2 minute read

Gedragsdeskundige

14

Fotografi e Annabel Jeuring

In deze column vertellen deskundigen over de ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking

Begeleider als bruggenbouwer

Is de inclusieve samenleving realistisch of utopisch? Een discussie die onderhand zo’n drie decennia lang actueel is in onze sector.

De vorige eeuw is vanuit een sociale ideologie de verzorgingsstaat ingericht. Er kwamen grootschalige voorzieningen voor kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen met een psychische, lichamelijke of verstandelijke beperking. Voornamelijk voorzieningen afgezonderd van het maatschappelijke leven.

Later veranderde de opvatting over zorg voor deze kwetsbare groepen. Ook zij hebben recht op een zichtbare plek in de maatschappij en om volwaardig deel te nemen aan het dagelijkse leven. Rond de eeuwwisseling werd een heel aantal geïnstitutionaliseerde terreinen vrij radicaal opgeheven. Bewoners kregen huisvesting in een normale wijk.

Daar kwam direct kritiek op. Onderzoeken wezen uit dat mensen met een verstandelijke beperking die waren verhuisd naar een woonwijk vereenzamen, juist in de wijk. Dat ze er niet op uit kunnen, weinig sociale contacten hebben en dat de mensen in de buurt hun komst eerder lastig vinden dan verrijkend.

Al gauw werd gezegd: inclusie is een mislukt probeersel. Mensen met een verstandelijke beperking hebben er niets aan om te wonen in de wijk en de maatschappij zit ook niet op te wachten op hen. Conclusie: hup, terug de bossen in!

De vraag is of die conclusie niet te snel getrokken is. Toen rond de eeuwwisseling mensen met een beperking van de instellingsterreinen verhuisden naar de wijk, was dat in een tijd dat mensen met en zonder een verstandelijke beperking al bijna een eeuw waren ‘ontwend’ aan elkaar. Ook begeleiders die werkten op een terrein waren niet gewend om ineens de maatschappij in hun werk te betrekken. Om dan van hen en van de mensen in de samenleving te verwachten dat participatie vanzelf gaat en dat iedereen elkaar met open armen staat op te wachten is misschien, in retrospectief, iets te idealistisch.

Ikzelf werk bij Estinea op een plek voor mensen met een intensieve zorg- en begeleidingsvraag. Vroeger was dit ook een vrij geïsoleerde plek met weinig uitwisseling met de mensen van de aangrenzende woonwijk. Inmiddels is er steeds vaker, vanzelfsprekender en diepgaander contact tussen mensen met en zonder beperking. Die ontmoetingen gaan, na al die jaren van apart zijn van elkaar, weliswaar niet vanzelf. En dit geldt wellicht meer voor de plekken die eerder een soort terrein waren. Dat dit tijd kost is, vanuit een historisch perspectief bekeken, niet meer dan logisch.

Nu worden er sport- en spelmiddagen georganiseerd met de basisschool in de beleeftuin van de bewoners en zijn kinderen en bewoners gewoon samen aan het genieten van een fi jne middag. Ik zie hoe trots Maarten is om de makelaar te helpen ‘Te Koop’ borden in en uit tuinen te plaatsen; hoe gezellig Maaike het vindt om brieven rond te brengen in de buurt, meteen wat praatjes makend met de buurvrouw die dat minstens zo gezellig vindt als Maaike. Dit alles was een aantal jaar geleden nog niet zo normaal als nu.

Er zijn schoorvoetend steeds meer verbindingen, we ondergaan het ongemak daarin en begeleiders zijn zich ook meer

Maarten kan zijn werk voor de makelaar doen dankzij begeleider Nico die de contacten legt

This article is from: