PORTRET
Tekst: NICOLET JANSEN / TEKSTBUREAU JUFFROUW JANSEN | FOTO’S: JOCHEM JURGENS
Het geluksgevoel van sopraansoliste Heleen Koele Sopraansoliste Heleen Koele geniet volop van de samenwerking met oratorium- en kamerkoren Voor koorzangers is de generale repetitie het moment dat alles bij elkaar komt: de vele maanden repeteren, het begeleidend orkest én de vocale solisten. De opwinding is voelbaar en de verrassing vaak aangenaam. Maar hoe is dat voor de solisten zelf? Hoe ervaren zij de samenwerking met de dirigent, de kwaliteit van het koor en de organisatie achter de schermen? Sopraan Heleen Koele is een veel gevraagd soliste bij oratoriumkoren en kamerkoren. Al jaren toert ze door heel Nederland voor Bach’s passies, Brahms’ Requiem en Haydn’s Schöpfung.
8 VC04 / 2014
PORTRET
GENS
Hoe ben jij ooit begonnen als vocaal soliste? Tijdens mijn conservatoriumtijd zong ik hier in Zwolle bij Musica Vocalis. De Johannes Passion stond op het programma en dirigent Harm Jansen vroeg of ik ook de sopraansolo’s voor mijn rekening wilde nemen. In de laatste jaren van mijn opleiding zong ik al regelmatig als soliste hier in de regio. Zo rol je er in, dat geluk heb ik gehad. Sinds 1998 zing ik ook in het Nederlands Kamerkoor. Er wordt wel eens gezegd, ook op het conservatorium, dat het slecht voor je stem is om als professioneel zanger in een koor te zingen. Onzin! Zingen is zingen, en in het Nederlands Kamerkoor moet je heel present zijn, ook als koorzanger. Bovendien leer je strak te zingen, veel vibrato is meestal ongewenst. Je volgt twee sporen, enerzijds je eigen solistische stem en partij in de gaten houden en anderzijds zorgen dat je mengt met je omgeving. En eigenlijk doe je dat als soliste bij een uitvoering met koor, orkest en solistenensemble ook. Hoe word je benaderd voor een uitvoering met koor? Vaak gaat het eerste contact via de impresariaten. Zij regelen de contracten en zorgen ook voor vervanging mocht ik ziek worden. Voor koren heel fijn zo’n garantie, vooral in de passietijd. Met name de grote oratoriumkoren doen graag zaken met een impresariaat. Nu de geldstromen minder zijn, wordt een en ander ook vaker rechtstreeks tussen koor en solisten geregeld.
Weiger je wel eens een opdracht? Eigenlijk niet, tenzij ik natuurlijk niet kan. Maar ik krijg soms vreemde verzoeken, zoals het zingen van Mahler’s Kindertotenlieder en het Stabat Mater van Dvořák in één programma. Het eerste stuk is voor alt, en dus niet geschikt voor mijn stem. ‘Ja, maar u heeft een goede laagte’, was de reactie. Of het verzoek om de sopraanaria uit Fauré’s Requiem als jongenssopraan te zingen. ‘Tja, dan kunt u beter een jongenssopraan vragen, of u vraagt mij en dan zing ik het met een volle vrouwenstem’ heb ik toen uitgelegd. Een enkele keer komt het voor dat ik op de orkestrepetitie merk dat de muzikale opvattingen van de dirigent niet helemaal de mijne zijn. Bijvoorbeeld, Ihr habt nun Traurigkeit uit Brahms’ Requiem in een schrikbarend langzaam tempo, en of ik het op één adem kan zingen… Nu, ik heb best een lange adem maar dat gaat écht niet. Ik probeer altijd de samenwerking te zoeken en het gesprek aan te gaan, maar er zijn grenzen aan wat ik kan en wil zingen. Natuurlijk wil ik als soliste de dirigent tegemoet komen. En soms, heel soms, kies ik onopgemerkt toch mijn eigen tempo. Hoe langer je in het vak zit, hoe meer eigenwijsheid je ontwikkelt. Zijn dirigenten veranderd in de afgelopen twintig jaar? Er is een hele nieuwe lichting jonge dirigenten aan het werk, die technisch heel goed zijn. Een aantal van hen timmert hard aan de weg met eigen
opgerichte kamerkoren en combineert dat met grote oratoriumverenigingen, onder het mom ‘je mag toch best wat eisen van amateurs’. De zangers zelf vinden dat ook heel prettig. Zij hebben ambitie en willen naast gezelligheid ook op een goed niveau zingen. Koren zijn bovendien mondiger geworden. De huidige generatie dirigenten is gewend om te overleggen, met het bestuur en met een programmacommissie. Het is ook fijn om ruggespraak te kunnen houden met gelijkgestemden, zij staan er niet meer zo alleen voor. Dat lijkt mij een prettige ontwikkeling voor dirigenten. Solisten zijn in de regel heel enthousiast over het koor, maar wat vind je nou echt? Koren waar ik vaker kom, vragen mij: ‘hoe vind je het? Zijn we vooruitgegaan?’ Zij willen heel graag weten hoe het koor het heeft gedaan. Ik probeer zo eerlijk mogelijk te zijn in mijn feedback. Wat mij zo aanspreekt, is het enthousiasme en de overgave waarmee wordt gezongen. Dat vergeet je als professional nog wel eens. Voor ons is zingen toch gewoon werk. Amateurkoren werken echt naar de uitvoering toe, al maandenlang. Ontroerend om te zien hoe koorzangers en hun publiek zich verheugen op de concertavond. Een nieuwe jurk, nog even naar de kapper, en de kerk of schouwburg zit vaak stampensvol. Bovendien wordt alles rondom het concert goed geregeld, ook voor de solisten. Koffie of thee en een broodje staan klaar,
9 VC04 / 2014
PORTRET terwijl wij met het Nederlands Kamerkoor dikwijls en masse met een AH2go-salade rondstruinen vlak voor het concert. De hele setting is warm en leuk, er wordt goed voor je gezorgd, en het verveelt me nog totaal niet. Maar denk je bij bepaalde uitvoeringen of stukken nooit: hm, dit zou wel beter kunnen? De Hohe Messe van Bach wordt vaak gezongen, maar het is een hondsmoeilijk stuk. Zangers vertillen zich daaraan. Dan klinken hele stukken wel goed, maar het gaat om de continuïteit van kwaliteit. Brahms’ Requiem is heel zwaar, met name voor de sopranen en dat hoor je vooral in het laatste deel. Zeker als vanwege de kosten wordt besloten om ’s middags de generale te doen en ’s avonds het concert. Dat is voor de stem bijna niet te doen. Of je hoort dat de fuga’s in de Johannes Passion eigenlijk te moeilijk zijn voor het koor, waardoor het tempo trager wordt genomen of de colloraturen niet soepel gaan. Natuurlijk wordt er heel hard gestudeerd, maar het is nu eenmaal moeilijke muziek. Toch is de kwaliteit doorgaans prima. Geef je zelf wel eens vocal coaching aan koren? Ja zeker, en het Nederlands Kamerkoor is daar momenteel heel actief mee. Wij geven coaching aan kamerkoren en kleinere oratoriumkoren in de vorm van een workshop. Er zijn natuurlijk veel goede zangcoaches, maar wij zijn expert in het koorzingen, kennen heel veel repertoire en hebben meer dan ruime podiumervaring. Hartstikke goed voor je koor, en ook leuk voor ons. Koren die geïnteresseerd zijn,
kunnen contact opnemen met het Nederlands Kamerkoor. Als vocalcoach wil ik koorzangers leren om tijdens het concert meer contact te maken met het publiek. Vaak ben je zo bezig met je noten en stem, dat je vergeet contact te maken met het feit dat je daar staat en met de mensen in de zaal. Die enorme concentratie van koor en dirigent op de muziek kan bij het publiek afstandelijk overkomen. Kijk
bezetting van instrumentalisten en solisten. Er zijn steeds vaker dirigenten en koren die een rooster maken, een goede ontwikkeling. Want gezien het drukke verkeer onderweg moet ik ook steeds eerder van huis om op tijd te zijn. Soms vraag ik poeslief: ‘Komt er nog een rooster?’ Maar veel belangrijker is voor ogen te houden waar je het allemaal voor doet. En dat is niet het geld. Het is ontzettend intensief, maar het geeft ook veel voldoening en
“Het enthousiasme en de overgave van amateurkoren ontroeren me” de zaal in, maak contact en neem het risico op de koop toe dat de uitvoering dan misschien niet perfect gaat. Een open houding draagt bij aan een geslaagd concert. Is de gage voor vocale solisten voldoende? Een moeilijke kwestie. Solisten zijn zich ervan bewust dat koren steeds minder geld te besteden hebben de laatste jaren. Dat moet je loskoppelen van wat je eigenlijk zou willen verdienen. Het tarief voor vocale solisten is al jaren op hetzelfde niveau gebleven. Bij bepaalde clubs krijg je meer, bij andere minder. Ik word lang niet altijd uitbetaald voor wat ik er aan energie en tijd insteek, maar het is de realiteit. Ik snap wel dat het voor koren al heel wat is, zo’n solistengage. Misschien zou de tijdsinvestering efficiënter kunnen, bijvoorbeeld met een goed repetitieschema waarbij rekening wordt gehouden met de
verdieping. En als ik zing en ik zie en voel dat het mensen troost, dan geeft me dat een geluksgevoel. Daar doe ik het voor. Tot slot, staat er nog een stuk met koor op je verlanglijstje? Ja zeker, het War Requiem van Benjamin Britten. En wat heerlijk dat ik die volgend voorjaar ga zingen, in het Concertgebouw in Amsterdam met Daan Admiraal. Dat is begin mei rondom de dodenherdenking. Rond diezelfde tijd zing ik ook het Requiem voor Auschwitz, gecomponeerd door Roger ‘Moreno’ Rathgeb, een Sinto uit Nederland. Dat is eveneens een nieuw stuk voor mij. Als zanger moet je je blijven ontwikkelen, door af en toe een zangles, regelmatig praten met collega’s en bezinning. Én door het koesteren van de intense geluksmomenten die je in je vak heel af en toe hebt. Zingen is een prachtig beroep.
Heleen Koele in het kort ‘Haar goudgerande stem liet Ihr habt nun Traurigkeit gloeien, zeldzaam en intens’, schreef De Telegraaf over haar solo in Brahms’ Ein deutsches Requiem. Sopraan Heleen Koele begon haar carrière als vocaal soliste al voor ze in 1991 afstudeerde aan het conservatorium in Zwolle bij bariton Felix Schoonenboom. Sinds 1998 zingt ze bovendien in het Nederlands Kamerkoor. Daarnaast soleert ze regelmatig in operaproducties, zoals Opera Nijetrijne op locatie in de Friese buitenlucht. Heleen is een graag geziene en gehoorde gast bij oratoriumverenigingen en kamerkoren door heel Nederland vanwege haar heldere, warme en flexibele stem en haar veelzijdigheid. Kijk op www.heleenkoele.nl voor geluidsfragmenten en concertdata.
10 VC04 / 2014