)
het bijbaantje der Nebenjob (-s)
de hulp (persoon) die Aushilfe (-n)
de vakkenvuller die Ladenhilfe (-n)
de kassière die Kassiererin (-nen)
de verkoper der Verkäufer (-)
de baby-/hondensitter der Baby-/Hundesitter
de bezorger der Kurierfahrer (-)
de hulp in de thuiszorg der Pflegehelfer (-)
oberen kellnern
reclame, de krant Werbung, die Zeitung rondbrengen austragen
de school - de opleiding 3.15
Schrijf eerst het antwoord op met behulp van de vraag, van de woordjes van 3.14 of zoek het woord op. Daarna oefen je het gesprek met een partner, waarbij je van rol wisselt.
1A Waar ben je naar de basisschool gegaan? Wo bist du zur Grundschule gegangen?
1B Ik ben in (naam van dorp / stad) ... naar de basisschool gegaan.
2A Welke opleiding doe je nu? Welche Ausbildung machst du jetzt?
2B Ik doe nu VMBO/MBO/havo/atheneum ... .
3A Welke vakken vind je saai? Welche Fächer findest du langweilig?
3B Ik vind ... saai.
4A Wat is jouw lievelingsvak? Was ist dein Lieblingsfach?
4B Mijn lievelingsvak is ... .
5A Hoe lang duurt een lesuur? Wie lange dauert eine Unterrichtsstunde?
5B Een lesuur duurt ... minuten.
6A Hoeveel lesuren heb je per week? Wie viele Unterrichtsstunden hast du pro Woche?
6B Ik heb ... lesuren per week.
7A Om hoe laat begint het eerste lesuur? Um wie viel Uhr fängt die erste Unterrichtsstunde an?
7B Het eerste lesuur begint om ... uur.
8A Tot hoe laat duurt de laatste les? Bis wie viel Uhr dauert die letzte Unterrichtsstunde?
8B De laatste les duurt tot ... uur.
9A Wil je na deze opleiding verder studeren? Möchtest du nach dieser Ausbildung weiterstudieren?
9B Ja / Nee, ik wil ... .
10A Welk beroep wil je later uitoefenen? Welchen Beruf möchtest du später ausüben?
10B Ik wil graag ... worden.
reizen met de auto 4.07
Zoek de ontbrekende Duitse woorden in het kader en vul deze in de tekst van het gesprek in. Schrijf deze woorden daarna ook naast de Nederlandse woorden in de woordenlijst van 4.08.
anfangen (fing an - angefangen) PKWs Verkehrsampeln Auto Umleitungen parken
Ausfahrt Zug Radarkontrollen LKWs Stopp! Führerschein Raststätte Verkehrsschild Polizei Reisebus fahren (fuhr - gefahren) (4x) Tankstelle Autobahn Staus
Werkstatt Verkehrsregeln
1A Hallo Bernd, ich habe gehört, dass du mit Freunden zu einem Konzert (rijden, o.t.t.)
2B Stimmt; am Samstag (rijden, o.t.t.) wir zum Konzert von SEEED in Hamburg.
3A Mit dem (trein) oder mit einem (touringcar) ?
4B Nein, wir wollen mit dem (auto) (rijden) !
5A Hast du denn den (rijbewijs) ?
6B Nein, nein, mein Bruder (rijden, o.t.t.) !
7A Okay und wann (beginnen, o.t.t.) die Reise ?
8B Am Samstagmorgen. Dann gibt es nur wenige (personenauto’s) und fast keine (vrachtauto’s) auf der (autosnelweg) . Dadurch gibt es viel weniger (files) und (wegomleggingen) .
Wenn wir hungrig sind, machen wir bei einer (wegrestaurant) eine kurze Pause. Da gibt es dann auch meistens eine (tankstation) , wo wir tanken können.
9A Kennst du die (verkeersregels) ? Weißt du zum Beispiel, was dieses (verkeersbord) bedeutet?
10B Natürlich! (Afrit) bedeutet, dass man da die Autobahn verlassen kann. Am Ende steht ein Schild mit (stop!): oder es gibt dort (stoplichten) .
Auch muss man gut darauf achten, wo man das Auto (parkeren, o.t.t.) und vor allem wie lange. Und ... nicht zu schnell fahren, denn die (politie) ist sehr streng und es gibt an vielen Stellen (radarcontroles) !
Aber heute Nachmittag bringt mein Bruder den Wagen zuerst noch zur Inspektion in die (garage)
11A Dann wünsche ich dir schon eine angenehme Reise und viel Spaß beim Konzert!
gute Lage - modern - guter Service - günstige Preise
a&o Hostel Berlin Mitte
Gäste zahlen eine Übernachtungssteuer. Informieren Sie sich hier
Kostenfreie Stornierung zu geringem Mehrpreis! Wenn Sie gerne flexibel bleiben möchten, empfehlen wir unsere FLEX-Preise. So ist Planänderung kein Problem.
Unser Beitrag für mehr Sicherheit:
- Der Webcheck-in am Vortag verkürzt Wartezeiten in der Lobby.
- Der Self Check-in Kiosk ermöglicht kontaktlosen Check-in, inklusive Zimmerschlüsselausgabe.
- Der Mobile Key ist der Zimmerschlüssel auf dem Handy. Kein Anstehen in der Lobby, kein Kontakt notwendig.
Alexanderplatz, East Side Gallery: alles in der Nähe. Unser größtes Berliner a&o hat ein neues Design mit schöner Lobby und großer Terrasse. Die Zimmer sind modern ausgestattet und verfügen alle über ein eigenes Bad. Schnelles WLAN gibt es im ganzen Haus und ist auf allen Zimmern gratis. Rezeption und Bar stehen rund um die Uhr mit Drinks und Snacks zur Verfügung.
informatie op internet over accommodaties
Lees eerst de informatie over het a&o Hostel in Berlijn. Beantwoord daarna de vragen of omcirkel het juiste antwoord a of b.
1 In dit hostel maak je voor de toegang tot jouw a app op jouw mobiel. kamer gebruik van een ... b plastic sleutelkaart.
2 De receptie van het a&o Hostel Berlin Mitte a Goed is helaas niet 24/7 (dag en nacht) geopend. b Fout
3 Wat moet er behalve de kamerprijs verder nog Duits woord: betaald worden? (Duits én Nederl. woord!) Nederl. woord:
4 Het hostel heeft een goede ligging ... a vlakbij het centrum. b enkele kilometers van het centrum verwijderd.
5 Wanneer je bij het hostel de mogelijkheid wilt a kan dat met een kleine bijbetaling. hebben om te annuleren, dan ... b is dat altijd gratis.
6 Je kunt hier naar je kamer gaan, zonder dat a Goed je je moet aanmelden bij de receptie. b Fout
7 Dit hostel is alleen geschikt voor jeugdige a Goed gasten ook vanwege de zeer lage prijzen. b Fout
8 Wanneer je bij de receptie niet te lang wilt a de dag tevoren via de website inchecken. wachten, kun je het beste ... b in de voormiddag via de website inchecken.
9 Wat wordt er gezegd over de hostelkamers? 1. (Beantwoord de vraag in het Nederlands) 2.
5.14
woordenlijsten (D-N en N-D)
Leer de woordenlijsten Duits-Nederlands én Nederlands-Duits
die Anreise de heenreis
abbiegen (Auto) afslaan
die Tiefgarage de ondergrondse garage
das Erdgeschoss de begane grond
das Untergeschoss het souterrain
das Schild het bord (met aanwijzing)
benutzen gebruiken
das Frühstück het ontbijt
der Garten de tuin
der Konferenzraum de vergaderzaal
geeignet geschikt
ausgestattet uitgerust
die U-Bahn de metro
die Straßenbahn de tram
de bezienswaardig- die Sehenswürdigkeit heid (-en)
het openbaar vervoer die öffentlichen Verkehrsmittel (meerv.)
de stadsbus der Stadtbus (-se)
de tram die Straßenbahn (-en)
de sneltram die S-Bahn (-en)
de metro die U-Bahn (-en)
het kaartje (bij reizen) die Fahrkarte (-n)
het ticket das Ticket (-s)
het enkeltje (de rit) die Einzelfahrt (-en)
de dagkaart die Tageskarte (-n)
onbeperkt reizen unbeschränkt reisen in- en uitstappen ein- und aussteigen
die Taste de toets (van apparaat)
das Konto de rekening (bij de bank)
Geld abheben geld afhalen (automaat)
Scheine entnehmen biljetten nemen (automaat)
die Quittung de kwitantie
bestätigen bevestigen
das Denkmal het standbeeld
die Fläche de oppervlakte
unterschiedlich verschillend
die Malerei de schilderkunst
der Verkehrsknoten- het verkeersknoop-
punkt punt
die Glaskuppel de glazen koepel
plattegrond van de stad der Stadtplan (“-e)
de dienstregeling der Fahrplan (“-e)
de halte die Haltestelle (-n)
in de buurt in der Nähe
de entreeprijs der Eintrittspreis (-e)
de dierentuin der Zoo (-s)
het kasteel das Schloss (“-er)
het marktplein der Marktplatz (“-e)
de toren der Turm (“-e)
het plein der Platz (“-e)
de muur die Mauer (-n)
het museum (musea) das Museum (Museen)
het gebouw das Gebäude (-)
5.15
een stad bezichtigen
aber Mach’s gut die Stadtwanderung
(-en) schicken die Bahnreise (-n)
gleich das Bild (-er) noch längst
Urlaub machen (+ haben) unterwegs sein
anstrengend alle
Hallo Dieter,
Hoe is het? Ben je al met vakantie geweest? De treinreis naar Berlijn was erg vermoeiend. Ik was acht uur onderweg! Berlijn is een heel mooie stad. De stadswandelingen waren heel interessant. Ik heb al veel bezienswaardigheden bezocht, maar nog lang niet allemaal. Het weer is ook heerlijk, 20 graden! Ik zal zo meteen enkele foto’s sturen!
Het beste ermee! Groetjes,