pdf bestand word opdracht portfolio

Page 1

- Pagina 1: correctie sleutel

- Pagina 2: juist of fout vragen

- Pagina 4: open vragen

Inhoudsopgave

Pedagogische basis Casus peuter 1 1

CORRECTIESLEUTEL

VRAGEN BIJ DE CASUS ‘EEN DAG UIT HET LEVEN VAN DE 2-JARIGE FEBE’

A. Juist / ? / Fout-vragen

Als de stelling volgens jou fout is, verbeter deze dan, zodat ze wel juist is. Als de stelling volgens jou juist is, verantwoord dan waarom je dit denkt. Noteer op een apart blad de antwoorden. Geef ook het ontwikkelingsdomein aan. Omcirkel het vraagteken als je het echt niet weet.

1. Bij Febe zien we duidelijk tekenen van beginnend symbolisch denken.

J / ? / F

Ze kan immers een afwezig model nabootsen (auto onder kast uithalen zoals mama, op stoel staan om op kast te kunnen zoals Bart, konijn nadoen) en een verhaal vertellen over wat ze getekend heeft. Dit geeft aan dat haar voorstellingsvermogen verbeterd is, dat ze iets kan opslaan in haar geheugen en dit later terug kan oproepen om zelf na te bootsen. (Cognitieve ontwikkeling)

2. Febes perceptie dat het behang boos naar haar kijkt, is een voorbeeld van fysiognomisch waarnemen.

J / ? / F

Peuters geven voorwerpen een menselijke en vaak emotionele gelaatsuitdrukking. Er is nog verwarring tussen fantasie en realiteit. (Cognitieve ontwikkeling)

3. Uit het voorbeeld van de autootjes wordt duidelijk dat Febe nog geen objectpermanentie (zie hoofdstuk van de baby) beheerst.

J / ? / F

Pedagogische basis Casus peuter 2 2 1
1 Voetnoot!

Objectpermanentie betekent het besef dat een voorwerp nog bestaat, ook al zie je het niet meer. Dit is al ontwikkeld tijdens de babyfase. Febe gaat nu juist op zoek naar de ‘verdwenen’ autootjes. (Cognitieve ontwikkeling)

4. Het knuffeldoekje is een voorbeeld van een transitioneel object.

J / ? / F

Het knuffeldoekje vervangt de ouders en biedt troost. (Sociaal-emotionele ontwikkeling)

5. Febes behoefte aan het knuffelkwartiertje met moeder is niet normaal, en komt waarschijnlijk voort uit een onveilige hechting in de babytijd.

J / ? / F

Peuters hebben nog veel nood aan lichamelijk contact. Het feit dat Febe dit knuffelen als prettig ervaart, wijst op een veilige hechting. Er zijn in het verhaal geen aanwijzingen van een onveilige hechting: geen vermijden van contact, geen ambivalente aanhalerigheid,… (Sociaal-emotionele ontwikkeling)

6. Febe bevindt zich in het sensori-motorisch stadium van de denkontwikkeling.

J / ? / F

Peuters bevinden zich in pre-operationeel stadium. We zien dat Febe deze fase al bereikt heeft omdat ze in staat is tot mentaal experimenteren. Baby’s bevinden zich in het sensorimotorisch stadium. (Cognitieve ontwikkeling)

7. Het is niet normaal dat de potjestraining uitmondt in een machtsstrijd. De moeder moet Febe verplichten op het potje te gaan.

J / ? / F

Zindelijkheidstraining speelt een belangrijke rol bij de verwerving van autonomie. Het situeert zich in de motorische (spierbeheersing is nodig, dus niet te vroeg beginnen), sociaal-

Pedagogische basis
3 3
Casus peuter

emotionele, persoonlijkheids-, cognitieve en seksuele ontwikkeling. Het kind ontdekt dat het een eigen wil heeft en experimenteert. Je kan je kind niet verplichten.

8. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Febe lijdt aan pica.

J / ? / F

Pica betekent het eten van oneetbare dingen gedurende minstens een maand.

B. Open vragen

Noteer op een apart blad de antwoorden.

9. Vader en moeder maken zich zorgen over bepaalde reacties van Febe. Zijn haar reacties wel altijd normaal?

a. Bijvoorbeeld het feit dat Febe zo weinig begrip opbracht voor Bart, die huilde omdat zijn fort kapot was. Is het wel normaal dat Febe zo reageert? Moeder zou niet graag hebben dat Febe een egoïstisch persoontje wordt!

Persoonlijkheids-, sociale en cognitieve ontwikkeling: peuters zeer egocentrisch ingesteld. Zij kunnen zich nog niet inleven in het standpunt en de gevoelens van een ander.

b. En die gilbui, toen ze moest komen eten en eigenlijk verder wilde spelen, vult vader aan, is dat ook geen rare reactie? Hoe kan je deze reactie verklaren?

Pedagogische basis Casus
4 4
peuter

De peuterfase wordt ook wel eens koppigheidsfase genoemd. Het kind ontdekt zijn eigen wil. Peuters zitten in een strijd tussen afhankelijkheid en hun wil naar zelfstandigheid. Neen zeggen, driftbuien horen er bij.

Kun jij de ouders van Febe het een en ander uitleggen over dit gedrag van hun kleine spruit?

Wanneer men te streng is, roept dit een nog groter verzet bij het kind op. Formuleer en motiveer je wensen in een eenvoudige taal naar het kind toe, dit is voor het kind begrijpelijker dan het boos verbieden, soms begrijpt het kind namelijk jouw reactie niet. Tenslotte zien we dat peuters vaak boos worden als ze hun spel moeten onderbreken. Verwittig de peuter daarom op voorhand dat hij straks zijn spel zal moeten beëindigen. Dit geeft hem de gelegenheid om zijn spel te laten uitsterven.

10. Febe begrijpt de wereld nog niet op dezelfde manier als oudere kinderen. Via experimenteren probeert ze greep te krijgen op bepaalde verbanden of wetmatigheden in de werkelijkheid. Je kunt zien dat ze op dit moment volop bezig is met het verkennen van hoeveelheden. Kun je een voorbeeld uit de casus halen?

Water in glazen tijdens de afwas of blokken in de auto.

11. Febe is fantasierijk. Soms gaat ze helemaal op in haar fantasiespel, waarin ze gebruik maakt van elementen in de werkelijkheid. Soms merk je echter ook dat ze moeite heeft om fantasie en werkelijkheid uit elkaar te houden. Deze verwarring tussen fantasie en werkelijkheid kan verschillende vormen aannemen, drie vormen typisch bij peuters, en drie veeleer bij kleuters. Van vier van deze vormen kun je ook een voorbeeld terugvinden in het verhaal over Febe. Vind je ze en kun je ze benoemen?

Ze zegt dat het behang altijd boos naar haar kijkt (fysiognomisch waarnemen). Ze mompelt dat de kast heel stout is (antropomorfisme of animisme). Ze denkt dat een stoute reus die kast zo groot heeft gemaakt (artificialisme), zodat kleine kindjes er niet aan kunnen (finalisme)!

12. Zie volgende vragen:

a. Eén van de spelletjes waar Febe zich gisteren en vandaag vrij intens mee bezighield, is het ‘ambulance spelen’. Moeder vraagt zich af of het geen slecht teken is dat Febe in haar spel zo bezig is met wat er met haar opa is gebeurd.

Nee, op deze manier verwerkt ze haar ervaringen.

Pedagogische basis
5 5
Casus peuter

b. ‘Dat Febe tegenwoordig direct weet dat ze het best op haar buik kan gaan liggen om een auto onder de kast uit te vissen, is het gevolg van haar ontwikkeld cognitief vermogen. Welke processen spelen hierbij een rol? Leg uit in je eigen woorden.

● Geïnterioriseerd experimenteren: het kind kan nadenken (‘experimenteren in gedachten’) over problemen en kan oplossingen vinden op een mentaal niveau (in zijn hoofd) in plaats van op een zuiver handelend niveau.

● Uitgestelde imitatie: iets nadoen wat waargenomen is, nadat het verdwenen is.

● Modelgedrag: handelingen die worden/werden uitgevoerd door een persoon die door het kind beschouwd wordt als een ‘model’, een ‘voorbeeld’ (bv. ouders, broer of zus, leerkracht).

● Mentale beelden: waargenomen dingen terug in herinnering kunnen roepen (ook zonder dat deze in concrete handelingen omgezet worden).

c. Kun je in het verhaal nog een tweede voorbeeld vinden van hetzelfde fenomeen?

Het feit dat ze weet dat ze op een stoel kan staan om ergens bij te kunnen dat anders te hoog staat (bv. toren op de kast) (Bart als model).

13. Zie volgende vragen:

a. Hoe kun je Febes taalgebruik omschrijven? Welke kenmerken van de peutertaal herken je hierin?

De peuter breidt het betekenisvol taalgebruik verder uit bv: “Ikke ‘pele! Ikke nie edaan!”, kan al veel meer woorden begrijpen dan hij/zij kan zeggen (Febe begrijpt perfect volledige zinnen van haar ouders) + de bedmonologen en het al zingend brabbelen (in bed). Ze gebruikt tweewoordzinnen, bijvoorbeeld “Ikke ‘pele!”, “Lo’ke potje” en beseft dat er een woord is dat speciaal bij haar hoort, namelijk de eigen voornaam “Lo’ke”.

b. We zien dat Febe zelf haar taal oefent, en dat ook haar ouders bezig zijn met het stimuleren van haar taalontwikkeling. Kun je een voorbeeld vinden in het verhaal (1) hoe Febe dit zelf doet, (2) hoe moeder dat doet, en (3) hoe vader dat doet?

Pedagogische basis
6 6
Casus peuter

Febe: spelen met taal: liedje in bed waarin ze allerlei liedjes door elkaar gooit en vermengt met ervaringen van die dag + bedmonologen, mama: vertellen + taalmodel, papa: spreekbuis + taalmodel (bv. verwoorden van ‘Nee, ikke ‘pele!’ in ‘Ik begrijp dat je nog verder wil spelen met je autootjes, maar nu moet je toch echt komen eten want anders worden de patatjes koud.’)

14. Febe lijkt vergeten te zijn dat ze niet met het tafellaken mag spelen. Hoe komt dat? Hoe kan je haar ‘ongehoorzaamheid’ verklaren?

Peuters weten al goed wat mag en niet mag, maar verbinden dit met de aanwezigheid van de opvoedende figuur. ‘Ik mag van mama niet met het tafellaken spelen, maar als mama weg is mag het wel’, aldus de peuter. Geboden en verboden zijn verbonden aan een persoon en aan het gevolg ervan namelijk een straf of een beloning. Een peuter heeft nog geen geweten.

15. Zie volgende vragen:

a. Heb je het gevoel dat er aan Febes basisbehoeften (zie …………………………… ontwikkeling (vul het gepaste ontwikkelingsgebied in)) tegemoet wordt gekomen bij haar thuis, voor zover je dat uit dit verhaal kunt afleiden? Verduidelijk je antwoord met voorbeelden.

Ja, er zijn vele indicaties die erop wijzen dat Febes basisbehoeften bevredigd worden:

● De lichamelijke behoeften: bv. ’s nachts een luier tegen ongelukjes, aandacht voor zindelijkheidstraining (potje), een rustig plaatsje om een middagdutje te doen (eigen kamertje), plaats om te spelen en bewegingsruimte, aandacht voor hygiëne en verzorging, hulp bij het eten (voorsnijden).

● De behoefte aan affectie, warmte en tederheid: bv. ‘knuffelkwartiertje’ voor het middagslaapje

● De behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit: de dag die in de casus beschreven wordt, bevatte veel vrije spelmomenten, maar de middag wordt wel gestructureerd met een eetmoment, dat gevolgd wordt door een vast wc-moment, een vertelmoment en een slaapmoment en daarna opnieuw een wc-moment. De ochtend- en avondgewoontes worden niet in de casus beschreven. Het lijkt ook een vaste afspraak dat Febe een ‘time-out’ op de gang krijgt bij een driftbui (duidelijkheid en continuïteit). Omdat het om een thuissituatie gaat, in plaats van een schoolse situatie, worden de speelmomenten minder gestructureerd. Hoewel haar ouders niet voortdurend bij haar spel aanwezig zijn, kan Febe er wel op vertrouwen dat haar ouders steeds in de buurt zijn (in of om het huis). Dit is nodig omdat de ontdekking van de eigen zelfstandigheid in de peutertijd een emotioneel verwarrende periode is.

Pedagogische basis
7 7
Casus peuter

Bij het slapen gaan geeft haar ‘knuffeldoekje’ (een transitioneel object) haar nog een extra gevoel van veiligheid.

● De behoefte aan erkenning, aan iemand zijn in de ogen van een ander: bv. Febes tekening wordt gewaardeerd (ook al herkend mama niet wat Febe getekend heeft), en zal meegenomen worden als geschenkje voor opa. Ze wordt ook bij haar naam genoemd en individueel aangesproken: dit is een bevestiging van iemand te zijn. Er wordt in het gezin ‘rekening gehouden’ met haar: er is plaats om te spelen, er is plaats en tijd om te slapen, er is aandacht en liefde voor haar persoonlijk, er is hulp als ze het nodig heeft. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet.

● De behoefte om zichzelf als kundig te ervaren: bv. Febe mag ZELF soep eten, en ook met een ECHTE lepel (ondanks het feit dat ze er nog vaak mee morst), Febe mag –binnen bepaalde grenzen natuurlijk- experimenteren met materialen en handelingen: ze mag bv. ‘mee afwassen’ en onder toezicht met water en glazen experimenteren. Ze wordt bevestigd als ze iets goed doet (bv. de schort opvangen, een luier droog houden, de toren op de kast zetten).

● De behoefte om moreel in orde te zijn: de driftbui wordt afgekeurd, bestraft, maar als het voorbij is, is de sfeer aan tafel ook opnieuw positief: Febe leert dat bepaald gedrag niet aanvaard wordt, maar dat zij als persoon wel geaccepteerd wordt. Een soortgelijk voorbeeld: Febe is TOCH een lieve schat, MAAR ze mag niet meer met het tafellaken spelen!

b. Welke goede raad kun je de ouders geven wat betreft het tegemoetkomen aan Febes basisbehoeften?

Blijvend oog hebben voor deze zes behoeften. Ook als Febe ouder wordt, blijven deze behoeften van belang, maar de aanpak om eraan tegemoet te komen zal veranderen. ‘Kleine kindjes worden groot’: een kleuter zal zich niet meer ‘goed in zijn vel voelen’ (laag welbevinden) als hij als een peuter wordt behandeld. Nog een suggestie voor Febes ouders op dit moment, om nog beter tegemoet te komen aan haar behoefte om moreel in orde te zijn: Positief gedrag zou nog meer bevestigd kunnen worden (daarom niet noodzakelijk met een materiële beloning, een sociale beloning is zeker zo belangrijk!): bv. het helpen met de afwas en met het opruimen van de blokken en stoelen kan beloond worden. Bv. ook het feit dat ze zelf terug naar de badkamer loopt, om in bad te gaan (en dat moeder zich dus niet boos moet maken of haar gaan halen). En eventueel had zelfs het incidentje met Bart tijdens het spelen vermeden kunnen worden, als Febe voorafgaand een complimentje had gekregen dat ze zo lief samenspeelde met Bart, en dat ze voorzichtig was met zijn fort, terwijl ze met de vrachtwagen rondreed.

Pedagogische basis
8 8
Casus peuter

16. Kun je drie voorbeelden van activiteiten geven die Febes ouders met haar doen en waarmee ze in haar ‘zone van naaste ontwikkeling’ werken (Vygotsky)? Leg telkens uit. Waarom is dit belangrijk?

Het verhaal met het sorteerspelletje over de diertjes is een oefening van klasse-inclusie (cognitieve ontwikkeling), ook het sorteerspelletje met de blokken is een oefening voor de denkontwikkeling: ruimtelijke oriëntatie en sorteren op eigenschappen. De zindelijkheidstraining is het samen werken aan zindelijkheid (een vaardigheid die ze nog niet alleen beheerst). Eigenlijk is het ‘niet-meer-helpen’ bij het soep eten ook een stap naar de zone van naaste ontwikkeling: haar ouders moeten soms ook hun beschermingsdrang een beetje durven loslaten om Febe in staat te stellen om haar zelfstandigheid te ontwikkelen. Maar omdat ze een volledige zelfstandigheid ook nog niet aankan, blijven haar ouders nog ‘stand-by’ (bv. het vlees in stukjes snijden). (Nog andere voorbeelden mogelijk.)

17. Wat vind je van vaders aanpak van de gilbui en moeders aanpak van het tafellakenvoorval? Staaf je mening met elementen uit het handboek.

● Vader en moeder hanteren vaste, duidelijke regels en afspraken (aan tafel eten als het etenstijd is, niet met het tafellaken spelen) en zijn consequent in hun aanpak (niet toegeven aan de gilpartij, Febe er op wijzen dat ze niet met het tafellaken mag spelen).

● Gedrag i.p.v. persoon afkeuren (mama geeft Febe een knuffel en zegt dat ze een lieve schat is (= persoon), maar niet meer met het tafellaken mag spelen (= gedrag))

● Verduidelijken van de regel (vader geeft aan waarom Febe moet komen eten; anders worden de patatjes koud)

● Peuter heeft soms behoefte om te gillen en vader geeft Febe daar de gelegenheid toe (hij zet haar even op de gang)

18. Hoe zou je, op basis van de beperkte informatie die je over Febe hebt, haar welbevinden inschatten? En hoe zou je haar betrokkenheid inschatten tijdens de verschillende spelmomenten? Leg telkens uit waarop je je antwoord baseert.

● Welbevinden: Omdat Febes basisbehoeften blijkbaar behoorlijk goed bevredigd worden (zie vraag 20), kunnen we verwachten dat haar welbevinden hoog is. Ze geeft ook de indruk van een ontspannen en zelfzekere peuter te zijn. Een peuter die zich niet goed in zijn vel voelt, komt ook niet spontaan tot zulk een rijk en betrokken spel.

● Betrokkenheid: Haar spel met de autootjes is geen oppervlakkig, repetitief spel; ze experimenteert ivm de gevolgen van haar handelingen: ze zoekt uit wat er gebeurt met

Pedagogische basis Casus
9 9
peuter

autootjes die onder de kast gaan. Ze maakt ook vooruitgang: sinds enkele weken heeft ze moeder niet meer nodig om de autootjes van onder de kast uit te vissen: betrokken spel brengt diepgaand leren op gang. Ze beleeft er ook zoveel plezier aan, dat ze er niet mee wil stoppen om te gaan eten. Ook het ‘helpen afwassen’ is een spel voor Febe, bij het expFeberen van hoeveelheden en inhouden, valt de concentratie van haar gezicht af te lezen: een betrokken kind wordt als het ware opgeslorpt door de activiteit. Ook het spelletje met de dierenkaartjes boeit haar, het is een uitdaging op de grens van haar eigen kunnen (zone van naaste ontwikkeling). Het spel met de bouwblokken gebeurt eveneens vol overgave, de concentratie is enorm, het aanbod van papa om de blokken te sorteren is een schot in de roos: Febe wil nog eens en nog eens en nog eens! Ze

Pedagogische basis Casus
10 10
peuter

Casus peuter

● beleeft er duidelijk plezier aan. En als Febe niet echt betrokken was geweest op het bouwen van haar toren, zou ze niet de moeite hebben gedaan om hem opnieuw op te bouwen toen hij stuk viel. Het ‘konijntje spelen’ is zo intens, dat ze haar fantasie de vrije loop laat gaan. Ze gaat er zo in op, dat ze per ongeluk broer Barts fort omver huppelt. Het tekenen kan haar niet zo lang boeien, ze begint wel vol enthousiasme, en is ook tevreden over het resultaat, maar tekenen is blijkbaar een activiteit waar Febe niet lang betrokken op kan blijven. Gelukkig verplicht Febes moeder haar niet om verder te tekenen, want tekenen zonder betrokkenheid zou geen spel meer zijn maar pure ‘bezigheidstherapie’.

Pedagogische basis
1 1
i

Casus peuter

Pedagogische basis
2 2

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.