De Roede van Tielt Jaargang 1995

Page 1

»

DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 26ste jaargang, nr 1 - maart 1995 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 62 jaar lang met troeven als : VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

Kasteelstraat 149 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 - Fax (051) 40 51 93 V o o r al u w é é n d a a g s e o f m e e rd a a g s e re iz e n L U X E a u to c a rs • • • • •

Binnen- en buitenlandse reizen Van 30 - 40 - 54 - 67 tot 87 plaatsen Cars uitgerust met air-conditioning, video, toilet, bar Aanhangwagen beschikbaar NIEUW : liftb u s jr.'95

V E R N IE U W E N

M o d e k le d in g

EN H ER STELLEN

in le e r e n d a im

VAN ZE TE LS , S A L O N S , STO ELEN EN Z IT B A N K E N

D EL LAG0

BOUCKAERT DANIEL F élix D 'h o o p s tra a t 33 8 7 0 0 T IE LT

F élix D 'h o o p stra a t 145 8 70 0 TIE LT

Tel. (0 5 1 ) 4 0 42 30

Tel. (051) 40 39 00


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (26ste jg„ nr 1, maart 1995) E. Seynaeve, Oostrozebeekse soldaten van Napoleon

blz. 2-48 bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


OOSTROZEBEEKSE SOLDATEN VAN NAPOLEON Het opsporen van jongelingen uit Oostrozebeke die in de legers van Napoleon hebben gediend is geen eenvoudige opdracht geweest. In het gemeentearchief van Oostrozebeke zijn er geen militieregisters meer uit de Franse periode. Aldus diende alle informatie in andere oorden gezocht te worden. In de rijksarchieven te Brugge en te Brussel - en in het militair archief van Vincennes (Fr) - worden daarentegen wel bronnen bewaard die informatie bevatten over de Oostrozebeekse dienstplichtigen. Zij lieten ons toe een reeks van namen te achterhalen. De lijst is om verschillende redenen niet volledig, hoofdzakelijk wegens te summiere inlichtingen over de jaren VII (1798-1799) tot en met XIV (1805). Niettemin werden 173 ingezette dienstplichtigen gelokaliseerd. Als deel van het geschiedkundig patrimonium worden deze “verloren zonen” aan Oostrozebeke teruggegeven. Voor hun lijden en hun moed ver­ dienen zij volle aandacht. Edgard SEYNAEVE

Lijst der afkortingen Aie Artillerie ARA Algemeen Rijksarchief te Brussel Bon Bataljon Cav Cavalerie Cie Compagnie CS Tjechoslovakije D Duitsland Div Divisie Esk Eskadron Fr Frankrijk GAO Gemeentearchief Oostrozebeke It Italië Inf Infanterie NL Nederland ö Oostenrijk PL Polen R Rusland RAB Rijksarchief te Brugge RAK Rijksarchief te Kortrijk

2


Regt Sp WVL

Regiment Spanje West-Vlaanderen

Enkele begrippen Conscrit Dienstplichtige Réfractaire Wederspannige dienstplichtige(dienstweigeraar) Retardataire Dienstplichtige met uitstel (soms gebruikt om iemand aan te duiden die achterwege was) Remplaçant Plaatsvervanger Garnisaire Militair die op kosten van en bij de ouders van een réfractai­ re werd ingekwartierd (dwang) Déserteur Vaandelvluchtige Linie Regt Infanterie Regt

DE MILITIE TIJDENS DE FRANSE PERIODE De conscriptie Vóór de Franse Revolutie van 1789 werden beroepslegers in stand gehou­ den of aangevuld door het ronselen van vrijwilligers of door het in dienst nemen van goed betaalde huurlingen. Er bestond wel een systeem om de bevolking te doen deelnemen aan krijgsverrichtingen. Zo was ondermeer bepaald dat bij gevaar elk dorp of stad een contingent aan “..weerbare mannen..” (of keurlingen) diende te leveren. Dit gaf soms aanleiding tot weerstand of tot allerlei kunstgrepen om van de krijgslast af te geraken. In 1792 stelde men in Frankrijk de “..levée en masse..” in. Eenieder die een wapen ter hand kon nemen werd opgeëist om de jonge republiek te verdedigen en om de revolutionaire gedachte wereldwijd te verspreiden. Aan het einde van de Eerste Coalitieoorlog (1797) kon men dit eerder log en onbetrouwbaar systeem niet meer handhaven. Door de wet van 5 sep­ tember 1798 werd voortaan, voor alle jonge mannen tussen 20 en 25 jaar, de verplichte legerdienst bij lottrekking ingevoerd. De Zuidelijke Nederlanden - die op 1 oktober 1795 bij de Franse Republiek waren ge­ annexeerd - vielen eveneens onder dito conscriptiewet. In onze streken gaf dit aanleiding tot passief en actief verzet. De opstand staat bekend als de Boerenkrijg (okt - nov 1798). Bij wet van 26 april 1803 en 26 augustus 1805 werden de gevolgen van een nefaste lottrekking enigszins verzacht door het officialiseren en beter inrichten van een reeds bestaand vervangingsstelsel, dat weliswaar slechts

3


voor gefortuneerden bereikbaar was. Aldus konden begoede burgers, mits een fikse vergoeding, hun kinderen voor de dienst doen vervangen. Meestal werd de overeenkomst bezegeld bij de notaris alwaar de “..remplaçant..” het bevrijdend lot inruilde voor het bindende. Het is evident dat er nog andere mogelijkheden bestonden om van vrijstel­ ling of uitstel te genieten. Zo sprak men van definitieve vrijstelling door ziekte of invaliditeit, evenzo van overheveling (uitstel) naar het einde van de conscriptielijst (“..placement à la fin du dépôt..) wanneer men : - een broer in actieve dienst had, gesneuveld of gereformeerd, - of een behoeftige vader die ouder was dan 71 jaar, - of de oudste zoon was van een weduwe, - of pas gehuwd, - o f ... een voortvluchtige conscrit kon doen aanhouden ! Naar het einde van Napoleons regime toe (1813) zal men steeds jongere recruten inlijven, sommigen zelfs vanaf 17 jaar. Men ging bovendien ron­ selen in tehuizen voor verlaten kinderen en wezen. Uiteindelijk riep men dienstplichtigen binnen die kleiner waren dan de vereiste gestalte (1,544 meter) of die volgens hun wettelijke toestand niet hadden moeten optrek­ ken. Hoewel sommige historici de conscriptie als massaverschijnsel voorstel­ len, zijn slechts 40% van de ingeschreven conscrits werkelijk opgeroepen geweest. Een deel heeft bovendien zijn dienstplicht vervuld bij de “..Garde Nationale..”, een soort burgerwacht belast met bewakingsopdrachten. De loting Ieder jaar stelden de gemeenten een lijst op van jongeren die in aanmer­ king kwamen voor de conscriptie. Deze lijsten werden in de onderprefec­ tuur (bv. Kortrijk) per kanton nagezien en alfabetisch gerangschikt, dan naar de gemeenten teruggestuurd met de nodige onderrichtingen (zoals bij­ voorbeeld het kenbaar maken aan het publiek). Op een vooraf bepaalde datum werd geloot in de kantonhoofdplaats (bv. Oostrozebeke) onder toezicht van een commissie. Voor de meeste conscrits was dit uiteraard een onzekere dag. Sommigen trachtten het nare gevoel te verdringen door zich op te houden in herbergen, waar goed aan­ geschoten oudgedienden voor wat bier en brandewijn hun heldendaden in geuren en kleuren vertelden, anderen voerden buiten een dansje uit rond stemmingmakende straatmuzikanten. Het overgrote deel van de dienst­ plichtigen bevond zich echter op het dorpsplein, meestal vergezeld van ouders en kennissen. Als herkenningsteken hadden zij gekleurde lintjes op de hoed of de vest vastgehecht. Men keek angstvallig uit naar het fatidieke lodngsuur.

4


Met tromgeroffel werden de kandidaten naar het gemeentehuis ontboden (in Oostrozebeke was dit de herberg den Hert). De trekking vond er plaats in aanwezigheid van een commissie waarin ondermeer alle burgemeesters van het kanton zetelden. Gendarmen en veldwachters hielden er toezicht. Bij het trekken van een goed (lees hoog) lot sprong de conscrit van blijd­ schap in de lucht, bij een slechte loting werd er gejammerd en geweend. Ondertussen noteerde de secretaris naast elke naam het overeenstemmend nummer. De keuring Enkele dagen na de loting kwam de “..Conseil de Révision..” bijeen. De dienstplichtigen werden er definitief gekeurd. Sommigen werden om aller­ lei redenen afgewezen, anderen hoorden er het fatale “..bon pour le servi­ ce..”. Bij afwezigheid werden de conscrits aan de overheid gesignaleerd als “..retardataire..”. Wanneer na enige tijd geen geldige reden voor het niet opdagen kon worden voorgelegd werden zij als “..réfractaire..” of dienst­ weigeraar aanzien.. Daar stonden zware straffen op. Naar de legerplaats In de onderprefecturen ontvingen de miliciens hun marsbevel. Zij werden vervolgens onder begeleiding naar een centrale verzamelplaats gebracht (in de regel naar de préfecture, zoals bv. Brugge). Daar vernamen zij hun definitieve bestemming en trokken in kleine groepjes te voet naar de stand­ plaats (dépôt) van hun eenheid. Onderweg logeerde men bij de burgers of in kazernes. Tijdens die etappes gebeurden heel wat deserties. In de eenheid De soldaten van de infanterie - waartoe de meeste Oostrozebeeknaren behoorden - kregen bij hun aankomst het steenslotgeweer model 1777 (gewijzigd Jaar IX) met bajonet, een patroontas met 50 in papier gewik­ kelde patronen en enkele vuurstenen. Men rondde de bewapening af met een kleine sabel van het model Jaar IX of XI, in het soldatenjargon “..bri­ quet..” genoemd. Tot in 1808 was het kostuum van de infanterie wit, nadien blauw. In theo­ rie vond men in de rugzak van de recruut een kapootjas, een broek van dikke stof, een linnen broek met bretellen, een politiemuts, twee paar been­ stukken (grijze en zwarte), twee paar schoenen en wat ondergoed. De opleiding was er heel summier en werd door oudere ervaren soldaten gegeven. Al vlug werd de neofiet met het slagveld geconfronteerd. In de kantonnementen en de kazernes was het eten relatief goed. Rond de

5


middag at men er groentesoep met vlees, ‘s avonds aardappelen met spek en ajuinen. Bij elke maaltijd kreeg men brood, boter en wijn en soms wat jenever. Te velde was het evenwel anders. De bevoorrading was er weinig georganiseerd. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat menigeen zijn voedsel opeiste of gewoon bij de burger nam wat hij nodig had. In alle regimenten waren tal van ongeletterden. Tijdens kalme periodes deed men er pogingen om de soldaten te leren lezen en schrijven. Wie dit onder de knie had deed er gouden zaken, vooral wanneer de conscrits wat nieuws naar het thuisfront wilden sturen. Soldatenellende Talrijke gewonde of zieke soldaten kwamen in militaire of burgerhospitalen terecht. De zuiverheid was er erg precair. Velen stierven er door gebrek aan zorgen of als gevolg van de in de hospitalen woekerende epidemieën. Sommige auteurs beweren dat de mortaliteit in deze ziekenhuizen groter was dan het verlies op de slagvelden. Te velde, tijdens en na het gevecht, bleven de gewonden soms meer dan 24 uur liggen vooraleer enige hulp opdaagde. In primitieve barakken of andere schuilplaatsen moesten zwaargewonden dikwijls afgrijselijke en expeditieve amputaties ondergaan. Gevangenschap was een even betreurenswaardige belevenis. Zo werden bij de Engelsen de gevangen conscrits soms meer dan 16 uur per dag in drijvende pontons opgesloten. Dicht opeengepakt waren zij voortdurend onderworpen aan mishandeling, honger en typhus. Bij geruchten dat de zoon voor de keizer was gevallen of in een hospitaal was overleden, wachtte men thuis angstvallig op het officiële bericht, dat soms heel laat of helemaal niet kwam. Men bleef dan hopen op een ver­ gissing, dat de zoon slechts gevangen was genomen en bij het sluiten van de vrede naar huis zou terugkeren. Weerstand tegen inlijving en reacties van de overheid Om aan de conscriptie te ontsnappen ging men soms over tot zelfvermin­ king. Sommigen lieten tanden verwijderen of beschadigen zodat ze geen patroon meer konden afbijten, anderen schoten of sneden hun duim af om het dragen en het bedienen van een geweer onmogelijk te maken. Men kent gevallen waar dienstplichtigen hun eigen begrafenis organiseerden. Enkelen trouwden hals over kop, daar dit een erkende vrijstelling was, doch de meesten doken onder bij familieleden of vluchtten in voor de gen­ darmen moeilijk toegankelijke bossen. Het bestuur deed wat het kon om de ontsnappingen te beperken. Richt­ lijnen werden gegeven om de optrekkende groepen van maximum 100

6


man goed te encadreren. De geestelijkheid - die geen goede relatie onder­ hield met de overheid - werd aangespoord om vanop de kansel de gehoor­ zaamheid aan de militaire verplichtingen te stimuleren. Dit had weinig suc­ ces. Op vaandelvlucht werd scherp gereageerd door enerzijds massaal de gen­ darmen en de veldwachters in te zetten bij de opsporingen en door ander­ zijds het ontbrekend effektief aan te vullen met lotelingen die in normale omstandigheden niet hadden moeten optrekken. Hiervoor had men a prio­ ri een reserve samengesteld. Andere maatregelen voorzagen boetes en/of gevangenisstraffen, niet alleen voor de dienstweigeraars maar ook voor de ouders! Menigeen zag zijn goederen in beslag nemen en openbaar verko­ pen of werd verplicht dure “..garnissaires..” (militairen) te logeren. In Vlaanderen werden de gemeentebesturen dikwijls op de vingers getikt voor hun geregeld laks optreden bij de opsporingen naar deserteurs. Beloningen en eerbetuigingen Het valt niet te ontkennen dat sommigen fier waren in de Napoleontische legers te hebben gediend. Bij uitzonderlijke en glorievolle daden werden de soldaten beloond met bevordering, eretekens of presentwapen waarop hun naam en het roemvolle feit waren vermeld. Napoleon III heeft in 1857 de militairen die onder zijn oom hadden gediend geëerd met de medaille van Sint-Helena. Te Oostrozebeke kreeg Petrus Vandermeulen zulk een ereteken met diploma. Naar verluidt had hij de verschrikkelijke tocht naar Moskou (1812) meegemaakt.

Zakenzegel van de gemeente Oostrozebeke (1808). Ref. RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3204.

7


Oostrozebeekse soldaten onder Napoleon Hieronder volgen de gelocaliseerde militairen. Met de onderstreepte namen worden de in dienst overleden, gesneuvelde of vermiste soldaten bedoeld. Dit betekent geenszins dat de anderen de facto naar huis zijn teruggekeerd. 001. AUBORST Amand, geboren te Oostrozebeke op 12 Okt 1794 als zoon van Pierre-Jacques en van Marie-Therese Pattin. In 1813 deed hij dienst bij het 33e Linie Regt. 002. AUBORST Ignace, geboren te Oostrozebeke op 27 Nov 1785 als zoon van Jacobus en van Theresia Pattein. In 1807 was hij soldaat bij het 32e Linie Regt. 003. BAEKELAND François, geboren te Oostrozebeke op 15 Jun 1788 als zoon van Ignace en van Jeanne Vanlerberghe. In 1807 bevond hij zich bij het 2e Licht Inf Regt. 004. BAEKELAND Guillaume, geboren te Oostrozebeke op 26 Okt 1793 als zoon van Jean-Amand en van Barbe-Therese Graveel. In 1812 was hij bij het 56e Linie Regt. 005. BAEKELANT Ignace, geboren te Oostrozebeke op 18 Dec 1794 als zoon van Joseph en van Caroline Van Houtte. In 1813 maakte hij deel uit van het 33e Linie Regt. 006. BAEKELANT Joseph, geboren te Oostrozebeke op 4 Dec 1789 als zoon van Jacques-François en van Marie Debreuck. In 1813 was hij “..apprenti-marin.” in de 7e Cie, 18e Equipage de Flotille (aan boord van de Hirondelle). Op 12 Okt 1813 overleed hij in het burgerhospitaal van Lorient (Fr). 007. BEEL Franciscus. geboren te Oostrozebeke op 17 Jun 1794 als zoon van Jean-Adrien en van Barbe-Therese De Ras. Hij deed vermoede­ lijk dienst bij het 33e Linie Regt. In 1814 overleed hij in het hospitaal van Ter Veere (NL). 008. BEEL Jean, geboren te Oostrozebeke op 10 Mar 1786 als zoon van Charles en van Marie Van De Walle. Hij was fuselier in de 4e Cie, 5e Bon van het 112e Linie Regt, stamnummer 4669. Op 29 Jan 1810 overleed hij aan tering in het militair hospitaal van Castellazzo (It). 009. BEERT Leon. geboren te Oostrozebeke op 9 Apr 1792 als zoon van Josephus en van Monica-Philippine Eggermont. Conscrit van het jaar 1812. In die hoedanigheid op 25 en 27 Feb 1812 naar Brugge ontbo­ den. Vervolgens soldaat bij het 14e Kurassiers Regt, 2e Esk, 2e Cie. Heeft ongeveer één jaar dienst gedaan, zat op het einde in militair arrest. Op 29 Dec 1813 opgenomen in het “..Provinzial Lazareth N°6„” te Berlijn (D) en er overleden op 26 Jan 1814. 010. BEKAERT Ferdinand, geboren te Oostrozebeke op 3 mei 1790 als

8


Definitieve dienstvrijstelling. Ref. RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3216.

9


011.

012.

013.

014.

015.

016.

017.

018.

019.

020.

10

zoon van Jean en van Catherine Vlerick. In 1810 was hij fuselier bij het 112e Linie Regt onder stamnummer 6974. BEKAERT Ignace, geboren te Oostrozebeke op 2 mei 1787 als zoon van François en van Rosalie Vlerick. In 1809 deed hij dienst bij het 45e Linie Regt. BEKE Constantin, geboren te Oostrozebeke op 10 Mar 1790 als zoon van François en van Isabelle Baert. In 1812 was hij soldaat in de 4e Cie van de 52e Cohorte van de Garde Nationale. BENOIT Joseph, geboren te Oostrozebeke op 7 Okt 1787 als zoon van Petrus-Josephus en van Maria-Elizabeth De Smet. In 1810 was hij fuselier in de 3e Cie, 4e Bon van het Ie Regt Provisoire. Op 18 Nov 1810 werd hij opgenomen in het “..Hôpital de 1’Evêché..” te Pamplona (Sp) en overleed er aan koorts op 20 Nov 1810. BEVERNAGE Jean, geboren te Desselgem op 1 Sep 1793, gehuis­ vest te Oostrozebeke, zoon van Pierre-Joseph en van Marie-Jeanne Loncke. In 1813 was hij soldaat bij het 56e Linie Regt. BOSSUYT Augustin, geboren te Oostrozebeke op 28 Dec 1793 als zoon van Jean en van Maria-Anna-Rose Desmet. In 1813 bevond hij zich in de 4e Cie, 5e Bon van het 56e Linie Regt. BOSSUYT Jean-Baptiste. geboren te Oostrozebeke op 7 Mar 1786 als zoon van Jean en van Maria Desmet. In 1806 deed hij dienst bij het 112e Linie Regt, onder stamnummer 3829. Op 5 Jun 1807 over­ leed hij aan koorts in het hospitaal van Alessandria (It). Een andere bron meldt dat hij fuselier was in de Ie Cie van het 2e Bon van het 112e Linie Regt, onder stamnummer 3640. Hij zou dan op 19 mei 1807 opgenomen geweest zijn in het hospitaal van Castellazzo te Alexandria (It) en er op 1 Jun 1807 gestorven zijn aan diarree ? BOVIJN Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 25 Jan 1791 als zoon van Charles-Philippe en van Anne-Therese Herman. In 1813 was hij sapeur bij het 50e Linie Regt (dat toen het 2e Regt de la Méditerranée werd genoemd). BREINE Philippes-Jacques, geboren te Oostrozebeke op 20 Nov 1785 als zoon van Egide en van Marie Huyghebaert. In 1807 was hij bij het 45e Linie Regt. BUYCK François, geboren te Oostrozebeke op 7 Feb 1787 als zoon van Jean-Baptiste en van Marie Verhelst. In 1808 was hij ruiter bij het Ie Huzaren Regt. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. BUYCK Ignace, geboren te Oostrozebeke op 25 Mar 1780 als zoon van Jean-Baptiste en van Marie-Therese Verhelst. Gevangen dienst­ weigeraar (conscrit réfractaire van het Jaar IX (1800-1801)) in de Ie


021.

022.

023.

024.

025.

026.

027. 028.

Cie van de citadel te Rijsel. Op 25 Jun 1808 opgenomen in het mili­ tair hospitaal van Rijsel en er op 2 Jul 1808 overleden aan chronische koorts (fièvre synoque). Zijn persoonsbeschrijving luidde : 1.637 groot, kastanjebruin haar en wenkbrauwen, blauwe ogen, hoog voor­ hoofd, gewone neus, kleine mond, lange kin, ovaal aangezicht en gekleurde teint. BUYCK Jean, geboren te Oostrozebeke op 23 Jan 1787 als zoon van Charles en van Maria-Francisca Verschelde. In 1808 deed hij dienst bij de 6e Cie van het Ie Huzaren Regt. Ging in 1812 over naar het 7e Huzaren Regt, aldaar gekend onder stamnummer 2188. Op 23 Dec 1812 vermist bij de terugtocht uit Moskou (R). BUYCK Jean, geboren te Oostrozebeke op 12 Jul 1787 als zoon van François en van Catherine Provost. In 1808 was hij fuselier bij het 94e Linie Regt, 3e Bon, Ie Cie. Op 16 Sep 1808 opgenomen in het hospitaal Saint-André te Bordeaux (Fr) en er op 16 Okt 1808 over­ leden. BUYCK Jean-Baptiste. geboren te Oostrozebeke op 21 Feb 1793 als zoon van Jean-François en van Catherine Provost. In 1812 was hij fuselier bij het 56e Linie Regt. Was opgetrokken als plaatsvervanger van Séraphin Breine uit het kanton Menen. Overleden in 1813 in het hospitaal van Vittoria (Sp). BUYCK Leon. geboren te Oostrozebeke op 19 Feb 1793 als zoon van Ignace en van Therese Snauwaert. In 1812 was hij fuselier in de Ie Cie van het 5e Bon van het 56e Linie Regt. Op 17 Dec 1812 opge­ nomen in het hospitaal van Nijmegen (NL) en er op 21 Mar 1813 gestorven aan longtering (phtisie). BUYCK Pierre, geboren te Oostrozebeke op 8 Sep 1788 als zoon van François en van Marie Provost. In 1810 deed hij dienst bij het 51e Linie Regt. CAGNIE Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 29 Apr 1784 als zoon van Ignatius en van Maria-Catharina De Block. In 1810 was hij fuselier bij het 82e Linie Regt. CALLENS Hubert, gehuisvest te Oostrozebeke , afstamming niet gekend. In 1810 was hij fuselier bij het 82e Linie Regt. CANIERE Alexander, geboren te Oostrozebeke op 7 Okt 1790 als zoon van Jean-Bernard en van Marie-Anne Rotsaert. In 1809 bevond hij zich bij de 6e Cie van het le Bon van de Train d’Artillerie. Een andere bron vermeldt dat hij soldaat was in het le Bon (bis) van dito Train d'Artillerie, onder stamnummer 1171. Op 8 Jul 1809 opgeno­ men in het militair hospitaal van Metz (Fr) en er op 1 Aug 1809 gestorven aan koorts.

11


• |

O c 'j,a d e m e n d

'

;•

'

<

-,

* *******

d o (<U

Marsbevel. Ref. : RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3394.

/2

ƒ


029. CASTELEIN Pierre, geboren te Oostrozebeke op 30 Apr 1791 als zoon van François en van Rosalie Christiaens. In 1810 was hij sol­ daat in de 2e Cie van het 3e Bon van het 112e Linie Regt, onder stamnummer 7805. Op 1 Mar 1813 promoveerde hij er tot korporaal. Uit het Frans leger ontslagen als vreemdeling op 1 Sep 1814. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 030. CLAR1 Jean-Baptiste, zoon van Guillaume en van Marie-Josephe Vandevelde, beiden wonend te Oostrozebeke. In 1811 was hij ruiter in de 8e Cie van het 4e Esk van het 3e Kurassiers Regt. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 031. COOPMAN Pierre, wonende te Oostrozebeke. Over zijn afstamming zijn er twee mogelijkheden : geboren te Oostrozebeke op 16 Dec 1785 als zoon van Carolus-Philippus en van Marie-Therese Buyck of geboren te Oostrozebeke op 27 Sep 1786 als zoon van PhilippusJosephus en van Marie-Rose de Smet. Van hem weet men slechts dat hij muzikant was in een Inf Regt en naar Oostrozebeke is terugge­ keerd voor eind Feb 1815. 032. CROEBELS François, geboren te Oostrozebeke op 6 Apr 1794 als zoon van Jean en van Claire Tijfers. In 1813 was hij soldaat bij het 33e Linie Regt. 033. DANEELS Leonard, geboren te Meulebeke op 28 Mar 1784 als zoon van Pierre en van Barbara-Therese Van Nieuwenhuyse, gehuisvest te Oostrozebeke. In 1808 was hij jager in de 5e Cie van het 3e Bon van het 10e Licht Inf Regt. Verbleef ook een tijd in de gevangenis. Op 4 Sep 1808 opgenomen in het hospitaal van Schlestadt (een andere bron meldt Selingenstadt) (D) en er op 10 Sep 1808, om 08.00 uur, overleden aan koorts. 034. DE BEL Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 20 Dec 1791 als zoon van Pieter en van Barbara Devlaminck. In 1811 deed hij dienst bij het 112e Linie Regt, stamnummer 7819. 035. DEBLOCK Crispin, geboren te Oostrozebeke op 23 Jun 1790 als zoon van Joannes-Baptiste en van Marie-Josephe Kint. Deed dienst als gendarm. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 036. DEBLOCK Louis, geboren te Wielsbeke op 11 Mar 1794 als zoon van Pierre-Joseph en van Marie-Therese Becue. Woonde te Oostrozebeke. In 1813 was hij soldaat bij de Garde Impériale. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 037. DEBO Jean, geboren te Oostrozebeke op 2 Jul 1786 als zoon van Marie Debo. In 1806 was hij bij het Dépot des Equipages Militaires. Op 26 Jan 1807 deserteerde hij uit de Grande Armée te Mescritz (PL).

13


038. DE BREYNE Jean, geboren te Oostrozebeke op 11 Okt 1786 als zoon van Jacques en van Barbe-Therese Vandenberghe (een andere bron meldt Marie-Therese Vandenbossche). In 1807 was hij soldaat bij het 8e Linie Regt. Op 21 Dec 1807 overleed hij in het hospitaal van Orléans (Fr). 039. DECLERCK Amand, geboren te Oostrozebeke op 8 Jan 1785 als zoon van Jacobus en van Barbara Baert. In 1807 was hij soldaat in de Ie Cie van het le bon van het 45e Linie Regt. Op 1 Jan 1812 bevond hij zich te Cordoba (Sp) alwaar zijn Regt deel uitmaakte van de Armée de Réserve d’Espagne. Keerde voor eind Feb 1815 naar Oostrozebeke terug. 040. DECLERCK Ignace, gehuisvest te Oostrozebeke. Over zijn afstam­ ming zijn er twee mogelijkheden : geboren te Oostrozebeke op 1 Jun 1787 als zoon van Jacobus en van Joanna-Catharina Maes of gebo­ ren te Oostrozebeke op 12 Jun 1790 als zoon van Petrus-Josephus en van Maria-Anna van Ryssel. Van hem weet men slechts dat hij mili­ tair was in Franse dienst en naar Oostrozebeke terugkeerde voor eind Feb 1815. 041. DECOSTERE Xavier, geboren te Oostrozebeke op 4 Feb 1787 als zoon van Pierre en van Jeanne De Ven. In 1808 deed hij dienst bij het 85e Linie Regt, onder stamnummer 4559. In afwachting van reform werd hij op 2 Dec 1808 van alle dienst ontslagen. 042. DEGRANDE Bernard, wonende te Oostrozebeke. Afstamming niet gekend. In 1806 was hij soldaat bij het 86e Linie Regt. In 1812 zou hij met het Franse leger opgetrokken zijn naar Moskou. Werd opge­ geven als vermist. 043. DEGRANDE Leonard, wonende te Oostrozebeke. Afstamming niet gekend. Vóór 1811 bevond hij zich bij het 86e Linie Regt. Mogelijks gaat het om dezelfde persoon als Degrande Bernard. 044. DEJONGHE François, geboren te Oostrozebeke op 16 Jan 1791 als zoon van Gabriel-François en van Barbara Lafaut. In 1811 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, onder stamnummer 7773. Op 25 Jan 1812 werd hij gereformeerd. 045. DE KIMPE Frédéric, geboren te Oostrozebeke op 22 Jan 1781 als zoon van Joannes en van Marie-Therese Van Wallegem. In 1808 was hij jager in het 5e Bon van het 10e Licht Inf Regt. In dit Regt voerde hij de naam van “..Du Blan..”. Op 8 Okt 1808 overleden aan koorts in het “..Hôpital Civil de la Charité..” te Kassei in Westphalen (D). 046. DE LA COUTTERE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 22 Jan 1781 als zoon van Pierre en van Jeanne Bultinck. Was conscrit van het Jaar XIII (1804-1805), 1.65 meter groot. Te Oostrozebeke was hij daglo-

14


047.

048.

049.

050.

051.

052.

053.

054.

055.

ner. In het Jaar XIII was hij fuselier bij het 56e Linie Regt. Op 1 Fructidor XIII (19 Aug 1805) werd hij opgenomen in het “..Hôpital Général des Malades..” te Lyon (Fr). Hij overleed er aan koorts op 25 Fructidor XIII (12 Sep 1805). DELAERE Leon, geboren te Oostrozebeke op 2 Okt 1791 als zoon van Antoine en van Anna-Maria Huysman. In 1812 was hij bij de Garde Nationale. DELANSHEERE Thomas. Afstamming niet gekend. Was voor Oostrozebeke grenadier in de Garde Nationale, als vervanger van Jean Lavaert uit deze gemeente. DEPOORTER Arnold. Afstamming niet gekend. Was voor Oostrozebeke jager in de 4e Cohorte van het 3e Legioen van de Garde Nationale. DEPOORTER Joseph (Ivo?), geboren te Oostrozebeke op 13 Jul 1792 als zoon van Jean-Baptiste en van Isabella-Constantia Van den Bogaerde. In 1814 was hij wachtmeester in de 2e Cie van het Ie Bon.bis van de Train d'Artillerie, onder stamnummer 1473. Op 4 Jan 1814 werd hij opgenomen in het “..Hôpital Sédentaire..” van Metz (Fr). Hij stierf er op 7 Jan 1814 aan koorts. DEREYNE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 18 Mar 1788 als zoon van Jean en van Jeanne Boecquet. In 1807 was hij jager bij het 2e Licht Inf Regt. DERYCKE Frédéric, geboren te Waregem op 23 Jun 1789 als zoon van Guillaume en van Jeanne Christiaens. Hij woonde te Oostrozebeke. In 1808 deed hij dienst bij de Equipages de Vaisseaux. DE SMET François, geboorteplaats en datum niet gekend. Zoon van Antoine en van Jossine Compernolle. Was gehuisvest te Oostrozebeke. Op 22 Jun 1807 ingelijfd bij het 15e Licht Inf Regt. Van de regimentsrol geschrapt op 1 Aug 1809, daar hij sinds 6 Jan 1809 achterwege was. DE SMEDT Franciscus. Geboorteplaats en datum niet gekend. Zou de zoon zijn van Louis De Smedt. Woonde te Oostrozebeke. In 1808 was hij jager in de 2e Cie, 3e Bon van het 15e Licht Inf Regt dat toen deel uitmaakte van de 2e Division d’infanterie Légère onder gene­ raal Bonnet. Op 20 Okt 1808 was hij te La Rochelle (Fr) van waaruit hij een brief naar huis schreef. Mogelijk gaat het hier om dezelfde persoon als De Smedt François. DE SMET Pierre-Joseph, geboren te Oostrozebeke op 16 Jan 1789 als zoon van Petrus en van Anna-Maria De Witte. In 1813 was hij pionier in de 8e Cie (de Sapeurs ?). Hij overleed in het militair hos­ pitaal te Brussel op 6 Jan 1813.

15


056. DE SPRIET Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 22 Aug 1784 als zoon van Pierre en van Jeanne-Therese Vande Walle. Van beroep was hij werkman. Hij woonde te Wakken. Als “..réfractaire..” van het Jaar XIII (1804-1805) aangehouden door de veldwachter van Moorslede, alwaar hij zich had verscholen. Op 13 Prairial XIII (2 Jun 1805) door de Kortrijkse gendarmen naar Brugge overgebracht. In 1806 fuselier bij het 56e Linie Regt, 4e Bon, Ie Cie. Op 7 Jan 1806 opgenomen in het hospitaal van Alessandria (It) en er op 10 Jan 1806 overleden aan opgelopen verwondingen. 057. DEVENNE Ambroise, geboren te Oostrozebeke op 22 Aug 1789 als zoon van Franciscus en van Maria-Francisca De Leersnijder. In 1813 was hij eerst jager dan grenadier in de 2e Cie, 3e Bon van het Ie Regt d’Anvers, stamnummer 168. Op 20 Aug 1813 opgenomen in het militair hospitaal van Antwerpen en er op 12 Okt 1813 overleden aan diarree. 058. DE VEN François, geboren te Oostrozebeke op 30 Apr 1787 als zoon van Franciscus en van Anne-Marie-Françoise De Leersnyder. In 1812 was hij soldaat bij de Garde Nationale. 059. DEVOLDER François, geboren te Oostrozebeke op 22 Nov 1793 als zoon van Pierre en van Barbe Tuytens. In 1812 was hij fuselier bij het 56e Linie Regt. 060. DE VOLDER Xavier, geboren te Oostrozebeke op 29 Dec 1791 als zoon van Josephus en van Angeline Vroman. In 1813 bevond hij zich bij het 8e Linie Regt. Hij keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 061. DE VOS Charles-Philippe, geboren te Oostrozebeke op 16 Jul 1771 als zoon van Antonius en van Philippine-Jacobe Vande Velde, een landbouwersechtpaar uit dezelfde gemeente. Conscrit van het Jaar VII (1798-1799), 1.544 meter groot. In het Jaar VII deed hij dienst als fuselier bij de 59e Demie-Bde d’Infanterie, 2e Bon, 2e Cie. Overleden op 21 Prairial Jaar VII (30 mei 1799) in het hospitaal van Fécamp (Fr). Op het overlijdensbericht schreef men de naam van Charles-Philippe Dervar. 062. DEVOS François, geboren te Oostrozebeke op 24 Okt 1782 als zoon van Pieter-Joseph en van Brigitte Maes. In het Jaar XIII ( 1804-1805) deed hij dienst bij het 45e Inf Regt. 063. DEWOLF Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 11 Dec 1784 als zoon van Jean-Amand en van Marie-Joanne-Colete Corneillie. Op 6 Nov 1805 vertrokken naar het 86e Linie Regt. Onderweg gedeser­ teerd. Op 17 Feb 1806 aangehouden en nadien veroordeeld. Opgesloten in het Dépôt (Citadelle) te Rijsel op 25 Mar 1806.

16


I

'lyûtàcK eUH cUUJiMtf ------J

J.

y ç e in u îf' fa t {ceÀi

I

W o^elû Çtrîtuj

a n o tû ts e ib ^ )* '^ J)iyfÜ n U ^\^t

U (us ^

i

0 .w jj C])uu(a /fW -

0««

2-/"

a y u t t ^ / f /y

Itntt^cH J ^ o ftiS u i^ /a ty -e tâ de

td o

uJuta* ‘ty ’éÉsL dJs O tU /^ t^ Ut, / /* ItPL* » —\ fÿtnA’ ^ÿCfanH&< V* HtytUJt crever <M’S vig rtJu

cjy

S^eiD-et*. t/? s T ju ^ 6

< ii4U ^ye2) Ç grat^ tjl

(ttil-c st. ‘ÿ y iu u f'

^■ î£ a & ’/iZ ec

r^< - S f $/ÿ)icï<r<Jer H jw j

/yy

<2aJi- o/‘td ’

^

l'a w z^ a ltu c irnj 2(2*t *~>ct«. ^y<a«*yWc_ -eu- ^

Ù

y IK&càcJC ^Jjv.» ^

.

^y /L y O

pi ^-yt/ek&/<2ut C4XH~ d ^( d<a£~ ^

Brief van Francisus Dusselier (zie nr 61). Ref. : RAB, Franse Hoofdbesturen N° 147 (Postwezen).

17


Uiteindelijk ingelijfd in het 10e Licht Inf Regt op 3 Sep 1808. Vanuit Mainz (D) schreef hij op 10 Sep een brief naar huis. Zou naar Oostrozebeke teruggekeerd zijn voor eind Feb 1815. 064. DHERTOGHE Pieter. geboren te Oostrozebeke op 27 Aug 1791 als zoon van Bernard en van Barbe-Therese Compernolle. In 1811 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, onder stamnummer 7806. Op 28 mei 1813 werd hij opgenomen in het militair hospitaal van Bautzen (D). Men schrapte zijn naam van de regimentsrol op 30 Jun 1813. Het is mogelijk dat Pieter Dhertoghe aldaar overleden is aan opgelo­ pen verwondingen, bij de slag om Bautzen van 20 en 21 mei 1813. 065. DHONDT Ferdinand, geboren te Oostrozebeke op 27 Nov 1783 als zoon van Ignatius en van Barbara-Theresia Verheecke. Dienstweigerende conscrit van het Jaar XIII (1804-1805). Op 8 Jul binnen­ gebracht in het militair hospitaal van Brugge en er op 14 Jul 1807 overleden. 066. DOBBELS Amand. geboren te Oostrozebeke op 5 Feb 1787 als zoon van Joannes en van Maria-Joanna De Grammene (sic). In 1808 was hij fuselier bij het 116e Linie Regt, le Bon, 4e Cie. Op 3 Okt 1808 werd hij opgenomen in het hospitaal van Pampluna (Sp) en stierf er op 8 Okt 1808 aan koorts. 067. DOBBELS Sévérin, geboren te Oostrozebeke op 10 Feb 1783 als zoon van Jean-Baptiste en van Marie-Jeanne De Grande. Werd voor 1805 opgeroepen om te dienen bij het 45e Linie Regt, deserteerde. In 1805 vinden wij hem terug als soldaat bij het Ie Linie Regt. 068. DOOP Bernard, geboren te Oostrozebeke op 16 Sep 1794 als zoon van Joseph en van Therese Hullebusch. In 1813 is hij soldaat bij het 33e Linie Regt, 5e Bon, 4e Cie. Op 13 Jan 1814 overleden in het militair hospitaal van Luxemburg (een andere bron vermeldt Maastricht). 069. DUJARDIN Jean. Afstamming niet gekend. Voor Oostrozebeke deed hij dienst bij het le Bon van het 3e Legioen van de Garde Nationale. 070. DUPRE (Des Prés) Bernard, geboren te Oostrozebeke op 6 Nov 1788 als zoon van Pierre-Dominique en van Anna-Catharina Daelst. In 1808 was hij fuselier bij het 8e Linie Regt, 3e Bon, 7e Cie. Op 16 Mar 1808 opgenomen in het hospitaal van Mons en er op 13 Apr 1808 overleden aan longontsteking (fièvre catarrhatte). 071. DUSSELIER François, geboren te Oostrozebeke op 5 Mar 1790 als zoon van Jean-Baptiste en van Marie-Agnes Coussement. In 1811 was hij fuselier bij het 8e Linie Regt, 5e bon, 3e Cie, onder stam­ nummer 7980, eerst als plaatsvervanger van Jean Lambrecht uit Vijve-Sinte-Baafs dan als suppléant voor Pierre-Joseph Buyse uit

18


D ÉPARTEM ENT

G o u ó c u p ti o p

LA LYS

n u ê ita iz e .

/ f i 'o d t tn tid ijjc tu fitf.

Z7lem placem ent. N oc iS soussigné Docteur en M édicine, nomme par Arrêté de M r. le Socs-Ptkfet dd qünmême Arrondissement du Départementdçla L

y s

» en datedu 29 Ventôse an 1 3 ,

approuvé par Monsieur le Paét-KT* le 1 *Germinal suivant, pour faire la Visite des * Individus qui se présenteront, à l'effet d'être admis comme Remplaçant des Conscrits mis en activité de Service * certifions avoir visité ce jourd'hui le nommé 'fils de (7 ^ ^

:

c*

natif tle la Conitnuni Q « _

e s f

■*

'J

Ç)

"T

* •*

l-C ie <1?* « .

qui se présente pour remplacer le nommé -ÿ * -* Conscrit de l'an / # Ü reconnu que ledit

désigne pour l'armée

<~ *

et avoir

est d'une Santé forte , d’une

Constitution robuste* et qu’il est très-propre à soutenir le fatigues de la Guerre. E n foi de quoi, nous lut avons délivré le présent Certificat, pour luiservir et valoir

Medisch attest voor een plaatsvervanger. Ref. : RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3208.

19


072.

073.

074.

075.

076.

077.

078.

079.

20

Oostrozebeke. Op 26 Aug 1811 schreef hij vanuit Venlo (NL) een brief naar huis. Deserteerde op 30 Sep 1811 en werd bij verstek ver­ oordeeld tot 5 jaar “..au boulet..” en op 3 Okt 1811 tot een boete van 1500 francs. Op 16 Jun 1813 kreeg hij zoals velen gratie van de Franse keizer. GEKIERE tDekiere) Ignace-Charles, geboren te Oostrozebeke op 14 Dec 1785 als zoon van Judocus en van Brigitte Veys. In 1806 werd hij aangeduid voor de Equipages Militaires maar deserteerde onder­ weg naar Mainz (D). Op 12 Mar 1807 werd hij veroordeeld tot een boete van 600 francs. In 1808 vinden wij hem terug als jager bij het 10e Licht Inf Regt, 3e Bon, 3e Cie, met stamnummer 5636. Op 11 Sep 1808 maakte zijn bataljon deel uit van de oorlogsbataljons. Vanuit Selestat (Fr) schreef hij op 12 Jun 1808 een brief naar huis. In 1809 ging hij in hetzelfde regiment over naar de 4e Cie van het 4e Bon. Op 7 Jul 1809 werd hij opgenomen in het “..Hôpital des Remises de la Cour de Vienne..” te Selestat (Fr) en bezweek er op 5 Sep 1809 aan opgelopen verwondingen . GHYSELEN Denis, geboorteplaats en datum niet gekend. Zoon van Denis en van Marie-Josephe Lepierre, wonende te Oostrozebeke. In 1809 deed hij dienst bij het Dépot des Mineurs. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. GOVAERE Jean, geboren te Meulebeke op 24 Aug 1794 als zoon van Guillaume en van Helene Goudsmet, wonende te Oostrozebeke. In 1813 was hij soldaat bij het 33e Linie Regt. GOVAERE Leon, afstamming niet gekend doch wonende te Oostrozebeke. In 1813 was hij jager bij het 22e Regt Jagers te-voet (22e Licht Inf Regt). HALINS Jean, geboren te Oostrozebeke op 19 Jan 1792 als zoon van Pierre en van Rosalie Claerhout. In 1812 was hij soldaat bij het 94e Linie Regt, stamnummer 7595. HENRY Jean, geboren te Oostrozebeke op 11 Dec 1788 als zoon van Bernard en van Marie Petit. In 1809 was hij kanonier 2e klas bij het 7e Regt Artillerie-te-voet, le Bon, 10e Cie. Op 15 Jan 1809 opgeno­ men in het militair hospitaal “..de la Jonquiere..” te Barcelona (Sp) en er aan koorts gestorven op 13 Mar 1809. HOSTE Joseph, geboren te Oostrozebeke op 18 Apr 1793 als zoon van Joseph en van Marie Goudsmet. In 1806 was hij fuselier in het 56e Linie Regt, 5e Bon, 4e Cie, stamnummer 11758. JACOUELOOT Constantin, geboren te Oostrozebeke op 31 Aug 1784 als zoon van Louis en van Marie Criet. In 1806 was hij fuselier in het 56e Linie Regt, 5e Bon. Op 24 Jun 1806 overleed hij aan


j a

5 6 ' RÉGIMENT DE LIGNE .1 . û.. mjyjo . y'/itL Z ____________________ _______________„ R T IF IC A T

^ A C T IV IT É

D E S E R V IC E .

'y

JL/E Consul d'administration d u j; 6.' Régiment d'infanterie de ligne, certifia que le nommé A ) O e f A l / Z ciJe

L^ k o S Â L ...

AdJoy-j-Ztr

- . .f is d c Z .

et i^ A > et/re* jfS é)j/rte^ ~ domiciliés i . Û e J d T a o ï e é c A A j canton i b i/J d tc iü ^ fv /sdipartuiunt d e

A cc*s

1li UM ’a y/tZ eC - j/y à —d-O Û J/ls> n^fS t*A ^0-ycu j . canton 1 O A

département d A c .. t^ lv V / ________ f*> înA'qitfr s! te efm«etJt «W puur *m> p-npre compte, «u *'it « t rempt>ç.it«. Gant • « de H k r cas, indiquer le ' gueiii «jtpttticnccoMiuc coua-

.4

â e /ù Z d ip tn tm tttt d l Acl* eCya/.

. domicilié dM û Jdn ’i)j*A c^tuL.s Z

lu

canton d {ia S 6 vrV i^ eZ !aA A j

C* j ÿ / Z A J) - — taiïle d'une ribri sourcils Z /A » <Jyeux

centimètres, cheveux... r ~

front A i r reed nez ^ î i > c / houche/vyf<M m menton tisane tisane

.........■# ;

. ■'

/

^ ‘

. w

(marques particulières)

_profession _

A A /Z A jtbrZ ru L L /^ '

/^ >

Conscrit de l'an J /J 3 . ( • ) * A t f -y s 1

y -tiy rZ iJ lA yot'cJ.

J

'J ût.

t è t e reçu sous les drapeaux-h $ 4 } jA ^ O J'tlx.A ecjiy' /£ /& a été signalé au registre matricule sous le I W d^/ r

et est

présent au corps. |

i

Fait i ^ p â Z tl A e s 3 y //é f i? /- f '! 'f ir â j'A - r e f r '/r r s d /^ O

Les Membres du Conseil d'administration. Vtffar j« Son*- tnspectetr bvx icVaes ayant la poiictf du corps.

Bewijs van aanwezigheid in een eenheid. Ref. : RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3239.

21


080.

081.

082.

083.

084. 085.

086.

087.

088.

089.

22

koorts in het hospitaal van Milaan (It). KEIRSBILCK Frans, geboren te Oostrozebeke op 8 Feb 1791 als zoon van Marie-Anne-Therese Keirsbilck. In 1811 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, stamnummer 7897. Vermoedelijk krijgsgevan­ gen te Leipzig (D) op 19 Okt 1813. KNUDDE Maximilien, geboorteplaats en datum niet gekend. Zoon van Charles en van Anna-Catharina De Meulemeester. In 1812 deed hij dienst in het 30e Dragonder Regt, 10e Cie. Van hem heeft men niets meer gehoord sinds 30 Jun 1812 toen tijdens de Russische veld­ tocht zijn detachement verdween. KOOPMAN Pierre, geboren te Oostrozebeke op 27 Sep 1786 als zoon van Pierre-Joseph en van Marie-Rose Desmet. Op 7 Nov 1809 ingelijfd als muzikant bij het 122e Linie Regt, 4e Bon, 4e Cie, stam­ nummer 1988. Vanuit Storga (Sp) schreef hij op 2 Sep 1811 een brief naar huis. Het 122e Linie Regt was toen geïntegreerd in de divisie van generaal Bonet. Kreeg als vreemdeling ontslag op 21 mei 1814. Hij bevond zich toen te Vincentes (It). KROP Leon. geboren te Oostrozebeke op 25 Jan 1790 als zoon van Augustin en van Agnes Vande Castele. In 1806 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, 5e Bon, 2e cie, stamnummer 6580. Het 112e was in 1806 geïncorporeerd in de 16e Demie Brigade Provisoire. Op 7 Aug 1809 opgenomen in het hospitaal van Parma (It) en er op 28 Sep 1809 overleden aan opgelopen verwondingen. LAMBERT Pierre-Leonard, afstamming niet gekend doch gehuisvest te Oostrozebeke. In 1813 deed hij dienst bij het 4e Linie Regt. LEMANG Eugene, geboren te Oostrozebeke op 10 Mar 1787 als zoon van Ignace en van Anna Vande Walle. Na Jul 1807 deed hij dienst bij het 45e Linie Regt. LECLUYSE Albert, geboren te Oostrozebeke op 18 Dec 1788 als zoon van Joseph en van Marie Desmet. In 1811 was hij soldaat bij het 8e Linie Regt. LECLUYSE Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 29 Aug 1786 als zoon van Petrus en van Marie-Anne Bals. Heeft gediend bij het 33e Linie Regt. LOOSVELDT Ferdinand, geboren te Oostrozebeke op 20 Apr 1780 als zoon van Augustijn en van Barbara-Theresia Bovin. Was als cons­ crit aanwezig in het Dépôt Général te Straatsburg (Fr). Op 3 Feb 1807 opgenomen in het burgerhospitaal “..Saveme..” te Straatsburg (Fr) en er aan koorts gestorven op 5 Feb 1807. MAES Joseph, geboren te Oostrozebeke hetzij op 2 Jun 1786 als zoon van Amandus en van Barbe-Therese Wyhaege, hetzij op 21 Jul


090.

091.

092.

093.

094.

095.

096.

097.

098.

1786 als zoon van Jacobus en van Barbe-Therese Salenbier. Fuselier bij het le Bon Colonial, 3e Cie. Op 8 Aug 1808 opgenomen in het militair hospitaal van Middelburg (NL) en er op 22 Sep 1808 over­ leden aan tering (marasme). MESTDAG Joannes. afstamming niet gekend doch gehuisvest te Oostrozebeke. Was militair in 1813. Tijdens hetzelfde jaar overleden in het hospitaal van Rijsel (Fr). Mogelijk gaat het hier om een ver­ oordeelde conscrit die een straf uitboette in de citadel van Rijsel. MEYFROIT Pierre, geboren te Oostrozebeke op 27 mei 1787 als zoon van Judocus en van Maria-Francisca Ponseel. Was militair, zon­ der verdere gegevens. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. MEYF1EU Pierre, geboren te Oostrozebeke op 23 Dec 1787 als zoon van Jean en van Marie Delaere. Was eerst dienstweigeraar, dan ingelijfd in het 33e Linie Regt in het jaar 1811. Op 12 Sep 1811 opgeno­ men in het militair hospitaal van Wesel (D) en er op 1 Okt 1811 gestorven aan verlammende koorts (fièvre adynamique). MINGELS Frederik. geboren te Oostrozebeke op 3 Mar 1790 als zoon van Pieter en van Brigitte Pattyn. In 1809 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, stamnummer 6577. Op 2 mei 1813 werd hij opge­ nomen in het hospitaal van Lutzen (D). Op 30 Jun 1813 werd hij van de regimentsrol geschrapt. Vermoedelijk in het hospitaal overleden. MINJAUW Guille, geboren te Oostrozebeke op 6 mei 1793 als zoon van Josephus en van Judoca De Laere. In 1813 deed hij dienst bij de Jeune Garde Impériale. MINJAUW Jean, geboren te Oostrozebeke op 9 Aug 1790 als zoon van Josephus en van Judoca De Laere. In 1810 bevond hij zich nog bij het 47e Linie Regt. MOERMAN Pierre. Plaats en datum van geboorte niet gekend. Zoon van Thomas en van Anna Lamont. Woonde te Oostrozebeke. Was in 1811 fuselier bij de Cie de Réserve. Opgenomen in het SintJanshospitaal te Brugge van 29 Apr tot 9 mei 1811. Geen verdere gegevens. NAESSENS Charles, geboren te Oostrozebeke op 18 Okt 1782 als zoon van Josephus en van Maria-Catharina De Caluwe. Deed in 1812 dienst bij het 7e Regt de Voltigeurs de la Garde. Op 12 Jan 1812 ging hij in hetzelfde Regt over naar de jagers. Op 5 mei 1812 vertrok hij met de Grande Armée naar Rusland. Hij bevond zich toen in de 2e Cie van het le Bon van dito Regt. NEIRYNCK Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 24 Jun 1788 als zoon van Joseph en van Catherine Antone. In 1811 was hij mili­

23


099.

100.

101.

102.

103.

104.

105.

106.

107.

108.

24

tair bij het 8e Linie Regt. NEYRYNCK Louis, geboren te Meulebeke op 7 Nov 1794 als zoon van Augustin en van Marie-Jeanne Devenin. Louis woonde te Oostrozebeke. In 1813 was hij soldaat bij het 33e Linie Regt. NEYRINCK Xaverius, geboren te Wakken op 19 Feb 1790 als zoon van Joseph en van Catherine Antone. Op 26 Mar 1809 ingelijfd bij het 7e Regt Jagers-te-paard. NORULLIE Amand-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 3 Jan 1793 als zoon van Jean-François en van Marie-Jeanne Wouters. In 1812 deed hij dienst bij het 52e Linie Regt. ONRAET Jean-François. Geboorteplaats en datum niet gekend. Zoon van Pierre-Jean en van Anna Veermander. Woonde te Oostrozebeke. Op 11 Apr 1800 bij verstek veroordeeld als deserteur uit het 45e Linie Regt. Zijn beschrijving luidde : 1.67 meter groot, blond haar en wenkbrauwen, blauwe ogen, rond voorhoofd, korte neus, middelma­ tige mond, ronde kin en aangezicht. OTTE Joseph, geboren te Oostrozebeke op 18 Mar 1784 als zoon van François en van Marie-Catherine Van Haesebrouck. Joseph was bak­ ker te Ooigem. In 1807 bevond hij zich als plaatsvervanger bij het 45e Linie Regt, 3e bon, 8e Cie. Op 29 Okt 1807 opgenomen in het militair hospitaal nr 3 te Spandau bij Berlijn (D) en er op 11 Nov 1807 overleden aan koorts. OTTEVAERE Jean, geboren te Oostrozebeke op 3 Aug 1794 als zoon van Joannes en van Francisca Van Coille. Consent van 1813 (nr 105). In 1814 soldaat bij het 2e Regt de Voltigeurs de la Garde Impériale, 2e Bon, 2e Cie. Op 23 Feb 1814 overleden in het Hospice de Beaumon-sur-Oise (Fr). PARMENTIER François. Afstamming niet gekend. Woonde te Oostrozebeke. Was zeeman bij de Franse Marine. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. PAUWELS Jean, geboren te Oostrozebeke op 18 Okt 1782 als zoon van Dominicus-Anthonius en van Catharine Dervair (sic). Zeeman bij de Franse Marine. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. POINGIE Jean-Baptiste, geboren te Oostrozebeke op 26 Sep 1791 als zoon van Petrus-Josephus en van Maria-Joanna Vandewalle. In 1813 was hij soldaat bij het 8e Linie Regt. SABBE Amand. geboren te Oostrozebeke op 30 Mar 1791 als zoon van Petrus-Jacobus en van Marie-Elizabeth Rousseau. In 1813 was hij jager in het 8e (Licht?) Inf Regt, 5e Bon, 4e Cie. Op 1 Okt 1813 is hij aan koorts overleden in het hospitaal “..de Pontour..” te Dresden (D).


109. SABBE Ignace, geboren te Oostrozebeke op 27 Feb 1789 als zoon van Jean en van Therese Vercamst. Voor 1810 deed hij dienst bij het 32e Linie Regt, later bij het 65e Linie Regt. Naar Oostrozebeke teruggekeerd voor eind feb 1815. 110. SEYNAEVE Amand, geboren te Oostrozebeke op 14 Jun 1786 als zoon van Joseph en van Anne de Boiserie. In 1807 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, stamnummer 4920. Hij werd gedemobili­ seerd op 10 Jun 1810. 111. SEYNAEVE Ivo, geboren te Oostrozebeke op 8 Dec 1788 als zoon van François en van Isabelle Verfaillie. In 1809 deed hij dienst bij het 122e Linie Regt. 112. SEYNAEVE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 16 Dec 1783 als zoon van Jacobus-Josephus en van Anne de Boiserie. In 1806 deed hij dienst bij het 56e Linie Regt, later bij het 53e Linie Regt, 5e Bon, Ie Cie. Zijn eenheid bevond zich in garnizoen te Pesaro (It). Aldaar huwde Pierre met een Italiaanse. 113. SEYNAEVE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 30 Nov 1790 als zoon van Pierre-Amand en van Marie-Anne Rosé. In 1809 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, stamnummer 6579. Hij werd veermoedelijk krijgsgevangen genomen te Leipzig (D) op 19 Okt 1813. 114. SYNAEVE Joseph, geboren te Oostrozebeke op 20 Okt 1786 als zoon van Petrus-Amandus en van Anna-Maria Rosé. In 1807 bevond hij zich bij het 112e Linie Regt. 115. SNAUWAERT Charles, geboren te Oostrozebeke op 10 Sep 1792 als zoon van Jean-Baptiste en van Theresia De Seijn. In 1813 was hij fuselier bij het 8e Linie Regt. 116. SNAUWAERT Pierre, geboren te Oostrozebeke op 2 Sep 1787 als zoon van Carolus-Philippus en van Jossine Verhelst. Deserteerde uit het 14e Linie Regt. Werd aangehouden en opgesloten in het fort Lillo te Antwerpen. Op 27 Okt 1809 opgenomen in het militair hospitaal te Brugge en er aan koorts gestorven op 8 Dec 1809. 117. SOETAERT François, geboren te Oostrozebeke op 20 Jan 1790 als zoon van Jean en van Catherine Corneille. In 1809 was hij pionier bij het le Bon de Mineurs, 4e Cie. 118. SOETAERT Pierre, geboren te Oostrozebeke op 13 Sep 1786 als zoon van Amand en van Jeanne-Therese Buyck. In 1811 bevond hij zich bij het 112e Linie Regt. 119. STAELENS François, geboren te Oostrozebeke op 9 Dec 1783 als zoon van Pieter en van Marie Hertoge. François was wever van beroep en woonde te Oostrozebeke. Conscrit van het Jaar XIII (1804-

25


120.

121. 122.

123.

124.

125.

126.

127.

128.

26

1805), 1.610 meter groot. Voltigeur bij het 45e Linie Regt, le Bon, Ie Cie. Op 13 Aug 1813 opgenomen in het militair hospitaal van Toulouse (Fr) en er op 10 Feb 1814 overleden aan opgelopen ver­ wondingen. TACK Emmanuel, geboren te Oostrozebeke op 6 Aug 1787 als zoon van Josephus en van Helene Kerckhove. Was dragonder bij het Ie Dragonder Regt. Op 7 Sep 1808 opgenomen in het voorlopig mili­ tair hospitaal van Colmar (Fr) en er aan koorts overleden op 2 Okt 1808. TACK Jean-Baptiste. Afstamming niet gekend. In 1813 was hij voor Oostrozebeke jager in de Garde Nationale. TJOLLE Amand, geboren te Oostrozebeke op 11 Nov 1791 als zoon van Jean-Baptiste en van Anna-Joanna Corneille. In 1812 was hij sol­ daat bij het 112e Linie Regt, stamnummer 7872. Vermoedelijk werd hij krijgsgevangen genomen te Leipzig (D) op 19 Okt 1813. TYTGAT François, geboren te Meulebeke op 3 mei 1787 als zoon van Pierre en van Maria-Jacoba Salenbier, wonende te Oostrozebeke. Eerst diende hij in 1812 bij het 8e Linie Regt dan in 1813 bij het 37e Linie Regt, 4e Bon, 2e Cie. VAN BASTELAERE Bernard, geboren te Oostrozebeke op 14 Feb 1784 als zoon van Joannes en van Marie-Anne-Rose De Ruddere. In 1805 was hij bij het 56e Linie Regt. VAN BRABANT Louis, geboren te Oostrozebeke op 21 Okt 1791 als zoon van Willem-Frans en van Petronilla-Theresia Willaert. In 1811 was hij soldaat bij het 112e Linie Regt, 4e bon, 3e Cie, stam­ nummer 7876. Op 27 Aug 1811 werd hij opgenomen in het hospitaal “..Saint Boniface..” te Florence (It) en stierf er op 6 Sep 1811 aan koorts. VAN BROUAENE Benoit, geboren te Oostrozebeke op 22 Sep 1785 als zoon van Petrus-Joannes-Franciscus en van Anna-Theresia Vandenberghe. In 1807 bevond hij zich bij het 45e Linie Regt. VAN BROUAENE Frédéric, geboren te Oostrozebeke op 17 Okt 1783 als zoon van Pieter en van Marie Vandenberghe. Frédéric was werkman van beroep en woonde te Oostrozebeke. Conscrit van het Jaar XIII (1804-1805), 1.652 meter groot. In 1809 was hij fuselier bij het 45e Linie Regt, 3e Bon, 4e Cie. Op 31 Jul 1809 opgenomen in het “..Grand Hôpital Temporaire..” van Madrid (Sp) en er op 3 Aug 1809 overleden aan koorts. VAN BRUAENE Amand, geboren te Oostrozebeke op 12 Sep 1791 als zoon van Ignatius en van Anna-Maria Vermeulen. In 1813 was hij ruiter bij het 23e Regt Jagers-te-paard.


129. VAN BRUAENE François, geboren te Oostrozebeke op 31 Mar 1787 als zoon van Jean en van Constance Van Veerdeghem. In 1807 was hij fuselier bij het 45e Linie Regt, 2e Bon, 6e Cie, stamnummer 5660. In 1807 behoorde deze eenheid tot het 1e Corps van de 2e Div van de Grande Armée en was in de omgeving van Wilsnack (PL). 130. VAN COILLIE Donat, geboren te Oostrozebeke op 9 Nov 1794 als zoon van Frédéric en van Marie-Anne-Rose Vanden Bogaerde. Trok in 1813 op als plaatsvervanger van ene François Tytgat naar het 33e Linie Regt. Het is mogelijk dat hij later werd ingelijfd bij de Jeune Garde Impériale. 131. VAN COMPERNOLLE Ferdinand, geboren te Oostrozebeke op 3 mei 1793 als zoon van Pierre-Joseph en van Marie Wulbrecht. In 1812 deed hij dienst bij de Tirailleurs de la Garde. Moet later artil­ leur geweest zijn. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. 132. VAN DAELE Albert, geboren te Oostrozebeke op 24 Okt 1792 als zoon van Louis en van Godelieve Verbrugge. In 1812 was hij jager in het 4e Bon van het 21e Licht Inf Regt, stamnummer 8468. 133. VANDAMME Jean-Albert. Afstamming niet gekend. Opgetrokken voor Oostrozebeke. In 1808 was hij fuselier bij het 45e Linie Regt, 2e Bon, 2e Cie, stamnummer 5154. Op 1 Aug 1808 opgenomen in het militair hospitaal van Neustadt (D) en er op 9 Aug 1808 gestor­ ven aan trage koorts (sic). 134. VANDEKERKHOF Joseph, geboren te Oostrozebeke op 17 Feb 1781 als zoon van Pierre en van Rosé Goemaere. In 1804 was hij bij het 59e Linie Regt, 2e Bon, 5e Cie, stamnummer 7489. 135. VAN DE KERKHOVE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 23 Aug 1790 als zoon van Pierre-Joseph en van Marie-Jeanne Claerhout. In 1809 was hij fuselier bij het 122e Linie Regt. op 18 Okt 1809 opge­ nomen in het “..Hôpital Militaire Sédentaire..” van Brussel en er op 8 Nov 1809 gestorven aan waterzucht (hydropisie). 136. VAN DEN BERGE Jean. Afstamming niet gekend, gehuisvest te Oostrozebeke. In 1809 deed hij dienst bij het 105e Linie Regt. Werd op 26 Dec 1809 gereformeerd. 137. VANDEN BORRE Pierre, geboren te Hulste op 10 mei 1777 als zoon van Alexander en van Marie-Bregitte De Clerck. In 1809 was hij voor Oostrozebeke grenadier in de Ie Cohorte van het Ie Legioen van de Garde Nationale. Hij deed deze dienst als plaatsvervanger. Op 25 Sep 1809 overleed hij in het hospitaal van Eeklo. 138. VANDENBROUCKE Jean-Baptiste, geboren te Wielsbeke op 26 Apr 1785 als zoon van Joseph en van Barbara Vanmaele. In 1807 was

27


139. 140.

141.

142.

143. 144.

145.

146.

147.

148.

149.

28

hij ruiter bij het 5e Kurassiersregiment. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. VANDENBULCKE Leon. Afstamming niet gekend. Trok in 1812 op voor Oostrozebeke naar de Garde Nationale. VAN DEN BUSSCHE Augustin, geboren te Oostrozebeke op 3 Feb 1789 als zoon van Pierre en van Marie-Anne-Therese Claerhout. In 1813 was hij fuselier bij het 69e Linie Regt, 5e Bon, 2e Cie, stamnummer 5923. Op 31 Dec 1813 overleed hij aan koorts in het bur­ gerlijk hospitaal van Luxemburg. VANDERMEULEN Jean-Francois. geboren te Oostrozebeke op 20 Okt 1786 als zoon van Petrus-Josephus en van Maria-Anna-Francisca Kreupelant. In 1806 aangeduid voor het Ie Dragonder Regt. Onderweg naar de eenheid ziek gevallen en op 28 Jan 1806 opgeno­ men in het burgerlijk hospitaal van Compiègne (Fr). Hij stierf er aan koorts op 6 Feb 1806. VANDERMEULEN Pierre, geboren te Oostrozebeke op 9 Mar 1792. In 1813 was hij ruiter bij het 27e Regt Jagers-te-paard. Naar Oostrozebeke teruggekeerd voor eind Feb 1815. VANDERSCHEURE Pierre. Afstamming niet gekend. In 1812 deed hij dienst voor Oostrozebeke bij de Garde Nationale. VAN DE VELDE François. Afstamming niet gekend, vermoedelijk gehuisvest te Oostrozebeke. Wederspannige dienstplichtige (Conscrit Réfractaire). In 1813 deed hij dienst bij het 8e Linie Regt. Op 27 Okt 1813 opgenomen in het militair hospitaal van Roermond (NL) en er aan koorts gestorven op 29 Okt 1813. VANDEVYVERE Emanuel, geboren te Oostrozebeke op 29 Okt 1784 als zoon van Petrus en van Marie-Anne-Rose Larijcke. In 1808 was hij grenadier (geen verdere gegevens). VANDEWALLE Jean, geboren te Oostrozebeke op 8 Okt 1790 als zoon van Ignace en van Rosalie Poignie. In 1809 was hij soldaat bij het 30e Linie Regt. VANDEWALLE Jean, geboren te Oostrozebeke op 28 Dec 1789 als zoon van Franciscus en van Marie-Anne Coopman. Was zeeman bij de Franse krijgsvloot. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. VANDEWALLE Jean-Baptiste. geboren te Oostrozebeke op 18 Jun 1786 als zoon van Jacobus en van Barbe-Therese Verhoye. In 1809 was hij fuselier bij een niet gekend regiment, 4e Bon, Ie Cie. In Nov 1809 overleed hij in het hospitaal van Wenen (O). VAN DE WALLE Pierre, geboren te Oostrozebeke op 10 Aug 1791 als zoon van Franciscus en van Marie-Anne Coopman. In 1813 deed


Ref. : Diploma dat in het bezit is van de familie Defour uit Oostrozebeke.

29


150.

151.

152.

153.

154.

155.

156.

157.

158.

30

hij dienst bij het 8e Linie Regt. Naar Oostrozebeke teruggekeerd voor eind Feb 1815. VANDEWIELE Jacques, geboren te Oostrozebeke op 8 Feb 1782 als zoon van Jacobus en van Magdalena Van Overbeke. In 1805 was hij soldaat bij het 45e Linie Regt doch in 1809 vinden wij hem terug als fuselier bij de Ie Cie van het le Bon Colonial. Op 11 mei 1809 werd hij opgenomen in het militair hospitaal van Middelburg (NL) en stierf er op 16 mei 1809 aan een waterzucht verwekkende koorts (fièvre anasarque). VANDEWIELE (JudocusVJosephus. geboren te Vijve-Sinte-Baafs op 4 Aug 1793 als zoon van Thomas en van Isabelle Librecht. In 1812 deed hij dienst bij het 56e Linie Regt, als plaatsvervanger voor Joseph Beke uit Oostrozebeke. In 1812 of mogelijk in 1813 overleed hij in het hospitaal van Antwerpen. VANDEWIELE Maximilien, geboren te Wielsbeke op 12 Dec 1787 als zoon van Thomas en van Isabelle Librecht. Vermoedelijk gehuis­ vest te Oostrozebeke. In 1813 was hij jager bij het 45e Linie Regt. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. VANEEKHAUT Donatien, geboren te Oostrozebeke op 20 Dec 1788 als zoon van Pierre en van Catherine Tiberghien. In 1807 deed hij dienst bij het 76e Linie Regt. VAN HAELEWIJN Louis, geboren te Oostrozebeke op 15 Jan 1785 als zoon van Joseph en van Marie Vande Wiele. In 1807 was hij sol­ daat bij het 86e Linie Regt, 2e Bon, 5e Cie. Op 16 Aug 1808 liet de overheid weten dat hij in een Spaans hospitaal was opgenomen. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. VAN HAELEWIJN Pierre, geboren te Oostrozebeke op 29 Apr 1787 als zoon van Joseph en van Marie-Françoise Vande Wiele. In 1807 was hij jager bij het 2e Licht Inf Regt. VANHEE Ivo, geboren te Meulebeke hetzij op 9 Mar 1790 als zoon van Ignatius en van Joanna De Backer, hetzij op 26 Jul 1793 als zoon van Bernard en van Elisabetha-Rosa Belaen. Woonde te Oostroze­ beke. In 1813 was hij fuselier bij het 56e Linie Regt. Op 1 mei 1813 overleed hij in het militair hospitaal van Landau (D). VANLAEKE Amand. geboren te Oostrozebeke op 14 Jun 1794 als zoon van Amand en van Marie-Anne-Therese Van Berghe. In 1813 deed hij dienst bij het 33e Linie Regt. Op 12 mei 1813 opgenomen in het burgerhospitaal van Mons en er op 18 mei 1813 gestorven aan maagwaterzucht (hydropisie d’estomac). VANLERBERGHE Augustin, geboren te Oostrozebeke op 31 Dec 1791 als zoon van Joannes-Franciscus en van Catharina De Wyse.


159.

160.

161.

162.

163.

164.

165.

166.

167. 168.

169.

Tijdens het Jaar IX (1800-1801) was hij soldaat in het le Bon van de 71e Demi-Brigade d’infanterie. VANNESTE Ignatius. geboren te Oostrozebeke op 9 Okt 1790 als zoon van Joannes-Franciscus en van Judoca Raed. Van hem is alleen geweten dat hij in 1814 in Spanje als militair zou overleden zijn. VANNIEUWENHUIJSE Bernard, geboren te Oostrozebeke op 25 Jul 1789 als zoon van Pieter-Joseph en van Therese Verhuist. Zat voor 1806 opgesloten in de citadel van Rijsel, 3e Cie, als wederspannige dienstweigeraar. Vandaar op 13 Feb 1806 overgebracht naar het “..Hôpital Sédentaire..” van Rijsel (Fr) en er op 14 Mar 1806 gestor­ ven aan etterverwekkende koorts (fièvre putride). VANNIEUWENHUYSE Leon. Afstamming niet gekend, vermoede­ lijk gehuisvest te Oostrozebeke. In 1807 deed hij dienst bij het 7e Regt Artillerie-te-voet. VAN OOTEGHEM Augustin, geboren te Oostrozebeke op 25 Dec 1788 als zoon van Jean-Baptiste en van Jeanne Adam. In 1812 was hij soldaat bij het 8e Linie Regt. VAN PARIJS Emmanuel, geboren te Oostrozebeke op 25 Dec 1788 als zoon van Joannes en van Isabelle Dujardain. Hij was jager in het Franse leger. Geen verdere gegevens. Keerde naar Oostrozebeke terug voor eind Feb 1815. VANPOUCKE Jacques. Afstamming niet gekend. In 1807 was hij voor Oostrozebeke jager in de 4e Cohorte van het 3e Legioen van de Garde Nationale. VANTERWINGEN Jean-Baptiste. Afstamming niet gekend. In 1811 meldde hij zich vrijwillig voor het 6e Kurassiers Regt, doch deser­ teerde kort nadien. In hetzelfde jaar vinden wij hem terug als soldaat bij het 19e Linie Regt, stamnummer 2472. VAN THUYNE Joseph, geboren te Meulebeke op 6 Nov 1781 als zoon van Augustin en van Emerance Coopman, gehuisvest te Oostrozebeke. In 1808 was hij fuselier bij het 85e Linie Regt, 4e Bon, 4e Cie. Op 19 Okt 1811 overleden in het hospitaal van Stettin (PL) aan kwaadaardige vochten in de onderbuik (dépot abdominal). VAN WEST François. Afstamming niet gekend. Woonde vermoede­ lijk te Oostrozebeke. In 1806 deed hij dienst bij het 57e Linie Regt. VERBEKE Ivo, geboren te Oostrozebeke op 26 Okt 1785 als zoon van Joannes en van Marie De Wolf. In 1807 bevond hij zich bij het 21e Linie Regt. Op 27 Dec 1807 overleed hij schielijk te Charlottenburg bij Berlijn (D). Volgens een andere bron zou hij nog dienst gedaan hebben bij het 7e Regt des Equipages Militaires. VERCOUTERE Théodore. Afstamming niet gekend, doch verbleef

31


Signalement van een deserteur. Ref. : RAB, Franse Hoofdbesturen N° 3431.

32


170.

171.

172.

173.

vermoedelijk te Oostrozebeke. In 1806 was hij bij het 5e Bon des Equipages Militaires, 2e Cie. Op 24 Jul 1809 opgenomen in het “..Hôpital Militaire Ambulant..” van Klosterbrück bij Znaym (CS). VERCRUYSSE Leon, geboren te Oostrozebeke op 10 Okt 1788 als zoon van Louis en van Barbe Verhelst. Aanvankelijk werd hij als opgeroepen dienstplichtige naar het hospitaal gestuurd om er een wonde aan het linkerbeen te laten verzorgen. Op 8 Dec 1808 vertrok hij naar het 18e Linie Regt. Kwam in de eenheid aan te Straatsburg (Fr) op 9 Feb 1809. Deed er dienst in het 4e Bon, 3e Cie, stamnummer 6339. Ging op 16 Jan 1810 over naar het 54e Linie Regt. VERCRUYSSE Ludovicus. geboren te Meulebeke op 21 Mar 1788 als zoon van Leon en van Maria-Joanna De Doncker, woonde te Oostrozebeke. Stierf in 1814 als militair in een hospitaal te Parijs. Geen verdere gegevens. VERHELLE Jean. Afstamming niet gekend. In 1813 deed hij voor Oostrozebeke dienst als grenadier in het 3e Bon van het Ie Regt d’Anvers van de Garde Nationale. VERMEULEN Joseph, geboren te Oostrozebeke op 25 Feb 1780 als zoon van Joseph en van Anne-Rose Ampe. In 1810 was hij soldaat bij het 59e Linie Regt, 2e Bon, 4e Cie, stamnummer 6899.

Uit deze lijst blijkt dat 62 van de 173 ingezette dienstplichtigen hun leven lieten voor de Franse keizer. Bij het vormen van een oordeel over Napoleon - die men doorgaans tot de groten der aarde rekent - is het goed om ook met dit gegeven rekening te houden.

DE SOLDATEN GEKLASSEERD PER REGIMENT TROEPEN TE VOET Lichte infanterieregimenten 2e : Baekeland François, Dereyne Pierre, Van Haelewijn Pierre 8e : Sabbe Amand 10e : Danneels Leonard, De Kimpe Frédéric, Dewolf Jean-Baptiste, Gekiere Ignace 15e : De Smet François, De Smedt Franciscus 21e : Van Daele Albert

33


Gewone infanterie of linieregimenten Ie : Dobbels Severin 4e : Callens Hubert, Lambert Pierre-Leonard 8e : De Breyne Jean, De Volder Xavier, Dupré Bernard, Dusselier François, Lecluyse Albert, Neirynck Jean-Baptiste, Poingie JeanBaptiste, Snauwaert Charles, Tytgat François, Van de Velde François, Van de Walle Pierre, Van Ooteghem Augustijn 14e : Snauwaert Pierre 18e : Vercruysse Leon 19e : Vanterwingen Jean-Baptiste 21e : Verbeke Ivo 30e : Vandewalle Jean 32e : Auborst Ignace, Sabbe Ignace 33e : Auborst Amand, Baekelant Ignace, Beel Franciscus, Croebels François, Doop Bernard, Govaere Jean, Lecluyse Jean-Baptiste, Meyheu Pierre, Neirynck Louis, Van Coillie Donat, Vanlaeke Amand 37e : Tytgat François 45e : Bekaert Ignace, Breine Philippe-Jacques, Declerck Amand, Devos François, Dobbels Severin, Lemang Eugene, Onraet Jean-François, Otte Joseph, Staelens François, Vanbrouaene Benoit, (Van) Bruaene Frédéric, Van Bruaene François, Vandamme Jean-Albert, Vandewiele Jacques, Vandewiele Maximilien 47e : Minjauw Jean 50e : Bovijn Jean-Baptiste 51e: Buyck Pierre 52e : Norullie Amand-Baptiste 53e : Seynaeve Pierre 54e : Vercruysse Leon 56e : Baekeland Guillaume, Bevernage Jean, Bossuyt Augustin, Buyck Jean-Baptiste, Buyck Leon, De La Couttere Pierre, (De) Spriet Jean-Baptiste, Devolder François, Hoste Joseph, Jacqueloot Constantin, Seynaeve Pierre, Van Bastelaere Bernard, Vandewiele Joseph, Vanhee Ivo 57e : Van West François 59e : De Vos Charles-Philippe, Vandekerkhof Joseph, Vermeulen Joseph 65e : SabbeIgnace 69e : Van Den Bussche Augustin 71e: Vanlerberghe Augustin 76e : Vaneekhaut Donatien 82e : Cagnie Jean-Baptiste

34


85e : Decoster Xavier, Van Thuyne Joseph 86e : Degrande Bernard, Degrande Leonard, Dewolf Jean-Baptiste, Van Haelewijn Louis 94e : Buyck Jean 105e : Van Den Berghe Jean 112e : Beel Jean, Bekaert Ferdinand, Bossuyt Jean-Baptiste, Castelein Pierre, De Bel Jean-Baptiste, Dejonghe François, Dhertoghe Pieter, Keirsbilck Frans, Krop Leon, Mingels Frederik, Seynaeve Amand, Seynaeve Pierre, Synaeve Joseph, Soetaert Pierre, Tjolle Amand, Van Brabant Louis 116e : Dobbels Amand 122e : Koopman Pierre, Seynaeve Ivo, Van De Kerkhove Pierre De artillerie (Algemeen) : 7e Aie Regt : Train Aie le Bon : Train Aie le Bon(bis)

Van Compernolle Ferdinand Henry Jean, Van Nieuwenhuyse Leon Caniere Alexander : Caniere Alexander, Depoortere Joseph (Ivo)

De genie Dépot de Mineurs : Ghyselen Denis le Bon de Mineurs : Soetaert François Het vervoerwezen Dépot des Equipages Militaires : Debo Jean, Gekiere Ignace-Charles 5e Bon des Equipages Militaires : Vercoutere Théodore 7e Regt des Equipages Militaires : Verbeke Ivo TROEPEN TE PAARD Buyck François, Buyck Jean le Regt Huzaren : Buyck Jean 7e Regt Huzaren : 7e Regt Jagers-te-paard : Neirinck Xaverius 23e Regt Jagers-te-paard : Van Bruaene Amand 27e Regt Jagers-te-paard : Vandermeulen Pierre Tack Emmanuel, Vandermeulen Jean-François le Dragonder Regt : Knudde Maximilien 30e Dragonder Regt : Deblock Crispin Gendarmerie Nationale : Clari Jean-Baptiste 3e Kurassiers Regt : Vandenbroucke Jean 5e Kurassiers Regt : Vanterwingen Jean-Baptiste 6e Kurassiers Regt : Beert Leon 14e Kurassiers Regt :

35


Garde Impériale Garde : Deblock Louis, Naessens Charles, Ottevaere Jean, Van Compemolle Ferdinand Jeune Garde : Minjauw Guille, Van Coillie Donat MARINE (Algemeen) :

Parmentier François, Pauwels Jean, Vandewalle Jean Equipage de Vaisseaux : Derycke Frédéric 18e Equipage-de-Flotille : Baekelant Joseph

GARDE NATIONALE (GN) Garde Nationale : Delaere Leon, Delansheere Thomas, De Ven François, Dujardin Jean, Tack Jean-Baptiste, Vandenborre Pieter, Vandenbulcke Leon, Vanderscheure Pieter, Van Poucke Jacques. 4e Cohorte GN : Depoorter Arnold 52e Cohorte GN : Beke Constantin 1er Regt d’Anvers : Devenne Ambroise, Verhelle Jean Varia le Regt Provisoire : Benoit Joseph Citadel te Rijsel : Buyck Ignace, Vannieuwenhuyse Bernard le Bon Colonial : Maes Joseph, Vandewiele Ferdinand Dépot Général de Strasbourg : Loosveldt Ferdinand Cie de Réserve (WVL) : Moerman Pierre Niet gekende toewijzing Coopman Pierre, Declerck Ignace, De Smet Pieter-Joseph, Dhondt Ferdinand, Mestdag Joannes, Meyfroit Pierre, Vandevyvere Emanuel, Vandewalle Jean-Baptiste, Vanneste Ignatius, Van Parijs Emmanuel, Vercruysse Ludovicus.

CONSCRITS OVERLEDEN TIJDENS DE DIENST Baekelant Joseph 1789- 1813 Lorient (Fr) Beel Franciscus 1794 - 1814 Ter Veere (NL) Beel Jean 1786 - 1810 Castellazzo (It)

36


Beert Leon 1792 - 1814 Berlin (D) Benoit Joseph 1787 - 1810 Pamplona (Sp) Bossuyt Jean-Baptiste 1786 - 1807 Alessandria (It) Buyck Ignace 1780 - 1808 Lille (Fr) Buyck Jean 1787 - 1808 Bordeaux (Fr) Buyck Jean-Baptiste 1793 - 1813 Vittoria (Sp) Buyck Leon 1793 - 1813 Nijmegen (NL) Caniere Alexander 1790 - 1809 Metz (Fr) Daneels Leonard 1784 - 1808 Selingenstadt (D) De Breyne Jean 1786 - 1807 Orléans (Fr) De Kimpe Frédéric 1781 - 1808 Kassei (D) De La Couttere Pierre 1781 - 1805 Lyon (Fr) Depoorter Joseph-Ivo 1792 - 1814 Metz (Fr) De Smet Pierre-Joseph 1789 - 1813 Brussel De Spriet Jean-Baptiste 1784 - 1806 Alessandria (It) Devenne Ambroise 1789 - 1813 Antwerpen De Vos Charles-Philippe 1771 - 1799 Fécamp (Fr) Dhertoghe Pieter 1791 - 1813 Bautzen (D) Dhondt Ferdinand 1783 - 1807 Brugge Dobbels Amand 1787 - 1808 Pampluna (Sp) Doop Bernard 1794- 1814 Luxemburg Dupré Bernard 1788 - 1808 Mons Gekiere Ignace-Charles 1785 - 1809 Sélestat (Fr) Henry Jean 1788 - 1809 Barcelona (Sp) Jacqueloot Constantin 1784 - 1806 Milano (It) Krop Leon 1790 - 1809 Parma (It) Loosveld Ferdinand 1780 - 1807 Strasbourg (Fr) Maes Joseph 1786 - 1808 Middelburg (NL) Mestdag Joannes .... - 1813 Lille (Fr) Meyheu Pierre 1787 -1811 Wesel (D) Mingels Frederik 1790 - 1813 Lutzen (D) Otte Joseph 1784 - 1807 Spandau (D) Ottevaere Jean 1794 - 1814 Beaumon-sur-Oise (Fr) Sabbe Amand 1791 - 1813 Dresden (D) Snauwaert Pierre 1787 - 1809 Brugge Staelens François 1783 - 1814 Toulouse (Fr) Tack Emmanuel 1787 - 1808 Colmar (Fr) Van Brabant Louis 1791 - 1811 Florence (It) Van Brouaene Frédéric 1783 - 1809 Madrid (Sp) Vandamme Jean-Albert.... - 1808 Neustadt (D) Van De Kerkhove Pierre 1790 - 1809 Brussel

37


Vanden Borre Pierre 1777 - 1809 Eeklo Van Den Bussche Augustin 1789 - 1813 Luxemburg Vandermeulen Jean-François 1786 - 1806 Compiègne (Fr) Van De Velde François .... - 1813 Roermond (NL) Vandewalle Jean-Baptiste 1786 - 1809 Wien (ó) Vandewiele Jacques 1782 - 1809 Middelburg (NL) Vandewiele Judocus-Josephus 1793 - 1812/1813 Antwerpen Vanhee Ivo 1790 - 1813 Landau (D) Vanlaeke Amand 1794- 1813 Mons Vanneste Ignatius 1790 - 1814 (Spanje) Vannieuwenhuyse Bernard 1789 - 1806 Lille (Fr) Van Thuyne Joseph 1781 - 1811 Stettin (PL) Verbeke Ivo 1785 - 1807 Charlottenburg (D) Vercoutere Théodore .... - 1809 Klosterbrück bij Znaym (CS) Vercruysse Ludovicus 1788 - 1814 Paris (Fr) Als vermist opgegeven conscrits Buyck Jean 1787 - 1812 Moskou (R) Degrande Bernard .... - 1812 Moskou (R) Knudde Maximilien .... - 1812 (Rusland)

ADDENDUM Brief dd Venlo (NL) 26 Aug 1811, opgesteld door Franciscus Dusselier, in dienst bij het 8e Linie Regt. dezen brief moet besteld worden aen angenes Cossement tot hoost roosbeke arondisement de cortrij parlement de la lies Zito Sito Venloo den 26 augustus 1811 Zeer bemeden Jocevus Jaegers ik late uliden weten als dat ik in venlo gekomen ben in mijnen depo en verzoeke dat gij mij wat geld zout Zenden ik Zou gern twaelf kroonen hebben want wij moeten vertrekken den 30 september naer spaensen dat is hondert 48 huren van venlo zeggen de

38


cameraeten ons dien van spaensen Komen en ik zal hu vrijheijd af Zenden Zou ik 3 maenden onder dienst gewest hebbe de coplementen aen moeder en broers als dat ik nog in goede gezondheijd ben en ik zou gem de copelementen were weten hoed dat met mijn bemende moeder en boers gaet en ik zou gern hebben dat gij niet lange en wagt van were te Schrijven want ik hebbe stijf geld van doene en daer me blijve ik ulieden dienaer in afwagtinge van antworde were te hebben zoo haest als het mogelijk is zeer bemende moeder ik zou gern hebben dat gij den brief naer Josevus Jaegers draegt dit is geschreven van Joannes baptista de bie tot denterghem Woonende aen het sinder velt. Mijn adres is het 8 rezement de Linde 3 compani 5 battellioen a venlo departement de la muse franciscus de slier (=Dusselier). Ref. RAB, Fonds Leiedepartement nr. 147.

ADDENDUM Brief dd Magdenburg (D) 16 Okt 1811, opgesteld door Xaverius Neirinck, in dienst bij het 7e Regt Jagers-te-paard. te bestellen a Monsieur Mons de Weduwe van Josephus neiring oost= roosbeke Canton de oost roosbeke partement de la Lis Sito Sito a Roosbeke Coutrai Ypres (doorgehaald) Magtebourg den 16 october 1811 Seer beminde Moeder Suster en broeder ik Laet ul weten als

39


dat ik ben gedenserteurt ontrent hondert hueren Wijd en ik ben gepakt van de Zanarmen en en boeren en Sij hebben Mij Streng gebonden en naer het kot gelijd tot Mijn verdriet en daer Sit ik in de luysen en vuyligheyd erger als de veerkens en wanneer dat ik Sal liber Komen dat weet ik niet maer voorders Soo ik ben waer ik Sijn moet dan Sal ik uw nog de tyding doen hoet met my vergaen is ook en makt daer in geen droefheyd ik en Maek er ook geen in ik hope dat het niet Lang en Sal dueren Naer Lyden Sal Komen verblyden ik en versoek van ul niet als Een goed gebed om dat onsen Lieven heer ons soud geven het geen ons goed en Salig is en ik hope als dat wij ons nog bij malcanderen Sullen vinden in volle gesontheijd Waer Mede blijft ik ul Dienaer de Complem Xaverius enten aen mijn nierrink goede geburen en vrinden. Ref. RAB, Fonds Leiedepartement nr. 3509.

ADDENDUM Medaille van Sint Helena voor de oudgedienden van de legers van Napoleon. Aankondiging dd Oostrozebeke 10 Oktober 1857 door het College van burgermeester en Schepenen. “..Het kollegie van Burgermeester en Schepenen der gemeente Oostroosbeke.

40


Gezien de circulaire van den heer Gouverneur der provintie date der loopende maend N°82492 ; Heeft goedgevonden bij dezer ter kennis zijner ingezetenen te brengen dat bij keizerlijk dekreet van 12e Augustij 11., zijne Majesteit keizer Napoleon de III een eermetael heeft toegestaen aen al de oude krijgslieden die in de fransche legers tusschen 1792 en 1815 gediend hebben ; Wordende verder eeniegelijk die het aengaet uitgenoodigd om zich in den loop deze toekomende week, zonder faut, op het Regerings secretariaet te begeven, zegge alhier, voorzien van hunne tijtels, indien zij er nog hebben, te willen aenbieden ten einde eene lijst te kunnen opmaken tot het beko­ men van bovengemeld eermetael. In zitting dato als boven Het kollegie voomoemd Van wege hetzelfde Burgermeester en Schepenen (get.) De secretaris (get.) Desmet Aan Vandermeulen Petrus uit Oostrozebeke werd dergelijke medaille met diploma overhandigd op 2 maart 1858. Ref. (1) Oostrozebeke, Handelingen van het College van Burgermeester en Schepenen dd 10 Okt 1857, Register 1850-1869, GAO. (2) Diploma Vandermeulen bij de familie Defour te Oostrozebeke.

ADDENDUM Overlijdensberichten die mogelijk wijzen naar West- of Oostrozebeekse soldaten. Sommige namen zijn moeilijk te identificeren. Het nummer naast de naam is de referte van het RAB. Devos Emmanuel (N°54) Geboren te ROSBECK Fuselier bij het 59e Inf R egt, is in 1804 deserteur. Binnengebracht in het”..Hôpital Militaire Sédentaire..” te Luik op 23 Prairial Jaar XII (12 juni 1804) en er op 17 Messidor Jaar XII (6 juli 1804) gestorven aan koorts. Hij was 30 jaar oud. Desiaquere (Dejagere?) Pierre-Joseph (N°54) Geboren te ORBEBEKE (Harelbeke?) in 1775 als zoon van François, wonende in het gelijknamig kanton binnen het Leiedepartement. Fuselier bij de 52 1/2 Bde , le Bon , 2e Cie . Deze Bde fungeerde als voorhoede

41


bij de Armée d’Italie. Overleden in het hospitaal van Céneda (It) op 10 Pluviôse Jaar IX (30 Jan 1801). Declairque Pierre (N°55) Geboren te ROVESBEC. Dienstplichtige. Fuselier bij het 59e Inf Regt. Binnengebracht in het burgerhospitaal van Padua (It) , departement van Olone en er op 8 Nov 1806 gestorven aan tering. Albreux Charles (N°56) Geboren te RORBEC. Soldaat bij het 9e Bon Principal du Train d’Aie , 18e Cie. Op 14 Sep 1807 binnengebracht in het Frans militair hospitaal van Custrin in Pruisen en er op 31 Okt 1807 gestorven aan “..nostalgie..” (weemoed ?). Anseyne François (N°56) Geboren te OOSTROZEBEKE. Fuselier bij de 4e Cie , 3e Bon van het 85e Inf Regt. Op 9 Sep 1807 binnengebracht in het “..Hôpital Militaire Sédentaire..” van Mayence (Mainz) (D) en er op 3 Okt 1807 aan koorts gestorven. Veshachel (?) Pierre-Ignace (N°58) Geboren te ROSBECK. Fuselier bij het 76e Inf Regt (10e Provisoire). Op 30 maart 1808 opgenomen in het militair hospitaal van Aranda (Sp) en er aan koorts gestorven op 2 mei 1808. Jacques Jean (N°58) Geboren te OSTROVILLE. Soldaat bij de 2e Cie van het 11e Bon van de Artillerietrein. Op 21 Okt 1809 opgenomen in het hospitaal van St Polten (?) en er op 9 Nov 1809 overleden aan opgelopen verwondingen. Conant (of Cenant,) Jean-Baptiste (N°58) Geboren te ROSBECQ. Was in 1809 23 jaar oud. Ingelijfd bij het 27e Regt Jagers-te-paard , le Bon , Ie Cie. Op 22 Nov 1809 opgenomen in het bur­ gerhospitaal van Lheuriat (Fr) en er op 12 Dec 1809 gestorven aan opge­ lopen verwondingen. Coutton Jean-Louis (N°58) Geboren te OOSTROZEBEKE. Fuselier bij het le Bon Colonial, 2e Cie. Op 12 april 1809 opgenomen in het militair hospitaal van Middelburg (NL) en er op 8 mei 1809 overleden aan koorts.

42


Moge Joseph (N°59) Geboren te COSTROOSBECK. Was in 1809 20 jaar oud. Fuselier bij het 8e Inf Regt. Op 15 Jan 1809 opgenomen in het militair hospitaal van Luik en er op 28 Jan 1809 overleden aan koorts. Rigot Pierre (N°59) Geboren te OSTROOSBOCH. Fuselier bij het 45e Inf Regt , 3e Cie (in 1809 bij het Ie Corps d’Armée d’Espagne). Op 26 april 1809 opgenomen in het hospitaal van de Heilige Clara te Trupille (Sp) en er op 2 juni 1809 overleden aan koorts. Blachera(?) Bernard (N°61) Geboren te OUSTROIBECK. Soldaat bij de 6e Cie van de 4e Bon Principal du Train d’Aie. Op 27 Sep 1810 opgenomen in het “.. Hôpital Royal..” te Salamanca (Sp) en er op 29 Sep 1810 gestorven aan verlam­ mende koorts (fièvre adinamique). Dupont Joseph (N°62) Geboren te OOSTROUSE. Soldaat bij het 7e Bon (bis) van de Train d’Aie. Op 6 maart 1809 opgenomen in het militair hospitaal St Ambrosius te Milano (It) en er op 3 Jan 1810 gestorven aan tering (marasme). Livins Pieter (N°62) Geboren te ROSBEECK. Fuselier bij de 3e Cie , 3e Bon van het 122e Inf Regt. Op 11 juni 1810 opgenomen in het militair hospitaal van Oviedo (Sp) en er op 27 Aug 1810 overleden aan koorts. Tack Casimir (N°64) Geboren te ROSBERCK. Was 22 jaar oud in 1812. Fuselier bij de 3e Cie, 5e Bon van het 50e Inf Regt. Op 21 Okt 1811 opgenomen in het tijdelijk hospitaal van Tolosa (Sp) en er gestorven aan diarree op 5 Feb 1812. Potté François (N°64) Geboren te OOSTROOSBEKE . Was 39 jaar in 1812. Fuselier bij de Ie Cie Cohorte de L’Escaut (Garde Nationale). Op 23 Feb 1812 opgenomen in het militair hospitaal van Eeklo en er op 5 mei 1812 gestorven aan pneumonia (hydrothorax). Decloet Jean-Marie (N°65) Geboren te OSTRAYE. Was 23 jaar in 1812. Tirailleur bij de 2e Cie , 2e Bon van het 4e Regt Tirailleurs de la Garde Impériale. Op 16 Jan 1812

43


opgenomen in het hospitaal N°1 St Jan te Burgos (Sp) en er op 9 feb 1812 overleden aan koorts. Vannieuwenhuys ... (N°66) Geboren te OOSTROOSEBEKE. Was 19 jaar in 1813. Tirailleur in de Ie Cie , 2e Bon van het 4e Regt de Tirailleurs de la Garde Impériale. Op 7 mei 1813 opgenomen in het militair hospitaal van Parijs (Fr) , 12e Arrondissement, en er op 12 mei 1813 overleden aan koorts. Bossu Jean (N°67) Geboren te VOSHOOSTEN. Artilleur bij het 2e Esk van het 5e Regt Artillerie-te-paard. Op 12 Dec 1813 overleden in het hospitaal van Torgau (?). Breye Jean-Leonard (N°67) Geboren te ORBECK. Dienstplichtige , 19 jaar oud in 1813. Fuselier bij de 6e Cie , 6e Bon van het 131e Inf Regt. Op 18 mei 1813 opgenomen in het militair hospitaal van Middelburg (NL) en er op 10 juni 1813 overleden aan verlammende koorts (fièvre adynamique). Rodiere Joseph (N°68) Geboren te WOUESTRUESBECK. Fuselier bij het 112e Inf R egt, 2e Bon , 2e Cie. Op 4 mei 1813 opgenomen in het “..Hôpital Saint Laurent..” te Langres (..) en er op 25 juli 1813 overleden aan koorts. Devitte Francis (N°68) Geboren te OSTROLENCA. Fuselier bij de le Cie , 4e Bon van het 94e Inf Regt. Op 20 Feb 1813 opgenomen in het militair hospitaal N°3 van Dantzig (PL) en er op 25 Feb 1813 gestorven aan typhus. Goetard (?) Pierre (N°70) Geboren te OOSTROOZBECK . Fuselier bij de le Cie , 4e Bon van het Regt Walcheren. Op 27 juni 1811 opgenomen in het militair hospitaal van Middelburg (NL) en er overleden op 27 juli 1811 aan verlammende koorts (fièvre adynamique). Ségard Emmanuel (N°70) Geboren te OOSTROOSBEC. Was Belgische opstandeling (Boerenkrijg?) en was derhalve opgesloten in het depot van St Sauveur te Rijsel. Op 10 Ventôse Jaar VII (28 Feb 1799) opgenomen in het “..Hôpital de L’huma­ nité..” te Rijsel en er op 20 Ventôse VII (10 maart 1799) overleden aan etterverwekkende koorts (fièvre putride).

44


BRONNEN A. Uitgegeven 0. Aubry, Napoléon, Paris 1936. E. De Lelys, Onze voorouders in de legers van Napoleon, Brussel 1982. Erckman-Chatrian, Le conscrit de 1813, Paris 1931. Lachouque (Commandant), Napoléon au relais de Berlin, uit Histoire pour tous, nr. 82, juni 1975. E. Lavisse en A. Rambaud, Les grandes victoires de Napoléon, uit Historama, hors-série nr. 32, februari-maart 1978. J. Presser, Napoleon - Historie en Legende -, Amsterdam-Brussel 1974. J. Tulard, Napoléon ou le mythe du sauveur, Paris 1977. A. Lowyck, Werkdokument voor de studie van de Boerenkrijg in het Tieltse, in de Roede van Tielt, Jaar 1973, p. 4-21, Jaar 1974, p. 4-44. J. Van Bakel, Vlaamse soldatenbrieven uit de Napoleontische tijd, Nijmegen 1977, p. 76-77, 156, 217-218, 323-324, 361-362 (betreft vijf sol­ datenbrieven van Oostrozebeeknaren). G. Vandeputte, Soldatenbrief uit 1808, de Roede van Tielt, Jaar 1973, p.56 -58. E. Seynaeve, Voorouders en nakomelingen van Charles-Louis Sennaeve (1800-1880) en Beatrice-Constance Huys (1805-1880), Familia et Patria, Handzame 1983, p. 146-147. B. Onuitgegeven 1° Rijksarchief Brugge, Fonds Leiedepartement Volgende nummers : 0147 Postwezen (hierin een brief van een Oostrozebeekse dienstplichtige). 1316 Standplaatsen der troepen, Jaren V t/m VIII. 1320 Soldaten in dienst en deserteurs, Jaar VI. 1324-1325 Kantonale lijsten van de conscrits van 1° klas, Jaar VII. 1326-1327-1328 Uit verschillende kantons lijsten van de detachementen conscrits van 1° klas die te Brugge aangekomen zijn in het Jaar VII. 1343-1344-1345 Wekelijkse toestand van het depot der conscrits te Brugge, Jaar VIII. 1346-1347 Deserteurs en dienstweigeraars, Jaar VII. 1348-1349 Vervolgingen tegen deserteurs en dienstweigeraars, Jaar VIII. 1350 Lijsten van opgeroepen conscrits, Jaar VIII. 1353 Vervolgingen tegen deserteurs en dienstweigeraars, Jaar VIII. 1354 Vonnissen tegen deserteurs, Jaar VIII. 1355 Militaire pensioenen, Jaren IV t/m VIII. 3025 Onderzoek en bestemming van de conscrits, Jaar XIII, Arrondissement Kortrijk.

45


3026-3027-3028-3029 Stukken voorgelegd door de conscrits, Jaar XIII. 3030 Briefwisseling over de oproeping van conscrits, Jaar XIII. 3031 Processen-verbaal van de recruteringsraad, Vendémiaire en Brumaire Jaar XIV. 3034 Lijsten van lotelingen, Jaar XIV, arrondissement Kortrijk. 3036 Onderzoek van de lotingslijsten, Jaar XIV. 3037 Stukken voorgelegd door de conscrits, Jaar XIV. 3038 Processen-verbaal van de recruteringsraad dd. 11 Sep 1806 t/m mei 1807. 3039 Bewijsstukken en onderzoek van de conscrits, jaar 1806. 3040 Buitengewone lichting van 1806. 3041 Eindverslag 1808. 3069 Lijst van de conscrits van Ie klas, Jaar XIII. 3076 Lijst van de 1082 opgeroepen conscrits van het Jaar IX. 3078 Lijst van de conscrits van het Jaar X. 3082 Lijst van de conscrits van het Jaar XI. 3084 Algemene lijst van de conscrits van het Jaar XII. 3085 Indienststelling van de conscrits Jaar XII. 3088 Bijgevoegde lichting, klassen der Jaren IX en X en lijst van de 838 conscrits voor het actief leger, Jaren XI en XII. 3089 Alfabetische lijst van plaatsvervangers, Jaren XI en XII. 3091-3092 Indienststelling en vervanging van conscrits, Jaar XII. 3096 Conscrits uit het arrondissement Kortrijk bestemd voor het contin­ gent, Jaar XII. 3098 Lichting van het Jaar XIII, lijsten van conscrits uit de vier arrondis­ sementen. 3100 Bijgevoegde lichtingen van het Jaar XIII ter vervanging van deser­ teurs. 3112 Opgeroepen conscrits uit de arrondissementen Ieper-Kortrijk-Veume, Jaar XIV-1806. 3200 Lijsten van de conscrits “placés à la fin du dépôt”, arrondissement Kortrijk, jaar 1813. 3201-3202-3203-3204-3205-3206 Bewijsstukken, Jaren XII t/m 1809. 3208 idem, jaar 1810. 3210 idem, jaar 1811. 3214-3215-3216 idem, januari en februari 1812. 3220 idem, april 1812. 3224 idem, mei 1812. 3225 idem, juni 1812. 3230-3231 idem, oktober 1812. 3234 “..Feuilles individuelles..” van broers die reeds in dienst zijn, april-

46


juli 1813. 3235 idem, augustus-oktober 1813. 3236 Bewijsstukken, februari 1813. 3239 idem, maart 1813. 3240-3241 idem, april 1813. 3248 idem, oktober 1813. 3250 idem. 3252 idem. 3254-3255 idem, november 1813. 3260 Plaatsvervangers, Jaar VIII. 3261 idem, Jaar IX. 3316 Lijsten van de niet geschikte conscrits, Jaren VIII-1808. 3327 Staten van de betaalde belastingen, arrondissement Kortrijk. 3386 Vrijwillige dienstnemingen Jaren XII-1808. 3388 t/m 3404 Conscrits vertrokken naar de regimenten, Jaren XI-1813. 3427 t/m 3439 Signalementen van deserteurs en dienstweigeraars, Jaren VII-1810. 3441-3442-3443 idem, 1812-1813. 3444 Deserteurslijsten, januari-maart 1813. 3476 Veroordelingen van dienstweigeraars en deserteurs, Jaren XI-XIII. 3482 Gedrukte uittreksels van vonnissen tegen conscrits, jaar 1807. 3509 Gamisaires 1811 (hierin een brief van een conscrit uit Oostrozebeke). 3527 Gepensioneerde soldatenlaren 1811-1813. 3545 Conscrits van de Ie Ban, jaar 1812. 3550 Beraadslagingen van de rekruteringsraad, jaar 1812-1813. 3556 Kontroles en mutaties binnen het 4e Legioen van de Garde Nationale, jaar 1807. 3558-3559 idem, jaar 1809. 3561 idem, jaar 1813. 3614 Uittreksels uit overlijdensakten van conscrits die binnen het depar­ tement van de Leie gestorven zijn, jaren 1807-1810. 2° Rijksarchief Brugge, overlijdensberichten Belgische soldaten gestorven tijdens de dienst 1797-1817. Oud nummer ARA 220, 61 bundels. 3° Château de Vincennes (Parijs) Frans legerarchief alwaar de stamboeken van de Napoleontische regimen­ ten worden bewaard. De jaren 1797-1814, in het bijzonder van het 7e Regt Jagers-te-paard, het 15e Licht Inf Regt, het 54e Linie Regt, het 112e Linie Regt, het 122e Linie Regt, etc....

47


4°Overlijdens uit de burgerlijke stand Antwerpen 1813 Vandewiele Joseph Antwerpen 1813 Devenne Ambroise Brussel 1813 Desmet Pierre Vanhee Yves Landau 1813 Baekelant Joseph Lorient 1813 Depoorter Joseph Metz 1814 Vanlaeke Amand 1813 Mons Jacqueloot Constantin 1806 Oostrozebeke Otte Joseph 1807 id. De Breyne Jean id. 1807 Dupré (Des Prés) Bernard 1808 id. Buyck Jean 1808 id. Henry Jean 1809 id. Daneels Leonard id. 1809 Caniere Alexander 1809 id. Gekiere (Dekiere) Ignace 1809 id. Vanden Borre Pierre id. 1809 Vande Walle Jean 1809 id. Vande Kerkhove Pierre 1809 id. Snauwaert Pierre 1809 id. De Smet Jean 1810 id. Beel Jean 1810 id. Benoit Joseph 1810 id. Meyheu Pierre id. 1811 Van Thuyne Joseph 1811 id. Buyck Leon 1813 id. Van Den Bussche Augustin 1813 id.

Adres van de auteur : Edgard Seynaeve, Grote Markt 25 (bus 11), 8800 Roeselare.

48


Rouwdienst EricDEBUSSCHERE ALG EM ENE ELECTRICITEIT

DHONDT

Bruggestraat 43 8700 TIELT Tel. (05 1 )40 07 15 Fax (05 1 )40 73 37

S tationstraat 103 8700 TIELT Tel. (0 5 1 )4 0 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting

OP SPAREN STAAN GEEN JAREN

BANKVANROESELARE JA. KULTUUR LIGT ONS.

G R S E L l/l/E S T ELECTRABEL<? ME NS , M I L I E U EN E N E R G I E

K o rtrijk sestraat 8 6 - 8 7 0 0 TIELT Tel. (051) 42 31 11


.

A N iim k t’r , h

>r-


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 26stejaargang, nr 2 -juni 1995 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 62 jaar lang met troeven als :

L r-r—

VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE

\

U een héél aparte belevenis bezorgt !

Kasteelstraat 149 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 - Fax (051) 40 51 93 V o o r a l u w é é n d a a g s e o f m e e r d a a g s e r e iz e n L U X E a u to c a r s

• • • • •

Binnen- en buitenlandse reizen Van 30 - 40 - 54 - 67 tot 87 plaatsen Cars uitgerust met air-conditioning, video, toilet, bar Aanhangwagen beschikbaar NIEUW : liftb u s jr.'95

V E R N IE U W E N

M o d e k le d in g

EN

in le e r e n d a im

H ER STELLEN VAN

DEL L A G 0

ZETELS, SALO N S, STOELEN EN ZITBAN KEN

B 0 U C K A E R T D A N IE L Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT

Félix D'hoopstraat 145 8700 TIELT

Tel. (051)40 42 30

Tel. (051) 40 39 00


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762. INHOUD VAN DIT NUMMER (26ste jg„ nr 2, juni 1995) J. Verbrugge, Het Mariakapelletje van den Rozenboomwijk in Tielt, 1944-1994 R. Lagrain, Over Tanghe en Slock inWingene en elders P. Huys, De Tieltse schuttersgilden in 1469 R. De Brabandere, Een model voor de toren van de Kanegemse dorpskerk ? A. Demeulemeester, Pastoor Karel-Jan De Wilde (fPittem 1845) beoordeeld door zijn opvolgers

blz. 50-66 blz. 67 - 76 blz. 77 - 82 blz. 83 - 85 blz. 86 - 88

bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


HET MARIAKAPELLETJE VAN DE ROZENBOOMWIJK IN TIELT, 1944-1994 Langs de huidige Euromarktlaan, op de grens tussen de huisnummers 4 en 6, bevindt zich de zogeheten "Kapel van den Roozenboom ". Vooraan op de altaarvoet onder het Mariabeeld lezen we op de gedenkplaat : "De bewoners der St. Janstraat en Roozenboomwijk stelden zich in diepen oorlogsnood onder Maria 's hoede en bouwden deze kapel de koningin v/d vrede ter ere. 15 oogst 1944". Net als bij iedere andere wijkkapel is ook hier de devotie fel afgezwakt. De schaarse individuele bezoekjes niet in acht genomen, is de betrokken­ heid van de wijkbewoners zich gaan beperken tot één bidavond per week in de meimaand (1) en tot het bidden van de rozenkrans en het neerleggen van een ruiker bij de dodenherdenking voor de in dat jaar gestorven buurt­ bewoners (2) als inzet van de jaarlijkse wijkfeesten. Vorig jaar was het dus 50 jaar geleden dat de wijkbewoners hun onvoor­ waardelijk vertrouwen in de moeder Gods uitten en dit lieten "vereeuwi­ gen" met de bouw van deze kleine kapel. Een gouden jubileum ! Enkele mensen van het wijkcomité vonden dit voldoende belangrijk om alsnog op speurtocht te gaan naar archiefmateriaal en ooggetuigenversla­ gen over het ontstaan en de realisatie van deze getuigenis van geloof en Godsvertrouwen in oorlogsomstandigheden. Een studie die net op tijd komt, zoals blijkt uit de vele contacten om deze gegevens te verzamelen (3). ACHTERGRONDEN EN AANZET In oorlogstijd voelen de mensen meer nood aan contact en geborgenheid dan in vreedzame tijden. Dat is altijd zo geweest. Dat was evenzo in de oorlogsjaren 1940-1945. In hun onzekerheid en angst, verstoten van elke menselijke en maatschap­ pelijke bescherming, weten velen niet op wie te betrouwen en komt de iet­ wat sluimerende godsdienstige reflex terug boven. Men zoekt en vindt weer troost in het gebed. De schroom van het menselijk opzicht deint weg. Dat zou, in de huidige tijd, ondanks de nu veel grotere onkerkelijkheid, wellicht niet anders zijn. Een oorlog brengt ontbering mee en angst om het lot van familieleden, ver­ lies van have en goed, geldgebrek en armoede, voedselontbering en ander­ zijds woeker, vrees om het bestendig onvoorspelbare, bezetting met inkrimping van de persoonlijke vrijheden en beroving van de vrije meningsuiting.

50


De doorsnee bevolking lijdt niet alleen moreel zwaar, ook financieel gaan velen eraan ten onder. En toch. In zijn vertwijfeling is men vrijgeviger en opent men makkelij­ ker de portemonnee, in de hoop hiermee de goddelijke bescherming te kunnen afkopen. Naar de hier geschetste achtergronden moeten we ons verplaatsen om ons een beeld te kunnen vormen van de aanzet, de algemene medewerking en de vrijgevigheid van de bewoners van toen. Vooral die uit de Sint-Janstraat en de aanpalende straten deden hun duit in het zakje. Vergelijken met de huidige bevolkingsdichtheid gaat niet op, wegens de uitbreiding qua bewo­ ning die de wijk in die 50 jaar heeft gekend. Het aantal huizen en gezin­ nen is op zijn minst verdubbeld. DEVOTIE EN GODSVERTROUWEN In omzeggens iedere straat, wijk of gehucht was er wel ergens een huis met een nis met Maria- of kruisbeeld, of hing er wel ergens een houten kapelletje aan een boom. De van oudsher bestaande veldkapellen verkeer­ den veelal in verwaarloosde staat, maar ze waren nog talrijk en kwamen weer in trek. Waar er in de omgeving niets was, kwam weldra een houten mini-kapelletje aan boom of huisgevel. Daar werd tijdens de oorlogsjaren, overal en meestal iedere avond, geza­ menlijk de rozenkrans gebeden met als afsluiter een Marialied. Zo ontstond in dichtbevolkte wijken, waar een betrokkenheid van 200 à 300 deelnemers geen zeldzaamheid was, het verlangen naar een nieuwe, eigen bidplaats om, als een soort verzekeringspolis, langs Maria's voor­ spraak de bescherming over have en goed af te smeken. Iedereen gaf, naar eigen godsvrucht en vermogen, zijn bijdrage. De inbreng van enkele meer begoeden was zeker onontbeerlijk om zo'n bouwwerk te bekostigen. Zo ging het ook in de Roosenboomwijk, waar men dagelijks de rozenkrans ging bidden aan een kapelletje aan een boom naast het hek van de boerde­ rij der kinders Verbrugge, schuin tegenover café De Roozenboom (4). Beide zijn nu verdwenen (zie inplantingsschets). In dezelfde periode bouwde men een (open) kapel op het einde van de hui­ dige Kasteelstraat, toen nog "Meulebeekschesteenweg" (inwijding 7 juli '44) en eveneens bij de toegang tot de Dertig Zilverlingenstraat (inwijding juli '44). Ook op het Rameplein, waar men aanvankelijk rond het kruis ter nagedachtenis van de kinders Maillet (Vijverstraat) verzamelde, werd in de tuinmuur van De Lodder een Mariakapelletje gebouwd. De kapel van de Kasteelstraat is later wegens het optrekken van apparte­ menten (5) afgebroken en in een totaal gewijzigde stijl iets verder opge­ bouwd. Dat van de Dertig Zilverlingenstraat is wegens uitbreiding van de 51


fabriek Van Maele en de modernisering van de straattoegang met grond­ vesten en al opgetild en ongeschonden in het parkje iets verderop neergezet

6

( ).

De bouw van het kapelletje aan de Roozenboom was dus geen alleenstaand feit maar een algemene uiting van geloofsvertrouwen met zelfs een tikkel­ tje naijver om het grootste, ja zelfs hoogste prijskaartje. BOUWPLANNEN De bewoners van de Sint-Janstraat en Roozenboom wijk hadden wel iets vóór op hun tegengangers. Hier was al jaren met succes een feestcomité actief waarvan de activiteit nu wegens de oorlogsomstandigheden echter op waakvlam brandde. Deze ploeg lag zonder twijfel aan de basis van de oprichting (7). Leon Van Luchene (8) was de motor van de jaarlijkse Sint-Annafeesten. Hij nam evenzeer het voortouw bij het tot standkomen van de kapel aan de Rozenboom. Opzoekingen in het stadsarchief maakten ons niet wijzer over het ontstaan van de kapel (9). Evenmin het dekanaal archief waar alle parochiebladen nog bewaard zijn, (10) maar waarin evenmin iets over de inwijding van de Roozenboomkapel is vermeld. Daar vonden we wel de toelating van het Ministerie van Justitie, gedagtekend 13 juni 1946, om de schenking van grond door de kinders Leonie en Theophiel VERBRUGGE aan de "Parochiale werken van Thielt" te aanvaarden (11). Volgens die acte beslaat het perceel een oppervlakte van 33 ca. en had het een waarde van 1.650 fr. (12). Met een groot aantal interviews hebben we het dus moeten klaren. Maar acteurs van toen zijn intussen overleden, terwijl de herinnering van ande­ ren "die het nog hebben meegemaakt" nogal eens tekortschoot. Zo zijn we b.v. niets aan de weet gekomen over de kostprijs, noch over de oorsprong van het klokje. WIE HET VORM GAF Zoals eerder vermeld, was wijlen Leon Van Luchene de onbetwistbare nummer één bij de tot standkoming van de Roozenboomkapel. De gedenk­ plaat na zijn dood in 1957 geplaatst in de binnenmuur, links, laat hierover geen twijfel. We lezen : "Piëteitsvol aandenken aan wijlen heer Leon Van Luchene, promotor van deze kapel, bezieler naar geestelijk en tijdelijk wel­ zijn van Berenstraat en Rozenboomwijk. " De wijk speelde echter nog andere troeven uit. - De vrijgezellen Leonie en Theophiel Verbrugge (13) schonken de nodige grond (zie hoger). 52


GEDENK

IN

UWE

GEBEDEN

OE ZIEL.

VAN

HEER

Leon-Joseph-Constcmt V A N LUCHENE echtgenoot v a n M evrouw Hélène DE ZUTTER B e s tu u rs lid e n I jv e r a a r va n d e H . H a r tb o n d O u d s t r ijd e r 1914 -1 9 1 6 V o o r z itte r v a n h e t N a tio n a a l V e r b a n d d e r O o r lo g s in v a lid e n , g e w e s t T le lt V o o r z itte r v a n d e V r ije O p e n b a r e B o e k e r ij L id va n a lle g o d s d ie n s tig e g e n o o ts c h a p p e n R id d e r in d e L e o p o ld s o rd e D ra g e r ve n h e t V u u rk ru is e n a n d e re e re te k e n s

geboren te Tlelt op 13 dec. 1895 en er godvruchtig ln d en Heer ontslapen n a een kortstondige ziekte op 16 jan. 1957, gesterkt door de HH. Sakram enten der stervenden en de Pauselijke Z egen « In Articulo Mortis »

Beeld van O.L.Vrouw - de Koningin van den Vrede. Voor het hoofd van het kindje Jezus stond Luc Vande Weghe model. (Eigen verzameling)

Bidprentje van Leon Van Luchene. promotor van de kapel aan den Rozenboom.


- Architect Gérard Vande Weghe (14), zeer hoog aangeschreven wegens zijn toen pas gerealiseerd levenswerk, de O.-L.-Vrouwekerk, werkte prodeo het ontwerp en de bestekken uit (15). - De architect had uiteraard goede contacten met beeldhouwer Maurice Vander Meeren (16) die door zijn tussenkomst een zeer apart O.-L.Vrouwebeeld ontwierp. Voor het hoofd van het kindje stond Luc (17), het toen 3-jarig zoontje van Gérard Vande Weghe, model. - Aan het nummer 7 van de St.-Janstraat woonde aannemer Antoon Beert (18), toen nog ongehuwd, die het bedrijf van vader Albert had overge­ nomen (19), en voor de ruwbouw zou instaan. Emiel Dedobbelaere (20) toen wonende in de vierwoonst "de Kannebank" langs de Wingensesteenweg, heeft voor rekening van zijn patroon, het metselwerk verricht. - Antoon Van Wonterghem (21), de naaste buur van architect Vande Weghe, werd het schrijnwerk toevertrouwd. - Hector Braet (22) was de aangewezen patroon om het zinkwerk te plaat­ sen. - Joseph Deneweth (23) woonde in de Pontweg en stond in voor het stu­ kadoorwerk. Bijna alles kwam letterlijk tot stand door en voor de bewoners van de straat. In welke mate elke ambachtsman gratis werkte of zich voor zijn prestaties geheel of gedeeltelijk liet vergoeden, bleef een goed bewaard geheim. DE SPONSORING Nagenoeg iedere inwoner van de straat droeg zijn steentje bij in de kosten. Elk gezin kreeg de kans, want er werd van huis tot huis op bedeltocht gegaan, zoals dat heden ten dage nog gebeurt bij de jaarlijkse geldophaling voor de organisatie van de Berefeesten. Zonder twijfel was Leon Van Luchene weerom de belangrijkste sponsor. Het merendeel van de door mij geïnterviewde personen leefde zelfs in de overtuiging dat hij de enige financier was. Dat was evenwel het geval niet. Er waren ook inwoners die op een andere manier, noemen we maar het afzien van loon bij hand- en spandiensten, een belangrijke inbreng hadden. Zo organiseerden de herbergiers uit de straat in hun zaak allerlei "wed­ strijden" waarvan de opbrengst aan het bouwfonds werd afgestaan (24). André Verbeke (25) had de puinen aangekocht van de in mei 1940 gebom­ bardeerde huizen 5e wijk, nummers 6 en 7, (26) zijnde het toen al opgedoekte café "De Koeivoet" bewoond door Camiel Reheul, het andere door Lucien Spiessens (nu nr. 115, oogarts Karei Van Vooren). Hij sloopte ze en was met de nieuwbouw gestart. Eens de kelderverdieping toegelegd, werden de werken gestopt tot betere tijden aanbraken. Er waren echter al 54


j

O dacht de mens d al kort de lijd. Meer immer duurt de eeuwigheid, Men rag voorweer iets anders hier Dan 't streven naar een korf plezier I Waarom don vluchten 't wijs gedacht Der broosheid van de aardse macht, Waarom hier zoeken lof en eer, : Die eens voorbij, nooit heeft een keer. God leent en borgt dees korte lijd, Doch loont of straft in eeuwigheid, Houd dies op God uw oog gericht En wandel In het ware lic h t Gelukkig wis de sterveling Die nooit der bozen wegen ging Want als voor hem hel eind zal slaan. Z a l'h ij tevreê van hier ook gaan. Schenk Heer dees ziel het eeuwig licht Als loon om den volkweten plicht En dat zij van het vlees ontdaan Gelukkig moog' ten hemel gaan I

* BIDT VOOR DE ZIEL VAN JUFFROUW

Leonie-Marie VTRBRUGGE geboren Ie Tieh de 17 September 1866 en er godvruchtig overleden de 12 Februari 1955, voorzien van de H, Sakramenten der stervenden en de Pauselijke Zegen «In articulo mortis» Z ij was Hd van verschillende godvruchtige genoot sc happen.

W ie den Heer vreest, dien zal geen kwaad overkómen, maar Sn de beproeving zal God hem bew aren, en van het kwaad bevrijden. (Ecci) Doe uw ziel geen droefheid aan, en plaag u zelven niet door uwe bekommernissen. (EccL) Zij h ad bij allen een allerbeste faam. omdat zij zeer godvrezend was : en er was niemand die een woord kwaad v an haar sprak. (Judith VIU 14) Op U o God roemen wij den gansen dag en ■■

$

I |

uwen Naam zullen wij prijzen ten allen tijde. (Ps XL1I1 9) Werp uwen kommer op den Heer, en Hij zal voor u zorgen. (Ps LTV 23) De duurbare overledene die ons komt te verla­ ten vreesde den Heer uit ganser harte. Niet w at het oog der mensen streelt heeft zij gezocht maar tn den eenvoud des harten heeft zij voor Gods oog gewandeld. Zolang zij kon was zij naarstig aan het werk, daarin vond zij haar genoegen , niet om. aardse goederen opeen te stapelen heeft zij gearbeid maar wel, om den H. Wil des Heren trouw te volbrengen. God heeft haar een lang leven geschonken en d at aardse leven heeft zl) gewaardeerd om vruchten voor de eeuwigheid te verwerven. W an­ neer de arbeid door de hoge jaren moeilijk werd, dan heeft zij niet gemord tegen God integendeel, zij heeft den last der jaren met moed gedragen wetend dat de vervlogen tijd voor de eeuwigheid borge stond. In de vele uren van gedwongen rust heeft zij h aa r toevlucht en troost ln het gebed g e­ zocht d aa r vond zij de steun om spijts alles op­ geruimd en blij te zijn. Haar dood was een Ingang tot de eeuwige rust, en tot het ware vaderland, Deugdzaam heeft zij geleefd en rustig is zij in den Heer ontslapen. Vaarw el duurbare broeders en familie, hebt dank om de goede zorgen waarmede gij mij om­ ringd hebt, wij waren samen gelukkig omdat wij op den Heer betrouwd en voor Hem geleefd heb­ ben. A an alles komt een einde doch voor wie-de Heer vreest begint eerst het ware leven daar waar het aardse eindigt. Blijven wij In gebed verenigd totdat het ons gegeven wordt malkander weer te zien om nooit meer te scheiden. M ijn Jezus barmhartigheid. De t m ffitn

VERBRUGGE en DECALUWÉ ; BEDANKEN U. D«*UK VSRVCNNK, TIK«.T

■ ■

Uw ziel,, zij bij de rechtvaardigen 1

t B ID T V O O R O K Z IE L V A N

met ons kleine mensenverstand niet behoeven af te tobben om de betekenis hiervan te achterhalen, * de onmogelijkheid daarvan zou ons steeds meer aanzetten tot verzet en opstandigheid, terwijl we nu door de kracht van ons heilig Geloof v an deze smart een werkelijk groot offer en een schone aanbidding mogen maken.

MIJNHEER

THEÖPHIEL VERBRUGGE geboren te Tlelt de 3 J u li 1875 en er godvruchtig ln den Heer ontslapen de 8 Oogst 1955, voorzien van de H. Sacramenten der stervenden en de Pauselijke Zegen « In arliculo mords » Lid van verschillende godvruchtige genootschappen

H i j zocht het aanschijn des Heren gans de dag door en hij Wandelde ln Gods tegenwoordigheid. Elke morgen zocht hij kracht en verkwikking voor zijn ziel ln een eenvoudig oprecht morgengebed. Geen enkele avond ging voorbij zonder een vurig dankgebed tot God. Het Marlaheiligdora van Onze Lieve Vrouw van Vrede was zijn uliverkoren bede­ vaartplaats. Toen de dood naderde, bleek niets van vrees of huivering voor de dood. maar welge­ moede en vol vertrouwen zag hij de dood naderen. D e ze rechtvaardige man wist dat de tegenspoed een beproeving is. De dood is voor de goede Kristenen maar een naam, een slaap, een ver­ huizing, een overgang, een rust, een veilige haven, ©en bevrljdlng van de zorgen en de lasten van het leven. W I j danken U, o God, dat Gij ons de zekerheid geeft dat dit alles zo moest gebeuren, dat wij ons

D ierbare Broeder, Neven en Nichten, Familieleden en Vrienden, blijft vroom leven, want alleen een vroom leven maakt gelukkig hier op aarde en verzekert u de hemel, w aar we eenm aal samen weer bijeen zullen zijn voor eeuwig, Hebt dank om de vele keren w aarop gij me in mijn werk e n mijn ziekte hebt bijgestaan. Uw hulp was me een grote troost in mijn lijden. Bidt veel en vurig voor de bekering der zondaars, voor de redding der stervenden, voor de verlossing der zielen v an het vagevuur. Akte van Geloof. Hoop en Liefde.

Heer Camiel VERBRUGGE-(*HEGGERICK), De famlhen VERBRUGGE en DECALUWÊ, bedanken U om de gebeden en blijken van deelneming. DRUK. VSRVENNÊ

Bidprentjes van Leonie en Theophiel Verbrugge, schenkers van de grond voor de Rozenboomkapel. (Verzameling : Frans en Marcel Verbrugge). 55


De koorzangers : E.H. Deken Destrooper (gedeeltelijk), E.P. Gardiaan OFM, E.H. Louis Vanhoutte. Dirigent : ? Voorste rij : Joris Pinquet, Daniel Desmet, Hubert Eelbode, Milo Van Haute. Verder vlnr. : Joseph Van Daele, (oudere) Joseph Tack, . . . , Paul Dooms, Benoni Wittevrongel, Evarist Thant, Gabriel Tack fs. Joseph, Joseph Vermeersch, Joseph Verstraete en Oscar Dupont. Bovenaan, met pijltje aangeduid, de fietsenwinkel van Victor De Vooght. Ernaast, zijn woonhuis. Beide zijn nu gesloopt en vormen de appartement 141 - 1 Ă 4.

E.H. Deken Destrooper spreekt de menigte toe. Vlnr. : Onderpastoor GĂŠrard Desmet, onderpastoor Louis Vanhoutte, seminarist Maurice Sabbe, E.H. Destrooper, Oswald Roose, Theophiel Verbrugge. Ter hoogte van zijn mond ziet u een deeltje van het gezicht van zijn zuster Leonie. 56


heel wat bouwmaterialen voorhanden die in de kelders waren opgeslagen. De "papestenen" voor de buitenmuren en de "schaliepannen" van de kapel zijn uit deze voorraad geschonken. Wie de vloeren, de overige bouwmaterialen, het arduin, het glaswerk en het smeedwerk heeft geleverd, is voorlopig niet achterhaald. Ook het klokje blijkt een schenking te zijn (27). Een onderzoek naar moge­ lijke inscripties op het klokje zelf leverde geen resultaat op (28). Vermoed wordt dat de gebroeders Maurice en Oscar Dupont (toen nog Sint-Michielstraat) (29) het arduin leverden en Gérard Desander uit de Stationstraat (30), het glaswerk (glas in lood). BOUWPERIKELEN Volgens getuigen begonnen de bouwwerken aan de kapel eind maart 1944 (31). In verhouding tot de beperkte omvang van het geheel, schoten de werken niet snel op. Misschien bouwde men de kapel (kostenbesparend) alleen in vrije dagen of uren. Het water voor het metselwerk diende vanuit "de Roosenboom" aange­ voerd. De metselaar van dienst (Emiel Dedobbelaere, zie hoger) bediende zich ongevraagd uit de kuip drinkwater voor de koeien van de aanpalende huurder, maar dat moest dan op zijn beurt aangevuld worden. Robert Van Tieghem (toenmalige zoon uit "De Roozenboom", huurders van deze aan­ palende weide en eigenaars van het vee) was daar het slachtoffer van (32). Deze weide was eigendom van Seraphien Vermeire-Bal, tevens eigenaar van "Den Roozenboom". Net toen men (o.a. Maurice Deneweth, fs Joseph) met de bepleistering bezig was, werd het station van Tielt gebombardeerd (33). DE SCHENKING Drie dagen vóór de plechtige inhuldiging en inwijding, nl. op 12 aug. 1944, werd door notaris Antoine Verkest (34) de acte verleden waarbij Leonie-Marie en Theophilus Verbrugge "gifte deden aan de "VZW Parochiale Werken van Tielt" van het stuk grond gekend ten kaster, sektie E ex, nummer 519a, groot volgens meting 33 ca." Volgens dezelfde acte waren voormelde twee eigenaar geworden, deels jegens Edmond Baert op 15 mei 1913 en deels jegens Camille Verbrugge op 14 januari 1914 (35). (Zie tevens onder "bouwplannen", het document in het Dekanaal Archief, noot 11). De overhandiging van de sleutel aan Deken Destrooper (36), zoals we op het programma der feestelijkheden lezen, was dus niet alleen een symboli­ sche daad. Nergens is er sprake van overdracht of schenking van gebouw of inboe­ 57


del. Hier treedt dan ook het oud gebruik naar voor : "dat de eigenaar van de grond tevens eigenaar is van de erop voorkomende bebouwing voor zover het tegendeel niet bewezen is". Met de schenking van de grond ver­ wierven de Parochiale werken van Tielt meteen de kapel met de hele inboedel. DE INWIJDING Het was een zomerse dag met een massa aanwezigen. Bewaarde foto's zijn daar duidelijke bewijsstukken van. De stoet waarin het nieuwe O.-.L.-Vrouwebeeld vooraan werd meegedra­ gen, vertrok aan de Kalverstraat. Als dragers van het nieuwe beeld waren 4 seminaristen uit de straat of omgeving aangezocht (37). Het waren : Gérard De Vooght, scheutist, Roger Dezeure, Oswald Roose en Maurits Sabbe. Enkelen onder hen waren zelfs ondergedoken voor verplichte tewerkstel­ ling in Duitsland, wat een bijkomend risico inhield (38). Er was geen muzikale begeleiding want de fanfares waren ontbonden. Bepaalde zware koperen instrumenten zaten zelfs verstopt, want de bezet­ ter had koper, heel veel koper, nodig. De muzikale begeleiding werd waar­ genomen door zangers. Niet alleen de kerkzangers waren daarvoor op post, het hele gevolg uit de processie zong spontaan de lofliederen mee. Op een kopie van een uit het archief van de Sint-Janstraat verdwenen document uit die tijd, vonden we de "Feestwyzer wyding der Kapel" terug. Daarin de opstelling en inhoud van de inhuldigingsstoet (39). Aanzet aan de Kalverstraat. Lied : O.-L.-Vrouw van den Vrede. Magnificat : gezongen door mannenkoor en kinderen. Aankomst Kapel. 1. Afgeven van de sleutel der kapel aan Z.E.H. Deken - Lied : O.L.V. van ons land 2. Wijding van kapel en beeld - Bloemenhulde - Lied : O.L.V. van Vlaand'ren 3. Toespraak door Z.E.H. Deken - Lied : Spaar ons Heer. 4. Adres der kinderen - Tweestemmig lied gezongen door het mannenkoor 5. O.L.V. van den Vrede. Op foto's van de plechtige inhuldiging is duidelijk het klokje te zien, wat zekerheid geeft dat het van meet af aan in de toren werd opgehangen. 58


Een sfeerbeeld : - De toenmalige landelijke omgeving met boomgaard en vee van Th. & L. Verbrugge. - De talrijke menigte en de hoedenmode. - We zien duidelijk het klokje en het poortje links van de kapel.

Leon Van Luchene dankt en draagt de kapel over. Onderpastoor Louis Vanhoutte, Pater Gardiaan ofm., deken Destrooper en de 4 beelddragers-seminaristen : GĂŠrard De Vooght (scheutist), Maurice Sabbe, Oswald Roose (scheutist) en Roger De Zeure. Tussen hen in, onderpastoor Desmet.

59


OP HÉT FEEST VAN ON ZE LIEVE VROUW HEMELVAART. IN HET BANGE OORLOGSJAAR 1944, W E R D O N Z E K A P E L P L E C H T IG IN G E W IJD T E R EERE VAN

O N Z E LIEVE V ROUW , DE K O N I N G I N V AN — D E N V R E D E . ------

Moeder, aanvaard onze kapel als teeken van ons betrouwen op II. W ij zijn allen in diepen nood ; midden het gruwelijk oorlogsgevaar gevoelen wij ons zoo klein, zoo hulpe­ loos. W ie kan redding brengen als Gij het niet doet ?

M oeder , strek Uw hand over ons uit en we zullen veilig zijn. ...En wij, wij zullen U ’t genoe­ gen geven in U dieper te geiooven, op U vaster te betrouwen, l i hartelijker te beminnen, in een schooner christelijk leven. De St. Jansstraat en Roozenboonuvijk. Tielt. den 15 Oogst 1944.

Julien Verbrugge aan het Rozenboomkapelletje (opname 1994).

Het gedachtenisprentje dat ter dezer gelegenheid werd uitgedeeld.


Verwonderlijk wegens de oorlogsomstandigheden, want de bezetter ging zelfs het opeisen van de kerkklokken niet uit de weg. Hiertegenover staat dat sinds 6 juni de geallieerden op de Franse westkust waren geland, waardoor de strijdbaarheid van de bezetter al een ferme deuk had gekregen en zijn oorlogsverordeningen de uitvoering misten. EN DAN DE BEVRIJDING Het gebed van het volk was in grote mate verhoord. De stoffelijke schade aan Tieltse huizen bleef dit keer beperkt. Na de bevrijding werd, als blijvend huldebetoon, in de zijgevel, rechts bij het binnentreden, een gedenksteen ingemetseld met volgende tekst ; "Op O.L.Vr. Geboorte 1944 verhoorde de koningin v/d Vrede de bede van het volk en bevrijdde onze stad door de dappere Poolsche soldaten, ver­ eerders van O.L.Vr. van Czestochowa. Deze steen getuigt onze dank." DE OPVOLGERS VAN L. EN TH. VERBRUGGE Kregen zowel de Poolse bevrijders als wijlen Leon Van Luchene een blij­ vend aandenken in de kapel, voor de schenkers van de grond is dit nooit het geval geweest. Nog een goeie 10 jaar hebben zuster en broer Verbrugge van hun schen­ king kunnen genieten. Ze hebben een hoge leeftijd van respectievelijk 89 en 80 jaar bereikt. Zonder opvolgers en in de zekerheid dat door de aan­ leg van de geplande ringlaan hun hoeve gedoemd was te verdwijnen, boer­ den Leonie en Theophiel uit. Ze kregen op het laatst nog wat hulp. Neef Michel Verbrugge kwam oom en tante bij staan en woonde er vanaf 30/10/1943 ook tijdelijk in (40). Erfgenaam van het goed Verbrugge werd hun neef Joseph Verbrugge uit Zonnebeke. Zijn dochter Leona (41) huwde met Roger Baute. Het jonge paar kwam zich na het huwelijk op het erfgoed hier in Tielt vestigen. Ze bleven er amper 2,5 jaar, want op 13 april 1958 verlieten ze Tielt voor Wervik (42). Het echtpaar Walter Heggerick - Vande Walle (43) kwam als laatste op de hoeve terecht. Het gezin bleef er tot na de verkoop aan makelaar Frans Blancke (44) die de verkaveling tot stand bracht. Ze verlieten het erf pas eind november 1964. Veertien dagen later werden huis en aanpalende gebouwen al gesloopt door een gelegenheidssloper van Dentergem (45). Advocaat, later raadsheer, Frans Vancraeynest kocht reeds in 1959 als eer­ ste een stuk bouwgrond uit die verkaveling, nu het nummer 181 op de hoek St.-Janstraat/Euromarktlaan (46). Zie getrouw opgemaakt indelingsplan.

61


VERLIES AAN BELANGSTELLING Het voltooien van de kapel met plechtige inhuldiging als bekroning bete­ kende meteen het hoogtepunt in het bestaan van de kapel. Geen maand nadien werd Tielt bevrijd en nam de religiositeit zienderogen af. Met de geleidelijke afzwakking van het Godvertrouwen zwakte ook de Mariadevotie af. Zeggen dat de wijkbewoners hun beschermvrouwe de rug toekeerden, zou te sterk zijn uitgedrukt. Zelfs onverschilligheid kan het niet worden genoemd. Alleen : "In diepe oorlogsnood onder Maria's hoede", zoals de opdracht luidde, was verleden tijd geworden. VERKAVELING Toen vanaf eindjaren '50 de verkaveling "Europawijk" een feit werd, ver­ loor deze straat grotendeels haar landelijke aanblik en karakter. De naast­ liggende weide en landerijen verderop werden eveneens verkaveld zodat de kapel uiteindelijk midden 2 panden in een volgebouwde straat kwam te liggen. De reeds vóór de oorlog geplande ringlaan, halfweg de jaren '60 aange­ legd, had geen invloed op de verdere bestemming of verkavelingsplannen in de omgeving van de kapel. Aanvankelijk was naast de kapel, kant Sint-Janstraat, een metalen poortje met spijlen tussen een afsluitingsmuurtje aangebouwd. Daarlangs kwam dagelijks een van de kinderen Verbrugge de kapel openstellen en weer slui­ ten. Wanneer precies, en door wie het hek werd verwijderd, is niet gewe­ ten. Sporen van afbraak zijn evenmin te bespeuren. Naar alle waarschijn­ lijkheid is het door de verkavelaar gesloopt. Het had trouwens, sinds de dood van zus en broer Verbrugge, geen reden van bestaan meer daar de opvolgers zich niet meer om de kapel bekommerden (47). Feit is dat het poortje zeker verdwenen was toen in 1968 Noë Van Huile (48) er als eerste, aanpalende buur, kwam wonen. DE KAPEL ANNO 1994 "Moest die o f die kunnen terugkomen, ie zou nogal verschieten." Een vaak als wens of als aanklacht uitgesproken onmogelijkheid. Van de fierheid waarmee 50 jaar eerder iedere inwoner van de wijk omtrent zijn kapel begaan was, is weinig meer intact gebleven. De bezoeken zijn erg schaars, Maria staat er eenzamer dan ooit. Van vandalisme is de kapel tot nu toe gespaard gebleven. Sinds Noë en Alice Van Huile de eigendom naast de kapel zijn komen betrekken, zijn zij zich over het onderhoud gaan ontfermen. Naast af en toe een dweilbeurt is het opruimen van kaarseindjes en verwijderen van verwelkte of vervuilde bloemen zowat het enige wat er te verrichten valt. 62


Toen Roozenboomstraat

De hofplaats van Theophiel en Leonie Verbrugge voor en na de verkaveling.

Kapel in de hoek, bij punt B. Verkavelingsschets van de hofplaats van wijlen Th. & L. Verbrugge. Zelfde punten A, B, C en D.

ea a M S 3

w

2. Appartementsblok 3. Familie Vancraeynest 4. Familie Lambrecht 5. Familie Van Dierendonck

63


Toen de mobiliteit van mevr. Van Huile verminderde, namen de andere aanpalende buren, Willy en Irène Van Dierendonck, de poetsbeurt over (49). Mevr. Van Huile heeft de sleutel in bezit en is nog steeds "penningmeester" van de offerblokgiften. Hier zit de mot er nog meer in. Tussen 2 jaarlijkse vieringen in gleden langs het gleufje welgeteld ... zesenzestig franken (50). Bij de rozenkrans en kransneerlegging die nog telkenjare een vast agenda­ punt is van de Sint-Anna / Berefeesten, wordt een speciale omhaling gedaan die wel gevoelig meer opbrengt, maar niet in de offerblok ver­ dwijnt, doch door de zegenende priester wordt meegenomen. Zowat drie jaar geleden zijn door de Parochiale Werken de dakgoten ver­ nieuwd. Meteen zorgde de ene buur voor het herschilderen der kroonlijs­ ten, terwijl de andere de kosten van grondstoffen voor zijn rekening nam (51 ). De zorg voor de kapel en het onderhoud ervan worden dus niet meer door het buurtcomité gedragen. Julien VERBRUGGE

VOETNOTEN 1. Iedere dinsdagavond in de meimaand wordt er om 19 uur een rozenkrans gebeden waarop alle wijkbewoners welkom zijn. Er is een bevredigende opkomst. 2. De jaarlijkse Sint-Anna- of Berefeesten worden nog elk jaar geopend met een rozen­ krans. Op zondag, na de dankmis, komen de feestvierende straatbewoners met muziek en beren naar de kapel, waar de nieuw aangestelde eredeken een bloemtuil neerlegt. De tijdens het jongste jaar overleden wijkbewoners worden dan in herinnering gebracht. 3. We moesten minstens 50 personen benaderen eer we het relaas van de feiten konden brengen. 4. Getuigenis van Martha Sabbe. Werd door niemand anders bevestigd noch weerlegd. 5. Nu de appartementen Kasteelstraat 144/1 à 5. Herbouwd in de jaren '60 op een strook­ je "niemandsland" ontstaan door een rechtrekking van de straat in 1934. In feite is het beeld het enige wat nog rest. 6. Als datum staat 05/12/1954 op de knielbank vermeld. 7. De feestelijkheden startten in 1897. 8. Leon Van Luchene, nijveraar, (Tielt 13/12/1895 - 16/01/1957), woonde St.-Janstraat 97 op de hoek met de Europalaan, nu Kristiaan De Zutter. 9. SAT. We doorbladerden de bundels 104/105, zijnde de verslagen van het schepencol­ lege uit die periode. 10. DAT., bundel 566. 11. DAT., bundel 962. 12. Toen de waarde van 3 kg boter op de zwarte markt. 13. SAT. Brg. Leonie-Marie Verbrugge (Tielt 17/09/1866 - 12/02/1955) en haar broer Theophiel (Tielt 03/07/1875 - 08/08/1955). Gezamenlijke eigenaars, baatten toen nog

64


de nu verdwenen hofstede van ca 3,5 ha uit. 14. Gérard Vande Weghe (Kortemark 14/01/1905 - Tielt 21/08/1969), woonde SintJanstraat 38, het hoekhuis met de Kalverstraat nu bewoond door Walter Spriet. 15. In het archief van wijlen Gérard Vande Weghe, overgenomen door zijn zoon Luc, zijn evenmin plannen, aanbestedingen e.d. bewaard. 16. Maurice Vander Meeren (Tielt 20/05/1903 - 01/10/1983). Het model staat in zijn voor­ malig huis, Dwangstraat 4, nu bewoond door zijn schoonzoon Leo Huys en deels als privémuseum met werken van de kunstenaar ingericht. 17. Architect Luc Vande Weghe (“Tielt 27/10/1940), Egemsesteenweg 75, bevestigde dit. 18. SAT. Antoon Beert (Tielt 08/06/1913 - Gent 04/04/1995) huwde te Gent op 03/05/1947 met Dionysia Mortier. Het echtpaar ging op 12/03/1952 te Gent wonen, Sluizeken 5, waar Antoon in de autobranche (o.a. banden, rembekledingen en schokdempers) terechtkwam. Het ouderlijk huis van toen, Sint-Janstraat 7, werd in 1993 gesloopt voor appartementen. * 19. Albert Beert (Tielt 08/09/1866 - 14/03/1944). Bij het huwelijk van Antoon, die tijdelijk in de Sint-Janstraat bleef, trok de moeder (Bertha Vande Ghinste) met haar nog onge­ huwde dochters naar een hunner huizen in de Klijtenstraat (de huizen 3 à 13 - omge­ bouwd uit de vroegere ijzergieterij De Coster-Vandevelde). 20. Emiel Dedobbelaere (Kanegem 15/11/1891 - Tielt 05/02/1973) werkte toen bij Beert, naar een getuigenis van zijn zoon Joseph. Ging later bij Van Rijckeghem aan de slag. 21. Antoon Van Wonterghem (Tielt 16/02/1910 - 15/01/1989), St.-Janstraat 40. In leven een der smaakmakers der Berefeesten. 22. Hector Braet (Tielt 18/05/1890 - 20/02/1961) woonde St.-Janstraat 5 (nu André Maes). Norbert, de jongste zoon, zette in de Beneluxlaan 28 de ouderlijke zaak voort, aanvan­ kelijk met zijn broer Valère. 23. Joseph Deneweth (Wingene 01/01/1898 - Tielt 07/12/1960). Het bedrijf dat door zijn zonen Maurice en Valère werd voortgezet, is nu Pontweg 29/31. 24. Getuigenis van Robert Van Tieghem. 25. André Verbeke (“Tielt 13/04/1913), wonende Hoogstraat 3, huwde op 01/05/1944, tij­ dens de bouwperiode, met Vande Walle Joss (Tielt 27/03/1915 - 30/05/1979), weer iemand uit de Sint-Janstraat (nu "Stamineetje"). Ze betrokken bij hun huwelijk de woning van Robert Tavemier, haar schoonbroer, in de Oude Stationsstraat 46 (nu ge­ sloopt), waar André direkteur werd van "Formica", het latere Erta. 26. Het deel van de Sint-Janstraat vanaf de huidige Europalaan naar de Ringlaan toe, was tot in 1948 ingedeeld in de 5de wijk. De overzijde in opklimmende nummering vanuit de richting Rijkegemkouter tot aan hetzelfde kruispunt, bij de 4de wijk. 27. Getuigenis van André Verbeke, die meent dat het in Doornik werd gegoten. Robert Van Tieghem weet dat het een schenking was. 28. Jacques Beggia kontroleerde het klokje bij de bevlagging tijdens de jongste SintAnnafeesten. Er staat niets op- noch ingegrift. 29. Maurice Dupont (Tielt 17/04/1898 - 16/01/1973) en Oscar Dupont (Tielt 24/10/1899 26/03/1975). Beide broers zetten de ouderlijke zaak samen voort tot Oscar in aug. 1947 in de Sint-Janstraat 63 met zijn zoon Félix ging samenwerken. Nu overgenomen door Filip David. 30. Gérard Desander (Tielt 12/12/1904 - 08/05/1965), kunstglazenier. De brandramen ach­ teraan de O.L.Vrouwekerk zijn, naar ontwerpen van Gérard Desseyn, van zijn atelier. Woonde Stationsstraat 43, nu Tieltse Samenlevingsopbouw. 31. Getuigenis Robert Van Tieghem. 32. Getuigenis Robert Van Tieghem. 33. Getuigenis Maurice Deneweth, fs Joseph.

65


34. Notaris Antoine Verkest (°Wingene 19/06/1902) woont nog steeds St.-Janstraat 34. Zijn notariaat ging over naar notaris Mevr. Depraetere-Bauwens, Tramstraat 22. Notaris Verkest volgde wijlen Leon Van Luchene op als voorzitter van het straatcomité en gaf op zijn beurt de scepter door aan Marcel Verleye. 35. Naar informatie meegedeeld door notaris Bauwens. 36. Deken Joseph Destrooper (Stavele 11/03/1880 - Tielt 06/12/1951) volgde deken Vandenberghe op vanaf 10/04/1934 tot aan zijn overlijden. 37. Gérard De Vooght (°Tielt 18/07/1919) - toen St.-Janstraat - nu op rust in Roeselare. (Amedé) Roger Dezeure (Tielt, 21/08/1921 - Roeselare 01.11.1994) - toen Hoogstraat. Oswald Roose (Tielt 17/06/1920 - Retie, datum onbekend) - toen Hulst. Maurice Sabbe (“Tielt 18/08/1924) - toen St.-Janstraat - nu kanunnik, professor emeri­ tus van de KUL, president emeritus van het Pauscollege Leuven, woont nu in KesselLo. 38. Getuigenis Martha Sabbe. 39. Archief Berecomité - bij bestuurslid Patrick Deneweth. De kopie is in het bezit van Fons Das die destijds een inventaris aanlegde van alle Tieltse kapelletjes. 40. SAT. Bevolkingsregister. 4L Leona Verbrugge (“Zonnebeke 01/08/1935) huwde aldaar op 25/09/1956 met Roger Baute (“Geluwveld 16/08/1935). 42. SAT. Bevolkingsregister. Op 13/04/1958 ging het gezin naar Wervik wonen. 43. Walter Heggerick (° Tielt 27/04/1933) - M. Mad. Vande Walle. 44. Frans Blancke (“Tielt 30/05/1919), zaakwaarnemer, woonde toen Burgr. Vande Vyverelaan 24 (deel van vroegere Krommewalstr.), nu St.-Janstraat 111/1. 45. Getuigenis Walter Heggerick. 46. Getuigenis mevr. Vancraeynest. 47. Dhr en Mevr. Van Dierendonck zijn formeel : bij het verwerven van het perceel restte hiervan niets meer. 48. Getuigenis dhr. en mevr. Van Huile. 49. Getuigenis dhr. & mevr. Willy Van Dierendonck. 50. Getuigenis mevr. Van Huile. 51. Getuigenis dhr. & mevr. Van Dierendonck.

66


OVER TANGHE EN SLOCK IN WINGENE EN ELDERS In zijn ongemeen boeiend en zeer verdienstelijk boek Kroniek van de jonge Gezelle. 1854-1858 (Lannoo, Tielt, 1993) schrijft Johan Van Iseghem in verband met Wingene een paar onjuistheden die verdienen hier verbeterd te worden. Meteen bieden ze gelegenheid om enkele toelichtingen te geven die verhelderend kunnen zijn. Vooreerst betreft het de mededeling (p. 186) onder vrijdag 10 juli 1857, dat een Nederlands bidprentje voor Charles Louis Tanghe, retoricaleerling van het Klein Seminarie te Roeselare, niet werd teruggevonden. "Het is niet uitgesloten dat tijdens de uitvaart een Frans prentje aan de familie en een Nederlands aan de andere gelovigen werd afgegeven", wordt daaraan toegevoegd. Dit is een herhaling van wat J. de Müelenaere in "Eertijds" (1980, 48) had geschreven. Daar liet deze oudere Gezellekenner de vraag open of er een Vlaams bidprentje, mogelijk in Tielt gedrukt, bestaan heeft. "Werd niet teruggevonden", stelde hij vast. En - voor het geval er toch een zou geweest zijn - : "Zelfs dan is er geen bewijs dat het Frans bidprentje tijdens de uitvaartmis niet uitgedeeld werd aan de familie en het Vlaams aan de gewone gelovigen. Wij kennen daar nog voorbeelden van in eigen familie". Nadat ik dit in 1980 gelezen had, heb ik onmiddellijk aan J. de Müelenaere laten weten dat er wél een Nederlands bidprentje van Karel-Lodewijk Tanghe (Wingene 8.10.1836 - 10.7.1857) bestaat. Ik heb hem een fotocopie van zowel het Nederlands als het Frans exemplaar uit de verzameling Wingense bidprentjes van mijn schoonbroer Omer Vanlaere gestuurd. Hetzelfde heb ik in 1991 gedaan voor J. Van Iseghem, nadat ik de eerste versie van een deel van zijn tekst gelezen had. Ik heb hem op die onjuist­ heid gewezen, met een fotocopie van beide bidprentjes erbij als bewijs. In zijn boek heeft hij daar geen rekening mee gehouden. De veronderstelling van J. de Müelenaere dat er op de uitvaart in Wingene wellicht een Frans bidprentje werd uitgedeeld aan de familie en een Vlaams aan de gewone gelovigen, gaat hier m.i. niet op. Francis Tanghe en Julia Martens, de ouders van de overleden leerling van het Klein Seminarie, waren winkeliers. In Wingene zal er enkel een Vlaams bid­ prentje geweest zijn. Het werd gedrukt in Roeselare bij De Brauwer-Stock. Aangezien hun zoon in Roeselare (en niet in Tielt) studeerde, kan het niet verwonderen dat ze het prentje voor zijn begrafenis ook in Roeselare (en niet in Tielt) lieten drukken. Deze mensen hadden duidelijk meer banden

67


met Roeselare dan met Tielt. Het Frans bidprentje zal later gedrukt zijn, voor de nadienst in het Klein Seminarie, en heeft voorzeker uitsluitend met deze tweede rouwdienst te maken. Op welke datum deze gedaan werd, weten wij overigens niet. Hierbij valt ook nog een fout aan te stippen in het "Persoons- en namenre­ gister" achterin het boek van Van Iseghem. Tanghe, Petrus J. (pastoordeken van O.-L.-Vrouw te Brugge wordt er vereenzelvigd met Tanghe, Ch. L. (p. 305). Het moet zijn : Tanghe, Ch. L. 186, gevolgd door Tanghe, Petrus J. 88, 102. De tweede onjuistheid betreffende Wingene in dit boek is een gegeven over Ivo en Joannes Slock. Over de verwantschap tussen Jules en Leo Slock, die aan J. Van Iseghem onbekend was, wordt hier meteen uitsluitsel gegeven. Er zijn namelijk niet in Wingene, maar in Ruiselede twee artsen Slock geweest. Onwaar is dus de bewering (p. 46) : (Leo) Slocks vader en broer waren dokter in Wingene. Wel heeft men in Wingene vader en zoon Carton (de broer en de neef van de bekende kanunnik Karel Carton) als genees­ heren gehad. Het is juist na het vroegtijdig overlijden van Dr. Félix Carton op 14 augustus 1837, dat Ivo Slock zich nog in datzelfde jaar als dokter in Wingene is komen vestigen. Hij was er op 20 september getrouwd met Silvie Verkest. Zijn vader, Joannes Slock (Sleidinge 1772 - Ruiselede 1846), was eerst geneesheer te Kanegem - waar hij in 1802 trouwde - en vanaf 1808 te Ruiselede. Het is dus Ivo Slock die in 1839 te Wingene aan het ziekbed van Gezelles grootvader Joseph Devriese gestaan heeft. In dit verband spreekt J. Van Iseghem over het testament van Gezelles Wingense groot­ vader. Een testament is het niet, wel de inventaris van de activa en passiva van het sterfhuis Devriese. Het aan Dr. Slock verschuldigde ereloon maakt deel uit van de passiva. In zijn Geschiedenis van Egem (II, 1982, 523) geeft Valère Arickx een bijna volledig overzicht van de familie Slock, waarvan drie leden in Egem gewoond hebben. Daar is er sprake van de ouders Joannes Slock - Regina De Clercq en van hun kinderen Angelus, Désiré, Rosalie, Ivo en Romain. De volledige(r) reeks kinderen van genoemd echtpaar is, volgens leeftijd : Rosalie, Ivo, Leo, Romain, Francisca, Angelus, Bruno en Désiré. De eerste vijf zijn in Kanegem, de laatste drie in Ruiselede (tussen 1803 en 1814) geboren. Hier volgen enkele gegevens over hen. ROSALIE SLOCK woonde eerst bij haar broer Angelus, notaris te Egem, bij wie ook hun broer Désiré gehuisvest was. Nadat Angelus en Désiré in 1853 naar Amerika uitgeweken waren, ging Rosalie bij haar broer Leo 68


De juffrouwen Slock (rechts) en Suys (links) met een zuster (uitgebeeld in de stoet te Wingene op 14 oktober 1945).

Gedenksteen Slock-Verkest in de thans verdwenen St.-Annakapel.


wonen. In 1868 is ze bij hem in Jabbeke gestorven "in den ouderdom van 65 jaar en 8 maanden", zoals haar bidprentje vermeldt. Vermeldenswaard is dat dit bidprentje, vermoedelijk opgesteld door haar broer Leo, toen pastoor van Jabbeke, begint met het bekende zielgedichtje van G. Gezelle : "Welzalig is de sterveling". Het is het versje dat in 1855 te Roeselare gediend heeft voor het bidprentje van Félix Gulihelmus Vanslimbrouck, koster-dienstbode in het Klein Seminarie. Misschien kende Leo Slock het van buiten - in 1855 was hij nog onderpastoor in Roeselare want v.3 vertoont de variant "Maar al zijn leven" in plaats van "Maar die zijn leven". Op het bidprentje van Rosalie staat : Welzalig is de sterveling Die nooit in kwade wegen ging ; Maar al zijn leven dag en nacht Gods wet bewaard heeft en betracht. Naar Gezelle wordt op dit prentje niet verwezen, zelfs niet met initialen. Wel naar het Psalmboek, door de aanduiding - zoals op het prentje van Gulihelmus - Ps. I, V. 1.2. (= psalm 1, verzen 1 en 2). (Ter vergelijking : op het bidprentje van "Joufvrouw Regina De Clercq, weduwe van mynheer Joannes Slock", die te Blankenberge bij haar zoon Leo op 13 januari 1858 stierf, komen geen verzen van Gezelle voor). IVO SLOCK was niet alleen geneesheer te Wingene, maar ook burge­ meester. Hij overleed er in 1870, "in den ouderdom van 66 jaren", zegt zijn bidprentje. Zo groot waren zijn verdiensten en die van zijn vrouw op hun parochie, dat na hun dood een marmeren gedenksteen ingemetst werd in de St.-Annakapel, die naast het gelijknamig klooster stond, bakermat van de in 1838 gestichte zustercongregatie "Dienstmaagden van Maria". De Latijnse tekst luidt : D.O.M. ac piae memoriae optimorum conjugum Ivonis Slock medici et hujus loei consulis qui obiit 29a 9bris 1870 ac Sylviae Verkest quae juventutis christiane educandae promotrix egregia de hâc domo optime mérita in pace quievit 10a 9bris 1887 R.I.P. 70


Mej. Julie Slock (eigendom klooster Wingene).

Jules Slock in 1864.


Vertaald : "D.O.M. en tot vroom aandenken aan het uitmuntend echtpaar Ivo Slock, geneesheer en burgemeester van deze gemeente, overleden op 29 november 1870, en Silvie Verkest, uitzonderlijke bevorderaarster van de christelijke opvoeding van de jeugd, die aan dit huis grote diensten bewezen heeft en in vrede ontslapen is op 10 november 1887. R.I.P." Die kapel bestaat niet meer, maar de gedenksteen is bewaard in een zaal van het St.-Annarustoord te Wingene. LEO SLOCK bracht zijn laatste jaren in Ruiselede door. Hij heeft er op 28 mei 1884 luisterrijk zijn gouden priesterjubileum gevierd. Bij deze gele­ genheid werd hem de traditionele kruk ter hand gesteld, met de milde uit­ leg : "Uit gebruik, niet tot gebruik" (kranteknipsel in het Bisschoppelijk Archief). Hij moet inderdaad dan nog sterk geweest zijn aangezien hij bijna 92 jaar werd. Hij stierf te Ruiselede in 1896. Aan Gezelle dankt hij het dat nu nog over hem geschreven wordt. Het gedicht "Op de kust van Westvlaenderen" (zie Dichtoefeningen) werd voor L. Slock gemaakt, toen hij in 1857 tot pastoor van Blankenberge werd aangesteld. ROMAIN SLOCK trouwde met Virginie Debandt (Boezinge 1805Ardooie 1887). Hij was notaris te Ardooie en stierf in 1892, "in den ouder­ dom van 86 jaren" (bidprentje). FRANCISCA SLOCK was de tweede vrouw van Bruno Van Pamel (Ruiselede 1814-1897). Ze overleed te Ruiselede in 1894, ook bijna 86 jaar oud. Op haar bidprentje spreekt zij haar broer Leo aan met de woorden ; "Vaartwel ! Mijn negentigjarige broeder en Priester !" BRUNO SLOCK was, net als zijn vader, geneesheer te Ruiselede. Hij trouwde met Virginie De Brabandere (Kanegem 1812 - Ruiselede 1897). In 1883 overleed hij "in den ouderdom van 70 jaren en 5 maanden, deelt ons zijn bidprentje mee. Wie is nu Jules Slock over wie J. Van Iseghem zich afvraagt of hij wellicht verwant is met Leo Slock ? Dr. Ivo Slock en zijn vrouw Silvie Verkest hadden te Wingene volgende kinderen : Jules (1838), Valerie (1840), Céline (1841), Julie (1845), Virginie (1847) en Euphemie (1849). De vraag van J. Van Iseghem (p. 122) - of namelijk JULES SLOCK tôt die Roeselaarse vrienden van Léo Slock, de nieuwe pastoor van Blankenberge, behoorde - moet dus bevestigend beantwoord worden. "Wellicht was hij verwant aan de onderpastoor", schrijft hij (p. 46). Dat was hij inderdaad : hij was een neef (oomzegger) van Leo Slock. Van Jules Slock bestaat een foto uit 1864, gemaakt door fotograaf Roose te Gent. Op de rugzijde staat geschreven dat hij "candidat notaire" was en "ancien élève du Petit-Sém. de Roulers". Toen Jules in 1878 te Wingene, 72


waar hij het ambt van gemeenteontvanger had uitgeoefend, stierf, was hij nog maar veertig j aar oud. Franse en Vlaamse bidprentjes werden te Gent gedrukt. Ze delen mee dat hij notaris was, maar dit slaat op het diploma dat hij behaald had. (In het "Personen- en namenregister" in Van Iseghems boek, ontbreekt bij Slock, Jules het getal 46). VALERIE SLOCK was Mevrouw Leonie, koorzuster van de "Dames de St-André", en hun overste te Brugge. Zij stierf er in 1892 "in den ouder­ dom van 52 jaren", staat er op haar bidprentje (Minnaert, Tielt) te lezen. CELINE SLOCK was in februari 1865 getrouwd met Justin Vander Meersch, zoon van "kooplieden in wijnen" te leper. Hij vestigde zich als brouwer in Lichtervelde, waar hij ook een handel had in likeuren en wij­ nen. In 1874 keerde hij terug naar zijn geboortestad leper, waar hij in 1882, slechts 42 jaar oud, stierf. Zijn weduwe heeft nog in Brugge en Wingene gewoond en is in 1888 naar Luik verhuisd. JULIE SLOCK bleef ongehuwd en was in Wingene prefecte van de Congregatie der Jonge Dochters en voorzitster van de Damen van Barmhartigheid. Zoals haar moeder was zij een grote weldoenster van o.m. de kloosterscholen. Zo komt het dat haar ingelijst portret nog dankbaar bewaard wordt in het klooster te Wingene en dat zij in 1945, op de "inha­ ling" van pastoor G. Lambrecht, in de feeststoet nog uitgebeeld werd, samen met een andere weldoenster van het klooster : Mej. Hortence Suys van het Munkenkasteel. Ze stierf in 1924. VIRGINIE SLOCK stierf aan "15 jaren en 9 maenden", zoals haar bid­ prentje van 1863 zegt. EUPHEMIE SLOCK was Mevrouw Emile van Caillie. Haar man - een Moerkerkenaar - was enkele jaren notaris te Wingene. Beiden stierven op St.-Baafs te St.-Andries ; zij in 1913, hij in 1934. In Wingene hebben zij gewoond in het grote herenhuis dat haar vader voor zich had laten bouwen en dat later door Dr. Schouteet bewoond werd (1). Om te eindigen, nog dit. Daarnet riep ik de herinnering op aan de stoet ter ere van de nieuwe pastoor van Wingene, Gustave Lambrecht, waarin de juffrouwen Julie Slock en Hortense Suys uitgebeeld werden. Het waren Julia Vandenbon en Jeanne Martens die deze weldoensters verbeeldden, links en rechts van Leonie Carron, die een zuster "Dienstmaagd van Maria" voorstelde. J. Vandenbon en J. Martens hadden antieke kleren aan uit de kast van de familie Raes-Andries te Oedelem. Het was namelijk door toedoen van Jozef Raes, in 1945 nog onderpastoor in Wingene, dat deze kleren uit zijn ouderlijk huis voor deze gelegenheid in bruikleen waren gegeven. Dit brengt mij ertoe hier iets te zeggen over Jozef Andries en Camiel Raes (2). Van Jozef Andries is namelijk sprake in Van Iseghems 73


ÆM Groep Leuvense studenten (ca. 1862). Zittend, 2de van rechts : Jozef Andries.


BOODSCHAP VAK DE

VOGELS EN ANDERE OPGEZETTE DIEREN, IIC H BETISBEKDE

IN HET « MUSEUM » O 3ngertgt tn ’t Meen Seminarie te ïioussclaere binst Ijet «tljooljaer 1854-4855.

(S ^ o >

.. o

I lo n a a c ln e re , GEDRUKT BY DAVID VANHEE,

4853.

I

i .i

Exemplaar van Camiel Raes : vandaar zijn initialen CR en zijn handtekening. Hij heette Camiel Félix Frans.

75


boek (169, 170, 253). Van Jozef Andries bestaat nog een foto van ca. 1862, in Leuven met mede足 studenten genomen. Hij was kandidaat-notaris en stierf, nog geen 38 jaar oud, als gemeentesecretaris van zijn geboortedorp Ruddervoorde. Zijn weduwe Clementine Van Damme overleefde hem nog 55 jaar. Camiel Raes was getrouwd met een zuster van voornoemde Clementine : Sylvie Van Damme. Hij stierf in 1910, 71 jaar oud. Zijn weduwe leefde nog 13 jaar. Jozef Andries en Camiel Raes waren dus schoonbroers van elkaar. Wellicht kenden zij mekaar van in hun collegetijd, hoewel ik niet weet of Camiel Raes, geboren Bruggeling, ooit in Roeselare gestudeerd heeft. Hij was twee jaar jonger dan Jozef Andries. Zeker is dat hij een exemplaar van Gezelles Boodschap van de vogels van 1855 had ; sinds 1979 is het in mijn bezit. Indien hij elders dan in Roeselare studeerde, moet iemand het hem geschonken of aan hem verkocht hebben. Was het Jozef Andries ? Deze was Gezelle alleszins gunstig gezind. Pierre Raes, die in het boek van Van Iseghem voorkomt (p. 236) ? Hij was een externe leerling van het Klein Seminarie (zie J. de M端elenaere in "Gezelliana", 1974, 70 en 101), maar of hij familie van C. Raes was, heb ik niet kunnen achterhalen. Hetzelfde geldt voor Jean Raes van Izegem, die ook leerling van het Klein Seminarie was (ibid. p. 80). Het is alleszins boeiend te weten dat er van Gezelles Boodschap van de vogels nu nog een exemplaar bestaat dat wellicht door de ijver van een leerling van het Klein Seminarie in handen van een buitenstaander is geko足 men. Mogelijk is het zelfs het enige nog bestaande exemplaar dat voorzien is van de handtekening van een leerling uit die tijd. Tot zover een paar verbeteringen en enkele uitweidingen naar aanleiding van Wingense gegevens in het Gezelleboek van Lannoo, dat aan de uitge足 verij en vooral ook aan de auteur alle eer aandoet. Robert LAGRAIN

VOETNOTEN 1. Het is op een stuk van de tuin achter het huis Slock dat later de parochiale H.Hartschool voor jongens gebouwd werd, waar ook wij ons basisonderwijs (3de t/m 8ste studiejaar) genoten hebben. 2. J. Raes was van 1930 tot 1940 verbonden aan het St.-Jozefscollege te Tielt als directeur van het St.-Michielsgesticht.

76


DE TIELTSE SCHUTTERSGILDEN IN 1469 In het archief van de Raad van Vlaanderen (1) wordt een register bewaard waarin de octrooien en ledenlijsten van een twintigtal Vlaamse schutters­ gilden uit de 15de eeuw gecopieerd werden. Het gaat om de gilden uit Boezinge, Dadizele, leper, Koekelare, Langemark, Lo, Menen, Nieuwpoort en Tielt in West-Vlaanderen, die van Aalst en Dendermonde in Oost-Vlaanderen, Biervliet en Hulst in Zeeuws-Vlaanderen en Coudekerke, Drinckhem, Gravelinghes en Sint-Winnoksbergen in FransVlaanderen. Van Elverdinge-Vlamertinge, Houtem en Zuienkerke in WestVlaanderen werden wel de octrooien opgenomen, maar de ledenlijsten ont­ breken. De octrooien zijn uiteraard allemaal verschillend gedateerd (de oudste is Boezinge, 1409, en de jongste Langemark, 1465), maar de ledenlijsten dateren allemaal van 1469. In dat jaar immers gaf de Bourgondische Hertog Karei de Stoute (1467-1477) het bevel aan al de Vlaamse schut­ tersgilden dat zij aan het Hof moesten zenden of brengen "alle de letteren van ghiften ende octroyen die zy heurer guide angaende onder hemlieden hebben, metsgaders ooc alle de namen ende toenamen ende menichte van hueren guldebroeders." En zo geschiedde. We hebben elders (2) uitvoeriger bericht over de betekenis van deze unie­ ke informatiebron, die niet alleen van belang is voor hen die aan de geschiedenis van onze schuttersgilden geïnteresseerd zijn, maar ook voor de genealogen i.v.m. het rijke namenmateriaal uit de late vijftiende eeuw. Voor Menen b.v. worden de namen van een duizendtal schutters (992 om precies te zijn !) meegedeeld, voor de beide Tieltse schuttersgilden te zamen 199 (of 184, indien we de 14+1 dubbel vermelden niet meereke­ nen). Deze bijdrage beperkt zich tot de Sint-Jorisgilde (voetboog) en de SintSebastiaansgilde (handboog) van Tielt (3). We publiceren hier, als bijlage, de beide ledenlijsten (resp. 43 en 156 man), alsook de tekst van het octrooi van de Sint-Sebastiaansgilde dat op 24 augustus 1447 door Hertog Filips de Goede werd toegekend. De tekst van het oudere octrooi van 14 januari 1429 - of 1430 n.s. -, ook nog door Filips de Goede toegekend en dat betrekking heeft op de beide gilden samen, publiceren we hier niet. We beperken ons tot een korte samenvatting ervan. De beide gilden, die al van veel vroeger bestonden, richten zich in 1429 tot de Hertog om de hernieuwing te vragen van "les lettres de leursdictes privileges et franchises anciennes quilz en avoient (et qui) on este perdues (par) lesdictes guerres et commocions”. De Hertog herbevestigt het bestaan van "une confrarie darbalestriers fondée en lon77


neur de st george et une confrarie darchers fondée en lonneur de st Sebas­ tien, en chacune desquelz un doyen et confrères jusques a deux cens com­ pagnons." Volgt dan een opsomming van de voorrechten en ook van de verplichtingen die aan de beide gilden worden toegekend, resp. opgelegd. "Comme en tel cas est accoutumé, (ils) seront tenus de faire serment en la main de nostre bailli de thielt". Ze krijgen ook "vrije beweging" binnen Vlaanderen, d.w.z. "de y aler bien armez et habilles chacun en droit luy (= ieder op zichzelf) comme a archier ou a arbalestrier appartient". We krijgen ook een idee van hun toegelaten bewapening, ni. "chaque arbalestrier deux bandriers ou engins et six douzaines de traict et chaque archier deux arcs et quatre douzaines de flesches". Tot zover dan de belangrijkste bepalingen van het (hernieuwd) octrooi van 1430 (n.s.). Zoals het latere van 1447 is ook dit octrooi in het Frans opgesteld.

Bourgondische vuurslag (1470, Karei de Stoute). - Gegraveerd op een zegelkistje (Gay, I, 749).

2 afbeeldingen uit Victor GAY, Glossaire archéologique du moyen âge et de la Renaissance, vol. I & II (Paris, A. & J. Picard, 1928). 78


In het octrooi van de Sint-Sebastiaansgilde (1447) wordt bevestigd dat deze confrérie op dat ogenblik al (heel) lang bestaat, maar tot dan niet offi­ cieel gemachtigd is om het grafelijk kenteken (4) en haar bewapening vrij en onbelemmerd te mogen dragen. Deken en schutters hebben de Hertog om die gunst gevraagd en de Hertog geeft hun nu die toelating. Het octrooi stipuleert dat een aantal gildeschutters, en wel "jusques au nombre de vint cinq des plus notables souffisans de la dicte confrarie puis­ sent porter sur leurs robes, heucques fhuik of lange kapmantel] ou chapperons notre devise du fuzil [vuurslag] avec deux flesches en croix saint andry [twee pijlen in de vorm van een Andreaskruis] parmi le dict fuzil." Wie die vijfentwintig bevoorrechte notabelen zijn, wordt aan het einde van de ledenlijst nominatim gespecifieerd. Daar zit overigens de verplichting aan vast dat ze altijd gereed moeten zijn in de dienst van "mon tre redouté seigneur" (cfr. infra). En aan die dragers van de vermelde "enseigne et devise" wordt gegarandeerd dat zij met hun complete schuttersuitrusting ("arcs, flesches, espées, bastons" etc.) zich vrijuit kunnen bewegen ("aller, venir, passer et repasser, séjourner et retourner") binnen het hele graaf­ schap Vlaanderen, op voorwaarde dat zij niemand iets misdoen en dan zal ook niemand hun iets mogen in de weg leggen noch ze hinderen op welke wijze dan ook. En mocht men ze toch ten onrechte gearresteerd hebben, dan moeten ze ook onmiddellijk opnieuw in volle vrijheid gesteld worden. De souverein-baljuw van Vlaanderen, de hoofdbaljuws van (de kasselrijen van) Gent, Kortrijk en Tielt krijgen de opdracht over het naleven van de bepalingen van dit octrooi te waken. Dit is, kort samengevat, de inhoud van het octrooi (zie bijlage I). Wat nu de beide ledenlijsten betreft (bijlagen II en III) zal men merken dat de voetboogschutters van Sint-Joris veel minder talrijk zijn dan de hand­ boogschutters van Sint-Sebastiaan. Opvallend is wel dat een veertiental personen (waaronder Mijn Here vanden Gruthuse en pastoor Victor Haghelinc) lid zijn van beide gilden tegelijk. Hun namen staan op de twee lijsten in kursief gedrukt. Anderzijds zijn de vetgedrukte namen in de lijst van de Sint-Sebastiaansgilde die van de vijfentwintig "confrères lesquelz pevent porter parures et armures". Wat nog de namenlijsten aangaat, treffen we zowat 145 verschillende fami­ lienamen aan. Sommige namen komen vaker voor. De koplopers zijn : vanden Bussche (zes vermeldingen) en vander Mersch (vijf). Daarna vol­ gen Haghelinc (vier), de Huls, Dyserin, Habe en vander Leye (elk drie­ maal). Er zijn ook anderhalf dozijn namen die elk tweemaal voorkomen (o.a. Bibau, de Buc, de Paeu, Hellebuuc, Neemgheer, vanden Houke, enz.). Er zijn ook vier alias-namen nl. Huusone alias Veurstbrouc, vanden Houke alias Watere, van Lovene alias Vlaminc en Bey alias Moeye. Genealogen 79


en naamkundigen zullen uit deze lijsten wel nog meer kunnen halen, maar dat gaat het bestek van deze bijdrage te buiten (5). Ook de studie van de voornamen (en hun frequentie) zou interessant zijn. Paul HUYS NOTEN

1. Rijksarchief Gent (RAG), Raad van Vlaanderen (RvVl), nr. 7351, f° 192r° tot 239v°. (2) Zie "Ons Heem", jrg. 48 (1994), nr. 2 (themanummer "Schuttersgilden"), blz. 92-95, en "Biekorf', jrg. 95 (1995), nr. 1, blz. 34-36. (3) RAG, RvVl, 7351, P 21 lv° tot 223v°. (4) De beroemde "Bourgondische vuurslag", door Filips de Goede als symbool aangeno­ men, vormt ook het belangrijkste motief van de halsketting van de Orde van het Gulden Vlies, door dezelfde Hertog gesticht in 1429. (5) Een aantal van die namen komen nog altijd voor in het telefoonboek 1995 voor Tielt, o.a. Vandenbussche, Vandermeersch, Verleye, Bibauw, De Buck, Hellebuyck (zeer tal­ rijk !) Nemeg(h)eer, De Pauw e.a.m. BIJLAGE I Octrooi Sint-Sebastiaansgilde Tielt (24.8.1447)

(F° 222v°) Sensuit la Copie dune ancienne lettre doctroy pour lesdicts confrères de Thielt por porter le fuzil et aussi leurs armures. Phelippe par la grâce de dieu duc de Bourgoigne, de lotharingie, de brabant, de lembourg, Conte de flandres, dartois, de bourgoigne, palatin de Haynnault, de hollande, de Zellande et de Namur, marquis du saint empire, seigneur de frise, de salins et de Malines, A tous ceulx qui ces présentes lettres verront, salut. Savoir faisons : Nous avons receu humble supplica­ tion des doyen et compaignons archers de la confrarie de nostre ville de thielt en flandres, Contenant que ja soit [= ofschoon] ce que des long temps ladicte confrarie ait este constitu­ ée et ordonnée par nos prédécesseurs, toutesvoies ilz nont encores obtenu de nous aucun congié et licence de povoir porter nostre devise du fuzil ne aussi de porter leurs armures parmi nostre païs de flandres comme sont pluseurs compaignons dautres villes en confraries dicellui nostre païs, laquelle chose ilz noseroient ne [= ni] ne vouldroient faire sans sur ce avoir noz lettres doctroy comme licence et consentement si comme ilz dient dont ilz nous ont tres humblement supplié et requis. Pour ce est il que nous, les choses dessusdictes con­ sidérées, et afin que lesdicts suppléants soient plus enclins de coutumez pour entretenir le jeu de l'arc en nostre dicte ville de thielt, et sur ce eu advis et deliberacion de conseil ausdicts doyen et compaignons de la dicte confrarie qui sont de present et qui seront pour le temps a venir, Avons octroyé, consenti et accordé, octroions, consentons et accordons en leur don­ nant congié et licence de grâce especial par ces présentes que doresenavant [= voortaan] tant quil nous plaira et jusques au nombre de vint cinq des plus notables souffisans de la dicte confrarie puissent porter sur leurs Robes, heucques [= huik] ou chapperons [= kap] nostre devise du fuzil [= vuurslag] avec deux flesches en croix saint andry parmi ledict fuzil. Et avec ce de nostre dicte grâce octroions a iceulx portans ladicte enseigne et devise quilz puis­ sent sans meffaire a tout leurs arcs, flesches, heucques, jaques [= vest], haubregons [maliën­ kolder], espees, salades [= lichte helm], bastons et autres leurs habillemens [= uitrusting], darchers et seruans a archiers aler, venir, passer et repasser, seiourner et retourner parmi nostre dict païs et conté de flandres, sans pour cause de ce estre prins, arrestez ou empeschiez en aucune maniéré, pourveu toutesvoies que soubz umbre [= schijn] de ce ne par le moien de leursdis ars, flesches et habillemens dessusdis ilz ne aucun deulx ne mefferont a

80


nulluy et ne seront, soustiendront ou maintiendront aucunes noises ou delais en quelque maniéré que ce soit. Si donnons en mandement a nostre souverain bailli de flandres, a noz bailliz de gand, de Courtray et dudict lieu de thielt et a tous noz autres justiciers et officiers / (f° 223r°) de nostre dict païs et Conté de flandres presents et avenir, leurs lieuxtenants et a chacun deulx en droit soy [= op zichzelf] et si comme alui appartiendra que de notre pre­ sente grâce, octroy, congié, licence et consentement par la maniéré que dit est, ilz facent, seuffrent et laissent lesdicts doyen et compaignons suppléants et chacun deulx plainement et paisiblement joïr et user sans leur faire ou donner ne souffrir estre fait ou donné quelcon­ que destourbier ou empeschement, au contraire, Mais ainçois [= eerder] se aucuns desdicts compaignons estoient pour ce prins, saisiz, arrestez ou empeschiez, les mectent ou facent mectre sans delay a plaine délivrance. Car ainsi nous plaist il estre fait. En tesmoing de ce, nous avons fait mectre notre scel a ces présentes. Donné en nostre ville de Bruges, le xxiiij jour daoust lan de grâce mil CCCC quarante et sept. Ainsi signé par monsieur le Duc seig­ neur de Molesmes (*). *

Met dank aan Dr. Yves Coûtant (Bellegem) voor zijn vriendelijke hulp bij de tekstlezing en -verklaring.

BIJLA GE II Ledenlijst Sint-Jorisgilde Tielt (1469)

(F° 223r°) Sensuivent les noms et surnoms des confrères de la confrarie de monsieur st george en ladicte ville de thielt. Premièrement. Meest(ere) Victor Haghelinc presbytere ; Mijne here vanden Gruthuse ; Mijn here van Dentreghem ; Hendric Habe ; Jan Habe ; Jacop van Mierten ; Luucx Haghelinc ; Jan de Hond ; Jan de Borchgrave ; Pieter van Waterloos ; Martin vander Mersch, Wouter van Vlienderbeke ; Pieter de Blare ; Gillis Reynbeert ; Cornelis van Beverhout ; Sanders Pouckaert ; Jan de Paeu ; Justaes Mierne ; Joos van Zeebrouc ; Berthelmeus vanden Popeliere ; Amoult vanden Neste ; Gillis de Smet ; Segher Huusone alias Veurstbrouc ; Joos Goetgheschie ; Joos de Naghele, temmerman ; Wouter Mesdach fs Philips ; Amant de Vake ; Pieter van Oost ; Paeschier Neemgheer ; Jacop Oudoire ; Joos Bibau ; Pauwels van Potvliet ; Frans Colve ; Philips Oste, Gillis Habe ; Jacop Pantin ; Pieter de Coot ; Ector Officiael ; Comelis Sabe ; Lauwers vander Leye, Stevin Bibau ; (f° 223v°) Fierin de Borchgrave ; Lowijc Hagheling. Ende es te wetene dat van desen voorseiden ghildebroeders eeneghe jonghe ghesellen den boghe antierende omme de ghulde te bet in hueren staet te houdene inde vorseide ghulde ontfaen zijn ende ontstaen zullen alle jaere met alver maeltijt tot anderstont datse hem te huwelike betrecken zullen ende huerlieder selfs lieden [= meerderjarig] wesen. Boven desen was up den schietdach anno (14)69 in de maeltijt ontfaen inde zelve guide Simoen Pichault, bailli van thielt. BIJLA GE III Ledenlijst Sint -Sebastiaansgilde Tielt (1469)

(F° 223v°) Sensuivent les noms et surnoms des confrères de la confrarie de monsieur st Sebastien en la dicte ville de thielt.

Mijn here vanden Gruthuse ; Meestere Victor Haghelinc presbytere ; her Jan vanden Wychuse presbytere ; Mer Gillis Haghelinc Ruddere ; Jan Habe ; Pieter de Blare ; Gillis Reinveert ; Cornelis van Beverhout ; Sanders van Laken ; Stevin Pantin ; Pieter de Cot ; Karei de Smet ; Pauwels van Potvliet ; Jan vanden Poele ; Gheerart de Clerc ; Paeschier Heelbaude ; Pieter Cobbout ; O m aer Hellebuuc ; Thuenis van Westackere ; Gillis Mabe ; 81


Wautre Doenin ; Jan vanden Haerme ; Andries vanden Houke alias Watere ; Joos de Raet ; Inghelin Hoemaert ; Olivier Bey alias Moeye ; Jooris de Voghelaere ; Goessin vanden Bussche ; Andries Volpot ; Adriaen de Buc ; Gheerolf Plasgaert ; Michiel Noose ; Eulaert de Maerscalc ; Joos van Coppenhole ; Arnoult Ferrints ; Jan vanden Riede ; Fleure vander Gracht ; Loenkin vanden Voorde ; Fierin vanden Bussche ; C ornelis vanden Poele ; Adriaen de Vrient ; Geronimus Rosé ; Fierin van H aubrouc, Paeschier Stoorme ; (f° 224r°) Martin vanden Walle ; Willem van Rikeghem ; Stevin Veldekin ; Philips Canefin ; Jan van Calestreit ; Lodwijc Haghelinc, Luuc Haghelinc ; Heindric Habe ; Jan de Hond\ Franchois Colle ; Paeschier Neemgheer ; Lodewijc van Crayenbrouc ; Ghildin Blondeel ; Fenisin van Laudaes ; H eindric van Lovene ; Melcior Hodevare ; Jan Hellebuuc ; Haernekin van Saerme fs Jans ; Lodewijc van Vaemewyc ; A ndries vanden Hobussche ; Mercx Alcy ; Omaer vanden Bochoute ; Regier Splentere ; Jan vanden Bordeele ; Philips van Noorthende ; Regier vanden Bussche ; Jaspar vanden Bussche ; Wouter Thys ; Jan de Wulf fs Pieters ; Amant de Wintere ; Amant Moering ; Willem vanden Walle ; Fleure de Vos ; Gillis Stuerman ; Regier de Muelnare ; Wouter de Buc ; A rnout vanden Niewenhuus ; Willem de Scoelmeestere ; Michiel vanden Bussche ; Joos Goetghescheede ; Pieter de Vriend ; Jan vanden Bussche ; Jan de Gay ; Casin Gabriel ; Pietr de Hudevettere ; Pauwels de Crooc ; Joos de Pau ; Fierin Snelgheer ; Jan Vuilre ; Jan Caesman ; Jan vanden Velde ; Philips van­ den Houke ; Willem Coopman ; Fierin de Cuekelare ; Gillis de Ram ; Wouter de Rent ; Michiel de Marscalc ; Jan de Brune ; Jan de Cuekelaere ; Joos vanden Kinde ; Jan de Hont ; Jan vander Brugghe ; Stevin Galle ; Toorin de Meyere (*) ; Raesse Patvoert ; Thoorin de Meyere (*) ; Heindric Brielman ; Willem Lillaert ; Fierin de Poortere ; Pieter Bots ; Gillis vanden Briele ; Pieter Brant ; Willem vanden Kinde ; Daneel vander M ersch ; Ja n vander M ersch ; Jacop vander M ersch ; Pieter vander H oucstrate ; Willem Gommaere ; Jan van Overackere ; Gillis Ghiselin ; Joos de Muelnare ; (f°224v°) Gillis vander Houcstrate ; Fierin Taerwin ; Jan Hovenbert ; Ja n G om m are ; Michiel vander M ersch ; Christiaen Belaen ; Wouter de Vischere ; Pieter Coppins ; W outer de Jan s ; Ghisel de Jan s ; Willem van Muenexhende ; Jan Bollin ; Arnoult de Yserin ; Olivier Dyserin ; Gillis Dy serin ; Willem de Baers ; Karels Huuhgs ; Jan de Huls ; Gillis de Huis ; Olivier de Huis ; Jacop de Costere ; Wouter de Scinckele (?) ; Willem vander I^eye ; Hannekin vander Leye ; Regier vander Biest ; Laukin Pantin ; Gillis vanden Houcke ; Pieter de Blare fs Jans ; Gabriel van­ den Hauwe ; Haemekin Moutin ; Pieter vanden Braempt. Sensuivent les noms, surnoms des xxv confrères de la confrarie de st Sebastien en la dicte ville de thielt, lesquelz pevent porter parures et armures et sont tenuz de touioers estre prestz au service de mon tre redoubte seigneur. Premièrement Gillis de Huis ; Paeschier Heelboude ; Omaer Hellebuuc ; Joos de Raet, Olivier Bey alias Moye ; Cornelis vanden Poele ; Regier vander Biest ; Philips Camphin ; Fenisin van Laudaes ; Heindric van Lovene alias Vlaminc ; Jan Gommaere ; Arnoult vanden Niewenhuus ; Joos de Paeu ; Andries van Hobussche ; Joos vanden Kinde ; Toorin de Meyere ; Fierin de Poortere ; Jan vander Mersch ; Jacop vander Mersch ; Pieter vander Houcstrate ; Fierin van Haubrouc ; Michiel vander Mersch ; Wouter de Jans ; Ghisel de Jans ; Daneel vander Mersch. (*) T(h)oorin de Meyere is waarschijnlijk per vergissing tweemaal vermeld, tenzij het toch om verschillende personen met dezelfde naam zou gaan (wat weinig waarschijnlijk is). In het eindtotaal van deze namenlijst - 156 namen - hebben we evenwel beiden apart geteld.

82


EEN MODEL VOOR DE TOREN VAN DE KANEGEMSE DORPSKERK ? Enkele maanden terug wees de heer Vanneste mij op de merkwaardige gelijkenis tussen de toren van de vroegere abdijkerk van Cambron (gelegen op het grondgebied Casteau, op enkele kilometers links van de weg AthMons) en die van de Kanegemse 'kathedraal van te lande’. Aangezien de bouwtrant van de Kanegemse kerktoren enig is voor onze streek, ligt de vraag voor de hand waar de bouwers ervan hun inspiratie haalden. Net als die van Kanegem is de toren van Cambron een indrukwekkende verschijning die men al van ver ziet. De gelijkenis tussen beide is opval­ lend en kan bijna niet toevallig zijn. Pastoor De Maître of ontwerper Copman hebben zonder twijfel deze toren als model genomen, tenzij beide torens een derde gemeenschappelijke voorvader zouden hebben. Wie kan ooit een antwoord op deze vraag geven ? De huidige toren van Cambron stamt uit 1785, die van Kanegem uit 1897. Beide torens bezitten dezelfde statige, maar toch sierlijke bouw. Beide gevels zijn op dezelfde manier opgebouwd (aantal ramen en hun plaats) in een duidelijke vierledige horizontale gelaagdheid die zich aan de vier zij­ den herhaalt. Ze hebben dezelfde gebogen dakafsluiting ('dôme') met ronde vensters. Rudi DE BRABANDERE

83


Kanegem.


00

Ul

Cambron.


PASTOOR KAREL-JAN DE WILDE (fPITTEM 1845) BEOORDEELD DOOR ZIJN OPVOLGERS Op 28 september 1845 overleed in Pittem de onvermoeibare sociale wroe­ ter pastoor-deken Karel-Jan De Wilde. Zijn levenswerk in Pittem was de stichting van de zgn. Armenschool (1). De edelmoedige sociale pionnier werd evenwel vanaf de aanvang bestendig gekonfronteerd met moeilijk­ heden van financiële aard tot hij uiteindelijk, klem geraakt en zonder uit­ zicht op een andere oplossing, zijn stichting met alles wat erbij hoorde, zonder meer aan de gemeente Pittem afstond. Op vrijdag 11 oktober 1844 tekende hij deze akte van overdracht (zie integrale tekst als bijlage) (2). Wat is het oordeel geweest van de opvolgers van pastoor-deken Karel-Jan De Wilde over deze konkrete daad, te weten het feit dat hij die stichting, die zijn eigendom was, afstond aan de gemeente ? De eerste opvolger van Karel-Jan De Wilde, de scherpziende Lodewijk De Costere (1806-1885), pastoor in Pittem van 1845 tot 1849, ontvouwde al in juni 1846, dus nog geen jaar na de dood van zijn voorganger, in een schrij­ ven aan zijn kozijn kanunnik Pieter-Jakob Tanghe (3), op onverbloemde wijze zijn zienswijze. Pastoor Lodewijk De Costere schreef o.m. (in het Frans) : "Om de toelage van 6000 frank te kunnen krijgen die de Regering hem toestond, is mijnheer de deken (4) verplicht geweest om de school aan de Gemeente te geven, hij heeft dat gedaan zonder één enkele voorwaarde en zonder enige beperking, het is een betreurenswaardige daad !!! Spijtig genoeg is het een voldongen feit waarop niet kan worden teruggekomen. Aangezien ik bezig ben met het maken van een regel voor de Gemeenschap (6) (ik moet u over mijn plannen hebben gesproken toen u op bezoek kwam) moet ik onderhandelen met het Bestuur (6). U begrijpt waar ik aan toe ben : krachtens die beruchte overeenkomst is alles eigen­ dom van de gemeente. Tot op vandaag laat ze alles aan mij over : het bestuur, het onderricht, het personeel van de zusters (7). Maar dat alles is vrij onzeker en de kleinste verandering in het burgerlijk bestuur, een ande­ re burgemeester, zou voor heel wat moeilijkheden kunnen zorgen." (8) Karel-Lodewijk Van Raes (1801-1865), de tweede opvolger van KarelJan De Wilde, pastoor in Pittem van 1849 tot 1865, zag vanzelfsprekend de nadelen van deze aktie van overdracht. In augustus 1853 bezorgde hij een nauwkeurige kopie van deze akte ten behoeve van grootvikaris JanIgnaas Scherpereel (9). Pastoor Van Raes, zoals zijn voorganger Lodewijk De Costere, doorzag scherp de wankele positie waarin de jonge klooster­ gemeenschap der Zusters van Maria zich bevond, gesteld dat er een hen vijandig gemeentebestuur zou komen. In een schrijven van pastoor Karel-

86


Lodewijk Van Raes aan priester Leo Van Caillie (10), sinds 1852 lid der diocesane kloosterkommissie, voelt men duidelijk deze vrees aan waar de pastoor schrijft : "Terwijl de tans gestaende gebouwen aen het bureel van Weldadigheid toebehooren en tot wooning der onderwijsters moten dienen, zouden de zusters, in geval van onstuimige tijden, weten waer zig verber­ gen" (11). "Bien des dijficultés", aldus pastoor De Costere, "onstuimige tij­ den", aldus pastoor Van Raes ; in een profetische blik voorzagen beide parochieherders vrij raak wat er in 1879 zou gebeuren : uitwijzing uit die gebouwen door het liberaal provinciebestuur (12). De derde opvolger van Karel-Jan De Wilde tenslotte, Henri-Edmond Castel (1814-1886), pastoor in Pittem van 1865 tot 1886, drukte zich in een schrijven aan Mgr. Faict op 17 augustus 1872 als volgt uit over de han­ delwijze van wijlen pastoor-deken De Wilde : "L'acte de cession de l'école au bureau de bienfaisance signé par feu Mr. le doyen de Wilde et Mr. Ie bourgmestre Amerlynck me parait un fait regrettable, parce que je suis convaincu que l'on aurait pu se tirer d'embarras plus heureusement ; l'ar­ riéré ou la dette de Mr. le doyen montait à peine à 6000 frs ; puis cet acte ne stipule aucune réserve en faveur des sœurs ; de plus, il n'y a pas d'ap­ probation de la députation permanente. Mais ce qui est bien connu : c’est que les deux contractants avaient l'intention formelle de laisser à leur desti­ nation primitive l'usage de ces bâtiments, construits et partie par des dons et aumônes. Donc la vérité est que cet acte est un acte de bonne foi". (13) Nog geen jaar na de dood (op 12 augustus 1886) van pastoor HenriEdmond Castel, nl. op 12 juni 1887 (14) kocht de kloostergemeenschap der Zusters van Maria de gebouwen van het Pittems gemeentebestuur terug af, zodat de akte van overdracht van 11 oktober 1844 tot het verleden behoorde. Zoals blijkt uit deze bijdrage hebben de opvolgers van pastoordeken Karel-Jan De Wilde deze akte van overdracht in ongunstige zin beoordeeld. André DEMEULEMEESTER (t)

BIJLAGE

AKTE VAN OVERDRACHT DOOR PASTOOR KAREL DE WILDE Den ondergeteekenden heer Karei De Wilde, deken der Christenheid en Paster te Pitthem, verklaerd, bij deze, dat het huis, dienende voor onderwijsters wooining de twee annexe gebouwen dienende voor schoollokaelen, de meuren, poorten en haegen staende, hangende en te bevinden op den grond des bureels van Weldadigheid van het zelve Pitthem, west zuid­ west van de Kerk, al den Noordkant langs den steenweg, leidende van deszelfs dorp naer de posterije, den eigendom zijn van genoemd bureel van Weldadigheid.

87


Den zelven heer de Wilde beloofd en verpligt zig met het verloop van het Jaer naer hedent, of vroeger, wanneer de opmaking van gemelde gebouwen door dees tijdstip voltrokken is, behoorlijk cessie of overstelling van het boven aen gehaelde ten Voordeele van dito bureel van Weldadigheid en zonder vergoedenis te zullen passeeren en teekenen. Alhier is mede onterteekend den heer Ferdinand Amerlynck, Burgmeester van gemelde gemeente Pitthem en Voorzitter van dito bureel van Weldadigheid, die de herkentenis en belofte, hier vooren gedaen, verklaerd te aenveerden. Gemaekt in dubbel, tot Pitthem, dezen efsten october achtien honderd vier en veertig, en door de heeren de Wilde en Amerlynck geteekend. C.J. De Wilde Past. et Dec. F. Amerlinck.

VOETNOTEN

1. 2. 3.

4. 5. 6. 7. 8. 9.

10.

11. 12. 13. 14.

Zie Valère Arickx, Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951, blz. 203. Zie Antonellus Verschuere, o.f.m., "De Zusters van Maria van Pittem. Een eeuw congregatieleven, Tielt, 1948, blz. 12, 27-28. Geboren te Izegem op 10 februari 1807, priester gewijd te Gent in 1833, hulppriester te Passendale in 1834, onderpastoor te Tielt in 1834, secretaris van het bisdom Brugge in 1837, ere-kanunnik in 1840, pastoor-deken in Brugge O.-L.-Vrouw in 1853, alwaar hij overleed op 18 november 1863. Bedoeld wordt pastoor-deken Karel-Jan De Wilde. In 1841 was hij deken van Tielt geworden, doch met residentie in Pittem. Bedoeld wordt de gemeenschap der "geestelijke dochters" die in 1847 kerkrechterlijk de kloostergemeenschap der "Zusters van Maria" zou worden. Bedoeld wordt het Pittems gemeentebestuur. Uit dit schrijven blijkt dus dat pastoor De Costere de zgn. "geestelijke dochters" in 1846 al "zusters" noemde. Zie . A. Verschuere, op. cit., blz. 13. Archief bisdom Brugge, briefwisseling aan Mgr. Boussen. Geboren te Oostnieuwkerke op 21 mei 1806, priester gewijd te Gent op 6 maart 1830, leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare van 1830 tot 1843, grootvikaris van Mgr. Malou op 18 mei 1853. Geboren te Brugge op 26 januari 1805, priester gewijd te Gent op 22 december 1832, leraar college Menen van 1833 tot 1837 en Tielt van 1837 tot 1840. Erekanunnik op 23 januari 1855, overleden te Brugge op 10 september 1874. Archief bisdom Brugge, briefwisseling van Mgr. Malou. A. Verschuere, op. cit., blz. 27-29. Archief bisdom Brugge. Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 17 augustus 1872. A. Verschuere, op. cit., blz. 30.

Adressen van de auteurs : Julien Verbrugge, Pontweg 63, 8700 Tielt Robert Lagrain, Sint-Annakerkstraat 2/1, 8000 Brugge Paul Huys, Drongenstationstraat 90, 9031 Drongen Rudi De Brabandere, Sint-Janstraat 35, 8700 Tielt AndrĂŠ Demeulemeester (t) 88


R ouw dien st

DHONDT

ALGEMENE ELECTRICITEIT

E r ic D E B U S S C H E R E Bruggestraat 43 8700 TIELT Tel. (051)40 07 15 Fax (051)40 73 37

S tationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051) 40 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting

OP SPAREN STAAN GEEN JAREN

BANK VAN ROESELARE JA. KULTUUR LIGT ONS.

G R

5

E L I / 1/ E

5T

ELECTRABEL-0 MENS,

MILIEU

EN E N E R G I E

Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051)42 31 11


*■ tH,ten Stavra > L fu i

**h w

r

4, /

}p S ^U

/r

k

\ #

7 t in,\ ï

MI

s v

tv r-w

IdlbL-l, •/'<’

i,<

;

{s ïe lie tii’fk

V)' 7%, Al SJlih

r ” V V

V "-y

’o mmtney . . ___ ... ,

, ...

...


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 26ste jaargang, nr 3 - september 1995 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 62 jaar lang met troeven als :

ÏÆ

VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

Kasteelstraat 149 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 - Fax (051) 40 51 93 V o o r al u w é é n d a a g s e o f m e e rd a a g s e re iz e n L U X E a u to c a rs • • • • •

Binnen- en buitenlandse reizen Van 30 - 40 - 54 - 67 tot 87 plaatsen Cars uitgerust met air-conditioning, video, toilet, bar Aanhangwagen beschikbaar NIEUW : liftb u sjr.'95

V E R N IE U W E N EN

M o d e k le d in g in le e r e n d a im

H ER STELLEN VAN ZE TE LS , S A L O N S , STO ELEN EN Z IT B A N K E N

DEL LAG0

B0UCKAERT D AN IEL F élix D 'h o o p s tra a t 33 8 7 0 0 T IE LT

F élix D 'h o o p stra a t 145 8 7 0 0 TIE LT

Tel. (051) 40 42 30

Tel. (051) 40 39 00


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (26ste jg„ nr 3, sept. 1995) A. Vandewiele, Het wapen 'van Haveskercke', wapen van Wingene R. De Brabandere, De Kanegemse kouters, een uniek restant van het oudste cultuurlandschap

blz. 90-123 blz. 124 - 148

bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


HET WAPEN 'VAN HAVESKERCKE', WAPEN VAN WINGENE Nieuwsgierigheid deed er mij toe besluiten een kleine enquête te houden in de hall van het gemeentehuis te Wingene. "Mijnheer, mevrouw, mag ik enkele vragen stellen namens de heemkundige kring van Tielt ? Wat is 'heemkunde' voor u ? Wat zegt u ? Genealogie ? Hoorde u reeds over 'heraldiek ?' Zonder definities te verwachten, viel heemkunde nog mee. Genealogie moest ik dikwijls eerst vervangen door familiekunde, voor ik een antwoord kreeg. Maar zelfs na vervanging van heraldiek door wapenkunde, gaf men aan dit woord niet zijn juiste betekenis. Aan diezelfde mensen, die later van de bevolkingsdienst of van de techni­ sche dienst terugkwamen, vroeg ik of ze een afstempeling bekomen had­ den op een of ander formulier, en of ze wisten dat die het wapen van Wingene voorstelde. Ten slotte heb ik bij de bevolkingsdienst zelf gevraagd hier een duidelijke afstempeling aan te brengen.

De gemeente Wingene heeft na de fusie in 1977 een aanvraag voor een gemeentewapen gedaan en het heeft heel wat voeten in de aarde gehad vooraleer bovenstaande afstempeling kon gegeven worden. Nu, een wapen moet voeten in de gemeentegrond hebben om een goed gemeentewapen te zijn. Maar men heeft er toch 10 jaar en 3 dagen over gedaan. Eerst zullen we op zoek gaan naar het wapen van Wingene en het wapen van Zwevezele vóór 1977. Daarna volgen we de tien jaar durende perike­ len tot het nieuw wapen van Wingene op 26 mei 1987 door de koning bekrachtigd werd. Ten slotte, en dit is de hoofdbrok, tonen we aan dat het geslacht en het wapen 'van Haveskercke' hierin erg belangrijk zijn en sterk verbonden met Wingene en Zwevezele.

90


1. HET WAPEN VAN WINGENE EN HET WAPEN VAN ZWEVEZELE VOOR 1977 Het wapen van Wingene De heerlijkheid Wingene, de heer van Wingene en het geslacht van Wingene waren in het Ancien Régime drie zaken die niet noodzakelijk samenhoorden. Maar aanvankelijk was dit toch zo. Daar de eerste heren van de heerlijkheid Wingene de kerk op hun grond hadden, waren ze meteen de dorpsheren van Wingene. En aangezien dit reeds zo was in de vroege feodaliteit en bij het ontstaan van de familienamen, werd hun fami­ lienaam 'van Wingene'. Het wapen van dit geslacht had volgende beschrij­ ving : 'in sinopel drie maliën van zilver, een schildhoofd van goud beladen met drie palen van keel'. In 1372 verkocht Margriete van Wingene echter de heerlijkheid Wingene aan het geslacht 'van Poucke'. Het was dus gedaan met het wapen en sche­ penzegel 'van Wingene' in de parochie Wingene. Voortaan werd er gestem­ peld met het wapen 'van Poucke’. In 1506 kwam het wapen 'Tristram' aan de beurt, in 1530 'van Gramez', in 1581 'Mesdach', in 1607 'van Haveskercke', in 1687 'van Schoore' en in 1730 'de Croix1. Het geslacht 'de Croix' voerde een wapen 'in zilver een kruis van lazuur' (1). In 1795 schaf­ ten de Fransen alle heerlijkheden (en alle adellijke wapens) af en in hun plaats kwamen de gemeenten. In 1815 ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De adel werd in eer hersteld, maar de gemeenten bleven bestaan in de plaats van de heer­ lijkheden. Er bleef een burgemeester met een 'adjoint' of 'assessoren' of 'schepenen' en 'raadsleden'. In veel gemeenten was de burgemeester een erfgenaam van de laatste heer van de parochie. Ter gelegenheid van de 'definitieve regeling van de gemeentebesturen' gaven de 'Gedeputeerde Provinciale Staten' richtlijnen aan de gemeenten en drongen er ook op aan een gemeentewapen te kiezen. De 'Hoge Raad van Adel' gaf de voorkeur aan het wapen dat op het schepenzegel van de laatste heer voorkwam, doch men eerbiedigde de keuze van het gemeentebestuur. Zo koos de gemeenteraad van Wingene, onder voorzitterschap van burge­ meester J.J. Clauwaert, in de zitting van 14 mei 1822, als wapen : 'een houtsnip, welke zig veerdig maakt te peuren in een hey'. Het schijnt dat de burgemeester een verwoed jager was. Op 15 oktober 1823 werd dit wapen, dat op geen enkele adellijke familie steunde, bij koninklijk besluit goed­ gekeurd, maar de 'Hoge Raad van Adel' vond de beschrijving geen heral­ dische taal. Het werd 'doorsneden, 1. in goud een omgewende snip van sabel, 2. in sinopel'. Een Belgisch koninklijk besluit van 12 augustus 1839 bevestigde de voordracht van hetzelfde wapen door het gemeentebestuur (2). In het gemeentehuis van Wingene werden dus sinds 1823 duizende 91


van Wingene

Het wapen van de gemeente Wingene vanaf 1823.

92


afstempelingen van dit wapenschild afgeleverd. Het wapen van Zwevezele Niettegenstaande Sanderus over de heerlijkheid Zwevezele - zoals over zoveel andere dorpsheerlijkheden - schrijft : "Vöormaals behoorde deze heerlijkheid aan een geslacht van denzelven Naam, 't welk onder de Vlaamsche Stammen vermaard was" (3), vinden we nergens een adellijk geslacht 'van Zwevezele'. De familienaam 'van Zwevezele' bestond noch­ tans, vooral in Brugge en het Brugse. We vinden de naam een tiental keren tussen 1243 en 1400, maar in geen enkel geval kunnen we besluiten dat ze van adel waren, en zeker geen heren van Zwevezele (4). E. Warlop vond evenmin ergens het adellijk geslacht 'van Zwevezele' in de vele charters die hij bestudeerde voor zijn werk 'De Vlaamse Adel vóór 1300'. Een graf­ steen in de oude St.-Walburgakerk in Brugge was deze van Godevaert van Riebeke, Ghijsbreghts zoon (|2 9 oktober 1486), zijn eerste vrouw Agniete fa Martins Lievens (f30 november 1444) en zijn tweede vrouw Pieternelle f* Jans van Zwevezelle (|8 augustus 1482). En hoewel de man en zijn eer­ ste vrouw een familiewapen bezitten, is dit niet het geval voor Pietemelle van Zwevezelle (5). Een geslacht dat reeds in de 14de eeuw heer of vrouw van Zwevezele was, was het geslacht 'van Steenhuyse'. Vanaf 1419 was een 'van Lichtervelde' heer van Zwevezele, vanaf 1432 een 'van Wingene', vanaf 1444 een 'van­ den Rijne', vanaf 1507 een 'van Halewijn', vanaf 1524 een 'van Steelant', vanaf 1552 een 'Luucx', vanaf 1643 een 'van Haveskercke' en vanaf 1784 een 'vanden Abeele'. Het geslacht 'vanden Abeele' voerde een wapen 'in zilver een hamei van keel'. Al deze geslachten hadden een eigen wapen op een eigen schepenzegel (6). Onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden koos de gemeenteraad van Zwevezele onder voorzitterschap van baron Jacques Philippe Pecsteen, nochtans erfgenaam van de laatste heer van Zwevezele, net als de raad van Wingene, niet het wapen van die laatste heer, maar een wapen 'in zilver drie omgekeerde eikels van sinopel'. Het enige dat we daarbij kunnen bedenken, is dat er in Zwevezele een heerlijkheid 'ter Eect' bestaan had, nu genoemd 'de Rick'. Dit wapen werd bij koninklijk besluit van 13 augus­ tus 1823 goedgekeurd. Een Belgisch koninklijk besluit van 26 februari 1845 bevestigde hetzelfde wapen (7). In het gemeentehuis van Zwevezele werden er eveneens sinds 1823 duizende afstempelingen van dit wapen­ schild geproduceerd. 2. HET NIEUWE WAPEN VAN WINGENE Zoals bij het ontstaan van de meeste fusies, hadden de inwoners van de 93


Oud Gemeentehuis van Wingene.

Oud Gemeentehuis van Zwevezele.


betrokken deelgemeenten niet veel in de pap te brokken, maar ook de respectieve gemeentebesturen konden niet veel meer doen dan enkele zienswijzen aan de regering overmaken. Vooral wanneer de centrumge足 meente haar naam en haar gemeentehuis aan de fusiegemeente mocht leve足 ren, waren de inwoners van de andere deelgemeenten niet erg ingenomen met de fusie. Bij de fusie van Wingene en Zwevezele was het dan ook zo dat men de operatie met een zekere gelatenheid onderging. Maar toch zijn er altijd humoristen die de gelatenheid achter wat spot verbergen. Men liep in Zwevezele in het verkiezingsjaar 1976 reeds op de gebeurtenissen voor足 uit. Lag de naam van de nieuwe gemeente en ook het gemeentehuis reeds vast, dan moest de keuze van het nieuwe wapen nog gebeuren, en wie weet, kon de naam van de gemeente nog veranderen. Hierbij dacht men in termen van fusie van de twee oude wapenschilden en van fusie van de twee oude gemeentenamen. In een tijdschrift in Zwevezele verscheen vol足 gend nieuw wapenschild, zonder commentaar (8).

En voor de naam van de nieuwe gemeente werden eigenaardige denkpistes gevolgd. Zw INGe ZELE en zelfs Z^yp^gZELE. Dat zijn maar anekdoten en op 1 januari 1977 startte het nieuwe Wingene met zijn nieuwe gemeenteraad. De burgemeester bleef dezelfde als in de vroegere gemeente Wingene, nl. Willy Persyn. Er was heel wat werk voor de boeg. Het vroegere Wingene bracht 4562 ha en 7215 inwoners in de fusie en Zwevezele 2277 ha en 5133 inwoners. Wingene was nu een

95


Het wapen van de gemeente Zwevezele vanaf 1823.

vanden Rijne


gemeente met een oppervlakte van 6839 ha en 12 348 inwoners. De twee respectieve gemeentehuizen waren vóór de fusie reeds te klein geworden - zeker dat van Wingene - en onmiddellijk kwamen de ministe­ riële onderrichtingen binnen voor de uitbreiding van de diensten en dus ook van het personeel. Er zou dus in de nabije toekomst naar een nieuw gemeentehuis moeten uitgekeken worden. Al in het voorjaar van 1977 ontving de burgemeester een ministeriële onderrichting van een heel speciale aard, nl. 'het decreet van 28 januari 1977 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de gemeente'. Jawel, ook een vlag. Het decreet bepaalde : "Het gemeenteraadsbesluit dat het wapen en de vlag van de gemeente bepaalt, wordt bekrachtigd door de Koning op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken". En nog : "In geval een gemeente niet binnen het j aar een besluit heeft voorgelegd, legt de Minister van ambtswege een voorstel tot vaststelling van wapen en vlag voor de betrokken gemeente voor". Aangezien de administratieve molen gewoonlijk langzaam maalt, zou men die zaak toch maar best onmiddellijk aanpakken. Burgemeester Persyn, die persoonlijk heemkundig zeer geïnteresseerd is, wist reeds onmiddellijk dat het nieuwe wapen noch snip, noch eikels zou bevatten, twee wapens die reeds 150 jaar zonder enige grond in gebruik waren. Ik werd door de burgemeester aangesproken om uit te kijken naar een wapen dat historisch én voor Wingene én voor Zwevezele, het best kon aanvaard worden. Bij mijn heemkundige opzoekingen had ik reeds tal van historische ban­ den tussen Wingene en Zwevezele gevonden. In december 1942 belde ik aan in het kasteel van Zwevezele om te informeren naar bronnen over het verleden van Zwevezele. Firmin de Thibault de Boesinghe, ere-burgemeester van Zwevezele en ere-arrondissementscommissaris van Tielt Roeselare, 74 jaar, ontving me vriendelijk en toonde me de reusachtige boekenkast in de grote zaal van het kasteel. Helaas, het 'oudschrift' was niet voor beginnelingen, en die kerstvakantie was veel te kort, alleen vol­ doende om een inventaris op te maken van de titels van de talloze boeken en bundels. In 1943 overleed de kasteelheer en de rijke verzameling ver­ trok uit Zwevezele. In de jaren vijftig werd het grootste gedeelte ervan in het Rijksarchief van Brugge gedeponeerd onder de naam Familiefonds de Thibault de Boesinghe. In dat rijke familiefonds heb ik dan die prachtige leenboeken, renteboeken en heraldische genealogieën uit het kasteel van Zwevezele teruggevonden. Twee geslachten bleken banden te hebben zowel met Wingene als met Zwevezele : het geslacht 'van Haveskercke' en het geslacht 'vanden Rijne'. Vooral de eerste familie, die 80 jaar lang heer van Wingene was en 165 97


jaar heer of vrouw van Zwevezele. De familienaam 'vanden Rijne' was al in de 14de eeuw zeer verspreid in het Brugse Vrije en in Zwevezele, Egem en Wingene, waar veel toponie­ men 'rijne' voorkwamen. Een 'rijne' is het molenijzer dat de draaiende molensteen op de spil vastzet. In Egem lagen de 'Rijnebossen', de 'Rijneputten' en het 'Goed ten Rijne'. Ook in Zwevezele lag een 'Goed ten Rijne'. Zowel de beek in Wingene, die ten oosten van het centrum loopt, als de beek in Zwevezele, die ten westen van het centrum loopt, waren in de 14de en de 15de eeuw de Rijnebeken, die ontsprongen uit de Rijne­ putten van de Rijnebossen in Egem. Die twee beken komen samen in Oostkamp en het molenijzer verwijst naar de wind- en watermolens in die gemeenten. Het familiewapen 'vanden Rijne' is dan ook 'in lazuur bezaaid met blokjes van zilver een molenijzer van hetzelfde'. En het geslacht 'van­ den Rijne' was heer of vrouw van Zwevezele van 1444 tot 1507. Met die gegevens ging ik te rade bij E. Warlop, archivaris in het Rijksarchief van Kortrijk en lid van de Raad van Adel. Die Raad van Adel had in de voorbije tientallen jaren niet zoveel nieuwe wapens voor gemeenten moeten onderzoeken, maar nu stonden werkzaamheden over het hele land te wachten. E. Warlop maakte de bedenking dat de bevoegde commissie, in de mate van het mogelijke, het wapen van de laatste dorps­ heer vóór de Franse Revolutie, verkiest. Voor Wingene en Zwevezele zou dat betekenen : de fouten herstellen die in 1823 werden gemaakt en kie­ zen voor een gedeeld wapen 'de Croix - vanden Abeele'. Maar die heren hadden nooit in Wingene noch in Zwevezele gewoond. Wat 'van Haveskercke' betrof : vroeger moest het ministerie van buitenlandse zaken ook in de aangrenzende landen navraag doen of het voorgestelde wapen daar niet beschermd was, mogelijk in Haverskerque zelf, in FransVlaanderen. Daarenboven kwam het geslacht in onze streek het eerst in Zedelgem terecht : zouden die het niet aanvragen ? E. Warlop vond dan dat we het met 'vanden Rijne' konden wagen. Burgemeester Persyn vroeg me dan twee tamelijk grote wapenschilden 'vanden Rijne' en 'van Haveskercke' te tekenen en te kleuren en deze op 23 mei 1977 aan de gemeenteraad voor te stellen. De 23 gemeenteraadsleden volgden aandachtig mijn uiteenzetting met het voor en tegen van elk wapenschild. Bijna iedereen vond het wapen 'vanden Rijne' het mooist, met dat molenijzer en de verwijzing naar de molens en de Rijnebeken. Het wapen 'van Haveskercke' kon maar zo eenvoudig zijn : 'in goud een dwars­ balk van keel'. En ik mocht nog onderstrepen dat het geslacht 'van Haveskercke' een veel ouder en belangrijker geslacht was dan het geslacht 'vanden Rijne' en dat de eenvoudigste wapenschilden de oudste en belang­ 98


rijkste zijn, men koos voor het wapen 'vanden Rijne', zowel voor het wapenschild als voor de vlag. Dit gemeenteraadsbesluit werd dan ook aan het ministerie van binnenlandse zaken overgemaakt. Op 15 juli 1977 ontving ik een brief van E. Warlop, waarin hij liet weten dat er voor het voorstel 'vanden Rijne" minder kans bestond. En inderdaad, men liet vanuit Brussel weten : 'Elet gemeenteraadsbesluit van 23 mei 1977 kan niet worden bekrachtigd om historische redenen". E. Warlop stelde dan voor de twee voorstellen in te dienen : eerst 'vanden Rijne’, volgens de wens van de gemeenteraad, en daarnaast 'van Haveskercke'. Daarvoor was een gemeenteraadszitting op 17 april 1978 nodig, waar men deze werk­ wijze goedkeurde. Maar dan kwam de staatshervorming op gang met haar gemeenschappen en gewesten, waarbij heel wat bevoegdheden van de nationale regering aan de gemeenschappen overgedragen werden. Zo werd de aangelegenheid van de voordracht door het ministerie van binnenlandse zaken van wapen en vlag van de gemeenten ter bekrachtiging door de koning, aan de Vlaamse en Waalse regeringen overgedragen ; dit door de wet van 8 augustus 1981. In het vooruitzicht daarvan waren veel dossiers blijven liggen en deze wer­ den dan nog zeer laat aan het ministerie van cultuur van de Vlaamse Gemeenschap overgedragen. Het was de administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Monumenten en Landschappen die de hulp van de gouverneurs inriep "ten einde zo snel mogelijk de bekrachtigingsprocedures weer op gang te brengen". Elke gouverneur ontving drie lijsten : een lijst met de gemeenten die reeds een bekrachtigd wapen en vlag had­ den ; een lijst met de gemeenten die het nog niet bekrachtigd gemeente­ raadsbesluit zouden terugkrijgen (waaronder Wingene) en een lijst met de gemeenten die nog geen gemeenteraadsbesluit voorgelegd hadden. Er werd aan de gouverneur gevraagd aan de gemeenten van de tweede lijst te zeggen dat ze moesten rekening houden met de opmerkingen in verband met de beschrijving en tekening van het wapen. De gemeenten van de derde lijst moest hij tot spoed aanzetten, met de aanbeveling eerst een pre­ advies in te winnen. E. Warlop was inmiddels voorzitter van de Vlaamse Heraldische Raad geworden en in juni 1984 maakte hij volgende bedenkingen : 1. Het wapen 'vanden Rijne' voor het wapenschild moet men laten varen. Men kan het behouden voor de vlag, omdat er voor vlaggen minder strenge historische normen gelden dan voor wapenschilden. 2. Het wapen 'van Haveskercke' is de beste oplossing. 3. Het gedeelde wapen 'de Croix - vanden Abeele' zou voldoening vinden bij de Raad. Wingene belegde op 23 augustus 1984 een gemeenteraadszitting en daar 99


van Haveskercke

Het wapenschild van de gemeente Wingene sedert 1987.

100


werd het wapen 'van Haveskercke' zowel voor het wapenschild, als voor de vlag gekozen : 'in goud een dwarsbalk van keel'. E. Warlop gaf ook pre­ cieze richtlijnen voor de tekening (9). Bij het wapenschild moet de correc­ te verhouding van breedte = 7 en hoogte = 8 geëerbiedigd worden : de breedte van de dwarsbalk moet 2/7 van de breedte van het schild zijn en het schild moet bij voorkeur gotisch zijn, nl. met scherpe punt. De vlag moet bestaan uit 'drie even hoge banen, van geel, van rood, van geel' met als verhouding : hoogte vlag = 2 en lengte = 3. Het geel vervangt hier het goud, want men wil de gemeente geen goudbrocaat opdringen (10). Intussen had het gemeentebestuur andere beslommeringen : het nieuwe gemeentehuis naderde zijn voltooiing en de inhuldiging was voorzien voor 7 december 1984. En ook hier kwam het voorziene wapenschild zijn plaats opeisen : het zou boven de ingang prijken, op het witte balkon. De inhul­ diging moest echter nog zonder wapenschild gebeuren. De Vlaamse administratie had nog heel wat werk met het wapen 'van Haveskercke' en zelfs de TV vond dit geslacht zo representatief, dat er een jeugdfeuilleton aan gewijd werd : 'Dirk van Haveskercke'. Op 1 oktober 1986 liet E. Warlop weten dat er een gunstig advies was van­ wege de Vlaamse Heraldische Raad. Op 10 maart 1987 kwam dit advies op het gemeentehuis toe, met de randvermelding dat een vlag van 2 m hoog en 2,5 m lang, met 'drie even hoge banen, van geel, van rood, van geel' voor 1501 fr. kon geleverd worden. Eindelijk, op 26 mei 1987, kwam de bekrachtiging door de koning toe. Na een procedure van 10 jaar en 3 dagen had de gemeente Wingene haar wapenschild en vlag (10). 3. HET GESLACHT EN HET WAPEN 'VAN HAVESKERCKE' Het is duidelijk dat het familiefonds 'de Thibault de Boesinghe' uit Zwevezele en de archieven in verband met de heerlijkheid en de heren van Wingene veel meer bevatten over het geslacht 'van Haveskercke' en hun verblijf in Wingene en Zwevezele, dan hetgeen nodig was als motivering voor de keuze van het gemeentewapen. Over het geslacht 'van Haveskercke' in Wingene werd reeds geschreven (11) en over de Zwevezeelse tak eveneens (12). Vroeger waren de herauten de mannen die op de hoogte waren van de juistheid en de rechtvaardigheid van de gevoerde wapens en die de con­ trole en registratie van adeldom en wapens deden. De heraldiek of wapen­ kunde is dus de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van het ont­ staan, de ontwikkeling, de betekenis en de beschrijving of blasoenering van wapens. Die herauten werden ook door de geslachten aangesproken om tegen een zeer ruime vergoeding de stamboom of kwartierstaat op te zoeken en heraldisch uit te tekenen. Daarvan bestaan er prachtige exem101


Het kasteel van Zwevezele.

Nieuw Gemeentehuis van Wingene.

102


plaren, waarin de getekende en gekleurde wapenschilden echte miniaturen zijn. In het kasteel van Zwevezele heb ik in 1942 een prachtgenealogie van het Huis van Haveskercke gezien : "Histoire généalogique de la très illustre, très noble et très ancienne maison de Haveskercke", die ik, evenmin als veel andere handschriften, niet aantrof in het familiefonds de Thibault de Boesinghe in het Rijksarchief te Brugge. Ik heb dan geïnformeerd naar de zoon van de overleden laatste kasteelheer van Zwevezele, Gaëtan de Thibault de Boesinghe, in Elsene. Ik werd er goed ontvangen en op mijn vraag naar de vele prachtige handschriften die niet in het familiefonds voorkwamen, gaf hij grif toe dat hij enkele werken met de mooiste ver­ luchtingen in zijn bibliotheek behouden had. Het was rond die tijd 25 jaar geleden dat hij de boekenverzameling aan het rijksarchief in Brugge in leen had gegeven en het is gebruikelijk dat men dan de uitlening omzet in een schenking of het boekenbestand terugvraagt. Gaëtan de Thibault de Boesinghe besloot dan ook de ontbrekende werken bij het familiefonds te voegen en dit, bij contract, als schenking in het rijksarchief te laten. Hij vroeg mij om samen met de rijksarchivaris van Brugge de ontbrekende werken te komen afhalen. Dit is dan ook gebeurd en de prachtige heraldi­ sche genealogie 'van Haveskercke' werd in de inventaris bij de andere gelijkaardige werken onder nr 625 ingeschreven (13). Het werk is van de hand van de herauten en genealogen van het hertog­ dom Brabant : Jean de Launay, ridder, heer van Montigny, en Henry Prévost de le Val, heer van Thennans, op aanvraag van de tweelingbroers Jacob van Haveskercke, baron van Wingene, op dat ogenblik Chef van het Huis en het Wapen, en Frans van Haveskercke, burggraaf van Zeeland, voogd van de O.-L.-Vrouwabdij van Middelburg, heer van Wulsberghe. Doch, toen de Wingense tak de baronie van Wingene in 1687 moest ver­ kopen, verwierf de heer van Zwevezele, Louis Albert van Haveskercke, burggraaf van Watervliet en baron van Lichtervelde, van zijn kozijn, de baron van Wingene, het volle wapen 'van Haveskercke' en de heerlijkheid Zedelgem. Ook deze heraldische genealogie is in zijn bezit gekomen en hij heeft er de heraldische kwartierstaat met de 128 kwartieren van zijn kinderen laten aan toevoegen. Herauten wisten heel goed dat hun opdrachtgevers hun geslacht liefst zo ver mogelijk zagen opklimmen. Daarom moeten alle genealogische gege­ vens vóór het jaar 1000 met een korrel zout genomen worden en de oudst bewaarde zegels leren ons dat een erfelijk wapen maar vanaf 1150 ver­ schijnt. Alles begon in Haverskerque aan de Leie, halfweg tussen Aire (Ariën) en Merville (Mergem), bij St.-Venant, aan de zuidrand van het Nieppe-woud, 103



departement Nord, arrondissement Duinkerke, kanton Merville. De naam zou komen van Habukas kirka = kerk van Habuk ; in 1047 vinden we Haviskerka en in 1139 Haveskerke (14). Nu is de officiële naam Haverskerque, maar in alle oude documenten en geneologieën gebruikt men de schrijfwijze die de verschillende takken van de familie steeds zelf gebruikten : Haveskercke. De 'r' is er pas na de Franse Revolutie bijgeko­ men, vertelde men ons in het dorp zelf, omdat bepaalde personen de woordverklaring in "Havre" of "natuurlijke haven" zochten. We gingen de kerk opzoeken en in de Kerkstraat zagen we duidelijk dat het gemeentewapen nog steeds het familiewapen gebleven is. In het archief van de "mairie" lazen we dat de romaanse toren van de kerk uit de 11de eeuw stamde. Zoals koningen, hertogen en graven beweerden af te stammen van Karei de Grote, zo was het reeds een hele eer in Frans-Vlaanderen af te stammen van de kasteleinen van St.-Omaars. De stamboom begint bij Flobert, heer van Haveskercke, die de zoon zou zijn van Willem, kastelein van St.-Omaars. Hij was gehuwd met Ermengarde van Ostrevant, dochter van de kastelein van Valenciennes. Hun enige zoon zou Theodoric, heer van Haveskercke, geweest zijn, die onder graaf Boudewijn VI van Bergen en graaf Arnoud III diende. Met deze laatste sneuvelde hij dan in de Slag bij Kassei in 1071 tegen de oom van Arnoud III, Robrecht de Fries. We hebben reeds gezegd dat de oudste wapens de eenvoudigste zijn. Welnu, in de heraldiek kent men twee metalen : goud en zilver en vier kleuren : keel (rood), lazuur (blauw), sabel (zwart) en sinopel (groen) en een hoofregel zegt : nooit metaal op metaal, noch kleur op kleur. Het een­ voudigste wapen is wel dit met alleen maar een dwarsbalk. Elk graafschap of hertogdom liet maar éénmaal eenzelfde wapen toe en daarom heb ik nagegaan hoe dikwijls dit eenvoudig wapen voorkomt in het Armoriaal van Rietstap, met de metalen goud en zilver, en de kleuren keel en lazuur. 1. "in goud een dwarsbalk van keel" komt 34 maal voor ; naast 'van Haveskercke' ook 'Condé' en 'Munster' bijvoorbeeld. 2. "in keel een dwarsbalk van goud" - het tegenovergestelde dus - 23 maal, zoals bij 'Jauche', wat nu het wapen van de gemeente Kruishoutem is. 3. "in zilver een dwarsbalk van keel', 53 maal, zoals bij 'de Bethune', wat nu het wapen van de stad Bethune is. 4. "in keel een dwarsbalk van zilver', 44 maal, zoals bij de aartshertogen van Oostenrijk (nu het wapen van Oostenrijk zelf), bij 'Bouillon' en 'van Leuven'. 5. "in goud een dwarsbalk van lazuur", 27 maal, zoals bij 'van Bertholt'. 6. "in lazuur een dwarsbalk van goud", 32 maal, zoals bij 'St.-Omaars'. 105


7. "in zilver een dwarsbalk van lazuur", 27 maal, zoals bij 'Caïmo', waar­ onder een bisschop van Brugge. 8. "in lazuur een dwarsbalk van zilver", 26 maal, zoals bij 'van Alst'. Een wapen met alleen een dwarsbalk was dus zeer in trek bij de oudste en belangrijkste geslachten. In de Slag bij Kassei zullen nog wel geen wapenschilden met een 'wapen' aanwezig geweest zijn, al wordt in deze genealogie door Jean de Launay beweerd dat Theodoric van Haveskercke de eerste was die het wapen 'van Haveskercke' voerde, en dat hij, als afstammeling van een kastelein van St.-Omaars, - met als wapen "in lazuur een dwarsbalk van goud" - dit wapen vervangen had door een wapen "in goud een dwarsbalk van keel". Zijn zoon Jan van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Arduina van Wavrin, trok met de graaf Robrecht en Godfried van Bouillon mee op kruistocht in 1096. Hun zoon Willem van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Ghisela van Clermont, diende onder graaf Karei de Goede. Hij werd met zijn vrouw in de kerk van Haverskerque begraven. Hun zoon Jan van Haveskercke, heer van Haveskercke, was gehuwd met Beatrix van Gavere. Hun zoon Boudolf van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Hermentrude van Cisoing, trok met graaf Diederik van de Elzas naar het Heilig Land. Hij stichtte de O.-L.-Vrouwkapel in de kerk van Haverskerque als begraafplaats voor de familie 'van Haveskercke' en stierf in 1160. Hun zoon Raoul of Gisbert van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Cathérine van Roubaix, vergezelde graaf Filips van de Elzas naar het Heilig Land. Hun zoon Gisbert van Haveskercke, heer van Haveskercke, was gehuwd met Nathalie van Viefville. Hij sneuvelde in 1214 in de Slag van Bouvines waar hij streed aan de zijde van graaf Ferdinand van Portugal. Ook zijn broer Menasses sneuvelde daar (15). Bij de twee zonen van deze Gisbert zien we voor het eerst dat de oudste zoon, Boudewijn van Haveskercke, heer van Haveskercke, het volle wapen voerde, maar dat de tweede zoon, Gisbert, zijn wapen moest breken met drie ringen van keel in het schildhoofd. Boudewijn was gehuwd met Jacqueline van Kortrijk en diende onder gravin Margareta van Constantinopel. Hij en zijn vrouw werden in de O.-L.-Vrouwkapel van de kerk van Haverskerque begraven onder een verheven graftombe met hun beelden erop. Hun zoon Jan van Haveskercke, heer van Haveskercke, huwde met Hermentrude van St.-Omaars. 106


J)c4^lle 'inaller' ^ S tin Z ^ m eu L : A J t r r is

Haveskercke in Frans-Vlaanderen

Wapen van Frans van Haveskercke

107


Het is niet de bedoeling geheel de genealogie 'van Haveskercke' hier weer te geven, maar alleen die afstamming die leidt tot de heren van Wingene en van Zwevezele. Vanaf de zonen van deze Jan van Haveskercke kan men spreken over een oudste en jongste tak 'van Haveskercke'. De tweede zoon, ook Jan van Haveskercke, en zijn nakomelingen, worden heren van Watene ; hij brak zijn wapen met een barensteel van lazuur in het schild­ hoofd. De oudste zoon, Gilles van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Margareta van Moerkerke, behield het volle wapen. Hun oudste zoon Boudewijn werd abt van Clervaux en de tweede zoon, Philippe van Haveskercke, heer van Haveskercke, was kamerheer, jacht­ meester en ruwaard van graaf Lodewijk van Nevers, en in 1326 baljuw van St.-Winoksbergen. Hij huwde een eerste maal met Adela vander Vichte en een tweede maal met Jenne van Wingene. Hij stierf in 1336. De tweede zoon van Philippe van Haveskercke en Adela vander Vichte, eveneens Philippe van Haveskercke, heer van Haveskercke, gehuwd met Marie de Rasset, was kastelein en gouverneur van Rupelmonde. Hij stierf in 1355. Hun zoon Renoud van Haveskercke, heer van Haveskercke, werd de eerste baron van Haveskercke. Hij huwde een eerste maal met Aleidis van Mortagne en een tweede maal met Marie van Diksmuide. Hij stierf in 1357 en ligt met zijn tweede vrouw begraven in de kerk van Haverskerque. Baron Renoud van Haveskercke en Marie van Diksmuide hadden samen heel wat heerlijkheden. De baron was heer van : Haveskercke, Estaires (Stegers), Bailleul (Belle), Clery, Rumingem, Steenbeke, Mernes, St.Floris en door zijn vrouw, heer van Diksmuide. En dat was ook nodig, want ze hadden tenminste 7 kinderen en daar begon opnieuw een splitsing in takken. 1. De oudste zoon, Jan van Haveskercke, baron van Haveskercke en heer van Estaires, Rumingem en Steenbeke, was gehuwd met Marie van Moliens. 2. Renoud van Haveskercke, heer van Bailleul, was gehuwd met Renette d'Oisel. 3. Marie van Haveskercke, vrouw van Clery, was eerst gehuwd met Henry d'Antoing en daarna met Robert van Montigny. 4. Catharina van Haveskercke was gehuwd met Jan de Rouveroy. 5. Archambault van Haveskercke, heer van Diksmuide, gehuwd met Mahaut de Barbençon, brak zijn wapen met een uitgeschulpte zoom van lazuur. 6. Hustin van Haveskercke, heer van Mernes en St.-Floris, gehuwd met Margareta van Stavele, brak zijn wapen met een ring van zilver in de 108


Graftombe van Adriaen van Haveskercke in de O.-L.-Vrouwkerk van Brugge.

Rue de l'Eglise

-

De kerk van Haverskerque.

109


dwarsbalk. 7. Arnoud van Haveskercke, gehuwd met Margareta Adornes, brak zijn wapen zoals Archambault. Van de 7 kinderen zullen we er drie nader bekijken en daarna alleen nr 6 verder volgen. nr. 1 Baron Jan van Haveskercke en Marie van Moliens hadden een zoon, baron Jan van Haveskercke, die door de Engelsen gevangen geno­ men werd en zijn baronie en Estaires aan zijn tante Marie van Haveskercke moest verkopen om zijn losgeld te kunnen betalen. Ze hadden ook een dochter Elisabeth die met Jan de Crequy huwde, waaruit de baronnen, gulden vliesheren en prinsen van Crequy gesproten zijn. nr. 3 Marie van Haveskercke, gehuwd met Henry d'Antoing, kocht dus de baronie van Haveskercke en Estaires af van haar neef. - Hun zoon Henry d'Antoing, baron van Haveskercke, was dus de eerste heer van Haveskercke die de naam van de heerlijkheid niet meer droeg. Hij stierf ongehuwd in 1449. - Hun dochter Marie d'Antoing, gehuwd met Engelbert d'Enghien, erfde van haar broer de baronie van Haveskercke. Een zoon, even­ eens Engelbert d'Enghien, baron van Haveskercke, stierf zonder nakomelingen en had de baronie verkocht aan zijn kozijn Jan van Stavele. - Hun dochter Margareta d'Antoing was gehuwd met Jan van Stavele en hun zoon, Jan van Stavele, gehuwd met Jenne de Barlaimont, was de nieuwe baron van Haveskercke. Later is de baronie van Haveskercke, na de families 'd'Antoing', 'd'Enghien’ en 'van Stavele' in handen gekomen van het geslacht 'de Montmorency'. nr. 6 Hustin van Haveskercke, heer van Mernes, St.-Floris, de Gaugerie en Wendin, was kamerheer van de hertog van Bourgondië. Hij stierf in 1411 en ligt met zijn vrouw begraven onder een zwartmarmeren steen in de kerk van Haverskerque. Bij ons bezoek aan de kerk stel­ den we evenwel vast dat van al de vermelde graftomben en grafste­ nen er geen enkele meer aanwezig is ; de bevloering zag er trouwens tamelijk nieuw uit. Deze Hustin is de man waaruit de Wingense en Zwevezeelse van Haveskercke's zullen voortkomen. De kinderen van Hustin van Haveskercke en Margareta van Stavele waren : 1. Philippe van Haveskercke, heer van St.-Floris, Memes en de Gaugerie, kamerheer van de hertog van Bourgondië, gehuwd met Anna van Praet. Hij werd de chef van heel het huis van Haveskercke en voerde dus het volle wapen. Hij stierf in 1448 en ligt in de St.-Niklaaskerk van Veurne 110


begraven. 2. Frans van Haveskercke, raadsheer en kamerheer van de hertog van BourgondiÍ en later hoogbaljuw van Brugge en het Vrije en nog later hoogbaljuw van Gent. Hij huwde een eerste maal met Margareta van Cathem, een tweede maal met Catharina van Walkiers en een derde maal met zijn nicht, Catharina van Haveskercke. Hij brak zijn wapen met een ring van zilver in de dwarsbalk en stierf in 1427. 3. Margareta van Haveskercke, gehuwd met Henry de Redonchel. 4. Alix van Haveskercke, gehuwd met Josse vanden Berghe, heer van Watervliet. Frans van Haveskercke en Margareta van Cathem hadden o.a. een zoon, Lodewijk van Haveskercke, heer van Cathem, hoogbaljuw van Brugge en het Vrije, in 1439 gehuwd met Catharina van Zedelgem. Catharina stierf in 1446 en Lodewijk in 1448. Ze werden in de kerk van Jabbeke begraven onder een verheven graftombe. Hij brak zijn wapen zoals zijn vader, zoals we op de opgehangen grafsteen in de kerk kunnen zien. Hun zoon Adriaen van Haveskercke, heer van Zedelgem en Cathem, raadsheer en kamerheer van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, huwde met Agnes van Themseke. Hij stierf in 1482 en ligt ook in de kerk van Jabbeke begraven ; hij voerde weer het volle wapen 'van Haveskercke'. Tegen een muur, op een gemeenschappelijke grafsteen, lezen we : "Hier licht Lodewijck van Haveskercke schildcnape sone van mher François die starf den XIII van april in 't jaer M ilIFXXXXVIII ende sijn wyf Catelijne dochter van Mher Philips van Zedelghem die stierf den VI van februarius in 't jaer MIIIFXLVI. Hier licht Mher Adriaen van Haveskercke raddere heere van Zedelghem raet ende kamerlinck van Philips van Oostenryck Hertoch van Bourgoigne Graefvan Vlaenderen sone van Lodewijck die stierf den XVI maerte MIIIFLXXXII ende sijn wyf Agnes van Temseke Hun kinderen waren o.a. 1. Ghislain van Haveskercke, heer van Zedelgem en de Gaugerie, gehuwd met Catharina de Cats van Welle. Hij voerde ook het volle wapen. 2. Agnes van Haveskercke, vrouw van Cathem, gehuwd met Andries Andriessens, heer van Wakken, waaruit het Bourgondische Huis van Wakken gesproten is. De kinderen van Ghislain van Haveskercke en Catharina de Cats van Welle waren o.a. 1. Ghislain van Haveskercke, heer van Zedelgem, die ongehuwd in 1560 stierf. 2. Adriaen van Haveskercke, heer van Zedelgem en de Gaugerie. Hij huwde een eerste maal met Catharina van Valladolid en een tweede


maal met Jenne van Idegem, dochter van de heer en vrouw van Zwevezele. Hij stierf kinderloos in 1572, maar had in 1566 in de H.Sacramentskapel van de Brugse O.-L.-Vrouwkerk een begraafplaats verkregen. Daar staat zijn verheven graftombe nu nog bij het altaar met de Madonna van Michelangelo. 3. Jan van Haveskercke, heer van Zedelgem, een eerste maal gehuwd met Margareta Laureins, en na dit mislukt huwelijk, een tweede maal met Jenne van Heule. Hij stierf in 1577, ligt in de kerk van Jabbeke begra­ ven en was net als zijn broer Adriaen, in het bezit van het volle wapen. De kinderen van Jan van Haveskercke en Jenne van Heule waren o.a. : 1. Roland van Haveskercke, heer van Zedelgem, gehuwd met Eleonora van Borsele. Hij stierf in 1604, ligt in de kerk van Jabbeke begraven en voerde het volle wapen. 2. Ghislaine van Haveskercke, vrouw van Lichtervelde, een eerste maal gehuwd met Philippe vanden Berghe, burggraaf van Watervliet, en een tweede maal met Jeronimo Lopez. Ze erfde Lichtervelde in 1619. 3. Judith van Haveskercke, vrouw van Lichtervelde na de dood van haar zuster, gehuwd met Willem van Maulde. Ze erfde ook het burggraafschap van Crebbe. De eerste generatie 'van Haveskercke', heren van Wingene en Zwevezele De kinderen van Roland van Haveskercke en Eleonora van Borsele waren 0. a. : 1. Jan van Haveskercke, heer van Zedelgem, in 1607 gehuwd met Louise Mesdach, erfgename van Wingene, Gramez en Wulfsberghe. Ze bewoonden 't Hof van Wingene. Jan erfde de heerlijkheid Zedelgem en het volle wapen en Wingene werd in 1632 tot baronie verheven. In dat jaar stierf zijn vrouw. Hijzelf stierf in 1638 en werd in de kerk van Wingene begraven onder een verheven graftombe. Bij het vergroten van de kerk werd de deksteen in de zijmuur van de kerk ingemetseld. 2. Jacob van Haveskercke, heer van St.-Baafs, in 1619 gehuwd met Adriana Luucx, erfgename van Zwevezele, Walpreit en Bourgogne. Net als zijn broer Jan in Wingene, kwam hij in een "openstaande betrek­ king" terecht en in een herbouwd kasteel. Adriana stierf in 1643 en Jacob in 1648 ; ze werden in de kerk van Zwevezele begraven. Hij voer­ de een gevierendeeld wapen : 1 en 4 "van Haveskercke", 2 en 3 "van Heule’. 3. Lrans van Haveskercke, burggraaf van Watervliet, heer van Fermont, hoogbaljuw van Brugge en het Vrije, een eerste maal gehuwd met Jenne van Maulde en een tweede maal met Helena Maes. Hij bekwam in 1650 112


5V

4>-

'f -

.w ' ï i

*

JU “

: 4 .,% # -* >. ’X ;* A . %

a

~

,.'ïïl'. .A • '• « I

,

~ ** * ** " 1X 4*

'

à

i

’t Hof van Wingene.

113


Grafsteen van Jan van Haveskercke.

114


"het vrijdom van eene sépulture" voor het geslacht 'van Haveskercke' in de H.-Sacramentskapel van de Brugse O.-L.-Vrouwkerk, naast de graf­ tombe van Adriaen van Haveskercke. Hij stierf in hetzelfde jaar 1650. De tweede generatie 'van Haveskercke', heren van Wingene en van Zwevezele De kinderen van Jan van Haveskercke en Louise Mesdach waren o.a. : 1. Lodewijk van Haveskercke, baron van Wingene, heer van Zedelgem, Gramez en Wulfsberghe, geboren in 1609, huwde met zijn nicht Livina van Haveskercke, dochter van zijn oom Jacob van Haveskercke, heer van Zwevezele. Hij stierf in 1663 en werd in de kerk van Wingene begraven. Hij voerde het volle wapen zoals zijn vader. 2. Zijn tweelingbroer Roland van Haveskercke en verder Everaert, Philippe, Karel, Jan-Frans en Jacqueline van Haveskercke. De kinderen van Jacob van Haveskercke en Adriana Luucx waren : 1. Adriaen van Haveskercke, burggraaf van Crebbe, heer van Zwevezele, Walpreit, Bourgogne en St.-Baafs, in 1651 gehuwd met zijn nicht JenneMarie van Haveskercke, dochter van Frans van Haveskercke, burggraaf van Watervliet. We zagen reeds dat hij de schoonbroer zou worden van de heer van Wingene. In zijn kasteel te Zwevezele stond het kabinet in geschelpt ebbenhout met bovenaan het wapenschild 'van Haveskercke', nu bewaard in het kasteel van Beauvoorde. Jenne-Marie stierf in 1662 en Adriaen in 1667 ; ze liggen in de kerk van Zwevezele begraven. Hij voerde een gevierendeeld wapen : 1 en 4 'van Haveskercke", 2 en 3 'van Heule', met een hartschild 'van Idegem'. 2. Livina van Haveskercke, gehuwd met haar kozijn Lodewijk van Haveskercke, baron van Wingene, heer van Zedelgem, enz..., zoon van Jan van Haveskercke. 3. Nog vijf dochters : Jenne, Adriana, Jacqueline, Margareta en Made van Haveskercke. De kinderen van Frans van Haveskercke en Jenne van Maulde waren : 1. Eugeen-Albert van Haveskercke, burggraaf van Watervliet, baron van Lichtervelde, enz ... Hij stierf ongehuwd en ligt in de H.-Sacra­ mentskapel van de Brugse O.-L.-Vrouwkerk begraven. 2. Drie zonen en een dochter : Adolf, Bernard, Frans en Jenne-Marie van Haveskercke. 3. Jenne-Marie van Haveskercke, geboren na de dood van haar gelijkna­ mig zustertje, en gehuwd met haar kozijn Adriaen van Haveskercke, burggraaf van Crebbe, heer van Zwevezele, zoon van haar oom Jacob van Haveskercke. 115


De derde generatie 'van Haveskercke', heren van Wingene en van Zwevezele De kinderen van Lodewijk van Haveskercke en Livina van Haveskercke waren : 1. Jacob van Haveskercke, baron van Wingene, heer van Zedelgem en Gramez, geboren in 1640 en in 1683 gehuwd met Maria-Constantia de Semple. Zij stierf in Wingene in 1679 en Jacob in Brugge in 1693. Hij voerde het volle wapen. 2. Zijn tweelingbroer Frans van Haveskercke, burggraaf van Zeeland, voogd van de O.-L.-Vrouwabdij van Middelburg, heer van Wulfsberghe, in 1671 gehuwd met Maria-Anna vander Meulen. Hij stierf in 1685. Het waren deze tweelingbroers die aan de herauten en genealogen Jan de Launay en Henry Prévost de opdracht gaven deze heraldische gene­ alogie van het huis van Haveskercke op te maken. Het werk was klaar in 1664. 3. Nog drie dochters : Marie-Johanna, Anna-Carolina en Eleonora van Haveskercke. De kinderen van Adriaen van Haveskercke en Jenne-Marie van Haveskercke waren onder meer : 1. Louis-Albert van Haveskercke, burggraaf van Watervliet, baron van Lichtervelde, heer van Zwevezele, Walpreit, Bourgogne en St.-Baafs, geboren in 1660, werd reeds op zevenjarige leeftijd heer van Zwevezele. Hij huwde in 1684 met Jenne-Françoise del Rio, dochter van de heer van Egem. Hij voerde eerst het gevierendeelde wapenschil met hartschild van zijn vader, doch werd later chef van het huis van Haveskercke, met volle wapen. Hij stierf in 1732 en was dus 65 jaar lang heer van Zwevezele ; zijn vrouw stierf in 1734 en werd naast haar man in de kerk van Zwevezele begraven. Hij is het die aan de heral­ dische genealogie van het huis van Haveskercke de heraldische kwar­ tierstaat met de 128 kwartieren van zijn kinderen liet toevoegen. De financiële toestand van de Wingense baron Jacob van Haveskercke ging reeds van bij het begin van zijn loopbaan achteruit. Hij moest de rest van de heerlijkheid van Gramez verkopen, daarna de heerlijkheid Zedelgem en in 1687 de baronie van Wingene aan Frans-Lodewijk van Schoore. De rijkdom van de Zwevezeelse burggraaf en baron Louis-Albert van Haveskercke nam daarentegen steeds toe. Hij erfde van zijn "suikernonkel" Eugeen-Albert van Haveskercke het burggraafschap van Watervliet en de baronie van Lichtervelde. Van zijn Wingense kozijn Jacob van Haveskercke bekwam hij de heerlijkheid Zedelgem en het volle wapen 'van Haveskercke'. 116


Het Kasteel van Zwevezele, lavistekening van Serafin Vermote (1813).

117


Gedurende die lange jaren van zijn bestuur in Zwevezele stelde hij een hele bibliotheek samen die nu een groot deel van het familiefonds de Thibault de Boesinghe vormt. Hij liet ook een predikstoel voor de kerk van Zwevezele maken met op de trapleuning de wapenschilden 'van Haveskercke' en 'del Rio'. De vierde en laatste generatie 'van Haveskercke', alleen heren of vrouwen van Zwevezele De kinderen van Louis-Albert van Haveskercke en Jenne-Françoise del Rio waren : 1. Louis-François van Haveskercke, burggraaf van Watervliet, baron van Lichtervelde, heer van Zwevezele, heer van Zedelgem, Walpreit, Bourgogne en St.-Baafs, geboren in 1685, was reeds 47 jaar toen hij in 1732 zijn vader opvolgde. Hij stierf ongehuwd in 1771 en voerde het volle wapen. 2. Nog vier zoons en twee dochters : Antoon-Gabriel, François-Joseph, François-Albert, François-Jerome, Marie-Jenne en Isabelle-Thérèse van Haveskercke. 3. Françoise-Cathérine van Haveskercke, burggravin van Watervliet, baro­ nes van Lichtervelde, vrouw van Zwevezele, Zedelgem, Walpreit, Bourgogne en St.-Baafs, geboren in 1696, volgde als 75-jarige onge­ huwde haar broer op. Ze stierf in 1784 als laatste 'van Haveskercke' die heer of vrouw van Wingene of Zwevezele was en werd in de kerk van Zwevezele begra­ ven. Ze heeft aan die kerk in 1775 nog een hostiedoos geschonken waarop we duidelijk het volle wapen 'van Haveskercke' zien, in arce­ ring weliswaar : gestippeld (= goud) en verticaal gearceerd (= keel). Het wapenschild draagt een kroon met vijf fleurons (bladeren) en vijf parels en heeft als schildhouders twee leeuwen die de vlag 'van Haveskercke' dragen. Hier willen we ook vermelden dat een wapenschild van een man altijd met vlakke bovenkant getekend wordt en dit van een vrouw volledig rond is. De obiit van Françoise-Cathérine van Haveskercke hangt nog altijd in de kerk van Zwevezele. Het kasteel van Wingene lag op het einde van de 18de eeuw helemaal in puin en werd opgeruimd. Ook het kasteel van Zwevezele werd na de dood van Françoise-Cathérine van Haveskercke niet meer bewoond. Serafin Vermote heeft het in 1813 nog getekend. In 1816 werd het afgebroken. Een erfgenaam, baron Pecsteen de Swevezeele, burgemeester van Zwevezele, bouwde een nieuw kasteel of landhuis op de funderingen van het oude kas­ teel. Dit landhuis werd, samen met het kasteelpark en -bos, in 1985 door de gemeente Wingene aangekocht en afgebroken. Bij die gelegenheid vroe118


Kerk van Zwevezele, predikstoel. Op de trapleuning de wapenschilden van Haveskercke en del Rio.

119


Hostiedoos met het wapen van Françoise-CathÊrine van Haveskercke.

120


Obiit van Françoise-CathÊrine van Haveskercke.

121


Koperen stempel van Françoise-CathÊrine van Haveskercke.

De voordeur van het nieuwe gemeentehuis van Wingene.

122


gen we aan burgemeester Persyn de toelating om de binnenwal weer open te leggen, met de bedoeling de funderingen van de oude waterburcht 'van­ den Rijne' en van het kasteel 'van Haveskercke' te vinden en mogelijk nog iets meer. En wat is uit die oude kasteelwallen ondermeer opgedoken ? De authentieke mooie koperen stempel van burggravin en barones FrançoiseCathérine van Haveskercke, zo goed als nieuw, met haar wapenschild met kroon, nu zonder fleurons (bladeren), maar met 13 parels ; de schildhoudende leeuwen hebben nu geen vlag bij. Bijna symbolisch was de stempel in het water geworpen als om een tijd­ perk 'van Haveskercke' af te sluiten. Maar als een feniks is dit wapenschild niet uit het vuur, maar uit het water verrezen om het wapen van de nieuwe gemeente Wingene te worden. Sinds de bekrachtiging op 26 mei 1987 prijkt het nu op het balkon van het nieuwe gemeentehuis. André VANDEWIELE

VOETNOTEN 1. G. LAMS, V a n W e n g h in a t o t W in g e n e , 1977, p. 1. G. LAMS, D e H e r e n v a n W in g e n e , De Roede van Tielt, 17 jg., nr 1, 1986, p. 2-30. 2. G. LAMS, W in g e n e , Lannoo, Tielt, 1983, p. 11. 3. A. SANDERUS, V e r h e e r l y k t V l a a n d r e , Leiden-Rotterdam-'s Gravenhage, 3 delen, 1735, Anast. herdr., Handzame, 1968, dl. 1, p. 223. 4. A. VANDEWIELE, Z w e v e z e l e , 2 delen, dl. 1, 1981, p. 114-115. 5. V. VERMEERSCH, G r a f m o n u m e n te n te B r u g g e v ó ó r 1 7 5 8 , 3 delen, Brugge, 1976, dl. 2, p. 172. 6. A. VANDEWIELE, o .c ., p. 50, 147, 158, 163, 167, 184, 194, 205, 225. 7. A. VANDEWIELE, o .c ., dl. 2, p. 171. 8. 't L i e v e r k e , jg. 1, nr. 4, 1976. 9. E. WARLOP, H e r a ld ie k . K u r s u s H e e m k u n d ig e V o r s e r s , W e s tv l. V erb . v a n K r in g e n v o o r H e e m k u n d e , 1980. 10. Het dossier Wapen van Wingene' in het gemeentehuis van Wingene, bevat alle gege­ vens en briefwisseling hierover. 11. G. LAMS, D e H e r e n v a n W in g e n e , De Roede van Tielt, 17 jg., nr 1, 1986, p. 2-14. 12. V. ARICKX, D e H e e r l i j k h e i d e n d e H e r e n v a n Z w e v e z e l e v a n a f d e 1 5 d e e e u w , Biekorf, 1966, p. 110-113. A. VANDEWIELE, Z w e v e z e l e , 2 delen, dl. 1, 1981, p. 203-223. 13. RAB, G e n e a l o g i s c h e G e s c h i e d e n i s v a n h e t H u i s 'va n H a v e s k e r c k e ', F a m i l i e f o n d s d e T h ib a u lt d e B o e s in g h e , nr. 625. 14. J. VAN OVERSTRAETEN, D e N e d e r l a n d e n in F r a n k r ijk , Antwerpen, 1969, p. 283. 15. N. DESPARS, C h r o n y k e v a n V la e n d e r e n , 3 delen, 1727-1736, dl. 1, p. 306.

123


DE K A N E G E M SE K O U TER S EEN UNIEK RESTANT VAN HET OUDSTE CULTUUR­ LANDSCHAP Op het gebied van de landschapszorg waait er stilaan een gunstige wind door Vlaanderen. De gewestplannen leken een stuk achterhaald en zullen worden omgevormd tot een ruimer geheel, dat de te plannen ruimtelijke ordening moet omschrijven : het Ruimtelijk Structuurplan voor Vlaan­ deren, waarbinnen ook de Groene Hoofdstructuur (GHS) haar plaats moet vinden. Een ontwerpkaart van de Groene Hoofdstructuur werd begin ’91 gepubliceerd. Het idee vervat in het Ruimtelijk Structuurplan en de Groene Hoofdstructuur, gegroeid binnen het kabinet van Theo Kelchtermans, streeft naar een systematisch gepland cultuurlandschap, waarbinnen niet alleen de bestaande structuren bewaard worden, maar ook ruimte wordt gelaten voor het creëren van nieuwe landschapselementen. De Groene Hoofdstructuur bestrijkt in Vlaanderen een oppervlakte van ongeveer 250.000 hectaren. In het kader van deze Groene Hoofdstructuur, wordt op lager niveau, door de gemeenten die met het Vlaamse Gewest het ‘milieuconvenant’ onder­ tekenden, ook nog een Gemeentelijk Natuur Ontwikkelingsplan (GNOP) opgesteld, via het advies van de plaatselijke milieuraden, milieugroeperin­ gen, landbouworganisaties, eventueel studiebureaus, ... De richtlijnen van het Vlaams Gewest bepalen dat het GNOP betrekking heeft “op minstens een vallei, geheel van bossen, waardevolle open ruimte of geheel van landschapselementen met ecologische samenhang”. In het huidig ontwerpplan van de Groene Hoofdstructuur is de driehoek Roeselare - Tielt - Kortrijk echter één witte vlek gebleven. Voor de pro­ vincie West-Vlaanderen, Regio Roeselare - Tielt, staat in het ontwerpplan vermeld: “voornamelijk restanten open landschap in dicht bebouwde woon- en industriegebieden” en “oude meanders en alluviale valleien”. Op het eerste zicht lijkt dit deel van West-Vlaanderen niet rijkelijk bedeeld met waardevolle natuurgebieden. Onze streek is nu eenmaal niet de meest bosrijke van het land. Toch zijn binnen deze driehoek restanten van eeu­ wenoude cultuurlandschappen bewaard gebleven. Denken we maar aan de kleinere beekvalleien van de Mandei en Poekebeek en aan het uitgespro­ ken open landschap in het centrale deel van het arrondissement. Binnen het kader van de GHS worden vooral deze beekvalleien als belangrijke aders in het landschap gezien. Hier kan zeker aan natuurontwikkeling wor­ den gedaan door het zuiveren van de waterlopen, het heraanleggen van de oeverbeplantingen en de meanders van de beken en het vrijwaren van de nog aanwezige natuurrelicten. 124


Enkele instanties zijn dan ook druk bezig om deze gebieden in voldoende mate in het daglicht te stellen. De vormingsinstelling, v.z.w. TISO (Tieltse Samenlevingsopbouw) stelde eind ’92 haar studie “Bovengemeentelijke Landschapsplanning” voor. Het “Poekebeekproject”, dat de steun geniet van de twee provinciebesturen (Oost- en West- Vlaanderen) en van de zes gemeentebesturen uit het stroombekken van de Poekebeek, heeft een tota­ le herwaardering van de Poekebeekvallei op het oog. In de voorliggende studie is het de bedoeling om de kouters als land­ schapselement in een deel van de Poekebeekvallei, meer bepaald in het dorp Kanegem, in een historisch, geografisch, pedologisch en menselijk kader te situeren. Een landschap is als het ware een open boek waarin de geschiedenis geschreven staat. Het volstaat de taal en het schrift te kennen om het te kunnen lezen.

DE TOPOGRAFIE EN HYDROGRAFIE VAN DE STREEK HET PLATEAU Wanneer we het reliëf in de omgeving van het dorp Kanegem beschouwen, stellen we vast dat we ons bevinden op het plateau van Tielt (zie figuur 1). Dit plateau loopt in oost-west richting van Zwevezele over Wingene en Koolskamp, Egem, Pittem, Tielt en Kanegem tot in Aarsele. De hoogste gedeelten zijn gelegen op 50 meter boven de zeespiegel. Daar we te maken hebben met een plateau, zijn de centrale, hoger gelegen gedeelten vlak van uitzicht. Ze vertonen een vrij open karakter. Hierop zijn de bewoningskernen van de gemeenten Pittem, Tielt, Koolskamp, Egem en Zwevezele gegroeid. Binnen het reliëf treden er hellingen op tot 4,25 % . Op het pla­ teau ontspringen verschillende beken, die door erosie de rand van het pla­ teau hebben aangevreten, wat in enkele gevallen aanleiding geeft tot unie­ ke beekvalleien, met een gesloten karakter. DE BEEKVALLEIEN Een uitgesproken mooi voorbeeld van een beekvallei is die van de Neringbeek, te situeren tussen de dorpskernen van Kanegem en Aarsele. Het laagste punt op de verbindingsweg tussen Kanegem-dorp en Aarseledorp ligt op een hoogte van 18 meter, terwijl de kerken van Kanegem en Aarsele respectievelijk op 33 en 34 meter liggen: een groot verval over een afstand van amper 1,5 kilometer, wat resulteert in een landschappelijk prachtige, diep uitgesneden beekvallei (zie figuur 2).

125


mm

De Eeckhoutmolenkouter (foto 1)

De Lindekouter van het Goet te Vlinderghem (foto 2)

126


De kouter boven de Soete Vrauwe (foto 3)

De kouter van Sint-Baafs (foto 4)

127


zand

Figuur 1 : ReliĂŤf in de omgeving van Kanegem - Het plateau van Tielt. ^ : dorpskern ------- : beek

128


Figuur 2 : Reliëf en waterlopen in Kanegem. __________ : grens van de gemeente __________ :beek — • — • — : waterscheidingslijn

129


HET POEKEBEEKBEKKEN Een aantal beken, die in de noord- en oostrichting van het plateau weg­ vloeien, vormen samen het Poekebeekbekken (zie figuur 1). Het volledig grondgebied van de gemeente Kanegem is binnen dit bekken gelegen. Het dorp Kanegem zelf bevindt zich op een oostelijke uitloper van het plateau van Tielt. Het kent ten noorden een natuurlijke begrenzing door de Bundingbeek en ten zuiden door de Neringbeek (zie figuur 2). De bewoningskem van het dorp situeert zich volledig op de hoogvlakte van het pla­ teau. Ook de gemeente Aarsele is op het hoogste gedeelte van een uitlo­ per van het plateau te situeren. DE WATERSCHEIDINGSLIJN De plateaurug vormt de waterscheidingslijn tussen het Poekebeekbekken (noordzijde) en het Mandelbekken (zuidzijde). De Kanegemstraat, verbin­ dingsweg tussen Tielt en Kanegem, en verder de Oude Tieltweg, richting Aarseledorp, zijn bovenop de rug aangelegd en vallen precies samen met deze waterscheidingslijn (zie figuur 2). Dit gedeelte van de oude handels­ weg tussen Tielt en Gent, dat in Tielt tot een 20-tal jaar terug nog de naam “Oude Gentweg” droeg (nu Beneluxlaan), was aangelegd op de hoogte. In vroegere tijden betekende dit toch enige strategische veiligheid en in de regenperioden was een drogere doorgang verzekerd. Algemeen gesteld kan men het landschap omschrijven als “overwegend zachtglooiend, een afwisseling tussen open ruggen met weidse zichten en gesloten beekdepressies, een overheersend verspreide bewoning met kemdorpen op de hoogtes en verspreide grote hoeven”.

DE STREEK BODEMKUNDIG - PEDOLOGISCH Bodemkundig gezien bevindt het plateau van Tielt zich ongeveer op de scheiding van de zandstreek en de zandleemstreek (zie figuur 1). Ten noorden liggen Wingene, Ruiselede en Aalter in de zandstreek. Deze gemeenten waren vroeger bedekt met heidevelden. Kanegem zelf bevindt zich volledig in de zandleemstreek. ONTSTAAN VAN DE BODEMSTRUCTUUR Deze streken vormen in Laag- en Midden-België gordels, in grote lijnen volgens de noordoost-zuidwest richting georiënteerd. De bodemlaag in Laag- en Midden-België is opgebouwd uit een laag van enkele decimeter tot 30 meter quartair materiaal. De oudere, tertiaire lagen, die de onder­ grond van onze streken vormen, komen slechts in de zuidwestvlaamse getuigeheuvels vrij aan de oppervlakte. 130


In de laatste ijstijd van het quartair tijdperk lag de Noordzee voor een groot stuk droog. De zeespiegel bevond zich 100 meter lager dan nu. In die tijd werden de meeste valleien in het landschap diep ingesneden. Vanuit het droge zeebekken voerden stormen los materiaal naar het binnenland. Eerst werd het zand, het grofste en zwaarste materiaal, afgezet (de zandstreek), daarop volgde het zandleem in min of meer evenwijdige zones aan de kust­ lijn (zandleemstreek) en verder naar het binnenland toe volgde het fijnere leem (leemstreek). Op de hoger gelegen plateauruggen, ook die van Tielt, werd daarna door de wind nog een laagje dekzand afgezet. KANEGEM BODEMKUNDIG De gemeenten Kanegem en Aarsele behoren tot de meest lemige van de streek, maar bevatten plaatselijk toch nog heel wat zand, met een gemid­ delde van 38%. De structuur van de bodem wordt, wetenschappelijk gezien, in verschil­ lende types ingedeeld, volgens de grootte van de deeltjes die erin aanwezig zijn. In tabel 1 zijn de fracties zand (deeltjes van 50 pm tot 2 mm), leem (deeltjes van 2 pm tot 50 pm) en klei (deeltjes kleiner dan 2 pm) aangege­ ven die elk bodemtype bevat. De bodemtypes worden met een grote druk­ letter gesymboliseerd. tabel 1 : gemiddeld procent van de fracties in de bodemtypes fractie :

zand

leem

klei

deeltjesgrootte:

50 pm-2 mm

2 pm-50 pm

<2 pm

bodemtypes bestaande uit grover materiaal - zandiger texturen Z zand s lemig zand p licht zandleem

90% 75 60

8% 20 35

2% 5 5

bodemtypes bestaande uit fijner materiaal - lemige en kleiige texturen L A E U

zandleem leem klei zware klei

30 5 35 15

60 85 35 35

10 10 30 50

(kolom 1 : symbolische aanduiding van de grondsoort) (kolom 2 : grondsoort, bodemtype of textuurklasse) (kolom 3 - 4 - 5 : % van elke korrelgrootte)

131


Op de gedetailleerde bodemkaart van Kanegem vinden we, bijna uitslui­ tend, volgende bodemsoorten terug (zie figuur 3): - P of licht zandleem : 60% zand en 35% leem (grover materiaal) - L of zandleem : 30% zand en 60% leem (fijner materiaal) De gebieden met licht zandleem (P) strekken zich vooral uit als middel­ matig grote vlekken in de wijk Oosthoek van het dorp en vallen samen met de hoogst gelegen delen in het landschap (+ 25 meterlijn). De verschillende bodemsoorten worden traditioneel nog nauwkeuriger omschreven door middel van een 3-lettersymbool : - eerste letter : grondsoort (zie boven) - tweede letter : de natuurlijke draineringsklasse of waterhuishouding in de bodem : - b : droge grond - c : matig droge grond - d : matig natte grond - e : natte grond - f : zeer nat - derde letter : profielontwikkeling van de ondergrond (niet gebruikt in deze studie) Voor Kanegem vinden we, bijna uitsluitend : - Pcc en Pbc : licht zandleem - matig droog tot droog - Lee en Ldc : zandleem - matig droog tot matig nat - met daarnaast : kleinere stukjes Eep, Efp en Uep : (zware) klei - (zeer) nat. De zandiger gronden (licht zandleem - P) zijn dus drogere gronden. We herkennen op de bodemkaart grote delen gemerkt als Pcc (matig droog) met meestal een centrale partij Pbc (droog). TOPOGRAFISCHE EN PEDOLOGISCHE SAMENHANG Indien we nu figuur 2 en figuur 3 vergelijken, komen we tot een treffende samenhang tussen de reliëfkaart en de bodemkaart. De zandiger, drogere gronden bevinden zich hoog op de plateauruggen (samenhang hoog-droog) en de lemiger, nattere gronden op de lagere stukken (samenhang nat-laag). Deze samenhang laat zich zelfs nog een stap verder voelen bij het bestu­ deren van het bodemgebruik en de ontginningsgeschiedenis van het gebied.

DE ONTGINNINGSGESCHIEDENIS Misschien is het goed om vereenvoudigd, in grote lijnen te schetsen hoe de evolutie van natuurlandschap naar cultuurlandschap verlopen is. Er zijn alvast enkele grote stadia in te herkennen. 132


Figuur 3 : Gedetailleerde bodemstructuur in Kanegem. Pcc

Ê .iT Pl

Pbc

133


DE DORPSKOUTER Over de oudste kernen van het cultuurlandschap is weinig geweten. De bevolking vestigde zich vanaf de 6-7de eeuw (de Karolingische tijd) tot de vroege middeleeuwen, op de drogere, gemakkelijker te ontginnen gron­ den. Dit is voornamelijk te wijten aan een gemis van degelijk landbouwmateriaal. Deze gronden waren hoofdzakelijk gelegen op de droge tot matig droge, zandiger gedeelten, op de hoge ruggen van het plateau (Pcc en Pbc op de kaart). Grote lappen grond werden door de volledige gemeenschap in ont­ ginning genomen. Men teelde uitsluitend voor eigen familiaal verbruik binnen de kleine dorpsgemeenschap. Zo ontstonden rond de dorpskernen grote vlekken permanent en gemeenschappelijk bewerkt land: de dorpskouters.

DE HOFKOUTER EN HET HOFSTELSEL Ook rond grote hofsteden werden dergelijke reuzepercelen uitgebaat: de hofkouters. Rond de hoeve van een heer-grootgrondbezitter groeide een groot complex van landgoederen, een (familie)domein met onderhorigen die allen op de gemeenschappelijke gronden (hofkouter) moesten werken. De onvrije boeren (horigen) mochten hun land niet verlaten en bewerkten het land ten voordele van de grondheer. Deze organisatie van het grond­ gebruik en -bezit staat bekend onder de naam “hofstelsel”, één van de oud­ ste nauwkeurig beschreven vormen van agrarisch grondgebruik. De grond­ heer, of zijn vertegenwoordiger (meier), bestuurde het hof vanuit een cen­ trale hoeve. Het hof deed ook dienst als juridisch centrum. Het stelsel is van Karolingische oorsprong, ontstond in de 7de-9de eeuw in de streek tussen Seine en Loire, en waaierde van daar uit over gans West-Europa. In de vroege middeleeuwen werden deze uitbatingen aangeduid als “villa”, later ook wel als “curtis” (hof). Een enkelvoudige uitbating, met hofstede en een gemiddelde oppervlakte van 14 hectaren, werd als een “mansus” omschreven. In de oude documenten van de Gentse Sint-Baafsabdij werd het Kanegemse bezit ook in deze termen omschreven. Dit wijst alvast op een uitbating binnen dit hofstelsel: het hof van de abdij omvatte drie mansi “in caningahem ecclesia cum mansi Illbus” (1) en werd geregeld omschreven als de “villa caneghem” (2). Ook het begrip “curtis” werd gebruikt, namelijk toen Walter van Kortrijk in 1225 de “curtis de caneghem cum appendicius suis” in cijns hield van de Sint-Baafsabdij (2). 134


DRIESLAGSTELSEL EN OPENFIELD Deze kouters werden bewerkt volgens een rotatiestelsel, meestal drieslag­ stelsel. Dit betekende dat de grond verdeeld was over drie zogenaamde zaden: gedurende 1 jaar verbouwde men wintergraan (tarwe, rogge), gedu­ rende 1 jaar zomergraan (gerst, haver) en gedurende 1 jaar bleef de grond braak liggen. De hele gemeenschap volgde dezelfde vruchtwisseling en men oogstte op hetzelfde tijdstip. De stoppels deden dienst als gemeen­ schappelijk weiland om het vee te hoeden. Elke boer bewerkte percelen over de drie zaden verspreid. De kouters hadden ook een typisch uitzicht : grote blokken zonder grachten noch afsluitingen. De percelen werden enkel door de voren van elkaar gescheiden. We spreken in dit verband dan ook over een “open-field”-landschap, kenmerkend voor een vroeg-middeleeuwse ontginning. Zo vormden de dorpen een kleine concentratie van bebouwing te midden van lappen bebouwd akkerland. Verder van de dorpskern, aan de rand van de bewerkte gronden, bevonden zich de natuur­ lijke hooilanden en verwilderde graslanden, die gebruikt werden als exten­ sieve weilanden. Intact gebleven bosgebied, dat brand- en bouwhout lever­ de, vormde de grens van de nederzetting.

VAN HOFSTELSEL NAAR PACHTSTELSEL Tussen de jaren 1150 en 1300 kwam de Westeuropese samenleving tot een cultureel en materieel hoogtepunt. Dit mondde uit in een bevolkingsaangroei, een verstedelijking en een sociale herstructurering van de maat­ schappij. De macht van de graven van Vlaanderen was in de 13de eeuw gebroken en hun rol was overgenomen door de abdijen, edelen en patriciërs uit de steden. Deze beperkte bevolkingsgroep kreeg grote stukken grond in leen en eigendom. Het hofstelsel (gemeenschappelijk bezit) werd vervangen door een pachtstelsel (privébezit) en omkaderd met een ingewikkeld leen­ rechterlijk (feodaal) stelsel, dat bleef bestaan tot aan de Franse Revolutie. Grondbezit betekende voor deze klasse politieke en economische macht. Binnen dit nieuwe systeem werden de grote kouters veelal fonciergrond. Dit wil zeggen dat ze eigendom bleven van de lokale heer, binnen het geheel van de zich ontwikkelende heerlijkheden en lenen. Ondertussen was men er ook in geslaagd, dank zij betere landbouwtech­ nieken en -materiaal om de lager gelegen, nattere, minder zandiger gron­ den in cultuur te brengen. Men was verplicht de cultuurgrond uit te breiden omwille van de bevolkingsaangroei. De nattere gronden bezorgden ook betere opbrengsten. Vanaf nu kon en moest er ook voor het eerst geteeld worden voor uitvoer vanuit de dorpen naar de groeiende steden. 135


HET PRIVEKARAKTER EN GESLOTEN LANDSCHAP In deze periode ontstonden kleinere geïsoleerde landbouwbedrijven. Hier situeert zich ook het opkomen van de omwalde hoeven. Wellicht werd de omwalling voor een deel aangelegd als wateropvang voor de waterzieke gronden. Minder waarschijnlijk is dat de omwalling een strategische bete­ kenis had, als bescherming van het woongedeelte. In het kader van het opkomend privébezit moeten de wallen zeker ook ten dele gezien worden als status- of machtssymbool van de heer. Het privékarakter van de uitbatingen kwam zeker tot uiting in de kleinere percelering van de gronden, die allen van elkaar werden afgescheiden door natuurlijke afsluitingen, hagen, grachten of bomenrijen (knotwilgen langs de percelen en populieren langs de wegen). De band tussen één woning en een aantal kleinere bijhorende percelen bleef duidelijk aanwezig. Op die manier kwam in de latere middeleeuwen een “gesloten landschap” tot stand dat een totaal ander karakter uitstraalde dan de vroegere kouterlandschappen. Soms spreekt men in deze kontekst ook over een bulkengebied. In latere tijden zijn nog enkele stappen in de ontwikkeling van het cultuur­ landschap te onderscheiden, maar deze zijn niet echt van belang binnen deze studie. Zo werden percelen langs of loodrecht op de wegen, in gedrai­ neerde stroken in gebruik genomen, samengaand met de eerste sporen van lineaire bebouwing. In de 17-18de eeuw kwam men tot de omzetting van de onvruchtbare velden (in de zandgebieden) in bossen, die later weer wer­ den gerooid, wat het ontstaan gaf aan dambordvormige verkavelingen, doorsneden met een recht drevenpatroon. Later kende onze steek nog een (wild)groei aan zeer kleine landbouwuitbatingen, de zogenaamde keuter­ boeren, die helemaal geen persoonlijke eigendom bezaten. Na Wereldoorlog II ontwikkelden zich uiteindelijk nog de ruilverkavelingen, met villa- en sociale wijken. DE KOUTERS ALS NATUURHISTORISCH RELICT In de meeste dorpen zijn van de oude kouterlandschappen weinig of geen sporen overgebleven. Als minderwaardige landbouwgronden werden ze veelal tot bouwgrond omgezet. Ze waren droger, wat geen aanleiding gaf tot wateroverlast, en zandiger gronden zorgden voor een degelijke funde­ ring bij het bouwen. Daarbij waren de kouters meestal gelegen aan de peri­ ferie van de dorpen, een ideale lokatie voor de nieuwe woonwijken. Het feit dat de grote blokken veelal aan één eigenaar toebehoorden zorgde dat het indelen en opkopen van de kavels ook een stuk vlotter kon verlopen. Het feit dat in Kanegem nu nog een aantal kouters bijna aaneengesloten voorkomen, kan men wel als een enig natuurhistorisch relict beschouwen. 136


HISTORISCH-TAALKUNDIGE OORSPRONG VAN DE KOUTERTOPONIEMEN Over de historische oorsprong van het toponiem “kouter” zijn de geschied­ kundigen en taalkundigen het zeker nog niet eens. De taalkundige ouderdom van de term is moeilijk te bepalen. Het staat vast dat het woord etymologisch teruggaat op het Latijnse “cultura” (= bebouw­ de grond). Nadien ontmoeten we de Oudgermaanse vorm “coulture” en het Oudnederlands - Middelnederlands “colt(e)re - caultre”, om uiteindelijk tot de “kouter - coutter - cauter”-vorm te komen. De term is bij ons wel via het Middelfrans terug ingevoerd, en is niet onafgebroken vanuit een Romeinse traditie blijven voortbestaan. VIERDE, VIJFDE OF ZEVENDE EEUW ? Professor Lindemans koppelt het gebruik van de naam “kouter” aan de door de Frankische landbouwgemeenschap oudst ontgonnen gronden. De Franken namen het woord van de Romeinen over om de gronden aan te duiden die reeds vóór hun aankomst in het land in cultuur waren genomen. De door hen nieuw ontgonnen percelen werden akkers genoemd. Lindemans steunt zijn hypothese op het geografisch samengaan van twee toponiemen: de kouternamen en de Frankische nederzettingsnamen eindi­ gend op “ingahem”. Lindemans laat deze toponiemen tot de vierde eeuw teruggaan. Momenteel is men eerder de opvatting toegedaan dat de “ingahem”-namen uit de 7de eeuw zouden dateren. Tegen Lindemans pleit het feit dat het oudste ‘kouter’-toponiem pas uit 1118 stamt. Het Kanegemse voorbeeld steunt evenwel Lindemans’ hypothese. De oud­ ste vermelding van Kanegem, in 966, is het Frankische “Caningahem”, de plaats ( ‘hem’) van ( ‘a’) de volgelingen (‘ing’) van Cano (‘Can’). De kouterplaatsen sluiten geografisch volledig aan bij de oude bewoningskem van het dorp. Ook hier echter zijn de koutertoponiemen pas zeer laat terug te vinden. ELFDE OF TWAALFDE EEUW ? Volgens andere onderzoekers, waaronder de professoren Verhuist, Van Durme en Gysseling, stammen de kouternamen pas uit de 11de of 12de eeuw. Ze zouden ingevoerd zijn naar aanleiding van de uitbreiding en her­ inrichting van het landbouwareaal (zie hoger). Volgens hen is niet het koutertoponiem, maar wel het akkertoponiem de oudste omschrijving die het gemeenschappelijk ontgonnen bouwland uit die tijd aangeeft. Het invoe­ ren van het nieuwe koutertoponiem was nodig om de nieuwe ontginningsvorm, na herverkaveling van de reeds bewerkte gronden met typisch open karakter, te kunnen onderscheiden van de overgebleven akkers. 137


Figuur 4 : De Kanegemse kouters.

138


Het woord akker komt van het Germaanse “akra”, wat betekent “gemeen­ schappelijke grond”. Dat komt op zijn beurt van het Griekse “agros” of “open vlakte waarover het vee wordt gedreven”. In een 9de-eeuws docu­ ment van de Sint-Pietersabdij komen al 23 akkernamen voor. Het topo­ niem is in Vlaanderen zowat overal aanwezig. Eén akkertoponiem uit Kanegem zou deze laatste theorie kunnen onder­ steunen: de Rodekine-akker. De akker was gelegen bij de hoeve Rodekine, één van de oude Frankische hofsteden waarrond Kanegem is ontstaan en die in 966 vermeld werd als één van de drie “mansi”. Rodekine is de datiefvorm van Rodekin, een kleine (‘kin’) rode (plaats waar bos gerooid is) (6). De naam van de hoeve zelf verwijst reeds naar de ontginning, het rooien van het bos. Misschien verwijst de naam wel naar het eerste ont­ ginnen van het oorspronkelijke natuurlandschap in de omgeving van Kanegem ! Deze akker bevindt zich, net als de kouters, aan de rand van de oude dorpskern, op de hoge zandiger gronden. Of nu het koutertoponiem, dan wel het akkertoponiem het oudste van oor­ sprong is - of het koutertoponiem stamt uit de 4de/5de of de 7de of vee­ leer uit de 11de/12de eeuw, één feit is zeker: het voorkomen van het topo­ niem licht ons in over de oudste cultuurgronden uit onze streken.

DE KANEGEMSE KOUTERS Via diverse archiefbronnen zijn in Kanegem nog een redelijk aantal koutertoponiemen te achterhalen én te lokaliseren. Merkwaardig is wel dat in het woordenboek der toponymie van De Flou (7) slechts één koutertopo­ niem voorkomt in Kanegem, namelijk “de lindekouter”. Alle gelokaliseerde kouters vallen samen met de reeds aangehaalde gebie­ den van kaarten 2 en 3. De overeenstemming tussen de topografische, pedologische, historische en landschappelijke aspecten is hiermee volle­ dig : hoog - droog - oude ontginning - open landschap laag - nat - recentere ontginning - gesloten landschap We kunnen de respectievelijke kouters nu eens nader bekijken en daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van de hogerop besproken materie. GROTE KOUTERS 1. “de couttere “ bij het “Groot Goet ten Broucken “ ligging : nummer 1 - figuur 4 bodem : Pcc en Pba droog tot matig droog licht zandleem 139


hoogte : 18 tot 32 meter oppervlakte : (minstens) 8 bunder 293 roeden bron/datum : opmeting (1) - artikel 15 “de couttere” - 1629 renteboek (2) - “noord den coutere van desen goede” - 1779 Deze kouter was een deel van de fonciergrond van de SintBaafsheerlijkheid, toebehorend aan de Gentse Sint-Baafsabdij. Hij is gele­ gen voor de hoeve “het Groot Goet ten Broucken”, Kanegems belangrijk­ ste hoeve, ten “westen vande dreve”. De kouter vormt samen met de hoeve de bakermat van het dorp. Hij strekte zich eertijds uit van de hoeve tot aan de dorpsplaats. Nu zijn een aantal kleinere stukken grond ervan ingeno­ men door woningen aan de Oosthoekstraat en Neringenstraat. De kouter kan een functie gehad hebben als dorpskouter of hofkouter. We zagen hoger reeds dat de Sint-Baafsabdij haar “3 mansi”, ten Broucken, te Keuckelaere en Rodekine, als hofstelsel uitbaatte. De hoeve ten Broucken zelf is gelegen op een hoogte van ongeveer 17 meter, in de Neringenbeekvallei en bezit een unieke brede omwalling. 2. “de coûter boven de soete vrauwe” ligging : nummer 2 - figuur 4 bodem : Pcc matig droog licht zandleem hoogte : 25 tot27 meter oppervlakte : ? bron/datum : 20ste penningcohier (3) - artikel 14 “2 bunder couterlant en 32 roeden up de coûter boven de soete vrauwe” - 1571 betreft het hier dezelfde kouter vermeld als : “nu Jan de Hane (heer van Hames) en ligt in sijn coûter” (4) ? rond 1730 werden 100 roeden land in cultuur gebracht “aen den voetwegh van de haene naer Ruyslede op den oosthoeck van de coutere ... ten westen de selve voetwegh over de coû­ ter ... ten oosten Jacques van de Walle smet in den haene” ( 10) Het betreft hier een vermelding van een partij land uit een ruimere kouter. Logisch gezien werd op deze plaats een kouter verwacht en via aanwijzin­ gen uit andere bronnen was het mogelijk de plaatsaanduiding te situeren : “boven de soete vrauwe”. “Boven” betekent niets anders dan “ten noor­ den” en “de soete vrauwe” is het “onse lieve vrouw eexken”, reeds ver­ meld in de 16de eeuw, een nu nog bestaand kapelletje op de hoek van de Oosthoekstraat met de Haantjesstraat.

140


3. “de lindecouttere “ en “couttere ten westen van de lindecouttere” : nummers 3 en 4 - figuur 4 ligging bodem : Pcc, Pca, Pbc en Pda matig natte, matig droge tot droge licht zandleem hoogte 24 tot 28 en 20 tot 26 meter oppervlakte 10 bunder, in diverse stukken bron/datum renteboek van de heerlijkheid Vlinderghem (5) - artikel 1 “ligghende beneen den coutre in vorme van eene dreve nu met esselkins beplant” en “linde couttere met wallekens ... couttere ten westen van voors lindecouttere over de straete” - 1564-1640 De lindekouter was fonciergrond van de heerlijkheid Vlinderghem, samen­ gaand met de nog bestaande hoeve “het Goed te Vlinderghem”. Deze hoeve haalt haar naam wellicht van de familie “Vliendeghem” die in de 14de eeuw in Kanegem en Aarsele woonde (6). Gelegen net voor de hof­ stede zal de kouter weer de functie van hofkouter hebben gespeeld. Enkele toponiemen wijzen erop dat de kouter zeer oud van oorsprong is. Op een hoekpunt van de kouter, nu in de splitsing van de weg, waar het kapelletje is gebouwd, stond vroeger een linde. Deze deed dienst als grenspunt om de aloude tiendenwijken af te bakenen. Tot voor de 16de eeuw was bij deze linde ook de vierschaar van de schepenbank van Vlinderghem geplaatst. De heerlijkheid Vlinderghem werd later een leen van de heer­ lijkheid Hames en verloor daarmee zijn eigen schepenbank. 4. “de Eechoutmeulencouttere” en “het viscouterken “ ligging : nummer 5 en 6 - figuur 4 bodem : Pcc en Pbc matig droog tot droog licht zandleem hoogte 24 tot 27 meter oppervlakte ? bron/datum 20ste penningcohier (3) - 1571 renteboek van de heerlijkheid Vlinderghem - artikels 35 (150 roeden), 66 (2 gemet), 67 (1/2 bunder), 68 (2 bunder 66 roeden) - telkens vermeld “in de eechoutmeulecouttere” (5) “eechoutcouter ... den groten meulewijck tot op de strae­ te naer Caneghem” (10) In het renteboek en penningcohier worden verschillende stukken land ver­ meld die alle gelegen zijn in een open stuk kouter ten westen van de vroe­ gere Eechoutmolen. De molen stamde van vóór de 16de eeuw en bleef bewaard tot rond de jaren 1800. Hij was eigendom van de heren van Poeke, die ten oosten van de molen heel wat rentegrond bezaten, afhan­ 141


gend van hun heerlijkheid Poeke. Kanegem was door zijn geschiedenis heen vier molens rijk. Ze waren alle gelegen boven op de plateaurug (zie figuur 5) : - de Eechoutmolen - Billietsmolen of de Plaetsemolen - Axpoelemolen of Caneghemmolen - de Mevrouwmolen Ook elders viel de situering van molens en kouters vaak samen: koutermolen (o.a. Kortemark) of molenkouter (o.a. Nevele) zijn geregeld voor­ komende toponiemen. 5. “het merschcouterken” ligging : nummer 7 - figuur 4 bodem : Pbc droog licht zandleem hoogte : 30 tot 38 oppervlakte : ? bron/datum : renteboek van de heerlijkheid het Beexschen (7) - artikels 57, 165 “in het merschcouterken” - artikel 102 “kouterken dwars over de straete voor de hofstede” - 1570 20ste penningcohier (3) - artikel 102/103 “2 b couterlants bij ’t merschcouterken” - 1571 renteboek van Axpoele (11) - artikel 33 “zuid aen de straete van het goet ter meersch naer thielt het couterstraetien” 1609 In het penningcohier worden “2 bunder couterlants by het merschcouter­ ken” aangegeven. Het cohier vermeldt ook de aanwezigheid van “een couterstraetjen” dat langs de kouter loopt. Daarnaast worden nog enkele stuk­ ken kouter aangeduid in “het merschcouterken aen de Pontstraet”. Het betreft hier een stuk (hofjkouter dat aansluit bij het “Goet ter Meersch”, aan de overzijde van de Pontstraat, nu Aarselekapellestraat. Mark Arickx heeft zijn huis (Aarselekapellestraat 16, gebouwd op de vroegere koutergronden van het Goet ter Meersch) niet toevallig “het Koutersteen” genoemd. 6. “de rodekineakker” ligging : nummer 8 - figuur 4 bodem : Pcc en Pbc matig droog tot droog licht zandleem hoogte : 25 tot 30 meter oppervlakte : ? 142


bron/datum : 20ste penningcohier (3) We hebben hier weer te maken met een hofkouter, gelegen bij de oude Frankische hoeve Rodekine, een deel van de Sint- Baafsheerlijkheid. Deze kouter vormt zeker ook mee de bakermat van het dorp Kanegem. 7. “meulecoutere” bij de Axpoelemolen. ligging : nummer 9 - figuur 4 bodem : Pcc en Pbc matig droog tot droog licht zandleem hoogte : 25 tot 25-30 meter oppervlakte : ? bron/datum : rentboek van Axpoele (11) - artikel 17 - “van de helft van 100 roeden landts in de meulecoutere” - 1609 Hier dus, net als bij de Eechoutmolen, een kouter gelegen bij een molen. Molen en kouter bevonden zich weeral op de hoger gelegen delen van de plateaurug die over Kanegem loopt. KLEINERE STUKKEN KOUTER Naast deze grote stukken kouter (10 bunder en meer) worden in verschei­ dene bronnen nog kleinere stukken kouter vermeld (soms toch nog enkele bunders groot). Deze zijn niet te situeren, maar de koutertoponiemen komen meestal wel voor samen met toponiemen die verwijzen naar akkers of hoger gelegen land. In het 20ste penningcohier (3) : - artikel 14 : “325 zaeylants in couterken genapt den berch” - artikel 74 : “2 bunder 50 roeden lant den hooghen ackere” - artikel 86 : “ 1 bunder couterlants in Bruynsacker” - artikel 112 : “ 1 gemet couterlants up de heste coûter” - artikel 119 : “2 gemet couterlants in bruens ackere” In het renteboek van de heerlijkheid Vlinderghem (5): - artikel 13 : “heynkens couttere - 1280 roeden” In een pachtcontract van het jaarregister van de Gentse Keure (9) : - “up de bone cautre” en “zuuthende vande cautre van an thof tot aen de straete”. Het betreft hier een niet te situeren (hof)kouter, wellicht even­ eens gelegen bij het Goet te Vlinderghem. Via mondelinge gegevens ontvangen van Jacqueline Vande Voorde, kun­ nen nog een viertal (kleinere) kouters aangestipt worden: - Gelegen achter de schuur en stallingen van Mare Vande Voorde (Keizerstraat) - noch lichte, noch zware grond - structuur Pbc-Pcc (matig droog tot droog lichte zandleem) - hoogte: 15 tot 20 meter - figuur 4: nummer 10. 143


£ZS-&>-1^-

RANÜ VAN DE

6EC K K O U T-

KOUTSP

KOVTËR

VLÎHS>ERGrHeJA- t^OL6N-

ERtK&fcEEK\Z&LLkL S - m iC H T E N S G o t P

ÊÊCK H0t>rM 0i.6N

Te

N E R iN & a e e K ;

K tU C K E L A E R C

Figuur 5 : Dwarsdoorsneden door het Kanegemse reliëf : - ab : Kanegem-kerk - Aarsele-kerk - cd : Kasteelhof van Hames - Groot Goet ten Broucken - ef : Strichtensgoet - Goet te Keuckelaere De kouters liggen op de hogere ruggen.

144


Figuur 6 : Ook op de stafkaart zijn de kouters als open stukken herkenbaar. De cijfers in de vierkantjes verwijzen naar de gezichtshoek van foto’s 1 tot en met 4.

145


- Kouter van Norbert Bovyn (Axpoelemolenstraat) - 2 hectaren groot lichte grond - structuur: Lee en Ldc (matig droog tot matig natte zandleem) - hoogste punt van Kanegem : 37,5 meter - figuur 4 : nummer 11. - Kouter van Eric Bovyn (Kanegemstraat) - aansluitend op de kouter van het Goet te Meersch - structuur: Pbc (droog licht zandleem) - hoogste punt van Kanegem : 37,5 meter - figuur 4 : nummer 12.

HET VRIJWAREN VAN EEN HISTORISCH-LANDSCHAPPELIJK RELICT Een groot deel van de gemeente Kanegem, meer bepaald de Oosthoek, vormt landschappelijk een harmonieus geheel: een grotendeels open landschap. De omgeving blijft in alle rust het landelijk karakter van het verle­ den uitstralen. Het oorspronkelijke landschap is niet ontwricht en wist zijn identiteit te bewaren. Ruilverkaveling, industrie, bio- industrie of recreatie kregen geen greep op de oude agrarische bewoningsvorm. Het hele koutercomplex als open-field-landschap is bij nader toezien een schoolvoorbeeld van de samenhang tussen topografische - pedologische historische - landschappelijke kenmerken. Het vele bronnenmateriaal dat reeds gedurende jaren is bestudeerd liet ons toe deze studie uit te voeren voor de gemeente Kanegem, maar het staat vast dat de studie kan worden doorgetrokken tot enkele naburige gebieden. Alleen al op de stafkaart lezen we enkele toponiemen af: Lokouter en Molenkouter in Lotenhulle, Klinkaartkouter in Vinkt en Molenkouter in Nevele. Werk dus voor andere plaatselijke vorsers om de archieven van hun gemeente uit te pluizen. Uiteindelijk kan dit werk hopelijk bijdragen tot het herwaarderen van het oude kouterlandschap en het vrijwaren van het gebied van overbodige en onverantwoorde ingrepen. Rudi DE BRABANDERE

ALGEMENE LITERATUUR - De open ruimte in Vlaanderen - Een geografisch-landschappelijk en biologische verken­ ning - Koning Boudewijnstichting - 1985 - Uitgeverij Den Gulden Engel - Handleiding - De open ruimte in Vlaanderen - Koning Boudewijnstichting - 1985 - Uitgeverij Den Gulden Engel - 1: Kust en polders - De open ruimte in Vlaanderen - Koning Boudewijnstichting - 1985 - Uitgeverij Den Gulden Engel - 2 : Binnen-West-Vlaanderen - Tussen Gent en Brugge

146


-

-

-

-

-

De agrarische geschiedenis van West-Europa, 500-1850 - Bernard Slicher van Bath - Aula Bodemkunde - Amerlyckx, Verheye, Vermeire - 1985 - Gent Het traditionele landschap in de Vlaamse gewesten - Antrop - 1985 Naar een groenstrategie voor Vlaanderen - Gent 1975 - Vereniging van Groenvoorziening. De Groene Hoofdstructuur van Vlaanderen - Richtnota van Theo Kelchtermans - Een uitgave van het Kabinet voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting van de Vlaamse Gemeenschap De open ruimte in Vlaanderen - Een geografische, landschappelijke en biologische ver­ kenning - Koning Boudewijnstichting in samenwerking met de Vereniging Leraars Aardrijkskunde vzw. en de Vereniging van de leerkrachten Biologie vzw. - Brussel - 1985 Werken van de Koninklijke Commissie voor toponymie en dialectologie - Vlaamse afde­ ling - 16 - Bouwlandtermen in de Vlaamse dialecten - Dr Magda De vos - Tongeren - 1991 Studia Historica Gandensia - Seminarie voor geschiedenis van de R.U.G. - 126 A.Verhuist - Note sur l’origine du mot flamand “kouter” - Gent - 1969 Le paysage rural en Flandre intérieure (son évolution entre le IX et XlIIième siècle) Seminarie voor geschiedenis van de R.U.G. - 238 - A.Verhuist - Gent - 1980 Bovengemeentelijke Landschapsplanning - Naar een beleid voor landschappen in het arrondissement Tielt - Stuurgroep Bovengemeentelijke Landschapsplanning Tieltse Samenlevingsopbouw - Tielt - 1992 Geschiedenis van de landbouw in België - delen 1 en 2 De Sikkel, Antwerpen - 1952 - Ir Paul Lindemans Natuurgidsen en het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan - Paul Stryckers - driemaan­ delijks tijdschrift voor natuur- en milieu-educatie - mei 1993 Taalgrens en kolonisatie - Nederzettingsvormen en -geschiedenis in de Nederlanden, Noord-Frankrijk en Noordwest-Duitsland (villa - curtis en -inga-namen ) - uitgegeven door het Instituut voor naamkunde te Leuven - M. Gysseling en A.E. Verhuist - Leuven 1969 Regionale bodemkunde - college aan de Gentse Universiteit - Professor I.G. Scheys Inleiding tot de historische geografie van de Nederlandse cultuurlandschappen (reeks landschapsstudies) - Wageningen Pudoc - 1984 - J.A.J. Vervloet

KAARTMATERIAAL - Bodemkaart en verklarende tekst bij het kaartblad Aalter 54 W - Rijksuniversiteit Gent Opname op kadastrale Poppkaart in 1957 - G. Coolman - Topografische Kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut - Tielt 21/2 en Aalter 21/3 - schaal 1/10.000 - Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden - Graaf de Ferraris

VOETNOTEN 1. RAG - K 2570 - meting met kaarten van het Goet ten Broucken en het Goet te Keuckelaere - 1629 2. RAG - bisdom 2608 - renteboek van de Sint-Baafsheerlijkheid - 1779 3. SAG - reeks 82-82 bis - 32/136 - 20ste penningcohier 1571 4. RAG - Fonds Preudhomme d’Hailly - 747 - bundel i.v.m. heerlijkheid Hames in Kanegem 5. RAG - familiefonds 1328 - renteboek van de heerlijkheid Vlinderghem - 1564-1640

147


6. 7. 8. 9. 11. 12.

Gegevens ontvangen van Frans De Brabandere - Brugge RAG - fonds de Preudhomme d’Hailly - 702 - renteboek van de heerlijkheid het Beexschen - 1570 Woordenboek der toponymie - De Flou SAG - Jaarregisters van de keure - reeks 301 - nummer 70 10. RAG - B 3335 Proces rond de tienden in Kanegem RAG - fonds de Preudhomme d’Hailly - 747 - renten en rentebetalers van Axpoele 1609-1763 Jacqueline Vande Voorde, Nagelstraat te Kanegem - 26/12/1993

(RAG : Rijksarchief te Gent) (SAG : Stadsarchief te Gent)

Adressen van de auteurs : Rudi De Brabandere, Sint-Janstraat 35, 8700 Tielt André Vandewiele, Zultseweg 53, 8790 Waregem 148


Rouwdienst DHONDT

ALG EM EN E ELECTRICITEIT

Eric DEBUSSCHERE Bruggestraat 43 8700 TIELT Tel. (05 1 )4 0 07 15 Fax (05 1 )4 0 73 37

Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (0 5 1 )4 0 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting

OP SPAREN STAAN GEEN JAREN

BANKVANROESELARE JA. KULTUUR LIGT ONS. Voor 2*

: u uH r

' Pv W

G R S E LI/I/E S T ELECTRABEL-© MENS. M I L I EU

EN E N E R G I E

Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051) 42 31 11



DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 26ste jaargang, nr4 - december 1995 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 62 jaar lang met troeven als : VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

Kasteelstraat 149 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 - Fax (051) 40 51 93 V oor al uw é é n d a a g s e of m e e r d a a g s e reizen LUXE a u to c a r s • • • • •

Binnen- en buitenlandse reizen Van 30 - 40 - 54 - 67 tot 87 plaatsen Cars uitgerust met air-conditioning, video, toilet, bar Aanhangwagen beschikbaar NIEUW : liftb u s jr.'95

V E R N IE U W E N

M o d e k le d in g

EN

in le e r e n d a im

H ER STELLEN VAN

DEL L A G 0

ZETELS, SA LO N S , STOELEN EN ZITBAN KEN

B O U C K A E R T D A N IE L F é lix D 'h o o p s tra a t 33 8700

T IE LT

Tel. (051) 40 42 30

Félix D 'h o o p stra a t 145 8 70 0 T IE LT Tel. (0 5 1 )4 0 39 00


DE ROEDE VAN TIELT

Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051 ) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (26ste jg„ nr 4, dec. 1995) J. Vankeersbilck, De Thieltschen Broederband (1862-1940), ‘parel van katholiek werk’

blz. 150-204

bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


DE THIELTSCHEN BROEDERBAND (1862-1940): “parel van katholiek werk” INLEIDING Toen onze streken in 1794 bij Frankrijk ingelijfd werden, stond Tielt aan de vooravond van een eeuw die het leefpatroon van de Tieltenaar ingrijpend zou wijzigen. De snelle bevolkingsaangroei doorheen de 18de eeuw had van Tielt en het zuiden van West-Vlaanderen de streek met de hoogste bevolkingsdichtheid van België gemaakt. Begin 19de eeuw groeide de Tieltse lijnwaadmarkt uit tot de belangrijkste in Vlaanderen, mede door de demografische boom en de verspreiding van de proto-industrie. Spinnen en weven in huisnij­ verheid werden een deeltijdse en later een full-time activiteit voor wie niet meer aan de slag kon op het land - dat intens bewerkt werd en uiterst ver­ snipperd was. De val van Napoleon ( 1814-’ 15) zorgde voor zware gevol­ gen in Tielt : de ontluikende linnennijverheid en de schuchtere aanzet van de katoenspinnerij verloren in één klap een enorme afzetmarkt. Koning Willem I zorgde voor een economisch gunstig klimaat en de Tieltse linnenproductie ging er weer op vooruit. Niettemin werd het steeds duide­ lijker dat het proto-industrieel productiesysteem verzadigd was en steeds minder kon optomen tegen de goedkopere, mechanisch geweven producten uit Engeland. Nochtans bleef men in Tielt halsstarrig vasthouden aan de proto-industrie en zweerden de burgerlijke en geestelijke overheden er (ook om ideologische motieven) de mechanisatie af. Tijdens de eerste helft van de XlXde eeuw geraakte de eigendom gecon­ centreerd in de handen van enkele kapitaalkrachtigen. In 1855 was de klei­ ne helft van de Tieltse grond in handen van niet-Tieltenaars, vooral edelen uit Gent, Brugge of Brussel die zich als de duivel afzetten tegen industriali-sering in Tielt. De eerste door stoomkracht aangedreven dorsmachine werd er overigens door landarbeiders met stenen bekogeld. Het Jacquardweeftouw, in 1800 uitgevonden, was anno 1846 in Tielt nog volslagen onbekend. Spijts deze alarmerende klanken bleef de Tieltse bevolking aan­ groeien. De demografische transitie manifesteerde zich pas na de ver­ schrikkelijke crisisjaren van 1845-’48. Want in die jaren werd de traditio­ nele Tieltse samenleving grondig door elkaar geschud. Honger, sociale ellende, tyfus- en cholera-epidemieën stortten de Tieltenaars in een nage­ noeg uitzichtloze situatie. Dat was ook de reden waarom het Tieltse in de tweede helft van de XlXde eeuw zo’n opvallende demografische depressie meemaakte. De toenemende druk van de industrialisering en de verpaupering dwongen 150


de plaatselijke overheid ertoe maatregelen te nemen. Het Tieltse stadsbe­ stuur moest het “Weldadigheidsbureel” met stijgende subsidies bijsprin­ gen en voortaan werd nog sterker een beroep gedaan op de private liefda­ digheid om de ellende bij een groot deel van de bevolking te helpen opvan­ gen. Burgemeester Ysenbrant schonk zijn jaarwedde van 1000 frank aan de armen. In 1847, in volle crisis dus, formuleerde de toenmalige arron­ dissementscommissaris C. Vandamme de voor zijn tijd vooruitstrevende idee over de noodzaak van het oprichten van pensioen- en ziekenkassen ( 1 ).

Bij de studie van een deelaspect van een samenleving komt men steeds weer terecht bij andere elementen van die samenleving. Enkel een totaal­ beeld kan dan soelaas brengen. Dit is ongetwijfeld het geval bij de studie van de “Thieltschen Broeder­ band”. Meer dan van welke organisatie ook moet het ontstaan en het reilen en het zeilen van deze onderlinge bijstandskas gezien worden tegenover de politiek-maatschappelijke context van respectievelijk 19de en 20ste eeuw. Daarom gaan we eerst terug naar die Tieltse context van rond de Belgische onafhankelijkheid. Geleidelijk zien we patronen groeien die zoiets als de “Broederband” aankondigen... (2). 1. HET UITGEBLUSTE UNIONISME

Na 1830 werden de meeste Belgische revolutionairen beloond met een zetel in de gemeenteraad. Van een orangistische oppositie was in Tielt vrij vlug geen sprake meer. In de geest van unionisme en onder leiding van de eerste Belgische burgemeesters Jan-Lieven Poelman en Pieter Erard viel er, zeker tot 1840, weinig te bemerken van een katholiek-liberale tegen­ stelling. Niettemin was er sedert de Hollandse tijd een zekere tweespalt gegroeid binnen de traditioneel katholieke bevolking van Tielt. De proNederlandse dokter August Du Ry werd na 1830 dan ook niet meer herko­ zen tot burgemeester. De eerste jaren van de onafhankelijkheid verliepen overigens vrij rustig. Maar er dreigden onweerswolken voor de katholie­ ke samenleving. Al in 1839 was er sprake van enige liberale agitatie in de gemeenteraad en zelfs burgemeester Henri Ysenbrant (3) (de rijkste Tieltenaar op dat ogen­ blik) stond bekend als liberaal-katholiek. Daarmee sloot Tielt enigszins aan 151


bij de liberale wind die stilaan ook België aandeed. Toen de tegenstellingen klerikaal - anti-klerikaal in 1842 duidelijk aan het licht kwamen, greep de geestelijkheid een eerste keer in. Twee liberalen werden hierdoor niet her­ kozen. De volgende jaren nam de polarisatie steeds duidelijker vormen aan. Op 1 juli 1843 werd het weekblad De Thieltenaer als liberaal opinieblad opge­ richt. Deze krant bewees nog eens de sterkte van de liberale kern rond de intelligente en ijverige arrondissementscommissaris Constant Vanden Berghe. De Thieltenaer ijverde door zijn toedoen voor de Nederlandse taal en voor de verbetering van de sociale omstandigheden in het Tieltse (4). In 1847 behaalde de jonge liberale partij op nationaal vlak haar eerste kiesoverwinning en de eerste liberale regering Rogier werd gevormd. Maar ook te Tielt oogstten deze liberale ideeën succes. Tussen 1830 en 1848 waren de bekende priesters Leo de Foere en Charles De Roo de Tieltse vertegenwoordigers in Brussel. Na de parlementsver­ kiezingen van 1848 werden ze echter vervangen door de katholiek Le Bailly de Tilleghem en de liberaal, oud-orangist en utopisch socialist Ferdinand Toussaint (5). De verkiezing van deze laatste was een zoveelste teken aan de wand voor de katholieken. Bij de gemeenteraadsverkiezingen achtte de actieve liberale kern zich echter nog niet sterk genoeg om zich te kunnen meten met de katholieke meerderheid. Begrijpelijk maakten de plaatselijke katholieke prominenten en geestelij­ ken, maar ook de Brugse bisschop Malou, zich nu ongerust. In de eerste plaats moest de impact van de liberale spreekbuis De Thieltenaer ingeperkt worden. Daarom werd begin april 1850 te Tielt het eerste katholieke nieuwsblad van de streek opgericht : De Gazette van Thielt. De grote bezielers achter dit weekblad waren de Tieltse deken Darras en de Meulebeekse priester David Verbeke. Uitgever, eigenaar en hoofdredac­ teur van De Gazette werd Jan-Baptist Loosveldt, die deze taak op zich nam tot 1867. Een eerste tegenzet zag zo het daglicht. De politisering nam nu snel uitbreiding. Gelijktijdig nam de invloed van de clerus op de gemeenteraad toe. Enkele tenoren uit die raad waren voort­ aan in de eerste plaats uitvoerders van het door de clerus gewenste beleid. Nog één keer, in 1857, trachtten de liberalen een vuist te maken. Daarna verloren ze definitief en ten gronde de strijd van de katholieke meerder­ heid. Het verdwijnen van De Thieltenaer (1858) betekende dan ook een symbolische dood van deze opinie. Vanaf dat ogenblik bouwden de triomferende katholieken een net van ver­ enigingen uit dat decennia lang de ruggegraat van de Tieltse samenleving zou vormen. Hiertoe behoorden essentieel de verenigingen voor arbeiders. Het arbeidersvraagstuk werd door de katholieke machthebber besproken 152


en benaderd. Stilaan zou vanuit deze hoek het paternalistisch maatschappijmodel gepropageerd worden : de arbeiders zouden voortaan begeleid worden van wieg tot graf. De rol van de Kerk in de nieuwe sociale poli­ tiek was bijzonder groot. Ze streefde er met alle mogelijke middelen naar het sociale en culturele terrein te heroveren en de volksmassa weer binnen haar invloed te krijgen. De tweede helft van de vorige eeuw vormde de periode bij uitstek waarin men door allerlei sociale initiatieven dit oogmerk trachtte te verwezenlijken. Tegen de eeuwwisseling was dit net uitgegroeid tot een feitelijke verzuiling van het openbare leven. In 1863 werd de katholieke kring “De Goede Vrienden” opgericht en de hieruit ontstane “bewaerende katholijke partije” zou voortaan de scepter zwaaien (6). In samenhang met deze machtsontplooiing groeiden binnen deze rangen initiatieven om de hoogste noden bij de arbeiders te lenigen. In niet geringe mate vertrok dit sociaal idealisme vanuit de diepe vrees dat het - weliswaar nog niet in Tielt verspreide - opkomende socialisme de conservatief-katholieke almacht op zijn minst in vraag stelde. Vóór 1887 was er dan ook van enige sociale wetgeving geen sprake. Pas rond deze datum kwam het tot de goedkeuring van de eerste sociale wetten op het loon en op de kinder- en vrouwenarbeid. 2. DE THIELTSCHEN BROEDERBAND : PATERNALISME OF IDEALISME ?

In dit geheel past de oprichting op 23 juli 1862 van de “Thieltschen Broederband, een Maetschappy van onderlingen bystand voor werklieden”. De idee hiervoor ontstond in feite in de zomer van 1861. Enkele vooraan­ staande katholieken gingen aankloppen bij bestaande verenigingen te Kortrijk en Roeselare om zo statuten en reglementen te kunnen opstellen voor de Tieltse mutualiteit (7). Er werd contact opgenomen met de leden van het Sint-Jan-Baptiste-genootschap. Wegens de slechte oogst van 1861 en de harde winter van 1861-63 stelden de initiatiefnemers hun project uit tot de zomer van 1862 (op 7 mei 1863 volgde de erkenning bij koninklijk besluit). Men vreesde immers dat de modale arbeider in die barre omstan­ digheden geen geld opzij zou kunnen leggen voor de toetreding tot de mutualiteit. Die initiatiefnemers waren deken Karei Denijs, Adiel Mulle de Terschueren, Stanislas Ysenbrant, Prudent Vandekerckhove, Leopold de Schietere de Lophem, Florent Priem, Jean Verschoore, Désiré Ryffranck, Henri Loontjens en Constant Lamblin. Aanvankelijk vond “De Broederband” geen duidelijke weg noch een uitgesproken leider, merkt Romain Vanlandschoot op (8). Stanislas Ysenbrant werd voorlopig voor­ zitter. Hij werd later (zomer 1864) opgevolgd door Leopold de Schietere de Lophem. 153


De Broederband werd in feite het verlengstuk of de bekroning van de wer­ king van een aantal bestaande katholieke genootschappen of de Vincentiaanse verenigingen (St.-Vincentius à Paulo, St.-Jan-Baptiste, Sinte-Anna, Joannes Berchmans, e.a.). Reeds in 1852 was gestart met de oprichting van een Sint-Vincentius à Paulogenootschap. De leden beoefenden de naastenliefde door o.a. een aantal behoeftige gezinnen te ondersteunen of te “beschermen”, naast gees­ telijke steun. Dit genootschap patroneerde daarnaast dus ook het Sint-JanBaptiste (voor mannen) en het Sinte-Annagenootschap (voor vrouwen). Hierbinnen werd vooral gehamerd op morele plichten en godsdienst en als beloning voor hun aanwezigheid kregen de aanwezigen materiële zaken. Een schoolvoorbeeld van het paternalisme dus, waarvan Tielt zeker één van de meest principiële toepassingen bood. Deze moraliserende weldadigheid was echter vrij algemeen verspreid. Volgens deze opvatting moesten de rijken, de “bazen”, optreden als beschermheren van de arbeiders tegen materieel en geestelijk verval. Voor de behoeftigen bestond het Armbestuur. Ouderlingen, zieken en gebrekkigen werden in het “oudmannenhuis” geplaatst, wezen in het wezenhuis of bij “brave werklieden”. Liefdadige verenigingen (zoals St.-Vincentius dus) behoedden de werklieden ervoor dat ze op de rol van het Armbestuur inge­ schreven werden. Dit trachtte men immers ten alle koste te vermijden. Wie door het Armbestuur ondersteund werd, verloor immers per definitie elk moreel gezag in de stad. Enkel luiaards, dronkaards, ... wendden zich tot het Bestuur, zo dacht men in brede maatschappelijke kringen. We mogen immers niet vergeten dat even voorheen, tijdens de rampzalige crisisjaren van 1845-48, Tielt en het Tieltse de zwartste bladzijde uit hun geschiedenis hadden doorgemaakt. De legendarische misoogsten en de onmogelijke concurrentie tegen de goedkopere, mechanische Britse textielprodukten maakten dat de omschrijving “Arm Vlaanderen” te Tielt maar al te zeer van toepassing was. De politiecontrole op de openbare orde, de bedelarij en de landloperij werd opgedreven. Tielt behoorde, met Meulebeke en Pittem, tot de gemeenten die het grootste aantal jonge bedelaars en vagebonden aan de Brugse gevangenis leverden. Waar vroeger officieel op vrijdag gebedeld mocht worden, trok het stads­ bestuur vanaf 1863 deze gunst in : het verwees naar de al opgesomde lief­ dadige verenigingen. In De Gazette van Thielt, het orgaan van dit katho­ liek paternalisme, werd rond deze tijd zelfs duidelijk het verband gelegd tussen bedelarij en het aantal onwettige kinderen (9). Er werd dan ook steeds benadrukt dat er werk was voor wie wilde werken. Deze idee werd heel duidelijk onderstreept door de "Thieltschen Broederband” bij zijn ont­ staan in 1862 : Den arbeid is het lot van den mensch op aerde. Ieder wel­ 154


geschapen mensch kan door zich zelven, als hij bezield is met gevoelens van zelfsweerdigheid en orden, in zijn noodwendigheid voorzien. Ieder gevoelt een echt vermaek met de aendenking dat zijnen arbeid en behen­ digheid hem het welvaren bezorgd hebben, en is bevreesd dat een noodlot­ tig geval hem van dit geluk sonde kunnen berooven. Dit grievende voorge­ voelen, deze in geest bestaende benauwdheid teistert byzonderlijk de wer­ kende klas, welkers middelen te beperkt zijn om gedurende eenigen tijd te kunnen worstelen tegen een ongeval, tegen eene ziekte” (10). De oprichting van deze vereniging van onderlinge bijstand paste helemaal in dit gedachtengoed. Ziekte en ongeval waren tegenslagen waaraan men geen schuld had. De meeste arbeiders waren in dit geval te trots om een aalmoes te vragen. Men trachtte nu de arbeiders ervan te overtuigen dat de mutualiteit niets te zien had met “den openbare onderstand” : “Men heeft U doen verstaen dat een lid van de Thieltsche Broederband geen dischgenoot is, en dat de onderstand dien hij in geval van ziekte geniet geene aelmoes is die hem gegeven, maer een schuld die hem betaeld wordt ; en dat de werk­ man o f ware hij 6 maenden lang door de maatschappij ondersteund, nog het hoofd regt mag gaen en zeggen ‘Ik heb nog nooit iemand iets moeten vragen’. ” (11). De Broederband zou nu soelaas brengen. Wekelijks moes­ ten de leden een kleine bijdrage storten en in geval van ziekte en ongeval ontvingen ze een kleine som en werden hen de dokterskosten terugbetaald. Op lange termijn zou de kans op zedelijk verval hierdoor kleiner worden en bovendien dwongen de regelmatige stortingen de arbeiders tot een zekere spaarzaamheid. Deze deugd zou voortaan de arbeider moeten behoeden tegen de dronkenschap, kwaal van de tijd en oorzaak van verval. Hiermee overkoepelde de Broederband duidelijk de ideeën van de diverse genoot­ schappen en werkte die zelfs breder uit. In de statuten (12) vinden we allerlei paternalistische beginselen terug.

Eerste hoofdstuk : doelwit der maetschappy Art. 1 De Maetschappy heeft voor doelwit : 1. De verzorgingen van geneesheer en medecynen te verschaffen aen de zieke maetschappelyke leden. 2. Gedurende de ziekte hun eene schadeloosstelling te betalen.

Tweede hoofdstuk : samenstelling der maetschappy Art. 2 De maetschappy is samengesteld uit werkende leden en eerleden. Art. 3 Zyn werkende leden degene die overeenkomstig de statuten aenvaerd zyn geworden om de weldaden van de maetschappy te genieten. Art. 4 De eerleden zyn degene die door hunne zorgen, raedgevingen o f medewerkingen helpen tot den voorspoed der maetschappy zonder deel te konnen nemen in deszelfs voordeelen. 155


Derde hoofdstuk : voorwaerden en wyze van aenvaerding en uitsluiting Art. 5 De werkende leden worden aenvaerd in de maendelyksche vergade­ ring bestaende uit het besturende comiteit en de hoofdmannen. Alle persoonen die den ouderdom bereikt hebben van achttien jaren en niet meer dan 45 jaren, konnen als werkende leden aenvaerd wor­ den op voorwaerde nogtans dat zy een geregeld gedrag bezitten en aen geene ziekte o f verborgen gebreken onderworpen zyn. Art. 6 De eerleden worden aenveerd op voorstel van het besturende comi­ teit. Art. 7 Houden op deel te maken van de maetschappy de leden welke hun­ nen inleg sedert dry maenden niet betaeld hebben. Nogtans kan deze toepassing opgeschorst worden als het besturende bureel geoor­ deeld heeft dat de vertraging voortspruit uit omstandigheden onaf­ hankelijk van den wil van het werkende lid. De uitsluiting wordt uit­ gesproken zonder regt van voorder beroep door het besturende comiteit bygestaen door ten minsten de helft der hoofdmannen : 1. Voor de veroordeling tot lyfstraffen o f tot een gevang van meer dan zes maenden. 2. Voor vrywillig gepleegd nadeel aen de maetschappy. 3. Voor ongeregeld en openlyk schandalig gedrag. De naem uitschrabbing en uitsluiting geven geen aenleiding tot eenige terug­ betaling. Vóór de uitsluiting uitgesproken wordt is de voorzitter o f onder­ voorzitter gelast het lid welders uitsluiting voorlopig besloten is, te aenhooren ten einde te onderzoeken over de hem ten laste gelegde feiten. Vierde hoofdstuk : bestuer, geneeskundige dienst, medicynen Art. 8 Het bestuur is toevertrouwd aen een bureel o f comiteit saemgesteld uit eenen voorzitter, twee ondervoorzitters, eenen sekretaris, eenen schatbewaerder, twee leden en tien hoofdmannen o f bezoekers. Art.9 De leden des bureels worden gekozen in algemeene vergadering, by stemming, in de vereeniging bepaeld by art. 12, voor de overle­ vering der rekeningen. Zy worden gekozen door de werkende en eerleden. De vernieuwing der bureelleden heeft ‘s jaerlyks plaets by derde deel behalve de vervanging der overledene o f ontslagene leden. De uittredende leden zyn herkiesbaar. Art. 10 De voorzitter bewaekt en verzekert de uitvoering der statuten, hy onderteekent al de akten, besluiten o f beraedslagingen. De onder­ voorzitters vervangen desnoods den voorzitter die hun zyn vol­ macht kan afstaen. Het bureel beheert en bestuert de maetschappy. 156


Art.

Art.

Art.

Art.

De sekretaris is gelast met den opstel der processen verbal, der briefwisselingen en bewaring der handvesten. De schatbewaerder bewerkstelligt de ontvangsten en betalingen der maetschappy : hy betaeld alleenlyk op mandaten gezien en geteekend door het lid daertoe door het bureel aengewezen : hy levert aen de leden, op den oogenblik hunner aenveerding, een zakboekjen af, op hetwelke de betalingen van een inleg bestatigd worden en bevattende eene korten uittrek deze tegenwoordige statuten. 11 Het bureel wordt geholpen door bezoekers o f hoofdmannen zooals by art. 8 bepaeld is, gelast met de zieken te bezoeken en ten hun­ nen opzichte de uitvoering van het reglement te verzekeren. De hoofdmannen worden gekozen door het bureel. 12 De maetschappy vereenigt zich in algemeene vergadering den les­ ten zondag der maend february van elk jaer ten einde het verslag over den toestand te hooren, uitspraek te doen over de vraegstukken haer door het bureel onderworpen, de rekening en den staet van de kas van den schatbewaerder te aanhooren, dezelven het pro­ ces verbal der zitting vast te stellen ten einde aen het overzigt en de goedkeuring van den stedelyken raed te onderwerpen. De voorzitter kan op het verzoek van het besturende bureel, zoals by art. 8 bepaeld is, eene algemene vergadering beroepen. 13 Het bureel vereenigt zich alle maenden op gestelden dag en telken mael dat het door den voorzitter byeengeroepen wordt. Het beraedslaegt nopens de zaken der maetschappy en gaet over tot de aenvaerding der werkende leden die zich gedurende de maend zul­ len aengeboden hebben om deel in de vereeniging te nemen. 14 De geneeskundige en apothekers dienst wordt geregeld door het bureel. Zoodra een lid ziek o f gekwetst is verwittigt het dezen geneesheer daer van, welken laetsten gebonden is aen de schatbewaerder eenen bulletyn a f te leveren behelzende den aerd der ziekte, onge­ steldheid o f verwonding van het lid, de noodzakelijke voorschrif­ ten en bevelen, het verlof o f verbod van te werken, o f uit te gaen, welkers staet zal bestatigd worden door den hoofdman van iederen wyk, alwaer het lid is komen ziek te worden, welken zal gehouden zyn het huisgezin te bezorgen met de geldmiddelen bepaeld op art. 17. Deze geldmiddelen zullen afgeleverd worden door den schatbe­ waerder op eenen bon aenduidende het getal ziektedagen, het bedrag der somme uit de kas te putten, onderteekend door den hoofdman en goedgekeurd door het lid deswege door het bureel 157


aangesteld luidende art. 10. In geval de honoraria aen de geneesheer voor elk bezoek betaeld worden, zoo zal de schatbewaerder genoodzaekt zyn aen het ziek lid eenen bulletin a f te leveren op welken de geneesheer zal inschryven den dag en uer van ieder bezoek. Het bureel duidt den geneesheer aen, gelast met het onderzoek o f de kandidaat op den oogenblik zijner aenvaerding gezond is : zonder getuigschrift van den geneesheer kan niemand als werkend lid aenveerd worden. Het bureel zal de noodige overeenkomst aengaen met de apothe­ kers nopens de levering der medicamenten. Er zullen geene genees­ middelen op rekening der maetschappy afgeleverd worden dan tegen overhandiging van eenen bon bekleed met het aenteeken des aengestelden geneesheers, aenduidende de naem, voornaem en woonplaats van het lid voor wien de geneesmiddelen bestemd zyn, alsmede de naem en woonplaets der apothekers, belast met dezelve te verschaffen. De geneesheer is verpligt, als hy het ziekelyk lid in staet zal gevon­ den hebben om zyne werkzaemheden te hernemen, daervan het bureel aenstonds kennis te geven. Art. 15 Het besturende bureel, onder welke voorwendsel het ook mag wezen, zal nooit gematigd zyn zich eenige schadeloosstelling aen te wyzen. Alle bedieningen worden zonder vergelding uitgeoeffend, uitgezonderd deze van den geneesheer, en eenen knegt genoodigd voor de inzamelingen der inschryvingen. Bureel en drukkosten wor­ den door de kas der maetschappy gedragen.

Vijfde hoofdstuk : over de verpligtingen jegens de maetschappy De maetschappelyke leden verbinden zich eenen inleg van twintig centimen per week te betalen en met vlyt en nauwkeurigheid de bedieningen te vervullen, hun door het bureel o f vergadering toevertrouwd. Naer ondervinding en goedkeuring van het bureel zal er in de maetschap­ py ene tweede klas van werkende leden konnen aenveerd worden welkers inleg bepaeld zal konnen worden op veertig centimen per week. Deze zul­ len dan ook in evenredigheid van de eerste klas de schadeloosstelling genieten. Een reglement van inwendige orde zal de wyze bepalen volgens de welke de inleg ingezameld wordt. Het maetschappelyk lid kan voor zoo veel tyd op voorop betalen als hy zulks geraedzaem acht. Het aenveerd lid zal onmiddelyk in de handen des schatbewaerders het bedrag van den inleg voor twee maenden moeten storten ; daervan zal hem rekening gehouden worden.

158


In de gang van 'De Thieltsche Broederband', Tramstraat 10, hangt anno 1995 nog deze vlag. Het opschrift luidt : ‘De Thieltsche Broederband 1862 - Nieuw vaandel en jubelfeest 1890'. Het vaan­ del werd 'mildelijk geschonken door onze weledelen voorzitter, den besten en getrouwsten vriend van den werkman’ n.a.v. de 27ste verjaardag ‘onzer instelling’. Het wapenschild is dat van Mulle de Terschueren, met eronder de spreuk 'Sonder labueren niets ter schueren’.

159


Zesde hoofdstuk : over de verpligtingen der maetschappy jegens hare leden Art. 17 De voorzorgingen des geneesheer en der geneesmiddels worden aen het zieke maetschappelyk lid gegeven tydens den loop der ziek­ te behoudens de uitzonderingen afzonderlyk aengestipt in de statu­ ten. De schadeloosstelling wordt bepaeld op eenen frank en vijftig centimen per dag gedurende den tyd der ziekte, de zondagen en hei­ ligdagen uitgezonderd. Art. 18 Niemand zal meer dan twaelf maenden in twee jaren de schade­ loosstelling konnen genieten. Art. 19 De leden aengedaen door eene ongeneesbare kwael en niettegen­ staande art. 5 van de maetschappy deel makende, zullen voor ziek­ ten hieruit voorspruitende geenen onderstand genieten. Art. 20 Er zal geenen onderstand worden toegestaen voor ziekten, breuken, kwetsuren, enz., welke door gevechten, baldadigheden, dronken­ schap o f gevaerlycke kunsten zouden veroorzaekt zyn. Art. 21 Het maetschappelyk lid heeft maer regt op de voordeelen der vereeniging, twee maenden naer zyne eerste geldstorting. Art. 22 De personen welke van de maetschappy zouden afscheid nemen of welker uitsluiting zal uitgesproken zyn luidens art. 7, zullen geene gelden mogen terugeischen. Art. 23 Eene ongesteldheid van dry dagen geeft geen regt op schadeloos­ stelling ; eene langdurige ziekte geeft regt op eene schadeloosstel­ ling te rekenen van de vierden dag. Zevende hoofdstuk : maetschappelyk kapitael en geldplaetsing Art. 24 Het maetschappelyk kapitael wordt gevormd : 1. uit de stortingen der leden : 2. uit de toelagen door den staet en gemeente verleend ; 3. uit de giften en bezetten van byzonderen. Art. 25 Zoo haest het kasgeld o f kapitael de som van vyf honderd franc te boven gaet, kan een deel daervan gestort worden in de spaerkas of besteed worden in aenkoop van Belgische renten o f waerdyen door den staet erkend en goede waerborgen opleverende, naer besluit van het besturende bureel. Achtste hoofdstuk : verandering aen de statuten, ontbinding en likwidatie, uitwyzing der betwistingen Art. 26Alle wyziging aen de statuten en reglementen moet eerst onder­ worpen worden aen het bureel, welke oordeelt o f het gevolg moet geven aen het voorstel. Geene wyziging kan aenvaerd worden dan door de meerderheid van twee derde der leden uitmakende het bestuer, luidens art. 8. 160


Voor de goedkeuring der wyzigingen aen de statuten door de hooge overheid, zal men de formen volgen aangeduid by art. 2 der wet 3 april 1861. Art. 2 7 De maetschappy kan door haer zelve niet ontbonden worden, dan ingeval van gestadige ontoereikendheid harer hulpmiddelen. De ontbinding kan niet uitgesproken worden dan in een algemeene vergadering ten dien einde byeen geroepen en door een aental stemmen gelykstaende met de helft der ingeschrevene leden. Art. 28 De betwistingen, welke in den boezem der maetschappy zouden opryzen, zullen altyd geoordeeld worden door de meerderheid van het bureel. De beslissingen derzelve zyn zonder hooger beroep. Aldus gedaen en beraedslaegd in vergadering. Thielt den 23 juny 1800 twee en zestig. A. Mulle de Terschueren S. Ysenbrant L. De Schietere de Lophem L.-H. Loontjens P. Vandekerkhove J. Verschoore De ereleden van de Broederband konden geen aanspraak maken op de voordelen van de vereniging. De werkende leden moesten elke week 20 ct. betalen. Bij ziekte of ongeval werden dokterskosten en apothekerskosten terugbetaald en vanaf de vierde dag kreeg men dagelijks 1,5 fr., als men tenminste twee maanden lid van de vereniging was. Per 2 jaar kon niemand langer dan 12 maanden uitkeringen genieten. Kandidaat-leden werden op de maandelijkse vergadering van bet bestuur besproken en al dan niet aanvaard. Men moest tussen 18 en 45 jaar zijn en mocht aan geen chronische ziekte lijden. Wie gedurende 3 maanden de bij­ drage niet betaalde of bij wie een chronische ziekte vastgesteld werd, werd als lid geschrapt zonder enige vorm van terugbetaling. De inning en uit­ betaling van de gelden werden verricht door door het bestuur verkozen “hoofdmannen”. Op de jaarlijkse algemene vergadering werd 1/3 van het bestuur verkozen of herkozen. Ereleden betaalden per jaar 6 fr. (mannen) en 3 fr. (vrouwen). Stilaan zou de Broederband uitgroeien tot de motor van het moderne Tieltse (katholieke) verenigingsleven. Onder de stichters bevonden zich katholieke prominenten. De politiek die ze in de Vincentiaanse genoot­ schappen hadden leren kennen, brachten ze hier in praktijk. Uit zijn aan­ wezigheid op de stichtingsvergadering blijkt dat deken Karei Denys mede161


initiatiefnemer was. Voortaan kon de Broederband overigens op de actieve steun van de dekenij rekenen. De bestuursleden waren jonger. Voorzitter was Leopold de Schietere de Lophem. Ondervoorzitters waren de rijke Adiel Mulle de Terschueren (13) en Stanislas Ysenbrant (14). Deze laatste was de zoon van de Tieltse oud-burgemeester (1841-1848) en oud-senator Henri Ysenbrant d’Oudenfort. Na februari 1866 bleef Stanislas Ysenbrant zo goed als afwezig op de vergaderingen en hij verdween definitief uit het bestuur op 6 februari 1868. Zijn rol was echter politiek niet uitgespeeld. In juli 1874 poogde de Westvlaamse bisschop Faict hem tot kamerlid te laten verkiezen ten nadele van de liberaal-katholiek Beemaert, de latere eerste minister. Secretaris werd bakker Henri Loontjens, schoonbroer van dokter Henri Loosveldt en latere vertrouwensman van de Tieltse parlementsleden Beernaert en d'Anethan (15). Verder waren er nog een aantal welgestelde middenstanders die al school gelopen hadden in de schoot van het SintVincentiusgenootschap en die zich met liefdadige werken bezighielden : de kruidenier Prudent Van de Kerckhove en de winkelier in behangpapier en tapijten Constant Lamblin. Jean Verschoore werd als klerk opgenomen en vond in de administratie van de Broederband een bijverdienste. Geen enkel van deze bestuursleden bekleedde in 1862 een politieke functie, maar hierin zou vlug verandering komen. Meteen was het overduidelijk dat dit paternalisme geen stem gunde aan de werkende leden : die bezaten geen enkele vorm van inspraak en konden vrij gemakkelijk uitgesloten worden. Met 10,4 fr./jaar moesten ze niettemin een relatief hoge inbreng doen. De vereniging groeide vrij snel. De algemene sociale noden en de katho­ lieke overwinningsroes zullen hieraan wel niet vreemd geweest zijn. Eind 1863 telde men 136 werkende leden. 4 jaar lager waren er dat reeds 230, naast 39 ereleden. 3. DE MUTUALITEIT : EEN SUKSES !

De laatste progressief-liberale kringen voerden intussen een achterhoede­ gevecht. Rond dezelfde tijd werd vanuit die hoek een mutualiteit, de “Liefdadige Werklieden”, opgericht. Uit haar statuten kon niet opgemaakt worden dat men zich uitgesproken als liberale mutualiteit wilde profileren. Er werd zelfs een patroonheilige aangenomen (H. Macharius). De statuten geleken overigens vrij goed op die van de Broederband. Belangrijke ver­ schillen waren dat de leden vanaf 15 jaar werden aanvaard en dat men bij meerderheid van stemmen kon worden toegelaten. Bovendien bedroeg de bijdrage slechts 10 ct. per week (tegenover 20 ct. bij de “Broederband”). Bij ziekte of ongeval kreeg men hiervoor de zorgen van de dokter en de geneesmiddelen, naast 1 fr./dag gedurende 2 maanden. Bij een overlijden 162


Adiel (jr.) Jacques Mulle de Terschueren (Tielt 1857 - Brussel 1932).


werden de begrafeniskosten betaald. Niettemin waren de voordelen glo­ baal bij de “Liefdadige Werklieden” geringer dan bij de “Broederband”. Het bestuur van de “Liefdadige Werklieden” bestond uit 4 handelaars, 3 kleine fabrikanten en 2 landbouwers. Het waren helemaal geen bekende namen en nooit waren ze op één of andere verkiezingslijst te bespeuren. Dit in tegenstelling natuurlijk tot de “grote” namen bij de “Broederband”. Dit achterhoedegevecht van de laatste liberalen bezorgde de “Broederband” en het katholieke kamp niettemin zware kopbrekens. : “Alles wijst erop dat de liberale mutualiteit ook een grote bloei kende en misschien op een bepaald moment (± 1870) nog meer aanhangers telde dan de Broederband’, aldus Ronny Gobyn (16). De katholieke mutualiteit beschuldigde de “Liefdadige Werklieden” talrijke keren van plagiaat. Wellicht zal de geringere bijdrage voor veel werklieden een bepalende faktor zijn geweest om tot de concurrerende “Liefdadige Werklieden” toe te treden. Het is heel boeiend om deze Tieltse kas in een bredere, Belgische context te plaatsen. Sinds 1852 erkende de regering officieel de mutuali­ teiten. Maar het duurde tot ± 1890 vooraleer deze vorm van onderlinge bij­ stand massaal uitbreiding nam (17). Daarom is zowel de aanvangsdatum als het aantal leden van de “Thieltsche Broederband” op nationaal vlak zeer uitzonderlijk te noemen. Rond 1890 haalden de mutualiteiten slechts in de grote steden meer dan 200 leden. De “Broederband” telde zeer vlug meer dan 300 werkende leden. Vandaar dat R. Gobyn zeer terecht stelt dat de “Thieltsche Broederband” één van de bloeiendste verenigingen was van het land (18). De regering schreef vanaf 1862 driejaarlijkse prijzen uit ter bevordering van de mutualistische gedachte. De “Broederband” behaalde drie opeenvolgende jaren een eerste prijs. De uitkering bij ziekte of onge­ val (1,5 fr./dag) was immers uitzonderlijk hoog, in vergelijking tot andere plaatsen. Het ledenaantal van de “Broederband” bleef stijgen. Eind 1870 telde men 245 werkende en 43 ereleden, eind 1875 waren dat 329 werkende en 57 ereleden. 1875 was ongetwijfeld het hoogtepunt voor het aantal leden. Tot 1880 bleef dit aantal boven de 300 schommelen, daarna (tot 1890) daalde dit aantal met enkele tientallen. Voor ons is het uiteraard boeiend te weten om welke mensen het hier gaat. Voor de twintigste eeuw (zie verder) was een beroepenstratifikatie mogelijk uit te voeren. Voor de 19de eeuw ligt dat moeilijken Niettemin mag men aannemen dat de werkende leden alle­ maal arbeiders waren. Iemand die het materieel wat beter had, dacht er niet aan om zich te “verlagen” door toe te treden tot een liefdadige vereniging. Burgergezinnen trof men dan ook uiterst zelden aan onder de leden. Bovendien, zo stelt R. Gobyn, kon niet elk gezin het zich veroorloven om 20 ct. per week opzij te leggen. Gezinnen en personen die ondersteund 164


werden door het Armbestuur (Burgerlijke Godshuizen of, in volkstaal, “den disch”) konden nooit deze drempel overschrijden. In het nochtans goede werkjaar 1866 waren in Tielt meer dan 10 % van de gezinnen behoeftig ! Als we er bovendien rekening mee houden dat een niet gering aantal gezin­ nen door partikuliere hulp ondersteund werd, zonder op de lijsten van het Armbestuur voor te komen, dan bevestigt dit nog eens de vrij hoge finan­ ciële drempel om toe te kunnen treden tot de “Broederband”. Het was dan ook vrij vanzelfsprekend dat praktisch alleen de gezinshoofden lid waren van de “Broederband”. Meerdere keren werd trouwens in de vergaderin­ gen hierop allusie gemaakt. Den arbeid is het lot van den mensch op de aerde. Ieder welgeschapen mensch kan door zich zelven, als hij bezield is met gevoelens van zelfsweerdigheid en order, in zijne noodwendigheid voorzien. Ieder gevoelt een echt vermaek met de aandenking dat zijnen arbeid en behendigheid hem het welvaren bezorgd hebben, en is bevreesd dat een noodlottig geval hem van dit geluk zoude kunnen berooven. Dit grievende voorgevoelen, deze in geest bestaende benauwdheid teistert bijzonderlijk de werkende klas welkers middelen te beperkt zijn om gedu­ rende eenige tijd te konnen worstelen tegen een ongeval, tegen eene ziekte. Hoe menig huisgezin hebben wij niet alreeds ontmoed, en vinden wij nog hedendaags voortijds door zijne neerstigheid, door zijnen iever in eenen staet van welvaren en voldoening levende door de ziekte van eenen vader in de armoede gedompeld, worstelende tegen drukkende noodwendighe­ den en tegen eene bloozende schaamte de bitterste gevolgen uitstaende van vergeten en verlaten te zijn. De onderlinge vereeniging, wiens leden weekelijks eenig geld uitleggen om hunne zieke medebroeders te ondersteunen is geschikt om dusdanige ram­ pen te bestrijden, om bij den schamelen werkman dit droef vooruitzigt van ziekte te lenigen, om hen eene spaerkas te openen uit dewelke hij zonder schaemte in tijd van ongeluk zijne eigene gespaerde penningen mag komen terug vragen. Door de onderlinge vereeniging wordt alles ligt en gemakkelijk, want het last waaronder een alleen zoude bezwijken, wordt met meer gemerkt als het door vele gedragen wordt, en bovendien moet ieder wel op gebragten mensch toch eenige voldoening in zich zelven genieten by het aendenken dat door zyne geringe bijbrengst het ongelukkig lot van zijnen medebroeder verligt wordt. Uit dien hoofde hebben in eene bijzonderlijke vergadering de heeren Ch. Denys, Pastoor Deken, Adile Mulle de Terschueren, Leopold de Schietere de Lophem, Stanislas Ysenbrant, Florent Priem, Prudent Van de Kerkhove, Jean Verschoore, Désiré Ryjfranck, Ch. Lamblin-Wouters en Henri 165


Loontjens besloten de stichting te bewerkstelligen in onze stad van eene maatschappij van onderlingen bijstand voor werklieden onder kenspreuk van Thieltschen Broederband, waarvan zij de onderstaende voorwaerden aan de goedkeuring van het Stedelijk bestuur en der hooge overheid zullen onderwerpen. (19). Op de algemene vergadering van de “Broederband” hielden de plaatselijke geestelijken sermoenen, die de geest en de uitgangsbasis van de mutualiteit verwoordden. Bij nagenoeg iedere toespraak werd gehamerd op de solidariteitsgedachte. De liefde van de arbeider voor zijn medearbeider moest versterkt worden. De “Broederband” vormde hiervoor een schitterend werkterrein, ‘“t Is gij immers, brave werklieden, die door uwen wekelijkschen inleg, malkander hulpe geeft in ziekten en ongelukken” (20). Ver mocht deze arbeiderssolidariteit echter niet gaan. De arbeider mocht aan de orde niets veranderen, hij moest zijn lot aanvaarden. Door hun patrone­ rende werking, die zich zowel materieel als moreel uitte, vervulden de rij­ kere klassen hun plicht tegenover God. Door al de liefdadige instellingen behoedden ze de arbeiders voor allerlei ondeugden en tegen alle “verder­ felijke stelsels” (de arbeidersemancipatie dus) die de ondeugden bevorder­ den, de arbieders ongodsdienstig maakten en naar zedelijk verval leidden. Het jaarlijks verslag van de “Broederband” typeert hoe diep de angst voor de (Franse) Commune en de Internationale in deze rangen was (21). Voorzitter L. De Schietere de Lophem en de ondervoorzitters, A. Mulle de Terschueren en S. Ysenbrant, werden gemeenteraadslid. Voortaan kwamen de meeste bestuursleden van de “Broederband” in de gemeenteraad terecht. Bestuurslid zijn van culturele en liefdadige verenigingen (o.a. de “Broederband”) werd voortaan een visitekaartje om in de Tieltse gemeen­ teraad te belanden. In 1866 werd Henri Vanhove, dokter van de “Broederband”, tevens gemeenteraadslid (22). In 1872 was het de beurt aan de medestichter van de mutualiteit Prudent Van de Kerckhove. In 1875 werd die zelfs schepen. Victor Devolder, secretaris, werd in datzelfde jaar gemeenteraadslid (23). In de tachtiger jaren vervoegden (de latere Tieltse burgemeesters) Jan Boone en Emiel Vande Vijvere de rangen van de gemeenteraad. De rijkste en oudste figuren, De Schietere de Lophem en Ysenbrant, wer­ den later provincieraadslid en A. Mulle de Terschueren vertegenwoordigde Tielt vanaf 1868 in de Kamer. Nieuwkomer in het Tieltse katholieke sociopolitieke leven was ongetwijfeld Henri Loontjens. Hij was voorzitter van het Sint-Vincentius à Paulogenootschap, secretaris van de katholieke Kring, de “Thieltsche Broederband” en de katholieke kiesassociatie. In 1872 werd hij provincieraadslid. 166


Fritz Boone (1875 - 1932), burgemeester 1919-1932.

Zijne kinderen zijn opgestaan oni zijfe gèdachteni^

Ie huldigen, T

er

P k o v .3 L

,

;Z a l i g e r G e d a c h t e n i s VAN MJjNlftéEft'

L o u is - H enri L oontjens -ECHTÓENOOT.yAN MEVR/ MARI E VÀN DE VYVERE ,

Lid der Bestendige Afvamfdiglp^ van den Provincialen Raad van West-Vlaanderen Voorzitter der,Katho­ lieke Vereeniging yan het â rro n d issement Thielt en van den Katholieken Burgèriïhond der stad Th tel tl ~J Commandeur van de Orde- der Ktopn, Officier van de Leopoldsorde, —.vereerd met het-BurgerskrniS' en met het Mutuaiifeitskruis vart eerste klas. Geboren te T hïklT, den 29 December 1832, en aldaar godvruchtig overleden den 30 Maart 1913. En men zegde aan deh ouderling: « Ziet, uwé kinderen staan rondom u, » en de vreugde vervulde zijn hert. En de kinderen van zijne; kinderen ziende, hief hij- zijne rechtere hand op en sprak : Hij, die mij van mijne jeugd af bij de hand nam*zëgene deze kinderen; dat zij ge­ lukkig wezen op aarde; G enesis xlvhi, 2, fff Wie ooit, verdiende aiier eerbied y-meef dan hij ? Hij w as een rechtvéèrdige, wiens wer ken- zijn géioof weer­ spiegelden; De waarheid was de w et van zijn mond, en nooit lag er 'ongerechtigheid op zijne lippen : niemand die hem kon justeren. S; G leg . Naz, — M al. II, 6, Beminde echtgenote, m ijne lieve kinderen, dank voor uwe zoo liefderijk# en onvermoeibare zorgen : dag en nacht stond gij mij'bij, tót op den aiieriaafsten stond ; vergeetmij eet mij niet na mijnen mijner» dood W at mij betreft, ik i stijg ten heihe! en zal et voor ti hiddem Gok gij, mijne vrien­ lijk, priesters van d e n 1 den, bidt voor i Heere, mijne t r c ...... ' vrienden, vergeet tnij niet aan het altaar ô LAAT ONS BIDDEN,

T en d ien tijd e , to en de av o n d v iel, de e e rste d ag n a den S a b b a td a g , k w a m Je zu s en «egde h u n : De V rede zij m et U. (ZVAKGEUK VAK DEK STM V gfiSÖ A G .) :

........dieW8 smeeken er ... U ..................,. om, o Heer, vergun _....... aan uwen «aar HENDLIK, het gezelschap van uwe heihgen en uit­ verkorenen, en iaat over hem den eeuwigen dauw uwer bennhertlgheid «ederzljgen. Amen. Z o et H e rt v a n Je zu s, w ee» m ijn e liefde. fSood | Zoet B e r t v a n M aria,swees m ijn to ev lu c h t. (Jood.j ' *........."

fh ie lt, j.-D. Minnaert, drukker.

Bidprentje van Louis-Henri Loontjens (in onze tekst : Henri Loontjens).

167


De “Broederband” werd stilaan een goed gestructureerde organisatie. Het bestuur bestond in deze beginperiode uit leden van de burgerij en van de adel. Iedere eerste zondag van de maand kwam men na de hoogmis bijeen om de stand van zaken te bekijken. Daarnaast zorgde een net van hoofd­ mannen voor de band met de leden. Een hoofdman moest per wijk of per straat toezien en controleren of er geen misbruiken waren. Maar, zoals gezegd, hadden deze personen weinig inspraak in het beleid van de mutu­ aliteit. Dit zou ook niet anders gekund hebben, daar voor het vigerende konservatief-katholieke paternalisme zoiets als inspraak niet bestond. Als een hoofdman of een lid bepaalde verbeteringen vroeg, werd de aangele­ genheid steevast door het bestuur naar de bestuursvergaderingen verwe­ zen, waar ze echter nooit ter sprake kwam. Dit zal misschien ook wel de oorzaak geweest zijn van de toch wel opvallende afwezigheden van hoofd­ mannen op de vergaderingen. Daarom besliste het bestuur dat elke hoofd­ man die 3 maal opeenvolgend zonder wettige reden afwezig was, voortaan als ontslaggevend beschouwd zou worden (24). Alle leden werden uitge­ nodigd voor de algemene vergadering die begin februari doorging. Meestal werd zo’n bijeenkomst afgesloten door de onderpastoor, die nog eens de arbeiders op hun rechten en plichten wees. Jaarlijks ontving de mutualiteit een gift van de Tieltse vertegenwoordigers in Brussel. Deze gift van de anders zelden in de stad aanwezige Tieltse politici, bevestigt nog eens de belangrijke rol van de “Broederband” in de Tieltse samenleving. Vanaf dat ogenblik ook besliste het bestuur om met het batig saldo staatsobligaties aan te kopen. Zelfs het stadsbestuur kende rond 1870 een stadstoelage van ± 15 frank toe. De staat kwam in 1877 ook fors tussen (150 fr.) om in de schoot van de “Thieltsche Broederband” een bibliotheek op te richten. Moet men dit gegeven beschouwen als een zoveelste poging om de arbeiders te bevoogden ? De economische recessie zorgde namelijk voor een belangrijke graad van werkloosheid en vanuit Wallonië klonken de eerste klanken van dat duivelse socialisme ! De bibli­ otheek moest hier tegenover zorgen voor “stichtende” lectuur. Op donderdagvoormiddag en op zondag na de hoogmis konden de leden terecht in het lokaal van de Katholieke Jonkheid in de Kortrijkstraat, waar de biblio­ theek gevestigd was. Volgens R. Vanlandschoot was de bibliotheek een gemeenschappelijk initiatief van de “Broederband” en de in 1875 opge­ richte Tieltse Davidsfondsafdeling. Deze had niet de middelen om boeken aan te kopen en klopte daarom aan bij de rijkere “Broederband”. Beide besturen waren immers toch verenigd binnen de Katholieke Kring. Dokter Loosveldt (zie verder) was de sleutelfiguur van de bibliotheek. Désiré Minnaert publiceerde in “De Gazette van Thielt” van 25 en 28 april 1877 de eerste boekenlijsten van de bibliotheek, die stilaan bekendheid verwierf 168


tot ver over de Westvlaamse grenzen (25). 4. STEVIGE STRUKTUUR ALS VERW EER ONHEIL IN DE WERELD

TEGEN ALLE

Zes j aar na de oprichting van de mutualiteit, werd voor de eerste keer een wijziging van de statuten doorgevoerd. Misschien moeten we deze tege­ moetkoming aan de arbeiders zien als een blijk van goedwil van de burge­ rij om verder onheil te voorkomen ? Aan hoofdstuk 1 (“Doelwit der maetschappij”), art. 1, werd toegevoegd : “en eene behoorlijke begraving te b e z o r g e n Hierbij aansluitend werd in hoofdstuk 6 (“De verpligtingen der maetschappy jegens hare leden”), art. 17 aangevuld : “De onkosten der begraving zyn bepaeld op 17,75 fr .” (26). Even later werd hieraan toege­ voegd dat men van deze clausule zou afzien als het om een zelfmoord ging, een dood in een tweegevecht of ten gevolge van een besmettelijke ziekte en tenslotte wanneer het kasoverschot onder de 1000 fr. daalde. Eigenaardig genoeg viel deze statutenwijziging samen met de zogenaamde kerkhoven­ kwestie, die katholiek Tielt in het harnas joeg tegen de liberale minister van Binnenlandse Zaken E. Pirmez. Niet alleen het “goddeloze” liberalisme was een doorn in het oog van de katholieken. Steeds meer begon nu het dreigende socialisme die vanzelf­ sprekende gehoorzaamheid van de arbeiders in vraag te stellen. De eerste socialistische leiders (De Paepe, D enis,...) zagen in dat het revolutionaire potentieel groter was bij het mijnwerkers- en fabrieksproletariaat dan bij de nauwelijks georganiseerde stedelijke ambachtslui. België kwam voor de eerste keer in contact met arbeidersopstanden. Het hoogtepunt van deze actie lag tussen 1867 en 1870 vooral in het bekken van Charleroi en het Luikse. Rond die datum telde men ca. 60.000 aangeslotenen bij de socia­ listische Internationale. Hoewel deze agitatie vooralsnog (heel) ver van Tielt doorging, namen deken Denys en de katholieke goegemeente scherp stelling. De mutualiteit moest één van de speerpunten worden om het socialistisch monster af te weren. Daarom maakte men in de schoot van de “Broederband” reeds vrij vlug gewag van de Internationale. Een algemene katholieke kruistocht was hiermee ingezet. In de algemene vergadering van 4 februari 1872 was men dan ook zeer formeel : “Wij beleven droevige tij­ den (...) ‘t Is nu bijzonderlijk de werkman die het gedurig voorwerp is der verpestende leerstelsels die men overal tracht in te printen. Eene walge­ lijke sociëteit, genoemd de Internationale, heeft zich in al de landen van de wereld gevestigd en tracht er zoveel werklieden mogelijk onder hare hamer te scharen. (...) Ongelukkige en verblinde menschen. Hetgene zy wil­ len, is volstrekt onmogelijk. Volkomene gelijkheid brengen in het bezit van geld en goederen, en is niet mogelijk als het verschil afschaffen tusschen de 169


lichamelijke krachten en de geestelijke vermogens. Er zullen dan altijd armen en rijken, werklieden en meesters zijn, gelijk men altijd kloeke, ster­ ke menschen en flauwe tere mannekens, groote en kleene verstanden, neerstige werkers en leegaerds, treffelijke menschen en deugnieten zal vinden Het was overigens ook rond die tijd dat het bestuur van de “Broederband” werd uitgebreid. Adile Mulle de Terschueren, de spil waarrond alle Tieltse katholieke verenigingen draaiden, bouwde duidelijk een stevige sociale en economische elite rond zich uit. Eén voor één kwamen zijn pionnen in de katholieke verenigingen (zeker in de “Broederband”) en/of in de gemeen­ teraad terecht. Bijvoorbeeld de handelaar Jan Boone, de latere Tieltse bur­ gemeester (1892-1909) en uitgever Jan-Baptist Loosveldt (27). Deze was eigenaar, uitgever en later ook drukker van het bekende Tieltse katholieke en burgerlijke weekblad “De Gazette van Thielt”. In feite was hij maar de stroman in handen van de geestelijkheid, met name de Tieltse deken M. Darras en de Meulebeekse pastoor D. Verbeke. Het weekblad werd immers vooral opgericht als tegengewicht voor het wat vroeger geboren liberale weekblad “De Thieltenaer”. Een zoveelste gesloten katholieke kring dus, met als bindmiddel de “Broederband”. J.-B. Loosveldt werd als bestuurslid vervangen door zijn zoon, dokter (Jean-)Henri Loosveldt, de latere draaischijf van de mutualiteit en voorzitter van de Tieltse Davidsfondsafdeling. Een derde nieuwkomer was de textielfabrikant Victor De Volder. Meteen was één van de twee textielondernemers verbonden met de “Broederband”. De uitermate paternalistische denkpatronen van deze onverzettelijke De Volder zouden naar het einde van de eeuw in de stad fel op de korrel worden genomen (zie voetnoot 30). Het overlijden van voorzitter L. De Schietere de Lophem en zijn opvol­ ging door A. Mulle de Terschueren vielen samen met een nieuwe en volle­ dige mobilisatie van al wat katholiek heette tegen de liberale ingrepen van de regering. Van februari tot mei 1879 woedde het ultramontaanse spring­ tij tegen het kabinet Frère Orban-Van Humbeeck. En uiteraard liet de “Broederband” zich hier niet onbetuigd. Er werd fel van leer getrokken tegen “de ongodsdienstige wetten die het tegenwoordige bestuur ons zou willen afdwingen” (28). Het niet meer behalen van de eerste prijs in de 3jaarlijkse prijskamp onder de mutualiteiten, beschouwde men uitsluitend als een zet vanuit liberale hoek. Deze misnoegdheid liep parallel met het algemeen ongenoegen op het onderwijsvlak. De tenoren van de “Broederband”, Mulle de Terschueren en Loontjens, tevens voormannen van het Katholieke Genootschap, belegden begin februari 1879 de eerste protestmeeting in de streek en waren aanwezig op praktisch alle meetings in de regio (29).

170


Gedurende de j aren ‘80 verving een nieuwe generatie de oude garde binnen het bestuur. Edmond Impe werd de nieuwe secretaris. Twee stichters, Verschoore en Vande Kerckhove, waren in 1887 overleden en werden ver­ vangen door Emile Van Daele en Emiel Vande Vijvere. Victor De Volder werd vervangen door de fabrikant Hector Impe, een symboolfiguur voor de zich ontplooiende burgerij in Tielt (30). Net als voor hun voorgangers was de “Broederband” voor hen een (of : dé ?) springplank naar de gemeenteraad. Handelaar E. Van Daele werd gemeenteraadslid in 1899 en bleef dit tot oktober 1932. Van februari 1919 tot juli 1921 en tussen januari 1927 en oktober 1932 was hij schepen (31). Emiel Vande Vijvere volgde zijn broer Charles op binnen de “Broederband”. De naam Vande Vijvere werd stilaan dé naam die het katholieke leven in Tielt, maar ook ver daar­ buiten, zou beheersen. De families Loontjens, Vande Vijvere, Colle en Loosveldt vormden door een huwelijkspolitiek een hecht en homogeen blok, dat tot diep in de 20ste eeuw het reilen en zeilen in Tielt zou bepalen. De ongehuwde handelaar Emiel Vande Vijvere was reeds in januari 1885 verkozen tot gemeenteraadslid. Tussen oktober 1904 en april 1909 was hij schepen en daarna volgde hij Jan Boone op als burgemeester van Tielt (tot zijn dood in maart 1919) (32). Tenslotte ging ook de nieuwe deken (Verraes) meer en meer zijn stempel drukken op de algemene vergadering van de vereniging. Samen met zijn onderpastoors (o.a. Samper) liet hij niet na telkens de arbeiders te waar­ schuwen tegen “de slechte voorbeelden van hun waalsche broeders” (33). Gedurende de jaren ‘80 liep het aantal leden terug tot 272 (in 1886). Is het toeval dat dit jaar samenvalt met de eerste vermelding van een socialist te Tielt ? Volgens de “Gazette van Thielt” kreeg die geen gehoor (34). Enkele arbeiders die “in geval van ziekte wat al te lichtveerdig” waren, werden buiten de “Broederband” gezet. Maar daar kan de toch wel felle terugloop niet aan te wijten zijn. Wellicht speelden er twee andere factoren een bepa­ lende rol. Ten eerste de slechte economische tijden die Vlaanderen eens te meer beroerden. Bovendien was men tussen 1876 en 1881 overgeschakeld van dag- op uurloon. Dit loon zou vanaf 1881 stagneren voor een periode van 20 jaar ! De bijdrage werd begrijpelijk te hoog voor veel arbeidersge­ zinnen. Maar daarnaast snoepten “De Liefdadige Werklieden” leden van de “Broederband" af. Bij de eerste ontving men immers al een geldsom vanaf de derde ziektedag. Te goeder trouw schreef “Broederband”-lid Henri De Witte een brief naar het bestuur : “ (...) eenen dag eer te treken ingeval van ziekte, gelijk in da ander sosiethijd ; het miskomd nog dikwijls voor veel arme menschen van maer den 4den dag te treken, en veel die geern in ons maetschappij zouden komen gaen daerom naer de ander” (35). Hij ondertekende kenschetsend met “uwen nederigen onderling”. Maar hij 171


ving bot. Er werd zelfs niet over van gedachten gewisseld binnen het bestuur. De burgerlijke kringen beseften nog niet ten volle wat er onder de arbeiders aan het broeien was. 5. DE OPVOEDING VAN DE ARBEIDERS

Men achtte nu het ogenblik gekomen om de arbeiders tot meer sparen aan te zetten. Het tegengaan van het ruim verspreide en overmatige alcoholverbruik bij de arbeiders gebruikten de burgerlijke kringen als motief om de “Spaar- en Lijfrentekas” op te richten. In het achterhoofd dacht men uiteraard hiermee de werkzaamheid en volgzaamheid op te drijven. Emiel Vande Vijvere lichtte op de algemene vergadering van 9 februari 1890 deze “allernuttigste inrichting” toe : “ (...) op lateren leeftijd trachten te genie­ ten, met op hunnen loon jaerlijksch, maendelijks en zelfs wekelijks iets a f te houden en in die kas te storten, om zulks als lijfrent in den ouden dag terug te ontvangen” (36). De “sonder labueren niets ter schueren”-slogan bleef zeer actueel. Begin augustus 1890 ging deze pensioenkas van start. Deze nieuwe afdeling stond onder hetzelfde bestuur als de “Broederband”. Iedere afdeling behield wel een afzonderlijk reglement. Joseph Vande Vijvere, neef van Emiel, werd secretaris van de pensioenkas. De bronnen van inkomsten bestonden eveneens uit bijdragen van de leden en ereleden, naast giften van openbare besturen en “bezonderen”. Tegen het einde van het stichtingsjaar waren er slechts 16 leden die stortingen verrichtten voor de pensioenkas. Twee ervan hielden het bij een bedrag dat onder de éne frank lag. Deze intekenaars waren op dat ogenblik gemiddeld 34,5 jaar oud en vroegen hun pensioen aan tegen de leeftijd van 58 jaar. Dat de start geen onmiddellijk succes was, valt gemakkelijk te begrijpen : welke gezinsbeurs kon deze bijkomende belasting aan ? De wekelijkse bijdrage moest immers minstens 10 ct. bedragen. De campagne ervoor bleef echter aanhouden. Alle leden kregen een overdruk uit het Staatsblad van 24 mei 1893. Uit het K.B. moest blijken dat de pensioenkas gewaarborgd was door de staat. Allerlei pogingen werden ondernomen om de pensioenkas aantrekkelijker te maken. Indien de stortingen tot 5 frank opgelopen waren, ontving men een aanmoedigingsprijs van 5 frank. Deze premie kwam voort uit de prijs­ kamp van de “Verenigde Toneelliefhebbers”. Meteen nog een bewijs dat alle verenigingen op elkaar inspeelden. Niettemin zou de lijfrentekas nooit echt van de grond komen. Vanuit deze optiek maakte men tijdens de alge­ mene vergadering niet altijd het ledenaantal bekend. In 1896 waren er 54 leden. Dit aantal steeg in 1903 tot 67, maar enkele jaren later daalde dit aantal al weer. Deze toch wel teleurstellende cijfers vormden voor het bestuur echter geen beletsel om de arbeiders nog eens extra aan te zetten tot een consequent 172


spaargedrag. Naast de mutualiteit en de pensioenkas wilde men iedereen ertoe aanzetten om eigenaar van een woning te worden. Vooral deken Verraes en burgemeester Jan Boone poogden dit idee vanuit de “Broederband” ingang te doen vinden (37). Rond deze periode waren ook enkele directeurs van het Sint-Jozefscollege, o.a. Théodule Busschaert (directeur 1886-1892) op de algemene vergaderingen aanwezig (38). Gezien de hierboven geschetste omstandigheden kende het opzet geen suc­ ces. Verraes liet zijn ijver voor dit plan dan ook vlug achterwege, temeer daar hij andere katten te geselen had ! In dit zeer conservatieve Tielt werd immers in mei 1890 Florimond Fonteyne tot onderpastoor benoemd. Deze priester was uitermate geboeid door de sociale problematiek. Hij groeide te Tielt uit tot een overtuigd en gewaardeerd christen-democraat, die met veel sympathie en uitdrukkelijke steun het wel en wee van de Aalsterse priester Adolf Daens volgde. Hij werd, zoals de traditie het wilde, als erelid in de “Tieltse Broederband” opgenomen, was een paar keer aanwezig op de algemene vergaderingen, maar voerde er nooit het woord. Dat was op zijn minst verwonderlijk, daar in normale omstandigheden de deken of de onderpastoor de leden van de mutualiteit toesprak. Maakte Fonteyne zich toen al bedenkingen bij het paternalistische corporatisme dat door de katholieken, en in casu binnen de “Broederband”, beleden werd ? Feit is dat hij geleidelijk koos voor een zelfstandige arbeidersbeweging. Toen Fonteyne in maart 1895 priester Daens uitnodigde om in Tielt te komen spreken, kreeg deken Verraes van bisschop De Brabandere de opdracht de meeting te verhinderen. Fonteyne mocht de “Broederband” nu wel vergeten. Nauwelijks een maand later, vernam hij zijn overplaatsing naar de Brugse Sint-Annaparochie (39). Zijn christen-democratische en flamingantische ideeën bleven niettemin nog jarenlang het sociale klimaat in Tielt beroeren. De encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII (15 mei 1891) zou hier echter maar veel later de drang naar een autonome arbeidersbeweging doen ontstaan (40). Voorlopig bleef het dan ook bij de traditionele gildenwerking : verering van het ambacht en de samenwerking tussen ondernemers-fabrikanten en arbeiders. Het zou dan ook nog tot februari 1898 duren vooraleer er bin­ nen de “Broederband” sprake was van de - toch voor een mutualiteit belangrijke encycliek Rerum Novarum. De vermelding werd daarenboven opmerkelijk klein gehouden : "In onze woelige tijden, volgt steeds den raad van uwe Bisschoppen en uwe priesters ; leert uit den beroemden wereldbrief R.N. de wederzijdsche plichten van meester en werkman kennen” (41). Het belang dat paus Leo XIII bleef hechten aan de rol van de naas­ tenliefde in de sociale werken was voldoende om te besluiten dat alles bij 173


het oude mocht blijven. Dat de wereldbrief ook naar de gescheiden vak­ verenigingen verwees, werd netjes verzwegen. De rangen moesten gesloten blijven, want eind mei 1891 kondigden Gentse socialisten aan dat een meeting voor het bekomen van het algemeen stemrecht in Tielt zou plaatshebben. Eind 1900 werd zelfs de socialistische coöperatieve “De Zon” opgericht, met een bakkerij en een kruideniers­ winkel. Verkopers van het dagblad “Vooruit” werden ongenadig aangepakt. Burgemeester Jan Boone trad hard op, maar kon niet verhinderen dat de Gentse socialist Anseele begin februari 1901 in Tielt een Volkshuis kwam openen (42). Daarom werd voortaan in de schoot van de “Thieltsche Broederband” nog intenser voor de gildengedachte geijverd. Deze mutu­ aliteit en de Spaar- en Lijfrentekas werden met andere sociale instellingen opgenomen in de “Bond der Tieltsche Volkswerken”. Zelfs de onfortuin­ lijke onderpastoor Fonteyne sprak toen op anti-socialistische vergaderin­ gen over het nut van de gilden. 6. ZEGEVIEREND PATERNALISME

Het paternalisme bleef evenwel zegevieren. De “Thieltsche Broederband” kende naar het einde van de eeuw een zeer groot succes : van 267 leden in 1888 naar 360 in 1899-1900. Enkele sluwe hoofdmannen van de mutuali­ teit achtten dan ook het ogenblik gekomen om de reeds lang geopperde eis, om vanaf de derde dag ziekte steun te ontvangen, hard te maken. Onder druk van de omstandigheden stemde het bestuur er uiteindelijk in toe. De hoofdmannen kregen hun derde dag, maar ten voorlopige titel, want na een jaar toepassing van het nieuwe reglement zou een stand van zaken opge­ maakt worden. Het resultaat was positief : vanaf februari 1896 betaalde de “Thieltsche Broederband” de leden uit vanaf de derde dag ziekte. Een over­ winning voor de werkende leden ? Feit is dat deze toegeving van het bestuur ook ingegeven was door de blijvende concurrentie van de “Liefdadige Werklieden”. Op tal van vergaderingen van de “Broederband” werden de snaren afgestemd op die van de concurrentie. Tegelijk maakte men hiervan gebruik om eens te meer de weinig principiële houding van enkele leden aan te klagen : “ (...) We zijn geen Bureel van Weldadigheid. Ons reglement verbiedt ook uitdrukkelijk van gedurende de dagen dat de leden den bijstand genieten, te werken o f uit te gaan” (43). Bestuurslid Hector Impe kwam rond dezelfde tijd met een voorstel tot sta­ tutenwijziging voor de dag. Hierin poogde Impe de uitkeringen van de mutualiteit te laten genieten door alle gezinsleden en dus niet enkel meer door het gezinshoofd. (44). Ten eerste stelde hij voor dat de “Broederband” zou tussenkomen voor alle dokterskosten, bij ziekte van elk gezinslid. De werkende leden moesten dan wel een opslag betalen van 10 ct. per maand. 174


Een heel zware inspanning voor de arbeiders, maar niettemin een belang­ rijk feit voor het modale arbeidersgezin. Een tweede voorstel wou aan de vrouwen van de leden een som van 5 frank toekennen bij een bevalling. Het was een voorstel dat reeds lange tijd in mutualiteitskringen aan de orde was. Hoe dan ook, het voorstel van de handelaar Impe doet enkele vragen rijzen. Waarom deed hij begin maart 1895 dit voorstel ? Was het om de toene­ mende politieke en sociale druk van arbeiderswege op te vangen ? Of moet hij achteraf beschouwd worden als een minder conservatieve eenzaat bin­ nen het bestuur van de “Broederband” ? Bracht zijn ontslag uit deze mutu­ aliteit de bevestiging van deze stelling ? De bespreking van de voorstellen van Hector Impe werd - zoals wel meer gebeurde bij dergelijke voorstellen - naar later verwezen. Maar er kwam nooit een “later”. Er werd wel een commissie samengesteld om het project Impe te onderzoeken, maar deze kwam niet één keer bijeen. Mogen we besluiten dat er een oorzakelijk ver­ band bestond met het ontslag van Impe op 2 februari 1896 ? Hoe dan ook, Hector Impe trad pas als bestuurslid van de "Broederband” weer toe in februari 1905. Intussen was hij in oktober 1903 verkozen tot gemeente­ raadslid. Hij zou dit blijven tot aan de eerste naoorlogse verkiezingen (april 1921). Tijdens en kort na de oorlog zou hij overigens belangrijke functies bekleden binnen het sociaal-economische leven in Tielt. Het enige wat ondervoorzitter Henri Loontjens hier tegenover kon plaatsen, waren zijn regelmatige tussenkomsten op de algemene vergaderingen i.v.m. werkge­ legenheid, meestal buiten de Tieltse regio. Zo sprak hij de arbeiders enke­ le keren over de Brugse zeehaven (45). Deze Loontjens ontpopte zich steeds meer tot de leidende figuur binnen de mutualiteit. Voorzitter Mulle de Terschueren liet de dagelijkse werking maar al te graag aan deze ijveri­ ge en plichtsbewuste bankier over. Geleidelijk werd binnen de bestuursvergaderingen ingespeeld op allerlei politieke en culturele gebeurtenissen. Dit bevestigt eens te meer onze bevinding dat de “Broederband” in feite het neusje van de katholieke zalm was. Vooreerst werden enkele keren gelukstelegrammen verstuurd naar minister Auguste Beernaert. Beernaert was een geboren Oostendenaar, maar vertegenwoordigde in de Kamer het arrondissement Tielt (18741900) en later het uitgebreide arrondissement Roeselare-Tielt (1900-1912). Na enkele ministerposten te hebben bekleed, voerde hij van 1884 tot 1894 de stabiele regering Beernaert aan. Daarna was hij tussen 1895 en 1900 Kamervoorzitter en in 1909 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede. Hij was een liberaal-katholiek, die het meerdere keren aan de stok kreeg met de ultramontanen en niet in het minst met de Westvlaamse bisschop Faict. 175


Niettemin werd Beernaert te Tielt altijd overtuigend gesteund door men­ sen als Mulle de Terschueren en provincieraadslid Loontjens (46). Kunnen we deze vaststelling ook verruimen naar de “Broederband” toe ? Is het m.a.w. voortvarend de “Tieltsche Broederband”, naar de stellingnamen van zijn leiders, onder te brengen bij de liberaal-katholieke fractie ? Een afvaar­ diging van de “Broederband” was aanwezig te Brussel bij de huldiging van de ministers van Arbeid Nyssens (1899) en Francotte (1907). Overeenkomstig de tijdsgeest betoonde de mutualiteit meerdere keren sym­ pathie tegenover de (culturele) Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Zijn banden met de katholieke partij en het Davidsfonds brachten aldus de "Tieltsche Broederband” in de stoeten ter herdenking van de Guldensporenslag. Ook aanvragen tot deelname door apotheker Wostyn namens de toneelvereni­ ging “De D’hulsterzonen” werden altijd positief beantwoord (47). Wie had gedacht dat onder druk van de omstandigheden de mutualiteit zich wat soepeler zou opstellen, had het duidelijk verkeerd voor. De voorstellen kwamen er niet door. Henri Loontjens zag in dat de leden van de “Broederband” in toenemende mate oudere werklieden waren. Er startte bijgevolg een campagne om jongere leden aan te trekken. Daarom formu­ leerde Loontjens het voorstel om nieuwe leden, ouder dan 35 jaar, een zwaar inkomgeld te doen betalen. Een soort sanctie die er niet om loog : het zou gaan om 2 fr. per jaar boven de 35 (48). Na fel protest van de hoofdmannen werd het voorstel verworpen. De verontwaardiging rond dit voorstel was dermate groot dat het bericht uitlekte in de stad. De “Broederband” werd hierdoor in diskrediet gebracht. Het bestuur reageer­ de prompt en kordaat : de hoofdmannen of leden die iets zouden laten uit­ lekken van wat in de vergaderingen besproken werd, zouden voortaan uit­ gesloten worden. Enkele jaren later poogde Emiel Vande Vijvere, op een speciaal bijeengeroepen vergadering, de statuten drastisch te wijzigen. Hij stelde namelijk voor om de wettelijk vooropgestelde uitkeringen in geval van ziekte om te zetten in stortingen voor de lijfrentekas. Het protest tegen dit voorstel was nog groter. Zelfs in de notulen van de mutualiteit werd het vermeld : “een groot deel der tegenwoordige leden schijnen vijandig aan alle veranderingen” (49). Het voorstel werd dan maar uitgesteld. Het onge­ noegen bij de basis van de “Broederband” steeg hierdoor. Dit vertaalde zich ook in het dalend aantal leden. Na de eeuwwisseling liep het cijfer terug van 360 tot minder de 300. Nooit meer zouden de hoge cijfers van 1900 geëvenaard worden. De soms stugge houding van het Broederbandbestuur, het demokratischer klimaat bij de concurrerende mutualiteiten (o.a. de inmiddels opgerichte mutualiteit “De Goudbloem” van dr. De Zutter) en de toegenomen arbeidersemancipatie lieten duidelijk sporen na. We mogen immers niet vergeten dat rond 1909-1910 de familiale mutuali­ 176


teiten in het arrondissement Roeselare-Tielt het daglicht zagen. Vanaf de eeuwwisseling gingen de “Liefdadige Werklieden” voortaan door als katholiek geïnspireerd. Over de verhoudingen tussen de katholieke mutu­ aliteiten onderling en derhalve ook over de sociale recrutering, zwijgen de bronnen. Bestuurslid Frits Boone stelde niettemin en herhaaldelijk voor om “een werkend lid tot den burgerstand gekomen en onroerend goed bezittende, uit de maatschappij te sluiten : den Broederband is uitsluitend opgericht voor werklieden en niet voor begoede persoonen ” (50). 7. “DE BROEDERBAND” TEGENOVER EEN SAMENLEVING IN TRANSITIE

Na 1900 nam de ontwikkeling van het pensioensparen echter een snellere en meer gelijke vlucht. De katholieke regering de Burlet stelde in 1895, onder druk van de socialisten en de christen-democraten, een commissie aan om het vraagstuk van de wet op de pensioenen te bestuderen. Een wetsontwerp werd op tafel gelegd en goedgekeurd. Het werd van kracht op 10 mei 1900. Hierbij kende men jaarlijkse aanmoedigingspremies toe aan titularissen van ouderdomspensioenen aangesloten bij de Lijfrentekas. De wet voerde echter de pensioenplicht niet in. De stortingen dienden als uitgangsbasis voor de toekenning van de premies. De lijfrente-mutualiteiten ontvingen hierbij een speciale jaarlijkse toelage van 2 frank per lid. Het succes van deze nieuwe formule liet niet lang op zich wachten. Vanaf dat ogenblik namen de aanvragen tot toetreding tot de pensioenkas toe. Alle leden hadden immers in de loop van 1901 de op krantenpapier gedrukte brochure “Hoeveel pensioen zal ik hebben ?” gekregen. Op duidelijke barema’s kon iedereen nu zelf uitrekenen hoeveel zijn spaargedrag hem op de oude dag zou opbrengen. Tegelijk kwam het roer van de “Broederband” nu in handen van een nieuwe generatie katholieke politici die er voor lang de scepter zouden zwaaien. In de eerste plaats was dat Fritz Boone. Vanaf 1898 kwam hij in het bestuur van de “Broederband”. Toen in 1904 alle christelijke mutualiteiten van het arrondissement Tielt zich in één grote bond verenigden, werd Boone de eerste voorzitter. Hij zou dit overigens blijven tot even vóór zijn dood. In die hoedanigheid was hij trouwens ook bestuurslid van het Algemeen Verbond der Vlaamse mutualiteiten van België (51) Handelaar Emile Van Daele werd ondervoorzitter in vervan­ ging van de overleden Constant Lamblin. Hij was gemeenteraadslid van oktober 1899 tot oktober 1932 en maakte zich verdienstelijk in de sociale sector, als lid van het Armbestuur en als voorzitter van de Commissie voor Openbare Onderstand. Na de oorlog werd hij overigens ook voorzitter van “De Thieltsche Broederband”. De handelaar Aristide Serroels werd schat­ bewaarder en in oktober 1904 volgde hij tevens Edmond Impe op als secre177


taris van de mutualiteit (52). De aanwezigheid van de handelaars en bedrijfsleiders werd compleet door de toetreding van de schoenfabrikant August Verkinderen en de weeffabrikant Pieter Pollet. De concurrentie werd steeds groter voor de “Broederband”. In meerdere vergaderingen bekloeg men er zich over dat er zich te weinig nieuwe, jonge leden aandienden. Men ging zelfs zo ver te beweren dat “teveel werklieden de alouwe eergierigheid verliezen en in geval van ziekte en krankheid hunnen toevlucht nemen tot het bedelen, liever dan in de Thieltsche Broederband eene onbeschaamde hulp te zoeken ’ (53). Het was dan ook niet toevallig dat rond hetzelfde tijdstip (± 1904-’05) een uitge­ breid pamflet werd verspreid waarin de vergelijking met de “Liefdadige Werklieden” gemaakt werd (54). Men was algemeen van oordeel dat alle mutualiteiten te veel uitbetaalden. De “Broederband” bijvoorbeeld slaagde er tussen 1890 en 1905 maar tweemaal in om alles te kunnen betalen met de bijdragen van de leden. Idem dito voor de “Liefdadige Werklieden”. Om dit enigzins te kunnen opvangen, poogde men nog eens om het lijfrentesparen te propageren. Het voorstel werd gelanceerd om nieuwe leden 12 frank per jaar te laten betalen : 11 fr. voor de mutualiteit en 1 frank voor de pensioenkas. Bij ziekte zou men hiervoor 1,50 fr. per dag ontvangen. Ook de vrouwen trachtte men naar de mutualiteit te lokken : ze konden lid wor­ den voor 7 frank per jaar (6 fr. mutualiteit en 1 fr. pensioenkas). Per ziek­ tedag zouden ze 50 centiemen ontvangen. Men hanteerde zelfs een niet alledaags argument pro pensioenkas. Onder de clausules van de mutualiteit mocht niet gewerkt worden bij ziekte, onder de modaliteiten van de lijfrentekas mocht dat echter in bepaalde gevallen wel ! “In veel ziekten, flerecijn, hertziekten en gemeenlijk kronieke ziekte kunnen dokters gemakke­ lijk oorlof geven om eenen halven dag o f een schaf te werken. Zijn dat geene groote voordeelen ?” Deze voorstellen zouden pas in 1906 effectief besproken worden. Vóór die datum trachtten enkele hoofdmannen nog hun zeg te doen. Twee voorstellen werden op tafel gelegd : ten eerste de mogelijkheid om bij een arbeidsongeval vanaf de eerste dag werkonbekwaamheid een som te ont­ vangen, anderzijds de vraag om ook de zondag te laten meetellen in de 3 dagen wachttijd. Beide verzoeken werden evenwel meteen door het bestuur verworpen. Dit bestuur kreeg het nu duidelijk moeilijker, zowel intern, als met wat er in de stad aan het groeien was. Toen dokter Henri Loosveldt in oktober 1904 overleed, verwoordde zijn zoon dokter Jules Loosveldt de wens om zijn vader als mutualiteitsdokter op te volgen. Maar op dat ogen­ blik ontving het bestuur ook het voorstel van dokter Ferdinand Vande Walle om de Broederband-leden vrij te laten kiezen tussen hem en Loosveldt. De hoofdmannen stemden in blok voor het voorstel-Vande 178


Walle. Henri Loosveldt was niet altijd even buigzaam geweest voor heel wat leden en daarom moest zijn zoon nu de rekening betalen. Jules Loosveldt gaf daarom, na een jaar van strubbelingen, in december 1905 zijn ontslag (55). Hektor Impe werd, kort na zijn heropname in de bestuurskringen, de nieu­ we dynamische voorzitter van de Lijfrentekas. Even voorheen, in oktober 1908, was in Brussel het nieuw reglement van de “Broederband” goedge­ keurd (en verschenen in het Staatsblad van 24 januari 1907). De leden betaalden voortaan 12 frank per jaar tot aan hun 65ste, daarna nog 6 frank. Voor de vrouwen was dat 4 frank per jaar, en na hun 65ste 3 fr. Vanaf 55 jaar moest ieder lid jaarlijks 14 frank voorzien voor de Lijfrentekas. De voorwaarden voor de leden werden hoe dan ook beter. In de vergaderin­ gen werden vooral de vrouwvriendelijke bepalingen onderstreept : “Mhs een bijdrage van 4 frank krijgt ze ook de zorgen van den geneesheer, uit­ genomen voor kraambedden o f ziekten die er rechtstreeks uit voorspruiten en op 65 jaarige leeftijd genieten ze een pensioen dat bijna zoo hoog zal beloopen als dat der mans” (56). Deze wijziging van statuten werd door 208 leden goedgekeurd en 75 stemden tegen. Tegelijk probeerde men nog eens extra de toetreding van jonge mensen in de mutualiteit aantrekkelijker te maken. Het bestuur ging verder heftig tekeer tegen zogenaamde “profi­ teurs die steun willen voor een vallingske, een kneuzingske, een beetje flerecijn in den kleine vinger” (57). Op nationaal vlak begon men rond die tijd de herverzekeringsdienst in te voeren. Deze herverzekering was erop gericht aan de langdurig zieken één frank per dag uit te keren tot aan de leeftijd van 65 jaar, waarop dan de Pensioenkas in werking kon treden. In 1907 was het arrondissement Tielt de enige regio waar zulks nog niet toe­ gepast werd. Het ledental steeg intussen in 1908 tot 318, in 1911-12 liep dit aantal terug tot ± 295. Zeer langzaam begon katholiek Tielt in te zien dat het probleem van de (zelfs christelijke) vakverenigingen niet langer uit de weg kon gegaan wor­ den. Niet alleen op nationaal vlak, maar ook in Tielt begon men zich in deze rangen af te vragen hoe dit nieuw maatschappelijk gegeven in de “juiste richting” geïntegreerd, of liever geleid, kon worden. In het voorjaar van 1906 was de sociaal bewogen dominicaner pater Rutten komen spre­ ken in het Gildhof. Dit groots en stijlvol gebouw was in september 1905 geopend. Baron Mulle de Terschueren liet het optrekken en beschouwde het als de bekroning van de christelijke actie en de gildenbeweging. Alle gildenverenigingen hadden er hun zetel en er waren grote ruimten beschik­ baar voor vergaderingen. In november 1906 kwamen de Gentse ACV-propagandisten Gustaaf Gabriel en René Debruyne spreken. Rond dezelfde tijd werd het eerste werkliedensyndicaat “De Verenigde Ambachten” opge­ 179


richt. In december 1906 richtte de Sint-Crispijngilde een onderstandskas op voor onvrijwillige werkloosheid en in oktober 1907 zag het “Christen Syndikaat der Wevers” het daglicht (58). Toch bleef de aanhang van deze pioniers vrij gering. Binnen de “Broederband” dacht men dit “gevaar” te kunnen bedwingen. Uit een verslag van 1909 bleek echter dat de “Liefdadige Werklieden” een katholieke mutualiteit geworden was. Wanneer dit gebeurde en wie de bestuursleden waren, was echter niet dui­ delijk. Ook de populaire dokter O. De Zutter oogstte intussen veel succes met zijn mutualiteit “De Goudbloem”. De wervingsdrang breidde zich daarom uit, maar succesrijk verliep deze actie zeker niet. Na één jaar werking telde “De Broederband” slechts 10 vrouwelijke leden en ondervoorzitter H. Loontjens betaalde persoonlijk 1 frank premie uit aan de hoofdmannen per nieuw lid onder de 25 jaar dat door hun toedoen toegetreden was. Vanaf 1908-09 overkoepelde het “Verbond der Onderlinge Bijstanden van het arrondissement Tielt” (°1904) alle erkende katholieke pensioenkassen en mutualiteiten van het arrondissement. Eind 1909 waren er 22 pensioengilden aangesloten (met 8720 leden) en 12 mutualiteiten met 1499 leden. M.a.w. 10219 personen in de regio maakten deel uit van de onderlinge bij­ standen. “Onze Bond moet het middenpunt worden van alle deugddoende sociale werking in onze streke”, zo klonk het op de algemene vergadering van 12 december 1909 (59). Men achtte dan ook het ogenblik gekomen om de herverzekeringskas ter sprake te brengen. Franz Loontjens, zoon van Henri, werd aangesteld als afgevaardigde van de “Broederband” bij de Herverzekeringskas. Dit klinkt wat vreemd, want Franz Loontjens was op dat ogenblik (nog) geen lid van de mutualiteit. Dat werd hij pas na het overlijden van zijn vader in maart 1913. Het was pas vanaf 1911 dat de concurrentie voor de “Broederband” effec­ tief en definitief vaste vormen aannam. De arbeidersbeweging brak immers vanaf dat ogenblik resoluut door te Tielt. Het syndicaat der wevers behaal­ de in de weverij Van Maele een eerste resultaat en meteen was het hek van de dam. Deze christelijke arbeidersacties werden bovendien gesteund door de populaire en Vlaamsgezinde volkspriester Prosper Moncarey (60). Hij zou uitgroeien tot een pionier van de christelijke arbeidersbeweging in Tielt en tot een schoolvoorbeeld van wat in Franstalige milieu’s smalend “les petits vicaires” genoemd werd. In februari 1911 sprak hij voor “De Broederband” over “Volksontwikkeling en Onderlingen Bijstand” (61). Volgens R. Gobyn werd de onderpastoor naar Tielt gestuurd om het drei­ gend socialisme met zijn eigen wapens te bestrijden, namelijk de vakver­ eniging. Want de socialisten hadden inderdaad weer hun intrede gemaakt in 180


de stad. Deze keer zouden ze er ook definitief blijven. Ze waren overigens nauw betrokken bij de staking in de pas opgerichte schoenfabriek Devers & Co en hadden n.a.v. die actie een socialistische vakbond voor schoen­ makers opgericht. Even later (1912) zag de eerste socialistische vereniging van Tielt, “De Textielbond”, het daglicht. Katholiek Tielt reageerde verkrampt op dit rode signaal. Uiteraard zette ook “De Thieltsche Broederband’’ zich weerom schrap : “Aan alle leden dient een circulaire gezonden te worden nopens de aansluiting bij socia­ liste onderlinge bijstanden die, zoo het schijnt, op het punt zijn tot stand te komen ’ (62). Men waarschuwde daarenboven dat men niet tegelijk in twee onderlinge bijstanden lid kon zijn en de statuten werden lichtjes aan­ gepast. Leden die door een werkongeval werkonbekwaam werden, konden voortaan vanaf de eerste dag een beroep doen op een tussenkomst van “De Broederband”. Emiel Vande Vijvere werd in mei 1913 ondervoorzitter ter vervanging van Henri Loontjens. In datzelfde jaar werd op een groots feest 50 jaar “Thieltschen Broederband” gevierd. Staatsminister Beernaert, minister Aloïs Vande Vijvere en oud-minister Van der Bruggen kwamen de mutualiteit, als “parel van katholiek werk”, een hart onder de riem steken (63). Dit jubileum plaatste echter tegelijk een dikke streep onder een lang hoofdstuk. Het paternalisme, de burgerlijke supervisie en de eensgezinde christelijke solidariteit gingen een sluimerende doodstrijd in. Voortaan zou “De Thieltsche Broederband” nooit meer het mutualistische monopolie kunnen hanteren. De laatste vooroorlogse algemene vergadering verliep dan ook in mineur. Het presidium van de “Broederband” uitte eens te meer zijn ongenoegen over het dalend aantal leden (281 rond Kerstmis 1913), over de stortingen voor de pensioenkas die niet hoog genoeg opliepen en over het te hoog aantal ziektedagen binnen de mutualiteit. Voor het jaar 1912 noteerde men immers 5,6 ziektedagen per lid. Vergeleken met o.a. de concurrent “De Goudbloem” (2,4 dagen per lid) en andere mutualiteiten uit de omliggende gemeenten scoorde de “Broederband” niet zo goed : “Wat anderen kunnen, zouden wij dat ook niet kunnen ? Het is ten anderen in ‘t voordeel van al de leden : hoe meer er overblijft, hoe meer er zal kunnen gestort worden in de Pensioenkas” (64). 8. DE EERSTE W ERELDOORLOG ... (65)

“Oorlog tussen Serviën en Oostenrijk” : zo stond het die vroege morgen van 29 juli 1914 te lezen op de frontpagina van “De Gazette van Thielt”. Drukker-uitgever Désiré Minnaert besloot zijn artikel met de profetische woorden : “Binnen korte dagen zullen wij er meer van weten, maar het zou wel kunnen eene triestige wetendheid zijn”. En zo geschiedde het ! Op 181


dinsdag 13 en woensdag 14 oktober zag de Tieltse bevolking respectieve­ lijk het Belgische, het Franse en het Engelse (Schotse) leger terugtrekken en een dag later de Duitse troepen de stad binnentrekken. Gedurende vier lange oorlogsjaren zou de Tieltse bevolking zeer concreet te maken krij­ gen met “den Duitsch”. Eind oktober 1914 had hertog Albrecht von Württemberg, algemeen bevelvoerder van het IVde Duitse leger, zijn opperbevel van Gent naar Tielt overgebracht. Dit stadje was immers ideaal gelegen : Roeselare lag te dicht bij het front en Gent was te ver. Bovendien zou Tielt en het station een knooppunt worden voor de aanvoer van legermateriaal over de lijnen Tielt-Diksmuide en Tielt-Kortrijk-Ieper. De Duitse legerleiding besliste daarom de lijn Gent-Tielt-Diksmuide te verdubbelen. Tielt werd de hoofdplaats van het zogenaamde “Etappegebiet” en alle Duitse administratie vond hier haar beloop. Daarom werd het anders zo rustige provinciestadje totaal omgevormd tot een Duits verzorgingscen­ trum. De bevolking onderging vlug alle onhebbelijkheden, eigen aan een bezetting : opeisingen, verplichte tewerkstellingen, deportaties, hoge werk­ loosheidscijfers, zwarte markt, bombardementen ... Niettemin menen we te mogen stellen dat de Tieltse bevolking nooit echt die noden moest onder­ gaan die menig andere Belgische stad wel teisterden. De werking van een (wel niet altijd door iedereen gewaardeerde) “Hulp- en Voedingskomité” en toch ook de sporadische goedwil van de Duitsers, die nu en dan eens een deel van de oogst aan de bevolking lieten, verhinderden dat de echte armoede kon toeslaan. In tegenstelling tot andere landen was België het enige land waar de rege­ ring niet rechtstreeks kon instaan voor de bevoorrading van en de hulpver­ lening aan de bevolking. In de meeste steden werden, reeds vóór de aftocht van de Belgische troepen naar de IJzervlakte, spontaan hulpcomités opge­ richt. Te Tielt was dit stedelijk hulpcomité al heel vlug gevormd, namelijk op 2 augustus, dus nog vóór de Duitse inval in België. Dit comité werd in niet geringe mate ondersteund door de draagkracht van enkele tenoren uit de “Broederband” : de intussen (sedert 1909) burgemeester geworden Emiel Vande Vijvere, Fritz Boone en Hector Impe. Ook onderpastoor Moncarey was lid en hij zou trouwens een belangrijke rol spelen in het sociale profiel van de stad doorheen de oorlogsjaren. Over de werking van “De Thieltschen Broederband” tijdens de oorlogsja­ ren bestaan niet de minste gegevens. Uit naoorlogse beweringen menen we te mogen afleiden dat de mutualiteit bleef werken zo goed of zo kwaad het kon. Volgens die berichten blijkt dat de zieken vanaf juli 1916 geen be­ talingen meer moesten doen aan de artsen, daar die zich tevreden stelden met de staatstoelagen. Steeds meer leden moesten echter afzien van hun 182


bijdragen en dit bracht de vlotte werking van de “Broederband" toch wel in periodieke moeilijkheden. Bovendien was het wellicht ook zo dat de pen­ sioenen voor de mensen die gedurende de oorlogsjaren 65 jaar werden, niet meer werden uitgekeerd. Vandaar de vertwijfeling die kort na de oorlog menig lid bij de mutualiteit bracht ter opheldering van deze onzekere toe­ standen. In de nacht van 27 op 28 september 1918 begon het eindoffensief van de geallieerde legers. De Tieltse bevolking hoorde stilaan het kanonnengebulder naderen. Grote groepen frontarbeiders passeerden langs Tielt. “De heele stad is in gedruis”, schreef dokter Octaaf De Zutter in zijn dag­ boek. Nog dezelfde avond werden ook in de omgeving van het Tieltse sta­ tion bommen gedropt. De bondgenoten kenden immers maar al te goed de strategische waarde van dit station. De kerken werden al vlug omgebouwd tot ontvangstcentra voor vluchtelingen. De Duitsers riepen de “weerbare mannen tussen 14 en 60 jaar” op en deze moesten Oostwaarts vertrekken, “opdat zij geen hulpe zouden kunnen bie­ den aan onze bondgenooten die met rasse schreden naderden”. De pani­ sche angst onder de Duitsers deed hen nu overgaan tot allerlei plunderin­ gen. Intussen was in de regio de zogenaamde Spaanse griep uitgebroken. Te Tielt noteerde men in de maanden oktober en november 1918 meer dan 200 overlijdens ! Op 8 oktober stipte dokter De Zutter aan dat er “in het hospitaal geen berd meer (was) om kisten van te maken”. Het ondermijnen van de belangrijkste kruispunten te Tielt op 10 oktober luidde het nakende einde van de oorlog in. Zaterdag 12 oktober vergader­ de het Armee Ober Kommando voor het laatst in de stad. Een dag later werd Tielt voor de 27ste maal gedurende de oorlog gebombardeerd. Maandagmorgen 14 oktober zetten de bondgenoten de beslissende slag om Torhout-Tielt in. Het slagveld lag ten westen en zuidwesten van Tielt en er vielen veel doden. De bevolking wachtte af in de schuilkelders. Om 4 uur in de morgen van 19 oktober verlieten de laatste Duitsers de stad na een kanonnengevecht met de aanrukkende Fransen. De Duitsers gevan dus hun hoofdkwartier Tielt prijs. Vanaf 7 uur trok het Franse leger, luid aangemoedigd, Tielt binnen. Klokken werden geluid en de doden werden begraven. Deze franse troepen zouden nog tot in maart-april 1919 te Tielt blijven. 9. DE BROEDERBAND STAAT NIET MEER ALLEEN

De euforie van de wapenstilstand werd al vlug getemperd door de voor de hand liggende vraag : hoe uit de chaos te geraken ? Zeer geleidelijk kwam het normale leven weer op gang. Dat ook de bestuurslui van de “Broederband” weer de koppen bij elkaar staken, kan 183


sterk vermoed worden. Feit is dat “De Gazette van Thielt” in haar zaterdagnummer van 31 mei 1919 voor de eerste keer een bericht van de “Broederband” opnam : “De lijfrentemaatschappijen Thieltsche Pensioenkas - Broederband : het bureel is gevestigd Yperstraat 45, en is van nu a f open alle eerste en derde zondagen der maand’ (66). De mensen die onder de oorlog de mutualiteit hadden verlaten, keerden niet onmiddellijk terug. Er waren overigens veel leden die alleen via de medisch-farmaceutische dienst aan de mutualiteit gebonden waren. De dienst van de dagelijkse vergoeding, die onder de oorlog vaak opgegeven was geworden, kwam pas zeer langzaam terug op gang. Daarenboven was de spaarzin tijdens de vier oorlogsjaren fel achteruit gegaan. Over de “Thieltschen Broederband” na de eerste wereldoorlog zijn prak­ tisch geen bronnen bewaard gebleven. Pas vanaf 1926-27 beschikken we over cijfers van het ledenaantal. Net zoals op nationaal vlak het geval was, menen we echter te mogen besluiten dat ook de “Broederband” zware averij opliep : van ± 300 leden vóór de oorlog liep het aantal in 1927 terug tot 195. In juni 1919 waren Tieltse bestuursleden van de “Broederband” aanwezig op het veertiende Congres van de Onderlinge Bijstanden te Antwerpen (67). De kersverse Tieltse burgemeester Fritz Boone (hij volgde op 20 mei 1919 Emiel Vande Vijvere op) sprak er als arrondissementsvoorzitter de verga­ dering toe. Boone was overigens bestuurslid van het Algemeen Verbond van Vlaamse Mutualistische Verenigingen van België. Bij de inhuldiging van burgemeester Boone in dezelfde maand juni trokken naast “De Thieltsche Broederband” ook de mutualiteiten “De Liefdadige Werklieden” en “De Goudbloem” mee op (68). Is dit een zoveelste bewijs dat alle mutu­ aliteiten in Tielt hetzelfde katholieke gedachtengoed aankleefden ? Fritz Boone bleef tot 1930 aan het hoofd van de federatie van christelijke mutu­ aliteiten. In 1930 werd hij er - zeer symbolisch voor wat er zich intussen in de stad had voorgedaan - opgevolgd door Antoine Wittevrongel, dé verte­ genwoordiger van de christelijke arbeidersgroep. Volgens R. Rezsohazy was Wittevrongel na de eerste wereldoorlog zelfs de herinrichter van de federatie (69). Dit kan erop wijzen dat het mutualiteitsleven voortaan van­ uit de christen werkliedenbond gestuurd werd. Op donderdagnamiddag 28 augustus 1919 ging in de Tieltse Katholieke Kring de eerste naoorlogse vergadering van het Verbond der Onderlinge Bijstanden van het Tieltse door. Men wilde hiermee vooral de oudere leden geruststellen : zij vreesden naast hun rechtmatig pensioen te grijpen. Nationaal secretaris van de Landsbond, kanunnik Antoon Eeckhout uit Gent, sprak er de vrij talrijk opgekomen menigte toe. Iedere gemeente van het arrondissement was er vertegenwoordigd. Volgens Fritz Boone had het

184


Verbond tijdens de oorlog talrijke verdiensten : “vele werklieden o f kleine burgers werden uil den nood geholpen en van de zwarte armoede bevrijd ; op de lijfrentekas kon men ook binst de twee eerste oorlogsjaren geld plaatsen en rentbrevetten aanvragen door tussenkomst van den nationalen bank". Tenslotte trad volgens Boone het Verbond ook op als bemiddelaar tussen het nationaal hulpcomité en de mutualiteiten. Deken Vanden Berghe sloot de vergadering af (70). Het was tevens één van de laatste eenklanken binnen de wereld van de mutualiteit. In het voorjaar van 1920 werd de socialistische mutualiteit “De Volharding” opgericht. In augustus 1921 telde deze al 78 leden. De socia­ listische euforie kende nu geen grenzen meer. In 1919 werd Adiel Dierkens tot volksvertegenwoordiger verkozen, in 1921 deden de socialisten hun intrede in de Tieltse gemeenteraad en een net van eigen verzorgingsinstel­ lingen werd uitgebouwd. Een tweede doorn in het oog van de conservatie­ ve katholieke groep was de uitbouw van een schuchtere, maar later beslis­ te christen-democratische zuil van verenigingen. Reeds op 19 december 1918 hield de christelijke Werkliedenbond haar eerste voorlopige bijeen­ komst. Enkele dagen later werd het secretariaat van de Werkliedenbond geopend. De christelijke arbeidersbeweging stevende nu, gedragen door enkele sociaal-bewogen pastoors (vooral onderpastoor Moncarey), regel­ recht af op een confrontatie met de traditionalistische strekking binnen de katholieke familie. Het is daarom ook zo spijtig dat de notulen van de vergaderingen van de “Broederband” abrupt afbreken met de eerste wereldoorlog. De laatste notities dateren van 14 maart 1920 en verraden (begrijpelijk) niet bepaald een optimistische ondertoon : “Door den oorlog is er geen bestaan, noch leven meer in ‘t land zoals vroeger. Er wordt nieuws verwacht van den Algemeenen bond van Brussel, daardoor zouden wij eene basis hebben om vooruit te gaan”. Er werd tegelijk opgeroepen om het bestuur van de “Broederband” aan te vullen (71). Wijst dit op een bekentenis van onmacht tegenover de nieuwe tijden ? Op de vergadering waren aanwezig : onder­ voorzitter Emile Van Daele, ordonnateur Fritz Boone, secretaris Achille Maes en de overige bestuursleden : dokter F. Vandewalle, schoenfabrikant August Verkinderen en handelaar Aristide Serroels. Enkele belangrijke pionnen van de “Broederband” waren weggevallen : vooreerst voorzitter Adile Mulle de Terschueren (pas sedert 25 maart 1914 baron geworden), die op 16 november 1914 overleed. Henri Loontjens was kort voor de oor­ log overleden en Emiel Vande Vijvere stierf op 16 maart 1919. Onderpastoor Prosper Moncarey - vóór 1912 leraar aan het college - was o.a. proost van de Sociale Werken. Tijdens de oorlog was hij verantwoor­ 185


delijk voor de klerenbevoorrading en de middagmalen, die in het Gildhof aan de behoeftige kinderen werden uitgedeeld. De gedachte om een zelf­ standige werkliedenbond op te richten, won veld tijdens de oorlog, o.m. door toedoen van deze Moncarey. Al vlug beschikte de christelijke arbei­ dersbeweging over een uitstekend propaganda-instrument in hoofde van “De Volksmacht”, waaraan de Tieltse onderpastoor overtuigend meewerk­ te. De eerste naoorlogse parlementsverkiezingen hadden plaats op 16 november 1919. Binnen Roeselare-Tielt kregen de christelijke arbeiders de derde en de vijfde plaats toebedeeld op de katholieke lijst voor de Kamer. Isidoor De Greve, een naar Tielt uitgeweken Gentenaar en secretaris van de Textielcentrale, werd met een overdonderd succes verkozen : 5478 naamstemmen ! Aloïs Vande Vijvere, lijsttrekker en toch dé toonaangevende naam binnen de katholieke rangen, behaalde slechts 804 stemmen. Gustaaf Sap, kandidaat voor de oudstrijders en de landbouwers, behaalde er 3 358. Het was zonder meer duidelijk dat De Greve de belichaming betekende van de toenemende impact van de christelijke arbeidersbeweging (72). Eind 1920 werd naast het Gewestelijke Vakverbond ook de mutualiteit “De Volksverzekering” opgericht (wettelijke erkenning op 6 september 1921). Antoon Wittevrongel werd voorzitter. Deze stroomversnelling moet de "Thieltschen Broederband” heel wat leden gekost hebben. De “Broeder­ band” werd voortaan vereenzelvigd met wat voorbij was. “De Volksverzekering” en het syndicalisme luidden de nieuwe tijden in. Deze ziekenbond telde 550 leden in 1923, 1400 in 1925 en in 1927 was dat aan­ tal opgelopen tot 1500. Tussen 1920 en 1925 maakte Tielt dan ook een ongekende democratisering mee. De definitieve doorbraak van de christe­ lijke én socialistische arbeidersbewegingen, maar ook de sterke aanhang voor de Frontpartij brachtten de traditionele bevoogdende katholieke maat­ schappijvisie zware klappen toe. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat de “Broederband” precies in deze jaren heel wat leden verloor. Na de woelige “gay twenties” zou het ledenaantal nagenoeg gelijk blijven. In 1921 werden 4 christelijke arbeiders verkozen in de Tieltse gemeente­ raad, naast 1 socialist. Nog tijdens de jaren 1920-25 beleefde Tielt een groot aantal stakingen, zeker een ongekend groot aantal voor de regio. Onder andere door toedoen van de onverzettelijke onderpastoor Moncarey groeide de christelijke arbeidersbeweging uit tot een nieuwe zuil naast de oude katholieke partij. Dit werd nog extra beklemtoond toen baron Adile Jacques Mulle de Terschueren de christelijke arbeidersbeweging in de loop van 1922 uit het Gildhof zette. De arbeiders richtten zich voortaan op de uitbouw van hun eigen Volkshuis. De “Broederband” verbleef in het katholiek-burgerlijke lokaal “Den Tap” in de Kortrijkstraat. Lucien Debeir, bediende op het stadhuis, werd de nieuwe secretaris. Emile Van Daele, een 186


Wat eens voorbij Is keert niet weer. M aar blijft geschreven bi] Ons Heer, Gedenk dat Gij met deze tlfd U winnen moet een eeuwigheid I I.eef steeds als christen mens voorwaar. Ja, maak dat uwe werken allegaar En heel uw aardse levensbaan Naar Godes wet geregeld gaan. Dat heeft voorwaar dees man verstaan, Die ls al weldoend rondgegaan ,• Met waren ijver, onbeperkt Heeft Hl] voor God en Kerk gewerkt. 't Verleden miek hem geen verwijt, Want goed gebruikt werd steeds zijn tijd. Gerust zag Hij het einde slaan Hil was bereid tot God te gaan ! Zo kwam voor hem de laatste dag En wijl hij nog te sterven lag Reeds zweefde rust op zijn gezicht, De vreugd' om den volbrachten plicht.

+ BIDT GOD TOT LAFENIS DER ZIEL V A N MIJNHEER

I

* ; j %

i I ; i * j ! ;

f: * «

Emile-Prudent-François Van Daele WEDUWNAAR V A N

Mevrouw MARIA DE SCHEEMAECKER Jubilaris der Derde Orde Voorzitter van de Kerkfabriek van St-Pieter Ridder in de Leopoldsorde - Ridder in de Kroonorde Vereerd met het Burgerlijk Kruis.van Ie Klas Lid van alle godvruchtige genootschappen. Geboren te Izegem, de 17 Oktober 1863 en godvruchtig overleden te Tlelt, de 4 Februari 1953, gesterkt door de laatste H. Sakramenten. Gelukkig de mens die zijn tijd goed gebruikt heeft, 't ver­ leden ls voor hem vol goede herinneringen en met be­ trouwen ziet hij het einde naderen dat hem ’t beloofde loon bij God zal doen genieten.

< | | 5 j |

|

Hoe verstandig is de mens die leeft alsof hij het einde nabil ls, want wie gerust de dood mag te gemoet zien zal de ware vrede aes harten bezitten. De duurbare overledene wiens heengaan wij betreuren, was een christen zoals het zijn moet, hij leefde v an en voor zijn geloof, waar goed te doen was deed hij w at in zijn macht was om het vooruit te helpen, hij haatte het kwaad en had medelijden met de verdwaalden. Het was voor hem een waar genoegen op de voorbije jaren te mogen terugdenken, hij mocht fier zijn op de jaren waar hij met volle kracht gewerkt had voor al wat goed is, met blijdschap zag hij de jongeren zijn werk ovememen en met belangstelling volgde hij hun poglngen voor het goede. Sinds lang was hij lid en voorzitter der kerkeraad, veel heeft de parochiekerk aan zijn ijver te danken. De Heer verleende hem een hogen ouderdom en ofschoon het kruis hem niet gespaard bleef, toch bleef hij gelukkig, omdat hij wist naar God op ie zien. Langzaam doofde net licht zijner ogen, doch naarmate het aardse licht hem ontviel aes te meer schouwde hij naar God en de eeuwigheid. Het geloof schonk hem het licht dat alles een blij uitzicht gaf. Vaarwel, DUURBARE FAMILIELEDEN, hebt dank voor de liefde waarmede gij mij omringd hebt en gij vooral, mijn duurbare dochter, die alles gelaten en nooit iets ontzien hebt om mij een gelukkigen ouden dag te bezorgen, gij waart in den waren zin van het woord het licht mijner ogen en den steun van mijn ouden dag. De Heer die alles ziet lone U, want Hij alleen vermag naar waarde te vergelden alles wat ai] voor mij gedaan hebt. Troost U bij de gedachte dat Ik moeder ben gaan ver­ voegen en voor U allen met haar bij O. L. Heer ten beste spreek. M ijn J e z u i i b a r m h a r t i g h e i d .

Mejuffrouw Marie-Antoinette Van Daele; Heer en Mevrouw Robert Van Daele-Mylle en kinderen: Heer en Mevrouw Valère Steyaert-Van Daele en kinderen; Heer en Mevrouw Juvenal Mylle-Van Daele en kinderen; De FaraiHén Van Daele en De Scheemaecker. DANKEN U. drukk. a . vercampt tlelt

Bidprentje van Emile Van Daele, voorzitter van 'De Thieltschen Broederband’ 1921-1931 (gemeenteraadslid 1899-1932 / schepen 1919-1921 en 1927-1932).

187


handelaar, werd de nieuwe voorzitter en zou dit blijven tot in het najaar van 1931. Van Daele werd al in oktober 1899 tot gemeenteraadslid verko­ zen en bleef dit tot in oktober 1932. Van 20 februari 1919 tot 9 juli 1921 en van 4 januari 1927 tot 9 oktober 1932 was hij schepen. De traditie dat de leidende figuren van de “Broederband” zich ook politiek verdienstelijk maakten, bleef dus aanhouden. Maar ook binnen deze mutualiteit trad met het duo Van Daele - Debeir een nieuwe generatie naar voren. Meer en meer verloor de “Broederband” de naam een adellijke of elitaire leiding te hebben, ten voordele van meer bur­ gerlijke of middenstandsbelangen. Van Daele was ook lid van het Armbestuur en de gemeentelijke Commissie voor Openbare Onderstand. Pas vanaf 1927 zijn terug gegevens bekend over de aanhang van “De Thieltschen Broederband” : 1927 : 195 leden 1928 : 214 1929 : 235 1930 : 235 1931 : 247 1933 : 219 1934 : 226 1935 : 223 1936 : 602 (?) 1937 : 459 1938 : 345 1939 : 336 1940 : 356. De felle terugloop van het aantal leden na 1918 was dus vooral te wijten aan de oorlogsomstandigheden zelf en het bestaan van twee totaal nieuwe mutualiteiten, die het gros van de arbeiders naar zich toe konden trekken. Pas in 1928 werd een cijfer bereikt dat de 200 leden weer overschreed. Tot in 1935 bleef het ledenaantal vrijwel ongewijzigd. De overkoepelende Landsbond van de christelijke mutualistische beweging kende echter een gestadige groei tot in de jaren ‘30. Het verbond telde te Tielt 1499 leden in 1909, 2906 in 1927 en 3320 in 1932 ! De “Broederband” kon m.a.w. de steile opgang van het mutuellisme niet meteen volgen. Rond die tijd werden te Brussel enkele wetgevende en administratieve maatregelen getroffen die de versteviging en de doelmatigheid van de mutualiteit op het oog hadden. Zo was er de wet van 30 juli 1923, die de primaire maatschappijen en de verbonden machtigde om samen te smel­ ten om de kassen met een gering ledenaantal in de mogelijkheid te stellen de wet der grote getallen “te genieten”. De omvang van de door de regering aan de mutualiteit verleende toelagen was sedert de oorlog aanzienlijk toe­ 188


genomen, vooral door toedoen van de arbeidersvertegenwoordigers in de regering, de socialist J. Wauters en de christen-democraat H. Heyman. Die vrijgevigheid was echter niet zonder gevaar. Sommige mutualiteiten benut­ ten de toelagen om - net als tijdens de oorlog trouwens - de bijdragen van de leden te bepalen. De “Broederband” zou later nog met deze nieuwe bepalingen te kampen hebben ! 10. STADSTOELAGEN

Op de Tieltse gemeenteraad van 10 november 1923 werd een zeer belang­ rijke beslissing getroffen, die nationaal gelanceerd en ondersteund werd, te weten de betoelaging van de plaatselijke mutualiteiten : “Gezien de mutualiteiten door het lofwaardig doel dat zij betrachten, dienen te wor­ den aangemoedigd (...) en begeerende den geest van voorzienigheid bij de belanghebbende bevolking in te planten o f aan te wakkeren. Gezien de Raad het ook als een maatschappelijken plicht aanziet, de ingezetenen der stad, door de teringziekte aangedaan, de noodige geneeskundige behan­ deling en hulp te bieden, die hunnen staat v e r e is c h tTwee jaar voorheen had ook al de Westvlaamse provincieraad zich in die termen uitgelaten, art. 1 de wettig erkende mutualiteiten, met zetel te Tielt, ontvingen 1 frank per aangesloten gezinshoofd : art. 2 vanaf het vierde kind onder de 14 jaar, bestond er een maandelijk­ se toelage van 25 ct. ; art. 3 zieke of arbeidsonbekwame leden kregen een dagelijkse toelage van 25 ct. voor hun kinderen onder de 14 jaar ; art. 4 voor leden die minimum 10 maanden lid waren van een mutuali­ teit, werd bij de geboorte van een derde kind, een bedrag toegekend van 25 frank, boven de 25 frank die men ontving van de mutualiteit zelf : voor iedere volgende geboorte werd dit bedrag met 5 frank verhoogd ; art. 5 de leden van de geneeskundige dienst ontvingen een toelage van 20 % op de kostprijs van een heelkundige ingreep (ook röntgen­ stralen vielen onder deze maatregel), met een maximum van 60 frank ; art. 6 de stad kwam voor 1/4 (met een maximum van 3 frank per geval per dag) tussen in de verplegingskosten van teringleiders ; daar­ naast kwam ook de provincie (voor een maximum van 3,5 frank) tussen in de kosten terzake ; art. 8 om recht te hebben op de stadstoelagen, moesten de mutualiteiten minimum 3 frank per dag uitkeren aan zieken of werkonbekwamen. art. 11 in de begroting werd een krediet ingeschreven van 2500 fr. (73). Maar van deze toelage kwam er oorspronkelijk niet veel in huis. Daarom 189


interpelleerde Antoon Wittevrongel in de gemeenteraadszitting van 23 mei 1925 naar de beloofde toelagen voor het dienstjaar 1924 (74). Voor dat dienstjaar 1924 ontving de “Broederband” 354,70 fr. van de nieuwe toela­ gen. Deze som zou snel gaan toenemen : 428 fr. in 1925, 700 fr. in 1926, 782 fr. in 1927, 1582 fr. in 1928, 1532 fr. in 12929. De quasi verdubbeling van de toelage loopt uiteraard parallel met het fel toegenomen ledenaantal in 1928. Tot in 1932 kende het Tieltse mutualistische leven 5 organisaties : de socia­ listische “Volharding”, de christen-democratische “Volksverzekering”, de “Thieltschen Broederband”, de “Liefdadige Werklieden” en “De Goudbloem”. Alle vijf wonnen ze aan leden, hoewel de toename vooral uitgesproken was bij de syndicale mutualiteiten (75).

Volharding Volksverzekering Thieltschen Broederband Liefdadige Werklieden Goudbloem

1927 317 488 195 107 140

1928 341 556 214 102 140

1929 418 642 235 104 135

1930 464 744 235 119 143

1931 467 772 247 139 145

“De Goudbloem” van dokter De Zutter telde vooral leden die een per­ soonlijke band met de dokter hadden. Hij had m.a.w. een eigen ziekenbond voor zijn patiënten (76). “De Liefdadige Werklieden” hadden wellicht hun lokaal in Amicitia. Meerdere aanwijzingen wijzen in die richting. Mogen we hieruit concluderen dat de liberale ondertoon toch niet helemaal ver­ dwenen was ? Politiek stelden de liberalen te Tielt tijdens het interbellum weinig of niets (meer) voor. Cultureel-sociaal bleef men echter op het pad en niet zelden trad de liberale schoenfabrikant Georges Pannemaecker als voedstervader op. Niettemin kondigde notaris Edgard Snoeck in de loop van december 1932 het stopzetten van de mutualiteit “De Liefdadige Werklieden” aan (77). Het Tieltse stadsbestuur ontving op 6 april 1933 het definitief besluit terzake. Volgens de tijdgenoten telde “De Thieltsche Broederband” vooral traditionele leden, enkele middenstanders en arbei­ ders die via hun werkgever moreel verplicht waren toe te treden. In 1919 schommelde de bijdrage voor de dagelijkse vergoeding in het land tussen 1 frank en 2,50 frank per maand. In 1923 lag dit tussen 2 en 4 frank. In 1930 steeg dit tot ten minste 7 frank. Als tegenwaarde schommelden de gedurende 6 maand verzekerde dagelijkse vergoedingen tussen 1 en 3 frank in 1919, tussen 2 en 5 frank in 1923, rond 8 frank in 1930 en ± 10 frank in 1933. Vanaf 1924 deed zich overigens een nieuwigheid voor in de 190


dienst voor dagelijkse vergoedingen : nl. de neiging tot het familiaal wor­ den van het engagement. Daar het aantal leden van de ziekenfondsen nu zo vlug toenam, kon de stadsbegroting vanaf einde 1926 de betoelaging niet meer aan. Netelig voor de mutualiteiten was het feit dat ze op voorhand niet konden weten welke stadstoelage zij aan de leden konden uitkeren, daar zij pas na afloop van het jaar wisten welke toelage de mutualiteit ontving. Daarom besliste men in de gemeenteraadszitting van 3 maart 1928 om het reglement aan te pas­ sen (78). art. 1 toekenning van kredieten aan de mutualiteiten a rato van hun te Tielt wonende leden ; art. 2 enkel de mutualiteiten met hun zetel te Tielt konden aanspraak maken op een stadstussenkomst ; art. 4 enkel Tieltenaars konden rekenen op steun ; art. 5 de mutualiteiten mochten maximum 10 % van de stadstoelage gebruiken voor bestuurskosten ; art. 6 de stadstoelagen werden per kwartaal uitbetaald ; art. 9 het stadsbestuur zou voortaan enige vorm van kontrole uitoefenen op de mutualiteiten. De traditionele , nog altijd paternalistische mutualiteiten kregen het nu nog moeilijker. We stipten hoger reeds aan dat “De Liefdadige Werklieden” er in 1932 mee ophielden. In dat zelfde jaar overleed de merkwaardige dokter Octaaf De Zutter. Bij het bekijken van de ledenlijsten bevestigden de cij­ fers onze stelling dat “De Goudbloem” tot en met aan zijn persoon ver­ kleefd was. Tussen 1932 en ‘33 viel het aantal leden terug van 145 naar 82! Hoewel De Zutter maar een bedroevende kennis bezat van het Nederlands, had hij zich (o.a. tijdens de wereldoorlog) zeer populair gemaakt. Voortaan traden Adiel Braekevelt en Edmond Plettinck als woordvoerders van de verwelkte “Goudbloem” op. Het is verbazend hoe de aderlating bij “De Goudbloem” en zelfs het ver­ dwijnen van “De Liefdadige Werklieden” geenszins aanleiding gaven tot een stijging van het aantal leden van “De Broederband”. 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 482 510 515 469 1047 1085 1105 1125 1188 Volharding Volksverzek. 778 919 921 944 3395 3266 3524 3702 3928 Broederband 214 219 226 223 602 459 345 336 356 Liefd. Werkl. 142 362 378 408 417 426 Voor ons volk 134 124 102 85 Goudbloem 145 82 70 69 65 216 223 219 217 (79)

191


11. MUTUELLISME EN SYNDICALISATIEGRAAD

Het is overduidelijk dat het mutuellisme steeds meer gekoppeld werd aan de graad van syndicalisatie. Vandaar dat de socialistische “Volharding” en de christen-democratische “Volksverzekering” voortaan zeer nadrukkelijk doorstootten op dit vlak. Zelfs de nieuwe Vlaamsnationalistische mutuali­ teit kon daar niets aan veranderen. In een brief aan het Tieltse stadsbestuur bevestigde voorzitter Edgard Van Overbeke dat de Vlaamse ziekenbond “Voor ons Volk” wettelijk erkend werd, na de verschijning ervan in het Staatsblad van 17 september 1930. Pas op 1 januari 1932 ging “Voor Ons Volk” te Tielt daadwerkelijk van start. Deze jongste mutualiteit was uiteraard de zoveelste bevestiging van het goed scorende Vlaamsnationalistische gedachtengoed te Tielt. Doorheen de jaren ’20 manifesteerden de Fronters zich als een zeer actieve eerbied­ waardige groep. Deze werd overigens gedragen door enkele intellectuelen zoals advocaat Emiel Thiers en drukker Joris Lannoo. In 1926 kochten ze een woning aan op de Tieltse Markt. Dit “Vlaamsch Huis” werd zeer pop­ ulair. Veel jongeren voelden zich aangetrokken tot het flamingantisme en bovendien bracht het “Vlaamsch Huis” de ontspanning in de nieuwe stijl van de jaren ’20 (film, bals, ...). Deze kon niet gedijen op gelijk welke andere plaats in Tielt. De getuigenissen zijn legio van leden van de chris­ telijke arbeidersbeweging die van hogerhand de besliste wenk kregen om niet langer in dat “slechte” midden te vertoeven. Zelfs de legendarische juffrouw Emilie Mulle de Terschueren trachtte haar onbetwiste invloed aan te wenden om jonge mannen van het “Vlaamsch Huis” af te houden. Toneelverenigingen moesten haar financiële steun ontberen als nog langer dat lokaal bezocht werd (80). Joris Van Severen was tot in 1929 het boeg­ beeld van het flamingantisme in de regio Roeselare-Tielt. Drukker Joris Lannoo was veelal de kracht achter de schermen. In de geest van wat die laatste als collegeleerling had opgestoken van o.a. leraar en later onder­ pastoor Moncarey poogde hij het flamingantisme aan de christen-democratie te koppelen. Maar dit huwelijk ging uiteindelijk (zeker vanaf 1925) niet door. Meerdere keren kwam Lannoo, die ook de flamingante acties van de collegeleerlingen ondersteunde, in conflict met de onverzettelijke collegedirecteur Georges Colle (81). Schoorvoetend volgden Thiers en Lannoo Joris Van Severen in zijn ontwikkeling naar het corporatistische Verdinaso (82). Met het oog op de uitbouw van een maatschappelijke zuil poogden ook de flaminganten om de cirkel rond te krijgen door de stich­ ting van hun ziekenbond. Het is duidelijk dat de Izegemse Vlaamsnationale ziekenbond rond Juul de Clercq hierbij voorbeeld stond. In 1931 startte Van Severen het Verdinaso. Op 29 januari 1933 werd Joris Lannoo voor­ zitter van “Voor ons Volk”. Vanuit welke hoek werd “Voor Ons Volk” 192


gestuurd ? Wat het de ziekenbond van het V.N.V. of van het Verdinaso ? Of van beiden ? Bij het overlopen van de namen van de leden valt het toch op dat alle prominente leden van het Verdinaso op de lijst voorkomen. De ledenlijsten van het jaar 1936 zijn op zijn minst opvallend te noemen. Hoe is het toch wel verbazend gestegen ledenaantal van alle bonden te ver­ klaren ? Heeft men misschien voor het eerst ook het aantal gezinsleden meegeteld ? Maar als we dit als een aanvaardbare verklaring naar voor schuiven, dan nog resten er enkele opvallende vaststellingen. Waar vóór die datum bijvoorbeeld de verhouding tussen het aantal leden van de travaillistische ziekenbonden “De Volharding” en “De Volks­ verzekering” op 1 tot 2 viel, komt dit cijfer op het einde van de jaren ’30 op meer dan 1 tot 3 te liggen. Of kunnen en moeten we hier verwijzen naar de toch wel sterk afgenomen sympathie voor de socialistische partij, voor­ al naar de tweede helft van de jaren ’30 toe ? Dat was nationaal het geval en a fortiori ook in het Tieltse. De gemeenteraadsverkiezingen van 16 okto­ ber 1938 herleidden het aantal socialistische raadsleden van twee naar één en in de laatste vooroorlogse nationale verkiezingen van 2 april 1939 ver­ loren de socialisten hun (in 1925 veroverde) senaatszetel aan de V.N.V’er Leo De Lille. Deze was een telg uit de bekende Maldegemse uitgeversfa­ milie, die met het populaire weekblad ‘t Getrouwe Maldeghem nogal wat furore maakte, ook in het Tieltse (83). Ontegensprekelijk vaandeldrager van het Tieltse mutuellisme was nu de christen-democratische “De Volksverzekering”. Deze zuil binnen de over­ koepelende katholieke partij had duidelijk de slag om de Tieltse arbeiders gewonnen van de concurrerende socialisten. In oktober 1926 was de ego­ tripperij van de christen-democraten hen zuur opgebroken. In de jaren ’30 was men veel succesrijker op een weer herstelde katholieke eenheidslijst. Aanhoudend de helft van de katholieke raadsleden kwam uit christen­ democratische hoek. Hun boegbeeld te Tielt, Antoon Wittevrongel, bekroonde deze opgang met zijn verkiezing in april 1939 tot senator. Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog waren iets meer dan 64 % van alle Tieltse leden van een ziekenbond dan ook aangesloten bij de “Volksverzekering”. Tussen 1936 en 1937 was er eigenaardig genoeg een kleine terugval te bespeuren. Opmerkelijk, omdat normaal vermoed zou kunnen worden dat deze mutualiteit zou profiteren van de syndicalistische sfeer die er op het eind van juni 1936 in de straten van Tielt hing. Volgens Luc Pauwels ligt de verklaring voor deze eenmalige achteruitgang in de vroege syndicale traditie, waardoor vrij vroeg een plafond bereikt werd (84). De stakingen en betogingen die zich op dat tijdstip zowat overal in België voordeden, deden zeer uitzonderlijk ook het anders vrij rustige Tielt 193


aan. Op donderdag 18 juni gingen een 300-tal arbeiders in de grootse Tieltse weverij (Van Maele) in staking. Een kleine week later had deze opmerkelijke misnoegdheid zich uitgebreid tot de meeste Tieltse bedrij­ ven. De stakers liepen de straten af om werkwilligen tot andere inzichten te dwingen. Alleen de Vlaams-nationalistische syndicale leiders waren niet te zien (85). De mutualiteitsgraad van de Tieltse bevolking lag zeer hoog in de tweede helft van de j aren ’30. Anno 1940 waren er in totaal 6115 Tieltenaars aan­ gesloten bij een mutualiteit. Op een bevolking van 12652 zielen betekende dit nagenoeg de helft ! De “Thieltsche Broederband”, ooit parel aan de paternalistische, katholieke kroon, was nu veroordeeld om het slachtoffer te worden van zoveel mutualistisch machtsvertoon van de arbeidersvereni­ gingen. Waar “De Broederband” in 1936 nog 602 leden telde, viel dit aan­ tal in 1939-’40 naar ± 345 leden terug, d.w.z. nog slechts 5,6 % van alle Tieltenaars aangesloten bij een mutualiteit. Het kan dan ook symptoma­ tisch lijken dat het verslagboek van “De Broederband”, dat nochtans zoveel overbodige gegevens bevat voor de XlXde eeuw, abrupt verdwijnt rond de jaren ’20 van onze eeuw. Toen Henri Loosveldt Emile Van Daele rond de helft van de jaren ’30 als voorzitter opvolgde, was de roemrijke “Broederband” reeds lang op de terugweg. Een duidelijke profilering van deze mutualiteit naar de belangen van de middengroep toe (zie verder), veegde intussen alle onduidelijkheden weg op het Tieltse mutualiteiten­ schaakbord. 12. MIDDENSTANDSBELANGEN ?

Kort na de wapenstilstand van 1918 en de daarop volgende democratische herschikking van het politiek bestel, waren ook in de regio Roeselare-Tielt de middenstandsbelangen een reële factor geworden in de politiek. Er dient echter gezegd dat deze traditionele “burger- en middenstandsvleugel” bin­ nen de Katholieke Volksbond rond de eeuwwisseling syndicale nattigheid begon te voelen (86). Het was niet toevallig dat vooraanstaanden uit “De Thieltsche Broederband” zich in deze rangen bevonden. Vooral de reeds boven vernoemde Hector Impe fungeerde meerdere keren als spilfiguur van het burgerlijke weerwerk. Samen met o.a. de latere Tieltse burge­ meester René Colle richtte hij in Tielt het “Burgerssyndicaat” op. En kort na 1918 kwam dit nog nadrukkelijker tot uiting. Hector Impe stond toen aan de wieg van de “Handels- en Nijverheidskamer voor Tielt en omlig­ gende”, een vereniging die duidelijk van zich zou laten horen doorheen het interbellum. Vanaf dat ogenblik dateert het latente, soms manifeste onge­ noegen in deze kringen tegenover zoveel ingrijpende democratische inno­ vaties. Wat Carlos Gits op arrondissementeel vlak probeerde los te weken 194


bij de van oudsher niet zo gemakkelijk tot vereniging te bewegen midden­ standers, deed Hector Impe in Tielt. En het was niet toevallig dat hij daar­ bij de steun kreeg van belangrijke figuren uit de “Broederband”. Deze onderliggende, nooit verholen middenstandssamenhorigheid kwam zeker tot uiting tussen 1936 en 1939. Toen maakte Rex van Leo Degrelle veel middenstandsharten warm voor een vrij duidelijk middenstandsprogramma. Komt daarbij dat het in het arrondissement Roeselare-Tielt ook bin­ nen de katholieke partij duidelijk rommelde. Gustaaf Sap - de nummer één van de katholieke partij in het arrondissement nadat Alois Vande Vijvere vroegtijdig het politiek toneel had verlaten - maakte immers duidelijk brok­ ken. Zo onbetwistbaar was zijn houding echter intussen niet. Na zijn open­ lijke, fel betwiste interne campagne tegen zwaargewichten als Vande Vijvere, Van Isacker en Van Cauwelaert had hij in bepaalde katholieke middens definitief het vertrouwen verloren. Sap stond bekend voor zijn onverholen Vlaams-rechtse sympathieën en binnen het arrondissement bleef alleen het Tieltse katholieke weekblad “De Gazette van Thielt” van Joseph De Fuster, Sap door dik en dun verdedigen. Sap schreef in dit week­ blad, weliswaar onder het mom van “den Brusselschen correspondent”, zijn politieke commentaren (87). Zowel Rex als het steeds meer autoritair wordende V.N.V. werden hierbij opvallend gespaard. Deze niet onbelang­ rijke invloed speelde een rol bij het toch wel aardige resultaat dat Rex in 1936 ook in Tielt oogstte. Uiteraard was de aanhang van Rex niet zo uit­ gesproken als in de grootsteden, maar het was duidelijk dat er een nauwe­ lijks verholen sympathie voor Rex bestond bij de Tieltse middenstand en zeg maar bij sommige leiders van “De Thieltsche Broederband”. Dit geldt in de eerste plaats voor Aristide Serroels. Tot in het begin van de jaren ’20 was hij secretaris van “De Broederband”. Deze handelaar in merceriën werd rond dezelfde periode lid van de “Tieltse Handels- en Nijverheidskamer” en ondervoorzitter van de handboogmaatschappij “De Vrede”. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 voerde hij de Rexistische lijst aan en een jaar later fungeerde hij als lijsttrekker van de Rexistische Senaatslijst voor Roeselare-Tielt (88). Waarom trok hij zich in het begin van de jaren ’20 terug als secretaris van de “Broederband” ? Om zich meer te kunnen profileren naar strikte middenstandsbelangen toe ? Feit is dat doorheen het interbellum met het slabakkende aantal leden van de “Broederband”, ook de uitstraling naar de politieke middens toe weg­ viel. Waar vroeger de leiders van deze mutualiteit steevast ook politiek vooraanstaande plaatsen ambieerden en behaalden, viel dit in de jaren ’30 totaal weg. De mutualiteit was niet langer meer vertegenwoordigd in die kringen. De “Broederband” moest zich voortaan tevreden stellen met een vrij bescheiden vierde plaats binnen het Tieltse mutualistische spectrum. 195


Dat samen met de “Broederband” ook “De Liefdadige Werklieden” in moeilijkheden kwam en zelfs verdween, bewijst de groeiende impact van de travaillistische zuilen en mutualiteiten die het voortaan voor het zeggen hadden. “De Goudbloem” deemsterde stilaan weg, maar ook de Vlaamsnationalistische mutualiteit kon niet echt wedijveren met voornoemde “Volksverzekering” en “Volharding”. De Tieltse “Katholieke Burgers- en Middenstandsbond” telde begin 1934 ongeveer 250 leden (89). De “Gazette van Thielf’, toch de spreekbuis van deze belangengroep, reageerde begin januari 1939 heftig tegen “de aan­ sluiting van middenstanders en kleine patroons bij de kas voor gezinsver­ goedingen van de Kristene Werklieden” (90). Dit bewijst nog eens dat de “Thieltse Broederband” zijn achterban dreigde uiteen te zien vallen n.a.v. de scherpe concurrentie van vooral de christen-democratische “Volks­ verzekering”. Sedert 1933 kon de “Broederband” geen aanspraak meer maken op verdere stadstoelagen, evenmin overigens als “De Goudbloem”. Om wettelijk door de staat erkend te blijven, eiste de regering voortaan dat de plaatselijke mutualiteiten zouden aansluiten bij een gewestelijk verbond. De “Broederband” en “De Goudbloem” waren niet aangesloten. Een brief van het ministerie voor Sociale Voorzorg en Hygiëne loog er niet om : “Volgens het koninklijk besluit van 23 december 1931 voldoen de maat­ schappijen “Thieltschen Broederband” en “De Goudbloem” niet aan gezegde voorwaarden en kunnen dus van de staatstoelagen niet genieten” (91). Op aandringen van schepen Wittevrongel, sedert 1921 voorzitter van “De Volksverzekering”, werd in de loop van 1936 een onderzoek ingesteld naar de statuten van de Tieltse mutualiteiten. Volgens hem waren er mutu­ aliteiten die “aan het woord ‘werkende leden ’ eene verschillende o f ver­ keerde betekenis geven, zoodat de verdeeling der stadstoelagen onder de mutualiteiten op geen eenvormige grondslag zou geschieden”. Daar alle mutualiteiten jaarlijks een afschrift van hun boekhouding moesten opsturen naar het ministerie, kon niet langer meer met subjectieve cijfers gewerkt worden. Om hierop een zekere kontrole te kunnen uitoefenen, wijzigde de gemeenteraad artikel 1 van het reglement van 3 maart 1928. Dat hield in dat de toelagen aan de mutualiteiten zouden verdeeld worden in verhou­ ding tot het aantal in Tielt wonende leden die op 31 december van het voor­ bije jaar aangesloten waren bij de geneeskundige dienst (92). De andere bepalingen van 1928 bleven gehandhaafd. We stipten reeds aan dat een beroepenstratificatie mogelijk is voor de jaren ’30. In 1936 moesten de mutualiteiten immers hun ledenlijsten bekend maken om aanspraak te kunnen maken op stadstoelagen (93). Wij hebben deze ledenlijsten gebruikt naast de kiezerslijsten van datzelfde jaar. Daarin 196


Henri Loosveldt (in de jaren ‘30).

t WH samen met ons dankbaar gedenken

De Heer Henri Loosveldt BROUWER echtgenoot van Mevrouw Germaine Delmeire. Reserve officier Kapitein Kommandant. Oud-strijder 1940 - 1945. Ere-voorzitter Verbroedering 1940 - 1945. Ere-voorzitter van de koninklijks Koor- en Orkestmaatschappij Zang lust. Ere-voorzitter van het ziekenfonds broederband voor zelfstandigen van het gewest Tielt. Ere-voorzitter van verschillende andere maatschappijen. Officier in de Kroonorde. Ridder in de Kroonorde. Herinneringsmedaille 1940 • 1945 met twee gekruiste sabels. Medaille van de krijgsgevangene 1940 - 1945 met één Barret. Medaille van de Militair-strijder 1940 - 1945. Herinneringsmedaiite van Zijne Majesteit Albert I Drager van verscheidene andere eretekens. Geboren te Tielt op 27 april 1904 en er godvruchtig overleden op 22 november 1983. gesterkt door het sakrament van de zieken. De herfst dit jaar was voor Henri heel vroeg begon­ nen. Zoals de verkleurde bladeren langzaam van de bomen vallen, zo was het ook met hem gegaan. Na een hele herfst van pijn en machteloosheid is hij naar de Heer gegaan, in God wordt alles nieuw, voor elke mens breekt in God een nieuwe lente open.

Jarenlang was hij de sterke man geweest, die wist wat hij wilde. Voor zijn gezin een zorgzame, goede maar ook gestrenge vader. Voor zijn bedrijf een nauwgezette en aandachtige man. die zijn zaken bestudeerde en geen risico’s nam, zonder grondig te hebben nagedacht. Daarbij was hij doorheen aiies een eenvoudige mens, die niet gediend was met luxe en praal. HIJ was graag bij de mensen en leefde van harte mee met het Tieltse gebeuren. Hij was aangenaam In de omgang en was blij voor een gesprek, een goeie dag of een attentie. Graag ging hij op wande!, met ietwat haastige stap, maar altijd bereid om halt te houden en te praten. Het moet hem veei gekost hebben, dit laatste jaar niet meer te kunnen op weg gaan. Henri was een krlstelijke man. Hij deed zoals hij het van kindsaf had geleerd. Een sterke trouw aan de wekelijkse zondagsmis, en wanneer het niet meer ging heel blij voor de regelmatige communie aan huis. Met aandacht volgde hij het kerkelijk gebeuren. In zijn leven wist hij God heei nabij, en geen dag ging voorbij zonder gebed. Nu heeft God hem geroepen, en zoals voor elke mens, met barmhartigheid en liefde op hem neer­ gezien. Mijn echtgenote, kinderen, kleinkinderen en achter­ kleinkind, ik kan alleen maar dankbaar zijn voor mijn leven. Uw stille zorg, mijn goede vrouw, in dit laatste jaar, was de kroon op een lang huwelijksle­ ven. Dank voor uw voigehouden moed tot de laatste dag. Mijn kinderen, Ik was fier op u, eik mocht uit­ groeien met eigen gaven en talenten. Dank voor alles en bid voor mij. Beste familie en vrienden, aan allen die mij genegen waren, zeg Ik nu vaarwel. Een mens wikt maar uit­ eindelijk is het God die beschikt. Het is een waar­ heid die wij nooit tenvolie durven begrijpen. Dank voor uw vriendschap en genegenheid en vergeet mij niet in uw gebed.

Bidprentje van Henri Loosveldt, voorzitter vanaf 1931. Let erop dat het bidprentje over ‘De Broederband’ spreekt als over 'het ziekenfonds voor zelfstandigen van het gewest Tielt’ !

197


staan bij de namen ook de beroepen vermeld. De beroepsaanduidingen waren echter niet van die aard om een sociale hiërarchie binnen eenzelfde economische groep te kunnen aanduiden. Sporadisch vinden we meer gespecifieerde noteringen (bv. meester-schoenmaker, schoenmaker, schoenmakersbaas), maar ze zijn zeer schaars. En wat te doen met aandui­ dingen als landbouwer-landman-landwerker ? We hebben daarom zoveel mogelijk gegevens trachten te bundelen. Problematisch waren de onnauw­ keurige vermeldingen opziener, ploegbaas, arbeider, werkman, bediende,... maar hun aantal was niet bepalend om op de besluitvorming terzage te wegen (94). Dit is het resultaat, uitgedrukt in percentages : TH.B. A. LANDBOUW

GOUD.

V.O.V.

VOLKS. VOLH.

8,3

21,2

5,9

6,7

2,1

3,1 3,9 17,9 12,2 7,7 4,8 3,5 0,4 0,9 0,4 3,1

1,0 2,0 21,2 8,0 1,8 16,7

7,8 14,1

4,0

10,8 10,8 10,8 5,9 2,3

2,4 2,4 26,0 6,1 7,3 17,9 6,4 0,1 0,8 U 9,1

0,2 2,7 30,7 4,6 2,3 35,3 1,4 0,4 14,3

58,1

60,6

68,9

77,0

92,3

C. HANDEL 8,6 D. TRANSPORT E. VRIJE BEROEPEN F. AMBTENAREN-BEDIENDEN 10,1 G. EIGENAARS-RENTENIERS; 0,4 H. DIENSTPERSONEEL 0,9 14,4 I. ONGEBEZIGDEN

7,6

19,4

-

2,6 1,2 0,4 2,8

0,8

-

PERCENTAGE VROUWEN

B. AMBACHT-NIJVERH. voeding kleding leder bouw hout textiel metaal precisie-luxe scheik. nijv. papier-boek onbepaalden totaal

-

-

10,8

* TH. B. = Thieltschen Broederband GOUD. = Goudbloem V.O.V. = Voor Ons Volk VOLKS. = Volksverzekering VOLH. = Volharding. 198

-

-

2,2

-

-

-

-

7,6 0,0

0,4

-

-

4,8

0,4 6,7

0,8 3,5

14,6

13,0

28,2


Deze cijfers leren ons toch wel enkele opvallende dingen. Vooreerst valt het onmiddellijk op dat de “Thieltsche Broederband” anno 1936 veel min­ der recruteerde in de sector “ambacht en nijverheid” dan de concurrerende mutualiteiten. Bij “De Volksverzekering” was 77 % van de leden tewerk­ gesteld in die sector en bij “De Volharding” ligt dat percentage nog hoger : meer dan 92 % ! Bij de socialistische mutualiteit was het dan ook vrij dui­ delijk : 66 % van de leden waren tewerkgesteld in de weef- en schoennij­ verheid. Reken daarbij nog een flink deel van het percentage onbepaalden (fabriekwerker, meestergast, ...) en dan komt men op meer dan 75 %. De socialisten haalden hun aanhang dus grotendeels bij de Tieltse nijver­ heidstakken. Het feit dat opvallen veel vrouwen die in deze sectoren tewerkgesteld waren (meer dan 28 %) lid zijn van de “Volharding” beves­ tigt deze stelling. Bij de “Broederband” zijn er daarentgen ± 11 % vrou­ welijke leden, maar het zijn vooral vrouwen zonder beroep ! Tegelijk valt het op dat de socialisten het zeer goed deden onder de wevers : we tellen er het dubbele aantal van het aantal aangesloten bij “De Volksverzekering”. De socialisten konden dus op een grote aanhang rekenen in de meest geïn­ dustrialiseerde nijverheidstak. In de schoennijverheid was het thuiswerk daarentegen nog vrij gebruikelijk en in deze branche scoren de mutualitei­ ten van de arbeiderszuilen nagenoeg dezelfde cijfers. De sympathie voor “De Volksverzekering” was meer verspreid over alle nijverheidstakken. De “Broederband” haalt hier beduidend lagere cijfers dan voornoemde mutu­ aliteiten, en zelfs “Voor Ons Volk” en “De Goudbloem”. Deze laatste doet het het best in de landbouwsector. Dokter De Zutter kon traditioneel op veel sympathie rekenen bij landwerkers buiten de eigenlijke stadskern. Maar ook de “Broederband” haalt hier een behoorlijk percentage. Deze vaststelling geldt mutatis mutandis voor de handelssector : de arbeiders­ zuilen halen onbeduidende cijfers, de Vlaamsnationale mutualiteit doet het hier vrij goed, de “Broederband” haalt eenzelfde cijfer als voor de land­ bouw. “De Thieltsche Broederband” was zonder twijfel koploper in Tielt voor wat betreft het aantal ambtenaren en bedienden én de ongebezigden (huishoudsters, zonder beroep,...) onder zijn leden. Dit alles bevestigt vrij goed de stelling die doorheen deze studie werd aangehouden : “De Thieltsche Broederband” was na de eerste wereldoorlog een mutualiteit geworden die wel onder alle beroepen recruteerde, maar zich veeleer bur­ gerlijk en niet-syndicaal bleef profileren. Dat dit ten koste ging van een grote aanhang, zal de leiding van “De Thieltsche Broederband” bewust in het achterhoofd meegedragen hebben. Johan VANKEERSBILCK

199


Deze studie kwam tot stand dankzij de steun en de medewerking van Pierre Langeraet (Tielt) en van de LBC.

VOETNOTEN G.V.T. = De Gazette van Thielt T.B. = Thieltschen Broederband R.V.T. = Roede van Tielt 1.

E.V.B. = Encyclopedie van de Vlaamse Beweging S.A.T. = Stadsarchief Tielt

Deze inleiding steunt op P. Vandepitte, T ielt, S p e u r e n n a a r h e d e n e n v e r le d e n va n T ielt, A a r s e le , K a n e g e m en S c h u ife r s k a p e lle . Tielt, 1985, passim. C. Stevens, H e t a r r o n d is s e m e n t T ie lt in d e F r a n s e tijd : d e m o g r a fis c h e en so c ia a l-e k o n o m is c h e stu d ie . Gent, 1980-’81, onuitgeg. lie. verh. RUG. M. Strobbe, M ic r o -o n d e r z o e k o v e r s o c ia a l-e k o n o m is c h e m u ta tie s in d e s ta d T ie lt tu sse n 1 8 3 0 en 1 8 6 0 . Gent, 1977-78, onuitgeg. lie. verh. RUG. 2. Voor de 19de eeuw consulteert m en K. Dewanckel, H e t p o litie k e le v e n te T ielt, 1 8 3 0 1862. D e w e e r s la g v a n d e p o litie k e p a r tijp o la r is a tie o p e e n p r o v in c ie s ta d , Gent, 1986, ontuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 2 delen, XXVI + 263 blz. en P. Desmyter, D e G a z e tte v a n T h ie lt : D e id e o lo g is c h e o n tw ik k e lin g v a n e e n k a th o lie k e p la tte la n d s k r a n t ( 1 8 5 0 -1 8 9 3 ), Leuven, 1982, onuitgeg. lie. verh. KUL., 227 blz. 3. Zie D. Vandekerckhove, H e n r i Y s e n b r a n d t, 1 7 8 7 - 1 8 5 5 , Gent, 1981 82, onuitgeg. seminarieoef. RUG. Tot aan de stichting (1884) van de katholieke partij was deze verdeeld tussen liberaalkatholieken, die een verzoening nastreefden met de liberale staat, en de Ultramontanen die de katholieke staat van het Ancien Régim e wilden herstellen. Dankzij de tussen­ komst van kardinaal Sterckx (aartsbisschop van Mechelen, 1832-1867) werd de libera­ le Belgische grondwet van 1830 niet veroordeeld door de paus, ondanks diens veroor­ deling van de m oderne vrijheden in de encykliek Mirari Vos van 1832. 4. Zie P. Desmyter, D e G a z e tte ... en R. Vanlandschoot, D e T h ie lte n a e r e n d e fe b r u a r ir e v o lu tie v a n 1 8 4 8 , in De Roede van Tielt, 1970, nr. 1-2, blz. 27-50. Constant Vanden Berghe werd geboren te Aarsele op 5 augustus 1808. Op 16-jarige leeftijd begon hij te werken als bediende op het gemeentesecretariaat in Aarsele. Vanaf 1826 werd hij bediende bij de orangistische Tieltse arrondissem entscom m issaris. Tegelijk was hij gemeentesecretaris van Oostrozebeke en Egem. Tussen 1835 en 1847 was hij stadssecretaris in Tielt. In die periode hielp hij D e T h ie lte n a e r oprichten ( 1843). In 1847 werd hij door de liberale regering Rogier benoem d tot arrondissem entscom ­ missaris. Hij maakte zich verder zeer verdienstelijk als verdediger van de landbouw­ belangen (hij liet zelfs een landbouwalmanak verschijnen). Hij overleed te Roeselare op 26 juli 1895. 5. J. Huyghebaert, J o z e f-F e r d in a n d T o u ss a in t, in E.V.B., 1975, dl. II, blz. 1686. 6. Zie hiervoor R. Gobyn, T ie lt n a d e g r o te k r is is : b ijd r a g e to t d e s tu d ie o v e r tr a n s itie en s ta g n a tie in V la a n d e re n , 1 8 6 2 -6 4 . Gent, 1978-79, onuitgeg. lie. verh. RUG., 246 blz. 7. G .V .T., 17/8/1862, blz. 1-13. 8. R. Vanlandschoot. H e t e e r s te b e s tu u r v a n d e D a v id s fo n d s -a fd e lin g in d e s tr e e k v a n T ielt (1 8 7 5 -1 8 8 0 ), in De Roede van Tielt, 1975, VI, nr. 3, blz. 2-96. 9. S.A.T. 120, J a a r v e r s la g v a n h e t sc h e p e n c o lle g e 1 8 6 3 -6 4 , blz. 59-60 ; G .V .T., 18/6/1863. 10. T .B ., Voorrede, 1862. Een fotokopie van het verslagboek van "D e T hieltsche

200


Broederband” (1862-1958) bevindt zich in het archief van “De Roede van Tielt” . 11. T .B . , verslag vergadering 2/2/1868. 12. Eerder geciteerd bij P. Vandepitte, D e T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d , in R.V.T., m aart 1976, VII, 1, blz. 18-23. 13. Zie C. Van Bruwaene, A d ile M u lle d e T e r s c h u e r e n , Gent, 1978-79, onuitgeg. seminarieoef. RUG. R. Gobyn, T ie lt n a d e g r o te k r is is ..., passim. R. Vanlandschoot, H e t e e r s te lu str u m v a n d e D a v id s fo n d s -a fd e lin g in d e s tr e e k v a n T ielt ( 1 8 7 5 -1 8 8 0 ), in R.V.T., 1975, VI, nr. 3, blz 2-96. 14. Zie het merkwaardig document : C a ta lo g u e d e s p o r c e la in e s , fa ië n c e s , b ro n z e s , c u ivres, é ta in s , b o is s c u lp té s , c r is ta u x , m a r b re s , te r r e s c u ite s , m e u b le s , ta b le a u x , g r a v u r e s , b ijo u te r ie s e t a r g e n te r ie s p r o v e n a n t d e la b e lle e t r ic h e c o lle c tio n d e f e u m o n s ie u r S ta n is la s Y se n b r a n t, p r o p r ié ta ir e à T h ie lt, Gent, A. Vander Haeghen, 1906. 15. K. Libeert, L o u is - H e n r i L o o n tje n s (1832-1913), Gent, 1975-76, onuitgeg. seminarieoef. RUG. G. Puype, J e a n - H e n r i L o o s v e ld t, in R.V.T., 1978, IX, 1, blz. 3-18. 16. R. Gobyn, T ielt n a d e k r is is ..., o.c., blz. 177. 17. Men raadplege hiervoor : R. Rezsohazy, G e s c h ie d e n is v a n d e k r is te lijk e m u tu a lis tis c h e b e w e g in g in B e lg ië , Antwerpen-Amsterdam, 1957, passim. D. Van Damme, In d u s tr ia lis e r in g en s o c ia le p o litie k (b e g in 1 9 d e - b e g in 2 0 s te e e u w ), in : Op vrije voeten ? Sociale politiek in W est-Europa (1450-1914), Leuven, 1985, blz. 129-204. 18. R. Gobyn, T i e l t ..., o.c., blz. 178-181. Zie voor een bredere historische omkadering ook de verhandeling van M. Strobbe, M ic r o - o n d e r z o e k o v e r s o c ia a l- e k o n o m is c h e m u ta tie s in d e s ta d T ie lt tu s s e n 1 8 3 0 en 1 8 6 0 , Gent, 1978, onuitgeg. lie. verh. RUG. 19. Voorrede van de m aatschappij van onderlingen bijstand “T hieltschen Broederband” (1862). 20. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 1/2/1874. 21. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 4/2/1872. 22. Dokter Henri Vanhove was de broer van onderpastoor Karei Vanhove (bezieler van de overkoepelende katholieke groepering “De Goede Vrienden” en later pastoor te Schuiferskapelle) en van Bruno Vanhove, vicaris-generaal van de W estvlaam se bisschop Faict. Henri Vanhove was de vader van de geliefde Mgr. Alfons Vanhove, canonist en hoogleraar te Leuven. Zie R. Vanlandschoot, A lfo n s Van H o v e , in EVB, I, blz. 690-692 en De redactie, G. Eyskens en A. Vranckx, M gr. A . V a n h o v e ( 1 8 7 2 -1 9 4 7 ), in R.V.T., XIII, 3, septem ber 1982, blz. 90-96. 23. Zie K. Rotsaert, S e r m o e n v a n Mr. V ic to r D e V o ld e r, in R.V.T., XII, 4, blz. 7-13. 24. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 7/7/1878. 25. Zie R. Vanlandschoot, H e t e e r s te lu s tr u m ..., o.c., blz. 60 e.v. 26. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 3/1/1869 en 7/2/1869. 27. Zie J. Vankeersbilck, J o a n n e s -F r e d e r ic u s B o o n e , Gent, onuitgeg. seminarieoef. RUG. en R De Smyter, G a z e tte v a n T h i e l t ..., o.c., passim. 28. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 9/2/1879. 29. R. Vanlandschoot, H e t e e r s te lu s tr u m ..., o.c.. blz. 80-89. 30. 1. Vankeersbilck, T ie lt in h e t in te r b e llu m . B ijd r a g e to t d e s tu d ie v a n d e e e r s te w e r e ld ­ o o r lo g en d e b e w o g e n tu s s e n o o r lo g s e p e r io d e ( 1 9 1 4 -1 9 4 0 ) , Gent, 1981, onuitg. lie. verh. RUG, passim (vooral de biografische nota’s in deel II, blz. 644). Hector Impe was stichter en voorzitter van de kort na de eerste w ereldoorlog opgerichte H andels- en Nijverheidskam er voor Thielt en omliggende, voorzitter van de Tieltse Werkrechtersraad en m edestichter van het Burgerssyndikaat.

201


31. Idem, passim en vooral blz. 646. 32. Idem, passim en vooral blz 647. Deze ongehuwde telg uit de belangrijke Tieltse katho­ lieke familie staat bekend als de burgervader die Tielt door de eerste wereldoorlog lood­ ste. Het feit dat er ook een parallel m ilitair bestuur bestond, dat aan Vande Vijvere meer eisen stelde dan hem lief was, maakte hem onpopulair in som m ige lagen van de bevol­ king. Hij was m edestichter van de Katholieke Jonkheid (1872), secretaris van het Davidsfonds (1875) en bestuurslid van "D e Goede Vrienden” (vanaf 1877). 33. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergaderingen 6/2/1887 en 15/2/1891. 34. G .V .T ., 4/12/1886. 35. Deze brief moet dagtekenen van begin 1890, want hij werd opgenomen onder de notu­ len van de vergadering van 9/2/1890. 36. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 9/2/1890. 37. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 12/2/1893. 38. Zie 3 0 0 j a a r c o lle g e te Tielt. Van S c h o la L a tin a to t S in t-J o z e fs c o lle g e , 1 6 8 6 -1 9 8 6 . Tielt, 1986, passim. Dat principaal Camille Roelandts (1861-1877) in het bestuur van “De Broederband” zetelde, zoals R. Vanlandschoot er op blz. 95 aangeeft, kunnen we niet bevestigen. Evenmin o f enkele collegeleraars, nl. Cyriel (?) Busschaert en Eduard Strubbe bij “De Broederband” betrokken waren als ereleden. (R. Vanlandschoot, H e t e e r s te lu s tr u m ..., o.c., blz 12). 39. Zie J. De Deurwaerder, F lo r im o n d F o n te y n e , in : E.V.B., dl. I, op. cit., blz. 521. 40. L. Pauwels, O n ts ta a n e n g r o e i v a n h e t G e w e s te lijk V e r b o n d d e r C h r is te lijk e V a k v e re n ig in g e n T ielt, 1 9 2 0 -1 9 8 0 . Tielt, s.d., blz. 8. 41. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 13/2/1898. 42. Zie R. Gobyn, T i e l t ..., o.c., blz. 204-208. 43. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 10/2/1895 en 2/2/1896. 44. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 3/3/1895. 45. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 7/2/1897. 46. R. Vanlandschoot, H e t e e r s te lu s tr u m ..., o.c., blz. 17-26 en M. D 'H oker, A u g u s t B e e m a e r t, in : E.V.B., dl. I, o.c., blz. 146-147. 47. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d - v e r s la g e n , algem ene vergaderingen 3/7/1898, 5/3/1899 en 1/7/1900. 48. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 4/12/1898. 49. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 21/4/1903. 50. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 9/2/1902. 51. J. Vankeersbilck, T i e l t ..., o.c., dl. II, blz. 640 en R. Rezsomazy, G e s c h ie d e n is ..., o.c., passim. 52. J. Vankeersbilck, T i e l t .... o.c., dl II, blz. 646 en blz. 655. 53. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 9/2/1902. 54. De folder was gedrukt bij Désiré Minnaert, uitgever van “De Gazette van Thielt”. Een exem plaar werd bewaard tussen de verslagen van de “Broederband” . 55. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergaderingen 30/10/1904, 18/12/1904, 8/1/1905, decem ber 1905. 56. Ook dit afschrift werd opgenom en onder de notulen van de vergadering van “De Broederband”. De brochure beslaat 12 bladzijden. 57. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 10/2/1907. 58. L. Pauwels, O n ts ta a n ..., o.c., passim. 59. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 12/12/1909. 60. Veel gegevens over deze populaire priester werden opgenomen in R. Vanlandschoot, J o r is L a n n o o . D r u k k e r e n u itg e v e r v o o r V la a n d e r e n ( 1 8 9 1 -1 9 7 1 ), Tielt, 1984, passim.

202


61. T h ie lts c h e B m e d e r b a n d - v e r s la g e n , onderpastoor M oncarey hield die toespraak voor de algemene vergadering op 12 februari 1911. 62. T h ie lts c h e B m e d e r b a n d - v e r s la g e n , algemene vergadering 31/3/1912. 63. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 28/4/1912. 64. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algem ene vergadering 8/2/1914. 65. Dit stuk is gebaseerd op J. Vankeersbilck, T ie lt in h e t in te r b e llu m ..., o.c., dl. I, blz. 1169 : hoofdstuk over de eerste wereldoorlog. Zie ook J. Vandermeulen, H e r to g A lb r e c h t vo n W ü r tte m b e r g e n z ijn I V d e D u its e le g e r , in : R.V.T., 1978, 3-4, blz. 81-160 en E e n s tr e e k in o o r lo g . O o r lo g s d o k u m e n te n u it h e t T ieltse, 1 9 1 4 -1 9 1 9 . Tielt, 1980. 66. Zie J. Vankeersbilck, D e G a z e tte v a n T h ie lt 1 9 1 9 -1 9 4 0 . B ijd r a g e to t d e s tu d ie v a n d e k a th o lie k e w e e k b la d p e r s tijd e n s h e t in te r b e llu m . Gent, 1982, onuitgeg. lie. verh. RUG. 67. G .V .T ., 14/6/1919, blz. 2-A. 68. G .V .T., 28/6/1919, blz. l.A -C . 69. R. Rezsohazy, G e s c h ie d e n is ..., o.c. J. Vankeersbilck, T i e l t ..., o.c., blz. 654 : Antoon W ittevrongel was eerst schoenmaker, m aar later werd hij “bestuurder bij de christelijke volkswerken” . Hij was werkelijk dé man van de Tieltse christelijke arbeidersbew eging tijdens het interbellum . Hij was gem eenteraadslid van 24 april 1921 tot aan zijn plotse dood op 14 novem ber 1939. Vanaf 9 januari 1933 was hij schepen en vanaf 2 april 1939 senator. Verder was hij o.a. voorzitter van de christelijke centrale van Leder- en Kledingsnijverheden van België. In 1921 werd hij voorzitter van de Tieltse m utualiteit “De Volksverzekering”. 70. G .V .T., 6/9/1919, blz. 1, C-D. 71. T h ie lts c h e B r o e d e r b a n d -v e r s la g e n , algemene vergadering 14/3/1920. 72. Zie R. Vanlandschoot, D e re g io T ie lt v a n b e v r ijd in g to t v e r k ie z in g e n ( 1 9 1 8 -1 9 1 9 ), in : R.V.T., X, nr. 1, m aart 1979, blz. 1-60. E. Gérard, S ta n d e n v e r te g e n w o o r d ig in g in d e K a th o lie k e P a r tij v a n h e t a r r o n d is s e m e n t R o e s e la r e -T ie lt, in : Rollariensia, XI, 1979. 73. S .A .T ., 47-48, H a n d e lin g e n v a n d e g e m e e n te r a a d , (4 april 1919 - 24 decem ber 1925), zitting van 10/11/1923. 74. S .A .T . 48. H a n d e lin g e n v a n d e g e m e e n te r a a d , zitting van 23/5/1925. 75. S .A .T . 3834, S ta d s to e la te n v e r le e n d a a n d e m a a ts c h a p p ije n va n o n d e r lin g e b ijs ta n d en v o o r z ie n ig h e id . 1 9 2 4 -1 9 4 5 , losse dokumenten. 76. Interviews Ferdinand Vande Walle en Paul Verbrugghe. 77. S .A .T . 307-309, O n tv a n g e n b r ie v e n (april 1930 - juli 1936), brief van 6/4/1933. 78. S .A .T . 49, H a n d e lin g e n v a n d e g e m e e n te r a a d (13/2/1926 - 23/6/1928), zitting van 3 m aart 1928. Het is via deze nota die aan de respectievelijke m utualiteiten verzonden werd, dat we terug enig zicht krijgen op de ledenbestanden terzake. 79. S .A .T . 3834, S ta d s to e la g e n ..., op. cit. 80. Interview Paul Verbrugghe. 81. 3 0 0 j a a r c o lle g e te T ielt. Van S c h o la L a tin a to t S in t-J o z e fs c o lle g e ( 1 6 8 6 -1 9 8 6 ) , Tielt, 1986, vooral hfdst. 4 : Van oorlog tot oorlog (1914-1945). 82. A. De Bruyne, J o r is v a n S e v e r e n . D r o o m en d a a d . Antwerpen, 1961. 83. J. Vankeersbilck, D e G a z e tte v a n T i e l t ..., op. cit., passim. D. De Lille, ’t G e tr o u w e M a ld e g h e m (1 8 8 8 -1 9 4 4 ). H e t w e e k b la d v a n V ic to r D e L ille . Gent, onuitgeg. lie. verh. RUG., 1980-81, 254 blz. 84. L. Pauwels, O n ts ta a n ..., op. cit. blz. 68. 85. J. Vankeersbilck, T i e l t .... op. cit., dl. II, blz. 446-454. 86. Zie E. Gérard, D e k a th o lie k e p a r tij in c risis. P a r tijp o litie k le v e n in B e lg ië ( 1 9 1 8 -1 9 4 0 ), Leuven, 1985 en E. Gérard, S ta n d e n v e r te g e n w o o r d ig in g in d e k a th o lie k e p a r tij v a n h e t

203


a r r o n d is s e m e n t R o e s e la r e -T ie lt (1 9 1 8 -1 9 3 6 ), in : Rollariensia, 1979, blz. 159-180.

87. 88. 89. 90. 91. 92.

J. Vankeersbilck, D e G a z e tte v a n T h i e l t ..., op. cit., passim. J. Vankeersbilck, T i e l t ..., op. cit. dl. II. G .V .T., 3/3/1934, blz. 3. G .V .T , 21/1/1939, blz. 3. S .A .T . 3834, S ta d s to e la g e n ..., o.c. brief van 10 mei 1933. S .A .T . 52, H a n d e lin g e n v a n d e g e m e e n te r a a d (13/2/1936 - 19/6/1940), zitting van 13 juli 1936. 93. S .A .T . 3834, S ta d s to e la g e n ..., o.c., lijsten van de namen van leden van mutualiteiten. 94. Voor aanvullende bronnenkritiek op het gebruik en de interpretatie van de kiezerslijsten, zie J. Vankeersbilck, T i e l t ..., o.c., dl. I, blz. 206-210.

Adres van de auteur : Johan Vankeersbilck, Hollandlaan 21, Tielt

204


Rouwdienst DHONDT

ALGEMENE ELECTRICITEIT

E r ic D E B U S S C H E R E Bruggestraat 43 8700 H E LT Tel. (051) 40 07 15 Fax (051) 40 73 37

Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (0 5 1 )4 0 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting

OP SPAREN STAAN GEEN JAREN

BANKVANROESELARE JA. KULTUUR LIGT ONS. Voor

KI

v

maken we graag#

G R S E L H /E S T ELECTRABEL<? MENS,

MILIEU

EN E N E R G I E

Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051)42 31 11


,

:


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.