Eeuwige handtekeningen:
de namen van de Bentvueghels in de Santa Costanza Miriam Kolk
O
p zoek naar teksten in de openbare ruimte van Rome denk je niet in eerste instantie aan een kerk. En al helemaal niet aan een buiten het centrum liggend mausoleum waar je weinig toeristen aantreft. Toch is de Santa Costanza, een kleine vijf kilometer ten noordoosten van het Pantheon, een bron van informatie voor iedereen die onderzoek doet naar Nederlandse kunstenaars in Rome. Op deze plek hebben ze letterlijk en figuurlijk hun sporen nagelaten. Naar Italië Veel Noord- en Zuid-Nederlandse kunstenaars trokken vanaf de 16e eeuw naar Italië om de daar aanwezige kunst en architectuur te bestuderen als afrondende fase van hun artistieke opleiding. In de meeste gevallen hadden zij als leerling het vak geleerd van een meester die het land ook had bezocht en hun de reis van harte kon aanbevelen. Het voorbeeld van hun leermeesters volgend, trokken veel jonge kunstenaars naar steden als Venetië, Bologna, Ferrara en Florence om de Italiaanse kunst en architectuur in levenden lijve te kunnen bestuderen. De ultieme bestemming echter was uiteraard Rome, waar de jonge kunstenaars de stad naar hartenlust konden exploreren en zich konden laven aan het werk van hun illustere voorgangers. Arnold Houbraken, die in zijn boek De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen meerdere biografieën optekende van kunstschilders uit de 17e eeuw, vertelt dat veel “jonge knapen” de reislust in hun hoofd kregen en in de meeste gevallen met andere beginnende kunstenaars de tocht naar Italië ondernamen.1 Het gezamenlijk aanvaarden van de niet ongevaarlijke reis bood de jongemannen meer veiligheid dan wanneer zij alleen zouden reizen en
76
bovendien was men hierdoor verzekerd van gelijkgestemd gezelschap. Veelal sloten de jonge kunstenaars zich aan bij een groter reisgezelschap, in de vorm van een groep handelsreizigers of een hooggeplaatste reiziger die reeds een entourage om zich heen had verzameld. Eenmaal aangekomen in de Eeuwige Stad waren de jonge kunstenaars vaak weer op zichzelf aangewezen en zochten zij het gezelschap op van andere noordelijke kunstenaars. Deze reeds in de stad aanwezige vakbroeders ontfermden zich over de nieuw aangekomenen en introduceerden hun jongere collega’s bij de Romeinse kunstenaarsbroederschap de Bentvueghels. Dit vermaarde genootschap speelde een belangrijke rol in het sociale en maatschappelijke leven van de noordelijke kunstenaars in de stad vanaf haar ontstaan aan het begin van de 17e eeuw tot een kleine honderd jaar later. De Bentvueghels De Bent, oftewel de broederschap, bestond voornamelijk uit kunstschilders, maar daarnaast waren er ook beeldhouwers, tekenaars, graveurs, edelsmeden en zelfs dichters aangesloten. Al deze ‘vogels’ waren na hun leertijd in het noorden naar Rome getrokken om de daar aanwezige meesterwerken te bestuderen en daarmee
Roma Aeterna jaargang 5, aflevering II (december 2017) www.romaaeterna.nl