N e derlands
B ar t Lodew ijk s
M e ib loe m s traat te k e ning e n
1
2
PoĂŤtis c h adv ies voor A AC A rc hitec ture
A ls je De K oer verbouw t, dan moet je de hele buurt verbouwen
2
A pril 20 20 : Van augus tus 20 19 tot april 20 20 b en ik als poëtis c h adv is eur b etrok ken bij de verb ouw ing van D e K oer, e en artis tiek en s oc iaal c entrum in de B rugs e P oort, e en volk s buurt aan de s tads rand van G ent. O nder het c re do ‘A ls je D e K oer verb ouw t, dan moet je de hele buurt verb ouwen’, b e gin ik te tekenen in de M eibloems traat, de s traat waaraan D e K oer gele gen is . Ik ontmoet b ewoners , z oals de K leine Z us ters van N az aret, e en druïde en e enz ame K oz emieke . E r komen verhalen bloot te liggen die z onder tekening onz ic htbaar waren gebleven. D e verb ouw ing komt op gang z onder ook maar e en s te en te verplaats en. B art Lodew ijk s
3
O p de muur waar het c afĂŠ van D e K oer op uitk ijk t, teken ik twe e v lak ken. Z e lijken op v laggen die in te genoverge s telde ric hting wapperen. A ls de tekening door e en re genbui ver vaagt, hers tel ik haar mete en, waardoor z e c ons tant in reparatie is en nooit afkomt.
4
Ik loop door de M adeliefje s s traat en de naam k link t me even liefelijk in de oren als M eibloems traat. D e werkelijk heid is e c hter niet z o roos k leurig als de naamgev ing van de s traten doet geloven. In de G eits traat ligt helemaal ge en s tro en ontbre ek t ie der s poor van dierlijk leven. E r z ijn helemaal ge en k as tanje s te b e s peuren in de K as tanje s traat. Van c e derhout of appels is in de C e ders traat en A ppels traat ge en s poor te b ekennen. E en openge s c heurde v uilnis z ak , e en roz e k am met engelenhaar, vertrappelde koek verpak k ingen en platgere den blik ken C arapils liggen uitgez aaid over het we gdek . W ie groen w il ‘z ien’, k an dus b eter de s traatnaamb orden lez en, daarop s taat keurig ge s peld: M eibloem -, C e der-, A ppelen M adeliefje s s traat. D e groenvoorz iening van de buurt ligt enkel in de taal b e s loten.
5
D e mens en van D e K oer noemen z ic h het ‘koer volk ’. Toen ik voor het e ers t van hun b e s taan hoorde, vers tond ik ‘oer volk ’.
6
In de buurt voorz iet het koer volk in de s oc iale b ehoef ten, waaronder c onc erten, lez ingen, ateliers voor k uns tenaars , e en oefenruimte voor muz ik anten, e en k ruidentuin en e en s te enoven waarin brood k an worden gebak ken. B ijna het gehele terrein is v rij toe gankelijk ; buurtb ewoners lopen in en uit, e en k lein le gertje k ippen s c harrelt wat rond en pik t z aden uit de k ruidentuin, deuren z it ten
niet op s lot en er is ook gratis timmerhout.
7
O p de latje s van de houten afras tering van de k ruidentuin breng ik e en k rijt v lak aan.
B innenkort k rijgt D e K oer nieuw s anitair en e en moderne geme ens c happelijke keuken, en ook het k antoor z al e en metamorfos e ondergaan. H et wordt me er ‘van dez e tijd ’, minder ‘oer’; de deuren z ullen worden voorz ien van s loten, de toe gangs poort, nu nog e en prov is oris c h hek werk dat enkel ’s nac hts wordt afge s loten met e en fiets s lot, wordt e en s erieuz e ingang met e en numerieke c ode of mis s c hien z elfs wel e en v ingerafdruk lez er of iris s c an.
8
9
10
D e gaten, s c heuren, bars ten en k ieren verdw ijnen, het pand wordt k limaatneutraal en de energierekening z al daardoor dalen. D e gebruikers hoeven niet me er z o inventief te z ijn als tot nu toe het geval was , z e z ijn ge en tijd me er k w ijt aan het repareren van lek kende k ranen en het b e s trijden van de hardnek k ige huis z wam waar het geb ouw s inds jaar en dag door geteis terd wordt.
O ndank s de v re e dz aamheid die er van de k ruidentuin uitgaat, he ef t toc h iemand geprob e erd het houten hek werk s tuk te maken en planten te s telen. D e eigenaar van de tuin he et Jan en z e gt op milde toon: ‘D e toeris t z al het nodig gehad hebb en.’ M ens en die hem onwelgevallig z ijn, noemt hij s tels elmatig toeris ten.
11
In mijn hoofd s pel ik de woorden: p o ë t i s c h en a d v i s e u r . In hun b etekenis z ijn dez e twe e niet mete en verenigbaar, maar toc h verdragen z e elk aar. E en adv ie s is e en aanb eveling om iets te doen of te laten; poëz ie daarente gen is open en weids , e en wereld die moeilijk af te bakenen is .
P oëz ie gaat over me erwaarde, loopt uit de pas , ontre gelt, verontrus t of verwondert.
12
13
Ie dere en k an immers e en adv ie s in de w ind s laan en voor poëz ie geldt hetz elfde: ge dic hten verruimen de ge e s t, z e verplic hten ons tot niets … z olang het gez e gde maar gez e gd k an worden.
P oëz ie of adv ie s , b eide b e grippen z ijn net z o bindend als k rijt.
14
15
16
Niet alle en op s traat tref ik koek verpak k ingen en platgetrapte blik ken pils aan, ook op het terrein van D e K oer ligt her en der wat z werfaf val. Dat de w ind het koek papier dez e k ant op blaas t is onvermijdelijk , maar de bierblik ken worden mijns inz iens moe dw illig ac htergelaten. H et af val b ew ijs t dat D e K oer en de s traat onlos makelijk met elk aar z ijn verb onden.
‘B ent u van Telenet? ’ v ragen enkele k inderen enthous ias t wanne er ik op s traat b e gin te tekenen. ‘In verband met het aanle ggen van bre e dbandtelev is ie ’, lic hten z e toe . ‘N e e, ne e, de lijnen s taan er in verband met e en k uns tproje c t ’, z e g ik . Teleurge s teld druipen z e af.
17
18
D e w it te k rijts trepen komen goe d tot hun re c ht op de grijz e, b eige, bruine en z warte k leur v lak ken van de woningen.
H et vergt enige alertheid om het onk ruid tus s en de s toepte gels niet te vertrappen tijdens het tekenen.
19
D e tekening komt z o goe d tot haar re c ht dat ik moeite heb om haar ac hter te laten.
20
Terw ijl ik aan het tekenen b en, s pe elt de b ewoner op z ijn gitaar en z ingt populaire lie dje s .
‘Ik woon hier niet e c ht,’ vertrouw t de muz ik ant me toe, ‘het huis is van mijn v riendin.’
21
D e buurman w il ge en tekening op z ijn blauwe huis . ‘E en tekening bij de buur v rouw is genoe g ’, z e gt hij, als of hij mijn gek rijt maar net k an verdragen. A an het einde van de middag , als ik aans talten maak om te vertrek ken, ve e gt hij het k rijtpoe der dat op de s toep voor z ijn deur tere c htgekomen is , met e en b ez em we g .
22
23
D e Turk s e b ewoners b e s te den nauwelijk s aandac ht aan mijn tekenen, als of het de normaals te z aak van de wereld is .
24
‘E r was hier al getekend, niet door u, maar door de k limop’, merk t de jongs te telg van het Turk s e gez in op, e en keurig ventje van e en jaar of z even.
25
D wars over de gevel van het hoek huis dat uitz iet op D e K oer, teken ik e en diagonale lijn.
26
D e k alk puntje s in de bak s tenen z ijn e en ex tra motivatie om op de gevel te tekenen.
27
D e b ewoner is e en kogelronde G hane e s , die overdag s laapt en ’s nac hts in de fabriek werk t.
28
H oewel de G hane e s te genover D e K oer woont, z e gt hij dat hij nog nooit van D e K oer he ef t gehoord . L ater in het ge s prek blijk t dat hij wel we et dat er e en c ulture el c entrum in z ijn s traat ligt, maar dat hij niet w is t hoe het he et te . Ik vertel dat e en koer e en open binnenplaats is en dat hij enkel maar de s traat hoef t over te s teken om mijn oms c hrijv ing te s taven.
29
D e buur v rouw van de G hane e s woont in e en w it huis . Z e is e en jonge moe der, die twe e jaar gele den werd verkoz en tot M is s  G ent.
30
O mdat w it k rijt niet z ic htbaar is op e en w it huis , teken ik verder op de rode bak s tenen van nummer 8 7.
31
D e tekening verbindt v ier woningen met elk aar, inc lus ief het w it te huis van M is s G ent.
32
A an het einde van de middag drinken de G hane e s en ik s amen koff ie . Hij w il weten waar de k rijtlijnen voor dienen. Ik vertel over de verb ouw ing die bij D e K oer gaat plaatsv inden en dat ik aange s teld b en om de arc hite c t van poëtis c h adv ie s te voorz ien. ‘K rijt en s pe c ie z ijn eigenlijk dez elfde s oort materialen. D e k rijtlijnen luiden de verb ouw ing in, z e gaan door de hele s traat lopen en er komen vers c hillende tekeningen op vers c hillende huiz en’, z e g ik .
D e G hane e s luis tert aandac htig , maar s c hiet vaak in de lac h. H et moet hem he el dwaas voorkomen.
33
34
D e Turk s e b ewoners v inden het prima dat hun woning ‘opgefleurd ’ wordt met e en k rijt tekening .
35
36
O ndank s het feit dat er ve el b e drijv igheid in en rondom het huis is (de elek tric iteit wordt opnieuw aangele gd), verlie s ik mijn c onc entratie niet.
D e los s e diagonale lijnen openen het s trak ke s tramien van de tekening .
37
38
V lak ken die elk aar overlappen z ijn at y pis c h voor mijn tekeningen.
P oĂŤz ie is e en s tapeling van ge dac hten.
39
D e tekeningen z ijn e en we gw ijz er door e en s traat vol ongerijmdhe den.
40
E en b ejaard e c htpaar vertelt dat het s tandb e eld tot het einde van de Twe e de W ereldoorlog op de oude K oning A lb ertbrug s tond .
‘ Toen de Duits ers aan hun af toc ht b e gonnen, bliez en z e de K oning A lb ertbrug op. G entenaren v is ten de onderdelen van de brug uit het water en hebb en z e naar de B rugs e P oort gebrac ht. Z o is het s tandb e eld hier tere c htgekomen’, z e gt de oude man met e en jongens ac htige lac h.
41
‘B ijna niemand we et dat het s tandb e eld e en overblijfs el van de oude K oning A lb ertbrug is . M ens en uit de buurt s c hrijven het s tandb e eld toe aan e en s te enhouwer die z ic h kort na de oorlog in de B rugs e P oort ve s tigde . E en b e er van e en vent. Hij hield atelier in het park en de e d als of het s tandb e eld z ijn bus te was ’, z e gt de man. ‘Hij had z o’n z elfde ronde kop en geblok te s c houderpartij, we waren allemaal e en b e etje bang van hem’, valt z ijn v rouw hem bij.
O p het b e eld teken ik e en s oort s jerp. ‘Dat is om de K oning A lb ertbrug te eren’, z e g ik te gen het e c htpaar.
42
43
44
D e blinde ac htergevel van D e  K oer grens t aan de tuin van de K leine Z us ters van N az aret, e en orde van z eventien z us ters die z ic h inz et ten voor de buurt en de mens en. N aas t de deurb el hangt e en k ruis ter groot te van e en handpalm . D e z us terorde he ef t het niet b e grepen op e en overdaad aan religieuz e sy mb oliek , z e ademt b e s c heidenheid uit.
45
Z us ter A nnie had mij al aan het werk gez ien in de s traat, waardoor mijn v raag om in hun tuin te mogen tekenen voor haar niet uit de luc ht komt vallen.
A nnie k ijk t naar de tekening en z e gt: ‘Niets s taat op z ic hz elf en alle s waar we om geven is tijdelijk .’
46
Z e ver volgt: ‘D e mens en van D e K oer hebb en gev raagd of z e aan onz e k ant van de muur is olatieplaten mogen b eve s tigen. A an de andere k ant van de muur komt namelijk hun nieuwe k antoor. O mdat is olatiemateriaal onts ierend is voor de tuin, z ijn we niet ak koord ge gaan.’
‘U tekent aan de droge k ant van het geb ouw, er valt ge en re gen op die muur, de k rijtlijnen k an wele ens e en lang leven b e s c horen z ijn’, voors pelt P oli. M et haar 9 1 jaren is z e de ouds te z us ter van de orde .
47
48
49
P lat te, elementaire tekeningen z onder enige s ugge s tie van ruimtelijk heid of pers pe c tief reken ik tot de kern van mijn werk .
50
‘H et lijken net twe e ramen, maar we voelen ons niet b e s pione erd ’, z e gt A nnie .
51
Vanuit de tuin heb je e en goe d z ic ht op de tekening en het huis van de z us ters .
52
A ls ik bij nummer 72 aanb el om te v ragen of ik op de gevel mag tekenen, opent e en jongeman in e en k amerjas de deur. Ik v raag of ik e en tekening mag maken, maar hij luis tert niet e c ht naar me . ‘H et is okĂŠ, ga je gang ’, onderbre ek t hij me, e erder om van me af te z ijn dan uit b elangs telling . Ver volgens verdw ijnt hij naar binnen. T ijdens het tekenen blijf t het rolluik ge s loten en hoor ik z o nu en dan ge s tommel in het huis .
53
N a e en paar uurtje s opent e en v rouw de voordeur en glipt naar buiten. Z e he ef t volle dig ge s t y le d z wart haar en draagt e en grote rode s jaal. M e er k an ik niet z ien, want ik s ta hoog op e en ladder.
54
‘B onjour’, groet ik in het F rans omdat de dame me aan e en flamb oy ante F ranç ais e doet denken. ‘G oe demiddag ’, antwoordt e en mannens tem . P as nu z ie ik dat de jongeman die z onet in k amerjas de deur voor mij opende e d, z ic h als v rouw he ef t verk le e d .
55
Tus s en de rijtje s huiz en in de M eibloems traat s taan s tatige woningen met diepe ac htertuinen, als of er in dez e buurt aan ruimte ge en gebrek is . Ik moet denken aan de Z us ters van N az aret, die mij z o gas t v rij hebb en onthaald in hun tuin. Z ouden er tuinen z ijn waar geiten graz en en c e der-, appelen k as tanjeb omen groeien, het b elof tevolle groen waar de s traten hun namen aan te danken hebb en?
het z ic ht ont trok ken door e en goe dkoop, donkergroen plas tic z eil dat prov is oris c h is vas tgemaak t aan e en hek aan het einde van de oprit. H et toc ht in het halletje en het s tink t er, e en dierlijke s tank die ik niet thuis k an brengen. Ik k an me niet voors tellen dat het pand b ewoond is , laat s taan dat iemand er b ez waar te gen he ef t als ik k rijts trepen op het hek werk aanbreng .
Ik s ta voor e en grote, getralie de toe gangs poort van e en verwaarloos de woning . E r z it roe s t op het ijz eren hek , dat ooit helemaal z wartgelak t moet z ijn gewe e s t. D e woning is muntgroen, de raamkoz ijnen z ijn vermolmd en de ruiten z ijn z o v uil dat je nauwelijk s naar binnen k unt k ijken. A c hter de poort is e en halletje van ongeve er tien meter lang en v ier meter hoog , dat onder het huis door loopt en diens tdoet als oprit naar e en onb ekend ac hterland . D e tuin z elf is aan 56
57
58
H et daglic ht dringt nauwelijk s tot het halletje door. Pas als mijn ogen gewend z ijn aan het duis ter, z ie ik dat de muur b e s c hilderd is . In e en k its c herig lands c hap galoppe ert e en paard, b ere den door e en half ontk le de v rouw met wapperend, blond haar. Jammer genoe g houdt het hek werk mij te gen, anders z ou ik k rijtlijnen aan de muurs c hildering k unnen toevoe gen… bij w ijz e van ‘s c hilderk undig ’ adv ie s . Ik grinnik om mijn onb e s uis de ide e, met poëtis c h adv ie s k un je werkelijk alle k anten op. M et k rijt s tippel ik op de tralie s e en liggend k ader van twe e bij v ierene enhalve meter uit. O p elke s pijl die binnen het k ader valt, trek ik e en k rijts tre ep. E r onts taat e en ge s tre epte re c hthoek , al s taan de s pijlen te ver uit elk aar om e c ht e en v lak te s uggereren. Pas als het hele k ader is ingev uld met k rijtlijnen, wordt mijn ins panning b eloond: de tekening komt los van haar ondergrond, pre c ie s wat ik had
gehoopt. H et lijk t als of de tralie s z ijn doorgez aagd en er e en opening is onts taan die reik t tot het naarge e s tige halletje . H et is e en ide e -fix e dat ik door de tekening he en in de tuin k an s tappen, maar de ge dac hte dat ge en enkele barric ade mijn poëtis c he blik in de we g s taat, is z onder me er e en doorbraak voor mij. O pe ens s te ek t er e en gek rulde tong tus s en de s pijlen door, e en nat te s nuit blaas t warme luc ht mijn ric hting uit. E en fab eldier k ijk t mij aan, met lang s luik haar, glaz ende ogen, lange k rulw impers die de emoe dig naar b ene den s laan. H et b e e s t is niet alle en, erac hter s taat e en tengere, bijna doorz ic htige man in e en turquois e py jama, overe ens temmend met de k leur van het huis . E en man? Hij is bijna te v rouwelijk om e en man te z ijn: frêle geb ouwd en ge en s poor van baardgroei. Hij draagt pantoff els en z iet eruit als of hij uit e en ander tijdperk komt. E en druïde? ‘U b ent vas t 59
de b ewoner? ’ flap ik eruit. ‘Dat k lopt, C hris is mijn naam en z ij he et K oz emieke . Z e is e en alpac a, e en k leine b erglama uit de hooglanden van P eru. Z e woont hier s inds drie maanden.’ Hij artic ule ert z ijn woorden z oals fijnb e s naarde en ontw ik kelde mens en dat doen.
z oals ik me de ‘werk ing ’ van de tekening had voorge s teld . A ls dit ge en poëz ie is , denk ik bij mez elf en s tap naar binnen.
C hris lijk t nog het me e s t op e en ge droomd pers onage, maar dan van v le e s en bloe d; hij k wam z omaar tevoors c hijn uit mijn tekening , ik z ou hem haas t z elf ge c re ë erd k unnen Ik z ie gelijkenis s en tus s en z ijn hebb en. ‘Ik heb met k rijt op de gez ic ht en dat van de ruiter op s pijlen van de poort getekend, de muurs c hildering , die ook z onder toe s temming te v ragen’, uit e en ander tijdperk lijk t te veronts c huldig ik me . ‘G e en komen, maar overduidelijk e en punt, de poort moet nodig v rouw voors telt... O f he ef t hij gelak t worden’, is z ijn reac tie . e erder iets we g van de alpac a? Hij keurt de k rijtlijnen ge en Ik le e s in z ijn ogen dez elfde blik waardig . In de hal is de onpeilbare blik . ‘Ik z ag u k ijken muurs c hildering goe d z ic htbaar. naar de muurs c hildering; de E r gaat plots e en dreiging van ruiter lijk t e en b e etje op mij, maar ik b en het niet. E n wat uw uit. ‘ W at e en mooie alpac a’, gez ic ht b etref t, het komt mij niet z e g ik om maar iets pos itiefs te b ekend voor. Is mij iets ontgaan, z e ggen. A c hter mij valt de poort met e en droge k lik in het s lot. huurt u mis s c hien e en autob ox Ik s ta op z ijn terrein, afge s loten bij mij? ’ Hij leidt de alpac a van de re s t van de wereld . B en b ehoe dz aam het halletje in en ik nu z ijn gevangene? druk t, z onder te s toppen met praten, op e en k nop die in de muurs c hildering verwerk t is . D e M et mijn handen s tre el ik de s c hof t van K oz emieke en poort opent automatis c h, bijna 60
61
62
merk dat haar z ac hte vac ht mijn ongemak enigs z ins we gne emt. ‘ V ia haar houd ik c ontac t met dierbaren die mij z ijn ontnomen’, s te ek t C hris van wal. ‘Ik heb mijn doc hter van 12 al drie jaar niet me er gez ien, hopelijk helpt dit dier om haar toc h tot hier te k rijgen, z odat z e het k an k nuff elen.’ R ond z ijn mondhoeken s pe elt e en glimlac h van iemand die ve el te verduren he ef t, maar ge en w rok koe s tert. ‘K oz emieke is bijz onder e enkennig , maar z e verdraagt u z o te z ien.’ K oz emieke k ijk t mij raads elac htig aan, duw t z ic h te gen mijn z ij en tuit haar lippen. ‘Z ij z al mij leiden naar de s te en der w ijz en, ik b en alc hemis t, daar he ef t u allic ht wel al e ens van gehoord? ’ Hij w ijs t naar de muurs c hildering en z e gt: ‘D it is het lands c hap van T hule, de verdwenen b e s c hav ing van A tlantis , b ewoond door e en blank ras van s upermens en.’ E en blank ras van s upermens en? E r loopt e en rilling over mijn rug .
‘ V roe ger had ik e en le ers toel bij de univers iteit van G ent, maar die tijd ligt ac hter mij. Ik b en op e en ras s enthe orie ge s tuit die niet door de univers iteit erkend wordt ’, z e gt hij en werpt e en verte derde blik op de blonde v rouw op de muur. ‘In hun z oek toc ht naar de oors prong van het A ris c he ras b e s c houwden de naz iarc he ologen het my this c he T hule als het N oords e e quivalent van A tlantis .’ Niet wetende hoe te reageren s taar ik hem aan. ‘H et onderz oek naar s uperioriteit intere s s e ert mij’, v ult hij mijn s tilz w ijgen in. Ik k ijk opnieuw naar de s c hildering , de rondb ors tige G ermaans e op haar paard b oez emt mij plots angs t in. A ls ik erop had getekend, dan s tond ik nu midden in de duis tere wereld van dez e man. ‘O p de univers iteit wordt ons e en z e er e enz ijdige kennis van de E urope s e ge s c hie denis bijgebrac ht...’, ver volgt hij in é én adem en z onder e en s pier te vertrek ken. Ve el tijd om 63
z ijn woorden tot me door te laten dringen k rijg ik niet, want K oz emieke k ijk t me ver vaarlijk aan... s trak s v lie gt er e en k lodder s puug mijn ric hting uit. Nieuws gierig s nuff elt z e aan mijn jas en produc e ert aandoenlijke ke elgeluiden, als of z e iets duidelijk prob e ert te maken met haar tuitmondje, maar wat? Ik moet hier we g . W e g van dez e donkere ge dac hten. M aar C hris re s oluut de rug toekeren gaat toc h ook wat te ver. B ovendien z it de poort op s lot. H oort hij ook dat K oz emieke z ac ht huilt? O pe ens z e gt hij treurig: ‘H et grens t aan het onmens elijke dat men K oz emieke van mij af w il nemen, de buurt s pant te gen mij s amen, gerugge s teund door de z us ters . A lpac a’s z ijn k udde dieren en K oz emieke s taat alle en, volgens de z us ters k w ijnt z e we g van e enz aamheid . G eld voor e en twe e de K oz emieke heb ik niet.’
E r wordt aan het hek gerammeld . ‘E en van mijn c liënten’, ve ert C hris op en druk t de v rijwel verb orgen ontgrendelings k nop we er in. E en bre e dge s c houderde man b etre e dt de ruimte . ‘Je hebt het s lot verw is s eld, maar mijn auto s taat nog in de b ox ’, valt de man met de deur in huis . Lomp loopt hij op C hris af, die lic htje s ine enk rimpt bij z ove el naderende s piermas s a . O pe ens heb ik met C hris te doen, hij is verdwaald in c omplot the orie ën en is te iel en te verge e s telijk t, en mis s c hien z elfs wel te uitgeput om f y s ieke we ers tand te bie den. Voor garageb ox houder is hij in elk geval niet in de w ie g gele gd . D e bre e dge s c houderde man bindt in als hij mij opmerk t. ‘Hum’, z e gt hij en z et e en s tap terug . ‘Hij he ef t al drie maanden ge en huur me er b etaald ’, piept C hris . ‘H et z iet ernaar uit dat je bij hem in het k rijt s taat ’, z e g ik te gen de man, als of ik b ekend b en met de s ituatie . A ndere 64
65
66
woorden s c hieten mij z o s nel niet te binnen. Ik k ie s partij voor C hris omdat hij de z wak kere is . ‘Ik k an de b ox voor je openmaken, maar als je hem w ilt blijven gebruiken, dan moet je e ers t de drie maanden ac hters tallige huur b etalen’, z e gt C hris . O p dat moment z ak t K oz emieke e en b e etje door haar ac hters te poten en mik t, met e en ongelofelijk gevoel voor timing en poëz ie, e en re gen van s taalharde keutels op de grond . ‘E r ligt hier overal v iez e k ak ’, mompelt de man, die allang blij is dat hij z onder b etaling we gkomt. ‘Ik kom hier niet me er, mijn s c hoenen z it ten altijd onder de drek .’ G e drie ën lopen we naar het ac hterland . K oz emieke s jok t met e en dromerige blik ac hter ons aan, als of er z ojuis t niets anders plaatsvond dan e en ge s laagde s toelgang . ‘E r z ijn me erdere huurders die over de k ak k lagen, terw ijl haar uitwerps elen
eigenlijk v ruc htbare humus z ijn, verre van v ie s ’, foetert C hris als hij het plas tic z eil we gne emt. E n z o b eland ik op e en gras weide waar de madeliefje s van de M adeliefje s s traat groeien. H et terrein is omz oomd met garageb ox en, waar van er é én als s tal is ingeric ht. Tus s en het s tro liggen de k as tanje s en appels waar de K as tanje - en de A ppels traat naar vernoemd z ijn. N atuurlijk trap ik in de k ak . C hris glimlac ht goe dmoe dig , de bre e dge s c houderde man k an z ijn lac h niet onderdruk ken en K oz emieke k ijk t me hautain aan. Ik s nuif de geur op van fruit en dierlijk leven, en ope ens valt alle s op z ijn plaats .
67
68
69
O mdat de z us ters het mooie z ic ht op hun tuin w illen b ehouden, z ullen de is olatieplaten niet aan de buitenk ant van het nieuwe k antoor worden b eve s tigd, maar aan de binnenk ant. H et is e en s c hrale troos t dat de enige tekening die ik op e en interieur aanbreng , tevens de enige is die de tand de s tijd z al doors taan, z ij het aan het oog ont trok ken, afge dek t door e en dik ke laag is olatiemateriaal. 70
Ik denk aan de teleurs telling op de gez ic hten van de buurtk inderen toen ik hun z ei dat ik ge en bre e db e eld t v k wam ins talleren, aan Jans k ruidentuin die werd k aalgepluk t door ‘ toeris ten’, aan het we emoe dige b ejaarde s tel dat het verhaal over de oude K oning A lb ertbrug we er tot leven wek te, aan de G hane e s die nog nooit van D e K oer had gehoord, aan de druïde met z ijn oms tre den sy mpathie ën, aan e enz ame K oz emieke, aan de
k ak en de madeliefje s . H et is niet allemaal peis en v re e op de plek ken waar ik heb getekend . M aar de buurt he ef t haar gez ic ht getoond .
71
72
W at b e doelde z us ter A nnie eigenlijk met ‘Niets s taat op z ic hz elf en alle s waar we om geven is tijdelijk ’ ? Juis t het b e s ef dat ons leven eindig is , en alle s waar we om geven k wets baar en tijdelijk , dw ingt ons om verantwoordelijk heid te nemen voor ons z elf en onz e s amenlev ing . Ik k an eindeloos blijven tekenen in de M eibloems traat, maar ergens moet ik e en s tre ep z et ten. A l is het maar om het woord te geven aan e en ander. 73
74
B art Lodew ijk s M eibloems traat tekeningen
D it proje c t is uitgevoerd in opdrac ht van A AC A rc hite c ture . M et s pe c iale dank aan D e K oer, Jan L aute en M artha M eijer.
Tekeningen, tek s t en foto’s : B art Lodew ijk s R e dac tie: Danielle van Z uijlen E indre dac tie: Lucy K laas s en B e eldb ewerk ing: Huig B artels O ntwerp: R oger W illems , R oma P ublic ations , A ms terdam
© B art Lodew ijk s , 20 20
75