6 minute read

25 Jaar Highlife: André Beckers

Via allerlei u-bochten probeert de overheid de cannabisbranche om zeep te helpen

Ons 25-jarig jubileum

Hoofdredacteur Rob Tuinstra stuurde mij per e-mail een verzoek. “André wil jij in je column aandacht besteden aan het 25-jarig bestaan van Highlife?” Al snel realiseerden wij ons dat ik sinds de oprichting bij Highlife ben betrokken. Wat vliegt de tijd.

Door: André Beckers Foto’s: Derrick Bergman / GONZO Media

Ik herinner mij de ontmoeting met de oprichter van Highlife nog heel goed. Het was 1991. Ik zat in een coffeeshop. Een verkoper probeerde de uitbater een advertentie te verkopen in het blad Highlife. De verkoper was een vlotte prater met een hoge gunfactor. Omdat mijn advies werd gevraagd, bemoeide ik mij met het gesprek. De verkoper stelde zich voor als Boy Ramsahai. Hij vertelde over zijn dromen en idealen. Hij was werkzaam geweest in de uitgeverswereld en had daar gezien dat coffeeshops en growshops werden behandeld als paria. Met dat soort bedrijven moest je geen zaken doen was de algemene opvatting. Boy dacht daar, net als ik, heel anders over. Wij geloofden destijds dat het verbod op cannabisproducten onhoudbaar zou blijken. Een politieke en maatschappelijke kentering hing in de lucht, dachten wij toen.

Boy Ramsahai wordt geïnterviewd door Willibrord Frequin, Highlife Cup 1994

Highlife was een glossy magazine dat boordevol stond met advertenties. In Highlife las je over coffeeshops en growshops. Het blad werd een opinie- en lifestyle-magazine. Dichter Simon Vinkenoog en zanger Armand schreven op hun unieke wijze over blowen. Hun bespiegelingen zouden verplicht leesvoer moeten zijn voor alle leden van de huidige hennep-taskforce. Highlife heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de professionalisering en uitbreiding van de cannabismarkt. De openheid waarmee destijds over de cannabisbranche werd geschreven heeft ook bijgedragen aan het verdwijnen van echte woekerprijzen. De markt ging voor een breed publiek open. Iedereen wist elkaar te vinden en durfde openlijk te praten over cannabisproducten. Boy Ramsahai werd door de media al gauw gezien als ‘een vrolijke hasj-ambassadeur’.

Juridische tips

Highlife bevatte ook juridische tips voor kwekers en coffeeshophouders. Kleine wietkwekers leverden destijds nog rechtstreeks aan coffeeshops. Wetenschappelijk onderzoeker en econoom dr. Adriaan Jansen beschreef de branche destijds in de media. “In de softdrugs is een markt ontstaan waar Nederland trots op mag zijn. Natuurlijk, er zitten best harde jongens bij, maar er is geen enkele reden om

dat naar voren te schuiven. Ik zie in de branche eerder de kruideniersmentaliteit domineren. Het gaat om geld verdienen, een gezond bedrijf opzetten. De coffeeshophouder brengt eerst zijn kinderen naar school en opent dan de shop. Veel ondernemers vrezen de fiscus meer dan justitie”.

André Beckers en Wernard Bruining, Highlife Cup 1994

Ik heb de afgelopen 25 jaar geleerd dat ik het in 1992 goed mis had. Zelfs als je je aan de wet houdt, heb je van de overheid te vrezen.

Belastingdienst

In 1992 bestond de “plukze-wet” nog niet. De politie en justitie besteedden destijds geen aandacht aan geld, dat werd verdiend met de productie van en handel in cannabisproducten. De belastingdienst deed dat wel. Betrapte handelaren en wietkwekers kregen vaker belastingaanslagen opgelegd. Coffeeshophouders kregen

te maken met boekenonderzoeken. Het verwerpen van de administratie was destijds de regel, omdat geen enkele coffeeshophouder zijn inkopen met facturen kon onderbouwen.

Mijn column

Om zorgeloos te kunnen ondernemen in de cannabisbranche speelden boekhouders en financiële adviseurs om die reden een belangrijke rol. Hoe moet je belasting betalen over een product dat wettelijk is verboden en waarvan alleen de verkoop wordt gedoogd? Hoe moet je dan een administratie inrichten? In 1992 besteedde ik als boekhouder en fiscaal juridisch adviseur aandacht aan dat soort vragen. Mijn co-

lumn in Highlife had destijds nog een vaste naam. “Wie zich aan de wet houdt, heeft niets te vrezen”.

Duidelijk

De geboden die ik in 1992 via Highlife uitdroeg waren duidelijk. Gehoorzaam elke wet behalve het verbod op cannabisproducten. Steel geen elektra, kweek veilig, gebruik geen gevaarlijke rotzooi, voorkom overlast en doe vooral niemand kwaad. Pleeg geen uitkeringsfraude en til de fiscus

niet. Nederland werd in die periode in de Volkskrant beschreven als “het Jamaica van Europa”. Op 30 mei 1995 durfde de politietop hardop uit te spreken dat de oorlog tegen drugs was mislukt. De Paarse drugsnota uit 1995 leek de voorbode voor verdere regulering en uiteindelijk legalisering van de plant van het geslacht Cannabis. Justitie minister Sorgdrager en volksgezondheidsminister Borst brachten naar buiten dat voortaan de kleinschalige teelt en de toevoer van nederwiet niet meer actief zou worden vervolgd.

Paradox

In zijn brief van 7 april 2000 maakte de minister van justitie in zijn notitie “het pad naar de achterdeur” in de Tweede Kamer de balans op: ‘Een van de kenmerkende problemen van het softdrugsbeleid is dat het verbod op productie, handel en bezit van cannabis het onmogelijk maakt regulerend op te treden, terwijl de overtreding van enkele van deze verboden wordt

gedoogd vanwege de beperkte schadelijkheid van het product (bezit voor eigen gebruik, handel in de coffeeshop onder voorwaarden) en voor een aantal andere verboden beperkte opsporingsprioriteit geldt (bevoorrading van de coffeeshop, thuisteelt). Hierdoor kunnen de huidige ca. 840 coffeeshops en andere verkooppunten hun klanten uit binnen- en buitenland bedienen. Op zich is dit beleid democratisch gelegitimeerd, maar het levert de bekende paradoxale situatie die hier en daar – en in het bijzonder in de grensgemeenten – leidt tot vragen bij bestuurders en bij de bevolking. Deze weinig transparante situatie levert soms een werkbaar evenwicht op maar kan in andere gevallen ook een voedingsbodem zijn geworden voor crimineel gedrag. Tevens is er een situatie gegroeid waarin de thuisteelt van cannabis maatschappelijk meer en meer geaccepteerd werd. Het fenomeen van de ‘growshops’ speelt daarbij tevens een rol.’ De maatschappelijke acceptatie van de thuisteelt van cannabis moest worden doorbroken. Wetgeving werd aangescherpt en beleidsmatig werd de strafrechtelijke aandacht gericht op de cannabisbranche. Politie en justitie gingen samenwerkingsverbanden aan met onder andere gemeenten, belastingdienst, UWV, woningbouwverenigingen en verzekeraars. Betrapte henneptelers worden sindsdien zonder pardon keihard aangepakt. De kweker van wiet is een soort paria geworden. Welke betrapte “crimineel” ziet zijn gezin op straat terecht komen omdat zijn woning voor bepaalde tijd wordt gesloten door een burgemeester die graag zichtbaar bestuurlijke daadkracht vertoont?

Achterdeur

Zelfs de achterdeur van de coffeeshop bleef de afgelopen jaren niet ongemoeid. Zonder enige vooraankondiging werden strafrechtelijke onderzoeken ingesteld tegen de be-

voorrading van coffeeshops. Een krankzinnig idee als je beseft dat illegale bevoorrading heel eenvoudig kan worden voorkomen door het gedoogbeleid uit te breiden zoals de ministers in 1995 al van plan waren. Via allerlei u-bochten probeert de overheid de cannabisbranche om zeep te helpen. Over dit onderwerp schreef ik de afgelopen jaren vaker columns. De toon en inhoud van mijn columns geven de veranderingen in beleid en opvattingen goed weer.

Goed mis

Ik heb de afgelopen 25 jaar geleerd dat ik het in 1992 goed mis had. Zelfs als je je aan de wet houdt, heb je van de overheid te vrezen. De kweker die denkt dat hij 5 planten voor eigen gebruik mag telen heeft het mis. Hetzelfde geldt voor de coffeeshophouder die denkt cannabisproducten voor zijn gedoogde coffeeshop te mogen inkopen en in voorraad te mogen houden. Ons gedoogbeleid rammelt aan alle kanten en veroorzaakt rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. De politiek heeft bewezen niet in staat te zijn dit onderwerp fatsoenlijk te regelen. Steeds vaker laten onafhankelijke strafrechters zich uitermate kritisch uit over de tekortschietende wetgever. De geschiedenis leert dat de overheid geen cannabisbeleid ontwikkelt, maar slechts reageert op veelvoorkomende maatschappelijke verschijnse-

len. Coffeeshops zijn gedoogd omdat de bestrijding ervan niet langer als zinvol werd ervaren. Zo ontwikkelden de coffeeshophouders van het eerste uur in feite het coffeeshopbeleid. Ik verwacht en hoop dat er talloze kleine kwekers gaan opstaan die dat gaan doen, wat minister Sorgdrager al in 1995 voor ogen stond.

Wij geloofden dat het verbod op cannabisproducten onhoudbaar zou blijken. Een politieke en maatschappelijke kentering hing in de lucht, dachten wij toen.

This article is from: