De Roede van Tielt Jaargang 1974

Page 109

Zoekt, dichters en zangers! uw hoogste genot in klanken en kunstpoëzij, Ik sta naer geen gunst van der dichteren goed : Geen vers, geen toonmelodij Is liever, is zachter, is zoeter aan ’t oor Dan mij zijn de woordjes en zuchtjes, die ’k hoor Uit ’t mondje van mijne Sofij. De minnaer van Flore sta fier en verrukt Op ’t zien van zijn bloemkwekerij, Een bloempje, tenzij door haer handje geplukt, Heeft weinig bekoorlijks voor mij : Wat schoonheid de lelie en ’t roosje bekrans, De lelie en ’t roosje verliezen hun glans In 't bijzijn van mijn Sofij. Dat goudzucht met angst vele schatten vergaer; Zij vare den Ganges op zij; Dat ’t goud, in het leed en het zweet en ’t gevaer, Den heblust voldoe en verblij! ’k Bezit toch veel meer dan gantsch indien aenschouwt, Veel meer dan gesteenten en paerlen en goud : Mijn schat is mijn lieve Sofij. Stoor woedende winter, uw buijen vrij uit! ’k Voel nooit uw geweldenarij; Dat ’t Zuiden zijn dondrende orkanen ontsluit; Er zijn geen orkanen voor mij : Zijn elders en winden en stormen aen ’t woên, Lief weder, zefiertjes, en lentesaizoen, Zijn altijd bij mijn Sofij. Zoo razende krijgszucht, op lijken getroond, Mijn Vaderland immer bestrij! Vreest ooit het gewest, dat mijn liefste bewoont, Voor ’s vreemdelings dwingelandij, Dan gord ik mij moedig en fier tot den strijd, En grif op mijn wapen, der vrijheid gewijd : «Mijn koning en mijn Sofij»!

15


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.