ONVERGELIJKBAAR 2025

Page 1


ONVERGELIJKBAAR

Pamflet tegen de competitiecultus in de klassieke muziek

Dit boekje staat gratis ter beschikking voor wie wil doordenken op het fenomeen competities in de klassieke muziek. Het is opgevat als een pamflet. Dat betekent dat de argumenten nog voor uitwerking en verdieping vatbaar zijn, en dat niet overal in termen van ‘enerzijds/anderzijds’ gedacht wordt. Niets van deze tekst is op literatuur gebaseerd, althans niet rechtstreeks. Voor behoorlijk wat van de meningen, argumenten en beweringen in dit boekje bestaat zeker en vast wetenschappelijk bewijs. Alles in dit boekje mag gekopieerd en doorverteld worden, met bronvermelding.

Toelichting bij de cover:

De sater Marsyas verliest een muzikale wedstrijd tegen de god Apollo. Hij wordt vervolgens levend gevild. Tijdens zijn marteling schreeuwt hij het uit van de pijn. Zijn tong is gescheurd, zijn haar lijkt in brand te staan. [Balthasar Permoser, ca.1680-1685, Duits maar uitgevoerd in Rome of Firenze, marmer. New York, The Metropolitan Museum of Art.]

© Hendrik Vanden Abeele

Leuven (België), mei 2025

Eerste versie

Uitgeverij Le Bricoleur

ONVERGELIJKBAAR

Pamflet tegen de competitiecultus in de klassieke muziek

Oneerlijkheid

Beoordelen is altijd subjectief

De beoordelingsnormen zijn vaag

Anoniem beoordelen zou eerlijker zijn

De omstandigheden zijn nooit voor iedereen dezelfde

Gelijkheid op papier maskeert ongelijkheid in de praktijk

Verlies

Wedstrijden dwingen tot strategische keuzes

Risico wordt afgestraft

Improvisatie en experiment krijgen geen ruimte

Artistieke ontwikkeling verdraagt geen stopwatch

De essentie van kunst verdwijnt in het keurslijf

Deficiet

Muziekwedstrijden veroorzaken faalangst en zelftwijfel

Een prijsloos parcours wordt al snel als ‘mislukt’ bestempeld

De prestatiedruk werkt verstikkend

Vroege mislukkingen werken door in het hele systeem

Het systeem beschadigt mensen, en laat hen achter met de gevolgen

Samenleving

Wedstrijden versterken een westerse, elitaire canon

De media houden van winnaars – niet van nuance

De winnaar wordt een merk

Wedstrijden weerspiegelen een meritocratisch mensbeeld

Wat buiten het systeem valt, wordt onzichtbaar

Alternatieven

Artistieke residenties bieden ruimte in plaats van druk

Feedback is waardevoller dan scores

Kwetsbaarheid is geen fout, maar een kracht

Andere formats creëren ruimte voor meerstemmigheid

Veiligheid en erkenning brengen de beste muziek voort

Appendix – Eerste hulp bij debat

Disclaimer – Niet uit frustratie, maar uit verbijstering

Onvergelijkbaar

Wat is er onvergelijkbaar? De ene pianist tegenover de andere. Het ene muziekstuk tegenover het andere. Het ene instrument tegenover het andere. Zodra je musici begint te vergelijken, zodra je ze in een rangorde plaatst, doe je onrecht aan hun intrinsieke kwaliteiten.

Kort gezegd: er zijn duizenden cellisten die een suite van Bach zó kunnen spelen dat je er diep door geraakt wordt. Er zijn er honderden die het uitzonderlijk goed doen. Maar ook zonder uitzonderlijkheid blijft Bachs muziek recht overeind. Een mindere uitvoering is ook waardevol.

Dit pamflet bestaat uit vijf korte hoofdstukken.

We beginnen met een vraag: wat zouden de voorwaarden moeten zijn voor een écht eerlijke muziekwedstrijd? Wie die vraag ernstig neemt, merkt al gauw dat eerlijkheid hier een onmogelijke zaak is – precies omdat vergelijking niet werkt.

Tweede punt: wedstrijden zijn fabrieken van voorspelbaarheid. Subtiliteit moet plaatsmaken voor spektakel. Interpretaties worden strategisch, niet gevoelsmatig.

In het derde deeltje gaat het over de schade die wedstrijden aanrichten. De menselijke schade. Faalangst, burn-out, depressie, laag zelfbeeld, verlies van vertrouwen. Frustratie. Als zo iemand later directeur van het conservatorium wordt: naar dat conservatorium zou ik mijn kind niet willen sturen.

Vervolgens nemen we het repertoire onder de loep. Wedstrijden bevestigen en herbevestigen een canon van westerse, virtuoze werken. Het gaat ook heel vaak om de typische elite-instrumenten. Piano en viool, altijd weer. Andere stemmen raken ondergesneeuwd.

Tot slot kijken we vooruit. Wat zijn de alternatieven? Jonge musici tijd en ruimte geven om zich tot ware kunstenaars te ontwikkelen. In zo’n traject past geen plaatje met één winnaar. Zeker niet in de 21e eeuw, waarin zelfproductie en artistieke eigenheid de sleutelwoorden zijn.

Ik heb nooit begrepen waarom je onvergelijkbare dingen met elkaar zou willen vergelijken. Ik eet liever een banaan dan een veenbes, maar ik ken mensen die liever een veenbes dan een banaan eten. Daarmee eindigt de discussie over ‘het beste fruit’. Voor je nu denkt: dat is een manke vergelijking, wel, lees dan verder. Er is met het organiseren van wedstrijden op elke niveau en voor elke vorm van kunst heel veel mank en mis. Muziekwedstrijden moeten worden afgeschaft. De middelen kunnen beter aan iets anders worden besteed.

Oneerlijkheid

Stel dat je toch een wedstrijd organiseert, dan zijn er al verschillende onoverkomelijke problemen. Een jury is nooit objectief, de beoordelingsnormen zijn ondoorzichtig en cultureel gekleurd, anoniem beoordelen zou eerlijker zijn, de omstandigheden zijn nooit voor iedereen dezelfde en de ‘gelijkheid’ waarmee op papier beoordeeld wordt, verbergt een fundamentele ongelijkheid. Laat ons elk van deze punten eens een beetje nader bekijken.

Beoordelen is altijd subjectief

De gedachte dat een jury ‘objectief’ kan oordelen over een kunstvorm is een hardnekkige illusie die diep in het wedstrijdmodel verankerd zit. Alsof er ergens zoiets bestaat als een absolute muzikale waarheid, die eenvoudigweg kan worden vastgesteld door wie ‘ervaren’ of ‘autoriteit’ heet. In werkelijkheid speelt bij elke beoordeling een complexe mix van voorkeuren, referentiekaders, esthetische overtuigingen en persoonlijke gevoeligheden mee. Wat voor het ene jurylid gedurfd en bezielend is, vindt een ander flauw of ongeïnspireerd. Zelfs onbewuste voorkeuren, bijvoorbeeld voor een bepaalde speelstijl, houding, nationaliteit, leeftijd of zelfs gender, beïnvloeden het oordeel zonder dat dit benoemd wordt. Toch worden uitslagen naar buiten gebracht als onomstotelijke waarheden, alsof de eerste, tweede en derde plaats gebaseerd zijn op zuivere metingen. Het gevolg is dat subjectieve smaak door het scoreblad een gezag krijgt dat het niet verdient – en dat deelnemers de uitkomst ervaren als definitief en absoluut. De macht van een jury berust op schijn. Wat als objectief verkocht wordt, is gewoon een bundel meningen – vaak niet eens eensgezind, en zeker geen waarheid.

De beoordelingsnormen zijn vaag

Wat geldt als ‘een goede uitvoering’ is geen neutrale kwestie. In muziekwedstrijden lijkt de norm vanzelfsprekend: helder, strak, technisch perfect en gecontroleerd expressief. Maar deze norm is niet universeel. Hij is ontstaan binnen een academisch-westers denken waarin stabiliteit, zuiverheid en beheersing centraal staan. Andere benaderingen – bijvoorbeeld intuïtieve, lichamelijke, spirituele of experimentele stijlen – vallen buiten dat stramien. Ze worden niet expliciet geweerd, maar krijgen zelden erkenning. Wie de grenzen van muzikaliteit opzoekt, het tempo durft te laten bewegen of ongebruikelijke kleuren opzoekt, neemt een risico dat meestal niet beloond wordt. De juryleden spreken meestal niet openlijk over hun voorkeuren, waardoor de norm impliciet blijft – maar des te krachtiger werkt. Dit maakt wedstrijden tot handhavers van een culturele smaakstandaard die nauwelijks ruimte laat voor afwijking, laat staan voor revolutie. Zo ontstaat een conservatieve dynamiek waarin telkens opnieuw dezelfde soort vertolkingen worden bekroond.

Anoniem beoordelen zou eerlijker zijn

In veel orkesten is het gebruikelijk: blinde audities achter een gordijn, zodat het oordeel (in principe) enkel gebaseerd is op klank. De resultaten daarvan spreken boekdelen: plots worden meer vrouwen aangenomen, en kandidaten die eerder uitgesloten leken, maken wél kans. In muziekwedstrijden daarentegen is zichtbaarheid niet alleen toegestaan, maar integraal onderdeel van het format. Het uiterlijk, de podiumprésence, de nationaliteit, het charisma – ze spelen allemaal mee in het totale beeld dat een jurylid opbouwt, al dan niet bewust. Zelfs de houding bij het opkomen, de kledingkeuze, de lichaamstaal tussen de stukken door: alles kleurt de waarneming. En het publiek verwacht dat ook – niet alleen de oren, maar ook de ogen moeten bediend worden. Die theatrale component past in het spektakel, maar botst met het idee van ‘eerlijke beoordeling’. Wanneer zichtbaarheid meetelt, verdwijnt neutraliteit. Zolang de muziek niet op zichzelf staat, maar beluisterd én bekeken wordt, is echte gelijkheid tussen kandidaten een onhaalbare fictie.

De omstandigheden zijn nooit voor iedereen dezelfde

Een muziekwedstrijd wordt gepresenteerd als een afgebakend traject waarin iedereen gelijke kansen krijgt, maar de concrete uitvoering is vaak allesbehalve rechtvaardig. Niet iedereen speelt in dezelfde omstandigheden: sommigen spelen 's ochtends vroeg met een slaperig publiek, anderen 's avonds met gevulde zaal en levendige atmosfeer. De akoestiek van de ruimte kan verschillen naargelang de hoeveelheid publiek of de temperatuur. In pianowedstrijden speelt iedereen op hetzelfde instrument (dat na drie kandidaten misschien al heel anders reageert), maar bij andere wedstrijden brengt de kandidaat een eigen instrument mee. Niet iedereen heeft een Stradivarius. En wat te zeggen van de menselijke stem? Geen stem is dezelfde, dus waarom zou je die vergelijken? Jouw vingerafdruk is minder mooi dan de mijne? Zelfs de volgorde waarin kandidaten spelen – bij loting of strategisch bepaald – beïnvloedt de waardering. Wie na een briljante uitvoering komt, wordt anders beluisterd dan wie na een fletse beurt speelt. En dan is er nog het repertoire: soms worden stukken toegewezen, soms gekozen – met of zonder overleg. Het resultaat is een onvergelijkbare veelheid van contexten die allemaal het oordeel kleuren, maar officieel toch nergens worden meegewogen. Alsof een honderdmetersprint zou plaatsvinden op voor elke loper andere hellingsgraden en onder uiteenlopende weersomstandigheden – en de tijd toch beslissend is.

Gelijkheid op papier maskeert ongelijkheid in de praktijk

Wedstrijden schermen graag met hun ‘gelijke kansen’-principe: iedereen mag zich inschrijven, iedereen wordt beoordeeld volgens dezelfde criteria. Maar die papieren gelijkheid is een halve waarheid. In de praktijk hebben niet alle kandidaten dezelfde middelen tot hun beschikking. Wie studeerde bij een bekende leraar, aan een prestigieuze school (in de editie 2025 van de Koningin Elisabethwedstrijd was een derde van de finalisten afkomstig uit de Muziekkapel Koningin Elisabeth), met toegang tot masterclasses en mentoren, heeft een voorsprong die zich moeilijk laat compenseren. Sommigen beginnen de wedstrijd met een indrukwekkend netwerk, anderen helemaal alleen. De voorbereidingstijd, de financiële mogelijkheden, zelfs de beschikbaarheid van een degelijke piano in de studeerkamer – al die factoren zijn ongelijk verdeeld. Maar het resultaat van die ongelijkheid wordt in de wedstrijdcontext gepresenteerd als het ‘natuurlijke gevolg’ van talent. De wedstrijd fungeert zo als legitimatie van bestaande privileges: wie wint, ‘verdiende’ het –ongeacht het verschil in uitgangspositie. De scorelijst versluiert dat proces, alsof het hier enkel om ‘individuele prestatie’ gaat. Maar die prestatie is diep verweven met sociale en culturele ongelijkheid.

Verlies

Het verbaast me hoe weinig debat er is over het organiseren van muziekwedstrijden. Het publiek smult er toch van, dus wat is het probleem? Laat ons daarom eens kijken naar wat we verliezen als kunst een wedstrijd wordt. Kandidaten maken strategische keuzes in repertoire en stijl van spelen. Elk risico wordt afgestraft. In bijna alles gevallen zal improvisatie en experiment scheef bekeken worden. Kandidaten zouden nog jaren, soms decennia, aan artistieke rijping kunnen gebruiken. En met muziekwedstrijden dwingen we de essentie van kunst in een beklemmend keurslijf.

Wedstrijden dwingen tot strategische keuzes

Wanneer muziek tot een wedstrijdelement wordt herleid, wordt ook de interpretatie een strategisch spel. De muzikant denkt niet langer in de eerste plaats vanuit artistieke overtuiging, maar vanuit inschatting: wat zal de jury waarderen? Hoe zal dit of dat scoren? Welke tempi zijn ‘veilig’? Hoeveel expressie is net genoeg om ontroering op te roepen zonder risico te nemen? Zelfs het repertoire wordt een schaakbord. Kies ik niet best voor het derde pianoconcert van Prokofjev? (In de editie 2025 van de Koningin Elisabethwedstrijd speelden vier van de twaalf finalisten ‘de derde Prokofjev’.) Er wordt gerekend op indruk maken, op virtuositeit in de eerste dertig seconden, op technisch vuurwerk tegen het slot. De verleiding om ‘te spelen op effect’ is groot, want de beloning is reëel. Intussen verdwijnt wat geen direct rendement oplevert: subtiliteit, twijfel, ruimte voor het onverwachte. Het resultaat is vaak indrukwekkend, maar zelden verbazend, vernieuwend, ontregelend of diepgaand. De muziek wordt berekend en de interpretatie berekenend – en verliest daardoor aan waarheid en echtheid.

Risico wordt afgestraft

Wie in een wedstrijdfase een risico neemt – door een gewaagde frasering, een onorthodoxe interpretatie of een intens langzame opbouw – begeeft zich op glad ijs. Foutloosheid wordt hoger gewaardeerd dan verbeelding. Stiltes mogen niet te lang duren, rubati niet te breed zijn. Alles wat afwijkt van het gangbare profiel van een ‘geslaagde uitvoering’ wordt altijd wel door minstens één jurylid als ‘ongepast’, ‘onjuist’ of ‘storend’ bestempeld. En omdat één negatieve score fataal kan zijn voor het eindresultaat, vermijden kandidaten liever elk risico. Dit heeft een verlammend effect op muzikale ontwikkeling: jonge kunstenaars leren vooral wat ze niét mogen doen. Hun spel wordt strak en gestroomlijnd, maar ook ingedamd. Wat spannend is aan muziek – haar breekbaarheid, haar tegendraadsheid, haar vermogen tot het onverwachte – raakt ondergesneeuwd in het streven naar perfectie.

Improvisatie en experiment krijgen geen ruimte

Improvisatie is de oervorm van muzikaal denken. Het is risico nemen, luisteren in het moment, iets laten ontstaan dat zich niet laat plannen. Maar binnen het keurslijf van de muziekwedstrijd is daar geen plaats voor. Alles moet op voorhand vastliggen: het programma, de timing, de structuur, de uitvoering. Afwijking van het script wordt gezien als onprofessioneel of ongewenst. Ook experiment – met klank, met vorm, met conventie – wordt zelden gehonoreerd. Terwijl precies daar artistieke ontwikkeling plaatsvindt. Het repetitieve karakter van het wedstrijdaanbod bevestigt dit: telkens weer dezelfde sonates, dezelfde concerti, dezelfde bravourestukken. Dit schept een gesloten circuit waarin de creatieve marge krimpt tot een smalle gang tussen vertrouwde muren. Wat echt muziek zou kunnen worden, blijft buiten bereik.

Artistieke ontwikkeling verdraagt geen stopwatch

Een kunstenaar ontwikkelt zich niet lineair of voorspelbaar. Soms is er versnelling, dan weer vertraging; soms zijn er omwegen, breuken, stiltes. Muzikale maturiteit vraagt jaren van groei, herzien, zoeken, loslaten, opnieuw proberen, andere wegen gaan. Maar een wedstrijd erkent die groeibeweging niet: daar geldt alleen het moment, het nu, de prestatie, het resultaat. Alles moet samenvallen in een opgelegd tijdsbestek: zoveel minuten glorie, niet één seconde meer. Wie zich nog in een overgangsfase bevindt, of wie het lef heeft om een werk te benaderen als een zoektocht in plaats van een ‘afgewerkt product’, komt eenvoudigweg te vroeg. Maar hoe kan een systeem dat alleen het ‘afgewerkte’ beloont, ooit recht doen aan het wordingsproces van kunst? Wat we nodig hebben, zijn ruimtes waarin ook het voorlopige bestaansrecht heeft. Wedstrijden bieden die ruimte niet. Ze vragen een eindbestemming, terwijl muziek vaak nog onderweg is.

De essentie van kunst verdwijnt in het keurslijf

Kunst ontstaat niet uit de behoefte om te winnen, maar uit het verlangen om iets te zeggen, te delen, te bevragen. Ze zoekt verbinding met iets dat niet in cijfers uit te drukken valt. Wanneer kunst in een wedstrijdraster wordt geperst, raakt ze haar openheid kwijt. Ze moet zich meten, zich bewijzen, zich schikken naar een norm. De kunst zelf is plots van secundair belang geworden, het is nog slechts een vehikel. De focus ligt honderd procent op de uitvoerder, niet op de muziek. Dat geldt ook voor de commentaren. Alles wordt ‘goed’ of ‘niet goed genoeg’, terwijl het in de kunst vaak net om het onmeetbare gaat – het schurende, het onafgewerkte, het ongrijpbare. In de wedstrijd-logica is daar geen plaats voor. Daar wordt schoonheid herleid tot punten, ontroering tot techniek, expressie tot effect. En precies daar, in die reductie, gaat de ziel van muziek verloren. Wat muziek echt tot kunst maakt, ontsnapt aan de meetlat.

Deficiet

De competitiecultus in de klassieke muziek leidt tot een leger musici die zichzelf als ‘verliezer’ zien. Het menselijk deficiet is onwaarschijnlijk groot. Jonge mensen kampen voor de rest van hun leven met faalangst en zelftwijfel. Ze worden, als hun wedstrijdparcours zonder prijs afloopt, als ‘mislukt’ bestempeld. Er ontstaat een prestatiedruk die verstikkend werkt, voor de persoon in kwestie, én voor de muziek. Mislukkingen zullen tot veranderde persoonlijkheden leiden, tot frustraties die vroeg of laat op anderen uitgewerkt worden. Samengevat: het hele systeem beschadigt mensen, en dat in de context van iets dat in de eerste plaats helend zou moeten zijn.

Muziekwedstrijden veroorzaken faalangst en zelftwijfel

Voor jonge muzikanten kan een muziekwedstrijd een emotionele valkuil zijn, verpakt als kans. Vanaf het begin hangt er gewicht aan elke noot: je speelt niet alleen voor publiek, maar ook voor een oordeel. En dat oordeel is onverbiddelijk. Geen prijs?

Dan ben je blijkbaar niet goed genoeg. Veel jonge mensen internaliseren die boodschap, soms zonder het zelf te beseffen. Twijfel nestelt zich in hun spel, in hun zelfbeeld, in hun hele muzikale identiteit. Muziek wordt minder een ruimte van vrijheid, meer een test die je moet doorstaan. Faalangst en podiumstress worden niet als signalen van overbelasting gezien, maar als normale verschijnselen die je maar moet ‘leren managen’. Wie niet functioneert onder druk, hoort er blijkbaar niet bij. Maar in plaats van deze symptomen te beschouwen als alarmsignalen, worden ze genormaliseerd – alsof lijden deel is van het leerproces. En dat is een giftige logica, die talent niet aanwakkert, maar uitput.

Een prijsloos parcours wordt al snel als ‘mislukt’ bestempeld

In een wedstrijdcultuur krijgt erkenning een zeer specifieke vorm: je krijgt een prijs, of je krijgt niets. Daardoor wordt het onderscheid tussen ‘bekroond’ en ‘onbekroond’ allesbepalend –niet alleen in perceptie, maar ook in carrières. Programmatoren, pers, managers en zelfs docenten kijken vaak eerst naar het palmares. Dat wie zonder prijs verdergaat – met nochtans evenveel talent, inzet en (soms zelfs meer) artistieke eigenheid – vaak onzichtbaar blijft, wordt zelden benoemd. Intussen ontstaan er lijstjes, rankings, CV’s vol ‘onderscheidingen’, waarmee het idee van verdienste verder wordt bevestigd. Maar talent laat zich niet in cijfers vangen. Sommige kunstenaars rijpen traag, of bloeien buiten het podium. Anderen weigeren het spel te spelen, uit overtuiging. Toch krijgen zij zelden hetzelfde krediet als de ‘prijswinnaar’. Zo ontstaat een onevenwichtige cultuur waarin alleen wie binnen het systeem scoort, bestaansrecht krijgt.

De prestatiedruk werkt verstikkend

Wedstrijden worden vaak voorgesteld als stimulerend: een kans om jezelf te tonen, om te excelleren. Maar voor velen werkt het omgekeerd. De prestatiedruk is zo groot dat ze niet motiveert, maar blokkeert. Voor de wedstrijd zijn er slapeloze nachten, faalangst, obsessief oefenen, paniekaanvallen. Tijdens de uitvoering: black-outs, trillers die mislukken, vingers die verkrampen. En daarna: aan de oppervlakte je goed houden, maar binnenin schaamte, zelfverwijt, het gevoel gefaald te hebben – soms ondanks een goede prestatie. Zelfs wie wint, blijft vaak zitten met het gevoel dat het volgende moment nóg belangrijker is. Alsof je voortdurend opnieuw je bestaansrecht moet bewijzen. De wedstrijdlogica maakt het muzikale pad tot een reeks horden, in plaats van tot een open traject. En wie niet springt zoals gevraagd, wordt als mislukt beschouwd – niet door het publiek, maar door het systeem.

Vroege mislukkingen werken door in het hele systeem

Een jonge muzikant die al vroeg in het traject ‘faalt’ in een wedstrijd – bijvoorbeeld door niet door de eerste ronde te geraken – draagt die ervaring vaak levenslang met zich mee. Soms zet het zich om in persoonlijke twijfel of artistieke terughoudendheid, soms in verbittering of cynisme. Maar de impact stopt niet bij het individu. Wie later zelf terechtkomt in een jury, een onderwijspositie of een andere machtspositie binnen het muzikale veld, kan die littekens meenemen en onbewust doorgeven. Een hard oordeel hier, een subtiele ondermijning daar: het zijn echo’s van een oude wonde. Zo ontstaan gesloten circuits waarin frustratie wordt gerecycleerd als norm. De faling van vroeger wordt dan omgezet in controle op anderen. En het systeem dat ooit schade toebracht, blijft zichzelf herhalen van generatie op generatie.

Het systeem beschadigt mensen, en laat hen achter met de gevolgen

Na de wedstrijd is er zelden iemand die vraagt: hoe gaat het nu met je? Er is geen nazorg, geen reflectie, geen ruimte voor verwerking. Het parcours stopt bij de uitslag, en wat die uitslag teweegbrengt, is ieders eigen probleem. Maar voor veel jonge muzikanten voelt een verlies als een klap: niet alleen professioneel, maar ook persoonlijk. De muziek die ze speelden, was hun stem – en die werd afgewezen. Dat laat sporen na. En toch is er geen opvangnet, geen gesprek, geen kader om die ervaringen te plaatsen. Intussen viert het systeem zichzelf via medailles, foto’s en interviews met de winnaar. Maar achter de schermen ligt een lange rij mensen die geknakt zijn, ontmoedigd, of aan stoppen denken. Niet omdat ze zich geen muzikant voelen, maar omdat het systeem geen plaats voor hen lijkt te hebben. Dat is niet alleen tragisch – dat is structureel oneerlijk en onterecht.

Samenleving

Stel je een loopwedstrijd voor waarbij de lopers niet op volgorde van aankomst worden beloond, maar op ‘wie het mooiste loopt’. Wat zou dat voor discussie opleveren? En toch wordt iets dergelijks zonder morren aanvaard als het om muziek gaat. Stel je voor dat een jaar later een loper graag die mooi-loop-wedstrijd wil winnen: dan gaat die toch zo goed mogelijk lopen zoals de winnaar van vorig jaar? Muziekwedstrijden versterken de canon van vaak platgetreden schlagers. De media houden van winnaars, niet van nuance. De winnaar wordt een merk, is een exponent van de meritocratie. Wat buiten het wedstrijd-systeem valt, wordt onzichtbaar.

Wedstrijden versterken een westerse, elitaire canon

Wie de programmaboekjes van muziekwedstrijden bekijkt, merkt snel hoe beperkt het repertoire is: Mozart, Chopin, Rachmaninov, Brahms, Prokofjev. Dat zijn uiteraard grootmeesters, maar ze vertegenwoordigen slechts een fractie van wat muziek kan zijn. Ander repertoire, andere muzikale tradities komen nauwelijks aan bod. Zelfs binnen de westerse kunstmuziek blijven vrouwelijke componisten en hedendaagse creaties sterk ondervertegenwoordigd. Waarom? Omdat wedstrijden gebaseerd zijn op vergelijkbaarheid, en dus op een gedeeld, bekend referentiekader. En dat referentiekader is in essentie Europees, historisch, technisch, mannelijk en klassiek. Zo ontstaat een zelfbevestigend systeem: de canon bepaalt wat gespeeld wordt, wat gespeeld wordt bepaalt de norm, en die norm wordt zelden in vraag gesteld. In plaats van nieuwsgierigheid en vernieuwing aan te moedigen, zetten wedstrijden de muzikale klok stil – en doen alsof dat een vorm van erfgoedzorg is.

De media houden van winnaars – niet van nuance

Wedstrijden leveren heldere verhalen op: er is spanning, er zijn kandidaten, er is een jury, en op het einde is er een winnaar. Dat verhaal past perfect in het format van media die snel, visueel en competitief moeten rapporteren. De camera zoomt in op tranen, op ontlading, op applaus. De nuance – de twijfel, de alternatieve stemmen, de moeilijke vragen – haalt het zelden tot in het verslag. Wie niet wint, wordt vaak niet eens genoemd.

Zelfs sterke muzikale prestaties zonder prijs krijgen nauwelijks aandacht. De media versterken zo het idee dat alleen winnen ertoe doet. Tot daar de Olympische gedachte dus. En omdat media ook de publieke waardering mee sturen, geraken alternatieve paden steeds verder in de marge. De publieke blik wordt gekanaliseerd naar het podium, naar de bekroonde, naar het visuele hoogtepunt – niet naar de inhoudelijke rijkdom erachter. Wat overblijft is een gereduceerd beeld van muziek als spektakel, niet als kunstvorm.

De winnaar wordt een merk

Wie een grote muziekwedstrijd wint, wordt vaak prompt geclaimd door een netwerk van impresario’s, platenlabels, concertorganisaties en persverantwoordelijken. Het is een valstrik. Want de muzikant wordt zo niet alleen erkend, maar ook gevormd. Hij of zij krijgt een imago aangemeten: jong, briljant, fris, klassiek, elegant, onvermoeibaar. De concertprogramma’s worden gestroomlijnd, het repertoire beperkt zich tot wat goed verkoopt, de spontaneïteit maakt plaats voor performance. In ruil voor zichtbaarheid offert men vrijheid op. Het spel moet blijven kloppen, het verhaal moet blijven werken. Wie afwijkt – artistiek of zelfs persoonlijk – riskeert een plek te verliezen in het zorgvuldig opgebouwde traject. De kunstenaar wordt zo een marketingproduct met een agenda, een promotekst en een tournee. Wat begon als een artistieke roeping, loopt het risico te eindigen als een carrièreplan met te weinig zuurstof en zonder creativiteit.

Wedstrijden spiegelen een meritocratisch mensbeeld

In het hart van de muziekwedstrijd ligt een idee dat breder is dan muziek: dat de beste vanzelf bovenkomt. Het is het narratief van verdienste, van individuele excellentie, van competitie als motor van vooruitgang. Maar dat idee gaat voorbij aan alles wat samenwerking, solidariteit, traagheid, twijfel en complexiteit betekent. Kunst is geen race, maar een conversatie. Toch hanteert het wedstrijdmodel een logica van efficiëntie, output en rangorde die rechtstreeks aansluit bij een meritocratisch wereldbeeld. De kunstenaar als ondernemer, de partituur als project, de uitvoering als product. In die logica wordt wat niet ‘presteert’ weggefilterd – niet omdat het geen waarde heeft, maar omdat het zich niet laat meten. Wedstrijden houden dus niet alleen muzikale normen in stand, maar ook maatschappelijke. Ze herhalen en bevestigen het idee dat waarde gelijkstaat aan zichtbaarheid en succes – en wie daar niet aan voldoet, telt niet mee.

Wat buiten het systeem valt, wordt onzichtbaar

Het succesverhaal van de winnaar overschaduwt alles wat niet meedoet, niet meekan, of niet past. Wie afziet van deelname aan het wedstrijdcircuit – uit overtuiging, uit omstandigheden, uit keuze voor een ander pad – verdwijnt makkelijk uit beeld. Ook muzikanten die andere vormen van musiceren verkiezen, die interdisciplinair werken of een alternatieve esthetiek aanhangen, raken gemarginaliseerd. Het systeem toont zich blind voor alles wat buiten het raster valt. En dat is geen toeval. Wedstrijden selecteren niet alleen deelnemers, ze selecteren ook aandacht, waardering, middelen, kansen. Wie niet in de spotlights staat, krijgt minder speelruimte, minder middelen, minder publiek. Zo ontstaat een kunstwereld waarin de uitsluiting structureel is ingebouwd. Niet omdat iemand dat expliciet wil, maar omdat het format dat effect voortbrengt – keer op keer, editie na editie. Wat je niet meetelt, wordt uiteindelijk niet meer gezien. We weten niet wat we missen.

Alternatieven

Alles beter dan muziekwedstrijden. Er zijn talloze mogelijkheden om jonge musici te ondersteunen en te stimuleren. Dat begint al binnen het conservatorium en in de voortgezette opleidingen. Laten we ook niet vergeten welke nieuwe mogelijkheden ontstaan dankzij ‘artistiek onderzoek’, dat steeds meer aan belang wint. Dat is echter niet het onderwerp van dit betoog. Wat zijn de voornaamste alternatieven voor muziekwedstrijden? Residenties, echte feedback, kwetsbaarheid als kracht, ruimte creëren voor meerstemmigheid, zorgen voor veiligheid en erkenning.

Artistieke residenties bieden ruimte in plaats van druk

In plaats van deelnemers te dwingen tot topprestaties onder stress, kunnen we jonge muzikanten ook uitnodigen in een andere context: de residentie. Daar ligt de nadruk niet op winnen, maar op verdiepen. Er is tijd om te zoeken, te dwalen, om stukken langzaam te laten rijpen of helemaal los te laten. De aanwezigheid van mentoren, gelijkgezinde kunstenaars of zelfs andere disciplines kan inspirerend werken zonder competitief te zijn. Er ontstaat ruimte voor vragen, voor proberen, voor voorlopigheid, voor groei zonder deadline. Residenties hoeven geen ‘prijs’ te zijn, maar kunnen een vanzelfsprekend onderdeel vormen van artistieke ontwikkeling. Ze geven terug wat wedstrijden ontnemen: rust, herhaling, reflectie, speelsheid. Daar wordt een bodem gelegd die veel duurzamer is dan een medaille of diploma. Want wat we vandaag nodig hebben, is geen snelle selectie van winnaars, maar een vruchtbare voedingsbodem voor artistiek leven op lange termijn.

Feedback is waardevoller dan scores

Een cijfer zegt bitter weinig over wat iemand werkelijk gedaan heeft. Was de frasering spannend, maar onorthodox? Was er intensiteit, maar niet de gebruikelijke dosering? Een score kan dat allemaal niet vatten – een gesprek wel. Feedback is meerlagig, relationeel, betrokken. Ze laat ruimte voor context: voor wat de muzikant probeerde, waarom het wél of niet overkwam, hoe het verder zou kunnen groeien. In een feedbackcultuur zijn fouten geen definitieve afwijzingen, maar vertrekpunten. Een jury verandert dan van beoordelaar in begeleider. Dat verandert ook het klimaat: minder angst, meer overleg en communicatie; minder concurrentie, meer leerruimte. Zelfs tussen deelnemers onderling kan feedback een motor worden van inspiratie. Als muziek een taal is, dan moeten we er ook durven over spreken – niet alleen oordelen, maar luisteren, converseren, debatteren.

Kwetsbaarheid is geen fout, maar een kracht

In de huidige wedstrijdcultuur worden barstjes meteen als tekorten gelezen. Een hapering, een aarzeling, een emotionele breuk: ze tellen als minpunten. Maar juist daar kan iets wezenlijks gebeuren. Kwetsbaarheid opent een deur die perfectie gesloten houdt. Wanneer een muzikant durft wankelen op het podium – op een waarachtige manier – ontstaat er iets echters, iets authentiekers dan de meest vlekkeloze uitvoering ooit kan bieden. (De ‘vlek’ is overigens een interessant beeld, dat ik zelf altijd heb gebruikt in mijn pianolessen en repetities. Een foutje wordt ‘een schoonheidsvlekje’. Het verhoogt je aantrekkelijkheid.) Het publiek herkent zich daarin: in de poging, de openheid, de moed om iets te tonen wat nog niet af is. Kwetsbaarheid is geen zwakte, maar een teken dat iemand iets op het spel zet. In een veilige omgeving kan dat bloeien in plaats van afgestraft te worden. We hebben formats nodig die ruimte geven aan het onvolledige en het onafgewerkte, aan het zoekende. Want in die openheid groeit waarachtig en inspirerend kunstenaarschap.

Andere formats creëren ruimte voor meerstemmigheid

Het is perfect mogelijk om muziek te presenteren zonder winnaars en verliezers. Denk aan de salons, de huiskamers zeg maar, waar uitvoerders en luisteraars gemoedelijk samenkomen rond een werk. Of aan festivals zonder ranking, waar elke stem telt, niet alleen de ‘beste’. Ook collectieve trajecten – waarbij meerdere muzikanten samen een project ontwikkelen – laten ruimte voor dialoog in plaats van competitie. Zulke formats zijn niet vrijblijvend: ze vragen aandacht, betrokkenheid, nieuwsgierigheid. Maar ze geven iets terug dat wedstrijden systematisch onderdrukken: het besef dat verschil geen probleem is, maar een kracht. In een meerstemmige cultuur hoeft niemand het hoogste woord te voeren – elke stem draagt bij aan het verhaal, elke stem resoneert. Die houding kan ook doordringen in het onderwijs, in programmatie, in beleid. Het vraagt een andere logica, maar het levert een rijkere praktijk op.

Veiligheid en erkenning brengen de beste muziek voort

Wanneer muzikanten zich veilig voelen – mentaal, emotioneel, sociaal – durven ze verder te gaan. Ze nemen risico’s, durven te vertragen, tonen wat nog niet perfect is. Wie zich erkend weet, hoeft zich niet voortdurend te bewijzen. Dan ontstaat er ruimte voor spel, voor intuïtie, voor groei vanuit innerlijke noodzaak in plaats van externe druk. Dat betekent niet dat de lat laag ligt –integendeel. In een veilige context durven mensen hoger te mikken, juist omdat ze weten dat falen geen einde betekent. In plaats van opgefokte stress biedt veiligheid gefocuste energie. In plaats van de angst om te falen, ontstaat de vrijheid om uit te vliegen. En daar, in die toestand van vertrouwen en erkenning, ontstaat vaak de muziek die je raakt tot in je botten. Geen resultaat van een wedstrijd – maar van een ontmoeting.

Appendix – Eerste hulp bij debat

In een gesprek over muziekwedstrijden sta ik met mijn kritiek en mijn verlangen dat ze zouden worden afgeschaft dikwijls merkwaardig alleen. Ik vind dat jammer, want als je dit pamflet goed hebt gelezen zijn er veel argumenten om muziekwedstrijden af te schaffen en te vervangen door iets dat beter, echter, menselijker, eerlijker, boeiender, duurzamer is.

Hier volgen de tien meest gehoorde argumenten voor wedstrijden, met kort wat je daarop dan kan zeggen.

1

Als iemand me zegt: “Wedstrijden ontdekken en lanceren jong talent”, dan zeg ik daarop:

“Wedstrijden ontdekken vooral wie goed scoort binnen het systeem van de wedstrijd zelf. Ze negeren minstens evenveel ander talent dat niet in dat stramien past bijvoorbeeld wie een meer poëtisch, eigenzinnig of minder virtuoos profiel heeft. Lanceren is ook niet gelijk aan begeleiden of duurzaam ondersteunen.”

2

Als iemand me zegt: “Wedstrijden bieden een belangrijk podium met veel zichtbaarheid”, dan zeg ik daarop:

“Dat klopt, maar alleen voor wie voldoet aan de specifieke verwachtingen van dat podium. De selectie is dus bevooroordeeld en vaak smal. Het is zichtbaarheid binnen een strak kader, niet noodzakelijk een vruchtbare plek voor artistieke ontplooiing.”

3

Als iemand me zegt: “Wedstrijden stimuleren discipline, ambitie en prestatieniveau”, dan zeg ik daarop:

“Zeker, maar tegen welke prijs? Ze kunnen ook conformisme, perfectionisme, faalangst en depressie veroorzaken en versterken. Muzikale diepgang vraagt soms net het omgekeerde van wedstrijdmodus: rust, vrijheid, tijd om te groeien.”

4

Als iemand me zegt: “Wedstrijden zijn een traditie met internationaal prestige”, dan zeg ik daarop:

“Traditie is nooit een argument op zich. Slavernij was ook ooit een traditie. Of dat vrouwen thuis bij de haard bleven. Internationaal prestige kan verworden tot een doel op zich, los van

inhoudelijke kwaliteit of menselijkheid. Vraag liever: wat betekent en veroorzaakt deze traditie vandaag nog echt?”

5

Als iemand me zegt: “Wedstrijden zorgen voor objectieve evaluatie door experten”, dan zeg ik daarop:

“Objectiviteit in de kunsten is een mythe. Elke jurylid heeft persoonlijke voorkeuren, culturele bagage, esthetische overtuigingen. Zelfs onbewuste vooroordelen spelen mee. Een ‘objectieve’ uitslag is vaak slechts een gladgepolijste schijn van consensus.”

6

Als iemand me zegt: “Wedstrijden geven een boost aan de carrière van de winnaars”, dan zeg ik daarop:

“Dat gebeurt soms, maar het succes is zelden duurzaam en vaak niet inhoudelijk gedreven. Bovendien: wat met de 99% die niet winnen? Voor hen blijft vooral een gevoel van mislukking en vaak diepe frustratie over. Het systeem bevoordeelt enkelen, ten koste van velen.”

7

Als iemand me zegt: “Wedstrijden zijn goed voor het publiek: dat krijgt topmuziek én spanning”, dan zeg ik daarop:

“De sensatie van ‘wie wint?’ vervangt de ervaring van ‘wat gebeurt er met mij als ik luister?’. Muziek wordt gereduceerd tot competitie, en de luisterhouding tot een soort sportcommentaar. Muzikale inhoud raakt daardoor bedolven onder het wedstrijdverhaal. In godsnaam: mensen posten hun pronostiek op sociale media!”

8

Als iemand me zegt: “Wedstrijden zijn een springplank naar internationale erkenning”, dan zeg ik daarop:

“Een springplank die slechts in één richting werkt: wie springt zoals verwacht, komt goed terecht. Wie een andere richting kiest, krijgt zelden kansen. Echte erkenning in de kunst is traag, fragmentarisch, weerbarstig. De wedstijd-logica reduceert dat tot een ‘ja’ of ‘nee’.”

9

Als iemand me zegt: “Wedstrijden helpen jonge musici zich te meten met de besten”, dan zeg ik daarop:

“Wie bepaalt wie ‘de besten’ zijn? Wat als kunst niet bedoeld is om te meten, maar om te raken, te onderzoeken, te ontregelen?

Wedstrijden zetten musici tegenover elkaar, terwijl kunst net vraagt om dialoog, gemeenschap, uitwisseling.”

10

Als iemand me zegt: “Zonder wedstrijden zou er minder aandacht zijn voor klassieke muziek”, dan zeg ik daarop:

“Dan moeten we ons afvragen waarom we aandacht nodig hebben die afhankelijk is van spektakel en competitie. Er zijn andere vormen van publieke betrokkenheid mogelijk: educatie, kamermuziek, community-projecten, podcasts, workshops, slow listening. Wedstrijden zijn een luie vorm van aandacht trekken.”

Disclaimer – Geen frustratie, wel verbijstering

Tot slot wil ik nog even benadrukken dat dit pamflet niet geschreven is uit frustratie, maar uit verbijstering. Ik zie geen echt goede argumenten om zoiets schadelijks als muziekwedstrijden blijvend te laten bestaan, of ze zelfs de kern te laten vormen van het contact dat ‘het grote publiek’ heeft met het genre klassieke muziek. Sommigen zouden me ervan kunnen verdenken dat ik zelf tot de hogergenoemde categorie van musici behoor die door een negatieve ervaring met een wedstrijd (zoals: bij de ‘schifting’ er al uit liggen) nu alleen nog maar kwaad kan vertellen over het fenomeen. (Neen, zo is het niet.) Daarom ga ik nog even in op mijn persoonlijke motivatie, en op de verbijstering die ik voel als het over muziekwedstrijden gaat.

Frustratie voel ik niet als het gaat over mijn eigen kennen, kunnen en vaardigheid in de wereld van de muziek. Puur artistiek kon ik me enkele decennia geleden als pianist makkelijk meten met anderen – als ik dat zo onbescheiden mag zeggen. Technisch was ik vrij goed, bij de beteren zelfs, maar zeker niet bij de besten. Wellicht speelde ook wel mee dat ik voor het urenlang studeren net niet gemotiveerd genoeg was. Er zijn nog zo veel andere mooie dingen in het leven, nietwaar.

Voor mijn twintigste heb ik twee keer aan een wedstrijd deelgenomen. Een keer haalde ik de finale, een keer lag ik eruit in de eerste ronde. Dat heeft me niets gedaan, ik heb er niets negatiefs aan overgehouden. (In het tweede geval was ik net in die periode ‘Reis naar het eind van de nacht’ van Louis-Ferdinand Céline aan het lezen. Het nihilisme van Céline hielp toen wel om mij van de afwijzing niets aan te trekken.) De wedstrijdervaring heeft me ook niets opgeleverd. Het is in elk geval niet het rechtstreekse contact met de wereld van muziekwedstrijden dat mijn visie erop gevormd heeft.

Overigens werk ik al mijn hele loopbaan aan conservatoria in Vlaanderen en Nederland, heb pianisten opgeleid, en heb dus veel ‘jury-verhalen’. Ik kan van binnenuit getuigen dat juryleden elkaar met de glimlach een loer draaien. Collegialiteit is er zeker hoor, en in jury’s zitten kan best prettig en boeiend zijn, maar het blijven altijd mensen met ambities, al dan niet verborgen agenda’s, afgunst en jaloezie. De verschillen in scores voor een student-pianist zijn soms hallucinant. Ik maakte bijvoorbeeld mee dat een student voor haar examen in het vierde jaar conservatorium van het ene jurylid 8/20 kreeg, en van een ander 16/20. Dit is echt zo gebeurd, in het hoger onderwijs van vandaag Zo zie je maar.

Intussen heb ik een kwarteeuw vocaal ensemble voor oude muziek (Psallentes) achter de kiezen. Ik ben trots op wat ik daarmee bereikt heb, altijd en helemaal buiten de competitieve context. Hier en daar concerteren we op festivals waar je voelt dat leden van het publiek rangordes van concerten aan het maken zijn, of

ensembles in lijstjes zetten. Dat is de wedstrijdreflex. Jammer, en een beetje dom, maar niet zo problematisch

Verbijstering voel ik bij elk bericht dat ik zie in de media of op sociale media over muziekwedstrijden. Ik druk me voorzichtig uit als ik zeg dat ik commentaren over de prestaties van kandidaten doorgaans van een onthutsende leegte vind. Of beter: het is zinloos gekwetter. ‘Deze veenbes heeft een wat diepere kleur dan deze.’ ‘Deze banaan laat zich makkelijker pellen.’ ‘Gooi de banaan en de veenbes samen en je hebt het perfecte fruit.’ ‘Hier lust ik wel een smoothie van.’

Verbijstering voel ik ook over het gemak waarmee iedereen het doodnormaal lijkt te vinden dat we zelfs het jongste kind op een wedstrijdpodium willen zien schitteren. Staat dan niemand erbij stil dat zo’n context een vernietigende impact kan hebben op het welzijn van een kind? Ook in deze context kan ik schrijnende verhalen vertellen, die ik uit eerste hand ken. Ook voor kinderen moet muziek maken over schoonheid en plezier gaan, genot en verheffing. Een kind moet spelen. Punt.

Onlangs kreeg ik een enquête toegestuurd over de Koningin

Elisabethwedstrijd. Het was verbijsterend vast te stellen dat geen enkel fundamenteel aspect van zo’n wedstrijd in vraag werd gesteld. Toen dacht ik: ‘Misschien toch dat lang-geplande pamflet maar eens schrijven.’ Niet uit afgunst of wrok, en dus niet uit frustratie, maar uit liefde voor de muziek.

Hendrik Vanden Abeele, mei 2025

Met dank aan Hilde Vertommen

Muziekwedstrijden in de klassieke muziek – zoals in België de Koningin Elisabethwedstrijd – ogen op het eerste gezicht nobel en zinvol.

Ze bieden een podium voor jong talent, ze vieren virtuositeit, ze brengen schitterende muziek tot bij een breed publiek. En dat publiek smult ervan. Maar achter die glanzende façade schuilt een systeem dat wringt en dat schade berokkent.

Dit pamflet stelt de fundamenten van het fenomeen muziekwedstrijden ter discussie. Niet uit minachting voor jong talent, integendeel: uit zorg voor de kunst en voor hoe we die beleven. Niet om zomaar iets af te breken, maar om ruimte te maken voor iets anders.

Iets wat dichter ligt bij de essentie van muziek.

Hendrik Vanden Abeele (Brugge, 1966) werd ooit tot pianist opgeleid, maar is tegenwoordig vooral actief als artistiek leider van het ensemble Psallentes. Zijn ervaring binnen de wereld van de oude muziek doet hem nadenken over de nefaste gevolgen van muziekwedstrijden voor iedereen die ermee te maken krijgt. Hij vindt dat ze moeten verdwijnen. Met Onvergelijkbaar levert hij een bijdrage aan een debat dat nauwelijks gevoerd wordt, maar dringend nodig is.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
ONVERGELIJKBAAR 2025 by psallentes-hendrikvandenabeele - Issuu