Wie Geht's Duits A1

Page 1

Wie geht’s?

Duits A1 Duits

2 Hoofdstuk 1 - uitspraak Lezen uitgaan 28 Luisteren uitspraakoefening (1) - klinkers 15 uitspraakoefening (2) - klinkers 17 uitspraakoefening (3) - ‘Umlaut’ en tweeklanken 21 de hoofdtelwoorden (1) - 0 tot 20 22-23 uitspraakoefening (4) - medeklinkers 25 de hoofdtelwoorden (2) - vanaf 21 26-27 Spreken Gesprekken voeren Schrijven de spelling - hoofdletter of kleine letter 18-19 de hoofdtelwoorden (2) - vanaf 21 27 het geslacht van het zelfstandig naamwoord 31 Idioom Woordenlijsten 16, 21, 25,29 Theorie uitleg over uitspraak 12-13 de uitspraak (1) - klinkers 14 de uitspraak (2) - klinkers 16 het zelfstandig naamwoord 18 de uitspraak (3) - ‘Umlaut’ en tweeklanken 20 de hoofdtelwoorden (1) - 0 tot 20 22 de uitspraak (4) - medeklinkers 24 de hoofdtelwoorden (2) - vanaf 21 26 het geslacht van het zelfstandig naamwoord 30 Taalpuzzels taalpuzzel - algemeen 23 taalpuzzel - muziek: Einmal um die Welt - CRO 32-33
3 Hoofdstuk 2 - de eerste contacten Lezen Duitsland: steden, bezienswaardigheden en feesten (1) 36-37 de aanspreekvormen ‘du’ en ‘Sie’ 43 Duitsland: steden, bezienswaardigheden en feesten (2) 46-47 WhatsApp: de bus gemist 51-52 WhatsApp: op bezoek komen 54 Luisteren begroeten en jezelf voorstellen 41 Nette Begegnung - Oliver Gies 56 Spreken begroeten, jezelf en anderen voorstellen, namen spellen 42 Gesprekken voeren Schrijven werkwoorden (1) - vervoegen in de o.t.t. (rijtjes) 39 werkwoorden (1) - vervoegen in de o.t.t. (zinnen) 40 werkwoorden (2) ‘hebben’ en ‘zijn’ (o.t.t. - o.v.t. - voltooid deelwoord) 49 de bezittelijke voornaamwoorden 50 vragen stellen en vragen beantwoorden 52-53 Idioom Woordenlijsten 37, 40, 44, 47, 56 Theorie werkwoorden (1) - de tegenwoordige tijd 38 begroeten, jezelf voorstellen, je naam spellen 42 de aanspreekvormen ‘du’ en ‘Sie’ 43 de werkwoorden (2) ‘hebben’ en ‘zijn’ (o.t.t. - o.v.t. - voltooid deelwoord) 48 de bezittelijke voornaamwoorden 50 vragen stellen met vragende voornaamwoorden 52 het schrijven van een appje of e-mailtje 54 g één trema in het Duits 55 Taalpuzzels taalpuzzel - algemeen 45 taalpuzzel - muziek: Nette Begegnung - Oliver Gies 57
4 Hoofdstuk 3 - welkom in mijn leven Lezen de indeling van een huis 64 mijn kamer 66 shoppen 78 voorgedrukte kaarten met standaard boodschappen 80-81 Luisteren uitspraakoefening - de klinkers u / ü en o / ö 79 Willkommen in meinem Leben - Joel Brandenstein 83 Spreken wonen en het huis waarin je woont 65 het bijbaantje 72 de hobby 76-77 Gesprekken voeren het gezin en de familie 60-61 de school - de opleiding 71 Schrijven werkwoorden (3) - stam op -d, -t of -n (rijtjes) 62 werkwoorden (3) - stam op -d, -t of -n (zinnen) 63 sterke werkwoorden (4) met een ‘a’ in de stam 68 appje - samen naar een voetbalwedstrijd kijken 69 sterke werkwoorden (5) met een ‘e’ in de stam 74 Idioom Woordenlijsten 60, 64, 70, 75, 79, 81, 82 Theorie werkwoorden (3) stam op -d, -t of -n 62 sterke werkwoorden (4) met een ‘a’ in de stam 68 sterke werkwoorden (5) met een ‘e’ in de stam 73 Taalpuzzels taalpuzzel - algemeen 67
5 Hoofdstuk 4 - reizen Lezen woorden herkennen in krantenkoppen / tijdschriften 86 info over popgroepen, concerten, tijdstippen, prijzen 88-89 Ab in den Süden - SEED 91 reizen met de auto 92-93 kort geïllustreerd weerbericht 100 aanwijzingen op verkeersborden 102 informatie over reizen met de trein 104-105 een vliegreis boeken 112-113 Luisteren weer- en verkeersberichten op de radio 101 omroepberichten op het station 108 uitspraakoefening 111 Spreken het weer en de weersverwachting 101 Gesprekken voeren met de auto op vakantie 98-99 een treinkaartje kopen 106-107 op de luchthaven om informatie vragen 114 inchecken op de luchthaven 116-117 Schrijven rangtelwoorden - de dagen en de maanden 87 formulier invullen om iets aan te vragen op internet 90 onregelmatige werkwoorden (6) 95 WhatsApp: met de auto op vakantie 99 e-mail: reageren op een uitnodiging 103 onregelmatige werkwoorden (7) 110-111 Idioom Woordenlijsten 94, 96-97, 107, 116 Theorie rangtelwoorden - de dagen en de maanden 87 onregelmatige werkwoorden (6) 95 onregelmatige werkwoorden (7) 110 Taalpuzzels taalpuzzel - algemeen 109 taalpuzzel - muziek: Leichtes Gepäck - Silbermond 115

- de stad

6
Lezen informatie op internet over accommodaties 120-121 gasten hebben van tevoren gereserveerd en checken in 126 informatie over een hotel 128-129 instructies bij een geldautomaat 133 bezienswaardigheden in Berlijn 136-137 uit eten in een restaurant 148 Luisteren inchecken in een hotel 124-125 informatie over openbaar vervoer, parkeren, museum 132-133 informatie over bezienswaardigheden in Berlijn 140-141 uit eten in een restaurant 146-147 Spreken gerechten op een menukaart bij een fastfoodketen 144-145 Gesprekken voeren informatie vragen over een hostel 122-123 gasten hebben van tevoren gereserveerd en checken in 127 in het hostel informeren naar allerlei activiteiten 130-131 informeren naar het reizen met het openbaar vervoer 134-135 vragen stellen over tentoonstellingen, evenementen, bezienswaardigheden 142-143 uit eten in een restaurant 149 Schrijven WhatsApp: een stad bezichtigen 139 Idioom Woordenlijsten 122, 125, 138, 147 150 Theorie Taalpuzzels taalpuzzel - muziek: Liebe deine Stadt - Cat Ballou, Mo-Torres, Lukas Podolski 150-151
Hoofdstuk 5

Legenda Symbolen

De diverse vaardigheden en de vele afwisselende oefeningen per vaardigheid worden in de docentenhandleiding uitvoerig beschreven.

Lezen

Bij de vaardigheid ‘lezen’ zijn er veel én gevarieerde opdrachten samengesteld. Hierbij is ook enige aandacht voor ‘Deutschlandkunde’.

Luisteren

De audiofragmenten kunnen vanaf de Scholar-site met een computer, laptop of smartphone worden beluisterd. De opnames zijn niet al te lang en ‘opgeknipt’ in korte fragmenten.

Spreken

De vaardigheid ‘spreken’ wordt geoefend aan de hand van Nederlandse woorden en korte zinnetjes of naar aanleiding van vragen in het Duits.

Gesprekken voeren

Nadat een bepaald onderwerp meerdere keren in lees- en luisteroefeningen, bij de theorie en/of in een idioomlijstje aan de orde is geweest, volgen de gesprekken.

Schrijven

Bij de schrijfopdrachten worden bepaalde regels toegepast in oefeningen, appjes en e-mailtjes. Verder moeten korte Nederlandse zinnetjes, appjes en e-mails worden vertaald, waarbij de Duitse woorden in een kader door elkaar staan.

Theorie

Bij ‘theorie’ wordt de uitspraak zeer uitvoerig behandeld. Verder komen enkele algemene onderwerpen en de basisgrammatica aan de orde. Deze onderwerpen en grammatica worden aangegeven in de voorafgaande inhoudsopgave van de hoofdstukken.

Idioom

Er zijn diverse woordenlijsten D-N en N-D en verder nog woordenlijsten (N-D) die door de student moeten worden samengesteld bij enkele leesopdrachten.

7

de uitspraak 1

1.01 THEORIE

Het goed kunnen uitspreken van woorden en klanken bij een vreemde taal is erg belangrijk. Daarom begint dit eerste hoofdstuk met het bespreken van de uitspraak.

Wanneer je Duits praat, is het belangrijk dat je goed articuleert. Dat wil zeggen dat je bij het praten heel goed met je lippen beweegt. Daardoor ga je duidelijker en ook veel krachtiger praten. Wanneer je Duits praat, moet je het gevoel hebben, dat je overdreven aan het praten bent. Door zo nadrukkelijk te praten, worden sommige medeklinkers zoals p, t en k anders uitgesproken dan in het Nederlands. Doe je lippen maar eens stevig op elkaar en spreek maar eens

een ‘p’ heel krachtig uit. Dan hoor je achter deze ‘p’, ‘t’ en ‘k’ een ‘h’. De naam ‘Peter’ wordt in het Duits uitgesproken als ‘P(h)et(h)er’ en ‘een kopje koffie’ spreek je uit als ‘eine T(h)asse K(h)affee’.

Om je bij de uitspraak van het Duits te helpen, staan in dit hoofdstuk best wel veel uitspraakoefeningen. De oefeningen kun je ook beluisteren op de site. Je luistert eerst naar de uitspraak van een woord. Dan is er een pauze waarin jij hardop

“Om je met de Duitse uitspraak te helpen, staan op de site van Scholar enkele oefeningen”

het woord uitspreekt. Daarna hoor je dit woord nog een keer. Merk je dat je het woord precies zo hebt nagesproken, dan herhaal je de uitspraak en ga je verder met het volgende woord. Maar hoor je dat je het woord niet goed hebt uitgesproken, dan streep je dit woord aan of je kleurt dit woord met een marker. Aan het eind van de oefening of

Plaats een kurk tussen je tanden. Spreek één minuut over een willekeurig onderwerp. Klank en uitspraak klinken dan heel gek. Als je de kurk tussen je tanden vandaan haalt, zul je merken dat je ineens heel veel ruimte in je mond ervaart. Jouw articulatie past zich vanzelf aan. En nu klinkt het heel duidelijk en pittig!

10 hoofdstuk 1
“Wanneer je Duits praat, moet je zelf het gevoel hebben dat je erg overdreven aan het praten bent.”

op een later tijdstip oefen je deze woorden nog een keer en controleer je of je de juiste uitspraak goed hebt onthouden. Het beste is om samen met een medestudent de uitspraak te oefenen waarbij je elkaar verbetert.

Om je nog beter bij het oefenen van de uitspraak te helpen wordt in deze methode nog een extra ‘hulpmiddel’ gebruikt. Achter het Duitse woord staat dan tussen vierkante haakjes [ ] hoe het woord wordt uitgesproken. Dat ziet er een beetje gek uit en je zult hier even aan moeten wennen.

Tot slot nog twee hulpmiddelen bij deze aparte manier, om je te helpen bij de uitspraak: bij woorden met meer dan één lettergreep - wordt tussen de lettergrepen een verbindingsstreepje geplaatst en - de lettergreep waarop de klemtoon ligt, wordt onderstreept.

Voorbeeld: Het woordje ‘mooi’ vertaal je in het Duits met ‘schön’. Hierachter staat dan de uitspraak geschreven als [sjeun].

schön is de manier hoe je dit woord schrijft. [sjeun] is de manier hoe je dit woord uitspreekt.

Voorbeelden: de uitspraak die Aussprache [aows-sjpraa-che] de omgeving die Umgebung [oem-gee-boeng] vertrekken abfahren [ap-faa-ren] Duitsland Deutschland [doitsj-lant] de leraar der Lehrer [lee-rer] de lerares die Lehrerin [lee-re-rin]

Het is belangrijk, dat je in dit hoofdstuk al meteen veel leert over hoe je woorden in het Duits correct uitspreekt. Oefen de woorden bij de theorie en uitspraakoefeningen met behulp van de audio-opnames op de website van Scholar: www.scholarvof.nl. Lees de woorden, luister tegelijkertijd naar de audio en spreek de woorden dan hardop na.

11 de uitspraak
“De uitspraak van het woordje ‘schön’ wordt aangegeven als [sjeun].”
Hamburg Niedersachsen
Berlin Thüringen Hessen Sachsen
REPUBLIK
Bayern
Württemberg NordrheinWestfalen SachsenAnhalt SchleswigHolstein
Vorpommern RheinlandPfalz Saarland 1 2 3 4 5 6 7 8 SCHWEIZ
LUXEMBURG BELGIEN
DÄNEMARK POLEN OSTSEE
Brandenburg
TSCHECHISCHE
ÖSTERREICH
Baden-
Mecklenburg-
FRANKREICH
NIEDERLANDE
NORDSEE

woordenlijsten (D-N) 2.01

Leer de woordenlijsten Duits-Nederlands

die Sehenswürdigkeit de bezienswaardigheid

die Stadt - die Städte de stad - de steden

das Bundesland de deelstaat

die deutsche Einheit de Duitse eenwording

das Gebirge het gebergte

wandern lange wandeltocht maken

das Schloss het kasteel

das Märchen het sprookje

die Kreidefelsen de krijtrotsen der Freizeitpark het attractiepark die Achterbahn de achtbaan der Bau de bouw

dauern duren

die Insel het eiland wunderschön prachtig bis tot (bij tijd en plaats)

Duitsland: steden, bezienswaardigheden en feesten (1) 2.02

Bekijk de kaart van Duitsland met de deelstaten en de foto’s die betrekking hebben op bezienswaardigheden, attracties en een feest. Lees daarna de omschrijvingen a-h en zoek eventueel verdere informatie op internet. Vul nu de tabel in. Schrijf achter elk cijfer van de foto de letter van de omschrijving en daarnaast de Duitse naam van de bezienswaardigheid, attractie of feest.

a Diese sehr bekannte Sehenswürdigkeit in der Hauptstadt von Deutschland ist für viele das Symbol für die deutsche Einheit.

c Dieses Schloss in Bayern sieht aus wie ein Märchenschloss. Jedes Jahr besuchen 1,5 Millionen Touristen diese Sehenswürdigkeit.

e Dieser supergroße Freizeitpark hat mehr als 100 Attraktionen, darunter dreizehn (!) Achterbahnen.

g Diese Kathedrale ist eine der größten in der Welt. Der Bau hat vom Jahr 1248 bis 1880 gedauert.

b Dieses 2.962 Meter hohe Gebirge ist das höchste Gebirge in Deutschland. Hier kann man herrlich wandern und Ski fahren.

d Der größte Seehafen von Deutschland steht in Europa hinter Rotterdam und Antwerpen auf Platz 3.

f Dieses größte Volksfest in Europa wird mit viel Bier und Musik gefeiert und dauert 1618 Tage.

h Auf dieser Insel in der Ostsee befinden sich diese wunderschönen Kreidefelsen, die bis 118 Meter hoch sind.

foto letter a-h de Duitse namen van bezienswaardigheden, attracties of feesten

13 de eerste contacten
1 2 3 4 5 6 7 8

werkwoorden (1) - de tegenwoordige tijd

Wanneer we een Duits werkwoord vervoegen, gaan we steeds uit van de stam. We vinden de stam van een werkwoord door ‘-en’ van het hele werkwoord af te halen.

wonen - wohnen - stam = wohnkomen - kommen - stam = komm-

Achter de stam komen dan de uitgangen. Bij de vervoeging van werkwoorden gaan we steeds uit van de volgende personen:

ik ich

jij du persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud hij / zij / het er / sie*1 / es

wij wir

jullie ihr persoonlijke voornaamwoorden in het meervoud u / zij Sie*2 / sie*3

De vervoeging van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)

ich wohn - e du wohn - st

er / sie*1 / es wohn - t

wir wohn - en

ihr wohn - t

Sie*2 / sie*3 wohn - en

Opmerkingen:

zij - sie*1 een vrouwelijk persoon

Mijn vriendin uit Duitsland heet Erika

ich komm - e du komm - st

er / sie*1 / es komm - t

wir komm - en

ihr komm - t

Sie*2 / sie*3 komm - en

Meine Freundin aus Deutschland heißt Erika en zij woont in Aken. und sie wohnt in Aachen.

u - Sie* 2 beleefdheidsvorm

Meneer Bachmann, woont u in Düsseldorf? Herr Bachmann, wohnen Sie in Düsseldorf?

zij - sie* 3 meerdere personen

Mijn vrienden uit Duitsland heten Bernd

Meine Freunde aus Deutschland heißen Bernd en Jürgen en zij wonen in Keulen. und Jürgen und sie wohnen in Köln.

14 hoofdstuk 2
THEORIE 2.03

2.04

werkwoorden (1) - vervoegen in de o.t.t. (rijtjes)

Vervoeg de werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. (o.t.t.) Schrijf steeds de hele werkwoordsvorm op.

bezoeken - besuchen zeggen - sagen

opbellen - anrufen

ich rufe an du er/sie/es

wir ihr Sie/sie

schrijven - schreiben leren - lernen

meedelen - mitteilen

ich teile mit du er/sie/es

wir ihr Sie/sie

15 de eerste contacten
anrufen

welkom in mijn leven

3

3.14

woordenlijsten (N-D)

Leer de woordenlijsten Nederlands-Duits

de opleiding die Ausbildung (-en)

de basisschool die Grundschule (-n)

het voortgezet (NL) / die Sekundarschule (-n)

secundair (B) onderwijs

de VMBO-school die Hauptschule (-n)

de havo die Realschule (-n)

het atheneum, das Gymnasium

het gymnasium

het vwo-eindexamen das Abitur

de MBO-school die Berufsschule (-n)

het vak das Fach (“-er)

het bijbaantje der Nebenjob (-s)

de hulp (persoon) die Aushilfe (-n)

de vakkenvuller die Ladenhilfe (-n)

de kassière die Kassiererin (-nen)

de verkoper der Verkäufer (-)

de baby-/hondensitter der Baby-/Hundesitter

de bezorger der Kurierfahrer (-)

de hulp in de thuiszorg der Pflegehelfer (-)

oberen kellnern

reclame, de krant Werbung, die Zeitung rondbrengen austragen

hoofdstuk 3 18

de school - de opleiding 3.15

Schrijf eerst het antwoord op met behulp van de vraag, van de woordjes van 3.14 of zoek het woord op. Daarna oefen je het gesprek met een partner, waarbij je van rol wisselt.

1A Waar ben je naar de basisschool gegaan? Wo bist du zur Grundschule gegangen?

1B Ik ben in (naam van dorp / stad) ... naar de basisschool gegaan.

2A Welke opleiding doe je nu? Welche Ausbildung machst du jetzt?

2B Ik doe nu VMBO/MBO/havo/atheneum ... .

3A Welke vakken vind je saai? Welche Fächer findest du langweilig?

3B Ik vind ... saai.

4A Wat is jouw lievelingsvak? Was ist dein Lieblingsfach?

4B Mijn lievelingsvak is ... .

5A Hoe lang duurt een lesuur? Wie lange dauert eine Unterrichtsstunde?

5B Een lesuur duurt ... minuten.

6A Hoeveel lesuren heb je per week? Wie viele Unterrichtsstunden hast du pro Woche?

6B Ik heb ... lesuren per week.

7A Om hoe laat begint het eerste lesuur? Um wie viel Uhr fängt die erste Unterrichtsstunde an?

7B Het eerste lesuur begint om ... uur.

8A Tot hoe laat duurt de laatste les? Bis wie viel Uhr dauert die letzte Unterrichtsstunde?

8B De laatste les duurt tot ... uur.

9A Wil je na deze opleiding verder studeren? Möchtest du nach dieser Ausbildung weiterstudieren?

9B Ja / Nee, ik wil ... .

10A Welk beroep wil je later uitoefenen? Welchen Beruf möchtest du später ausüben?

10B Ik wil graag ... worden.

welkom in mijn leven 19

reizen met de auto 4.07

Zoek de ontbrekende Duitse woorden in het kader en vul deze in de tekst van het gesprek in. Schrijf deze woorden daarna ook naast de Nederlandse woorden in de woordenlijst van 4.08.

 anfangen (fing an - angefangen)  PKWs  Verkehrsampeln  Auto  Umleitungen  parken

 Ausfahrt  Zug  Radarkontrollen  LKWs  Stopp!  Führerschein  Raststätte  Verkehrsschild  Polizei  Reisebus  fahren (fuhr - gefahren) (4x)  Tankstelle  Autobahn  Staus

 Werkstatt  Verkehrsregeln

1A Hallo Bernd, ich habe gehört, dass du mit Freunden zu einem Konzert (rijden, o.t.t.)

2B Stimmt; am Samstag (rijden, o.t.t.) wir zum Konzert von SEEED in Hamburg.

3A Mit dem (trein) oder mit einem (touringcar) ?

4B Nein, wir wollen mit dem (auto) (rijden) !

5A Hast du denn den (rijbewijs) ?

6B Nein, nein, mein Bruder (rijden, o.t.t.) !

7A Okay und wann (beginnen, o.t.t.) die Reise ?

8B Am Samstagmorgen. Dann gibt es nur wenige (personenauto’s) und fast keine (vrachtauto’s) auf der (autosnelweg) . Dadurch gibt es viel weniger (files) und (wegomleggingen) .

Wenn wir hungrig sind, machen wir bei einer (wegrestaurant) eine kurze Pause. Da gibt es dann auch meistens eine (tankstation) , wo wir tanken können.

20 hoofdstuk 4
die Autofahrt

9A Kennst du die (verkeersregels) ? Weißt du zum Beispiel, was dieses (verkeersbord) bedeutet?

10B Natürlich! (Afrit) bedeutet, dass man da die Autobahn verlassen kann. Am Ende steht ein Schild mit (stop!): oder es gibt dort (stoplichten) .

Auch muss man gut darauf achten, wo man das Auto (parkeren, o.t.t.) und vor allem wie lange. Und ... nicht zu schnell fahren, denn die (politie) ist sehr streng und es gibt an vielen Stellen (radarcontroles) !

Aber heute Nachmittag bringt mein Bruder den Wagen zuerst noch zur Inspektion in die (garage)

11A Dann wünsche ich dir schon eine angenehme Reise und viel Spaß beim Konzert!

21 reizen

gute Lage - modern - guter Service - günstige Preise

a&o Hostel Berlin Mitte

Gäste zahlen eine Übernachtungssteuer. Informieren Sie sich hier

Kostenfreie Stornierung zu geringem Mehrpreis! Wenn Sie gerne flexibel bleiben möchten, empfehlen wir unsere FLEX-Preise. So ist Planänderung kein Problem.

Unser Beitrag für mehr Sicherheit:

- Der Webcheck-in am Vortag verkürzt Wartezeiten in der Lobby.

- Der Self Check-in Kiosk ermöglicht kontaktlosen Check-in, inklusive Zimmerschlüsselausgabe.

- Der Mobile Key ist der Zimmerschlüssel auf dem Handy. Kein Anstehen in der Lobby, kein Kontakt notwendig.

Alexanderplatz, East Side Gallery: alles in der Nähe. Unser größtes Berliner a&o hat ein neues Design mit schöner Lobby und großer Terrasse. Die Zimmer sind modern ausgestattet und verfügen alle über ein eigenes Bad. Schnelles WLAN gibt es im ganzen Haus und ist auf allen Zimmern gratis. Rezeption und Bar stehen rund um die Uhr mit Drinks und Snacks zur Verfügung.

22 hoofdstuk 5
Hostelleistungen Rund um die Uhr Service E-Auto Ladestation Fahrradverleih Geldautomat Gästeküche Hotelbar Kickertisch Kinderecke kostenloses WLAN Lobby TV Meetings Parkplatz Snacks Tickets Waschmaschine Arbeitsplatz
Entfernungen: Stadtzentrum 2,1 km Messe 10 km Flughafen 17 km Bahnhof 0,9 km ÖPNV 0,1 km
2 - Reisezeitraum wählen
1 - Anzahl Erwachsene / Kinder 3 - Zimmer & Preise anzeigen

informatie op internet over accommodaties

Lees eerst de informatie over het a&o Hostel in Berlijn. Beantwoord daarna de vragen of omcirkel het juiste antwoord a of b.

1 In dit hostel maak je voor de toegang tot jouw a app op jouw mobiel. kamer gebruik van een ... b plastic sleutelkaart.

2 De receptie van het a&o Hostel Berlin Mitte a Goed is helaas niet 24/7 (dag en nacht) geopend. b Fout

3 Wat moet er behalve de kamerprijs verder nog Duits woord: betaald worden? (Duits én Nederl. woord!) Nederl. woord:

4 Het hostel heeft een goede ligging ... a vlakbij het centrum. b enkele kilometers van het centrum verwijderd.

5 Wanneer je bij het hostel de mogelijkheid wilt a kan dat met een kleine bijbetaling. hebben om te annuleren, dan ... b is dat altijd gratis.

6 Je kunt hier naar je kamer gaan, zonder dat a Goed je je moet aanmelden bij de receptie. b Fout

7 Dit hostel is alleen geschikt voor jeugdige a Goed gasten ook vanwege de zeer lage prijzen. b Fout

8 Wanneer je bij de receptie niet te lang wilt a de dag tevoren via de website inchecken. wachten, kun je het beste ... b in de voormiddag via de website inchecken.

9 Wat wordt er gezegd over de hostelkamers? 1. (Beantwoord de vraag in het Nederlands) 2.

23 de stad
5.01 die Lobby

5.14

woordenlijsten (D-N en N-D)

Leer de woordenlijsten Duits-Nederlands én Nederlands-Duits

die Anreise de heenreis

abbiegen (Auto) afslaan

die Tiefgarage de ondergrondse garage

das Erdgeschoss de begane grond

das Untergeschoss het souterrain

das Schild het bord (met aanwijzing)

benutzen gebruiken

das Frühstück het ontbijt

der Garten de tuin

der Konferenzraum de vergaderzaal

geeignet geschikt

ausgestattet uitgerust

die U-Bahn de metro

die Straßenbahn de tram

de bezienswaardig- die Sehenswürdigkeit heid (-en)

het openbaar vervoer die öffentlichen Verkehrsmittel (meerv.)

de stadsbus der Stadtbus (-se)

de tram die Straßenbahn (-en)

de sneltram die S-Bahn (-en)

de metro die U-Bahn (-en)

het kaartje (bij reizen) die Fahrkarte (-n)

het ticket das Ticket (-s)

het enkeltje (de rit) die Einzelfahrt (-en)

de dagkaart die Tageskarte (-n)

onbeperkt reizen unbeschränkt reisen in- en uitstappen ein- und aussteigen

die Taste de toets (van apparaat)

das Konto de rekening (bij de bank)

Geld abheben geld afhalen (automaat)

Scheine entnehmen biljetten nemen (automaat)

die Quittung de kwitantie

bestätigen bevestigen

das Denkmal het standbeeld

die Fläche de oppervlakte

unterschiedlich verschillend

die Malerei de schilderkunst

der Verkehrsknoten- het verkeersknoop-

punkt punt

die Glaskuppel de glazen koepel

plattegrond van de stad der Stadtplan (“-e)

de dienstregeling der Fahrplan (“-e)

de halte die Haltestelle (-n)

in de buurt in der Nähe

de entreeprijs der Eintrittspreis (-e)

de dierentuin der Zoo (-s)

het kasteel das Schloss (“-er)

het marktplein der Marktplatz (“-e)

de toren der Turm (“-e)

het plein der Platz (“-e)

de muur die Mauer (-n)

het museum (musea) das Museum (Museen)

het gebouw das Gebäude (-)

24 hoofdstuk 5
Reichstagsgebäude
das

5.15

een stad bezichtigen

 aber  Mach’s gut  die Stadtwanderung

(-en)  schicken  die Bahnreise (-n)

 gleich  das Bild (-er)  noch längst

 Urlaub machen (+ haben)  unterwegs sein

 anstrengend  alle

Hallo Dieter,

Hoe is het? Ben je al met vakantie geweest? De treinreis naar Berlijn was erg vermoeiend. Ik was acht uur onderweg! Berlijn is een heel mooie stad. De stadswandelingen waren heel interessant. Ik heb al veel bezienswaardigheden bezocht, maar nog lang niet allemaal. Het weer is ook heerlijk, 20 graden! Ik zal zo meteen enkele foto’s sturen!

Het beste ermee! Groetjes,

25 de stad
Vertaal dit appje, waarbij je gebruik maakt van de woorden in het kader. die Stadtwanderung Dieter

Wie geht’s?

Duits A1 Duits

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.