Tijdschrift 1896 - mei

Page 1


4e Jaargang. N°. 5 & 6 Mei—-Juni 1896.

TIJDSCHRIFT

VAN DEN

NEDERLANDSCHEN SCHAAKBOND.

BESTUUR VAN DEN N. S.: Voorzitter; H. J. DEN HERTOG, Onder-Voorzitter; J. C.TEN TUSSCHENDÉ, Keizersgracht 100, Amsterdam, Penningmeester; L. H.DF.EI.MAN, Commissaris van Materieel; G. J. SAHTVOOBT, Binnen Dommerstraat 13, Amsterdam Secretaris.

REDACTIE: J. J. R. MOQUETTE. Oude Gracht 92, Utrecht; J. D. TRKSLINO; L N. UKJONG.

Van dit blad, dat omstreeks den lüden van iedere maand gratis aan de Bondsleden wordt toegezonden, z(jn extra-nummers verkrijgbaar ii 40 cents en een geheele jaargang ii f i—, eveneens slechts voor Bondsleden.

INHOUDSOPGAAF: Programma voor de Algemeene Vergadering te Leiden; Reglementswijzigingen; Wilhelm Steinitz (met portret); Probleemrubriek; Probleemoplossingen; Jury-rapport in zake probleemwedstrijd; Binnenlandsche partijen en eindstellingen; Binnenland; Buitenland.

De Vier en Twintigste Algemeene Vergadering en Wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond zal plaats vinden den 26""' Juli en daaropvolgende dagen te Leiden in de kleine Concertzaal van het Concertgebouw.

De agenda omvat de volgende punten.

1. Opening.

2. Voorlezing der notulen van de vorige Algemeene Vergadering.

3. Verslag van den Secretaris.

4. Verkiezing van een Voorzitter, daar de Heer A. G. O.lland zijne benoeming, niet heeft aangenomen.

5. Verkiezing van een Secretaris, die volgens rooster moet aftreden.

6. Idem van een Penningmeester, daar de Heer J. C. ten Tusschendé ontslag neemt.

7. Verkiezing van drie Redacteuren van het Tijdschrift.

8. Verslag en Verantwoording van den Penningmeester.

9. Verkiezing van eene Commissie ter voldoening aan art. 20. Deze Commissie brengt staande de vergadering verslag uit van hare bevinding,

10. Behandeling van de volgende voorstellen: 6

90

A. Het Iiestuur stelt voor het Tijdschrift per maand uit anderhalf vel te doen bestaan.

Toelichting: Het Hoofdbestuur meent, dat een Tijdschrift van één vel druks, thans in gebruik, geen plaats gunt, voor hetgeen geplaatst moest worden

B. Het Hoofdbestuur wenscht uit te schrijven een Internationalen Probleemwedsirijd voor Driezetten, met een, door de te benoemen jury, op te geven thema.

Naar de meening van het Hoofdbestuur kan zulk een wedstrijd dienen, om op goedkoope wijze in de Schaakwereld belangstelling op te wekken voor den Nederlandschen Schaakbond en zijn streven.

De kosten worden geraamd op ± ƒ 125.— zijnde f 100, bestemd voor 4 prijzen: ƒ 40,— ƒ 30,— ƒ 20,— en ƒ 10,— en ƒ 25,— voor drukwerk en onkosten.

N.B. Voor de leden van den Bond blijven de kleine driemaandelijksche wedstrijden bestaan.

11. Vaststelling der begrooting over 1897.

12. Vaststelling der plaats waar de Algemeene Vergadering in 1897 zal worden gehouden.

13. Wat verder ter tafel zal worden gebracht.

14. Sluiting.

Een gemeenschappelijke maaltijd a ƒ 1,50 per couvert zal, na afloop der Vergadering, Zondagmiddag 6 uur worden gehouden in Café Restaurant Suisse in de onmiddellijke nabijheid van het Concertgebouw, 's Avonds 8 uur zal in de kleine Concertzaal een Tombola wedstrijd worden gehouden, terwijl de Heer J. C. Tusschendé zich met de regeling daarvan belast. Ieder die hem kent in zijne werkzaamheden, weet dat hij na keurigheid, joligheid voorop stelt.

De wedstrijden zullen worden gehouden Maandag 27 Juli en volgende dagen

Dienaangaande zijn de volgende bepalingen gemaakt.

I. Gespeeld wordt in twee klassen De 1ste klasse is open voor ieder; de 2de voor ieder, die nog geen prijs in de 1ste klasse won en nog geen lsten prijs in de 2de klasse won of deelde. Bij minder dan 5 deelnemers in een klasse, gaat de wedstrijd in die klasse niet door; bij 5 of 6 deelnemers speelt ieder met ieder twee partijen, bij grooter aantal één partij.

II. De deelnemers moeten zich vóór 27 Juli opgeven aan den Bondssecretaris.

III. Er wordt streng naar een rooster gespeeld volgens het stelsel Schurig, en wel van 's morgens 9 tot 's middags 2 uur en van 7 tot 's avonds 12 uur. Eiken dag worden minstens twee ronden gespeeld; komt eene partij in den daarvoor bestemden speeltijd niet af, dan moet zij den eerstvolgenden namiddag tussehen 2 en 5 uur worden beëindigd.

IV. Gespeeld wordt volgens het Reglement op het Schaakspel van den Bond en in het Algemeen volgens de regels, die in alle landen bij dergelijke tornooien van bindende kracht worden beschouwd. Bij verschil van meening beslist het dienstdoend Bestuur.

V. Ieder speler is verplicht met klokjes te spelen (20 zetten per uur) en zijne partijen nauwkeurig en volledig op te teekenen of te laten opteekenen. Overtreding dezer bepaling heeft het verlies der partij tengevolge. Alle partijen, in den wedstrijd gespeeld, zijn het eigendom van den Bond, die voor zich behoudt het recht van publicatie ervan.

9f

VI. Bij den aanvang van eiken speeltijd worden door een der leden van bet dienstdoend bestuur de klokjes in werking gesteld. Spelers, die ter bestemder -tijd niet aanwezig zijn, zijn verplicht de eerste 20 zetten te doen gedurende den tijd, dien zij minder dan een uur te laat komen. Len vol uur te laat komen heeft het verlies der partij tengevolge.

VII. Het inleggeld bedraagt voor de deelnemers 1ste klasse ƒ 5,— voor die der 2de klasse f 2,50, vooraf te voldoen.

VIII. Als prijzen worden uitgeloofd zoowel voor de 1ste als voor de 2de klasse, bodragen in geld, gelijkstaande met 4 malen de som der inleggelden tot een maximum van f 180,— voor de lste en van f 100,— voor de 2de klasse, onder alle deelnemers te verdeelen volgens het stelsel Sonnenhom—Berger.

IX. Dienstdoend bestuur zijn alle leden van het Bondsbestuur en van Afdelingsbesturen voor zooverre zij aanwezig zijn en niet deelnemen in die klasse, ten opzichte waarvan eene beslissing genomen moet worden. Indien vóór den wedstrijd wordt gevreesd, dat het getal te klein zou kunnen zijn, kan een Commissie van drie Leidsche liefst niet medespelende heeren tot medeleiding van den wedstrijd worden aangewezen.

X. Ieder deelnemer onderwerpt zich aan de beslisingen van het dienstdoend Bestuur, üat daarentegen deze bepalingen gestreng moet volgen.

Alle leden worden dringend uitgenoodigd ter Vergadering te komen, deel te nemen aan den gemeenschappelijken maaltijd, het avondfeest eens mede te vieren en aan den wedstrijd deel te nemen.

Wij verwachten natuurlijk dat, was de deelname in Arnhem groot, die nog overtroffen zal worden in Leiden, gemakkelijk voor de talrijke Schaakliefhebbers uit Zuiden Noord-Holland en Utrecht te bereiken.

Reglementswijzigingen.

Ten gerieve van de leden, die allicht alle wijzigingen sedert de samenstelling van ons reglement niet aangeteekend hebben of, wat de nieuwe leden aangaat, niet kennen, breng ik ze bij dezen nog eens in herinnering.

Vastgesteld en in uitvoering gebracht cewiizied 1 Jan. 1893. 28 Juli 1895.

Art. G laatste alinea.

Art. 6 1. a. Afdeelingen, die geen afgevaarZij brengen die stem uit door middel van af- digden uit hun midden hebben kunnen aanwijzen gevaaril igden, door de leden van iedere Afdeeling kunnen zich hetzij door een Rechtstreeksch Lid' uit hun midden gekozen. hetzij door „en afjeelingslid eener andere afdee_ ling laten vertegenwoordigen. Deze afgevaardigde kan slechts eene afdeeling vertegenwoordigen.

Artikel 8 zesde regel.

Art. 9 geheel vervangen.

12 Augustus 1894 werden de woorden reglement op het schaakspel geschrapt.

12 Augustus 1894.

Buitengewone leden zijn schaakclubs, die zich onder de volgende voorwaarden hiertoe aanmelden.

Art. 24. Ieder jaar schrijft het Bestuur enz., tot aan het einde der derde regel.

a. Zij tellen minstens 6 leden.

b. Zij vergaderen minstens X maal in de 14 dagen ter beoefening van het schaakspel.

c. Zij zenden hunne reglementen ter goedkeuring aan het Hoofdbestuur, welke goedkeuring ophoudt van kracht te zijn en opnieuw verkregen moet worden, bij elke wijziging die de reglementen ondergaan.

d. Zij betalen eene contributie, naar denzelfden maatstaf, berekend over het geheele aantal leden, onder aftrek van diegenen, die rechtstreeks Lid van den Bond zijn, als in Art. 6 ten opzichte van afdeelingen is bepaald.

e. Zij doen, wat hun finantieele verplichtingen tegenover den Bond betreft, rechtstreeks verantwoording aan den Bondspenningincester terwijl zij van elke wijziging die hun Bestuur of hun ledental door toetreden, verhuizen, bedanken of overlijden ondergaan, mededeeling doen aan den Bondssecretaris.

/. Zij hebben het recht het Bondstijdschrift te beschouwen als hun officieel orgaan, en kunnen daarin doen opnemen alle berichten, hen betreffende, mits niet hinderlijk lang (ter beoordeeling van den Hoofdredacteur).

g. Bij de bepaling van de bijdragen over het eerste jaar van lidmaatschap, betaalt ieder buitengewoon lid ƒ 0,25 waarvoor het voor zijn archief ontvangt, reglement van den Bond, en laatst verschenen ledenlijst. Voorts ontvangt ieder buitengewoon lid Tijdschrift, Vergadering-oproepingen enz.

h. Zij worden overigens ten opzichte van liun rechten en verplichtingen en van hunne verhouding tegenover den Bond beschouwd als zelfstandige afdeelingen, met dien verstande, dat ter bepaling van het aantal stemmen door hen uit te brengen, op algemeene vergaderingen niet meegerekend mag worden, de contributie van diegenen hunner leden, welke rechtstreeks Lid van den Bond zijn. Op deze blijft, Art. 5 van volle toepassing. Leden eener schaakclub, welke tevens leden zijn van eene in dezelfde gemeente gevestigde afdeeling, houden door de toetreding der club op, afdeelingsleden te zijn.

j. Mocht omtrent de in sub c genoemde goedkeuring geschil ontstaan, dan beslist de eerstvolgende algemeene vergadering.

Deze bepaling treedt in werking 1Januari 1895.

28 Juli 1895.

Zooveel mogelijk den eersten Zondag van de maand Augustus schrijft het Hoofdbestuur eene

Art. 29 de eerste drie regels.

Art. 34. Alle partijen gespeeld in de eerste klasse van de Bondswedstrijden ("zie Art. 37).

Algemeene Vergadering uit, op de plaats, daartoe door de vorige Algemeene Vergadering aangewezen.

15 December 1895. de woorden met den Secretaris geschrapt en het woord twee vervangen door drie.

20 Augustus 1893. zooveel mogelijk de beste partijen, gespeeld in de eerste klasse van de Bondswedstrijden (zie art. 37 en 38) en eindelijk is bij Art. 43 gevoegd (12 Augustus 1894). Echter heeft het Bestuur het recht in exceptioneele gevallen, waar het zulks in het belang van den Bond noodzakelijk acht, wedstrijden uit te schrijven, ook toegankelijk voor niet Bondsleden; (waar nog weder werd aan toegevoegd 28 Juli 1895).

Op alle Bondswedstrijden heeft het dienstdoend Bestuur het recht, aan toeschouwers introductie te verleenen.

HET HOOFDBESTUUR.

„Wer Iragen will, wozu dass Schachspiel niitzt, mach auch fragen: wozu überhaupt die miihe des Lebens?"

H. HIRSCHBACH.

Wilhelm Steinitz (met portret).

Wilhelm Steinitz, wiens beeltenis wij ditmaal aan de leden van den Nederlandschen Schaakbond aanbieden, is aan eiken schaakspeler zóó bekend, zijn naam is in den loop der tijden zóó met de gewrochten der schaakkunst vereenzelvigd en zóó met hare geschiedenis saamgeweven, dat het bijna onnoodig schijnt, hem aan een der lezers van dit tijdschrift vóór te stellen. Het is dan ook voorzeker geen gemakkelijke taak dezen typischen, kleinen, jovialen Schaakkoning zóó juist weer te geven, dat ieder zich eene levendige voorstelling kan maken van dezen matador op het schaakgebied. Reeds maanden her, men weet het, had men in Nederland getracht zóóveel geld bijeen te brengen, dat men Steinitz hier minstens ééne week en zoo mogelijk twee weken zou kunnen laten vertoeven. Met meer moeite ging dit gepaard dan men misschien denken zou en nu deze week achter den rug is, kan ook niemand beter dan wij overtuigd zijn hoe noodig, ja! hoe dringend noodzakelijk het is, dat ieder der leden van den Ned. Schaakb. f 2.50 betale in plaats van één gulden. De Ned. Schaakbond, wiens doel het is het schaakleven in Nederland te bevorderen, o. a. door het doen overkomen van buitenlandsche meesters, kon zelfs nu, nu Steinitz, de grootmeester der schakers, hier zou komen, geene gelden disponibel stellen om de eenvoudige reden dat er geen geld was! Maar ter zake!

Na een zes weeks rondzwerven door de Russische steppen, en na door de handen van niet minder dan negen en twintig Russische postbeambten te zijn gegaan kwam eindelijk onze eerste brief aan het rechte adres. Al heel spoedig

volgde daarop antwoord, maar dit antwoord werd door zulk een overstelpende massa brieven en briefkaarten gevolgd, dat wij ter nauwernood tijd hadden de zaak eenigzins ordelijk te regelen, en wanneer dan ook alles zóó goed van stapel is geloopen, komt daarvan alle lof toe aan de verschillende plaatselijke comités en aan den lofwaardigen ijver van sommige Nederlandsche schaakspelers, die ons met raad en daad ter zijde stonden.

Zaterdag 2 Mei 's avonds ten 8 ure kwam Steinitz te Utrecht aan en een uur later had ik vernomen, waar hij zijne verblijfplaats had gekozen.

Direct begaf ik mij naar Hotel Central en ja! daar zat Steinitz, die over het algemeen beantwoorde aan de voorstelling, die ik me van hem had gevormd. Stel u, waarde lezer, een klein mannetje voor, die, geleund op een stok, vriendelijk lachend op mij toekomt en niets wil weten van het verzoek om toch te blijven zitten en zijn gemak te houden, hoewel hij eenen reis van 8 uren achter den rug heeft. Ieder, die hem heeft gezien, zal moeten toestemmen dat Steinitz met zijn prettigen lach en zijn geestig glinsterende bruine oogen terstond een indruk maakt, die moeielijk is te beschrijven, maar ieder voor hem inneemt en niemand zal zich verwonderen, dat het met mij denzelfden weg opging. Doch niet alleen de eerste indruk was zoo; hoe langer ik hem leerde kennen hoe meer ik, en met mij vele anderen, sympathie voor hem gingen gevoelen. Al heel gauw waren we in een druk gesprek gewikkeld, dat natuurlijk over verschillende schakers en schaaktoestanden liep. In dien tusschentijd nam ik mijn overbuurman zoo eens ter sluiks op en bemerkte tot mijne groote verbazing, dat Steinitz, hoewel hij bijna zestig jaar is, nog volkomen kastanjebruin haar heeft, en dat zich zelfs in zijn rossige baard slechts weinige sporen van dien leeftijd vertoonen. Nog eene bijzonderheid merkte ik op, die op geen zijner portretten staat aangeduid, n. 1. dat Steinitz een bril draagt. Ik had daarvan nooit gehoord en vroeg hem of hij reeds lang bijziende was. Ja, was het antwoord, betrekkelijk reeds vrij lang, maar ik heb het een beetje verwaarloosd en ben waarschijnlijk ook reeds in verschillende partijen de dupe geworden van mijn slecht gezicht. Toen ik in Rostow mijne match tegen Schifïers speelde, maakte een amateur de opmerking: „Uw combinatie-vermogen is nog evengroot als vroeger maar uw positieblik is minder geworden. De oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk in uwe bijziendheid, want het is toch algemeen bekend, dat men de posities beter overziet als men niet al te dicht bij het bord zit." Ik vond die opmerking zeer logisch en schafte mij zoo spoedig mogelijk eene bril aan, waarvan ik bij mijne laatste simultaanvoorstellingen in Rusland en Duitschland reeds veel genot heb gehad. U moet die opmerking van dien Russischen schaker echter niet verkeerd opvatten. Het heeft b. v. met het bekende feit, dat toeschouwers soms betere zetten zien dan de beide spelers, totaal niets te maken. De oorzaak hiervan ligt daarin, dat ten eerste de toeschouwers geen belang bij het spel hebben en dus door geene bijgedachten, b. v. om het spel te winnen, worden geagiteerd en bovendien omdat de speler voortdurend ernaar streeft eene bepaalde serie zetten te doen, die als eene logische keten zijn brein doorwoelen. En zelfs, al was zijn plan verkeerd, dan zal hij soms nog trachten het ten uitvoer te brengen, omdat het zoo moeielijk is zijn gedachtengang plotseling af te breken

95

en ter juister tijd zijne fouten in te zien en een geheel nieuw plan te formeeren.

Hebt gij bij uwe simultaanvoorstellingen geen last van uw been? Jawel, maar ik kan toch niet altijd blijven zitten en bovendien is het loopen voor mij nog niet het meest vermoeiend, maar het bukken als ik b. v. mijn koffer en valies moet inpakken. Ik heb aan beide beenen het gebrek, dat de rheumatiek ze plaagt en bovendien is reeds jaren geleden de knieschijf van mijn rechterbeen door een paard stuk getrapt, zoodat ik het niet kan buigen.

Mijn reizen heeft me echter goed gedaan. Ik gevoelde mij in langen tijd niet zoo gezond als tegenwoordig. Toen ik mijn match met Lasker speelde, kon ik nauwelijks op twee krukken rondloopen. Dat was een verschrikkelijke tijd. Allerlei rampen overvielen mij, maar als ik u dat alles wilde vertellen zou ik om vier uur nog niet uitgepraat zijn.

t Was half twaalf geworden en ik wenschte Steinitz „Wel te rusten" en ging naar huis, blij den wereldkampioen zelf gezien en gesproken te hebben en toch bezorgd, hoe alles nog tijdig te arrangeeren.

Reeds tamelijk vroeg was ik den volgenden morgen weer aan Hotel Central en het „herein" dat mij tegenklonk, overtuigde mij dat Steinitz reeds op was. Hij was druk bezig brieven te schrijven, o. a. zooals hij mij mededeelde, een aan Lasker om te spreken over de match, die waarschijnlijk in het begin van October te Moskou zou plaats vinden.

Is dat dan nog niet geheel in orde? was mijn vraag.

Neen, nog niet. Van mijn kant wel; want ik heb de 200 roebel, die ik als waarborg moest inleggen, reeds verzonden, maar Lasker heeft het geloof ik nog niet gedaan, doch ik begrijp werkelijk niet, waarom hij nog talmt. De voorwaarden zijn zoo gunstig, als men het maar verlangen kan, n. b. 2000 roebel voor den winner en 1000 roebel voor den verliezer en alles bovendien nog vrij. Wat wil hij nog meer ? Zooals u zult weten heeft men ook te Hastings moeite gedaan ons eene match te laten spelen maar op veel minder gunstige condities. De match te Moskou heeft, behalve de groote prijzen, ook nog dit voor, dat het comité voor de partijen eene zekere som van ons verlangt, maar dan hebben wij ook het recht ze met de door ons gemaakte analyses te publiceeren. U begrijpt, dat dit voor ons een tamelijk groot voordeel is. daar de verschillende bladen, die er een schaakrubriek op nahouden, zooals de Ttmes, Daily News, Tribune enz., ze dan weer van ons koopen. Wij zenden dan denzelfden dag, waarop ze gespeeld zijn, telegraphisch bericht naar de verschillende landen. U hoopt natuurlijk deze match te winnen.

Ik hoop het wel en heb er ook alle reden toe. Het laatste jaar heb ik mij meer kunnen oefenen dan anders soms jaren achtereen. Bovendien voel ik mij veel beter dan sinds langen tijd het geval was en ik geloof bepaald dat de Hollandsche lucht mij goed doet. Wanneer U soms veronderstelt, dat ik eiken dag eenige partijen speel, dan hebt U het evenwel glad mis. Jaren heb ik gekend, waarin ik geen enkele ernstige partij heb gespeeld. Als Zukertort mij in de jaren 7710179 had uitgedaagd zou ik onherroepelijk verloren hebben. Ik analyseerde wel, maar

dat beteekent, als vooroefening voor eene belangrijke match, niets. Zeer goed herinner ik mij nog mijne eerste groote match waaraan ik deelnam, 't Was in 1866. Anderssen en ik waren door een rijken Engelschen heer uitgenoodigd eene match te spelen om 100 pond. Ik heb de match gewonnen, en sedert dien tijd ben ik wereldkampioen. Hij is een mijner zwaarste tegenstanders geweest en ik geloof nog altijd dat Anderssen op dat oogenblik sterker was dan ik, maar ook hij had zich weinig vóór dien tijd kunnen oefenen. De eenige groote meester, met wien ik nooit eene belangrijke match heb gespeeld, was, behalve Morphy, Kolisch. Wel heb ik eenige losse partijen met hem gewisseld toen hij in Londen was en heb daarvan het meerendeel gewonnen.

Hebt U Paul Morphy ooit gezien?

Ja, ik heb hem in New-Orleans nog eens opgezocht, maar hij was toen reeds lang in een toestand, waarin ik slechts het diepste medelijden met hem kon hebben. Het blijft toch altijd een treurig gezicht een man, in de kracht van zijn leven, die eens als een schitterende ster aan den schaakhemel verscheen, nu zoo totaal gebroken voor zich te zien. Men heeft vaak de dwaasheid gehad Morphy met mij te vergelijken. Maar hoe is dat nu mogelijk? Morphy treedt één jaar op en overwint alles wat hem te gemoet waagt te treden en gaat bewierookt naar zijn vaderland terug, waarna hij niets meer van zich laat hooren. Hij is nog uitgedaagd door L. Paulsen en Kolisch maar zond beiden een weigerend antwoord. Ik durf zeggen nog nooit eene match afgeslagen te hebben, wanneer de voorwaarden slechts eenigszins aannemelijk waren. Daarmede wil ik natuurlijk niets afdingen op Morphy s groote begaafdheid, want het feit op zoo jeugdigen leeftijd tot zulk eene geweldige hoogte geklommen te zijn is in de geheele schaakgeschiedenis unique.

Men vergeet wel eens wat al te veel dat het schaakspel tegenwoordig op een veel hoogeren trap staat dan 35 jaren geleden. In dien tijd is immers zoo enorm veel veranderd en, ik durf zeggen, verbeterd. Wat voor 35 jaren als zeer sterk gold is nu als waardeloos in de prullemand verzeild geraakt. Eén ding is onbetwistbaar, n.1. dat Morphy de theorie in niets heeft verrijkt. De bekende Suhlensche voortzetting in het Evansgambiet was hem onbekend en hij heeft ze ook niet kunnen vinden; anders had hij er tegen Anderssen wel gebruik van gemaakt. En waarlijk in het algemeen houd ik ook Anderssen voor genialer dan Morphy. Trouwens, U moet mijn oordeel over Morphy niet als een evangelie aannemen, want ik heb nooit eene speciale studie van zijne partijen gemaakt. Kijk eens, niemand kan ontkennen, dat Morphy wel eens wat is opgehemeld, b. v. door Max Lange en Löwenthal en zijne jeugd, zijn sympathiek optreden en zijne gentlemanlike vormen moesten wel imponeeren en maakten de auteurs wel een weinig bevooroordeeld. Ik weet niet of u het oordeel van Zukertort en Tarrasch over zijne match met Anderssen hebt gelezen, anders zult U bemerkt hebben dat zij, in vele opzichten, lijnrecht tegenover elkaar staan, hoewel zij beiden eene nauwkeurige studie van die partijen gemaakt hebben. U ziet dus dat bekende auteurs het in dezen lang niet met elkaar eens zijn. Morhy's groote kracht lag in zijn buitengewoon geheugen en zijn voorstellingsvermogen. Mij werd eens verteld, dat hij zich bijna alle partijen herinnerde, die

hij ooit had gespeeld. Toen hij in Europa kwam speelde hij notabene acht blindpartijen en het publiek meende iets bovenmenschelijks te aanschouwen. Nooit had men meer dan vier of hoogstens vijf van zulke partijen zien spelen en nu acht! Alle bladen schreven er over en nu? Och als men niet meer dan twaalf partijen blind speelt, nemen zelfs de schaakrubrieken het nauwelijks meer op. Ik speelde vroeger ook tamelijk goed blind, doch dat is al jaren geleden. In Dundee in 1867 speelde ik zeven partijen tegelijkertijd. Hooger aantal heb ik nooit bereikt en ik ken hierin ook gaarne aan Zukertort, Blackburne en enkele anderen de superioriteit toe. Eéns speelde ik tegen Blackburne eene blindpartij, die ik verloor en eens tegen Zukertort, die remise werd. Langzamerhand ben ik hoe langer hoe minder blind gaan spelen, daar het mij te veel inspant en nu doe ik het nooit meer.

Nog iets over Morphy. Hij was een schitterend nauwkeurig eindspel-kenner, maar de opening .speelde hij niet altijd korrect. Verder was hij een kenner van het spel zijner tegenstander, zooals niemand anders. In bijna al zijne groote matches verliest hij de eerste en ook soms de tweede partij, maar dan? Het is of hij eerst het spel zijner tegenstanders wil onderzoeken vóór hij met zijne volle sterkte speelt. Een aardig bewijs is nog het volgende. Hij was in Londen gearriveerd en speelde het eerst met Barnes. Van de eerste acht partijen won elk er vier. Het scheen alsof de jeugdige Amerikaan boven de Engelsche meesters totaal niet uitmuntte, doch daarop volgt plotseling de van eigen kracht bewuste verklaring tegen Loewenthal: „Ik ken dien man en zal hem slaan" en van de volgende negen partijen wint hij er zeven.

Maar onderzoekt u dan nooit in een eerste partij de kracht van uwen tegenstander?

Wel neen! Hij kan immers wel sterker zijn en dan ga ik hem toch geen partij voorgeven. Ik speel van meet af zoo goed als ik kan.

U hebt zoo in uw leven ook nog al wat meegemaakt merk ik.

Dat beloof ik u. Ik kan u, als t u ten minste interesseert, daar wel iets van vertellen.

Ik werd in 1836 te Praag geboren en leerde omstreeks 1848 of 49 iets van het schaakspel. Reeds als jongen van 16 jaar gold ik als den sterksten speler van Praag, hoewel ik nog heel weinig van de theorie op de hoogte was, maar met een gezond oordeel kan men m. i. ook zonder theorie een uitstekend schaakspeler worden. De voorbeelden daarvan zijn zoo algemeen bekend, dat ik ze ternauwernood behoef te citeeren. Slechts één voorbeeld wil ik aanhalen en dat is Winawer. Sterker en zuiverder natuurspeler heb ik nooit gezien en ik geloof niet, dat er een tweede bestaat zooals hij.

In 1859 werc' ^ in Weenen aan de Polytechnische school als student in de Mathesis ingeschreven maar na anderhalf jaar moest ik de studie wegens een oogenkwaal laten varen. Eerst heb ik me toen gewijd aan de journalistiek en van toen af ben ik langzamerhand mij totaal aan het schaakspel gaan wijden. Ik was reeds hd van een Weener schaakgezelschap geworden, waarin o. a. ook de bekende Hamppe zat en won telken jare een hoogeren prijs, zoodat ik in 1862 als vertegenwoordiger van Oostenrijk naar den internationalen wedstrijd te

98

Londen werd gezonden. Ik speelde in dien tijd wat de Engelschen „Exibitiongames" noemen. Ik zat 's middags en 's avonds in bekende cafés waar veel geschaakt werd en speelde om geld, dat de toeschouwers op ons inzetten, met dezen en genen een partijtje. Ik herinner mij uit dien tijd een merkwaardig geval, dat mij overkomen is en waarvan ik eerst dit jaar, dus circa 34 jaar later, de juiste oplossing hoorde. Ik zat op een zekeren dag in een café en wachte geduldig of er ook eenige bezoekers zouden komen, toen er twee heeren op mij toetraden. Zij schenen mijnen naam te kennen; maar, daar ze mij hun naam niet noemden, vroeg ik er ook niet naar. Terstond had ik bemerkt, dat zij beiden gentlemen waren en ik speelde met een van beiden een paar partijtjes. De ander die er bij ging zitten maakte op mij een indruk, die ik mij maar niet verklaren kon, maar hij had iets bijzonders in zijn gezicht.

Daar publiceeren een tweetal jaren later alle bekende tijdschriften het portret van Otto von Bismarck, toenmalig bondskanselier der Duitsche Staten. Van dien tijd af stond het bij mij vast dat v. Bismarck mij in Weenen had opgezocht en tot in December van het vorige jaar leefde ik in die overtuiging voort. Op een zekeren avond werd ik echter op een soirée verzocht bij een rijk Russisch heer, waar ik hetzelfde verhaal deed. De gastheer had in dien tusschentijd al eens tegen zijne vrouw geglimlacht en vroeg mij eindelijk of hij mij de oplossing van dit raadsel mocht geven. Welzeker, zeer gaarne antwoordde ik. Welnu dan, de heer die de partij bijwoonde, waarmee u echter niet hebt gespeeld en die zooveel op Bismarck geleek was mijn schoonvader admiraal Popoff. Maar weet u ook wie die andere heer was? Neen! evenmin, maar hij maakte op mij een heel gewonen indruk. Nu, die andere heer, die met u speelde, was grootvorst Constantijn, admiraal van de Russische vloot, de broer van Czaar Alexander II. Ik heb misschien nog nooit zoo raar staan te kijken. Het was de eerste vorstelijke persoon, met wien ik speelde. Later, in Engeland heb ik o. a. nog met den hertog van Albany gespeeld, die mijn leerling was.

Het is mij nu ook tevens gebleken, dat ik v. Bismarck nooit gesproken heb.

Van Zukertort hoorde ik indertijd, dat de oude keizer Wilhelm, v. Moltke en v. Bismarck alle drie tamelijk goed schaak speelden, maar dat de keizer het sterkste van de drie was, want hij gaf aan de beide anderen pion en zet vóór. Ik heb zoo wel eens de opmerking gemaakt, dat groote denkers meestal ook goede schakers zijn geweest. Denk maar eens aan Voltaire, Rousseau, Diderot en Frederik de Groote en verder niet te vergeten de groote Engelsche Historicus, Buckle, die, wat fijnheid van spel betreft, voor geen enkelen Engelschen speler van dien eersten rang behoefde onder te doen.

Vreemd genoeg verstond de groote keizer Napoleon heel weinig van dit spel. Ik kan dit moeielijk verklaren, maar ik geloof dat groote veroveraars niet normaal zijn. Ik heb tegen een beroemd Russisch geneesheer hetzelfde feit genoemd, en daarbij nog een geheel nieuwe stelling verkondigd. Ik heb n. 1. gezegd: dat het eten van vleesch voor het verstand misschien wel overbodig was. Ik haalde daarvoor gewone voorbeelden uit de natuur aan. Als wij leeuwen, tijgers, beeren en alle verscheurende dieren, goed beschouwen, dan zien wij van tijd tot tijd die

99

oogen onheilspellend flikkeren en bliksems schieten. Zij hebben in hun oog iets ongewoons, iets waanzinnigs en bovendien is het van algemeene bekendheid, dat deze dieren een zeer klein verstand hebben. Daar tegenover staan b. v. de oliphanten, antilopen en giraffen, geheel plantenetende dieren. Zij hebben allen in het oog iets zachts, iets trouwhartigs, vooral de antilope en tegelijkertijd is misschien geen enkel dier zoo verstandig als de oliphant. Ik heb er natuurlijk geen positieve bewijzen voor, maar het is slechts eene veronderstelling. Zooals ik u verteld heb, speelde ik in 1862 te Londen mee in den Internationalen Wedstrijd en ik had daar zooveel geluk, dat ik den 6den prijs won. Na afloop van den wedstrijd voorspelde mij Andersen eene schitterende schaakcarrière en eene partij, die ik tegen Mongredien speelde bezorgde mij in de Engelsche bladen den naam van „The Brilliant Austrian player".

Direct daagde mij Signor Dubois, die den vijfden prijs had gewonnen, tot eene match uit, die ik met 5—3—1 won. In 1867 ging ik naar Parijs en won daar den derden prijs. Na dien tijd ben ik slechts uit één wedstrijd zonder prijs teruggekeerd. Ik heb behalve verleden jaar te Hastings altijd den eersten of tweeden prijs behaald; hoewel ik een wedstrijd voor veel minder belangrijk houd dan eene match. Wanneer ik 23 partijen tegen Tschigorin speel is dit natuurlijk niet te vergelijken met een wedstrijd waarin behalve ik zelf nog 23 andere spelers deelnemen, om de eenvoudige reden dat ze alle lang zoo sterk niet zijn als Tschigorin. Er bestaan geen 23 spelers van die kracht.

Tot het jaar 1867 was ik in de kracht van mijn leven. Behalve mijn been was ik zoo gezond als u zijt, totdat mij een zonnesteek aan den rand van het graf bracht.

Ik kan U ook met de beste wil der wereld, daarvan geen denkbeeld geven. Nacht op nacht bracht ik slapeloos door; ik werd bijna krankzinnig; grooter ramp dan slapeloosheid ken ik niet. Altijd ging ik met het gevoel naar bed, och ik slaap toch niet en dan lag ik uren achtereen te waken met brandende wijd geopende oogen en geen slaap wilde komen. Ik was zóó, dat alles mij hinderde, en over dag kon ik als een wezenlooze voor mij uit zien. Het leven stond mij tegen en ik koesterde de grootste apathie tegen alles, wat mij omgaf. Misschien is het een geluk voor mij geweest in zulk een treurig stadium verkeerd te hebben, want van dien tijd af ben ik het schaakspel nog als iets anders gaan beschouwen dan als het middel om mijn brood te verdienen. Ik heb het lief gekregen, want het heeft mijn leven gered. Alles werd geprobeerd om mij weer in een normalen toestand te brengen, doch alles faalde tot ik mij weer aan het schaakspel ging wijden. Dit spel met al zijn diepe combinaties, zijne geestige variaties en aardige vallen concentreerde mijnen geest op een bepaald doel, waartoe geen geneesmiddelen in staat waren geweest, en bracht hem langzaam maar zeker weer terug in het rechte spoor. Dit is mij later nog tweemaal overkomen en ik ben de eenige niet die enorm veel aan het schaakspel te danken heeft. Lord Randolphe Churchill de bekende leider van het Engelsche Parlement, mijn leerling met wien ik tot aan zijnen dood zeer bevriend ben gebleven schreef mij in een zijner laatste brieven ongeveer het volgende: „Ik was overwerkt door Parlements-zaken, en kon maar

IOO

niet slapen. De doctoren rieden mij aan een langen reis te gaan maken en ik ben naar Zuid-Afrika getrokken zonder baat te vinden. Nu ben ik terug en heb mij weer aan mijne oude liefhebberij, het schaakspel gezet en ben op dit oogenblik veel kalmer geworden; of het mij zal blijven helpen weet ik niet!" Eenige maanden later was hij dood.

Het is toch jammer dat zoovele ontwikkelde menschen liever kaarten dan schaakspelen. Ik zelf ben in New-York een bekend Whister, maar als ik het moet vergelijken met het schaakspel dan zit er in Whisten toch al heel weinig. Het is trouwens ook een geluk, dat ik hart heb voor de kunst, waaraan ik mij gewijd heb.

Stel U eens voor, dat ik er niets voor voelde; dat het eenige doel waarom ik speelde geld was, dan was ik toch een der beklagenswaardigste menschen die er bestaan. Het schaakspel is zoo ver boven elk ander spel verheven dat ik er geen enkel mêe durf te vergelijken. Het bezielt zoo, dat ik niet geloof dat eenig goed speler onder het spel een kwade gedachte kan koesteren. Niemand zal kunnen beweren dat het de hartstochten opwekt omdat het spel te rein, te edel is. Wilt U mij beschouwen als beroepsspeler, goed, ga uw gang, maar vergeet niet, dat ik bovenal een kunstenaar ben, die de kunst, die hij beoefent, zijn geheele leven door, zooveel mogelijk populair heeft trachten te maken. Het woord beroepsschaker staat bij velen in een ongunstigen reuk, maar waarom ? üe Amateurs nemen toch ook op de groote wedstrijden heel kalm de geldprijzen aan en wie heeft er verder mee te maken of ik brood of koek voor dat geld wil koopen. Anderssen had een heel ander oordeel over de beroepsschakers dan de meeste anderen. Toen ik hem eens vroeg wat hij over dergelijke spelers dacht, was zijn antwoord: „Beroepsschakers zijn de hoogste uiting der Kunst." Ik vind het b.v. bespottelijk dat Tarrasch indertijd zoo gefêteerd is, omdat hij amateur was. Als hij dan zoo bijzonder op dien titel was gesteld, had hij indertijd de club te Havana en mij, die mij nog op iets anders kon beroepen dan Tarrasch, behalve mijn ouderdom, wel wat minder grof kunnen bejegenen. Hij schreef eenvoudig op de brieven, die wij aan hem richtten, taal noch teeken terug.

Sommige studeerende menschen weten zich, op de vraag of zij ook schaakspelen, vaak achter het masker van drukke bezigheden te verbergen. Gelukkig is het masker heel gemakkelijk op te lichten, want zij beoefenen toch wel allerhande sport en de verdere drukke bezigheden zijn slechts een waardeloos voorwendsel. De wereldberoemde professor Billroth was een uitstekend schaker en musicus. Ik weet het bij ondervinding, want ik heb zelf meermalen met hem gespeeld. Het was een der beminnelijkste personen, die ik ooit heb gesproken of gezien.

Voor het schaakspel hebben de beroepsspelers veel meer gepresteerd dan alle amateurs samen. In Engeland waren in de jaren 65 tot 80 vooral Potter Blackburne, Bird, Zukertort en ik zelf de leidende schaakauteurs. De eerste vier deden het niet alleen door het redigeeren van tijdschriften, maar vooral door de blinden simultaanvoorstellingen, die zij gaven. Lees de tijdschriften uit dien tijd maar eens na en telkens zult U hunne namen zien, wanneer zij in hunne kunstreizen van plaats tot plaats trokken. Zij beperkten zich niet tot Engeland maar zijn de

ÏÖI

geheele wereld rondgereisd. Hier hielden zij kleine matches, wat vooral in Havana vaak het geval was, ginds speelden zij tot soms vijftien partijen zonder het bord te zien en weer elders gaven zij simultaanvoorstellingen met de prachtigste resultaten of speelden consultatiepartijen tegen de voorvechters van een of andere club. In dien tijd was ook Engeland ontegenzeggelijk het land waar het meest en het best werd geschaakt. De meeste couranten, (sommige wilden er eerst niet van weten) namen partijen op van de groote wedstrijden; de staatsrubrieken rezen als paddestoelen uit den grond; nieuwe tijdschriften, geheel aan het spel gewijd, verschenen en bijna allen konden bestaan. Welke wedstrijden heeft Engeland niet uitgeschreven en hoe groote prijzen gegeven! \ orstelijke personen hebben zich in Engeland nooit geschaamd het patronaat over zoo iets op zich te nemen, en de hoogste adel bracht flinke geldsommen bijeen om het plan te doen gelukken; was het dan ook geen eer voor Albion de hoogste prijzen geschonken te hebben, die ooit waren uitgeloofd? In Hastings was de hertog van York, de kleinzoon van Koningin Victoria, de patroon, en in 1883 in Londen was het de hertog van Albany. Ik zelf heb het schaakspel vooral in de mode trachten te brengen door aan wedstrijden deel te nemen en door het redigeeren van de „Field" en andere bladen. Eene bepaalde kunstreis heb ik slechts ééns in mijn leven gemaakt en dat is die waarvan ik nu op de terugreis ben. Zij heeft geduurd van September van het vorige jaar tot nu, dus al negen maanden, en ik verlang nu ook weer erg naar mijne vrouw en kind.

Om op de beroepsschakers terug te komen. In Frankrijk heeft in jaren niet zulk een opgewekt schaakleven geheerscht als in den laatsten tijd en ik kan gerust zeggen, dat men dat alles aan Rosenthal te danken heeft. Die man heeft werkelijk een zeldzame carrière gemaakt en is nu schaakleeraar bij de hooge families in Parijs. Vooral Spanjaarden nemen les bij hem. Hij is ook de eenige beroepsschaker die wegens zijne vele en groote verdiensten op schaakgebied,door de Koningin-regentes van Spanje met de orde van Karei VIII is begiftigd. In Parijs heeft hij zeer grooten invloed, dien hij zoo veel mogelijk aanwendt om beroemde matadors naar Parijs te inviteeren. Dat ik in November naar Parijs ging had ik ook aan hem te danken. Hij sprak mij te Hastings en vroeg mij of ik geen lust had een paar dagen aldaar te vertoeven. Ik had daar wel ooren naar en een paar weken later kreeg ik eenen brief waarin mij 1500 francs voor eene week werd aangeboden. Men was er zoo op gesteld mij in de „Cercle des Echecs" te zien dat ik bijna niet behoefde te spelen. Geen enkelen meester van den eersten rang nam het tegen mij op en ik geloof, dat men het deed om het mij zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Ik ben overtuigd dat, als ik gezegd had, dat ik te veel vermoeid was of liever met wilde spelen, men het ook goed had gevonden. Zoo is het mij op mijne geheele reis gegaan.

In Londen ben ik, zoolang ik daar woonde lid van de City Club geweest. Ik herinner mij niet ooit grooter aantal sterke spelers bij elkaar gezien te hebben. In 1874 waren behalve ik zelf o. a. nog lid, Blackburne, Bird, Boden, Lord, Löwenthal, Wisker, De Vere, Hoffer, Potter en Zukertort. Het was juist in den tijd, dat wij een grooten wedstrijd hielden tegen Weenen, maar er kwam op een zeker moment

zooveel oneenigheid dat Potter en ik de partij ongeveer te samen ten einde gespeeld hebben, en ook samen het succes deelden.

Nu woon ik al bijna veertien jaar in New-York. Naar mijn beste weten heb ik ook daar het schaakspel, zooveel ik kon populair gemaakt. Eerst was de ambitie er niet zoo bijzonder groot, maar tegenwoordig gaat het uitstekend. Vele der jongere spelers zijne mijne leerlingen en ik zie met genoegen dat Pillsbury, Schowalter en anderen zich een goeden naam op schaakgebied hebben verworven. Met mijne schaakrubrieken ben ik niet altijd gelukkig geweest. Mijne twee grootste heb ik moeten verlaten omdat ik geschil kreeg met de uitgevers.

Ik heb in Londen nog eenige schitterende voorbeelden gezien van den helderen geest die vele schaakspelers tot aan hun dood toe behielden. Ik geloof aan de stelling, dat het schaakspel de hersenen te veel inspant en ze benadeelt niets en houd het voor de beste hersengymnastiek die er bestaat.

Het eerste voorbeeld is de bekende componist van eindspelen B. Horrwitz, die eenige dagen voor zijn dood in 1885 mij een paar van de prachtigste eindspelen zond, die ooit onder mijn bereik zijn gekomen. Dat duidt toch ongetwijfeld op een groote helderheid van geest, als men bedenkt, dat hij toen reeds 78 jaar was.

Het tweede voorbeeld dat nog veel sterker en mij haast nu nog onverklaarbaar is, is het volgende. In Londen woonde John Cochrane de uitvinder van het Cochrane-gambiet. Velen hielden altijd tegen mij vol, dat hij bij de negentig jaren oud moest zijn; hij zelf evenwel vertelde ons, dat hij nog slechts tachtig was en wij namen voor het meerendeel het laatste als waar aan, hoewel hij dan reeds op ongeloofelijk jeugdigen leeftijd een uitstekend handboek over het schaakspel had moeten uitgeven. Enfin, die John Cochrane, over wien ik spreek, was een uitstekend vriend van mij. Toenmaals hadden wij een schaaklokaal ingenomen dat drie verdiepingen hoog was. Ik kwam 's middags daar eens de trap oploopen, toen de kelner mij staande hield met de boodschap dat hij mij een brief moest overhandigen. Wie gaf u dien? was mijne vraag. Mr. Cochrane, luidde het antwoord. Ik keek den brief eens na en zag dat Cochrane mij eenige varianten van het Muziogambiet wilde toonen. Sommigen daarvan waren zestien zetten diep. Dit gebeurde alles op de tweede verdieping. Nieuwsgierig om meer van de zaak te weten vroeg ik den kelner of mr. Cochrane ook gebeld had. Neen, zonder dat ik het merkte is hij naar boven gestrompeld en voor ik er aan dacht stond hij voor mij. Heeft hij dan hier gezeten? Ja! voor dien lessenaar. Maar hij heeft toch een schaakbord gehad? Volstrekt niet; hij vroeg mij alleen om papier en heeft u toen dezen brief geschreven. Dus die man, die minstens tachtig jaar oud was liep eerst twee trappen op en schreef toen uit zijn hoofd enkele varianten op van het Muziogambiet, die geheel nieuw waren en zeer nauwkeurig en waarvan sommige zestien zetten diep waren. Den volgenden dag hoorde ik dat hij dood was. Dus vierentwintig uren voor zijn dood had hij mij nog zoo iets geschreven. Aan het afscheid van de „Tribune" een Amerikaansch blad is nog een aardig geval verbonden. Ik had daar altijd een tractement genoten van 25 dollars 's weeks. Op een goeden morgen krijg ik echter van den uitgever een brief met het verzoek in den loop van den dag even bij hem aan te komen. Ik ga s mid-

iö3

dags naar hem toe en merkte al aan zijn gezicht dat niet alles in den haak was. Mr. Steinitz ik heb u een onpleizierige boodschap te doen. De eigenaar van dit blad, mijnheer X, wil de schaakrubriek opschorten, maar ik zal trachten er éene mouw aan te passen. Ik kan u niet meer verbinden voor een jaar maar slechts van maand tot maand en moet dan uw tractement verlagen tot 20 dollars 's weeks. Ik zei den uitgever terstond dat ik onmogelijk op die voorwaarden langer redacteur kon blijven. Thuis gekomen vertelde ik het geheele geval aan mijne vrouw. Zij smeekte mij toch maar op die voorwaarden aan de Tribune verbonden te blijven; onmogelijk, zeide ik, dat doe ik nooit. Als vroeger mijn werk 25 dollars waard was dan is het dat nu ook nog en ik wil geen betrekking aannemen, die mij elke maand ontnomen kan worden. Goede raad was duur. Ik dacht en peinsde al of ik soms geen lumineusen inval zou krijgen en waarlijk ik vatte een aardig plan op.

De eigenaar van de Tribune was vroeger Amerikaansch gezant geweest en woonde in New-York. Ik wist dat hij zeer gaarne president van de Amerikaansche Staten zou worden. In Amerika nu heeft ieder burger het recht eens in de week sommige dignitarissen de hand te drukken. Ik maakte van mijn burgerrecht gebruik en schreef hem een briefje met het volgende opschrift: „Aan den aanstaanden president der V. A. S." Mag ik de eer hebben u dan en dan de hand te komen drukken.

Na een toestemmend antwoord gekregen te hebben ging ik op den bepaalden datum naar het „Witte Huis" en zie daar kwam mijnheer X, een man van zes voet lengte, zoodra hij mij zag, de trap af, liep op mij toe en schudde mij hartelijk de hand. Ik zelf was toen nog veel kleiner dan nu want twee krukken waren nauwelijks in staat mij op te richten.

Ik bepleitte mijne zaak en alles scheen in orde te zullen komen maar ten slotte liep toch nog alles in de war. Nog altijd denk ik met genoegen aan die ontmoeting. Is het niet eigenaardig dat ik in de latere jaren bijna al mijne matches te Havana heb gespeeld? Weet u wel dat ik daar zelf eigenlijk de hoofdoorzaak van ben.

U ziet mij zoo vragend aan of u zeggen wil: „Hoe komt dat dan?" De oplossing is eenvoudig. Toen ik in 1889 met Tschigorin mijne eerste match speelde, waren daar verschillende hasardspelen zeer in zwang. Avond op avond speelde men bacharat of zoo iets. Dat is een spel waar enorme sommen mee worden verloren. Men had te Havana vele jonge Spaansche grandes die hooge sommen aan dit spel besteedden. Zoolang men wint, is dat natuurlijk niets, maar, wat de een wint, moet de ander ^verliezen. Wat hier soms verloren werd is onbegrijpelijk en vooral voor de vrouwen en verloofden is zoo iets erg treurig, want schatrijke edelen zijn daar reeds doodarm geworden. Het grootste ongeluk daarbij is nog dat de Spaansche grandes niet failliet kunnen gaan, want als zij zich arm gespeeld hebben krijgen zij op een zekeren leeftijd toch eene toelage van den staat. Dit is nog een vergrooting van het kwaad omdat velen als zij arm zijn toch maar doorspelen op een soort crediet en omdat men denkt dat de eereschulden van zulke grandes toch betaald worden. Tschigorin en ik zaten daar ook zoo eens naar te kijken toen een jong mensch, van wien men zeide dat hij geweldig rijk

104

was, bij mij ging zitten en op eene enkele kaart 5000 dollars zette. Hij verloor ze en begon een praatje met mij, waarin ik als mijne opinie te kennen gaf dat ik zoo iets ongeoorloofd vond. En wat doet hij ?

Alleen om mij te overbluffen zet hij op de volgende kaart 15000 dollars en verliest ze weer. Na dien tijd ben ik begonnen aan verschillende dames het schaken te leeren en de heeren wilden toen niet meer achterblijven en noe verder ze kwamen hoe meer pleizier zij er in kregen en op dit moment speelt men dit spel werkelijk veel op Havana. En wat is nu het gevolg en wie hebben daarvan nu voordeel? Wij, arme beroepsschakers. Het geld dat vroeger verdobbeld werd, wordt nu voor een klein deel gespandeerd aan de groote matches die men organiseert en de dames zien toch veel liever dat men eens per jaar 5000 dollars voor eene match uitgeeft dan dat men soms 20,000 op één avond verliest. Toen ik in 1894 met Lasker een match speelde was de animo in Havana zoo groot, dat de zaal, waar wij speelden, bijna te klein was voor de massa menschen, die hootd aan hoofd stonden, waaronder vele dames, en dat, in de straat, waar het clubgebouw stond, groote borden waren opgehangen, waarop de zetten, die wij deden, genoteerd werden.

Och het leven van ons, beroepsspelers, is toch veel beter geworden. De edelmoedige voorbeelden van Fransche en Russische Schaakmaecenen zijn een soort uiting van de opinie welke die standen voor het schaakspel koesteren. En let er op, het zal nog wel beter worden. Wie had voor dertig jaar aan zulke prachtige wedstrijden gedacht, als er nu eene te St. Petersburg gehouden is. Gerust kan ik zeggen, dat de schaakkoersen hoog gestegen zijn. Het gaat hier als met elke kunst. Eerst dan, wanneer machtige personen haar in bescherming nemen begint zij te bloeien. Ook de schilderkunst heeft zware tijden gekend, maar eindelijk namen de Pausen haar in bescherming, later de Vorsten, zooals Lodewijk XIV van Frankrijk en nu steunt haar de beschaving, waarvan zij deel uitmaakt. Een der beste reclames, die er voor het schaakspel bestaan is het openen van lessen. Het lijkt erg vervelend, maar wanneer de toehoorders eenig begrip van het spel beginnen te krijgen wordt de taak hoe langer hoe prettiger. Het allerbeste zou het zijn wanneer men cursussen voor dames opende. Dit gaat neel gemakkelijk. Wanneer de dames er niet op gesteld zijn de lessen in tegenwoordigheid van heeren bij te wonen geeft men een cursus voor dames alleen. Als er maar eene dame is die U voor dit plan helpen wil kunt U hier in Nederland groote dingen verrichten. De bekende speler A. Walbrodt heeft ook zoo 11 openbare les geopend, die door bijna dertig dames wordt bijgewoond uit de allerhoogste kringen. In Londen bestaat eene bloeiende damesclub met ongeveer negentig leden, die naar Laster's oordeel voor het meerendeel volstrekt niet minder spelen dan de meeste heeren. De kracht en hoop van het schaakspel liggen bij de jongere lui, die voor zulke zaken nog in enthousiasme kunnen geraken. Ivunt ge geen meester laten overkomen, welnu, doe dan zelf, al zijn uwe krachten veel minder, wat anders een meester doet. „Goed voorgaan, doet goed volgen dat weet U. Zoo langzamerhand kom ik al aan het eind van mijne levensgeschiedenis, maar zou bijna een hoogst belangrijk deel van mijn leven overslaan, zonder er over te

"5 spreken. Het is het treurigste deel en wekt allerhande droeve herinneringen bij mij op, maar het doet mij wel eens goed er over te kunnen spreken. Wij spraken gisterenavond zoo over mijne eerste match met Lasker en ik heb dat een verschrikkelijken tijd genoemd en had er mijne reden voor.

Die match werd voorafgegaan door den dood mijner vrouw, door een moordaanslag op mij, tweemaal had ik in den laatsten tijd eene van die wanhopige buien gehad, zooals ik er in 1867 eene had en bovendien zat ik tot over de ooren in geldzorgen. Voegt men daar nog bij de geweldige inspanning, die de match zelf mij veroorzaakte, dan zal niemand meer verwonderd zijn dat ik toen beneden mijn kracht heb gespeeld. Ik was lichamelijk gebroken. Na twee uur spelens hepen de zweetdroppels van mijn voorhoofd, alleen door de inspanning, en mijn tegenstander zat nog zoo frisch mogelijk tegenover mij, en dan kwamen ten lange leste nog de slapelooze nachten. Ik leefde bepaald van champagne en verschillende stimulanten om de krachten maar op te frisschen. Dat alles moest toch wel demoraliseerend op mij werken, dat kan immers niemand van bijna zestig jaar volhouden. Alles wat mij overkomen was maakte mij daarenboven vreeselijk zenuwachtig. Stel U dan ook eens voor dat men mij, ouden man, die niemand in zijn leven eemg kwaad had gedaan, op een goeden morgen wil doodschieten. Mijne eenige dochter was gestorven. Zij was mijne particuliere secretaresse en ik moest na haren dood een plaatsvervanger zoeken. Mijne vrouw ried mij aan daarvoor den man van een harer vriendinnen te nemen, die op dat oogenblik geen werk had Eerst ging alles goed, maar na verloop van tijd begon hij te drinken en voerde mets meer uit. Ik waarschuwde hem en hij beterde zich tijdelijk, doch allengs verviel hij weer tot zijne oude kwaal en ik moest hem ontslaan. De man nam mij dat zóó kwalijk dat hij op een morgen mijne slaapkamer binnendringt en een tweeloopsgeweer op mij afschiet en daarna zichzelf van kant tracht te maken. Twee beroerten hadden mij aan de eene zijde geheel verlamd en ik kon van schrik geen geluid geven.

Ook door den dood van mijnen broeder heb ik vele zorgen gehad. Van de acht 'inderen die hij achterliet heb ik er twee tot mij genomen, een meisje en een jongen. Het meisje heeft geheel de plaats mijner dochter ingenomen. Juist in dien tijd drukten mij zware geldzorgen. Amerika doorleefde een geldcrisis De behoefte aan specie was zoo groot, dat men dagelijks voor baar geld zes procent rente moest betalen. Ik had wat overgespaard en een stukje land gekocht waarvoor vroeger eens duizend dollar was geboden. Gaarne wilde ik het ook voor 300 dollar van de hand doen, als iemand het van mij had willen koopen. Niemand wilde het hebben. Ik wist 's morgens niet of ik 's avonds wel brood zou kunnen eten en had twee aangenomen kinderen voor wie ik zorgen moest In wanhoop ben ik eindelijk naar een heer in New-York gegaan, haast moet ik zeggen om te bedelen. Gelukkig was ik aan het rechte kantoor. Hij nam het land van mij over voor 600 dollar met het recht van wederinkoop voor denzelfden prijs binnen twee jaar en gaf mij bovendien nog geld om een deel der „Modern Chess-Instructor te laten uitkomen. Met het uitgeven van mijne boeken ben ik in Amerika schandelijk bedrogen. Op de meeste heb ik geld toegelegd, omdat

io6

ik van dergelijke zaken geen begrip had. Voor de uitgave van het congresboek van het zesde Amerikaansche Schaakcongres heb ik 2000 dollar gekregen, wat veel schijnt, doch waarvan ik na al de onkosten, die de reizen voor het in stand brengen van dit congres met zich meesleepten, er van afgetrokken te hebben, niet meer dan 200 overhield. Daar staat natuurlijk tegenover dat het Schaakspel in Amerika daarvoor weer zooveel te meer is gaan bloeien.

Nu heb ik U in hoofdzaak op de hoogte gesteld van mijne wederwaardigheden en ben gisteren voor de tweede maal van mijn leven in Nederland aangeland.

Zoo, bent U hier vroeger dan ook al eens geweest?

Ja, ik ben de gast geweest van Baron van Hogendorp in den Haag. Ik had bijna nog met den Prins van Oranje gespeeld, maar terwijl ik wachtte kregen wij bericht, dat de Prins plotseling naar Parijs was vertrokken. Ik heb van Blackburne gehoord dat hij een goeden blik op het spel had.

Ik zal pogen Steinitz verblijf zoo kort mogelijk te memoreeren. Zijne gansche levensgeschiedenis in korte trekken weer te geven zou een boekdeel vullen. Misschien zien we dit nog eens van des auteurs eigen pen vloeien en wenschen wij hem toe dat die uitgave zijne vroegere geldzorgen rijkelijk vergoede.

Hilversum genoot de eer en het genoegen den wereldkampioen het eerst binnen zijne poorten te zien op Woensdag 6 Mei. Bijzondere oorzaken leidden er toe dat er minder reclame voor deze voorstelling kon gemaakt worden dan op sommige andere plaatsen en zelfs enkele clubleden niet konden verschijnen. Hilversum evenwel kon zich tevreden stellen met Steinitz verklaring, dat hij zelden met meer genoegen ergens had vertoefd. Zoodra hij uit den trein stapte, wachtte hem het bestuur van het Hilversumsche Schaakgenootschap op om een rijtoertje met hem te gaan maken door een der fraaiste plekjes, die Nederland oplevert en groot succès hebben zij er dan ook mede behaald, want Steinitz, die de halve wereld heeft rondgereisd, was opgetogen van bewondering over de zindelijkheid van het geheel, wat hem in de eerste plaats opviel. Die villa's, allen omgeven door groote tuinen' in vollen bloei, het prachtige gezicht op den Trompenberg, alles viel evenzeer in zijn smaak en bijna ieder nieuw gezichtspunt ontlokte hem het ,Wunderschön" ; maar wat hem geloof ik het meest aantrok waren die gezonde 'frissche Hilversumsche kinderen, die met roodwangige gezichtjes en helderblauwe oogjes en met hunne propere en nette kleeren dat rijtuig wijsneuzig en nieuwsgierig aangaapten: Wat een lieve, mooie kinderen zijn dat hier allemaal! Het is hier zeker een gezond land, want in New-York draagt 20% der kinderen onder de 10 jaren een bril. Als ik kan zal ik mijne vrouw en mijn kleinen jongen hier laten logeren wanneer ik in Nürnberg meêspeel. Wat zijn die menschen hier eenvoudig en hartelijk! Ik houd niet van al die drukte, die men over het algemeen voor mij maakt.

De voorstelling zelf liep uitstekend van stapel. Een lid van den bond was voor deze gelegenheid expres uit Arnhem overgekomen. Het ware wenschelijk dat alle bondsleden zulk eene ambitie toonden indien ooit weer zoo'n coryphée hier in het land komt. Van de 23 gespeelde partijen had de heer J. H. de Ruwe het geluk er eene te winnen, terwijl de heer J. H. Peet zijne partij remise maakte.

io7

In Rotterdam, waar Steinitz den volgenden dag optrad, was de opkomst veel talrijker. Men mocht dit van de tweede stad des rijks natuurlijk ook verwachten, hoewel ook hier het bezoek lang niet was wat het had kunnen zijn. Dit laatste geldt voor geheel Nederland. Wanneer er een coryphée, in welke kunst dan ook, optreedt en ik zie, dat van de Nederlanders, die deze kunst beoefenen of bevoordeelen, hoogstens een tiende bij séances, door zoo iemand gegeven, verschijnt; terwijl overal de entrée zeer laag was gesteld, en als ik dan bedenk dat er een Nederlandsche Schaakbond bestaat met 650 leden waarvan slechts ongeveer een So-tal zich heeft laten zien dan vind ik de schaaktoestanden hier nog alles behalve rooskleurig. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan de weinige animo en een totaal gebrek aan enthousiasme voor den Bond en het Schaakspel. Sommige menschen staan er over verstomd dat een ander iets meer voor het Schaakspel voelt, er meer tijd en moeite voor over heeft dan zij zelf, hoewel zij overtuigd zijn in' hun hart, dat zij eigenlijk niets doen voor het Schaakleven in Nederland. Zulke menschen staan verwonderd als men secretaris wil worden of redacteur van het Tijdschrift. Zij begrijpen niet of willen liever niet begrijpen, dat daaraan geene geldelijke voordeelen zijn verbonden en schijnen te denken dat elk rechtgeaard schaker alleen voor pecuniaire voordeelen zulk eene betrekking op zijne schouders neemt. In den Haag werd aan Steinitz de van weinig kieschheid getuigende vraag gedaan, hoeveel hij mij moest betalen voor mijn geleide. Wie deze vraag deed weet ik niet, het interesseert mij ook volstrekt niet, maar ik verzoek dien heer mij, als hij kan, een enkel geval te willen opgeven waar een Nederlandsch student geld heeft aangenomen voor het geleide van een kunstenaar.

Om half negen trad Steinitz de Doelezaal binnen, waar hij door de aanwezige bezoekers met handgeklap en voetgetrappel werd ontvangen. In een oogenblik zat ieder voor zijn bord en 's nachts om drie! uur had de meester van zijne 25 tegenstanders er 23 in het zand doen bijten. Twee heeren beslisten door goed spel het lot ten hunnen voordeele, met name de H.H. Heyermans en de Klerk. De eerstgenoemde was bovendien nog zoo gelukkig een aangenomen Steinitzgambiet tegen den uitvinder te winnen.

Den volgenden middag zaten wij beiden weer in den trein naar Haarlem. Onderweg had ik gelegenheid om Steinitz's enorm geheugen te bewonderen. In Rotterdam had hij n. 1. één der partijen buitengewoon brilliant beslist. Jammer genoeg was zij niet opgeteekend en ik wilde ze toch gaarne voor dit Tijdschrift hebben. Ik begon over die partij te spreken en vroeg of hij zich de series van zetten nog herinnerde.

Weet u ook hoe de opening was? Ik wist er niets van.

Nu wacht maar even en na vijf minuten gedacht te hebben dicteerde hij mii de partij uit zijn hoofd.

Wanneer ik de opening maar weet kan ik u alle 25 partijen, die ik gespeeld heb in Rotterdam wel voorzeggen, maar als u over drie dagen het mij nog eeiis vraagt weet ik er niets meer van.

Ik had nog eene partij zien spelen, waar Steinitz een mat had kunnen annonceeren en vroeg waarom hij dat niet had gedaan.

to8

Öch, dat annonceeren van een mat vind ik slechts pralerij en bluf.

Ik heb het maar eens in mijn leven gedaan en dat nog wel omdat mijn tegenstander mij zeer onheusch bejegende.

Ik had in Hastings een keurig mooie Guioco-Piano gespeeld tegen v. Bardeleben. Een correct torenoffer gaf mij een winnend spel.

Van Bardeleben zag dat hij verliezen moest en verkoos boven een eervolle nederlaag het verlies der partij door tijdsoverschrijding. Na de pauze bleef hij weg en liet mij maar op zich wachten. Eindelijk was zijn tijd verstreken. Ik riep een der leden van het comité om de partij voor mij als gewonnen op te eischen, hetgeen terstond werd toegestaan en zeide hem dat ik een mat in negen zetten of dame-verlies voor v. Bardeleben in petto had. Al het publiek, tot de meesters incluis, stroomde naar mij toe en barstte nadat ik hen de oplossing had getoond, in luide applaudisements los.

In een der partijen met Tchigorin in 1892 kon ik een mat in zeven zetten annonceeren en heb het niet gedaan uit achting voor mijne tegenpartij.

Het is immers alsof ik daarmee zeggen wil: „Kijk! dat mat heb ik gezien en gij niet!"

De elite der Nederlandsche Schaakspelers was uitgenoodigd om zich in Haarlem met den wereldkampioen te meten.

Bijna allen hadden aan de uitnoodiging gehoor gegeven.

De namen D. van Foreest, Tresling, Meiners, Bleykmans, van Rhijn en den Hertog klinken bekend genoeg om er voor in te staan dat het een strijd zou zijn op leven en dood, een strijd voor de eer van het land.

In de prachtige zaal van de eeuwenoude, wijdvermaarde societeit „Trou moet Blijcken" zou die strijd gestreden worden.

Een kort welkomstwoord van den voorzitter van „Trou moet Blijcken , den heer Lieftink, opende deze voorstelling, die zeer geanimeerd was, waar ieder gereed stond zoo veel mogelijk de behulpzame hand te bieden, en welke voorstelling tot het einde toe aller belangstelling wekte. Het geheel vertoonde slechts ééne schaduwzijde, n. 1. dat het er snikheet was, zóó heet, dat Steinitz een oogenblik dacht flauw te zullen vallen.

't Is een hoogst eigenaardig gezicht dien invalide te zien voortstrompelen van bord tot bord. Leunend op zijn linker elleboog ziet hij de positie nauwkeurig aan en doet daarna zijn zet. Dan ziet hij zijn tegenstander even aan, alsof hij op diens zet wil wachten. De meesten geven hem een teeken, dat hij door kan gaan, sommigen laten zich verleiden en worden het slachtoffer van hunne overijling. Is de positie zeer interessant of de tegenpartij zeer sterk dan duurt Steimtz's tegenzet langer. Het is volstrekt geen kwelling voor een der tegenstanders zijne partij te moeten opgeven, want een vriendelijke lach en een kalmeerend „ah stelt een ieder weer op zijn gemak. Zoo nu en dan gaat hij even op een stoel zitten om spuitwater en citroen te drinken en een nieuwen sigaar aan te steken, maar nooit langer dan een minuut. Tot laat in den nacht duurde de partij Steinitz D. van Foreest. Langen tijd stond laatstgenoemde iets beter, dan weer haalt Steinitz een oogenblik op tot hij plotseling door een groven blunder de

109

partij wegwerpt. Verwondering verwekte dit bij allen want de val was slechts twee zetten diep. In den Haag liep Steinitz er nog eens op een dito manier in Na nog een paar uurtjes gezellig bij elkaar gezeten te hebben gingen wij om half vijf naar huis, ieder hoogst voldaan dezen kunstenaar in zijn kracht gezien te hebben. Van een 17 in Haarlem gespeelde partijen won Steinitz 13, verloor 3 tegen de H.H. D. v. Foreest. Tresling en Blijkmans en maakte remise tegen Dr. A. van Rhijn. Het geleide van Steinitz werd in Haarlem eenigszins gewijzigd! Waren wij als duplet aangekomen als triplet verdwenen wij en gingen op reis naar de Hofstad. De Heer Tresling, die expres uit Winschoten was overgekomen, hield ons tot Zondagavond gezelschap en heeft zeker geen berouw gehad dit reisje gemaakt te hebben.

Ook den Haag muntte door iets uit. Hier verscheen de eenige dame die ik bij vijf sernces van Steinitz heb gezien en die met veel belangstelling de voorstelling voor het grootste gedeelte bijwoonde. Moge haar goede voorbeeld bij eene volgende gelegenheid door velen gevolgd worden. Er waren bovendien eenige gymnasiasten die medespeelden en die ik reeds vroeger bij een schaakgebeurtenis had opgemerkt. Wij hopen dat zij zich spoedig bij den Bond zullen aansluiten om hunne krachten, die ongetwijfeld, bij trouwe oefening, goed kunnen worden meer aan het schaakleven in het algemeen te gaan wijden.

Bijzonderen dank moet ik den leden van D. D. namens Steinitz brengen voor het uitstekende denkbeeld om alle partijen om 12 uur te doen beslissen. Voor velen is het ongetwijfeld onpleizierig hunne partij in een kritiek stadium door umpires te zien beslissen, maar zij moeten bedenken dat dit gedaan werd voor den simultaanspeler, die, aan zulke late experimenten niet gewoon, doodelijk vermoeid was.

De uitslag was ook hier eene voor Steinitz zeer gunstige. Slechts ééne partij verloor hij, (tegen den Heer M. Edersheim) en drie maakte hij remise o. a. tegen de H.H. Treslingen Rahussen en dat van de 28gespeelde partijen. Een rustdag was na deze vermoeienissen wel verdiend en zeer verlangd. Want de „Schaakmachine" moest eerst weer een weinig tot rust komen. Hoe langer Steinitz hier bleef, hoe meer geriefelijkheden hem werden aangeboden. Dit bleek in Leiden waar Steinitz zijn laatste voorstelling gaf. Niet slechts had het bestuur van Palamedes besloten alle partijen om één uur te doen eindigen maar het had zich de moeite getroost Steinitz een ziekewagentje ter beschikking te stellen. Steinitz was voor deze attentie zeer gevoelig en hoopte dat men voortaan overal zulk een voertuig voor hem zou kunnen krijgen. De voorstelling was goed bezocht en vooral sommige jonge spelers gaven van groote vaardigheid blijk, want naar Steinitz's eigen getuigenis speelden velen der „Morphyleden" zeer goed. Evenals in den Haag speelde Steinitz ook hier 28 partijen. Verliezen deed hij er geen enkele en slechts 4 partijen werden remise. Deze gelukkigen waren de H H Dr. A. v. Rhijn, Splinter, Esser en de Nie Jl., de laatste drie allen lid van „Morphy Den volgenden avond vertrok Steinitz over Engeland naar Amerika waar hem teederder banden binden dan ergens elders en waar wij allen hopen dat hij in welstand is gearriveerd.

Ik geloof hiermede aan mijn plicht, iets over Steinitz aan de Bondsleden mede te deelen, ruimschoots voldaan te hebben. J- J- R- M.

Oplossingen der Maart-Problemen-

293. i. Dei, Pd2: 2. Dh4:t, Kds:; 3. Da4 enz. 1. —; 2. —, KI5 of f3

3. Dhst of h3t enz. 1. —, PC3; 2. PC3: f, K speelt; 3. Dgi enz. 1. —, Kfs; 2 Dh4:, Kg6; 3. e4 enz. 1. ; 2. —. P speelt; 3 Dhsf enz. 1. —, Kf3; 2

Pent. K22; i. Pf4+ enz. 1. —; 2. —, Ke4; 3 Ke6 enz. 1. —, h3; 2. Df2, h2 3. Ke6 enz. 1. —,—; 2. —, Kds:; 3. Df3+ enz. anders eerder wit. 294. 1. Pf6 ef6:: 2. Dds, eds:; 3. Te8 enz. 1. —, —; 2. —, ef2:; 3. g3+ enz. 1. —, Pcs

2. Db2, LC3 ; 3. DC3: enz. 1. —; 2. —, ef:; 3. Dd4 enz. of eerder mat. 1.—

PdA of Lc-?: 2. g3t, Kes; 3. Pd7t of Dbst enz. 1. —, anders; 2. De4f, te4: Pg4:t enz. 295. Twee oplossingen. 1. U5 en x Tb2: 296. 1 Dei, Kds:; 2. De6f enz. 1. —, Pds:; 2. Das enzle5 ; 2Dc3t enz. 1. —, Tas; 2 Dhl enz£ j anders; 2 De6 enz. 297. Twee oplossingen. 1 Da7 en 1. Dd2. 298. i.Paó, Kc6; 2. De8 enz. 1. —, Ke6; 2 Pc7t enz. 1. —, Ke4; 2. Pf6j enz. 1. —, Pfs of g4; 2. Dfs: of g4= enz. 1. —, anders; 2. Pb4:| enz. 299. 1. Dg6, Kcs; 2. Dd6t enz. 1. —, Lf4; 2. Le3f enz. 1. —, Lf6; 2. Df6:f enz. 1. —, L anders; 2. Dgs enz. 1. —, Lb7; 2. Pb7 : enz. 1. —, La6; 2. Lb4: enz. 1. , d6;2.Dgs enz. 1. —, ds; 2. Dc6 enz. 1. —, b3; 2. Lb4 enz. 300. Twee oplossingen. 1Ka4 en 1. De3t (wij kunnen moeielijk gelooven dat een van deze twee oplossingen de bedoelde is; er is echter geene andere te vinden, dus zal er waarschijnlijk een fout in de opstelling zijn.) 301. 1. LC7, cb4:; 2. Lb6: enz. 1. , K speelt; 2. Pc2t enz. 1. —, bs; 2. Pfz| enz. 30 >.. 1. Da7 enz. 303. 1. Tf6 enz. 304. 1. La3 enz.

Probleem-oplossingswedstrijd. N°.

1 [ I

De heer Reyalt heeft den prijs.

De oplossingen van de Februari-problemen door den heer Okkinga ingezonden, bereikten ons eerst na de verzending der copie. Daar wij den juisten datum der verzending niet weten, nemen wij voor ditmaal aan, dat hij het tijdschrift later ontving dan de andere leden. Oplossingen der April-Problemen.

305. I. Tg4, C5: 2. f4f, Pf4:; 3. Tg5: f enz. 1. —; 2. —, Kd4; 3 Pf5f enz. 1. —, Pf4; 2. Tgs:|, Kd4; 3. Pc2f enz. of eerder mat. 1. —, anders; 2. d4|, Kf6; 3. If4 enz. 1. —,—; 2. —•, Pd4:; 3. Te4f enz. of eerder mat. 306. i.Lgi, oud:; 2. Lh2 (f) enz. 307. 1. Pe4, Ke4:; 2. Pg5| enz. 1. —, Kg4:; 2. De2|enz. 1. —, anders; 2. Pest enz. 308. (Met witte Dame op di) 1. Th4, Kf2; 2.Th2f enz. 1. —, g3; 2. Thi enz. 1. —, Kg3; 2. Dgi| enz. 1. —. f2; 2. Dg4: f enz. 309. I. Les, Ke5:; 2. Pc6f enz. 1. —, Lb7 of b5;'2. LC3 enz. 1.—, anders; 2. Df3f enz. 310. 1. Lbó enz. 311. 1. Dh3 enz. 312. Twee oplossingen 1. Dai en 1 Da6. 313. 1 DC7 enz. 314. 1. Df7 enz. 315. 1. Kc6 enz. 316. x. Lb4 enz.

Probleem-oplossingswedstrijd. N°. 305 306 307 308 309310 311312 313 314315 316

Vorige score.

E. A. J. A. Modderman. 4.1 —

A' vEelde — 4-i 33 — 32242222 28 J- Reyalt 33-32242222 25

A. W. Luijendijk ....24 — — — — W. de Bloeme 23 — — — 2,

A. A. Hoos 11 — — _ — It

De heer van Ham heeft nu voor de tweede maal den prijs.

Problemen.

Redacteur: L. N. DE JONG, te Oude-Wetering.

De heeren den Hertog en Meiners blijven zich belasten met het .Juryschap van den wedstrijd in probleemcoinpositie. Proileemoplossi/^en te zenden aan den heer "W. B. H. MEINERS, Nassaukade Amstp.rdam.

No 317. W. A. Shinkman, te Grand Eapids.

Mat in 4 zetten.

No. 319. F. Möller, te Ahlten.

No. 318. Dr. S Gold, te New Tork.

^ — tv&m i

Mat in 4 zetten.

No. 321. V. Marin, +o "RarnolArifl

Mat in 4 zetten.

No. 320. J. Jespersen, te Svendborg.

Mat in 3 zetten.

Mat in 4 zetten.

No. 322. G. E. Carpenter.

Mat in 3 zetten.

No. 323. Dr. H. von Gottschall.

Mat in 3 zetten.

No. 325. H. Keidanski, te Berlijn.

No. 324. Dr. A. W. Galitzky.

Mat in 3 zetten.

No. 326. K. Kondelik, te Praag.

Mat in 3 zetten.

No. 327. M. Dessena.

Mat in 3 zetten.

No. 328. J. Jespersen, tc Svendborg.

Mat in 2 zetten.

Mat in 2 zetten.

Wedstrijd in probleemcompositie.

Het blijkt noodzakelijk, hier even aan te geven, hoe wij denken over het recht tot deelneming van problemen, die vroeger in een wedstrijd als incorrect werden afgekeurd, en sedert verbeterd zijn.

Naar onze meening heeft een probleem, dat b. v. een nevenoplossing bleek toe te laten, feitelijk niet aan een wedstrijd deelgenomen. De aesthetische waarde ervan is nog door geene jury getaxeerd.

Daarom zullen in den driemaandelijkschen wedstrijd van onzen Bond wel degelijk problemen worden toegelaten, die in een vroegeren wedstrijd foutief bleken en nu door den auteur zijn verbeterd, tenzij ze een prijs kregen en de fout eerst na de bekroning aan 't licht kwam. (Men denke aan den 2en prijs — vierzet van den i"1™ Bondswedstrijd.) DE JURY.

In het volgende nummer hopen wij het rapport der jury in zake den driemaandelijkschen probleemwedstrijd te kunnen plaatsen.

Probleemcompositie.

2o. Het binden van een vijandelijk stuk Vervolg. Gedeeltelijk binden.

De voorbeelden aan het slot van het in de voorgaande aflevering behandelde, vormen een geleidelijke overgang. Daar staan de stukken in de oorspronkelijke stelling geheel vrij, maar worden ook geheel belemmerd in hunne werking na een bepaalden zet van Zwart. Een andere wijze van gedeeltelijk binden kan men vinden in het toen ook afgedrukte probleem van H. en E. Bettman, waar de zwarte dame en de beide zwarte torens door ontbloot schaak worden afgesneden. Wie hiervan meerdere voorbeelden wenscht te zien, hij kan een zeer bekend vinden in den Hertog's werkje op bladz. 20. x) Verder zal ieder wel eens problemen van Mackenzie en ook van Bettmann hebben bewonderd, die op dit thema 2) waren gebouwd.

In al deze gevallen geschiedt het gedeeltelijk binden op den matzet of den zet die daaraan onmiddellijk voorafgaat. Nu echter willen wij het binden op den eersten zet nagaan, zooals het werkelijk fijn en aanbevelenswaardig is. Wij onderscheiden twee gevallen:

1°. Door een wit stuk te plaatsen op de baan van dame, looper of toren, ten einde te beletten dat het zwarte stuk verder zou gaan en dan de oplossing zou

1) Een verbetering van dezen tweezet geeft Laws in zijn: The twomove Chessproblem, door het bord één slag naar links te draaien, waardoor een dual wordt weggenomen.

2) Ook hier wordt wel het woord idee gebruikt. Daar wij vergaten op bladz. 26 van dezen jaargang het woord: thema nader te definiëeren, willen wij het hier in het kort doen. Thema is een nader bepaalde schaakgedachte. In het algemeen spreekt de schaakgedachte van b. v.: het binden van een stuk, maar het thema noemt het stuk en de wijze waarop het binden geschiedt. Van pointe is het onderscheiden, daar het thema slechts ééne schaakgedachte bevat en de pointe altijd eene combinatie is van schaakgedachten en dus ook van themata. Deze woorden worden veel door elkander gebruikt, maar wie duidelijk wil wezen, moet ze scherp onderscheiden. Hier hebben wij altijd nog slechts te doen met schaakgedachten en daaruit voortvloeiende thema s.

5 verijdelen. Dit afsnijden van zwarte stukken is hier altijd de motiveering van dei eersten zet. De oorzaken kunnen de volgende zijn:

a) het afs)iijde?i dient om een tempo te winnen.

C. Planek.

(te Prijs Engelsch tornooi).

Ph. Klett.

Mat in 2 zetten.

Mat in 2 zetten. 1- e5. 1. Tg3.

In het probleem van Planek zou de oplossing niet opgaan, als de looper de velden t6, g7 of h.8 kon bereiken, terwijl daardoor verschillende nevenoplossingen worden verijdeld. In dat van Klett zou na i. Tg4 de zwarte dame het veld es kunnen bezetten en zoo het mat verhinderen.

b) het afsnijden dient om een wit stuk te onttrekken aan den aanval van een zwart.

B. G-. Laws.

W. Gleave.

(Ie Prijs rEngelsch tornooi").

Mat in 2 zetten. 1. Lbl.

Mat in 2 zetten. 1. Pd4.

Het probleem van Laws zou ook met Lc2 of d3 kunnen worden opgelost, als niet Lai moest onttrokken worden aan den aanval van den toren na L X T. Een meer samengesteld voorbeeld is dat van Gleave, waar ook i. Pe7 schijnt op te gaan, doch dan is er geen mat na Tf6 of T X L, daar dan Lb2 het veld f6 beheerscht.

c) het afsnijden dient om het zwarte stuk te beletten een plaats in te nemen waardoor de zwarte koning aan Wiïs aanval wordt onttrokken.

C. Messemaker te Gouda. F. Schrüfer te Bamberg.

Mat in 3 zetten.

Mat in 3 zetten. 1. Lbl 1. Tg2.

Hiervan geeft den Hertog een goed voorbeeld op bladz. 20 van zijn werkje. Twee andere uiteenloopende voorbeelden zijn de bovenstaande, waarvan het eerste ook door 1. Lb3 schijnt opgelost te kunnen worden, als dan Tai niet naar ci.di, et, fi of gi kon gaan en het mat verhinderen. De looper op bi snijdt de toren van deze velden af. In het probleem van Schrtlfer dient de eerste zet om den looper te beletten na 2. Db6 door Ld5 het mat met Dd4 te verhinderen. Natuurlijk kan dit geval alleen bij drie- en meerzetters voorkomen.

2°. Door een wit stuk te plaatsen op een zijlinie ten einde te verhinderen dat een luit stuk onder de oplossing door een zwart zou worden gebonden. Ook hier zijn verschillende gevallen mogelijk, maar de lezer die het bovenstaande heeft doorloopen, zal zonder moeite de overige gevallen ontdekken. Bovendien is dit thema nog zeer nieuw, en dus bestaan nog lang niet al de voorbeelden die voor eetie meer uitvoerige bewerking noodig zouden zijn. Een heerlijk en aantrekkelijk ontdekkingsveld voor componisten! Het thema zeifis goed te zien aan de twee volgende problemen.

Het eerste belet den toren de dame te pinnen, waardoor het mat verijdeld zou worden. In het probleem van Hamilton heeft de eerste zet behalve om te beletten dat Pe7 door Lf8 wordt gebonden, nog meerdere goede eigenschappen, waardoor het de pointe wordt waarop het geheele probleem steunt. In het algemeen kunnen wij dit thema aldus defineeren: Wat wit wenscht te veroveren in de onder l" genoemde problemen, dat moet hij nu aan zwart beletten. Wordt een probleem

j. Jespersen te Svendborg.

i£7

C. D. P. Hamilton (2e. Prijs „Illustrated American".)

Mat in 3 zetten. 1. Del — Kb7 — 2. Lgl!

Mat in 2 zetten. 1. Lb4! gecomponeerd met dit thema en de oorzaak van den eersten zet is nieuw, dan komt het in tornooien vast en zeker in aanmerking voor een prijs. De componisten mogen hun voordeel doen met deze wetenschap!

Nieuw uitgeschreven Probleemwedstrijd. Gevraagd worden zelfmats in 2 zetten. Aantal onbepaald. Adres: I)r. Hunt, Chess Editor 101, Queens Road. Dalston—Londen N. E. Motto's en gezegelde envelop niet noodig. Termijn: 1 December voor het buitenland. Dit tornooi gaat uit van de Brighton Society, die verleden jaar een wedstrijd uitschreef voor driezetten (direct mat). De beslissing in dezen wedstrijd is gevallen. De ie Prijs werd verkregen door A. F. Mackenzie, den beroemden componist te Jamaica, die niet lang geleden van het gezicht werd beroofd en daardoor van de gelegenheid is verstoken de schaakwereld ook verder te verrijken met de schoone voortbrengselen van zijn kunst. In de volgende afleveringen zullen wij de prijsproblemen plaatsen en tevens eenige bijzonderheden mededeelen.

Uitspraak der Jury in zake den 2" driemaandelijkschen probleemwedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond.

Vooraf wenscht de Jury de deelnemers hierop te wijzen, dat zij als „kwartaal" beschouwt: elk zes-en-dertig-tal achtereenvolgens verschenen genummerde proble7tien.

Ultimo Januari 1896 kon nog geen beslissing worden genomen, aangezien te weinig problemen waren ingezonden.

Thans laat de Jury het rapport omtrent hare bevinding volgen.

n8

Vierzetten: Geen deelneming,

Driezetten: Na onderzoek bleken correct de Nos. 211, 212, 214, 284, 306 en 307.

Na rijpelijke overweging meende de Jury de volgorde der problemen naar hunne waarde aldus te moeten vaststellen :

I. No. 212 (Mann).

IV. No. 211 (Kouwenhoven).

II. No. 214 (Mendes da Costa). V. No. 306 (van Eelde).

III. No. 284 (Okkinga). [

VI. No. 307 (Lentz).

No. 2x2 wordt dus ter bekroning voorgedragen.

C. C. W. Mann, 's-Gravenhage.

Bekroond in den 2en driemaandelijksehen probleemwedstrijd van den N. S. B.

Mat in 3 zetten.

Oordeel der Jury: Een goed specimen van het eigenaardig compositie-talent van den Heer Mann. — Dit probleem is stellig het beste van het geheele zestal ; of het in een buitenlandsch tornooi als direct „turnier fahig" zou worden aangemerkt, meenen wij te mogen betwijfelen. In het vaardig combineeren van een betrekkelijk groot aantal nette matstellingen, bij beperkt materiaal, toont zich de auteur ook hier weer een meester.

Tweezetten: Correct bleken de Nos. 255, 256, 310, 311, 313, 314, 315 en 316. Naar hunne waarde moeten, naar het oordeel der Jury, deze problemen als volgt, worden gerangschikt:

I. No. 313 (Kouwenhoven). V. No. 256 (Okkinga).

II. No. 255 (Okkinga).

III. No. 311 (van Eelde).

IV. No. 314 (Kouwenhoven).

VI. No. 315 (Papöt).

VII. No. 316 (Papöt).

VIII. No. 310 (Beets).

De Jury draagt dus No. 313 ter bekroning voor.

tt 9

J. T. Kouwenhoven, Warmond. Bekroond in den 2en driemaandelijkschen probleenuvedstrijd van den N. S. B.

Mat in 2 zetten.

Oordeel der Jury: Een first-rate-tweezet is dit probleem in geen geval. Maar de sleutelzet is verdienstelijk en de reine matstelling na i—, K f4 zeer goed te pas gebracht. De varianten 1—•, d3 en 1—, f5 zullen weinigen voldoen. Door vrij goede constructie, gepaard aan een tamelijk belangrijken inhoud, onderscheidt dit probleem zich van zijne mededingers.

Partij gespeeld op den grooten Bondswedstrijd te Arnhem den 30en Juli 1895.

Wit: H. J. den Hertog.

Zwart: J. F. Heemskerk.

Spaaiisclie partij.

1. e2 — e4 e7 — e5 10. 0 — 0 h7 — h6

2. P gl — f3 P b8 — c6

De hierdoor ingeleide aanval van Zwart

3 L f 1 |)5 aQ is wegens de daarmee gepaard gaande , T , _ ri verzwakking van zijn koningsvleugel niet

4. Lb5 — a4 P g8 — f6 goed

5. Pbl—c3 L f8 — c5 11. b2 — b3 g7 — g5

6. d2 — d3 12. Ddl — e2

Met, 1e5 : Fe5 : 7. d4 heeft Wit meer

Hier ware beter d4 en 11a g4 13. Ph4 kansen op aanval. pe4 . 14 pe4 . I)h4 . lg pf6| Ke7 16 d7 — d6 | d5 enz.

7. L cl — e3 L c5 X e3 §5 — g4

Sterker lijkt me L»5 8. Lb3 De7. 13. P t3 — d2 P f6 — h5

8. f2 X e3 L c8 — e6 14. d3 — d4 ! D d8 — h4

9. La4Xc6f b7 X c6 I 15. D e2 — el

120

Sterk in aanmerking- kwam <*3 Dg5 (Pg3: 16. Df2) 16. d5.

g4 — g3

16. Pd2 —f3 g3 X H2f

17. Pf3Xh2 Dh4 — g5

18. Del —f2

Vee] beter ware Pf8 Dg4 19. Dh4.

T H8 — g8

19. T ui — el??

Dit is eigenlijk een groote fout, daar Zwart nu niet Lh3 de partij dadelijk had kunnen winnen; want hierop volgt na

20. Dfi :f Kd8 en Wit kan verlies niet ontgaan, terwijl na 20. Te2 Pg3 beslist.

P h5 — g3??

20. d4 — d5! P g3 X fl

Op Lh3 volgt nu 21. Dt'7 :6 K.d8 22. Df5f enz.

21. d5 X e6 f7 X e6

22. Tel X fl 0—0—0

23. D f2 — e2 T d8 — d7

Zwart wil na het verlies der kwaliteit geen tijd meer verliezen, anders kwam Kb7 in aanmerking waar de koning zeer veilig staat.

24. D e2 X a6f K c8 — d8

25. Da6 — e2 T d7 — g7

26. T fl — f2 h6 — h5

27. Ph2 —f3

Onjuist, evenals Wits volgende zet; beter ware l)t'3 Ke7 28. Pe2 h4 29. Kfl Dh6 30. Kei.

D g5 — ll6 !

28. P f3 — el h5 — h4

29. D e2 — f3 K d8 — e7!

30. a2 — a4 ?

Wit schijnt het gevaar, 't welk hem dreigt niet te zien; hij had hier moeten

spelen Kt'1 om na Th 7 met Pe2 te vervoegen.

T g7 — h7!

Zwart speelt dit deel der partij zeer sterk.

Zie diagram.

Stand der partij na den 30sten zet van Zwart.

31. P c3 — e2

Op Pdl volgt Tg3 32. De2 h3 33. I)d2 (er is niet beter) hg2: 34. Tg2 : Dhlf 35. Kf2 Tg2: f 36. Pg2: Tg7 37. Kt'3 Dh3f en wint. Op 31. Kfl volgt Tg3 32. De2 h3, 33. gh3: l)h3: f 34. Tg2 l)hlf 35. Kf2 Tg2: f ei wint door 36. Tf7f. De partij is reeds voor wit verloren.

T g8 — g3!

32. P e2 X g3 h4 X g3

33. p f3 — f8f D h6 X f8

34. T f2 X f8 Ke7 X f8

35. a4 — a5

Beter ware in elk geval Pf3, hetgeen echter de partij niet kon redden.

c6 — CÖ

Het juiste antwoord.

36. P el — d3 c7 — c6

37. Kgl — fl

Op c3 zou volgen Fa7 38. b4 cb4:39. cb4 : c5 40 bc5; Ta5 41 Kfl Tc5 :!en wint.

T li7 — a7

38. K fl — e2 T a7 X aö

39. K e2 — el

Kf3 helpt ook niet meer.

K f8 — f7

40. Kei— e2 Kf7 — f6

41. Ke2 — f3 Ta5 —a2

42. Pd3 —el T a2 — a3!

Uitstekend gespeeld! Zwart vindt den juisten weg ter overwinning.

43. K f3 — e2

tii

44. b3 X c4 T a3 — c3

45. Ke2 —d2 T c3 X c4

46. Kd2 —d3 d6 — d5

47. e4 X d5 e6 X d5

48. Kd3 — d2 K f6 — f5

49. Kd2 —e2 K f5 — e4

Wit geeft op.

Op Kg3: zou de nu volgende zet van zwart nog krachtiger werken. c5 — c4

Het dreigende c5 en d i is niet meer te keeren, waardoor wit totaal wordt ingesloten.

Partij gespeeld te Amsterdam in September 1888 tusschen Wit: Jhr. D. van Foreest.

Schotsche Partij.

t- eZ — e4 e7 — e5

2. Pgl — f3 Pb8 — c6

3. d2 — d4 e5 X d4

4. c2 — c3 d7 — d5

Dit is de veiligste voortzetting voor zwart.

5. e4 X d5 D d8 X d5

6. c3 X d4 P g 8_f6

7. Pbl — c3 L f8 —b4

8. Lfl — e2 0 — 0

9. 0 — 0 L b4 X c3

Iets beter schijnt Da5 10. Dc2 (Ld2 Lg4) Lg4 4. Le3 (a3? Lg4 12.ab4: Dal : 13. Lg5 Pd4: enz.) Tad8 enz. 10. b2 X c3 Lc8—f5

11. Lel —f4!

Deze looper staat hier uitnemend geposteerd.

D d5 — d7

In aanmerking kwam "Da5.

12. L e2 — b5 ! a7 — a6 ?

Zwart krijgt nu verdubbelde c-pionnen, waartegen wit zijn aanval richt, dien zwart

Zwart: J. D. Tresling.

slechts door uiterst omzichtige verdediging zonder verlies kan afslaan. Iets beter ware daarom Lg4 geweest, dreigende 13: Lf3:

14. Df8: Pd4: te spelen.

13. P f3 — e5 Dd7 — e6

14. Lb5 X c6

Op Lc4 volgt Pd5 15. I)f3 (Pc6 :Dc6 : 16. Ld5: l)d5: 17. Lc7 : TacS) Pe5: 16. Le5: c6, enz.

b7 X CÖ

15. Ddl — d2 Pf6 — d5

16. T fl — el De6 — d6!

Veel beter dan Pf4: hetgeen na 17 Df4: Zwart altijd een pion zon hebben gekost.

17. L f4 — g3 Dd6 — f6

18. c3 — c4 P d5 — b6

Op Pe7 volgt 19. Pf3 Tac8 20. Da5.

19. T el — e3 D f6 — h6 !

Door dezen zet komt de zwarte dame zeer goed te staan terwijl tevens een eventueel verdrijven van het witte paard door f6 mogelijk is. Zie diagram.

Stand der partij na den tdden zet van Zwart.

20. De2 — a5!

Een zeer goede voortzetting van den aanval op Zwart's zwakken damevleugel; de verdediging echter is juist voldoende.

L f5 — e6!

21. Da5 — c5

Oppervlakkig gezien schijnt nu het verlies van een pion door zwart niet meer te keeren. De volgende zet brengt evenwel redding aan.

f7 — f5!

22. f2 — f4

Door wit tot dezen zet te dwingen is het zwart gelukt de kracht van wits looper vooreerst te verlammen. Op 22. Dc6 : zou hebben kunnen volgen f4 23. Lf4: Tf4 : 24. c5 Taf8! 25. Pf3! Tf3: 26. Tf3: Tf3: 27. Df3: Pd5, enz., of 25 Ld5 26. Dh6 : gh6: 27 cb6 : Lf3: 28. gf3: cb6 : enz.

L

e6 —

d7

23. T al — el L d7 — e8

Hoe subtiel zwart's positie is volgt hieruit, dat de het eerst in 't oog vallende zetten Tae8 of Tfe8 of I>d6 tot verlies voor zwart zouden leiden. Bijv. Tae8 24. a4! Pa4: (Dd6 25. a5 Dc5: 26. dc5: en wint) 25. Da3 Pb6 26. Pd7 : en wint.

Op 23. Dd6 volgt 24. Dd6 :cd6 :25. Pd7 : Pd7 : 26. Te6 Tf6 27. Lh4 Ïe6 : 28. Te6: en wit wint een pion. Op 23. Tfe8 volgt 24. Pd7 en 25. Df5 :. De tekstzet is de eenig juiste.

24. D c5 — e7 D h6 — d6!

25. Lg3 — h4! P b6 — c8

Zeer interessant! Wit kon de dames niet ruilen wegens verlies van zijn e-pion, nu echter kan Zwart het niet doen wegeus verlies der kwaliteit. Ook kan Zwart den prijs gegeven d-pion niet nemen. Bijv. 25. Dd4 : 26. Khl! Df4 : (op Pc8 volgt 27. Dc7 : en op Dd6 27. c5) 27. Tg3 Lf7 (g6 28. Lf6) 28. Lf6 g6 29. Pg6 : hg6 : 30. Th3 en wint. Op 27. Dh6 volgt 28. Lg5 Dd6 29. c5, enz.

26. D e7 X d6

Nu zou op Dg5 Zwart wellicht den d-pion hebbeu kunnen nemen, daar de zwarte dame dan zooveel ongunstiger staat, dan in de zooeven uitgevoerde varianten.

c7 X d6

27. Pe5 — f3 Le8 — f7!

28. c4 — c5!

Deze ingenieuze voortzetting geeft wit nog de meeste kansen. Op Pd2 zou gevolgd zijn Pb6 29. Le7 Ïe8 30. Ld6 : Te3 :31. Te3 : Pc4 : 32. Pc4 : Lc4 : met remisestelling.

d6 X c5

29. d4 X c5 L f7 X a2

30 P f3 — e5! T a8 — a7 !

Weer de eenig juiste zet. Op Pa7 of Ld5 wint 31. Pd7 altijd de kwaliteit.

31. Pe5Xc6 T a7 — o7

32. P c6 — b4

Met Pe7f Pe7 33. Le7 : TeS 34. Ld6 Te3 : is de partij ook onbeslist. L a2 — c4

33. Tel — cl!

Leo levert wit geen betere resultaten.

a6 — a5!

Op lc5 : zou wit door 34. Tec3 winnen, daar het zwarte paard wegens Le7 zich niet kan bewegen. De tekstzet is de eenige om remise te forceeren, daar bij verplaatsing van den looper naar t>5 het witte paard gevaarlijk op het zwarte spel zou kunnen inwerken. (Zie diagram).

Stand der partij ra den 33sten zet van Zwart.

T eó — eö

Dadelijk den looper nemen geeft wit niets. .

P c8 — a7

Eindelijk verlaat het zwarte paard zijn post van verdediging en dreigt van ab4 : op c6 een sterke plaats in te nemen.

35. L h4 — e7 Tf8 — c8

Op Te8 zou 36. Ld6 Te5 : 37. fe5 : ten voordeele van wit zijn gevolgd.

36. L e7 — d6 T c7 — f7

37. T cl X c4

Op Teel volgt Tfb7 ! Met den tekstzet schijnt wit reeds het later volgend kwaliteitsotter op het oog te hebben gehad.

a5 X b4

38. T c4 X b4

Er behoort een groote eindspelkennis toe om de portee van dit otter te zien; om te gevoelen, dat men in alle mogelijke varianten het remise in de hand houdt.

P a7 — c6

39. T b4 — b6 P c6 X e5

40. f4 X e5 T f7 — a7

41. e5 — e6 g7 — g5

g6 is niet beter.

42. c5 — c6 T a7 — alf

43. Kgl—f2 Tal—cl

Als remise afgebroken. De plausibele voortzetting is: 44. c7.

Tc7: 45. Lc7: Tc7: 46 Tb5 Kg7 47. Tf5: h6 48. K.e3 Te7 49. Te5 Kf6 en remise.

Wilde Zwart lig den 44e° zet op winst spelen, dan had Kg7 moeten volgen. Echter zou Wit dan gewonnen hebben; op welke wijze zal de lezer van het diagram hier achter bij de eindtellingen geplaatst kunnen oplossen.

I. D. T.

™rUltT^ SimuUaanPart« gespeeld door W. STEINIÏZ te Haarlem den 8en Mei 1896 Steinitz" Zwart: Jhr. D. van Foreest. Tweepaardeuspel in de nahand.

1. e2 — e4 e7 — e5 j 5. P f3 — g5

2. P gl — f3 P b8 — c6 Eeu ongewone voortzetting. Heter is 3. L fl — c4 Pg8_f6 5. e5 of 0-0!

^ £ \/ _1 A

^ ^ sterker is het voor de hand liggende Pe5.

t24

Hierop volgde in een partij TaubenhausSchallopp 1890. 6. Lb3 hö 7. f4 hgö:

8. fe5: Pe4: 9. 0—0 d5! 10. ed6:! 11. Lf7 !f Kd8 enz.

6. e4 X d5 P c6 — a5 !

Op Pd5: volgt het bekende offer 7. l't'7 : li;et zeer sterken, volgens de meesten beslissenden aanval voor wit.

7. L c4 — böf c7 — c6

8. d5 X c6 b7 X c6

9. L b5 — d3 L f8 — d6

10. 0 — 0 0 — 0

11. c2 — c3! c6 — c5

Om Pa5 in het spel te brengen en tevens dreigend c4. Zwart speelt natuurlijk niet dc3waarna 12. Pc3: Wit een uitstekend spel bezorgt.

12. P bl — a3 T a8 — b8

Een goede zet, die Pb5 belet (waarop nu c4 zou kunnen volgen) en het uitspelend van Lel voorloopig verhindert.

13. P g5 — f3

Wit wil hiermee den d-pion winnen: 14. cd4: cd4: 15. Pd4: Antwoordt zwart dan Lh2 :f, dan zou hij na 16. Kh2:Dd4: 17. Lh7:f de dame verliezen.

Kg8 —h8

Het juiste antwoord; dekt indirect den d-pion.

14. c3 X d4

Wit staat zeer gedrukt en is wel genoodzaakt tot dezen zet om zijn spel eenigzins vrij te maken. Hij bezorgt zwart nu een geïsoleerde pion, dien wij in deze stelling, zooals ook het vervolg bewijst, voor zeer sterk houden

CÖ X d4

15. P a3—c2 P a5—c6 !

Op Lc5 zou hebben kunnen volgen: 16. b4! Lb4: 17. Pcd4!! Lc3 18. Tbl! Tbl:

19. Lbl: en Wit dekt daarmee zijn twee maal aangevallen paard d4, terwijl hij zijn spel heeft vrijgemaakt.

16. b2 — b3 h7— h6

Otn Lg5 te verhinderen. De witte looper wordt nu gedwongen naar 1)2 te gaan. 17. L cl —b2 L d6 — c5

18. T al — cl D d8—d6

19. T fl — el T f8 — d8

Dekking van pion d4, die na Lc4 vier maal aangevallen wordt.

20. L d3 — e4

Op Lc4 kan nu, en dit is ook een voordeel van den laatsten zet van zwart, d4-d3-d2 volgen en zwart wint. De tekstzet is zoo goed als gedwongen, daar zwart met Lg4 en eventueel Lb6 en Lc7 een verpletterenden aanval krijgt.

P f6 X e4

21. T el X e4 D d6 — g6

Wederom het beste. Op Lfö, hetgeen er zeer verlokkend uitziet, ware Th4! gevolgd en wit wint den d-pion. Speelt Zwart na 22. Th4 d3, dan krijgt Wit een zeer sterken aanval op den zwarten kouingsvleugel door het 'vrijworden van zijn looper b2.

Stand na den 21sten zet van Wit.

22. T e4 — el

Nu zou op Th4 Le7 gevolgd zijn.

L c8 — g4!

Met de sterke dreiging d4-d3-d2.

23. P c2 — a3!

Het eenige juiste antwoord.

L c5 — b4

Zwart treft in deze stelling de juiste voortzetting, die hem in het voordeel brengen moet. Lh3 geeft natuurlijk niets wegens Ph4. De volgende zet van Wit is weer gedwongen.

24. T el — fl Td8 — d6!

Het beste. Wit dreigt met 25. Ph4 LdL: 26. Pg6 :f enz. den d-pion te veroveren. l)e tekstzet bedoelt den toren op f6 te brengen.

25. P a3 — c4

Steinitz verdedigt zich zoo goed mogelijk: de zet verhindert '116, waarop nu Pce5! zou volgen.

T d6 — e6

26. a2 — a3 L b4 — e7 !

Dreigend Lh3.

27. b3 — b4?

Dit had de partij moeten kosten. Het eenige ware nog Khl.

a7 — a6??

Zwart, die de partij tot dusver zeer goed heeft gespeeld, laat zich hier de winst ontglippen; door Lh3 toch (28. Pel Tel:!) kon hij kwaliteit winnen en daarmee het spel, daar Wit's stelling er niets door verbeterd.

28. D dl —b3

Wit bevrijdt zich nu van den lastigen druk, dien Lg4 op zijn spel uitoefende.

L e7 — f6

29. P c4 — d2! T b8 — e8

30. T fl — el

!25

Stand na den 30sten zet van Wit.

L g4 X f3

Zeer in aanmerking kwam hier d3, wat tot hoogst interessante verwikkelingen aanleiding kan geven. Zwart dacht er nog een oogenblik over na, maar koos den tekstzet, omdat hem wegens het vergevorderde uur geen tijd overbleef de positie goed door te rekenen. Op 30. . d3 kon bijv. volgen: 31 Te6 : Le6:! 32 Pc4 ('t eenige)

Lb2: 33. Db2: Ld5! 34 Pcd2 Pe5 enz.

Minder goed ware: 31 Lf6: Lf3:! 32

Pf3: (Lg7:i? Kg8 !) d2!! en wint.

De stelling na 30. d3 is een hoogst interessante.

31. P d2 X f3 Te6X elf

32. P f3 X el

Tel: ware hier verderfelijk wegens Tel:f 33 Pel: Dbl! 34 Kfl d3! enz.

D g6 — e4

Eerst Lg5 was beter, waarop 33 Tdl De4 34 Pd3 De2 35 g3 Ld2! (36 Dc2 Lc3!) zou hebben kunnen volgen.

33. P el —d3 L f6 — gö

34. T cl — fl!

Beter dan Tdl, waarop Wit, alvorens zijn paard te kunnen bewegen, door h3 of g3 een tempo moet verliezen om het dreigende mat op el te dekken en waardoor

wij in de bij den 32en zet van Zwart aangegeven variant zouden komen.

Kh8 — g8

Zwart, die tot hiertoe aanvallende partij is geweest, scheen nu genoodzaakt op eigen verdediging te zien: Zijn f-pion wordt aangevallen en ook de zwakke a-pion loopt spoedig gevaar. Wij meenen evenwel, dat hij hier Ld2 had moeten spelen; op 35 Df7 : volgt dan Lc3! Vóór 't bord echter is dat alles niet zoo gemakkelijk uit te rekenen!

35. D b3 — c4

Een goede zet, dreigend pion a6 te winnen.

Wit komt nu langzamerhand in het voordeel.

T e8 — e6

Een fijn antwoord. Liet Wit zich verleiden tot 36 l)a6: dan volgt Pb4:! 37 Dc8f Te8 38 Pc5 ('t eenige, om geen stuk

te verliezen) De2! en Zwart heeft een gewonnen spel, want op 39 1M7 bijv. kan Pc2 volgen (dreigt door Dfl: mat in 2 zetten) 43 g3 Td8 ! en de d-pion is niet meer te keeren. Op 36 Pc5 ware De2 gevolgd.

36. h2 — h3

Beter is g2—g3.

L g5 — d2

Het beste, dreigend Tg6.

37. P d3 — c5 De4 — e2

38. D c4 —dö??

Een grove blunder, die de partij in eens wegwerpt. De juiste voortzetting was 38 l)a6: Lc3! 30 Lc3: (Lel I)a6 : 40 l'a6: d3!) Da6 : 40. Pa6 : dc3 : 41 Pc5 (Tel ? Pd4!) Te2 enz. en Wit heeft door zijn beide vrijpionnen de meeste winstkansen.

De2X fl!

Wit geeft de partij op.

D. v. F.

De volgende partijen zijn alle uit Steinitz's simultaanvoorstellingen.

Gespeeld den 7den Mei 1896, te Rotterdam.

Wit: W. Steinitz.

Zwart: J. T. Heemskerk.

1. e4 es n. P f4? P g3") 21. gf6: e.p. P f6:

2. f4 ef4: 12. P fd3 P h1:b) 22. t)g5t K h8")

3. P f3 gs i3-LgS L f6 23. Thi r>g7e)

4. h4 g4 14. Dd2 P g3 24. P g6| Kg8

5. P es P f6 15. Df4 P hs 25. P e7f Kf7??f)

6. L 04 ds 16. D e3 c6? 26. P est Ke8

7. eds: L g7 17. o—o—o cds: 27. D g7 : P e4 :

8. d4 o—o 18. Lds: I-e6 28. P g6 hg6:

9. P C3 P hs 19. L e4 L gs: 29. DI57: Lfs

10. P e2 De7 20. hgs: f50) 30. TI17 Zwart geeft op.

•) Misschien was 11. ...Les: nog sterker.

b) Van hieraf had Zwart moeten winnen.

c) Niet goed.

d) Op 22... Dg7 zou kunnen volgen 23 Dg7 : Kg7 : 24 Lb7 : Pd7 25 La8 :

Ta8: 26 Pf4 en Wit heeft op zijn minst vele remise kansen.

') Op 23 Tg8 zou niet volgen 24 TI17 : maar 24 Dfó :!! Tgj (24. 0f6A? 25T, Th?: ± °f 24"--IJë7 25 Th7: ±) 25 Th7 : Kg8 26 Tg7 : Dg7 : 27 Dg7: Kg7 : 28 Lb7 : en wint.

) Zeer slecht; door 25 Kh8 had Zwart waarschijnlijk remise gehouden hoewel Wit de grootere winstkansen heeft door de vrijpionnen van den damevleugel.

Gespeeld den 7den Mei 1896. Wit: W. Steinitz. Zwart. A D de Klerck<

Weener Partij.

X64 „ eJ

2 3 Pf6

3- J4 dó?

4" J3 Pcó

d3 Pd7

19. L C2c) P f8

20. Dd3 Dd7

21. Ld2 Te8

37. b4 bS

38. Ld7 Pe7

39 Kf4 Kf7

22. Tfr Pgs 4o. g4 Pg6f

23. Ph5 Pe4 4I. Kg3 Pej

24. Pfó: P f6 42. Kf4 Kg7

ï Pr° L 67 25Df3 dS fgS: 0—0 26. Lfs D f7 44. hgS: Kg6

9- 63 f5") 27. Lgs De7

10. ef5: LfS: 28. Khi?d) D e2

II- p §3 L g4

29. Lf6: D f3:

45- Kes Kg5 :

46. Kd6 P f5f

47. Kc6: Kf4

12. h3! ef4: 3°- T f3: gf6: 48. Kds: P e3

13 e2 Lf3= 31- Kgt Kf7

14- Tf3: Pees") 32. Kf2 P gó

11' li*' TtV 33'TC3 TC3:

4: c6 34- Ke3: K g7

17. L a4 Lfó

35. g3 K f7

49. Ke6 h?

50. L bs: h4

51. L d7 e) Pg4

52. Kdó h3

53- Lcó P f2

1 ' ^ P ^ 36- h4 K g7 Wit geeft op. ) Zwart staat zeer gedrukt. Dit is de eenige methode om zijn spel te bevrijden.

h) x4 g5 is niet goed wegens 15 h4! hó. (Op 15. gh4 : volgt 16. Tf4 : Tf4 : 17- Pf4: en wits aanval is doodelijk; eveneens is 15. g4 fout wegens 16. Tf4: Tf4: 17. Pf4; Pfó 18. Lg5 en wint bij veel beter spel den pion terug) 16. hg5 : hg5 . 17. Le4 Kg7 18. Lf4 : gf4: 19. Pf4: en moet winnen. c) Sterker lijkt mij toe 19. d5.

) Waarom niet 28. Lg4 ! met winst van een pion ?

e) Onbegrijpelijk. d5 had gewonnen, b. v. 51. ds h3 52. dó h2 53. Lcó Kg3

54- Lhi Kf2 55. d7 Kgi Só. Lcó Pg2 57. Lg2 : Kg2 : 58: d8D en wint daar op hiD 59. Da8| volgt.

Gespeeld te Kotterdam als beide vorige partijen.

Steinitz-Gambiet.

Wit: Steinitz. Zwart: H. Heijermans.

X" e4 e6 4 ^4 Dh4f 7. L f4: Lf3 = f

2- P c3 Pcó 5. K e2 dó(*) 8. gf3: 0—o—o (b)

3' f4 ef4= 6. P f3 L g4 9. L e3 (°) D hs

io. K f2 aó?

IT. Pds Le7

12. P f4 (d) Lh4f

13. Kgi D gs

22. La7 gó! 34. K fi T e2

23. dó(h) cdó: 35. H3 Dc4f

24. Dc3f Pcó 36. D d3 De4(k)

25. L e4 P b8 (') 37.004: T ge4: 14. Pg2 De7

15. b4 L gs

26. Lcó: Pcó: 38. T gi T C4

27. 34 DC7 39. T a.2 T ee4 16. f4?? Lhó 28. Lf2 f5 4°- baó P aó: 17. ds P b8 (')

18. L d3 P fó

19. D (3 Tde8(f)

29. bs P b8 41. a5 T a.4

30. D d2 L f4: 42. T b2 T as:

31. Pf4: ef4: 43- K g2 T b4

20. es des: 32. Df4: T e4 en wint. 21. Lfs+ P fd7 !(s) 33. D d2 T g4 fa) Meestal wordt hier ds gespeeld. Sommigen houden ook dó voor zeer goed. b) Had Zwart gewaagd den Lf4 te nemen, dan had hij m. i. het spel verloren door 9. Pds!; men lette slechts op de volgende varianten 9.... Dh4 10. Pc7:f Kd8 11. Pa8: Kc8 12 ds! Pes (12 Pb4; 13. c.3 Paó 14. 034! en Zwart kan zich niet ontwikkelen zonder verlies; of 12.... Pas 13. Dd2 bó? 14. DC3 en Wit wint; öf 12 Pce7 18. Dd4! Kb8 14. Pbó. abó: 15. Dbó: en wit heeft de veel betere stelling). 13. Dd4! Kb8 (13.... bó? 14. Dc3f en wint). 14. Pbó abó: 15. Dbó: en Wit heeft eene prachtige stelling.

c) Waarom niet Lg3!

d) Sterker is Pe7: met twee loopers en grooten kans van aanval op den door 10.... aó? verzwakten vijandelijken damevleugel.

') Natuurlijk niet Pb4: wegens 18. C3.

f) Sterker is 19. The8. Wits ióde zet kost hem een pion en de partij.

*) Op 21 Pbd7 volgt 22. bs abs: 23. a4! enz.

h) Wit speelt coftte qui cotite op aanval; maar 't is te laat.

') 25.... ds had de zaak eerder in Zwsrts voordeel beslist; b. v. 25 ds; 26 Lds : Db4 : 27 Db4 : Pb4 : 28 Lf7 : Te7 : 29 LC4 ef4:

k) Wit is reddeloos; Zwart speelt de geheele partij zeer goed.

Gespeeld te Haarlem, 8 Mei 1896. Wit: W. Steinitz. Zwart: J. D. Tresling.

Middelgambiet.

i e4 e5 8. f3??(b) d5! 15. D h4 Pes

2. d4 ed4: 9. Lei') d4Ü 16. L bs:') T fb8

3. Dd4: Pcó 10. Df2 L C5!d) 17- M có

4. De3 Pfó") 11. P bi De7 18. L d3 D b7!

5. P C3 L e7 12. L d3 L eó 19. b4s) L b4:

6. L d2 0—0 13. a3 bs! 20. Wit geeft op.

7. o—o—o dó 14. P e2e) as

*) Over het algemeen lijken mij de uit 4.... gó! voortvloeiende varianten nog gunstiger voor Zwart.

Stand na den 8sten zet van Wit.

) Twee bijna geheel gelijke posities deden Steinitz hier eene onherstelbare fout begaan. Na dezen zet kan ook het beste spel Wit niet meer redden. (Zie diagram.)

°) 9 e5 niet wegens 9.... d4! en wint een stuk; 9 eds : Pb4 ! 10 Lei Lf5 bezorgt Zwart altijd het betere spel.

d) Dreigt. 11 dc3 : 12 Des : cb2 : 13 Kb2 : Ddi : en wint. *) 14 Lbs : is gevaarlijk wegens 14.... d3 ! 15 Dd2 dc2 : 16 Dc2 : (niet Kc2 : wegens Pd4f en wint een stuk) Le3 !f 17 Ld2 [Pd2? Pd4 18 IM3 (18 DC3 Lgi : en wint of 18 Da4 Lb3 en wint) Dcsf en wint een stuk] Pd4 18. Dd3 (i8Da4?

Lb3) Pb3f 19 KC2 Dc5f 20 Pc3 (20 LC3 ? ? Paiff en 20 Dc3 Pd4f 21 Kei (Kd3? Pb5: 22 Le3 : Dd6f 23 Kc2 en zwart wint de qualiteit) Ld2.-f 22 Td2 : Pb3f en wint) Pd2 : 21 Td2 : Ld2 : 22. Dd2 : Tfd8 en zwart zal moeten winnen. f) Nog altijd even gevaarlijk als vroeger, maar wat anders.

O Hierop verliest Wit altijd een stuk. 19. b3 zou gevolgd worden door Lb3: 20. cb3 : Db3 : 21. 1x2 Db2f 22. Kd2 d3! of Lb4 en wint. Zwart heeft prachtig gespeeld.

Gespeeld te Leiden 11 Mei 1896. Wit: W. Steinitz. Zwart: J. T. S. Esser. Koningsgambiet.

Te4 eS 13- dc6: Lest

25. I, c6 D 03

2f4 ef4: 14. bc5: Tdi: 26. L f3 T e8

3- P f3 P f6 15. cb7: Kb8

4-P C3 ds 16. Ldi :?b)Dc3

5- eds: P ds : 17. Tbi L f5

27. Tbbi f5!

28. Tfci D e3

29. L c6 T d8

6. Pds: Dds: 18. T b3 Dei: 30. Tdi Tdi:

7- d4 L g4

19. Le2 D 05

8. L e2 P c6 20. K hi L e6

9- c3 Ld6 21. Tbs Dc3

10. o—o o—o—o 22. P es Td8

11. b4 De6*) 23. Lf3 L d5

!2. d5! D f6

31. Tdi: D e7

32. h3 g^

33. L f3 g4!

34. L c6 c) g3??d)

35. L f3 D e8

24. Lds: DeS: remise.

13°

•) Wanneer dit eene val is om Wits dame te vangen, is zij geheel incorrect. Slechts Wits foutieve 15de zet maakt haar goed.

b) Tdi : was de zet, die Wit het veel betere spel verschafte; op 16. DC3 : volgt dan 17. Lf4 : DC5 : 18. Khi en hoe kan Zwart zijn spel redden?

c) Op 34. hg4 : volgt Dh4f 35. Kgi fg4:! 36. Lc6 De7 en zwart moet winnen.

d) Deze zet werpt al het zuur verworven voordeel totaal weg. 34. gh3: won gemakkelijk b. v. 35 gh3: DI14 en wint.

Wit: W. Steinitz.

x. e4 e5

2. P f3 P f6

Gespeeld als vorige partij.

Zwart: B. J. Markx

Giuoco Piano.

7. P C3 *) P e4: 13. D C2 ! P e4

8. o—o L e3 14. D c6 L d7

3. LC4 Les 9- bc3: d5 15. Dds: P f6

4. c.3 P f6 10. L a3 L e6 16. T ei| L e6

5. d4 ed4: 11. L b5 Pc3:?b) 17. T e6:f geeft op.

6. cd4: L b4t 12. L cö : bc6: ") Hoofdzakelijk wegens deze variant nemen wij deze partij op. Steinitz heeft ze, zooals zoovele in vergetelheid geraakte zetten, weer in de mode gebracht en er succes mede gehad. In zijne tweede partij tegen Schiffers speelde hij eveneens. 7. PC3 rekenend op de volgende voortzetting 7. Pe4: 8. o—o LC3 9. bc3 • d5 10. La3! dc4: 11. Tei f5 12. Pd2. H. Seyboth raadt aan als 10de zet te spelen 10. Le6. Tschigorin toont aan hoe gevaarlijk het aannemen van het offer is. b. v. 10. La3 dc4: 11. Tei f5 12. Pd2 KÏ7 13. Pe4: fe4: 14. Te4: Dds I5Df3t Lfs 16. Taei! The8 17. Te7f Pe7 : 18. Te7 :f, meent echter dat 12. Le6 Zwart doet winnen en geeft daartoe volgende varianten: 12. Le6 13. f3(Pe4:fe4: 14. Te4 : Das 15. Te6 :f? De6 : 16. ds Dd7 17. De2 Pe7 Tei o—o—o en zwart is een pion en de qualiteit voor). PC3 : 14. Te6 :f Kd7 15. Dei. The8 overziet hier echter voor wit een veel betere voortzetting. 12. Le6 13. Pe4: fe4 :14. Te4: Dd5 15. Dg41 met volgende mogelijke voortzettingen, a. 15. Kf7 16. Df3 Lfs (16. Lg8 17. Teai L?? 18. Te8f en wint) 17. Taei Thd8 (Dd7 18. ds en wint) 18. g4 met beslissenden aanval; b. 15. Kd7 16. Dg7 :f Lf7 17. Tf4 en wint; c. 15. Pd8 16. Dg7 Pf7 17. Df6 en wint; d. 15. o—o—o! 16. Te6 :! en wit heeft minstens eene gelijke stelling. b) Hierna is zwart verloren. Een aardige partij.

I3I Eindspelen.

I. Volgende positie deed zich voor op Steinitz's voorstelling te Hilversum, 6 Mei 1896.

Stand na den 21sten iet van Wit.

Wit: Steinitz - Zwart: P. de Mail.

21. D f4

22. I, dl a) f5? t>)

23- ef5:! T f5:

24- g3 •'! P f3 :

25- L f3 : D f3:

26. P f5 ; T f8

27- Df3: L f3 :

28. P ej e4

29. T fi g5

Wit wint.

*) Zeer fijn. Verhindert het looper offer op f3 dat Zwart zou doen winnen.

b) Fout; Zwart overziet Wits fijnen 24sten zet.

II. Eindpositie eener partij te Rotterdam, gespeeld 7 Mei 1896.

Stand na Zwarts 30sten zet.

Wit: Steinitz. Zwart: Huinck

31 - r <14 P d4:

32 - cd4 : L h3

33- P f6 Kg7

34- P h7 : L e6

35- h5 T c6?

36- hó K g8

37- Pf6 Kh8

38. L f8 !! en Zwart geeftt op. Het slot is bijna een probleem.

III. Nevengaande stelling deed zich voor te Rotterdam, 7 Mei j. 1., in eene partij tusschen W. Steinitz (Wit) en J. F. Malta (Zwart).

stand na den 27sten zet van Zwart. wit zette door briljantspel de kroon op zijn werk.

28. P g5 ! (*) D e7

29. T ei h6

30. T es!! D C7

31. D d4 : hg4 : -52. h^C*) Dei

33. Kh2 Kh7

34. T e7 K h6

35. Le4 Dei?(c)

36. D f6 !! Zwart geeft op.

") Deze zet wint minstens pion es, tevens. Pf71 dreigend.

b) Niet 32. Tg4 wegens 32 . . . Dcif en wint den Toren.

c) Zwart is op alle manieren verloren. Overziet hier echter dat hij in twee zetten wordt matgezet. Op 35 .... Tf8 verovert Wit de a- en b-pionnen en op 35.... g4, waarop Steinitz gerekend had, volgt 36. Df6f: gf6: 37. Th7f Kg5 38- h7 +

IV. Niet minder fraai is het volgende eindspel, eveneens te Rotterdam gespeeld tusschen W. Steinitz en D. J. Lowis.

Wit's laatste zet was C4 waarop Zwart antwoordde Tg8 met het vervolg.

D h6 T g6

D d 2 ! L h 3 :

cds: T g2 :

I) g2:! L g2 :

T f7:!!!(»)+ Kd8

T f8 L ds:

P C3 en Zwart geeft op.

a) Schitterend op Df7: volgt e6f en wint de dame terug met een officier meer.

V. Het volgende eindspel ontstond te Haarlem in de partij Steinitz—v. Thiel, na den 22sten zet van zwart. Wit zette aldus voort: Stand na den 22sten zet van Zwart.

Wit: W. Steinitz. Zwart: v. Thiel.

23. cd4: P d4 : 24. P d4 :! ed4 :

25. L h6 :! T e7

26. I,f4 P f7

27. T aei D e8

28. D hsf P h6

29. De8: Tae8:

3°. L 07 : P g4

31. L d6 T d7

32. L a4 Opgegeven.

Zie hiervoren de partij van Foreest—Tresling.

Wit aan den zet wint.

Wegens plaatsgebrek worden er ditmaal geene bultenlandselie partijen geplaatst.

Binnenland.

De Wedstrijd te Winschoten.

Na herhaalde malen uitgesteld te zijn, heeft de wedstrijd te Winschoten den 6den en 7den Juni toch plaats gehad. De deelname was wat aantal aangaat, verre beneden de verwachtingen.

Belangwekkend was hij echter in hooge mate, wijl onze welbekende en veelbesproken Tresling daaraan deelnam.

En wat het geheel aangaat, mag hij uitstekend geslaagd heeten, want er heerschte een gezelligheid, zooals men die bij zulke gelegenheden zelden aantreft, en die de eigenaardigheid medebracht, dat zij steeg tot eene enorme hoogte, toen de wedstrijd geëindigd was.

Onder de partijen aldaar gespeeld, waren er die ongemeen spannend waren, zooals die uit de 2e ronde tusschen de Heeren Tresling en Benima, die, o wonder, door een blunder van den eersten door den laatsten gewonnen werd. De Heer Benima is een bewonderenswaardig taai speler en had de voldoening zijn spreekwoord bewaarheid te zien, waar hij voor den aanvang van den wedstrijd, onder het bespreken van eene stelling, tegen den Heer Tresling zeide: „as je n'em hept dan hei'j em nog nèt."

Benima werd op zijne beurt geslagen door den Heer Zuidema, die een speler zich toonde van beteekenende kracht en den isten prijs verwierf. Op eene enkele uitzondering na waren mijns inziens de spelers in de juiste klasse gerangschikt; die uitzondering is de Heer Talsma, die in de derde klasse speelde, doch een zeer goede tweede klasse speler is. Daar hij echter verzekerde nooit in een schaakwedstrijd mede gedaan te hebben, is deze onderschatting van zichzelven niet te misprijzen. Wij hopen hem weder te ontmoeten.

De uitslag was: Zuidema iste, Benima 2e, J. D. Tresling 3e, L. H. Deelman 4e, Koopmans 5e en Talsma 6e prijs.

Des avonds speelde de Heer Tresling 8 partijen simultaan, terwijl de Heer Benima eene blindpartij speelde.

De gelegenheid was uitstekend en een woord van dank voor hunne goede zorgen den Heeren Zuidema en Tresling.

Ook ditmaal waren drie leden van het Hoofdbestuur tegenwoordig, daar de Secretaris op het laatste oogenblik zich genoodzaakt zag den Heer ten Tusschendé mede te vragen.

Zoo is dan ook deze wedstrijd voorbij, maar wij gelooven dat zij bij ieder, die daaraan deelnam, lang in aangename herinnering zal blijven.

DE SECRETARIS.

ALFEN A/D RIJN. In October van het vorige jaar is hier opgericht de schaakclub „Norman van Lennep" die thans reeds 17 leden telt. Het bestuur bestaat uit de H.H. J. van der Linden, voorzitter; A. R. Dietz, secretaris en A. Kuiper, penningmeester. Den 24sten April gaf de Heer J. F. S. Esser uit Leiden in de nieuwe club eene simultaanvoorstelling, waarbij hij van de 15 gespeelde partijen 11 won, 2 verloor en 2 remise maakte binnen den tijd van twee uur! Wij wenschen de nieuwe club alle mogelijke succes toe!

ROTTERDAM. Zondag 26 April had in het Leeskabinet de revanche-match plaats tusschen het Rotterdamsch Schaakgenootschap en de Haagsche Vereeniging „Discendo Discimus" die de vorige maal de overwinning had behaald. Er waren 14 leden van „D. D." opgekomen. Ditmaal was het voordeel eenigszins aan de zijde van het R. S.

135

Overzicht van den Wedstrijd. „Discendo Discimus". „Rotterdamsch Schaakgenootschap".

Man o—Vs i—Vs Van Woelderen.

Rahuzen Vs—Vs i'j—V2 Malta.

Edersheim 1—o o—1 Ketner.

Simons o—-V2 1—•1/2 Hartong.

Van der Pot Vs—1 1/2—0 Sijmons.

Arntzenius 1—1 o—o Lowis.

Eekhout 0—% 1—Vs Vellenga.

d'Aumerie o—o 1—1 Huinck.

Uitenbogaard 1/»—o i/s—1 Aalhuizen.

Edersheim i's—1 i/s—o Guppertz.

Van Dam 1—V2 o—1 Lutterbach.

Kramers Vs—1 Vs—o Hoes.

Patijn 1—1 o—o Bauer.

Neuman o—o 1—1 Dijkman.

Totaal winstpunten 13V2 14 Vs

Verder wordt er een doorloopende wedstrijd gehouden in het nauwkeurig opteekenen der partij, die tot nog toe zeer geanimeerd is. Elke nauwkeurige notatie geeft 2 punten, die, waarin zich slechts ééne fout bevindt, 1 punf. Gewonnen partijen geven eveneens 2 punten aan den winner en remises ','s punt aan elk der beide spelers. Het grootste aantal punten beslist over den isten prijs.

LEIDEN. Een massakamp tusschen de „Leidsche Schaakvereeniging" en het jeugdige „Morphy" eindigde ten gunste van laatstgenoemd gezelschap.

De totaaluitslag is aangeduid door de volgende tabel: ie Ronde. 2e Ronde. „Morphy". „Heemskerk". M. H. M. H.

J. F. S. Esser. J. Gouwentak. 1 o o 1

W. C. v. d. Meulen. W. Ridderhof. 1 o 1 o

A. A. J. Ridderhof. H. P. Veldhuijzen. 1 o 1/s Vs A. C. Splinter. E. Willemse. 1 o 1/2 V2

H. Brummelkamp. L. Spruijt. 1 0 V2 Vs R. van Dam. J. Samsom. i/s Vs 1 o

M. J. Spruijt. Terpstra. o 1 1 0

A. A. Visser. Romanesko. 1 o 1 o

A. N. Visser Hzn. G. Bodde. o 1 1 o

6Vs 2V2 6Vs 2 Vs Het vergaderlokaal is veranderd naar Hötel Central (Breedstraat). Bij de opening hiervan gaf de Voorzitter eene simultaanvoorstelling, terwijl de Heer

W. C. van der Meulen een keurig uitgevoerd portret van Morphy aan de Vereeniging aanbood.

AMSTERDAM. Op Zondag 29 Maart had in den Haag een wedstrijd plaats tusschen het Arnsterdamsch Studentenschaakgezelschap „Philidor" en de Delftsche Studentenschaakclub „Paris", waaraan zes leden van iedere vereeniging deelnamen met den volgenden uitslag: iste Ronde. 2de Ronde. „Philidor". „Paris". „Paris". „Philidor". Guye 1. Van Rees o. Van Hasselt 1. Kamerling o. Kamerling o. Modderman 1. Modderman o. Meilink 1. Ter Kuile 1. Le Poole o. Onnen o. Guye 1. Van Lier 1. Van Hasselt o. Le Poole 1. Van Lier o. Meilink 1. Vreedenburg o. Van Rees 1. Vogel o. J. Ph. Vogel 1. Onnen o. Vreedenburg o. Ter Kuile 1. „Philidor" behaalde dus de overwinning met 8 tegen 4 punten.

OUD-ADE. Een ijverig lid van den N. S. B. is ons ontvallen door den dood van den Heer A. van der Veer. Hoewel nog slechts korten tijd lid van den Bond werkte hij reeds mede in de oplossingswedstrijd van den Bond. De club te Oud-Ade, die toch reeds een 4tal leden naar elders zag vertrekken, verliest in hem een der oprichters en een der grootste steunpilaren. R. I. P.

WARMOND. De Heer J. F. S. Esser uit Leiden speelde hier in het begin van Juni 18 partijen simultaan, waarvan hij 12 won, 4 verloor en 2 remise maakte. Een uitstekend resultaat voor iemand, die nog slechts korten tijd aan deze manier van schaken doet.

Buitenland.

NURNBERG. Een hoogst belangrijk meestertournooi zal hier plaats vinden van 20 Juli tot 9 Augustus a. s. Het aantal deelnemers zal beperkt zijn. De prijzen bedragen 1800, 1200, 900, 600, 360, 180 en 120 gulden. Een extra prijs van ƒ 180 gaf Baron Albert van Rothschild voor de mooiste partij van het Tournooi, terwijl de bekende amateur v. Heydebrand und der Lasa ƒ 60 schonk voor het beste resultaat tegen de prijswinnaars. Een eeregave van den PrinsRegent van Beyeren zal bij den eersten prijs gevoegd worden.

WEENEN. De wedstrijd van het „Weener Schaakgezelschap" liep einde April af. Het resultaat is dat Weisz (I) en Schlechter (II) met 15 l/a punten den eersten en tweeden prijs kregen, Englisch met 15 punten den derden, Marco met 14 punten den 4den, Scharz met 13 punten den 5den en Halpiron den 6den met 1ii/2 Tusschen de eerste vier meesters werd door Baron A. v. Rothschild een wedstrijd gearrangeerd om het meesterschap van Oostenrijk. De Beurskoning schonk voor dit doel 1000 gulden.

LONDEN. De wedstrijd, in het Aprilnommer ter loops gememoreerd, loopt ten einde. I. Teichman. II. Lee. III. Nog onbeslist. IV. Waarschijnlijk Loman.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.