Tijdschrift 1895 - maart

Page 1


3e Jaargang. N°. 3. Maart 1895.

TIJDSCHRIFT

VAN DEN NEDERLANDSCHEN SCHAAKBOND.

BESTUUR VAN DEN N. S.: Jhr. D. VAN KORKKST, Voorzitter; E. VAN DIEN, Onder-Voorzitter; J. C. TEN TUSSCIIEDE, Keizersgracht 100, Amsterdam, Penningmeester; L. H. DEELMAN, Commissaris van Materieel; N. W. VAN LENNEP, Secretaris.

REDACTIE: N. W. VAN LENNEP, Kerkstraat 188, Amsterdam; H. J. DEN HERTOG; •T. D. TRESLING.

Van dit blad, dat omstreeks den 15den van iedere maand gratis aan de Bondsleden wordt toegezonden, zijn extra-nummers verkrijgbaar S 20 cents en een geheele jaargang ö f 2.—, eveneens slecbts voor Bondsleden.

INHOUDSOPGAAF: Officieele mededeelingen; Gevallen van overeenkomst bij wedstrijd-problemen door B. G. Laws; Leipziger herinneringen, door v. L.; Partijen van de match Janowski-Mieses, door J. D. T.; Partijen van de match Mieses-Teichmann; Verschillende partijen; Binnenland; Buitenland; Boekbespreking; Problemen; Eindspelen; Laatste berichten.

Tegelijk met dit nummer verschijnt als afzonderlijk bijvoegsel een «Staat van den Nederlandschen Schaakbond op 15 Maart 1895." Bij een lijst der Leden en der Donateurs en drie finantieele rekeningen heb ik eenige historische gegevens en een opgaaf van in ons land bestaande en mij bekende schaakclubs gevoegd in de hoop dat dit werk voor velen van eenig nut zou blijken. Een en ander maakt echter volstrekt geen aanspraak op absolute volledigheid en ik zal dan ook een ieder ten hoogste dankbaar zijn voor elke mededeeling, die mijne aanteekeningen aanvult of verbetert. Elke bijdrage tot de nationale historie van ons spel, van welken aard en van welken datum ook, zal op groote waarde worden geschat als onmisbare schakel om langzamerhand de verspreide en onsamenhangende feiten tot een duidelijk en belangwekkend geheel te rangschikken en aldus een beeld te verkrijgen van de gestadige ontwikkeling en bloei van het Schaakspel in Nederland.

Het is mij intusschen, bijzonder aangenaam hier openlijk mijn erkentelijkheid te betuigen aan allen, die mij met zoo groote welwillendheid bij de samenstelling van bovengenoemde lijst behulpzaam zijn geweest, zoowel door het verstrekken van allerlei inlichtingen omtrent bestaande schaakclubs als door het oprakelen hunner schaakherinneringen van vroeger en later jaren. v. L.

Ingevolge het reeds in ons vorig nummer medegedeeld besluit publiceeren wij thans: de bepalingen voor de wedstrijden in het samenstellen en oplossen van problemen.

Algemeens Bepalingen.

I. Tot deelneming zijn alleen Bondsleden gerechtigd.

II. De wedstrijden openen met de in het April-nummer verschijnende problemen.

III. De wedstrijden loopen tot 31 December '95. Mocht het sucees echter bevredigend zijn, dan zullen zij over '96 worden voortgezet.

6

86

IV. Problemen en probleem-oplossingen, van duidelijke onderteekening voorzien, moeten tot nadere aankondiging gezonden worden aan den Heer W. B. H. Meiners, Nassaukade 76, te Amsterdam.

V. De Jury wordt gevormd door de Heeren W. B. H. Meiners en H. J. den Hertog. A. Bepalingen voor den Wedstrijd in Probleemeompositie.

VI. De wedstrijd loopt telkens over drie maanden.

VII. Ieder deelnemer mag 2-, 3- en 4-zettige problemen ter mededinging inzenden, zonder aan eenige termijn of aantal gebonden te zijn.

VIII. Het gebruik van motto's of pseudoniemen is buitengesloten.

IX. De problemen moeten oorspronkelijk zijn, en mogen nimmer in een wedstrijd hebben geconcurreerd.

X. Wie zich, volgens het oordeel der Jury, aan plagiaat heeft schuldig gemaakt, kan van verdere deelneming worden buitengesloten.

XI. Voor den besten 2-, 3- en 4-zet, die gedurende een kwartaal wordt gepubliceerd, worden prijzen uitgeloofd van resp. 2, 4 en 6 gulden.

XII. Indien in één of meer dezer drie categorieën minder dan vier correcte problemen mochten mededingen, wordt de prijs in de betreffende categorie(ën) niet toegekend. De ingekomen problemen behouden echter hun recht op mededinging voor het volgende kwartaal.

B. Bepalingen voor den Wedstrijd in Probleemoplossen.

XIII. De wedstrijd loopt telkens over één maand.

XIV. Gevraagd wordt de oplossing van een of meer der in het Tijdschrift voorkomende genummerde problemen. (De oplossingen moeten gesteld worden, zooals dit geregeld in het Tijdschrift geschiedt.)

XV. Voor elke correcte oplossing van een 2-, 3- of 4-zettig probleem worden resp. 2, 3 of 4 punten toegekend.

XVI. Voor elke foutieve oplossing zal 1 punt van het door den deelnemer behaalde aantal punten worden afgetrokken.

XVII. Telkenmale zullen 3 punten worden toegekend aan hem, die het bewijs levert, dat de positie niet in de practische partij zou kunnen voorkomen.

XVIII. 5 punten zullen worden toegekend aan hem, die aantoont a) dat een probleem reeds vroeger in een wedstrijd mededong.

V) dat een probleem als een plagiaat te beschouwen is.

IXX. Elke maand wordt een prijs van vijf gulden uitgekeerd aan hem, die het hoogste aantal punten heeft behaald.

XX. De prijswinner mag de volgende maand opnieuw mededingen, doch moet de punten, waarmee hij den prijs heeft gewonnen, missen, terwijl van de andere mededingers het aantal punten, door hen behaald, blijft staan.

XXI. De oplossingen moeten ingezonden worden uiterlijk 14 dagen na ontvangst van het Tijdschrift. HET HOOFDBESTUUR.

Wedstrijd te loeiden.

De Schaakclub «Heemskerk" te Leiden schrijft een wedstrijd uit met af- en aanspel en met voorgift, te houden te Leiden op Maandag 3 Juni 2den Pinksterdag. Een groote verguld zilveren medaille, een groote zilveren medaille en twee consolatie-prijzen — ook medailles— voor hen, die in de iBe en 2ic ronde afvallen, worden uitgeloofd. De prijzen gaan vergezeld van diploma's geteekend door den heer W. Ridderhof Jr. De inleg bedraagt 20 cent per ronde. Overigens zijn de bepalingen voor dezen wedstrijd gelijk aan die voor den wedstrijd te Arnhem in ons vorig nummer gepubliceerd. De leiding is opgedragen aan den heer J. Fles Jr. Hoogewoerd 11, Leiden, die tegen genoemden datum gaarne bereid is aan belanghebbenden nadere inlichtingen omtrent uur en localiteit te verstrekken.

Gevallen van overeenkomst bij wedstrijd-problemen, naar het Engelsch van B. G. LAWS.

Al moge soms een minder welkome wolk tijdelijk een schaduw werpen op de loopbaan van hem, die het ongeluk gehad heeft een probleem in 't licht te geven, dat — met geringe afwijkingen — reeds vroeger de eer genoot van als het werk eens anderen gepubliceerd te zijn, zoo neemt dit niet weg dat zulk een feit belangstelling wekt bij hem, die van problemen eene studie maakt. Het is niet zoozeer uit nieuwsgierigheid als wel uit kunstgevoel dat hij de oorzaken wenscht op te sporen, welke tot zulk eene overeenstemming in de combinatie van effecten geleid hebben.

Met de vele verrassende voorbeelden voor oogen, welke wij gedurende de laatste jaren daarvan hebben gezien, en waarbij de namen onzer meest gevierde spelers gemoeid waren, moet men uit den aard der zaak voorzichtig zijn in het toeschrijven van onedele bedoelingen aan den onschuldigen navolger.

Indien toch iemand, door het uitdenken van problemen van het eerste water, naam gemaakt heeft dan is het niet geoorloofd twijfel te voeden omtrent het oorspronkelijke van hetgeen hij levert. Het is waar dat menigeen in den hof, waarin ieder overeenkomstig zijn smaak of lust mag plukken, bezwijkt voor de verzoeking om gelijksoortige kleuren of dezelfde contrasten te kiezen, wanneer deze zich in eene algemeene populariteit verheugen. Herhaaldelijk komt het voor, dat lieden, die artistiek genoemd zijn, de voorkeur geven aan die bloemen, welke reeds meer dan eens in trek zijn geweest. De reden hiervan is waarschijnlijk dat zij toonen willen de beroemd geworden schikking te kunnen waardeeren, in de hoop dat ook hunne variatie zal blijken een bouqüet te zijn, dat in den smaak valt. Op deze wijze — en die is volkomen geoorloofd — zal somwijlen op het gebied van het schaken eene combinatie uit een of ander bekend probleem overgenomen zijn doch vermengd met eene schitterende variatie uit een ander probleem, terwijl de hand, die ze verbindt, daaraan weder grepen van eigen vinding heeft toegevoegd. Het resultaat zal dan dikwijls voor iets geheel nieuws doorgaan, terwijl het dan ook inderdaad eene schoone illustratie van de kunst is, indien het thema bijzonder verdienstelijk is en de combinatie nauwkeurig en elegant. Tenzij de componist een sterk geheugen hebbe en volkomen bekend zij met de problemen, die reeds het licht hebben gezien, ligt het voor de hand dat hij gevaar loopt van verdacht te worden van onder eens anders duiven geschoten te hebben.

Bij het schier onafzienbare veld, dat voor hem, die een probleem opgeeft, openligt, schijnt het ternauwernood denkbaar, dat het zijne de nabootsing is van een ander. En toch is dit niet volkomen juist, want het is gebleken, dat zulk eene doublure nu en dan geheel onschuldig kan voorkomen. Hieruit volgt, dat verschillende hoofden, die voor dezelfde aesthetische schoonheden vatbaar zijn en in dezelfde richting werken, onafhankelijk van elkander tot dezelfde resultaten kunnen geraken. De oorzaken hiervan op te sporen zou op zichzelf eene interessante studie zijn. De leidende gedachte, het uitvinden der combinatie, en het opbouwen van het geheel na te gaan zou hoogst leerzaam wezen: maar zulk eene ontleding

ligt thans niet op onzen weg; veeleer is het ons doel op enkele gevallen te wijzen die in meer dan één opzicht gelijke trekken hebben. Tal van problemen zijn opgegeven, die eene merkwaardige overeenkomst hebben met elkander, maar die overeenstemming schijnt aan de aandacht van uitgevers, zoowel als van inzenders en oplossers ontsnapt te zijn. Dit bevreemdt te meer omdat het in denzelfden probleemwedstrijd is voorgekomen. Zulke problemen zijn nauwkeurig nagegaan, en men kan veilig daaruit afleiden, dat men er niet op heeft gelet. Eenige voorbeelden uit het verleden op te delven zal dus, naar ik vertrouw, aan de liefhebbers der kunst eenige genoeglijke oogenblikken verschaffen.

Men denke echter niet dat de hier volgende problemen volkomen aan elkander gelijk zijn. 't Eenige wat wij wenschten in 't licht te stellen is dat zij zulke sterk sprekende trekken met elkander gemeen hebben, dat men, voor 't geval zij onder minder gunstige omstandigheden b. v. bij verschillende wedstrijden waren ingegezonden, tot vreemde gevolgtrekkingen zou komen.

Het eerste voorbeeld, waarop ik de aandacht wensch te vestigen, kwam voor in een probleemwedstrijd, door wijlen Prof. Browson in zijn „Dubuque Chess Journal" in 1871 uitgeschreven.

Hier werden twee opgaven ingezonden door twee verschillende personen, G. E. Carpenter en W. A. Shinkman.

Bij deze 3 zet-problemen kost het den oplosser weinig moeite te ontdekken dat zij beide dezelfde fijne idee bevatten en wel bij eene bijna gelijke opstelling.

G. E. CARPENTER. W. A. SHINKMAN.

Mat in 3 zetten.

1. Dc3, Kd6:; 2. Lc6 enz. — K (15:; 2. f4 enz.

Mat in 3 zetten.

1. Da7:, Kd6:; 2. Ld7 enz. — K e6:; 2. b4 enz.

Carpenter is er in geslaagd, zijn probleem te vervaardigen, zonder op den eersten zet een stuk te nemen; maar Shinkman heeft een stuk minder gebruikt.

In denzelfden wedstrijd kwamen ook de volgende drie zet-problemen voor. Zie diagrammen V. Portilla en L. W. Davis.

Hier is de overeenkomst misschien niet zoo merkwaardig, daar het spel, dat uit de betrekkelijke plaats van den zwarten K, de witte D en de witte paarden volgt, geheel eenvoudig en gedwongen is. Na den sleutelzet komt de gelijkh -id nog meer te voorschijn.

Probleemliefhebbers zijn allen met overeenkomstige stellingen bekend, en in den

89

V. POKTILLA.

Mat m 3 zetten.

Mat in 3 zetten. 1. Kb2, enz. 1. pf6, enz. tegenwoordigen tijd zijn het slechts ontluikende schaaktalenten, die zulke problemen den oplossers durven voorleggen. Dit was echter niet het geval, toen de problemenwet, die nu stilzwijgend voor meer samengestelde stellingen is aangenomen, nog in haar eerste stadium verkeerde.

Meer den tegenwoordigen tijd naderende en onze aandacht vestigende op Melbourne, (the Centennial Chess Congress, 1888), hebben wij voorbeelden van overeenkomst ontdekt, die, wat vorm betreft, niet veel op elkander gelijken en hier niet zouden aangehaald zijn, indien zij niet voor een prijs in aanmerking waren gekomen.

R. L. HODGSON.

B. G. LAWS.

Mat in 2 zetten.

1. T f6. Kl'6:; 2. D g7 Mat.

Mat in 2 zetten.

1. D h2, Ke3:; 2. Df2 Mat.

P f6:; 2. Dh2 „ fe3:; 2. D h8 „ P f5; 2. T e6 „ Pd3; 2. T e4 „ Pd5; 2. P.17 „ pc4; 2 P c2 „

Het idee, dat in deze tweezet-problemen uitgewerkt is, heeft steeds zooveel bijval gevonden, en is reeds op zoovele manieren beproefd, dat men nu wel zeggen kan, dat de problemen met dit idee ontelbaar zijn. (Dit laatste gezegde is wel wat overdreven. Red.)

De witte Toren, die na den sleutelzet te nemen is, en de daaruit voortvloeiende matstellingen met de Dame, wanneer hij gewonnen wordt door den Koning of het

Paard (in het andere geval door den pion), en ook de matstellingen met den Toren en het Paard, op Zwarts respectievelijke verdediging met het Paard, zijn zoovele, punten van overeenkomst, hoewel de problemen op geheel verschillende wijze zijn opgesteld.

In den wedstrijd van het vijfde Amerikaansche schaakcongres, waren twee aardige tweezetters ingekomen van auteurs, die op probleemgebied reeds naam gemaakt hadden, waarvan het hoofdspel zeer pikant is.

Over het geheel genomen gelijken die problemen niet op elkander, maar het eigenaardig idee dat er aan ten grondslag ligt, geeft gelegenheid, de wijze van uitwerking te vergelijken, die deze componisten van verschillende school gevolgd hebben. Het eerste was ingezonden door een Amerikaan en het laatste door een Europeaan.

De overeenkomende hoofdgedachte in beide problemen ligt opgesloten in het antwoord van Zwart na den sleutelzet, waarbij hij, door het verplaatsen van den Koning, een ontdekt schaak geeft met den Toren, welk schaak weder gedekt wordt door de tusschenstelling van het Witte Paard, dat tegelijkertijd mat geeft, terwijl de aanvallende Toren wordt vastgehouden, tengevolge van de verplaatsing van den Zwarten Koning.

Beide posities kunnen verbeterd worden, maar het is niet ons doel de constructie te beoordeelen.

JACOB EI.SON.

F. T. KELLSTER.

; 2. Pe6 mat.

In den internationalen probleemwedstrijd, door K. D. Peterson van „the Mirror of American Sports" geleid (1885—86) kwamen, onder de vele mooie problemen, die den oplossers werden voorgelegd, om mede te dingen naar den titel van „Champion-oplosser van de wereld" (door J. Berger uit Graz ingesteld), verscheidene voor, die eenzelfde gedachte bevatten.

De twee meest sprekende voorbeelden waren de composities van W. E. Perry en J. Berger.

Hier zien wij weder den stijl van verschillende scholen, in problemen waaraan hetzelfde idee ten grondslag ligt. („Oeconomie der Mittel". Red.)

De verplaatsing van de Dame, om meester te worden van de diagonaal, die de

Mat in 2 zetten.
Mat in 2 zetten.
1. Tg6, Kc6+; 2. T\U mat.
1. Dgl, Kd4f

looper zou bestrijken, indien de zwarte pion niet belemmerend in den weg stond, is eene onverwachte en aardige zet. Maar behalve dit idee, is er verder niet veel, dat de moeite waard is.

W. E. PERBY. J. BEEGEE.

Mat in 3 zetten.

Hat in 3 zetten. 1. Dc8. enz. 1. Dfl. enz.

Ken derde driezet, van A. H. Robbins, met dezelfde gedachte, hoewel geheel anders behandeld, verscheen ook in dezen wedstrijd.

Moeilijkheid in oplossing is de speciale verdienste van dit drietal.

A. H. KOBBINS.

(S/ot volgt).

Mat in 3 zetten. 1. Dg2. enz.

92 Leipziger herinneringen. (Vervolg).

Onder ons gezegd en gezwegen — zou het volstrekt geen „gemeene streek" zijn, wanneer ik mij nu niets meer „herinnerde" en hier mijn artikeltjes afbrak met de opmerking, dat ieder, die het fijne van de zaak te weten wil komen, zelf maar eens de stoute schoenen moet aantrekken en al de kruimels verzamelend van de hem toebedeelde portie Hollandsch schaak-enthousiasme •—- van oudsher gerenommeerd — desnoods in grove pij gehuld, blootshoofds en barrevoets, een bedevaart moet ondernemen naar de eerstvolgende samenkomsten van Caïssa's priesteren. Het ware niet moeilijk eenige bladzijden vol te schrijven en lange verhalen op te disschen over de pijp van Blackburne en de sigaren van Tarrasch, over de Mefistofeles-jas van Marco en den hoogen hoed van Janowski, over de hei-roodgele schoenen van Hoffer (die aldus in schitterende, oogverblindende kleurenschakeering wilde vergoeden, wat zijn voeten aan bevalligheid van vorm te kort schieten *) en het glazen oog van Teichmann, over de reuzenstatuur van Lipke en het dwergtype van Walbrodt, over de „schnaps" van Mason en het „incident Minckwitz", of nog mooier over het verschil tusschen „amateurs" en „professionals" maar al die aardigheden zijn reeds zoo vaak verkocht en ik ben van oordeel, in tegenstelling met Wochenschach, Utrechtsch Dagblad e tutti quanti, dat het volstrekt niet aangaat eenige leuke dingetjes van meesters samen te flansen en zich dan te verbeelden, dat men ook maar eenigszins een goede, aanlokkelijke schildering van een Internationaal Schaakcongres den lezers heeft voorgehangen. Het is hier m. i. minder van pas met zijn fijne opmerkingsgave te geuren en te vertellen dat Marco „een minder mooi gezicht heeft" of ook, dat Walbrodt „eenige vlasjes onder de neus vertoont" — dan wel de niet-bezoekers zóódanig met lof-getrompetter over „hoe mooi het was" en „hoe heerlijk het was" te overschetteren, dat zij als van zelf genoopt worden, een volgend maal mede op te gaan. Schakers zijn over het algemeen tevreden menschen. Als zij maar een bord met stukken zien en hun sigarenkoker of tabakszak niet hebben vergeten, dan zijn zij den koning te rijk. Er moge gebeuren wat wil, de vloer moge onder hun voeten wegzinken, de zoldering moge in „lichte laaie" staan, zij spelen hun partij dóór en schijnen voor alle wereldsche gebeurlijkheden gevoelloos geworden, totdat het koud-nuchtere „mat" hen tot de werkelijkheid terugroept! En toch! het gebeurt nog wel eens, dat men te midden eener schoone combinatie plotseling wreedaardig aan de dagelijksche zorgen herinnerd wordt, aan ernstig leed, dat ons kort te voren heeft getroffen of aan een zware taak, die ons den volgenden dag wacht, en dit is ook wel niet anders denkbaar, waar men slechts één of twee avondjes in de week, en nog dikwijls met moeite, aan de „zaken" of aan moeder de vrouw mag onttrekken, voor Caïssa's dienst.

Doch stel nu eens, gij hartstochtelijke schaakspeler, niet één avondje tersluik met schaken doorgebracht (de oogen vaak bij herhaling op de klok gericht: of het niet haast bedtijd is) — maar veertien dagen lang van 's morgens tot 's avonds (*) De heer Hoffer heeft horrelvoeten.

93

en van 's avonds tot 's morgens niets anders te doen dan te schaken, schaak te eten, schaak te drinken, schaak te slapen en schaak te droomen! Andere klokjes dan schaak-klokjes zijn afgeschaft, geen zorgen plagen het hoofd dan die over een afgebroken partij, welke niet te best staat, geen kwesties of twistvragen vragen de aandacht dan die over schakers of schaakpartijen, zelfs kniesooren kunnen geen andere moeilijkheden opdiepen dan die, om een verloren partij te winnen kortom het is, of men in geheel andere wereld leeft, in de aparte wereld der schaakspelers, der schaakgenoegens, der schaakverdrietelijkheden. Met Lasker staat men op, met Steinitz ontbijt men, met Tschigorin luncht men, met Tarrasch dineert men, met Blackburne slaapt men in en van Morphv droomt men! Alles, wat niet schaken heet, is uit den booze, elk gesprek, dat niet loopt over de kwestie of Tarrasch dan wel Lasker de sterkste is, of een dergelijke „question bruiante mishaagt, elke schaakmop wordt, nauwelijks gedebiteerd, reeds in de verste „Turniersaal" opgevangen en toegejuicht en men kan gerustelijk zeggen, dat niets op schaakgebied is voorgevallen van de uitvinding ervan af, dat niet door dezen of genen te eeniger op het tapijt wordt gebracht.

Om tot mijn aanhef terug te keeren heb ik gelijk wanneer ik beweer, dat dergelijke schakers-zaligheden niet naar den eisch kunnen worden beschreven, maar dat zij slechts bestemd zijn, om te worden genoten?

Wat mij ten slotte noopt, ondanks al mijn onmachts-betuigingen, een poging te wagen tot het leveren van een eenigszins meer gedetailleerde schets van het geno tene? Ik zal het U zeggen waarde vriend, maar gij moogt het heusch aan niemand oververtellen het blaadje dient gevuld, anders krijg ik ruzie met den drukker.

De lezers kennen nu zoo ongeveer de situatie en zij zullen het begrijpelijk vinden, dat Vijzelaar en ik, den 2d'" September 1894 te halftien, met kloppende harten de breede en gemakkelijke trappen opgingen, welke naar de eerste verdieping van „Fürstenhof" voerden, in tamelijke spanning, hoe wij zouden worden ontvangen, en wat het resultaat zou zijn van den op handen zijnden strijd. In de ruime gang zetelde een door een paar Particulier-Secretarissen van Max Lange gevormd bureau, belast met de afgifte van insignes en van toegangskaarten. Leden van den Duitschen Bond en deelnemers aan de wedstrijden kregen gratis een insigne — een strikje met de Duitsche kleuren en natuurlijk beteekend met een schaakbord — andere bezoekers moesten entreegeld betalen.

Bij den ingang der zaal stond een tamelijk lange, nog jonge man met onberispelijke kleeding en aangenaam uiterlijk, die zich terstond aan mij bekend maakte als „Heyde, Redacteur des Wochenschach." Hij had de groote vriendelijkheid mij voor te stellen aan verschillende congres-bezoekers, die nauwelijks aangekomen, reeds druk aan 't schaken waren, zeker uit vrees, hiertoe gedurende de volgende dagen niet genoeg in de gelegenheid te zullen zijn! Het duurde echter niet lang of een groote bel gaf het sein, dat de Algemeene Vergadering een aanvang zou nemen. Juist op dit moment annonceerde Janowsky mat in drie zetten aan Schallopp, doch de andere spelers stonden niet op dan met veel weerzin en na nog herhaaldelijk smachtende blikken te hebben geworpen op de mooie partijen, die zij in den steek moesten laten. Tot mijn groote verwondering werd ook ik — schoon niet

eens lid van den Duitschen schaakbond — tot de vergadering toegelaten. De debatten en stemmingen interesseerden mij nog al, in zoover, dat ik tot de conclusie kwam, dat vergaderingen in Duitschland al hetzelfde verloop hebben als bij ons. Er wordt schrikkelijk veel geredeneerd en gediscussieerd en de een stelt al noodzakelijker hervorming voor dan de ander: het einde van het liedje is dat alles bij het oude blijft. Toch, wanneer er in het reglement van eenigen Bond verbeteringen zouden kunnen worden ingevoerd, dan is dit zeker het geval bij den Duitschen Schaakbond.

De hoofdschotel was een voorstel van de Leipziger schaakclub „Augustea", dat voor den Duitschen Schaakbond de rechtspersoonlijkheid wilde verkrijgen en het dan volgens de Duitsche wet noodzakelijke, op één plaats vereenigde Algemeen Bestuur, in Leipzig wilde doen zetelen. Dit voorstel werd verworpen, doch niet zonder tot vele heftige en scherpe uitvallen aanleiding te hebben gegeven. Met name Max Lange en Heyde (wiens debatteertalent ik overigens zeer bewonderde) verstonden de kunst elkaar uiterst vinnige dingen toe te voegen. (Het spreekt vanzelf, dat zeer veel schaakclubs in genoemd voorstel een poging van de „Augustea" zagen, om de hegemonie onder haar zusteren te bemachtigen.) Wie overigens lust gevoelt deze zaak, tot in de fijnste fijnigheden uitgeplozen, te lezen, kan het gewenschte in Wochenschach 1894 No. 36 vinden.

Te 1 uur, gedurende een lange pauze der Vergadering, werd gezamenlijk gedineerd. Onder het diner kwam Loman, die zich onmiddellijk bij zijn beide landgenooten voegde. Wij bleven sedert meestal in elkanders gezelschap en vormden aldus als „drei Hollander" een waardig pendant met in het Buitenland eveneens niet ongunstig bekende „drei Hollanderinen"! (Wordt vervolgd).

95

Zeven partijen van de Match Janowski—Mieses.

No 171. Achtste Match-partij, gespeeld te Parijs, 18 en 19 Januari 1895. Wit: J. Mieses. Zwart: D. Janowski.

Weener Opening.

r. e4 e5 31. T h2 L ds

2. P C3 P c6 32. T d2 L e6

3. L C4 P f6 33. L f6! T c8

4. 0)3 L 05 34. P e2 T 05

T h2 f5'3)

T hóf K e"]

L csf K f7

T d6 f4

5. L g5 h6 35. P ci T as : 65. T ds : K e6

6. L h4 g5?>) 36. 03 T b7!

7. L g3 a6? 37. P a2 :9) K c]

8. h4 g4 38. Le7 Tb6

9. h5 !2) L e7! 39. L f8! e410)

T d4 e$

T d6| K e5

Tdx K f5

C4 K e4

10. P ds ! d6 40. T h2 ") T ba6 1!) 70 T d4f K es

11. P e7: D e7: 41. L h6: L g4 71. Kd3 K f5

12. Lh4 Pas3) 42. Lg7 LI15: 72. T dsf Kg4

13. L ds c6 43. T ci T a2: 73. T es T fi

14. D d2! b6 44. T hs: K d7 74. Le3:! fe3: IS- b4 cds : 45. T f5 K e6 75. T e3: K f4

16. bas: de4: 46. T f6f K cj 76. T e8 T ci

17. de4: L b7!4) .47. T f2 K e6 77. Kd4 T dif

18. f3 gf3: 48. Tf6f Ke7 78. Kcs Thi

19. gf3: De6 49. T f2 K e6 79. Kbs Kfs

20. T di5) o—o—o! 50. T f6f K e7

21. Tbi b5 51. T f4 d5

22. a4 ba4: 52. T f2 T 2a4

23. Dc3t Kb8 53. T bi Tai

24. Dc6 Td7 54. Tai: Tai:|

cs K f6

c6 T bi|

Ka6 Tci

83. Kb7 T bif

84. KC7 K f7

25. D a6:6) 33! 55. Kd2 T gi 85. T e4 T ei

26. D b5 a2 56. L d4 T g3 86. Kd7 T dif

27. Tai P e4:!7) 57. T f5 K e6

28. fe4: D g4

58. T e5f K d6

29. D e28) D e4: 59. Kc2 T f3

30. D e4: L e4: 60. T hs f6

87. Kc8 Tci

88. C] T di

89. T es K f6

90. T cs Opgegeven.

') Verg. aangaande deze opening partij 6 van dezen match.

2) Mieses leidt volgens Tarrasch den nu volgenden aanval, met een fijnheid, diepte en scherpte, die de allergrootste meesters van vroeger of nu in hun beste partijen nauwelijks hebben bereikt.

3) Door Le6 gaat nu 13 Le6: en 14. Lf6 : de g— pion verloren.

4) Op Pe4 : zou volgen 18. Le7: Pd2 : 19. Lf6.

5) Alles in breeden stijl gespeeld. De zet dreigt Db4.

6) Zie diagram.

Tarrasch en „Wochenschach" beweren hier, dat 25 hf6 : de eenvoudige voortstand na den 24sten zet van Zwart.

Stand ua den 61sten zet van Wit.

zetting was, die tot winst voert. Want 25. Lf6 : Tc8 26. Da.4: TC4 27. DI13 of (schrijft Tarrasch); 25.... Tc; 26. DC7 :f KC7 : 27. Lh8: enz. Ik meen echter, dat in deze laatste variant de winstkansen eerder aan den kant van Zwart dan van Wit zijn. Want Zwart speelt 27 f5. Hierop moet Wit wel spelen 28. Pe2, daar op ef5 : of Tb4 Dg8 volgt en dan Dg2 en wint. Op 28. Lg7 of Th2 wint eveneens Dg8 en op 28. Ph3 wint fe4 : 29. fe4: Le4: 30. Th2 Dg8 31. Lf6 Dg3_ Dus 28. Pe2 fe4: 29. fe4: Le4: 30. Tgi. Zwart kan nu vervolgen met Lf3 of direct oprukken van den a-pion of De8 en daarna Dhg. In al die gevallen meen ik dat Wit's winstkansen wegens de vele zwakke punten in zijn spel van geen waarde zijn en dat in de practische partij Zwart minstens evenveel kansen heeft.

Wanneer dit waar is en 25. Lf6: niet beter was dan Da6: den tekstzet die, ook wegens Tarrasch, veel remisekansen geeft, gevoelt men de onjuistheid van den in den commentaar van Tarrasch voortdurend en bovenmate aan Mieses toegezwaaiden en aan Janowski geheel onthouden lof, terwijl toch de laatste volgens T. bij den i4den zet een „theoretisch langst verloren spel" en nu op eens remisekansen heeft, zoodat Janowski beter moet gespeeld hebben dan Mieses.

7) Het eenige om 28. Lf6 : en 29. Dd7 : en tevens 28. a6 te pareeren. Op a6 zou nu volgen PC5 29. ab7 : Tb7 : en 30 Tbi.

8) Wit heeft niet beter. Zijn aanval is plotseling verdwenen.

9) Wit staat zeer gedrukt.

10) Nu gaat Zwart op winst spelen. Ta6 40. Lh6 : Ta2 : geeft remise.

") Op Lh6 : wint Th5-

i:) Daarom ware hier, zooals Tarrasch terecht opmerkt, Tbb5 beter.

K') Zie diagram. Deze zet kost de partij. Ke6 geeft waarschijnlijk remise, daar noch Tf2 en torenruil, noch het spelen van den witten koning naar C5 gunstig gevolg heeft.

No. 172. Negende Match-partij, gespeeld te Parijs, 21 en 23 Januari 1895. Wit: D. Janowski. Zwart: J. Mieses.

Spaansche Partij.

i- £4 ^5

23. L dó: T d8

45. L d4 t>5

2. P f3 P có 24. T e69) T he8 46. L fó b3

3- L b5 a6

4- L a4 dó

25. T fei Te6: 47. ab3.-f Kb3:

26. Teó: L d4! 48. Kds L b4

5. P C3 Pge7 27. Kfi bó! 49. Ke4 L d2

6. o—o L d7 28. Ke2 10) T d7 50. Kd3 L ci

7. d4 ed4: 29. T e8f K b7 51. L g5 b4")

8. Pd4: P d4: 30. T e7 T ej: 52. L ej L a.3

9. Ld7=f D d7: 3i-Le7: KC7 53. K e4 Kc4

10. D d4: P c6 32. L h4 L C5 54. h412) Lei ix. Dd3 gó1) 33-Lg5 Kdó 55. Ldó b3

12. Pds! I,g7 34. Kd3 K ds: 56. L es L d2IS)

13. Db32) o—o—o 35. Ld8 Ldó 57. L b2 L 03

14- Lg53) T df8 36. I13 KC5 58. La3 L fó

15. Taei4) fó 37. Kq L esf 59. Kf4 Kc3

16. Le3 P ey 38. Kb3 t4 60. g4 Kc2

17. C45) Pds: 39. KC2 Ldó 61. ghs: ghs:

18. eds:6) f5 40. Kc3 Lest 62. Kfs Lh4:

19. 05 Dbs!7) 41. Kc2 hs 63. f4 Lei14)

20. Dbs: abs: 42. Kd3 L dó 64. Ke4 L d2

21. cdó: cdó: 43. Ke4 b4 65. f5 Lei

22. L f4s) L b2: 44. L fó KC4. Opgegeven.

Stand na den 12den zet van Zwart.

Stand na den 27sten zet van Zwart.

•) Hierdoor wordt het punt fó zwak. Beter ware Le7 en later 0—0.

°) Zie diagram. Iets beter ware Lhó o—o(!) 14. Lg7 : Kg7 : 15. Dc3f fó 16. f4, enz.

3) Beter I,e3.

98

4) De f-toren had naar ei moeten gaan.

') Pf4 was wellicht iets beter.

6) Ik geloof, dat cd4: sterker was. Speelt Zwart dan DI35, zoo kan het vervolg zijn 19. DC2 fs 20. Tci Tf7 21. b3 enz. De c-lijn blijft dan steeds een groote kracht voor wit.

7) Uitstekend! Mieses geeft hier, zooals bij vroegere gelegenheden blijk een buitengewoon fijn gevoel voor eindspelstellingen te hebben. De iets betere kansen schijnen nu aan de zijde van Zwart te komen. Toch is de partij bij goed spel onbeslist.

8) Eenvoudiger is b3 of Lb6. De tekstzet en zijn concrete gevolgen verhoogen Zwarts winstkansen belangrijk.

9) Beter U4 Tds : 25. Te7 b6 26. g3 en later Tfei.

10) Zie diagram. Les. Lc5(!) 27. Tc6| Kb7 30. Tc7f en 31. Th7- was wellicht te verkiezen.

") Waarom niet f3?

12) OP Kf4= vo!gt Lcif 55. Kf3 b3, enz. '3) b2 geeft slechts remise. Want er zou volgen 57. Lb2: Lb2: 58. Kf4: Lf6 (!) 59. g4 Lh4 : (hg4: 60. Kg4 : Kd4 61. hs g5 62. f4 en remise) 60 ghs : gh5 : 61. Kf3 en om bekende redenen kan zwart niet winnen.

") Le7 doet het ook.

No. 173. Tiende Match-partij, gespeeld te Parijs, 24 en 25 Januari 1895. Wit: J. Mieses. Zwart: D. Janowski.

Weener Opening.

1. e4 e5

2. P C3 P c6

3. LC4 P f6

4. d3 L C5

21. Khi L e6 41. h6 T f7

22. Dd2 L f7: 42- g4 P ^3

23. P f7: Pe67) 43- T g1 P es

24. eds: D e3! 44- g5 P g6

5. Lgs h6 25. De3: Pe3= 45. L ei T f4

6. L h4 gS?1) 26 - Tfel P ds: 46. L d2 Tint

7. Lg3 hs

8. Ï14 g4

27. Pes:8) des: 47- Kg2 Te4:

28. T es: T ad8 48. Kg3 T d4

9. f4 gf3: 29. T aei T f6 49. L ci TI14

10. Pf3= Pg42) 30. T hs: b69) 50. T ei K e7

11. Pg5 T f8 31. T h7 f T f7 51. T fi T a4

12. Df3 Pd43) 32. T h6 T f6 52. a3 T C4

13. Lf7=t Ke7 33. Th7f T f7 53. L d2 as

14. Pdst Kd6 34. Ths Pb4: 54-Tf3 T C5

15. Ddi c6 35. T he5 T f6 55-Tf6 P gf8

16. b44) Lb6 36. hs Td4! 56L e3 T es

17. C4 cds: 37. Tese4 T e4: 57-Ld2 PgS-'10)

18. est Ke7

38. de4-- K e8 58. T b6: P e4f

19. o—o5) d66) 39. L 114 T f4 59. Kf4 P d2:

20. cb6: Db6: 40. g3 T f2 60. Kes: Pc4f

61. Kd.5 Pb6:f

62. Kc6 P c8

63- Kb5 Kd6

64. Kas: K 05 ll)

65. Ka4 KC4

66. Kas Kcs

99

67. Ka4 P b6 f 73. Kd3 P f6

68. Kb3 P h7

69. a4 P C4

70. KC3 P a5

71. Kd3 K ds

72. Ke3 K es

74. KC3 K d5

75. Kd3 P c6

76. as P h7

77. a6 Pb4f

78. Kc3 Pa6: remise ls)

') Vergelijk aangaande deze opening partij 6 en 8 van dezen match.

2) Het is alsof deze spelers geen rust hebben voor ze elkaar in 't haar zitten. Iets beter ware d6.

3) Zwart heeft niet beter. Op f6 volgt 13. Dfs met dreigend Dg6.

4) Waarom niet eenvoudig Lhs :?

5) Zie diagram. Ook hier ware LI15: sterker.

6) Pe3 dan 20. Les:

) °P Tf7 zou volgen: 24. Tf7f: Kf7: 25. Tfif Tf6 26. Dh6 Dd8 27. Dh7f Ke8 28. Dg6f enz.

8) 27- Pg5 Pg5: 2&- hgs: met volgend d4 en Tadi kwam zeer in aanmerking. De tekstzet heeft een zeer belangwekkend eindspel ten gevolge.

9) Op Pb4: volgt 31. Tbi Pd3: 32. Tb7+: enz.

10) Zie diagram. Ook de hiermee ingeleide overigens zeer elegante afruil kan Zwart de partij niet meer doen winnen.

") De partij is waarschijnlijk remise. Vergelijk met deze stelling de matopgave in 64(1) zetten van B. van Guretzky (voorkomende op blz. 190 van „Feinheiten des Schachspiels" van M. Lange). Wit Kb2, Pe3 en 113. Zwart Kg8, ph4.

12) Na den 137™ (!) zet, toen Janowski nog steeds wilde winnen, verklaarde de scheidsrechter de partij remise. Anders waren de heeren waarschijnlijk nog bezig.

Stand na den 18den zet van Zwart.
Stand na den 57sten zet van Wit.

100

No. 174. Elfile Match-partij, gespeeld te Parijs, 26 Januari 1895. Wit: D. Janowski. Zwart: J Mieses.

Spaansche Partij.

x. e4 es 19. 03! Pes9) 37. D d7f Kg8

2. P f3 P c6 20. L f410) D f6 38. T e4 D C3:

3. Lbs a6 2i. Da4f K e7 39. T g4:| K h8

4. L a4 d6') 22. L e5: Des: 40. D e6 L g7

5. o—o Ld7 23. P d4 D115u) 41. D e4 D C4

6. P 03 P ge7 -) 24. f412) T g6 42. P e2 D b517)

7. d4! b5 ?3) 25. g313) bc3: 43. T h4 h6

8. L b3 P d4:4) 26. bc3: D 05 44. D f3 D as :

9. P d4: ed4: 27. f5 T h6 45. P f4 T d8

10. DI15 g65) 28. feó: T e6: 46. D e4 T d6

11. D f3 L e66) 29. Khi Tf614) 47. T g4 Daif

12. L e6: feó: 30. T f6: K f6: 48. Kg2 D b2f

13. D f6 T g8 31. T fif K e7 49. KI13 D f6

14. D d4: g57) 32. I) b3,5) d£ 50. P g6f K g8

15. a48) Pc6

16. Ddi b4

17. Pe2 Kd7

18. as g4

33. eds : K d7

34. Da4f16) K d6

51. P e7f K f818)

52. T f4 D f4:

35. Tf6t K e7 53. gf4:

36. T e6f K f7 Opgegeven,

Stand na den 23sten zet van Zwart.

') Zie aangaande de opening de 5de, 7de en 9de partijen van dezen match.

2) Dezelfde stelling als in de 7de partij. De verdediging van Zwart doet denken aan de vroeger door Steinitz vooral aangewende verdediging in de Spaansche partij, n.1. Pe7 na 3. Lbs.

3) Hierdoor wint Zwart voorloopig een pion, maar 'tkomt hem duur te staan.

4) Op ed4 : volgt 9. Pgs.

5) In aanmerking kwam Pg6 11. Pe2 05 12. Lds Ta7 13. f4 Le7 enz.

6) Gedwongen ! f5 zou de zwarte koningstelling geheel ontblooten.

7) Noodzakelijk om f4 te pareeren, waarna Zwart zich op den duur niet meer zou kunnen verdedigen. Tevens geeft de tekstzet de eenige mogelijkheid voor Zwart, om tot den aanval te komen, en die moet hij met het oog op zijn moeilijk te verdedigen koningstelling trachten te krijgen.

8) In aanmerking kwam toch f4 gf4: 16. es.

9) Op bc3 : volgt 20. Da4-

,0) De b-pion zou ook genomen kunnen worden, maar de tekstzet is veel krachtiger.

") Zie diagram. Op De4 : volgt Tei.

12) Tot hiertoe heeft Janowski uitmuntend gespeeld. Nu had hij sterker kunnen vervolgen met Dc6 Tc8 (Ta7 25. Dc4 ds (!) 26. Dcst) 25. Da6 : of f4.

'•') Op f5 volgt Th6. Zwart verdedigt zich zoo goed mogelijk.

M) Te4 : dan 30. Pfsf.

) Veel beter ware Da2 om op d5 te spelen 33. Df2, waarna Zwart geen voldoend antwoord meer had.

'

) Stond de dame nu op a2, dan zou nu De2 de partij beslissen.

7) Hier had Zwart ongetwijfeld de dames moeten ruilen; het ware nog zijn beste kans geweest.

,8) Op Kh8 52. Pf5, Td7 53. De8f en wint.

No. 175. Twaalfde Match-partij, gespeeld te Parijs, 2 Februari 1895.

Wit: J. Mieses. Zwart: D. Janowski. Weener Opening'.

xe+ e5 13. Taei5) 0—0 25. T f1 D h4

2 " Pc 3 Pc6 14. Df 4 «) TaeS 26. D f 3 c6

3- Lc 4 Pf6 15. Te 4 D f6! 7 )

4 " d 3 Lc 5 16. Dg 3 Lfs

g 4 D g 5

Khi T e 3 !

5- L SS h6 I7-Tf 4 g5 29. Df 5 : D h 4 f

6L h 4 d6') 18. h4 P g 6 30. Kgi D g3f

7. Dd2 2 ) Pe 4 : 19. hg5: hg5: 31. Khi D h 3 f

8. P e4: ®) D h4: 20. T f3 T es 32. Kgi T g3f

9- Pc5: dc5: 21. Te3 T fe8 33. Kf2 Tg2f

IO " Pf 3 De 7 22. Te 5 : T e 5 : 34. Kei D e 3 |

n. 0—0 Lg4 23. f4 gf4. 35. Kdi D d2 mat. 12. Pe5:4) P es: 24. Tf4: K f8

) Janowski schijnt eindelijk in te zien, dat g^ hier niet deugt. ") Hierdoor gaat een pion verloren. Beter Pds of Pge2.

'P °P LD8: volgt Pd2: 9. Lc7 : Pc4: 10. dc4: Lf5 11. Tci Kd7 12. Pd5 Tc8. ) Nu gaat de partij snel verloren ! Het offer deugt niet, zooals uit het vervolg der partij blijkt. In elk geval beter ware Ld5. ) Zie diagram. Op Tfei volgt de interessante voortzetting o—o—o 14. DC3 [IX4 The8 (f6? 15. Dg4f:) 15. Te5: (nog het beste) Des: 16. Dg4f: f5 en Zwart wint] Le2 ! 15. f4 (er dreigde Pf3f 16. gf3 : Dgsf en volg. zet mat; op 15. Dd2 volgt Ic4:, op 15. Khi Pf3) PC4: 16. rlc4: The8 en wint of 15.... Pf3f 16. 7

gf3 : De3f 17. Kg2 Lf3f: 18. Kfi Dfy: en Wit heeft geen voldoende voortzetting meer; op 19. De5 bijv. volgt Le2j\

6) Op £4 volgt PC4op 14. DC3 Le2 ! 15. Te2 : Pf3f 16. gf3 I)e2 : en wint.

7) Hiermee is de partij feitelijk beslist, daar Zwart een officier vóór blijft.

No. 176. Dertiende Match-partij gespeeld te Parijs, 2 Februari 1895. Wit: D. Janowski. Zwart: J.Mieses.

Driepaardspel.

1. e4 e5 12. Ld44) L d4: 23. f5 L a2 ")

2. P f3 P c6 13. D d4: o—o 24. b4 P b7

3. P 03 gó ') 14. 0—0 D C2 :5) 25. P g4 f6

4. d4 ed4: 15. L d3 D d26) 26. T a2: gs

5. P d4: L g7 16. T adi D gs 27. P f6: t T f6 :

6. L e3 P ge7 17. f4 D d8 28. D f6: D f7

7. L C4 P as -) 18. D 03 c67) 29. D g5 :f Kh8

8. L e2 d5 19. P d4 L g4 30. T e2 T g8

9. ed5 : P d5: 20. T d2 b6 31. D f4 T d8

10. P ds: D d5 : 21. P C2 !8) D cj 9) 32. L C4 I) g7

11. P bs! D c68) 22. P e3 L e610) 33. f6 Opgegeven. ') Mieses speelt niets liever dan een konings-fianchetto. In casu krijgt Wit hierdoor het vrijere spel.

2) Om, na afruil of verdrijving van den looper, ds te kunnen spelen. d6 8. f4 o—o kwam in aanmerking.

3) Zie diagram. Op Ddif: volgt 12. Tdi: Les I3- Ht enz -

4) Beter dan Dds, waarop Lb2: het beste antwoord zou zijn.

5) Natuurlijk slecht! Door dezen zet komen Wits stukken achtereenvolgens zoo sterk mogelijk te staan. Le6 was de zet om het paard, dat door b4 dreigt verloren te gaan over C4 te redden.

6) Op Dc6 volgt 16. b4 a6 17. Tci Db6 18. Db6 : cb6: 19. PC7 en wint.

7) Om op Lg6: te antwoorden met I)b6f

8) Uitmuntend! Dreigt Pe3 en Lg6: Op 21. b4 ware C5 gevolgd.

9) Zie diagram. Veel beter ware de dame naar e^ gegaan, daar dan het later dreigende Pd5 niet mogelijk ware.

10) Op andere looperzetten volgt Pd5 en later Pf6.

") Ook op gf5: is de partij spoedig uit. Zwart had maar moeten opgeven.

No. 177. Veertiende en laatste Match-partij, gespeeld te Parijs, 4 Februari 1895.

Wit: I Mieses.

Zwart: D. Janowski.

Weener Opening.

'• ^4 e5 12. 03 L b6 23. D g4 K f7

2. PC3 Pc6 13. KI12 D ej3) 24. L gs : T h8f

3- ë3 P f6 14. D e2 o—o 25. Kg2 K g8

4. Lg2 Les 15- f4 Tae84) 26. Thi8) T hi :

5- ^3 a6') 16. f5! f6 27. Thi: c6

6. Pge2 d6 17. V14 Tc8 28. D h4 L d89)

7- h3 h6 18. g45) K f7 ?6) 29. f6! L f6:

8. o—o L dj ig. g5 ! hg5 : 30. L f6: K f7

9. Pds! Pds: 20. Dhst K g8

31. Lg6f K g6:

10. eds : Pd4=) 21. hgs : fg5 : 32. D gsf K f7

11. P d4: L d4 : 22. Le47) D e8 33. Dg7: mat.

') Dient om den afruil van LC5 tegen PC3 te voorkomen. M. i. is deze zet overbodig, daar 1. Pa4 onjuist is, zoolang daarop de looper naar b4 kon gaan en hij door 03 (of a3) en b4 naar b6 moet gedreven worden, waarna Pb6 : ab6 : aan Wit voor 't eindspel een fatalen a-pion zou bezorgen, 2° Wit ondanks a6 door Le3 de kracht van LC5 zou kunnen verlammen en 30 Wit een veel sterkere plaats voor zijn paard heeft dan a4 nl. d5_ Om al deze redenen meen ik dat a6 niet meer is dan een verloren zet.

s) In aanmerking kwam Pe7 en later c6.

3) Iets beter ware o—o 14. f4 f5.

*) Hier had moeten geschieden f5 (16. fe5 : De5 :), want door den nu volgenden zet van Wit wordt het zwarte spel bizonder ingesloten.

5) Beter eerst ontwikkeling van 't spel door Ld2, Le4 en Thi.

6) Zie diagram. Zwart laat hier een mooie gelegenheid voorbijgaan om uit zijn benarden toestand te komen n.1. g5! Wil Wit aanval houden, dan moet hij spelen 19. fg6 hierop volgt f5! 20. g5 (!) f4 21. Uh5 hg5 : 22. hg5 : Dg7, met volgend Le8 en Dh8. Wit verliest dan in 't eindspel een of beide vooruitgeschoven pionnen.

') De g-pion loopt niet weg en de f-pion moet beschermd worden.

8) Zwart wordt min of meer doodgeknepen.

9) Zie diagram.

J. D. T.

Match J. Mieses-R. Teichmann. No. 178. Eerste Match-partij, gespeeld te Londen, Februari 1895. Wit: R. Teichmann. Zwart: J. Mieses.

Tweepaardspel in de Naliand.

1. e4 es i3-Dd3 Des 25. T e2 gs

2. P f3 P c6 14. L d5? P f6 26. g4 Kg6

3. L C4 P f6 15. Dg34) D g3: 27. Kg3 T di

4. d4 ed4: 16. hg3: L ds: 28. C4 as

5. o—o d6') 17. Pds: P ds : 29. b3 b6

6. P d4: Pd4:2) 18. T ds: f6 30. T C2 C5

7. Dd4: L e7 19. f3 K f7 31. T g2 T d4

8. PC3 o—o 20 Kf2 T fe8 32. T c2 T d3

9. L gs L e6 21. g4 T ad8 33. T b2 h6

10. T adi 3) P e8 22. gs fgs: 34. T C2 Kf7

11. L e7: De7: 23. Tgs: T es 35. T h2 T d6

12. T fei D f6 24. T es: des: 36. T b2 Ke7 Remise.

na
8sten zet van Wit. Stand na den 28sten zet van Zwart.

io5

Stand na den 15den zet van Zwart.

') Een ongewone doch niet slechte voortzetting, waarmee Zwart alle mogelijke gevaren, welke zetten als 5.... Pe4 : na zich kunnen slepen (6. Tei, d5ofLe7) vermijdt.

") Misschien ware terstond Le7 iets beter.

3) Wit had hier Le6: moeten spelen gevolgd door e5, waardoor Zwart een zwakken geisoleerden pion op e6 had gekregen.

4) Wit speelt niet recht op remis, daar hij anders licht in 't nadeel kon geraken ten gevolge van zijn minder goeden i4den zet.

No. 179. Tweede Match-partij, gespeeld te Tjonden, Februari 1895. Wit: J. Mieses.

Zwart: R. Teichmann.

Weener Opening'.

1. e4 e5 15. P C3 T hf8 29. Lei T h5

2. P C3 P f6 16. P gi L g4 30. L C3 T e8|

3. L C4 P e4 : 17. D e3 P d7 31. Kfi T f5

4- L f7 :t ') K f7 : 18. D g3 D g3: 32. T g2 L £4:

5. P e4: ds 19. hg3 : T ae8 33. T f2 P ds

6. I) f31 K g8 20. f3 e4 •) 34. L d4 T ef8

7. Pg5 Dd7 21. de4: L g3 :f 35. C4 4 ) L e3

8. P e2 h6 22. Kdi de4: 36. L e3: P e3:f

9. P h3 Les 23. Pe4: T e4: 37. Ke2 T f2

10. P C3 c6 24. P h3 L f3 :•(•3) 38. P f2 : P C4 :

11. D e2 I) e7

25. gf3: T h4

39. T ci P e5

12. d3 K h7 26. Ke2 Les 4°- T c3 g5

13. P a4 L d6

14. L d2 D h4

27. f4 LC7 41. T e3 T f2 :f

28. T agi P f6 Wit geeft op. ') Hiermee krijgt Zwart het betere spel. Wit moest 4. Dhs spelen zooals in de 4dt> match-partij. "•) Zie diagram. Zwart heeft een prachtige aanvallende stelling opgebouwd, en

io6

beslist nu de partij door een fijne combinatie. Mieses verdedigt zich nog zoo goed mogelijk.

3) Een interessante en leerzame stand. Wellicht ware Lh4 nóg sterker.

4) Wit kon gerust opgeven.

No. 180. Derde Match-partij, gespeeld te Londen, Februari 1895. Wit: R. Teichmann. Zwart: J. Mieses.

Spaansclie Partij.

1. e4 e5 t2. Pg3 D e7 23. T hi

2. P f3 Pc6

3. I, b5 a6

Df3:?2)

13. P f5 : L f5 : 24. T dfi Dg4:

14. ds P b8 25. T hgi DI14

4. La4 dó 15. Dd2 P d7 26. T hi Dg3?3)

5. d4 L d7 16. 113 D f6 27. Ldi P f6

6. C3 g6 17. o—o—o bs 28. T fgi P e4

7. L e3 Lg7

18. T hei K f7 29. T g3:*) P d2 :

8. P bdz Pge7 19. g4') L g4: 30. Kd2: g4

9. L b3 h6 20. P gst hgs: 31. Lh6:| T h6:

10. P fi f5 2i. hg4: L h6 32. TI16: Kh6:

11. efs : P f5 : 22. f3 K g7 33. T g4: en wit wint. ') Zie diagram. Teneinde Zwart's aanval te keeren, die mei e4, Pe5 en eventueel b4 zeer sterk dreigde te worden.

:) Wit dreigde 24. Th6 : gevolgd door 25. Lg5 : Beter dan de tekstzet was Df7.

3) Nu is de dame verloren, die weer naar g4 gespeeld had moeten worden.

4) Eenvoudiger was De2.

Stand na den 20sten zet van Zwart.

No. 181. Vierde Match-partij, gespeeld te Londen, Februari 1895. Wit: J. Mieses.

Zwart: R Teichmann.

Weeiier Partij.

i- e4 e5

2. P 03 P f6

20. P e4 L h4

39. Pb6: L b3

21. 04 L g3: 40. Kd2 Ke7

3. L 04 P e4: 22. hg3: T e7

4. D h5 ') P d6

5. D e5 :f De7

23. P 03 T ae8

41. KC3 L di

42. Kd4 L e2

24. Kfi L c63) 43. 05 dc5 :f

6. De7:f L e7: 25. T ei : T e-j : 44. Kcs: Lfi

7. L b3 o—o

8. P f3 P c6

9. o—o P f5

10. P d5 L d8

ii- 03 d6

12. d4 L e6

13. P g5 L d7

14- T ei h6

15. P f3 P ce7

16. Pe7:f P e7:2)

17. Lf4 P g6

18. Lg3 Lf'.

19. P d2 T fe8

26. L C2 P f8

27. b44) b6

28. d5 L e8

29. a4 Pd7

30. f45) as?6)

45. Kc68) Kd8

46. Kd6 L g2:

47. P C4 L f13

48. P e5 Ke8

49. KC7 f6

31. P b5 ab4: 50. P C4 Ke7

32. P 07 : b3

33. Lb3: P 05

51. d6f Ke8

52. P e$ L d7

34. Tei?7) T ei :f 53. g4 L a4

35. Kei : L d7

54. P ds f5

36. Lc2 P a4: 55. gfs: I15

37. La4: L 34: 56. f6 g6

38. P a8 K f8

57. P e7 Zw.geeft op9).

') Mieses kiest thans in tegenstelling met de 2de matchpartij den sterksten zet.

:) Op 16. Le7 ware gevolgd 17. g4 Ph4 18. Te7: Pf3:f 19. Kg2 Lg4: 20. TC7: en 21. Lf4 met het beste spel voor Wit.

3) Eenvoudiger en veiliger ware 24. Tei:f 25. Tei: Tei :f 26. Kei: Pe7 waarna de partij snel remis zou zijn geworden.

4) Wit maakt goed van de hem geboden kansen gebruik.

io8

Stand na den 30sten zet van Wit.

5) Zie diagram. Ten einde het zwarte paard van het veld e5 af te houden.

6) Hier ware 30. Pf6 ten einde 31. Pb5 met a6 en 31. a5 met Kf8 32. ab6 : ab6: te beantwoorden beter. Ook 30. Te3, 31. Pe2 Pf6 32. a5 b5 kwam in aanmerking.

7) Op dezen zet leidt de combinatie door Zwart bij zijn 3osten zet ingeleid schipbreuk.

8) De winst is nu nog slechts een kwestie van tijd.

9) Op 57. I14 volgt 58. Pc6 Lc6: 59. Kc6: h3 60. d7f Kd8 61. f7 of Kd6 en wint.

No. 182. Vijfde Match-partij, gespeeld te Londen, Februari 1895. Wit: R. Teichmann. Zwart: J. Mieses

Spaansche Partij.

1. e4 es 17. L g52) L e7 33. K C3 ba4:3)

2. P f3 P c6 18. Lf6: Lf6: 34. ba4: KC5

3. L bs a6 19. Kf2 L gs 35. g5 L ast

4. L a4 d6 20. g3 Kd7 36. Kc2 L cj

5. d4 L d7 21. f4 L f6 37. KC3 L ast

6. des:1) P es : 22. C3 Kd6 38. Kc24) Kd6

7. L d7: D d7 : 23. Ke3 bs 39. P d2 K 05

8. P C3 o—o—o 24. Kd3 gs 40. P f3 Kd6

9. o—o D g4 25. fg5: L gs: 41. I14 C36)

10. P es : Ddi 26. Pgi Ke6 42. Kd3 Ke6

11. T di : des : 27. P f3 L e7 43. hs f5

12. L e3 Tdi:t 28. g4 C5 44. gf6: Kf6:

13. Tdi : P f6 29. 04 K d6 45. Kc2 h6

14. f3 L b4 30. cbs: abs: 46. Kb3 L b4

15. P e2 T d8 31/ b3 L d8 47. P ei Las

16. Td8:t Kd8: 32. a4 C4t 48. P d3 L cj

49- KC 3: Kg5

109

54. Kc6 L g3

50. KC4 K hs: 55. KCI7 114

51. Kd5 Kgs 6 ) 56. ast h3

52. P es: hs §7. a 6 L fa

53. Pf3f K. f6

58, egf K-f5

Stafid na den 51sten zet van Witi

59. e6 Kf4

60. Kf3:

61. e8D Kga

62. D e2! Zvv.geefto|)7).

') Dit is in geen geval de sterkste voorzetting. Gewoonlijk wordt hier PC3 gespeeld waardoor Wit het vrijere spel houdt. De tekstzet brengt spoedig een algemeenen afruil teweeg, waarna de partij gevoegelijk als remise had kunnen worden afgebroken.

•) Teneinde in eindspel een paard tegen een looper te hebben, bij een dergelijke pionnenstelling echter een voordeel als een speldeknop.

3) De vrije torenpion is eenigzins gevaarlijk, maar 33. cb3 34. abs: zou verlies ten gevolge hebben.

4) Wit schijnt met remise tevreden te zijn.

5) Zwak gespeeld, de c-pion komt nu in gevaar en de witte koning krijgt meer velden tot zijn dispositie. Zwart wil echter met alle geweld winnen. ') Zie diagram. De beslissende foutzet; Kg4 was de goede zet, waarop kon volgen 52. Pes: Les: 53. Kes: hs enz. en indien al mogelijk, wat ik betwijfel, is de winst uiterst moeilijk voor Wit. Na 51. Kgs kan Wit echter in bovenstaande variant spelen, 54- as h4 55. a6 113 56. a7 h2 57. a7D hiD 58. Dg8t K~ 59. Dh8t en wint.

) Op h2 volgt natuurlijk a7 en op Dfi resp. g4t- Teichmann heeft het eindspel meesterlijk gespeeld.

No. 183. Zesde en laatste Match-partij, gespeeld te Londen, Februari 1895. Wit: J. Mieses.

Zwart: R Teichmann.

Weener Partij.

e 4 e 5 4- Dg 4 L f8

7. L bs') P e7

2" P c3 P c6 s D g 3 dó 8. f4 a6

3. L C4 L cs 6. P ge? L e6 9. L a4 fó

IIO

10. d4 ed4: 22. T ei D d6 34. cd5:P e5:

11. Pd4: Ld7

12. Pf3s) f$

23. P gs T df8 35. fes: T f2

24. Te6 Dd7

36. L l>4') D g4

13. 0—0 fe4: 25. Dei L csf 37- D gi Db4:

14. P e4: L f5

15. Tei Dd7

26. Khi h6 3^- ^6 ^ ^f8

27. P f3 Tf65) • 39- L e6t Kd8

16. Lb3 Le4: 28. T e2 P fe; 40. L h3 D f4

17. Te4: ds

29. Ld2 P gó 41- eó L dó:

18. T ei o—o—ö3) 3°. T adi P ce7 42 - e7t K.e7.

19. Df2 P f5

20. C3 L e^

31. P es P es: 43- Deit De5

32. T es: có Wit geeft de partij en de 21. Tdi4) Deó

33. C4 P gó match op.

') Hier is d3 zonder twijfel sterker. In dergelijke stellingen, waarin de dame vroeg haar standplaats heeft verlaten en dus spoedtg aan de lange zijde gerocheerd kan worden, weegt het voordeel eener open d-lijn ruimschoots tegen het nadeel van den dubbelen c-pion op.

2) Tijdverlies. Pcó: gevolgd door Le3 en lange rochade was de aangewezen speelwijze.

3) Zwart heeft nu een prachtig spel.

4) Waarom niet Ld2, ten einde den anderen toren in t spel te brengen?

5) Zie diagram.

6) Dit kwaliteitsoffer is incorrect en maakt de winst voor Zwart gemakkelijk.

7) Een grove fout, maar de partij is ook op andere wijze niet te redden. Op eó volgt Ddó (niet De7 wegens 37. dó Ddó: 38. Le3) en op dó beslist Dg4-

Stand na den 27sten zet van Zwart.

III

Verschillende Partijen.

No. 184. Gespeeld in de eerste klasse van den Bondswedstrijd te Rotterdam, 13 Augustus 1894. Wit: R. J. Loman.

Zwart: J. F. Heemskerk.

Spaansche Partij.

1. e2 — e4 e7 — e5

2. P gl — f3 P b8 — c6

3. Lfl — b5 Pg8 — f6

4. 0 — 0 Pf6Xe4

5. d2 — d4 a7 — a6

De gewone voortzetting is 5 .... Le7. —

De tekstzet werd Her dikwijls door Morphy gespeeld, later ook door Rosenthal in zijn match met Ziickertort en door dezen in het Londensche tournooi 1883tegen Winaver. Chess Monthly en Deutsche Schachz. 1887 pag. 354 houden a6 hier voor de sterkste voortzetting.

6. L b5 X c6

Op La4 kan volgen b5 7. Lb3 d5 8. de5 : Le6 met gelijk spel.

d7 X c6

7. D dl — e2

Het //Handbuch" houdt ïel voor 't beste, er bijvoegende, dat De2 niet goed is, omdat Zwart daarop niet Lf5 ! in het voordeel komt.

P e4 — d6

Beter Lf5 (zie boven). Wit krijgt nu een mooien aanval.

8. d4 X e5 P d6 — f5

9. Tfl—dl Lc8 — d7

10. e5 — e6

Voor sterker houden wij hier Pg5 dreigeude Pt7 : en e6. Zwart wordt dan gedwongen tot Dc8 of De7 en in beide gevallen behoudt Wit verreweg het betere spel.

f7 X e6

11. P f3 — e5 L f 8 — d6

12. De2 —h5f g7 — g6

13. P eö X g6 P f 5 — g7 !

14. D h5 — h6

Op Dh3 ware e5 gevolgd.

P g7 — f5

15. Dh6 — h3

Heter ware het door Dh5 remise te houden. De aanval gaat nu spoedig op Zwart over.

T h8 — g8

16. Dh3Xh7 Tg8 —g7

17. Dh7 — h5

Op 17. Dh8f Kf7 18.Dd8: 5.ïd8 19.Pf4 zou Zwart voor den pion ook een sterken aanval gekregen hebben, maar het is nog zeer de vraag of die tot winst zou hebben geleid. — Op 19 — e5 kon 20. Pe2! volgen, en wit schijnt zich te kunnen verdedigen. Op 19. . . .Tdg8 ! 20. g3 c5 ! 21. c3 ! Lc6 22. Le3 Thé 23. Pd2 enz.

D d8 — f6

Uitmuntend gespeeld. De partij wordt zeer interessant.

Stand na den 17den zet van Zwart. ^ ^

18. Pg6 — e5f

't Beste, Slecht voor Wit Was hier 18: l)h84 Kf7 19. l)a8 : Dg6 : 20. g3 Ph4 21, Pc3 (Db7 ! De4 !) Dg4 22. Kfl! Pf3! fen Wint. Wit speelt nu übó göecl inögeljjkt Ke8 — e7

19. Pe5 X d7 Ke7 X d7

20. g2 — g3 ! ïg?-gÖ

Sterker ware Ke7, dreigend Pg3 : (fg3: Lg3 : enz.). Op 20. Ke7 21. Ïd3 ('t beste Tg6 22. Pc3 Th8 23. I)f3 Dh4 24. Dg2 Dh5 25. Ld2 Ph4 26. Dhl (De4 Tg4)

Tf8 is de aanval van Zwart onweerstaanbaar. Ook 20. Pd4 kwam in aanmerking. 21. Pbl — c3 Ta8 —h8

22. Dh5 —f3 D f6 — h4

23. D f3 — g2 D h4 —• b5

24. Tdl — d3 P f5 —h4

25. Dg2 —<>4 Ph4 —f5

Iets beter is Ke7 met de dreiging Tg4.

26. D e4 <— g2 K d7 — c8

De Koning stond beter op e7, zooals ook uit het vervolg blijkt.

27. Lel— d2 Tg6 g4

28. Tal—el D h5 — f7

Wederom niet het beste. Waarom speelt

Zwart nu niet dadelijk Ph4 ? (29. Dh3 ? T>Ptf4.

29. P c3 — e4 P f5 — h4

30. D g2 — h3! D f7 — h5

De beslissende foutzet! Zwart moest Df5 gespeeld hebben, waarop hij den aanval blijft vasthouden, 3l, Kfl of Khl konden hieröp niet volgen wegens Te4 s 't Beste ware nog 3l. Pd6 :f cd6 : 32. Kfl Pg6 ! 33j Dg2j waarop de spellen ongeveer gelijk staaU.

31. Kgl— fl ! T I18 — g8

Ook op alle andere zetten is Zwart verloren.

32. pe4 — f6 Dh5 —f5

Zwart had de partij hier moeten opgeven.

33. P f6 X g4 Ph4 — g6

34. f2 —f3 Tg8 —K8

35. D h3 — g2 e6 — e5

36. T el — e4 T h8 — f8

37. Kfl — e2 D f5 — e6

38. b2 — b3 De6 —e7?

39. h2 —h4 De7 —h7?

40. D g2 — h3 K c8 — b8

41. L d2 — g5 Tf8—f5

42. P g4 — f6 Opgegeven.

D. v. F.

No. 185. Gespeeld in de eerste klasse van den Bondswedstrijd te Rotterdam, 13 Augustus 1894. Wit: N. W. van Lennep. Zwart: J. F. Malta.

Spaansche Partij.

1. e2 — e4 e7 — e5

2. P gl — f3 P b8 — c6

3. L f1 — b5 a7 — a6

4. L b5 — a4 P g8 — f6

5. P bl — c3 d7 — d6

Von Bardeleben houdt hier Le7 voor den besten zet. Dr. E. v. Schmidt beveelt

Lb4 (Deutsche Schachzeitung 1891) — Ook b5, gevolgd door Lc5 komt in aanmerking.

6. L a4 X c6f b7 X c6

7. d2 — d4 L c8 — g4

Hier is ed4: 8 Pd4: Ld7 de goede voortzetting.

8. d4 X e5 Lg4 X f3

9. D dl X f3 d6 X e5

H3

De zwarte pionnenstelling is nu zeer zwak geworden. Wit lieeft verreweg de betere stelling.

10. 0—0 Dd8 — c8

11. h2 — h3! h7 — h6

Dezen zet keuren wij af en meenen, dat de volgende ontwikkeling de eenige kans voor Zwart was op een redelijk spel: 11

DeG 12 b3 g6, gevoigd door Lg7 en 0—0.

12. b2 — b3 ! Dc8 —e6

13. Lel — b2

De juiste wijze, om den looper te ontwikkelen, zooals ten volle uit het vervolg blijkt

L f8 — d6

Nog ware hier g6 gevolgd door Lg7 en 0—0 het beste.

14. P c3 — e2 g7 — g6

15. D f3 — c3

Zie diagram.

Uitstekend. De aanval van Wit wordt nu overweldigend. c6 — CÖ

16. P e2 — g3 h 6 — h5

Zwart is niet meer te redden. Pd7 ware nog iets beter dan de tekstzet, ofschoon hierop eveneens f4 met sterken aanval ware gevolgd.

No. 186. Gespeeld in den onderlingen wedstrijd Wit: F. J. van der Wolk. Zw

1. cl2 — d4 d7 — d6

2. e2 — e4 g7 — g6

3. L fl — c4 P g8 — f6

4. Pbl — c3

Verleidelijk maar slecht was eö om 4 de55. de5 : Ddl:f: 6. Kdl : Pg4 en windt den voorgift pion met vrij gelijk spel terug; intusschen was 4. De2 sterker dan Pc3; zie volgende opmerking.

L f8 — g7

Stand na den 15den zet van Wit.

17. f2 —f4 h5 —h4?

18. f4 X e5 h4 X g3

19. e5 X d6 Th8Xh3

Zwart verliest altijd een officier en had hier de partij kunnen opgeven. Na dezen wanhoopszet volgt een snelle dood.

20. T fl X f6 D e6 — g4

21. Dc3 —eöf Ke8—f8

22. T f6 X f7f K f8 X f7

23. De5 —f6f enden volgenden zet mat.

Van Lenuep heeft de partij zeer krachtig gespeeld. D. v. F.

van „Heemskerk" te Leiden, 27 September 1894. irt: W. Ridderhof (zonder pion f7).

Zwart is vermoedelijk bang door afruil een toch niet meer dan gering voordeel te verkrijgen; eenter had hij toch een zeer kansrijk spel verkregen door 4. Pe4 5. Pe4 :, d5 of 5. Df3, Pf6, te meer omdat Wit toch vrij zeker afruil van paard f6 kan verkrijgen, zonder dat Zwart dan zoo'n groote verbetering zijner stelling kan verkrijgen.

. 5. P gl — f3

Om bovengenoemde reden was l)e2 nog

n4

verkieslijk; ook was heel sterk e5 eii na 5. de5 6. cle5 : Ddl :f stond Wit door 7. Pdl : geheel veilig tnet pion voor, goede stelling en zonder koninginnen.

L c8 — g4

Beter was Pe4 :; want daarmede ruilt Zwart een paard tegen paard of tegen looper en krijgt een zeer kansrijk spel met goede gelegenheid L*c8 te ontwikkelen -nu ruilt echter Zwart een looper tegen een paard en laat de moeilijkheid om de eigene stukken te ontwikkelen ten volle bestaan.

6. h2 —h3 Lg4Xf3

7. Ddl X f3 Pb8 — c6

8. L c4 — b5

Deze zet is met Pb5 de slechtste van de acht zetten (Dd3, De3, Ddl, Lb5, Pb5, Pe2, Le3 en d5) die Wit heeft om pion dl te verdedigen; het beste was Le3 om na 8 Thf8 te spelen, 9. De2, Pe4:; LO. Pe4: d5 ; 11. Pc5 dreigende Pb7 : of Pe6 met prachtig spel, bijv. 11.... dc4:; 12. Dc4: Pa5!; 13. Da4f, c6; 14. Pe6, Db6; 15. Pf8: (niet Pg7 :t, want na Kf7 is dan Ph5 nog maar het beste want na Lh6 kost de verdediging van die twee afgezonderde stukken maar te veel tijd aan Wit) Kf8:;16. c3 of 0—0—0 en Wit wint. Ook kon

Wit heel goed spelen 8. d5 en na 8

Pd4?; 9. Dd3 en wint; of na 8

Pe5; De2 en Wit staat zelf veilig, met een pion voor en met goede aanvalskansen.

0—0

Hiermede is Zwart drie kwart van de moeielijkheden der ontwikkeling voorbij.

9. Lb5 X c6 b7 X c6

10. D f3 — d3 Pf6 —h5

11. 0 — 0 Dd8 — d7

12. g2 — g4 Phö — f4

13. Dd3 — g3

Wit had wel een sterk ontbloote koning­

stelling, maar tevens een sterken aanval verkregen door 13. Lf4:, Ïf4:; 14. Pe2 en 15. f4.

g6 — g5

Een uitstekende zet die aan Zwart schoone kansen geeft.

14. L cl — e3 c6 — c5

Zeer mooi gespeeld.

Stand na den 14den zet van Zwart. lil mmm

rssss/r/-/. '////'///, V///// mm mm vm mm m& mm. wm mm mm.

. 15. T al — dl

l)e voor de hand liggende zet de5: deugt niet om 15 Lc3.; 16. bc3:, Pe2f en wint of 16. Lf4:, Lb2:; 17. Tabl, gf4: en wint.

T a8 — b8

Voorzichtiger was hier ed4:; 16. Ld4:, Ld4:; 17. Td4:, e5 en Zwart kan vrij zeker remise houden ; maar Zwart speelt om te winnen en moet, met den voorgiftpion achter, dus wel wat wagen.

16. b2 — b3

De door Zwart gehoopte fout; Wit behield het verreweg betere spel door: 16. dca:, Le3:; 17. Lf4:, gf4: enz. of 17 Lf6; 18. Lel, Lb2:; 19. Lg5: of 18 h6; 19. b3, enz. of 17

Tf4:! 18. Dc3 Te4 ; 19. c6, De6 ; 20. a3 en de zwartepionnenstelling is maar zwak.

T b8 — b4

] 7. L e3 X f4

Nu baat dc5: niet meer om 17 Lc3:; 18. Lf4:- Lf6 en daarna Te4: met zeer goed spel voor Zwart.

g5 X f4

18. Dg3 —f3 Lg7Xd4

Ook cd4: kwam sterk in aanmerking; de vermoedelijke voorzetting 19. Pe2, c5; 20. e3, dc3:; 21. Pc3:, Lc3:; 22. Dc3:, f3:, 23. Dc5:, Te4:; 24 Dg5f, KhS ; 25. 'l el, Tel:f; 26. Tel, e5; te volgen door De6, d5, en e4 of Tg8 en verderen aanval of ook 24. Dd5-|-, De6 enz. gaven aan Zwart zeer goede winstkansen,

Ook kon 18 cd4: 19. a3, dc3: ; 20. ab4 :; Db5 en Zwart komt bij kwaliteit achter een pion voor in eene stelling, waarin het geheele witte spel onmachtig is tot beweging en Zwart langzamerhand winststelling moet krijgen.

19. P c3 — d5

Voorzichtiger was Pe2 waarop Zwart moest antwoorden met Le5 of g7.

T b4 — b8

20. Df3 — d3

Het voor de hand liggende Pf4: deugt natuurlijk niet om Le5.

e7 — e6

Beter was c6, want op beide zetten behoorde "Wit te antwoorden Pc3 waarna Zwart met f3 de witte stelling verlamt en na d5 en eventueele afruil Zwart geen belang heeft bij een dubbelen pion en wel bij een pion op de e-lijn.

21. c2 — c3

Deze zet kost een stuk en maakt alle verdere verdediging ondoenlijk; Wit moest intussehen toch verliezen ook na Pc3.

L d4 — e5

"5

Als Wit niet wilde opgeven gaf f3 hier meer kans.

e6 X d5

22. Dd3 — c4

23. T dl X d5

Evenmin hielp Dd5: want op Kg7 of h8 speelt Wit dan wel met De5f, maar Zwart speelt eenvoudig D of Tf7 en wint. K g8 — g7

Beter nog was Tf7.

24. D c4 — d3

Het langer wederstand bood hier Dc5: D d7 — e6

25. Dd3 —e2 h7 — h5

Zwart had nog sneller kunnen winnen door f3 want Dgr.f beteekende niets.

26. f2 — f3 D e6 — f6

Dreigende Lc3 : en Dh4.

27. T dö — d3 D f6 — h4

28. Dd2 g2

Wit had hier nog een fijne verleidingszet kunnen beproeven, u.1. Tf2, speelt Zwart dan Dh3 :, dan kan volgen 29. Th2, Dg3f; 30. Tg2, Dh4 (Dh3 levert slechts remise aan Zwart); 31. Th2, l)f6 ; 32. Th5 :, Th8 ; 33. Tf5, en als Zwart nu in plaats van den sterksten zet Üh4 te volgen door dame-afruil, mocht spelen 33. ..

Dc7 dan 34. Te5 :, De5:; 35. Td5, Df6; 36. g5 Df7, 37. Tf5 te volgen doorDf4: met nog eenige kansen. Bij goed spel van Zwart moest echter ook dan Wit verliezen.

K g7 — li6

29. Dg2 — f2

Wit kan de afruil der Dames niet meer verhinderen zonder verlies van twee pionnen en het spel maar daarom is het nog niet noodig pion h3 zoo maar weg te geven D hö X h3 "

30. D f2 —h2 Dame g2 was nog iets minder slecht.

D h3 X h2+

31. Kgl X h2 K5 X g4

32. Kh2 — g2

Stond BH reeds de koning op g2 dan was fg4: desnoods nog aan te wenden. g4 — g3

33. T fl — hl I" K h6 — g5

34. c3 — c4 • T f8 — h8

35. Td3 — dl a7— a5

36. a2 — a4

Natuurlijk rekte afruil der torens de partij veel langer; te redden was zij echter niet.

T b8 X b3

37. T hl X h8 L e5 X h8

38. Tdl — hl

Ik heb het doel van dezen zet niet kunnen vinden; indien Wit nog altoos denkt te kunnen voortspelen, was de eenige weg waarlangs nog eenige kans op goeden uitslag bestond 38. Kh3 en speelt Zwart dan Th2 om op h2 mat te geven, 39. Td.ïf waarop Zwart misschien met Le5, 40. Te5 :f de5: pat en remise geeft! T b3 — b2f

39. K g2 — h3 Zwart kondigt mat aan in twee zetten door L h8 — e5

40. T hl — el T b2 — h2f Mat. J. F. HEEMSKERK.

Binnenland.

AMSTERDAM. Wij kunnen thans den uitslag mededeelen van den onderlingen wedstrijd in het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap. In de eerste klasse had de driekamp om de drie prijzen tusschen D. Bleykmans, A. E. van Foreest en N. W. van Lennep, het volgende resultaat:

Deelnemers.

Bleykman. .v Foreest. v. Lennep. Totaal. c| Ui Pcrq

D. Bleykmans | — | in | ol/so | 3V2 | II.

A. E. van Foreest . . . . | 000 | — | OL/ü* | V2 | III. N. W. van Lennep. . . . | 1V21 | iVa* | — | 4 J !•

*) Derde partij niet gespeeld als van geen invloed op den uitslag. De prijzen werden dus succ. behaald door N. W. van Lennep, D. Bleykmans en A. E. van Foreest. Dit is de eerste wedstrijd van eenige beteekenis, waaraan D. Bleykmans deelneemt, en wij wenschen hem dan ook van harte met zijn succes geluk. Hij deed zich kennen als een zeer sterk speler, die zeer nauwkeurig weet te combineeren en nooit de kleinste gelegenheid, om ook het geringste voordeel te behalen, zal laten ontglippen. Slechts een klein weinigje routine ontbreekt hem nog. In de tweede klasse won C. Tinholt den eersten prijs met 9 winstpunten,

G. J, Gantvoort den tweeden met 8Va en J. C. ten Tusschedé den derden met 6Vs na tweekamp met W. Muntjewerff (2—[—o).

In de derde klasse won G. A. van Coeverden den eersten prijs met 8 winstpunten na tweekamp met S. Beffie (2—1—0), S. Beffie den tweeden, en A. C. B. Heynert den derden met 5 winstpunten 11a tweekamp met J. W. van der Laan Jr. (2—1 o).

In de correspondentiepartij V. A. S. (Wit) vs. Elberfeld (Zwart) zijn sedert onze laatste opgaaf op bladz. 25 de volgende zetten gedaan: 37. (Ph3) Pe4 38. Kgi Lb7 39. Pf2 Pf2 : 40. Kf2 : Td5 41. Tc2 Tg5 42. g3, zoodat thans de volgende stand is bereikt :

Verder deelen wij nog mee, dat evenals de vorige jaren ook thans in het V. A. S. onderlinge matches zijn georganiseerd. Wij kunnen niet genoeg op het groote nut hiervan wijzen en raden nochmaals ten sterkste andere clubs aan, het voorbeeld van het V. A. S. te volgen. Zoowel de animo der leden als hun kracht wordt er door bevorderd. Ditmaal zijn de volgende bepalingen gemaakt: r. De matches worden gespeeld in April, Mei en Juni. 2. Winners zijn zij, die het eerst vijf winstpunten hebben behaald; remise-partijen tellen. 3. Het inleggeld bedraagt 1 gulden. 4- De winners krijgen een prijs van vijf gulden. Stand op 23 April 12 uur's avonds: M. G. Stokvisch 1—1. C. Tinholt 1—0. W. H. van der Meulen o—o. J. C. ten Tusschedé o—1.

G. A. van Coeverden o—o—1. N. W. van Lennep.

A. C. B. Heijnert 1—1—o. D. Bleijkmans.

J. W. van der Laan '/2—1—1—1. H. Kothe 1»/,. J. J. Ficke '/,s o o—o.

G. J. Gantvoort V2— J- F- P'lger '/2 •'/0.

W. Muntjewerff o.

A. Bleijkmans H. Mendes da Costa 1.

De onderlinge wedstrijd in de Amsterdamsche Schaakclub, waarvan wij op bladz. 235 van den vorigen jaargang melding maakten, is afgeloopen. De uitslag wordt door het volgende schema aangegeven.

Zie tabel op de volgende pagina.

8

Deelnemers. Fuchs. den Hertog. Dieperink. Vos. Schotel. Tersteeg. Albregts. Lohmann. Hermann. Klein. Werner. Sonneborn. Puikers. de Jong. Meiners. de Veer. de Rapper. Totaal.

C. Fuchs

H. J. den Hertog

A. H. M. Dieperink.

J. Schotel

de Jongh

B. H. Meiners.

W. H. M. de Veer

W. [. de Rapper

* — niet gespeeld.

Meiners was aldus N°. 1 en wel zonder eenige verlies of remise-partij. De prijs bestond in ƒ 36. , die onder alle deelnemers volgens het stelsel Sonneborn—Berger verdeeld werd.

De eerste nationale correspondentie-wedstrijd uitgeschreven door het weekblad „De Amsterdammer is nu geheel afgeloopen. Tot onze verbazing is tot dusver de volledige uitslag er van in genoemd blad niet vermeld. Vindt de heer Loman dezen door hem zelf uitgeschreven wedstrijd soms niet belangrijk genoeg?

Overzicht van den Correspondentie-Wedstrijd („Siegergruppe").

Deelnemers. Meiners. Speet. Hoes. Peet. Brandsma. Faure. Lohmann. Totaal. Uitslag.

W. B. H. Meiners.

J- J- Speet

J. E. M. Hoes

Peet

E. Brandsma

P. A. A. Faure

J. Lohman Jr

* — niet afgespeeld als geen invloed op den uitslag.

Een oprecht woord van hulde aan Meiners en Peet voor hun groote volharding en sterk spel willen wij niet achterwege laten.

ARNHEM. De schaakdag alhier op 24 Februari 1.1. gehouden liep goed van stapel. De deelneming aan den wedstrijd had heel veel talrijker kunnen en moeten zijn en het is zeker niet te scherp uitgedrukt, wanneer wij beweren, dat de pogingen van den Bond, om nu hier dan daar den leden gelegenheid te verschaffen met elkaar in het strijdperk te treden, niet voldoende gewaardeerd en gesteund worden. Desniettemin heeft de Arnhemsche Afdeeling een goed werk gedaan met het organiseeren dezer schaakbijeenkomst, en onze Secretaris-Penningmeester J. J. Kleinhoonte verdient in ruime mate den dank van alle aanwezigen voor al de zorgen en moeite aan het voorbereiden en regelen van alles besteed. De wedstrijd verliep als volgt :

No. Klasse. Naam. 1ste ronde. 2de ronde. 3de ronde. 4de ronde,

r. II P. F.Gombault, Arnhem bye

2. III Iz. A. de Vrie „ bye jde Vnes )

3. II Koestal >< I de Vries

4. III Junod Perret 1Koestal L. I L , . T o q v, 1 Elzas IReyalt wint ^'TT„ ; remise bij loting| I van de Vries

6. II M. Elzas Zutphen ! Wint Elzas (

7. II D. de Rijk Jr. Arnhems , _... ' 6n 0 T1T . de Rijk wint van 8. III Bekking [ remise bij loting \ -p i

9. I P. F. Faber Andelst) _ , wint Faber 1 I paber / f 10. II de Koek Arnhem ( ) remise bij loting TT T T TRI • 1 ^ I w'nt Reyalt 11. 11 J. J. Kleinhoonte „ bye )

12. IV Jos Reyalt Nijmegen bye iJos. Reyalt I Den eersten prijs won aldus Jos. Reyalt, den tweeden Iz. A. de Vries, den derden M. Elzas en den vierden P. F. Faber. Opmerkelijk is het, dat deze uitslag juist in omgekeerde volgorde staat tot de klasse, waarin de prijswinners speelden.

120

Veel succes had de ter zelfder tijd gehouden tombola-wedstrijd, waarin ruim twintig partijen werden gespeeld.

De simultaan-voorstelling des avonds door N. W. van Lennep had nog al deelnemers en kijkers gelokt. De uitslag van 25 tegelijk gespeelde partijen was, dat van Lennep er 23 won en 2 remise maakte.

De gespeelde partijen zijn weinig belangrijk, wij publiceeren slechts de volgende eindstellingen.

Stelling' uit eeiie partij. Stelling- uit eene partij.

Eindspel No. 9. Gespeeld 24 Februari 1895. Eindspel No. 10. Gespeeld 24 Februari 1895. Maurits Elzas. Van Driest.

Iz. A. de Vries. N". W. van Lennep.

No. 9 kwam voor in den wedstrijd. Wit had reeds eenige malen remise aangeboden, doch Zwart wilde met alle geweld winnen en nu volgden deze zetten:

1 Dds: 2. Dc8f Kf7 3. Dd7f Kg8 4. De8f Kg7 5. De7-J- Kh6 6. Dh4f Kg7 7. De7t Kg8 8. De8f Kg7 9. Dd7|? Kf6 10. Dd8f Kfs n.Df8t Ke4?? 12. Df3f Kd3 13 Dd3 mat!!! Het is begrijpelijk, dat Zwart bij het gewaarworden dezer groteske matstelling eenigszins berouw had het remis niet te hebben aangenomen! No. 10 kwam voor in de simultaan-voorstelling. Wit heeft een absoluut verloren partij, doch beproefde nog de volgende ressource, die Zwart gelukkig niet doorzag.

1 Da8! 2. Dbs: Ta7 3. De8-J- Kg7 4. LC3 Ta3 5. Dd8 TC3:? 6. Pe6f! (niet Dfó-f wegens Kg8 7. Dd8f KI17) fe6: 8. De7f en remise door eeuwig schaak.

HELDER. Kon over de talrijkheid der deelnemers aan den kleinen wedstrijd te Arnhem niet bijzonder geroemd worden, nog veel teleurstellender was het aantal bezoekers dat op Zondagmorgen 10 Maart te Helder in ,,Café 't Centrum" verscheen. Nog geen jaar vroeger had de wedstrijd te Alkmaar plaats gegrepen, die een groot succes was geweest en wij hadden zeker verwacht, alle toen gemaakte kennissen nu in Helder te zullen terugzien, vergezeld van een minstens even groot getal nieuwelingen, aangelokt door al het heerlijks dat zij over „Alkmaar" hadden hooren vertellen. Onze hoop werd schandelijk beschaamd. In Helder verscheen

niet K. de Heer, niet M. Gorter, niet C. Gorter, niet S. de Heer, niet D. Reyne, niet F. de Boer, niet J. Beets, niet K. Bleykmans, niet M. Veer, niet A. Bleykmans, niet J. Bruin Wzn. Zou het 't ditmaal iets langere reisje in den spoorweg zijn geweest, dat de heeren heeft afgeschrikt? Men zou het nauwelijks gelooven maar het gevolg van deze algemeene absentie is geweest, dat deze wedstrijd niet een Noord-Hollandsch maar een speciaal Heldersch karakter droeg. De Heldenaars hadden voor een goed lokaal gezorgd, zij hadden, om zoo te zeggen, de tafel gedekt en een maaltijd aangericht voor velen, de gastheeren bleken ten slotte ook de eenige gasten te zijn.

Wie er nu eigenlijk wèl waren? De volgende tabel geeft het aan. No. Klasse. Naam. 1ste ronde. 2de ronde. 3de ronde. 4de ronde.

1. II W.Westendorp Helder bye j

2. I K. H.A. Heeroma „ 1„ j Heeroma \ TT „ „ Heeroma

3. II F. Sant „ I

4. IIIH. Keizer „ , Kleinbentink, T , .Kleinbentink, 1

5. I S. F. Kleinbentink „ ) ( Klein5entink Maas wint

6. IIIF. J. Bussing „ , y Vooruvdd | van Klein-

7. I A. van Voornveld „ 1 bentink en 8. I J. P. Berkhout „ 1 Berkhout Heeroma

9. IIJ. Kikkert „ 1 ' Berkhout ] wint van 10. I A. Maryt Nzn. „ |, j | Berkhout.

11. IJ. A. Schaafif „ ! ary Maas '

12. I S. Gazan „ jGazan

13. II W. Thie Tzn. „ ) Maas '

14. II A. J. Maas „ bye '

De verliezers der eerste ronde speelden als volgt: Naam. 2de ronde. 3de ronde. 4de ronde.

F. Sant bye |gant

F. J. Bussing ) 1

J. Kikkert ) 1 'er Schaafif

J. A. Schaaff Uur

W. Thie Tzn. lSchaaf I Schaaft

H. Keizer bye ]

De verliezers der tweede ronde speelden onderling als volgt:

Naam. 3de ronde. 4de ronde.

W. Westendorp ) TT ,, i i v* Voornveld

A. van Voornveld J f , , T i Crazan

A. Maryt Nzn. i r | [(Jazan

S. Gazan I

A. J. Maas won aldus den eersten prijs, S. F. Kleinbentink den tweeden, K. H. A. Heeroma den derden, J. P. Berkhout den vierden, S. Gazan den vijfden, A. van Voornveld den zesden, J. A. Schaaff den zevenden en F. Sant den achsten.

Gedurende den wedstrijd deed zich nog het incident voor, dat in zekere stelling eener partij elk der twee spelers aan de beurt van zetten meende te zijn, een

122

probleem, dat steeds zal blijken zeer bezwaarlijk naar het genoegen der beide belanghebbenden te kunnen worden opgelost!

De volgende niet onaardige eindstelling deed zich voor in de partij (Evansgambiet) S. Gazan—A. van Yoornveld.

Stelling- uit eene partij. Eindspel No. 11. Gespeeld 10 Maart 1895 A van Voornveld.

S. Gazan.

Wit staat vrij wel hopeloos, maar heeft nog een schijntje aanval, die, bij groote nonchalance van de zijde van Zwart, de partij op de volgende wijze vermocht te forceeren, i. Dh5 I,e5:?? (na Des: 2. Lf7:f Kh8 kon Wit opgeven) 2. Lc2! Kg7

3. Dh7 Kf6: 4. Dh6 mat. Een mooie matstelling!

UTRECHT. In den onderlingen wedstrijd van de schaakclub „Utrecht" waarvan wij binnenkort den uitslag hopen te kunnen mededeelen, werd onlangs de volgende partij gespeeld.

No. 187. Gespeeld te Utrecht 19 Februari 1895.

Wit: N. TT.

Zwart: A G. Olland (zonder I'y8)

Onregelmatige Opening*

1. e4 g6 13. Le3 e4 25. P C3 P f5

2. d3 e5 14. P h2 d5 26. Dei P d4

3. P f3 d6

4. L e3 L

5- h3 p c6

!2) P C2

Dgs T f5

6. C3 o—o 18. L c8 : T ac8: 30. D g3 ? L e5

7. d4 D e7 19. o—o C5

D g4 D C7

8. L gs f6 20. des : bes: 32. g3 e3

9. L e3 f5 21. De2 d4 33. P ds ! ef2 :j-

10. L gs D f7 22. cd4: cd4: 34. Khi?3) D c6

11. efs : D f5 : 23. Lei d3 35. D C4: D C4 :

12. L C4f K h8 24. D e3 ') T C4 en wint.

123

') Op De4 : volgt Tci : 25. Ter: Df2 26. Khi Pfs en wint.

2) Op Le3 volgt Pf3f met doodelijken aanval.

3) Beter is natuurlijk Tf2 : doch ook dan wint Zwart.

HILVERSUM. Toen ik Woensdag-avond den 6den Maart in Hótel Gooiland kwam, eenige minuten voor zevenen, was het gewone vergaderlokaal der Hilversumsche Schaakclub reeds propvol. De rook hing dik, de gesprekken en uitroepenwaren oorlogszuchtig van aard, doch getuigden door luidruchtigheid van veel overmoed. Daarop plotseling algemeene stilte. De troepen worden gemonsterd. De Kapiteins zijn op hun post, de soldaten wachten op het sein. De stilte duurt voort, de kastelein loopt op zijn teenen, en zet zoo zachtkens mogelijk glazen en kopjes binnen het bereik der dorstigen. Nu en dan eens een schampere geestigheid over het spel der tegenpartij, een wraakzuchtige opmerking, een hartig woord van aanmoediging namens „de vrienden" doch dit is alles contrabande en wordt zoo spoedig mogelijk gesmoord: „St! St! Silentium in de bak!" 't Was angstig zooals er gevochten werd. „Als leeuwen gingen ze elkaar te lijf' zou Pinedo gezegd hebben. Met blikken op het bord nu eens van een smeekeling, die meer licht noodig heeft, meer stukken, beter aanval en beter positie en niet weet hoe hij dit alles te voorschijn zal tooveren, dan weer van een woesteling, toornig op zijn tegenpartij, op zich zelf, op iedereen over een „vreeselijken dommen zet" die bedoeld was als een mooie combinatie; nu eens van iemand, die zijn laatste oortje versnoept heeft en in wanhopige zenuwachtigheid nog poogt te glimlachen, dan weer van een overgelukkige, die zich zeker waant van de overwinning en glanst van vreugde, alsof zijn fortuin er mee gemaakt was. Het eerste lijk wordt weggedragen. Eenige hoezee's voor onzen President, die met hoogstdeszelfs eigen om zijn onverbiddelijke gestrengheid bekende hand, zijn tegenstander naar de andere wereld heeft geholpen. Zou het een gunstig voorteeken zijn? Voorteekenen bedriegen. Nog menigmaal doortrillen triomfkreten de lucht, doch zij komen niet uit bevriende kelen. Het schijnt wel of niets ter wereld in staat is, den vijand in zijn zegepraal te stuiten. Schier elk kwartier een nieuwe verslagene aan onzen kant met trots door den vijand aan zijn zegekar gebonden. Doffe wanhoopskreten en sombere gelaatstrekken hier; uitbundig vreugdebetoon en spottende lippen daar alle duivels! wat zullen wij een wraak nemen!

Eindelijk na een verwoeden strijd van 4 uur werd de afscheidsroffel geslagen. Dit gaf een beetje verlichting. Trouwens 't werd hoog tijd, de ammunitie raakte op, de manschappen waren „af."

Toen de roofvogels en vagebonden den volgenden dag kwamen om te verscheuren en te plunderen, wat van hun gading zou zijn, vonden zij niets .... dan één witten pion dien de materieel-commissaris per ongeluk van het bord had laten vallen.

124 Hilversum. Utrecht.

N. W. v. Lennep. . . . o N. G. Olland i J. C. Peet o G. H. B. Hogewind. i

G. J. Vuurmans o C. D. Cramer i J. Hintzen o F„ L. Olland i

P. de Man 0V2 I). W. van Reunes . . . 1 L/a

Gerard Nierman 01 J. Wiedeman 10

J. H. de Ruwe 00 J. J. Moquette 11

Jacob Peet 10 J. Gouwentak 01

2lh

9V2

Ik hoop dat Utrecht en Hilversum nog dikwijls met elkaar zullen vechten. De beide vorige malen (Februari—Maart 1893) won Hilversum. Ditmaal richtte Utrecht een ware slachting aan. En de reden ? Utrecht studeerde ernstig en oefende zich gedurende die twee jaar, en Hilversum rustte op zijn lauweren.

v. L.

Deze week is het onderling concours in de Hilversumsche Schaakvereeniging ten einde gebracht. Hardnekkig en langdurig is de strijd geweest, vooral onder de deelnemers in de tweede klasse, door wie herhaaldelijk na telkens onbeslisten strijd, moest worden overgekampt. De einduitslag van het concours is als volgt:

Eerste klasse, vijf deelnemers, Eere-prijs N. W. van Lennep met 4V2 punt (speelde mede voor de eer), prijs J. H. Peet met 3V2 punt; tweede klasse, negen deelnemers, eerste prijs T. H. de Ruwe, tweede prijs C. Oudejans te Bussum; derde klasse, vijf deelnemers, prijs L. Felix.

Na afloop van het concours zijn onmiddellijk eenige matches begonnen, hetgeen, wordt ook deze strijd met den vereischten ernst gestreden, van nuttigen invloed wezen moet op de ontwikkeling der speelkracht van de deelnemers, eene ontwikkeling, die bij eene nog te houden return-match met Utrecht ongetwijfeld de club ten goede zal komen, zoo hopen we, ten minste.

Twee nieuwe leden werden inmiddels aangenomen. Mogen in hen goede krachten blijken te zijn aangewonnen!

(Gooi en Eemlander).

APPINGEDAM. De correspondentie-partijen met Zwolle werden, sedert onze opgaaf in het Januari-nummer, als volgt voortgezet (zie bladz. 29).

Zwolle—Appingedam. Appingedam—Zwolle.

9. (L f6:) gf6: 9. C3 f5

io- P »3 bs

PdS I15

I2 - C3 h4

13. P C2 L h6

10. L f4 gs

11. L es T f7

12. C4 L e6

13. cd5 : L d5: 14. a4 T b8 14. P C3

DEN HAAG. Tusschen de leden van D. D. heeft thans een wedstrijd plaats met 24 deelnemers in 4 klassen en met voorgift.

Ieder heeft 23 partijen te spelen, zoodat in het geheel 276 partijen zullen worden gespeeld.

Ten einde de spelers aan te moedigen hun partij op te teekenen, wordt aan hem die zijne 23 partijen correct genoteerd bij den Secretaris inlevert, een half winstpunt toegestaan. Overigens gelden de gewone regelen. De ie klasse geeft aan de 2e, de 2e aan de 3e en de 3e aan de 4e voor: pion f7 en de zet.

De ie geeft aan de 3e en de 2e aan de 4e voor : Paard bi.

De ie geeft aan de 4e voor: Toren ai.

De namen der deelnemers zijn de volgende:

Ie. klasse. W. van Rees, A. P. van Dam A.Wzn., J. J. van der Pot, J.Simons, F. L. G. d'Aumerie, M. Edersheim, Mr. S. van Houten, J. H. Faber, L. Simons. He klasse. E. Edersheim Ez., J. Lemburg, M. Herz, W. A. Kramers, P. Uittenbogaard, J. G. L. Eisen, D. de Jong Cleijndert, F. van Wageningen, J. G. H. C. Zier, J. H. Neuman. Ille klasse. A. H. Bever, J. Thie, H. Nanning. IVe klasse. Jacob Catz, Ph. van Malsen.

De wedstrijd heeft een aanvang genomen den ign Februari 1895 en bereids 46 partijen zijn gespeeld, waarvan de meeste opgeteekend zijn.

In een voorgift-wedstrijd der schaakclub ,,Excelsior" te 's Hage, behaalden de prijzen: I. T. J. van Starrenburg, II. J. Ruting, III. J. M. van Starrenburg, IV. J. Wesseling.

HUIZUM. Einde Februari is te Huizum onder Leeuwarden een schaakwedstrijd gehouden, waaraan door 12 personen werd deelgenomen. De deelnemers werden verdeeld in drie groepen ieder van 4. Als overwinnaars traden te voorschijn resp. E. Dijkstra in de Schrans, A. Ypes te Leeuwarden en C. T. van Ham te 8*

Stand na den 14den zet van Zwart.
Stand na den 15den zet van Wit

I2Ó

Gorredijk. Daarop werd opnieuw gestreden tusschen de overwinnaars der groepen. De einduitslag is geweest, dat de eerste prijs werd gewonnen door den heer Dijkstra, de tweede door den heer van Ham en de derde door den heer Ypes. De prijzen bestonden uit luxe-voorwerpen. (Telegraaf),

Ons bondslid C. T. van Ham te Gorredijk schrijft ons nog naar aanleiding van dezen wedstrijd :

„De Huizummer club bestaat uit zoogenaamde natuurschakers, die o. a. nooit een partij noteeren. Ik heb ten minste bij den geheelen wedstrijd niemand iets zien aanteekenen. De eerste prijs ontglipte mij door het natuurschaken-, ik moest n.1. wachten op een der heeren, om mijn laatste partij te spelen, doch deze was in een eindspel gewikkeld, dat voor hem al reeds dertig zetten vroeger gewonnen was, maar waarbij van weerskanten geschoven werd tot in het oneindige met het gevolg, dat ik pas des nachts drie uur aan de beslissende partij kwam. Ik was reeds van zes uur des morgens af in de weer, zoodat ik in dat heilige oogenblik Paarden en Raadsheeren niet al te best meer vermocht te onderscheiden en zoo na nog tweemaal, ik mag wel zeggen toevallig, remise gemaakt te hebben, eindelijk geheel „op" zijnde, de derde partij na een zet of twaalf maar abandonneerde, daar ik wel gevoelde tot allerlei dwaasheden in staat te zijn, doch niet, om een ernstige partij te spelen.

„Overigens is het met het schaakleven in dezen hoek van Friesland al zeer treurig gesteld. De club, waarvan ik Voorzitter ben, bloeide bij den beginne veel te sterk op; men meende het schaken zoo maar eventjes te kunnen leeren, maar ik begreep terstond, dat vele leden zich wel weer terug zouden trekken, zooals dan ook geschied is. Als ik u nu mededeel, dat de leden ook hier er niet toe kunnen komen, een partij te noteeren of zelfs maar de benamingen van de velden zich eigen te maken, behoef ik zeker niet verder uit te wijden om u te doen begrijpen dat het schaken hier, niet veel te beteekenen heeft. Jongelui zijn er hier ter plaatse of in de omstreken niet toe te brengen. In Beetsterzwaag verkeert de Schaakclub zoo wat in hetzelfde doen. Mijn vriend de heer Halbertsma aldaar, klaagt over dezelfde verschijnselen. Maar er is daar, geloof ik, nog een enkele uitzondering. Overigens zijn mij in Friesland behalve de genoemde club te Huizum en de Vereeniging „Philidor" in Leeuwarden geen clubs bekend. Naar ik meen bestaat er te Bolsward ook een Vereeniging. Verder zijn er hier en daar verspreid wonende schakers, waarvan de sterkste wel zal zijn de heer R. Heeren te Ternaard

„Ik begrijp ten volle, dat het Tijdschrift en al de wedstrijden, die de Bond uitschrijft, verbazend veel kosten na zich slepen. Ik vrees echter met groote vreeze, dat als Friesland door ruime toetreding tot den Bond, verbetering in de finantien moet brengen, de verwachtingen niet hoog gespannen moeten zijn, enz."

LEIDEN. De uitslag van den onderlingen wedstrijd in de schaakclub „Heemskerk" alhier om prijzen uitgeloofd door J. F. Heemskerk te Sas van Gent is naar men ons mededeelt, als volgt:

127

De wedstrijd was verdeeld in drie afdeelingen n.1. I. om het hoogste aantal punten, II. een match van vijf winstpartijen van den eersten winnaar tegen de hoogste in punten uit de ie klasse en III. om de best gespeelde partij.

De eerste prijs om het hoogste aantal punten werd behaald door den heer H. P. \ eldhuijzen met 10 punten van de 13. Ook de tweede prijs in een match met den heer W. Ridderhof werd door hem behaald nadat de match had gestaan 4% tegen 4V2 waarop de heer Veldhuijzen met 1 punt won.

De Heer Veldhuijzen speelde in de 2e klasse en de heer W. Ridderhof in de ie klasse.

De prijs voor de best gespeelde partij werd na beoordeeling van den heer Heemskerk, toegekend aan den heer W. Ridderhof in een partij contra den heer van der Wolk. (Deze partij vinden onze lezers in dit nummer onder „Verschillende Partijen".)

Tevens zij nog vermeld dat de Vereeniging thans is begonnen met den wedstrijd om de medaille die verleden jaar door den heer Veldhuijzen is gewonnen en thans door hem moet worden verdedigd.

Hier is opgericht het „Leidsch Schaakgenootschap". Het lidmaatschap staat alleen open voor bondsleden, het bestuur bestaat uit de heeren, A. van Rhijn, G. C. J. Verkerk, C. F. Steffelaar, Dr. E. F. van Dissel en J. M. Felix. Voor' verdere bijzonderheden raadplege men de „Ledenlijst".

Op Maandagavond 18 Maart trad Jhr. A. E. van Foreest op uitnoodiging van „Palamedes" in Café Vondel als simultaanspeler op. Van 31 partijen won hij binnen 4 uur , 21 en maakte hij 4 remise. Dr. A. van Rhijn, de voorzitter van Palamedes, bood hem na afloop het eere-lidmaatschap der Vereeniging aan.

BAFLO. Zooals onze lezers uit de ledenlijst hebben gezien, zijn wij te Baflo een afdeeling rijker geworden. Met de nieuwe afdeeling in Winschoten door J. D. Tresling opgericht, hebben wij nu op drie plaatsen in Groningen vasten grond. Wij hopen, dat het hierbij niet blijven zal, maar dat wij spoedig nieuwe veroveringen in het Noorden zullen mogen vermelden.

AMERSFOORT. Tusschen „de Amersfoortsche Schaakvereeniging" en „Heemskerk" te Leiden worden twee correspondentie-partijen gespeeld, die tot dusver het volgende verloop hadden.

Amersfoort—Leiden.

Geweigerd Koningsgambiet.

1e4 es

2f4 ^5

3- eds: e4

4- Lbst c6

Leiden—Amersfoort.

Spaansche Partij.

1. e4 es

2. Pf3 Pc6

3. Lbs a6

4. La4 f5

5- dcó: bc.6: 5. d4 fe4:

6. LC4 P f6 6. Lc6: dcö:

7- d4 Ld6

8Pc3 Pbd7

7. Pes: P f6

8. Lgs Lfs.

Stand na den 8sten zet van Zwart.

Stand na den 8sten zet van Zwart.

GRONINGEN. Als vervolg op ons bericht in het Januari-nummer bladz. 28 schrijft ons de Heer Deelman : „De Wedstrijd met de Provincialen is nu zoover gevorderd dat Van Rhijn en Postma onderling een match van 3 p. moeten spelen om prijs en premie. De eerste partij is door Van Rhijn gewonnen.

Uitslag van den Onderlingen Wedstrijd „Staunton":

H. B. van Rhijn n p. ie prijs.

L. H. Deelman

H. Schelten

Dr. N. W. Boerma

R. Wieringa

9V2 P- 2° »

9 p. 3" „

8V2 P- 4C «

8 p. 5" »

Verder verwierven H. Onnes Tzn. 7. E. Wieling 6. H. B. Zijlstra 41/2. F. P.M. Baltens 4V2- M. Meijer en Dr. W. Beekhuis Jz. ieder 3, terwijl de President A. H. Becker zich vergenoegde met iedereen de eer van winst te gunnen, en alles te verliezen."

Buitenland.

ST. PETERSBURG. De correspondentie-match tusschen de Schaakclubs te St. Petersburg en Parijs is geëindigd. Ieder won een partij, zoodat de match remise is geworden. Wij zullen beide partijen, die buitengewoon fijn zijn en interessant in het Mei-nummer opnemen. De President der Schaakclub alhier zond aan Lasker, die op dit oogenblik te Londen vertoeft, aldaar simultaan-voorstellingen geeft en lezingen over de openingen houdt, de telegraphische uitnoodiging van 15 April tot 15 Mei te St. Petersburg te komen. Geeft Lasker, wat nog niet bekend is, hieraan gehoor, zoo zal waarschijnlijk een match met Tchigorin worden georganiseerd.

129

LONDEN. Zooals wij nog juist in ons vorig nummer konden meedeelen, begaf Mieses zich, na afloop van zijn match met Janowski, naar Londen, alwaar een geduchter kampvechter den strijd met hem aanbond, n.1. Teichmann. De laatste handhaafde zijn te Leipzig aan den dag gelegde superioriteit en won de match met 4 tegen i bij t remise. De zes partijen vinden onze lezers op bladz. 104 en volg. van dit nummer. Mieses was vervolgens de gast van de Edenburgsche Schaakclub, aiwaar hij met succes simultaan speelde en van de Glasgowsche Schaakclub, waar hij eveneens simultaan speelde en Taubenhaus, die juist Glasgow aandeed bij zijn terugreis uit Amerika, in een korte match van vijf partijen versloeg met 2 tegen 1 en 2 remise.

De match Blackburne—Von Bardeleben zal 22 April in de Britisch Chess Club te Londen beginnen. Daar Von Bardeleben ook voor dezen kamp evenals voor dien met Tchigorin de benoodigde gelden in Duitschland niet los kon krijgen, zouden de onderhandelingen vruchteloos zijn geweest indien de heer George Newnes, de President van genoemde Club, niet diep in zijn beurs had getast.

De reeds in een onzer vorige nummers aangekondigde kabelmatch tusschen de Britisch Chess Club te Londen en de Manhattan Club te New-York greep 9 Maart plaats. Aan weerszijden speelden de tien sterkste schakers der resp. clubs. Toen het spel begon was het 11 uur 's morgens op de klokken van Nevv-York en 4 uur s middags op die van Londen. Het spreekt vanzelf, dat er met het over en weer telegrafeeren der zetten heel wat tijd verloren ging, en erger nog er heel wat vergissingen voorkwamen, zoodat er soms meer dan een uur verloren ging met het herstellen der fout. Na 5V2 uur gespeeld te hebben waren dan ook slechts twee partijen beslist en remise gegeven, de acht overige verkeerden nog in een zeer weinig gevorderd stadium, zoodat Lasker, die als „umpire" fungeerde en de niet beeindigde partijen moest beslissen, het voorstel deed de geheele match remise te verklaren. De Engelschen vereenigden zich hiermee ofschoon zij meenden in de meeste partijen iets in het voordeel te zijn, en seinden het remise-aanbod over. Een half uur later kwam het telegraphisch antwoord, dat de Amerikanen het aanbod aannamen.

De volgende heeren speelden mee.

Bord- Manhattan Club. Britisch Club.

1 S. Lipschütz. Rev. John Owen.

2 J. W. Showalter. L. Hofïer.

3 A. B. Hodges. C. D. Locock.

4 D. G. Baird. D. Y. Mills. 5 Hanham. E. W. Lord.

6 S. Ryan. A. Guest.

7 Dr. Isaacson. James Mortiner.

8 J. W. Baird. H. W. Trenchard. 9 Dr. Simonson. J. T. Heppell. 10 W- de Visser. Andrew Hunter.

De Engelsche bladen weiden natuurlijk lang en breed uit over het succes van dezen strijd, maar wij hopen van harte, dat het de laatste is van dezen aard,

!3°

waarvan wij verslag moeten geven. Voor één keer is zoo iets als curiositeit niet onaaardig, en zelfs niet van belang ontbloot, doch deze beide goede eigenschappen mogen niet genoemd worden voor zoover het Schaakspel in de zaak betrokken is geweest, (want dit heeft al een zeer treurige rol erbij gespeeld) en kunnen hoogstens op een reclame-biljet van de Kabel-Maatschappij met eenig recht worden aangehaald. Na 5 Va uur voor je bord te hebben gezeten, nauwelijks verder dan de openingszetten! Nu ja, de zetten komen heel uit New-York, en die gedachte moet zeker een boel goed maken, doch overigens schijnen ons dergelijke schaak-evoluties meer grotesk dan amusant, meer pikant dan ernstig. Als de heeren met alle geweld willen kabelen, laten zij dan dammen of domineeren, vooral domineeren, dat gaat gauwer en dan loopt de boel misschien af — maar laten zij het schaakspel er niet voor misbruiken.

Steinitz schijnt intusschen voor deze kabel-reclame te zijn bezweken. Hij heeft nl. aangeboden met een der Londensche meesters, Leesker, Mason, Blackburne, Gunsberg of Teichmann, twee partijen per kabel te spelen onder nader te bepalen conditiën. Al de genoemde heeren hebben echter voor de eer bedankt.

LEIPZIG. Tusschen von Bardeleben en von Gottschall werd een kleine match gespeeld, van vijf partijen. Von Bardeleben won met 4 tegen 1.

HASTINGS. De goede berichten over het aanstaand internationaal concours alhier blijven aanhouden. Het comité heeft voor de gelegenheid gratis het gebruik van een prachtige localiteit verkregen; giften zijn in ruime mate toegevloeid, zoodat zeer hooge prijzen zullen worden uitgeloofd; Lasker, Max Weiss, Steinitz, Tchigorin Tarrasch doen zeker mee; enz enz.

WEENEN. Hier wordt op dit oogenblik een wedstrijd gehouden waaraan de sterkste Weener spelers deelnemen, o. a. ook Max Weiss en Berthold English, die wij eigenlijk reeds in gedachte als leden der Schaakgemeente hadden geschrapt. De stand is nu (na de eerste ronde) als volgt: B. Englisch 5Vs> Max Judd 4, A. Mandelbaum o, G. Marco 6, Dr. Meitner 2, C. Schlechter 5, J. Schwarz 4, Max Weiss 5V2, Ad. Zinkl 4.

Boekaankondiging.

A. ASCHARIN, Schach-Humoresken. Riga, Jonck & Poliewsky, 1894. LUDWIG BACHMANN, Geistreiche Schachpartien alter und neuer Zeit. Ansbach, C. Brügel & Sohn. 1895.

Eerstgenoemd werkje 'verlangt geen wijdloopige inleiding. Wie ngemüthliche", ja soms zeer interessante verhalen en anecdoten wil lezen, waarbij godin Caissa de een of andere rol heeft gespeeld — koopt het; wie daarentegen elk schaakwerk uit den booze acht, waarin de varianten van Spaansche partij en Evansgambiet niet worden uitgevoerd — koopt het niet.

Ascharin is een prettige verteller. De humor, waarover hij beschikt is soms wel

!31

wat erg Duitsch, maar hiermee is dan ook de eenige minder goede eigenschap van het boekje vermeld. De opstelletjes zijn natuurlijk niet alle even geestig; er loopen er een paar onderdoor, die men vooraf had moeten lezen, om het recht te hebben, ze over te slaan! Zoolang eehter de auteur op het gebied der werkelijkheid piaudert, ons eerst eenige tafreelen ophangt van zijn eigen schaak-leerjaren en ons vervolgens den persoon, de schaaktalenten en de schaakhebbelijkheden van verschillende meesters beschrijft, als: Tschigorin Schumow. Schiffers, Petrowski, Alapin, Winawer, v. Schmidt, Amelung, Clemenz, enz. — geniet men werkelijk bijzonder bij de lectuur. Meesterlijk verstaat hij de kunst door een enkele anecdote, een eenvoudig gebeurtenisje, zijn karakters te typeeren. Hierbij komt, dat Ascharin zijn eigen persoonlijkheid nooit op den voorgrond dringt en steeds, ook waar hij zelf de hoofdrol speelt, het volle licht op de overige personnages laat vallen, hen althans nooit als figuranten gebruikt. Hiermee is volstrekt met gezegd, dat de eigenlijke .humoresken", die de fantasie van den schrijver in het leven heeft geroepen, ongenietbaar zouden zijn. Hieronder treft men eenige zeer goed gelukte schetsen en novellen aan. c B

In het Januari-nummer besprak ik reeds kortelijk de „Geistreiche Schachpartien" van Bachmann. Intusschen is het vierde deeltje verschenen, dat, zooals gemeld, o. a! een mooie verzameling partijen bevat, en een naamregister der met enkele biografische aanteekeningen der in het geheele werk voorkomende spelers. Ik zou dan ook zeker mijn aanbeveling niet nogmaals opgewarmd den lezers opdisschen indien ik hen niet tevens op iets extra's wilde tracteeren. Wat zegt ge wel van het volgende proefje komiekerigheid (trouwens het aller eenige waaraan de man zich heeft gewaagd) dat op bladz. V staat te lezen.

»In het Hauptturnier (Leipzig '94) won van Lennep uit Amsterdam den eersten prijs en daardoor den meestertitel. Den tweeden prijs behaalde Varain uit Munchen enz. Als merkwaardigheid doen wij opmerken dat Rudolf Loman, die in den nationalen wedstrijd te Rotterdam (.3-16 Augustus) kort te voren den eersten prijs had gekregen, te ^eipzig in het Hauptturnier niet eens in de «Siegergruppe" kwam, terwijl van ennep, die in Rotterdam niet tot de prijswinners behoorde en ook tegen A. E. van f oreest een match met 3 tegen 4 verloor, in het Hauptturnier te Leipzig No. 1 was. Een bewijs, dat ook bij het schaakspel het geluk zijn nukken heeft."

Gut ja, zoo'n Chauvinist! in zijn vaderland laat-ie zich afranselen en een klein poosje ater ranselt-ie weer de Moffen af. Je zou'm zoo graag eens even, hè? 't Is om van uit je vel te springen, zoo'n brutale vent! tegen A. E. van Foreest, die natuurlijk zwakker is dan welke schaakspelende Mof ook, verliest-ie het en in Rotterdam legt-ie het af en van iedereen en altijd krijgt-ie op zijn gezicht, maar in Leipzig. ... nee maar t is verschrikkelijk, 't is een merkwaardigheid, etwas noch nicht dagewesenes, tis de duivel, nee ook niet, 't is geluk.

Nog een toegiftje. Het aanhangsel van het vierde deeltje wordt gevormd door twaalf partijen welke de schrijver zelf gespeeld heeft en gewonnen, op één na| egen Tarrasch, maar deze had-ie moeten winnen en dat 's ook pleizierig. In elk geval nu weten we, dat Bachmann ook een groot schaakspeler is, die niet alleen heel mooie boekjes kan samenstellen, maar zelfs een partij van Tarrasch had moeten winnen. o heel bescheiden dat-ie deze verrassing voor het laatst bewaart. Men was er zoo heelemaal met op verdacht. Zoo'n olijkert! die denkt ook, eind' goed alles goed! kan niet anders dan de boekjes van Bachmann warm aanbevelen, met het grootste genoegen kan men er uren lang in bladeren of partijen er uit naspelen. Het formaat is handig, druk, papier enz. voldoende, en de stof bijzonder rijk. v. L.

Problemen.

Redacteur: H. J. DEN HERTOG, Marnixkade 43, Amsterdam. No. 195. Em. Pradignat No. 198. W. A. Shinkman. (Ie Eerv. Term. „Miinchener N. N.") Grand Rapiils, Mich.

Mat in 4 zetten.

No. 197. H. Leksten. fWfidslriid Chalcmatn v .Tourna,1'M

Mat in 4 zetten.

No 198. Fr. Meijer. (Frankfurter Schachblatt".)

' Mat in 3 zetten.

No 199. J. Pospisil. („Ueber Land und Meer".)

No 200. Georg Friederich. ( öommlflr» '\

Mat in 3 zetten.

Mat in 3 zetten.

No. 201 V. Schiffer. („Wedstrijd „Miinchener N. N.")

Mat in 3 zetten.

No. 203. Vaclar Potempsky. Riga.

No 202. A. M Dahl. („Saaie Zeitung.")

Mat in 2 zetten.

No. 205. P. Riera y Rique. („Strategie".)

Mat in 3 zetten.

No. 204. A. Schoschin. St. Petersburg.

Mat in 2 zetten.

No. 206. W. B. H. Meiners. Amsterdam.

Mat in 2 zetten.

Mat in 2 zetten.

Oplossingen der Januari-problemen.

168. i. Dg2, Tgg2 :; 2. Pd2, Td2:$ 3. Pg5 enz. 1 > Thg2:i 2 - I §5 > Tg5 •>

Pdz enz. i-, e4; 2. Pd2, Kd4; 3- De4:t enz. — anders eerder mat. 169 1. Df7, Ke4:; 2. Dc4f, Kes; 3. Pf3t enz. 1—, Kes; 2. Pf2, ds; 3. Pf3t enz. 1—, Kd3; 2. Dc4t, KC2; 3- Dc3t: enz. 1-, d5; 2. DfS :, Pd speelt; 3. Pc5 enz. 2-, de4:; 3 Dd7t enz. 2—, C2; 3. Lb2f enz. 2—, anders; 3. Pf3f enz. x , fe4:; 2. Dc4j, Ke5; 3. Pg4t enz. 1-, f4; 2. Pf2, Ke5; 3. Lf4 :f enz. anders eerder mat. 170. 1. Pb4, Pd6; 2. Dest enz. 1—, e2; 2. De3t enz, 1—, KC5:; 2. Dest enz. 1—, Pcs • bes: of d6; 2. Dh8t enz. 1—, Pb anders of c6; 2. Dd7:f enz. 1—, ds; 2. Pc2| enz. 1-, Pg3 speelt; 2. De4f enz. 1-, Lgi; 2. Pd7: enz. 171 1. La8, g4; 2. Dg2 enz. i—, d2; 2. De2 enz. 1—, anders; 2. Tdc8t enz. of eerder mat. 172. Dd2: cd2:; 2. Td4: enz. 1—, Kd6:; La3f enz. 1—, f4; 2. DC3: enz. 1 , P speelt- 2 Te6f(:) enz. of eerder mat. 173. 1. Db7, Kg2; 2. Peift enz 1 , gf:; 2. Dg7 enz. 1-, g3J 2. Pb4 enz. 174. 1. Pe3, enz. 175. 1. Dei enz. 176. Te3. enz. 177. 1. Dfs enz. 178. 1. De7 enz. 179. 1 Dc2 enz. 180. 1. Td8 enz. 181. 1. Pd4: enz.

Oplossing der Puzzles.

1. De witte Dame op b8, nam een zwarten Looper op e8. In plaats hiervan speelt Wit nu 1. f6, waarop Zwart door Ld7 mat geeft.

2. Wit nam met de Dame die op d8 stond, een zwarten pion, waarmede g7—gS gespeeld was, in plaats hiervan, speelt wit fg:f e. p. mat.

Goede oplossingen ontvingen wij van de H. H.: A. Korst (alle); A. Okkmga (alle, behalve 168 en 169); A. W. Luijendijk (alle behalve 168 en 175); H. Meudes 'da Costa (alle, behalve 168, 169, 171, 172, 180 en 181. U kunt de bewuste problemen plaatsen, indien U er bij vermeldt, dat zij in den wedstrijd van den N. S. B. hebben medegedongen); F. H. H. Schuite (alle, in 171 volgt echter op I j g4) niet 2. Tdc8|, maar, 2. Dg2); W. Ulle (alle, behalve 179); G. H. C. Bakker'(alle). Jos. Reyalt (170 en i74 tot en met 179); E. L. Elias(alle, behalve 168); C. T. van Ham (alle).

De puzzles werden goed opgelost door de H. H.: F. H. H. Schuite, W. Ulle en G. H. C. Bakker.

Verder ontvingen wij nog correcte oplossingen van de October-December problemen, van de H. H.: C. T. van Ham (alle, behalve 167. Zie 1—, Lh3:f) en A. Okkinga (alle, behalve 161 en 162. Uw ingezonden probleem is nevenoplosbaar door, 1. Ld3t).

Tot onze spijt moeten wij nog vermelden, dat n°. 155 van den Heer Men es, incorrect is door 1. Db4f. Ook bevat nr. 156 nog meerdere nevenoplossingen.

i35

Schijnoplossingen.

Ingezonden.

De beide voorgaande opstellen over dit onderwerp heb ik met aandacht gevolgd en deel geheel de zienswijze van den heer den Hertog.

Schijnoplossingen, hoe meer en meerderlei, hebben haar waarde, en behooren thuis bij alle problemen, waarin de componist zijn humor bot viert — als daar zijn schertsproblemen, Two-move, en zelfs enkelvoudige problemen, — maar waaruit onbetwistbaar de schalksche luim van den componist u tegenstraalt. Hiervan moge onderstaand probleem een bewijs geven.

M. C. Cook.

Mat in 2 zetten.

1. K al.

De componist leidt u hier zoo lang en zoo leuk om den tuin, dat ge eindelijk, den sleutelzet vindende, het uitproest, met den onwillekeurigen uitroep „Zoo'n rakker!" -—•

Maar de waarde der schijnoplossingen valt weg, daar, waar het geldt, de kunstwaarde te bepalen van alle ernstige problemen, d. i. dezulke, waar de componist tracht te idealiseeren, en hiervan moge onderstaande tweezet, bekroond in deu laatsten bondswedstrijd, als voorbeeld dienen.

Zie diagram volgende pagina.

Dit probleem oplossend en zijne varianten afwikkelend, smaakt men kunstgenot en ontsnapt u een „Jongens dat's mooi!" —

Zie daar mijne opvatting omtrent de zaak.

Hoe ik hiertoe kom ?

Mijn inziens heeft de probleem-dichter de roeping, duizenderlei schoonheden, welke het schaakspel in zijn boezem verbergt, in het licht te stellen. Hij toch beschikt naar willekeur over de 32 schaakstukken; de eigenlijke schaakspeler heeft slechts de helft tot zijn dienst, en de overige zijn in handen van een tegenpartij, die hem dikwijls niet alleen belet, brillant te spelen, maar hem meermalen ook de handen vol zal geven, om het mat te ontgaan.

W. B H Meiners.

Mat in 2 zetten

1. T f3.

Dus, schertsproblemen daargelaten, moet, mijns inziens, de componist kunstenaar trachten te zijn — geen goochelaar—en, is hij kunstenaar, dan ziet en tast ge het in zijne werken — in eersten zet, in afwikkeling, in matstellingen en zal hij geen schijnoplossingen behoeven, om het schoone van zijn compositie s te doen uitkomen. Warmond. J- F- KOUWENHOVEN.

(De Redactie, uitgaand van het beginsel, dat medewerking van Bondsleden zooveel mogelijk moet worden bevorderd, heeft gemeend, bovenstaand artikel te moeten plaatsen, alhoewel zij aangaande enkele onderdeelen de meening des schrijvers volstrekt niet deelen kan.)

Nog eens: Schijnoplossingen.

Ingezonden.

In de meening dat ook anderen behoefte zouden gevoelen hun opinie omtrent bovengenoemde kwestie bloot te leggen, vooral omdat het zulk eene belangrijke kwestie is voor probleemcomponisten, heb ik niet terstond geantwoord op het door den heer den Hertog tegen mijn opstel geschreven stuk. Vreemd echter werd het mij te moede bij het doorbladeren der laatste aflevering van ons tijdschrift te bemerken, dat niemand het noodig had geacht zich vóór of tegen mij te verklaren. Was het omdat men het verschil niet zoo groot oordeelde, of omdat de kwestie zelf de belangstelling niet wakker riep? Van harte hoop ik, dat het eerste de oorzaak is van het wegblijven van een opstel, dat de zaak wellicht terstond had opgehelderd. Intusschen zijn wij niet verder gekomen, en zoo zet ik mij tot dit schrijven, in de eerste plaats omdat ik uit het antwoord van den heer den Hertog heb bemerkt dat mijn eerste opstel iets aan duidelijkheid tewenschen overliet, en ten tweede om aan te toonen, dat de afstand tusschen beide voorge-

i37

dragen meeningen niet zoo groot is, als het slotwoord van den heer den Hertog zou doen vermoeden.

Gelijk ik in mijn eerste opstel op den voorgrond heb gesteld, ben ik het volkomen eens met den heer den Hertog, dat schijnoplossingen (= schijnbare oplossingen) altijd zijn geweest „middelen om den oplosser in de war te brengenen als zoodanig geen waarde bezitten, omdat het begrip „moeielijkheid van oplossing" altijd subjectief is (door het woord „moeielijkheid" te gebruiken zonder nadere aanduiding wordt verwarring gekweekt, daar het dan ook zou slaan op de moeite die een componist heeft, om een bepaald denkbeeld met bepaalde stukken uit te voeren, zooals het idee der 2 loopers en den toren van de ,,Münchener neuesten Nachrichten" wat ik „moeielijkheid van constructie" noem). Zoo is dus voor ons beiden als uitgemaakt te beschouwen, dat de waarde van schijnoplossingen niet ligt in de ?nindere of meerdere kans om de?i oplosser l?i de war te brengen. Gelijk had dus de heer den Hertog als hij het belachelijke van Kohtz en Kockelkorn's meening trachtte aan te toonen, en zeker zal ik zelf de eerste zijn om te erkennen dat hij in dit opzicht zijn pleidooi schitterend heeft gewonnen. Ongelijk echter heeft hij, als hij nu eenzijdig voortredeneert en aan schijnoplossingen elke waarde ontzegt, omdat hij steeds blijft denken aan schijnbare oplossingen. Zoodoende slaat het geheele betoog, dat hij in het Januarinummer heeft gehouden, slechts van terzijde op de betrokken kwestie, of schijnoplossingen (= dreigende nevenoplossingen) waarde bezitten voor de beoordeeling en zoo ja, welke.

Als miin goed recht beschouw ik het voor een bepaalde zaak eene andere definitie te mogen geven dan de gewone, als die gewone mij niet meer voldoet. Nu wordt door het woord „schijnoplossing" een definitie gegeven van een bepaalde zaak, nl. die van schijnbare oplossing. Vragende, wat toch eindelijk bedoeld werd met dit woord, ben ik tot de slotsom gekomen, dat daaronder per slot van rekening alle dreigende nevenoplossingen moeten worden verstaan, met welken eersten zet zij ook beginnen, want dat een onervaren oplosser zoowel schaak- als dreig- of tempozetten zal beproeven, en al deze zetten dus door den een of anderen oplosser schijnbare oplossingen kunnen worden. Niet te verwonderen is het dus, dat mijn definitie veel overeenkomst vertoont met die van Kohtz en Kockelkorn, want het is dezelfde zaak die wij bedoelen. Toch ben ik het niet met die heeren eens als zij die zaak alleen beschouwen van de zijde der oplossers, want dan erken ik met den heer den Hertog dat moeielijkheid van oplossing nooit maatstaf van beoordeeling mag wezen. Schijnbare oplossingen hebben alleen beteekenis voor den oplosser die er in is geloopen, dreigende nevenoplossingen voor oplosser en componist beide, daar ieder zijn hart zal vasthouden bij de gedachte of er soms geen nevenoplossing zou wezen. Toch is het dezelfde zaak, maar alleen anders beschouwd. Ten einde echter geen verwarring te stichten zal ik in het vervolg spreken van dreigende nevenoplossingen, welke naar mijn inzien de zaak beter weergeven.

I)e waarde van dreigende nevenoplossingen is een kwestie van „moeilijkheid van constructie. Ieder die zich met probleem-compositie heeft beziggehouden,

weet, dat het eene denkbeeld veel gemakkelijker in elkander is te zetten dan het andere. Deze moeilijkheid kan liggen in het zoeken van het juiste antwoord op een verdedigingszet van Zwart, maar zeer dikwijls ook in het steeds aanwezig zijn van een nevenoplossing. Is de eene nevenoplossing overwonnen, terstond komt eene nieuwe opdagen om ons opnieuw aan het werk te zetten. Wil de componist zich nu met minder werk tevreden stellen, dan kiest hij een slechten eersten zet, en het probleem kan gepubliceerd worden. Het beoordeelende, zal men zeggen dat er schoone varianten aanwezig zijn, op vernuftige wijze gecombineerd, terwijl aan het geheel een goed idee ten grondslag ligt, maar de moeilijkheid van de constructie is niet overwonnen. Een goed voorbeeld van hetgeen ik bedoel, is zeker het aangehaalde probleem van H. Otten (Wit: Kei, Dg4, Tb8, Pf5, Pf4, f3; Zwart Kc6, TC3, C2, C7, d7). Op een oogenblik was de componist gekomen tot deze stelling voor Wit: Kei, Dg4, TbB, Pd3, Pfs, f3. De eenige goede eerste zet is Dg8—g4, doch dan dreigt er een nevenoplossing, die moet worden overwonnen, (nl. Pd3—b4f). In stede van nu te trachten hetzelfde denkbeeld te verwezenlijken maar met een anderen stand der stukken, zoodat het veld b4 niet meer door den toren b8 wordt bezet, kiest hij een onvoldoenden eersten zet, en vermindert daardoor de waarde van zijn probleem zeer. En het vinden van zulk een stand is niet iets van het toeval, maar het is iets van talent, van kijk hebben op de dingen. En zoo is het met alle dreigende nevenoplossingen, die altijd bestaan omdat de componist een bepaald denkbeeld heeft willen bewerken met door hem bepaalde stukken en op zijne eigenaardige wijze. Een dreigende nevenoplossing behoeft nooit gecomponeerd te worden want zij moet van te voren liggen in de constructie, in den dreigenden stand, waarmede de componist begon. Het is niet ijver, om alle oplossingsmogelijkheden na te gaan, die beloond moet worden, maar het talent, dat een probleem kon in elkander zetten met zoovele dreigende nevenoplossingen, maar tevens zoo correct gedacht van den eersten tot den laatsten zet toe. Wie dreigende nevenoplossingen tracht te componeeren, verliest de correctheid der gedachte uit het oog, en dus een ander punt der beoordeeling. Wie een probleem begint correct in elkander te zetten, met den correcten eersten zet, zal bemerken dat alleen het talent, dat den dreigenden stand heeft gevonden, ook de dreigende nevenoplossingen voortbrengt, en zich daardoor dwingt tot den alledaagschen arbeid: om zich te overtuigen dat geene andere oplossing opgaat. Nu ik mijne meening duidelijker heb uiteengezet, hoop ik dat het ook den Heer den Hertog zal blijken, dat hij, al zijn wij het in onderdeden wellicht niet geheel eens, toch dichter bij mij staat dan hij zelf had gedacht. L. N. DE JONG.

Uit de Probleem-wereld. Nieuw uitgeschreven probleem-wedstrijd.

Gevraagd: één of twee drie- en vierzetten. Adres: Fr. Moucka, Banka Slavia, Praag. Termijn van inzending 15 Juni a.s. Inleg: f 1,20. Wijze van verzending: de gewone (motto en verzegeld couvert). Prijsrechters zijn J. Dobrusky, J, Paclt en T. Pospisil. J 4 * *

In den probleemwedstrijd, door het Schachmatny Journal, op verzoek van den Heer Ch. Grtlnzburg te Warschau, uitgeschreven, werd de prijs (15 roebels), door den prijsrechter J. Sybin, toegewezen aan de Heeren K. Erlin te Weenen en Dr. F. Schindler te Botenwald (ex aequo).

Het aantal stukken, waaruit de problemen moesten bestaan, was vastgesteld op vijf. In het geheel dongen 25 problemen mede.

Hieronder laten wij de prijsproblemen volgen.

No 207. K Erlin.

No. 208 Dr. F. Schindler. Weenen. Botenwald.

Mat in 3 zetten

No 12. A. Troitzky

Mat in 3 zetten Eindspelen.

No 13. H. Caro

Wit aan den zet. Wie wint?

Wit wint.

140

Laatste Berichten. Meester Taubenhaus in Amsterdam.

Het is erg pleizierig, nog iets zeer belangrijks in deze rubriek te kunnen meedeelen. Plotseling, op den 2den Paaschdag geloof ik, was Taubenhaus in Amsterdam. Hoe hij gekomen is weet ik niet, en waarom hij gekomen is weet ik ook niet. Tot dusver ging zoo'n overkomst aldus in zijn werk. De leden van het V. A. S. staken de hoofden bij elkaar; in de vergadering werd een voorstel gedaan, gewikt, gewogen en een besluit uitgesteld. Dan werd er liefst een commissie benoemd, gecollecteerd, enfin er werden voorbereidende maatregelen getroffen, alsof het een bezoek van H.H. M.M. gold. En nu niets van dit alles. Zonder uitgenoodigd te zijn, ja, zonder dat hij zijn komst vooruit had gemeld, kwam Taubenhaus in Amsterdam. Evenwel niet incognito, want, onmiddellijk begaf hij zich naar Café Panopticum, waar hij zich aan de aanwezige schakers allerminzaamst bekend maakte. En nu moge men over het schaaktalent speciaal van Taubenhaus denken, wat men wil, het blijft een zeer aangename verpoozing, een meester, die overal in het buitenland vertoefd en geschaakt heeft, en persoonlijk zoowat al de sterkste schaakspelers der wereld kent, eens flink uit te hooren. 't Is of zoo'n man nooit uitgepraat raakt. Over Lasker, Steinitz, Morphy, over zichzelf, over alles, wat met schaken samenhangt weet hij verhalen te doen of zijn meening bloot te leggen, en het is begrijpelijk, dat de Amsterdamsche broeders deze gelegenheid, om hun schaakhistorische kennis te verrijken, niet voorbij lieten gaan, maar soms uren lang een kring om den prettigen causeur vormden. Wat nu verrichtingen van T. betreft deze zijn spoedig vermeld. Vrijdag 19 April: Simultaan-voorstelling in „D. D.", den Haag, 12—6—2. Zaterdag 20 April: dito 't ,,V. A. S." 16—4—2. Maandag 22 April: dito in de „A. S" 16 o 1. Vrije partijen won Taubenhaus van D. van Foreest (twee), B. Meyer, A. E. van Eoreest (drie), en N. W. van Lennep; hij verloor tegen Dr. A. van Rhijn en A. E. van Foreest ieder één partij en maakte één remise tegen D. van Foreest.

ROTTERDAM. Op verzoek van de hier in het vorig jaar opgerichte „Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereeniging" speelde N. W. van Lennep op 20 April 1.1. in Tivoli simultaan. De score was 16—5—1.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.