De Geus september 2016

Page 17

ACTUA

laatste trede van de Ladder van Moerman staat). Op die manier zou men ook een groter en gevarieerder aanbod kunnen leveren. Het gevolg is echter dat caritatieve organisaties, die voedsel aan de armen bedelen, nog afhankelijker worden van het voedselsurplus en dat een daling van de verspilling in supermarkten – contradictorisch – nefast zou zijn, omdat er dan minder voedsel beschikbaar is voor donaties.

VOEDSELDONATIES EN DE NODEN VAN ONTVANGERS Een te grote afhankelijkheid van voedselsurplus kan tot tekorten leiden als we de verspillingsproblematiek indijken. Bovendien beantwoordt het surplus niet noodzakelijk aan de noden van de ontvangers. De inhoud van voedselpakketten verschilt immers per voedselbedelingscentrum en per week. Niet alle producten zijn nuttig voor en gewild door de economisch achtergestelde consumenten. Drie recente studies trachtten te achterhalen wat de wensen en noden van de donatieklanten zijn met betrekking tot het voedselaanbod: een studie in Minnesota uit 2003, een studie van de Vlaamse Overheid uit 2013 op basis van rondetafelgesprekken van het Welzijnsconsortium Zuid-WestVlaanderen, en een eigen studie uit 2015 op basis van interviews met dertig voedselpakketontvangers bij de Sociale Dienst Brugse Poort te Gent. Hieruit kwam naar voren dat er vraag is naar meer verse groenten en fruit, melk, vleesproducten en -bereidingen en vers (halal) vlees. Dit zijn producten die, zeker als het om vers vlees gaat, extra zouden moeten aangekocht worden. Uit voedselveiligheidsoverwegingen komen deze producten meestal niet in aanmerking voor donatie, gezien de beperkte houdbaarheidsdatum. Ook prefereert men een vorm van

DEGEUS

keuzevrijheid. In België wordt het voedsel op verschillende manieren aangeboden. Bij sociale kruideniers is de keuzemogelijkheid groot, maar betaalt men voor het voedsel een bepaalde prijs. In het geval van voedselpakketten – wat neerkomt op 73% van de voedselbedeling – ontvangen de hulpbehoeftigen ofwel een vaststaand voedselpakket, ofwel een voedselpakket op basis van een beperkt aantal zelfgekozen producten die gratis of tegen een lage prijs verkrijgbaar zijn. Bij zo’n ‘pakket met keuze’ wordt het voedsel verdeeld aan de hand van een puntensysteem, waarbij elk voedselproduct gelijkstaat aan een bepaald aantal punten, of men werkt met vaststaande categorieën (zoals broodbeleg, blik, groenten) waaruit de ‘klanten’ enkele producten mogen kiezen.

Een te grote afhankelijkheid van voedselsurplus kan tot tekorten leiden als we de verspillingsproblematiek indijken Vanwege dit gerapporteerde verlangen naar keuzevrijheid is men op nationaal niveau in verschillende projecten afgestapt van de traditionele vorm van vaststaande pakketten. Dit kan de verspilling ook inperken, omdat ontvangers de ongewenste producten kunnen achterlaten. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat verschillende caritatieve organisaties in Gent, en waarschijnlijk ook in andere steden, nog steeds vaststaande pakketten verdelen. Om meer aan de behoeften van de ontvangers te voldoen, kunnen caritatieve organisaties bepaalde standaardproducten of ontbrekende voedingswaren aankopen, om zo een toereikend voedselpakket aan te bieden. Dit leidt tegelijk tot een grotere keuzemogelijkheid. De Sociale Dienst Brugse Poort, bijvoorbeeld, haalt een groot deel van haar financiering uit de Kringloopwinkel Brugse Poort en kan op die manier voedselproducten

aankopen. Slechts 45% van de voedselhulporganisaties koopt echter additionele producten aan.

EEN GEMAKKELIJKHEIDSOPLOSSING? Een grotere onafhankelijkheid van de voedselbanken en van caritatieve organisaties is noodzakelijk. Het is een goede zaak dat caritatieve organisaties het huidige surplus een tweede leven geven, maar naarmate het verspillingsprobleem verder ingedijkt wordt, moeten we andere opties zoeken voor de voedselbijstand. Voedselverspilling mag niet de basis vormen van voedselhulp. We moeten investeren in een groter aandeel aangekochte of geschonken producten, wat ook tot volwaardiger voedselpakketten leidt. Net zoals reguliere consumenten hebben ook economisch achtergestelde consumenten recht op keuzemogelijkheid en een kwalitatief en gevarieerd aanbod. Omgekeerd mag voedselhulp niet als de oplossing voor voedselverspilling gelden. Verspilling hoort voorkomen te worden, niet bestreden. Een te grote focus op voedselhulp ontneemt supermarkten en consumenten de drijfveer om minder te verspillen (‘het surplus is toch voor de armen’). Op die manier krijgt verspillen een positieve morele status en wordt het verspillingssysteem gekoesterd in plaats van bestreden.

Verspilling hoort voorkomen te worden, niet bestreden Dit is onwenselijk, aangezien het doneren van voedseloverschotten de wereldwijde voedselverspillingsproblematiek – die bijdraagt tot milieudegradatie en tot de verspilling van grondstoffen, geld en energie – niet kan oplossen, evenmin als het armoede de wereld uit zal helpen. Elif Stepman Over de auteur:

Elif Stepman is Master in de Moraalwetenschappen en is actief in empirisch-ethisch georiënteerd onderzoek.

september 2016  >  17


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.