Atlas van de Vecht

Page 35

De afzettingen in het Dinkeldal en het Nederlandse deel van de Vecht brachten in de vorige eeuw een internationaal gezaghebbende onderzoeksgroep op de been. Betrokken instanties waren de Rijks Geologische Dienst, het Hugo de Vries Laboratorium (Universiteit van Amsterdam), de Faculteit Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit en het natuurhistorisch museum Natura Docet in Denekamp. Op de foto van omstreeks 1970 zijn onder andere de onderzoekers Thomas van der Hammen en Lex Wijmstra te zien. Ze vertellen aan geologiestudenten over de bijzondere informatie die de stootoever in zich herbergt.

De stootoever van de Dinkel bij het Lutterzand die 28.000 tot 62.000 jaar oude afzettingen blootlegt.

Impressie van het landschap in de warmere perioden van het Midden-Pleniglaciaal met meertjes, natte toendra en rivierlopen. De ondergrond van dit natte landschap is vaak permanent bevroren. De foto is genomen in Alberta, Noord Canada.

De onderzoekers in het Dinkeldal kwamen in het bodemprofiel regelmatig zogenaamde zand- of vorstwiggen tegen. Ze zijn ontstaan door het beurtelings bevriezen en dooien van de bovengrond. Bij het bevriezen ontstonden krimpscheuren die elk voorjaar werden opgevuld met bodemmateriaal. De vorstwiggen ontstaan in gebieden met een wintertemperatuur van -15°C of lager, en een gemiddelde jaartemperatuur tussen -4.5 en -6°C. Zo’n klimaat komt nu voor in het noorden van Alaska.29

Cultuurhistorische Atlas van de Vecht

34

hun eigen dalvlakte in. Zo’n insnijdingsfase duurde echter niet lang. Doordat de toendravegetatie verdween, nam het water stroomopwaarts meer grind, zand en klei van de hellingen mee. Dit kwam allemaal in de rivier terecht, waar het in de vorm van zandbanken en grindeilandjes werd achtergelaten. Er ontstond een riviervlakte met vele ondiepe geultjes die we kunnen aanduiden als ‘vlechtende rivieren’ die de dalvlakte voor een groot gedeelte opvulden. De koude fasen van het Midden-Pleniglaciaal duurden enkele duizenden jaren waarna langzaam het klimaat weer wat aangenamer werd. Langzamerhand ontstond dan weer het landschap van de interstadialen. De rivierafvoer stabiliseerde, de erosie en daarmee de hoeveelheid sediment in de rivier nam af en de rivieren concentreerden hun afvoer in één of meerdere hoofdgeulen. Het natte landschap van de interstadialen ontstond weer. Door de afwisseling van koude en minder koude perioden kon zo’n proces van insnijding en opvulling zich vele malen herhalen.

Oost-Nederland één grote riviervlakte De waterstromen van de vlechtende rivieren concentreerden zich in de soms meer dan tien kilometer brede oerstroomdalen, zoals die van de Vecht. Maar ook het landschap buiten deze dalen kunnen we beschouwen als riviervlakte. Doordat water niet in de bevroren ondergrond kon wegzakken,

stroomde in perioden met dooi bijna overal water over het oppervlak af. Het landschap bestond vrijwel geheel uit geulen, zand- en grindbanken. In gebieden die later niet door andere sedimenten zijn bedekt, zijn deze oude rivierlandschappen – en dan vooral de geulpatronen – nog vaag in het reliëf herkenbaar. Om die reden bestempelen geologen een groot deel van Oost-Nederland en het aangrenzende Münsterland wel als (oude) riviervlakte, die ze ook wel aanduiden als ‘laagterras’.30

De geboorte van Vecht- en Reestdal Naarmate het Midden-Pleniglaciaal, met zijn afwisseling van stadialen en interstadialen, voortschreed, werd het gemiddeld genomen steeds kouder en droger. Wereldwijd groeiden ijskappen aan. In het oosten naderde een landijskap tot bij de Elbe. In het westen trok de Noordzee zich weer ver terug. De stadialen gingen langer duren totdat, ongeveer 28.000 jaar geleden, warmere perioden uitbleven. Een langdurige koude tijd brak aan.31 Het was het begin van het zogenaamde ‘Laat-Pleniglaciaal’ (28.000-15.400 jaar geleden). Deze klimaatomslag is in de afzettingen van vrijwel alle grote en kleine rivieren in Europa te volgen. Net als bij gewone stadialen kregen de rivieren in eerste instantie een vlechtend patroon, met veel afzetting van zand en grind.32 Maar naarmate het droger werd, werd de waterstroom vanuit Duitsland zo klein dat de geulen en zandbanken van het Vecht-oerstroomdal


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.