
4 minute read
HET VETERINAIR ADVIES De ziekten van het paardengebit
HET VETERINAIR ADVIES De ziekten van het paardengebit begrijpen
Dit artikel geeft uitleg over de verschillende stappen die leiden tot specifieke problemen, eigen aan het paardengebit. Het paard is wel degelijk een herbivoor (grazer, pb) met slechts één maag. Zijn spijsverteringsstelsel is in elkaar gesleuteld om te kunnen grazen gedurende de hele dag. Het domesticeren van het paard door de mens heeft er toe geleid dat tal van ziekten kwamen opdagen, die minder voorkomen bij wilde paarden. Tandproblemen zijn een ware handicap voor het paard. In de voedselpiramide neemt het paard de rang in van prooi en niet van roofdier. In zijn natuurlijke biotoop is het paard bovendien een kuddedier. Dit brengt een bijzonder gedragspatroon in kaart als gebitspijn opdoemt. Onze wilde of gedomesticeerde paardachtigen zijn dienaangaande weinig demonstratief, omdat ze bang zijn daardoor ‘roofdieren’ aan trekken. De ingehouden attitude van onze gedomesticeerde paarden zorgt ervoor dat er ziekten van het gebit onder-gediagnosticeerd zijn!
Advertisement
De samenstelling van een tand
Om voedsel te kunnen kauwen tot kleine deeltjes, hebben paarden een tandoppervlak nodig met tandglazuur dat zoveel mogelijk richels vertoont. Het is slechts wanneer het hem voorgeschotelde ruwvoer fijn geplet is dat het paard dit kan doorslikken en dat de voedingsstoffen kunnen benut worden. Een paardentand is samengesteld uit 3 elementen, die verschillende anatomische structuren vormen:
- Cement: dit is de meest externe laag van de tand die het glazuur beschermt. Het ligament dat de tand op zijn plaats houdt zit vast aan dit cement. De bovenste kiezen hebben eveneens twee centrale ‘bekers. Hier ontwikkelen zich makkelijk gaatjes. - Glazuur: dit is een zeer harde materie met een glazig uitzicht. Het oneffen oppervlak ervan vergemakkelijkt het kauwen voor het paard, zodat het voorgeschotelde ruwvoer fijn vermalen kan worden.
- Dentine: de dentine situeert zich in het midden van de tand en omringt de tandzenuw. De pigmenten in het gras kleuren de secondaire dentine bruin. De verschillende structuren van de tand hebben dus elk hun eigen ziekteverschijnselen.



Slijtage of groei?
Wat het gebit van het paard ook speciaal maakt inzake de ziekten die eraan verbonden zijn, is de slijtage te wijten aan een voeding dat rijk is aan vezels. De tanden worden elk jaar 2 tot 3 mm korter. Om deze slijtage tegemoet te komen, wordt de tand zeer traag richting mondholte getrokken door de ligamenten (die zorgen voor de aanhechting van de tand in de tandkas). Dit verschijnsel wordt ‘eruptie’ genoemd en gebeurt parallel met de slijtage. Op deze manier blijft hetzelfde aantal tandmaterie zichtbaar in de mondholte (zichtbare kroon of klinische kroon). Vanaf 25 – 30 jaar is het gebit van uw paard praktisch versleten. Dit omdat een groot gedeelte van de tandkroon verstopt is in de tandkas (zichtbare kroon en reservekroon) en dat de kiezen van een jong paard ongeveer 10 cm lang zijn. Dit impliceert dat op de leeftijd van 25 tot 30 jaar de kiezen zo goed als versleten zijn en dat de wortel bereikt wordt. Het eten van normaal ruwvoer wordt dan zeer moeilijk tot onmogelijk voor het oude paard!

Paarden hebben hypsodonte tanden (lange kroon – zichtbaar + reserve - en een korte wortel).
klinische kroon
reservekroon
wortel Anatomische bijzonderheden van het paard
Bij paarden is de bovenkaak 30 % breder dan de onderkaak et dit brengt met zich mee dat er sprake is van een specifieke slijtage aan de zijde van het gebit dat ze het meest gebruiken. Ofwel de zijde van de kaak voor de bovenste tanden, ofwel de zijde van de tong voor de onderste tanden.

Kromming en slijtage van de tanden. Tandheelkunde paarden Tilman Simon
Ziekten die afhankelijk zijn van de leeftijd
We kunnen besluiten dat de ziekten van het gebit gebonden zijn aan de leeftijd van het paard, en de evolutie van zijn gebit door de jaren heen. Ze zijn ook gerelateerd aan de aangetaste structuren van het gebit. Daar moet men rekening mee houden wanneer men het gebit van een paard onderzoekt. De diagnose zal hiervan afhangen, maar de behandeling al evenzeer. We kunnen drie leeftijdsgroepen onderscheiden: het jonge paard (0 tot 5 jaar), het volwassen paard (5 tot 17 jaar) en de seniors (vanaf 17 jaar). In de eerste categorie krijgen we meestal te maken met het doorkomen van de tanden alsook ziekteverschijnselen die te maken hebben met cranio-faciale ontwikkeling. In de tweede categorie worden we geconfronteerd met problemen te wijten aan het moeilijk doorkomen van de tanden of vroegtijdige slijtage van het gebit. De derde categorie groepeert de eerder vernoemde problemen, maar ook deze van het ouder wordende paardengebit, zoals het voorkomen van haken op de kiezen en scherpe randen, het vergroten van de afstand tussen de tanden of sommige tumoren. We komen hierop terug in volgende artikelen.
Fabrice Bodeüs
Dr. Med. Vet. (ULiège)
Certified in Equine Dentistry (ULiège)
Advanced Equine Dentistry
Centre Vétérinaire des Templiers