13 minute read

Schoenmaker blijf bij je leest? n

Het risico van de fiscalist in ‘randrollen’ Schoenmaker blijf bij je leest?

A.B.M. van Kempen di CISA

Advertisement

Arnout van Kempen is zelfstandig compliance officer voor (grotere) mkbkantoren en docent voor SRA, NBA en Saxion Hogeschool. Hij is lid van de Commissie Financiele verslaggeving & Accountancy van de AFM en lid van de signaleringsraad van de NBA en van het platform nietoob-kantoren. De voorzitter van de Raad van Tucht van de Register Belastingadviseurs waarschuwde in 2021 voor het risico van de fiscalist in ‘randrollen’. Denk daarbij aan fiscalisten die optreden als executeur-testamentair, bewindvoerder, bestuurslid van een Stichting Administratiekantoor (STAK) en dergelijke functies. Een opsomming die ongetwijfeld nog verder is uit te breiden. In mijn dagelijkse praktijk zie ik fiscalisten bijvoorbeeld tijdelijk directiefuncties vervullen, als mediator optreden en als raadsman in zakelijke en relationele conflicten. Is dat verstandig of bevat het aloude gezegde ‘schoenmaker blijf bij je leest’ een diepe wijsheid voor u?

Het lijkt me daarbij goed om te beginnen een schets te geven van mijn praktijk, zodat u weet vanuit welke context ik uw werk beschouw. Vervolgens plaats ik de kwestie in het licht van uw Reglement Beroepsuitoefening. Hierbij neem ik de uitspraken van uw Raad van Tucht, sinds 2017, mee. Gelukkig wordt over uw beroep niet veel geklaagd, maar vijf jaar klachten levert toch interessante informatie op. Ten slotte zal ik trachten een antwoord te geven op de algemene vragen. Mag het? Is het verstandig u te beperken? Of zijn de ‘randrollen’ wellicht toch een goed idee?

Mijn context

Ik ben opgeleid tot registeraccountant, hoewel nooit ingeschreven in het register. Daarnaast heb ik, als diaken van de katholieke kerk, enige scholing genoten in filosofie, theologie en ethiek. Krap twintig jaar geleden was ik als medewerker van de Autoriteit Financiële Markten heel nauw betrokken bij het schrijven van de Wet toezicht accountantsorganisaties en het opzetten van het toezicht door de AFM. Met die wet ontstond ook de functie van compliance-officer in de accountancy. Een functie die ik zelf nu bijna 15 jaar invul bij veelal wat grotere mkb-kantoren met een gemengde praktijk. Compliance in deze betekenis omvat het houden van intern toezicht, het ondersteunen van het bestuur bij de beheersing van integriteitsrisico’s en het risico van nietnaleving van wet- en regelgeving. Bijzonder aan de compliancerol bij een accountantskantoor is dat veel van de professionals zelf ook bezig zijn met compliance, maar dan de compliance van de klant. De accountant met name voor wat betreft de jaarrekening en de fiscalist voor wat betreft de aangiftes, en beiden ook in de brede omgeving van administratie, organisatie, structurering, etcetera. De rol van een compliance-officer tussen al die compliance-professionals is nadrukkelijk niet gericht op vaktechniek. Ik ken de regels rond verslaggeving, btw of pensioenen maar beperkt. Waar ik mij mee bezig houd, is het risico van organisatie en professional op een klacht, tuchtklacht, of claim. Mijn gereedschapskist bevat dus

Een fiscalist kan optreden in meerdere rollen, zoals executeur-testamentair, bewindvoerder, mediator of raadsman.

ook niet BW 2, AWR of de Wet OB, maar de Wta, WWFT, Wtra en de beroepsreglementen van accountants, fiscalisten, valuators en verwante beroepen. Daarbij is het uitgangspunt nooit ‘wat mag niet’ maar ‘wat kan wel’ en ‘willen we dat als organisatie’. Compliance gaat niet over de snelheidscamera naast de snelweg, maar over de vraag welk rijgedrag bij u past, welk risico u daarmee neemt en welke maatregelen dat risico aanvaardbaar laag kunnen houden.

Maatschappelijke aanvaardbaarheid

Een verschijnsel waar accountants al jaren mee te maken hebben, maar dat ook voor fiscalisten sinds enige tijd van groot belang is geworden, is de maatschappelijke aanvaardbaarheid van op zichzelf legaal gedrag. Onder de term ‘maatschappelijk onbetamelijk’ wordt in toenemende mate door politiek, publieke opinie en toezichthouders negatief geoordeeld over gedragingen die weliswaar wettelijk zijn toegestaan, maar waarvan toch een breed gevoel leeft dat het niet toegestaan zou moeten zijn. Zo wordt wat vroeger een maas in de wet werd genoemd en kon worden toegeschreven aan onzorgvuldigheid van de wetgever, steeds meer gezien als ongewenste slimmigheid van marktpartijen en hun adviseurs. In het fiscale domein zal u dit herkennen als de vraag of belastingontwijking behandeld moet worden als belastingontduiking versus de klassieke insteek dat belastingontwijking normaal aanvaardbare fiscale planning is. Deze ontwikkeling is relevant voor de voorliggende vraag. Immers, het kan zijn dat bepaalde functies voor een fiscalist wel zijn toegestaan, maar toch als onwenselijk worden gezien. De vraag komt dan op: aan welke norm moeten we specifiek gedrag toetsen? Als het niet aan de wet getoetst kan worden immers, waaraan dan wel? De regelgeving rond trustkantoren kan daar enig inzicht in geven. In de Wet toezicht trustkantoren staat in artikel 14 ‘handelingen door het trustkantoor of zijn werknemers, die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad’. De toezichthouder, De Nederlandse Bank, heeft een beleidsregel uitgebracht waarin bewust op geen enkele wijze wordt aangegeven wat dan precies onbetamelijk is, maar alleen inzicht wordt gegeven hoe DNB verwacht dat een trustkantoor hier zelf invulling aan geeft.

Als specifiek gedrag niet aan de wet getoetst kan worden, waaraan dan wel?

In hoeverre mag een fiscalist RB überhaupt werk doen dat afwijkt van het werk als fiscalist?

Kortom, de wetgever wil dat marktpartijen zich aan ongeschreven regels houden en de toezichthouder wil er de vingers niet aan branden. Wat resteert? Langs de denklijnen van DNB: zelf formuleren volgens welke waarden u wil opereren, daar normen uit ontwikkelen en u daar dan aan houden. U begrijpt, dit is een ontwikkeling die de rechtsonzekerheid bevordert, voor professionals vooral erg lastig is, maar het complianceberoep kan inspireren.

De regels

In hoeverre mag een fiscalist RB überhaupt werk doen dat afwijkt van het werk als fiscalist? Daartoe is het zinvol eerst de vraag te stellen wat een fiscalist RB eigenlijk is. De term fiscalist is immers geen wettelijk beschermd of omschreven begrip. Wie zoekt op ‘fiscalist’ of ‘belastingadviseur’ in de Nederlandse wet komt de term uitsluitend tegen in de Wwft, zonder verder duiding van wat precies wordt bedoeld. Om antwoord te kunnen geven op de vraag wat een belastingadviseur of fiscalist precies is, zijn we dus afhankelijk van de definities die de verschillende beroepsorganisaties zelf geven, in ons geval de RB-regelgeving. Uit het huishoudelijk reglement blijkt in ieder geval duidelijk dat een fiscalist RB een opleiding genoten heeft in fiscale richting. Over de activiteiten van de fiscalist is heel wat minder beschreven. Kennelijk moet voor inschrijving wel werkervaring zijn opgedaan of tenminste een praktijkopleiding zijn gevolgd op het gebied van het adviseren over of hulp bieden bij zaken als fiscale compliance, aangiftes, fiscale optimalisering en dergelijke. Het lijkt dus redelijk om onder de kernactiviteit van de fiscalist RB zoiets te verstaan als het zijn van adviseur op het brede terrein van fiscaliteit. Dat is een wat vage definitie, maar wel genoeg om de randrollen waar dit artikel over gaat, te definiëren. Dit zijn dan immers al die beroepsactiviteiten van een fiscalist RB die niet gericht zijn op fiscale aangelegenheden.

Het is vervolgens interessant te constateren dat de regelgeving van de RB, met name het Reglement Beroepsuitoefening (RBU) dat in tuchtklachten de juridische basis voor uitspraken levert, expliciet rekening houdt met het vervullen van randrollen. Immers, artikel 3 bevat onder andere “Indien een lid ook in een andere hoedanigheid dan belastingadviseur werkzaamheden verricht” en schept daarmee automatisch de ruimte om in een andere rol op te treden. Vanzelfsprekend stelt het RBU een hele reeks eisen aan dat optreden, maar die wijken niet fundamenteel af van de eisen die ook aan een fiscalist die optreedt als fiscalist worden gesteld. Het tweede lid van artikel 3 wijst daar nog eens expliciet op. Als de beroepsregels geen drempel opwerpen om in een andere rol dan die van belastingadviseur op te treden, dan kan een dergelijke drempel vanuit de regelgeving beredeneerd alleen ontstaan als de andere rol strijdigheid oproept met de overige regels. Die zijn echter vrij algemeen. Van de fiscalist RB wordt vooral een aantal voor de hand liggende zaken rond integriteit, deskundigheid en geheimhouding verwacht. Daarnaast geldt een aantal heel specifieke zaken die niet over de inhoudelijke kant gaan, maar vooral de financiële kant van de vrije beroepsbeoefenaar regelen.

Tuchtrecht

Op het eerste gezicht lijkt er dus geen bezwaar vanuit de regelgeving te bestaan. Maar dat is te snel geredeneerd. Het kan daarom zinvol zijn te bekijken hoe de tuchtrechter oordeelt. En daar nog aan voorafgaand, waar wordt over geklaagd? Om daar een idee bij te krijgen, heb ik alle tuchtklachten, dus ongeacht het oordeel, van de afgelopen vijf jaar bekeken zoals die zijn gepubliceerd op de

website van het RB. De meeste klachten gaan over gebrek aan integriteit, gebrek aan deskundigheid en andere varianten op slecht werk leveren als belastingadviseur. Een enkele keer komt echter ook een klacht op tafel over het optreden in een ‘andere hoedanigheid’. Zo is in klacht 719-2017 sprake van een klacht over een fiscalist RB die optreedt als executeur van een testament. De klachten gaan over intimidatie, fiscale onzorgvuldigheid, en onvoldoende oog voor de belangen van andere partijen dan de erven. Uit de uitspraak volgt overigens dat de klachten ongegrond zijn, maar dat is voor dit artikel minder relevant. De klacht laat zien waar wel een duidelijk risico ligt voor de fiscalist die buiten de normale rol optreedt. Het beweerde niet-integere gedrag en de beweerde ondeskundigheid zijn niet specifiek voor het vervullen van een rol in een ‘andere hoedanigheid’. Wat wel heel specifiek is, is de klacht over partijdigheid. Immers, partijdigheid is in hoge mate vanzelfsprekend voor de fiscalist. Nog net niet in de mate waarin het voor de advocaat een beroepsplicht is, maar het spreekt wel vanzelf dat de fiscalist primair het belang van diens opdrachtgever dient. Een klacht die ook enigszins relevant lijkt hier is klacht 807-2018. Hier is feitelijk sprake van een pittig conflict rond een echtscheiding van klager en beklaagde. Beklaagde heeft dus niet zozeer een opdracht aanvaard die als optreden in een ‘andere hoedanigheid’ kan gelden, maar feitelijk treedt hij wel degelijk in een andere hoedanigheid dan als belastingadviseur op. Namelijk als boze voormalige echtgenoot. En hier wreekt zich niet zozeer partijdigheid, maar de emotie. Vanuit die emotie handelt de fiscalist in kwestie wel degelijk verwijtbaar. In de praktijk kom ik dat probleem van ‘emotie’ overi-

Het Reglement Beroepsuitoefening houdt expliciet rekening met het vervullen van randrollen.

gens regelmatig tegen. Bij zowel fiscalisten als accountants zie ik vaak dat een emotionele betrokkenheid bij een klant, een zekere neiging als redder op te treden, de rationaliteit, de objectiviteit en de soms noodzakelijke onpartijdigheid hindert. Dat moge in de jurisprudentie van het RB-tuchtrecht niet vaak voorkomen, ik kan u verzekeren dat het in accountants-tuchtrecht en in civiele claims die al dan niet bij de rechter terecht komen, bepaald geen zeldzaamheid is.

Op basis van specifieke RB-regelgeving en -tuchtrechtjurisprudentie valt te concluderen dat de regels nadrukkelijk de ruimte geven voor het vervullen van andere rollen dan die van belastingadviseur. Over dergelijk optreden wordt zelden geklaagd de afgelopen jaren, maar uit de klachten komen wel een paar waarschuwingen naar voren. Wat niet direct opvalt in de klachten voor het RB-tuchtrecht, maar wat wel degelijk onder het RBU valt, is natuurlijk de deskundigheid. Het RBU vereist van de fiscalist RB in artikel 5 dat deze zijn of haar vakbekwaamheid op peil houdt en in artikel 8 dat hij of zij voldoende deskundig is voor het verlenen van gevraagde diensten. Let wel, artikel 5 lijkt door de toelichting wel te gaan over de deskundigheid als fiscalist, maar dat staat er niet. Wie ingeschreven is als fiscalist RB maar als dagelijkse beroepsuitoefening het vak van bijvoorbeeld mediator heeft,

Is het misschien juist wel een goed idee om als fiscalist RB functies en opdrachten te vervullen anders dan als belastingadviseur?

zal op grond van artikel 5 van het RBU ook de deskundigheid als mediator op peil moeten houden. Op grond van artikel 8 is een andere, minder ruime, interpretatie ook niet mogelijk. Immers, de mediator in kwestie zou geen enkele mediation-opdracht mogen aanvaarden als diens deskundigheid niet op peil is. Anders gezegd, een fiscalist RB die een functie of opdracht anders dan als belastingadviseur aanvaardt en uitvoert zal hetzelfde niveau van deskundigheid en van kwaliteit van dienstverlening moeten brengen als een belastingadviseur die in het register is ingeschreven.

Conclusies

Waar leidt dit alles nu toe? Vanuit mijn optiek als compliance-officer van wat grotere mkb-dienstverleners, waaronder fiscalisten, is de kernvraag altijd gericht op het beheersen van de risico’s van kantoor en professional bij het leveren van diensten die passen bij de doelstellingen van het kantoor. Een belangrijk en relatief eenvoudig risico is het harde compliance-risico: doen we iets dat niet mag? Immers, toch doen wat duidelijk niet mag, roept direct het risico van handhavingsmaatregelen, klachten, claims, en reputatieschade op. Niet een risico dat u altijd en absoluut moet vermijden, maar voor de meeste organisaties waar fiscalisten RB werken, ligt het toch voor de hand dat u dat wat ronduit verboden is, gewoon niet moet willen.

Waar het gaat om het uitoefenen van functies anders dan als belastingadviseur door een fiscalist RB is de conclusie duidelijk. Er is geen bezwaar, geen verbod, noch expliciet, noch impliciet, noch door samenloop van regels, tegen andere functies in het algemeen of tegen specifieke functies in het bijzonder. Integendeel, de beroepsregels zijn er expliciet op voorbereid dat een fiscalist RB ook andere functies of opdrachten vervult dan die als belastingadviseur. Het mag dus, maar is het ook verstandig? Is het niet verstandiger u als schoenmaker bij uw leest te houden? Als compliance-officer zou mijn luie antwoord zijn dat dat inderdaad verstandiger is. Doe gewoon waartoe u bent opgeleid en waar u goed in bent, dan gebeuren de minste ongelukken. Maar dat zou inderdaad een lui antwoord zijn. Ik meen dat ik in het voorafgaande heb laten zien dat u zich als fiscalist RB terdege bewust moet zijn van het risico dat een functie of opdracht die kenmerken heeft die echt afwijken van wat voor u normaal is u in de problemen gaat brengen als u geen specifieke aandacht hebt voor die afwijkende kenmerken. Met name uw natuurlijke partijdigheid, die nog door emotie versterkt kan worden, kan hierbij een probleem opleveren. Als fiscalist RB onderscheidt u zich van fiscalisten zonder beroepsvereniging. U profileert zich met de letters RB als iemand met een constant, voorspelbaar en tuchtrechtelijk toetsbaar hoog niveau van kwaliteit en integriteit. Datzelfde toetsbare hoge niveau van kwaliteit en integriteit moet u dus ook waarmaken in iedere andere professionele rol, functie of opdracht. Als het uw kantoor zenuwachtig maakt dat u dat wil doen, en misschien nog wel extra zenuwachtig omdat het u zelf niet zenuwachtig maakt, dan is sprake van een risico dat beheerst zal moeten worden. Een goed functionerend kwaliteitsstelsel is dan van belang.

Ik sluit graag af met het positief gerichte deel van mijn conclusie: is het misschien juist wel een goed idee om als fiscalist RB functies en opdrachten te vervullen anders dan als belastingadviseur? In het voorafgaande heb ik getracht de grenzen en de risico’s te schetsen en aan te tonen. Op dit punt aangekomen kan ik slechts mijn persoonlijke mening geven, zonder feitelijke analyse en onderbouwing. Ik meen dat het goed is voor uw dienstverlening als u een brede blik hebt en ik meen dat het goed is voor uw klanten en voor de maatschappij als u uw kennis en ervaring als fiscalist mee neemt naar naastgelegen functies. U wordt daar een betere adviseur van, uw klanten en de maatschappij profiteren daar van. Met oog voor de geschetste risico’s zou mijn mening dan ook zijn: Noli timere! Weest niet bang! <<<

This article is from: