Atlas van de Vecht

Page 262

10.6

Het landschap van de heide- en stuifzandontginningen

Omstreeks 1900 vormden de heidevelden en de stuifzanden de laatste woeste gronden in en rond het Vechtdal. De groenlanden waren grotendeels ontgonnen en vormden goede weide- en hooilanden. Maagdelijke venen waren er niet meer. Ze waren ontwaterd en het proces van turfwinning en oplevering als veenkolonie was in volle gang. De uitgestrekte heidevelden en stuifzanden lagen echter nog grotendeels woest. Ze waren te arm en te zuur om te kunnen ontginnen. De ontginning van de heide bracht uiteindelijk de grootste landschappelijke verandering die zich het Vechtdal in de afgelopen eeuwen heeft voorgedaan. Op voorheen verlaten gebieden verschenen boerderijen, akkers en wegen. Maar belangrijker nog: er werden vele duizenden hectaren met bos aangeplant. Dezelfde bossen die later vele toeristen en recreanten naar het Vechtdal zouden lokken. Arm en waardevol tegelijk De boeren van de Vechtse buurschappen zullen het met de veel gebruikte aanduiding ‘woeste grond’ voor hun heide niet zonder meer eens zijn geweest. De grond was uiterst arm en ongeschikt om akkers aan te leggen. Maar al eeuwen lang, waarschijnlijk al in de prehistorie, waren deze gronden als veeweidegebied in gebruik. En de mest van dat vee werd, samen met de plaggen die op diezelfde heide waren gestoken, verwerkt tot plaggenmest, en was daarmee essenti-

eel voor de bemesting van de akkers. De heide was dus enerzijds te arm en anderzijds te waardevol om te kunnen ontginnen. Net als de venen waren ook de heidevelden en zandverstuivingen al sinds de Middeleeuwen onderdeel van de markegronden. De gronden waren daarmee gezamenlijk bezit van de boeren (of hun verpachters) langs de Vecht. In de loop van de negentiende eeuw werden de marken verdeeld onder de rechthebbenden (zie thema

Hardenberg

Dalfsen

Ommen

Zwolle

7.1). Het idee was dat de afzonderlijke eigenaren hun grond aan investeerders zouden verkopen of zelf tot ontginning over zouden gaan. Maar anders dan gehoopt, bleven de heidevelden rond het Vechtdal woest liggen. Nieuwe kopers dienden zich onvoldoende aan en ook de overheid was terughoudend met investeringen. Bemesting bleef een struikelblok en de boeren bleven, ook nu ze

10 De historische landschappen van het Vechtdal

particulier eigenaar waren geworden, schapen op de heide drijven. Verschillende ontwikkelingen omstreeks 1900 brachten verandering. De nieuwe steenkoolmijnen in Limburg zorgden voor een stijgende vraag naar naaldhout. Dennenhout was, mede dankzij het waarschuwende gekraak bij instortingsgevaar, bij uitstek geschikt om mijnschachten te stutten. Het werd plotseling lucratief om

261

jonge heideontginningen bosaanplant op voormalige heide natte en droge heideontginningen grens gekarteerd gebied


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.